Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de regels met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens in persoonsdossiers (Wet justitiële gegevens) (24797).

(Zie wetgevingsoverleg van 25 maart 2002.)

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Kuijper (PvdA):

Voorzitter. Ik maak van deze gelegenheid gebruik om mijn amendement op stuk nr. 17 naar aanleiding van de discussie in te trekken en dien een motie in.

De voorzitter:

Het amendement-Kuijper (stuk nr. 17) is ingetrokken.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat met name kinderen en wilsonbekwamen zoals verstandelijk gehandicapten, beschermd moeten worden tegen zedendelicten;

constaterende dat een verklaring omtrent gedrag een bijdrage kan leveren aan deze bescherming;

overwegende dat werkgevers van organisaties die met kinderen en wilsonbekwamen werken, veelal niet op de hoogte zijn van gepleegde zedendelicten van potentiële werknemers;

van mening dat de bescherming van kinderen en wilsonbekwamen een belangrijke grondslag is geweest voor het formuleren van de Wet justitiële gegevens;

verzoekt de regering:

  • - de Kamer te informeren welke organisaties die met kinderen en wilsonbekwamen werken, nu reeds wettelijk verplicht zijn, een verklaring omtrent gedrag te eisen voor potentiële werknemers, en welke organisaties deze wettelijke verplichting niet hebben;

  • - de Kamer te informeren op welke wijze organisaties die met kinderen en wilsonbekwamen werken, en die niet wettelijk verplicht zijn, een verklaring omtrent gedrag te eisen voor potentiële werknemers, verplicht kunnen worden, deze verklaring omtrent gedrag te eisen;

  • - de Kamer deze informatie te leveren voor de stemming over de Wet justitiële gegevens,

en gaat over tot de Kuijperorde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuijper en Jonker. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 25(24797).

Minister Korthals:

Voorzitter. Ik zeg de Kamer dank voor de snelle afhandeling van dit wetsvoorstel. Ik ben in het algemeen overleg al ingegaan op de amendementen. Ik ben blij dat de heer Kuijper zijn amendement intrekt. Ik noem nog even kort mijn bezwaren tegen het amendement van mevrouw Jonker, waarin wordt voorgesteld voor zedendelicten een langere bewaartermijn vast te stellen. Het systeem van bewaartermijnen dat uitgaat van de ernst van het delict is objectief en tijdsneutraal. Een keuze voor type delict is zeer maatschappelijk bepaald en niet objectief. Met de keuze voor de ernst van het delict wordt elk ernstig delict op dezelfde wijze gewogen. Normaal is de bewaartermijn twintig jaar. Bij oplegging van gevangenisstraf komt er voor verkrachting en aanranding nog eens minimaal tien jaar bij. Recidive wordt bij een bewaartermijn van twintig jaar goed onderkend. Een langere bewaartermijn zal aan het beeld van de geregistreerde niets wijzigingen. Het huidige systeem biedt een goed evenwicht tussen preventie en resocialisatie. Het is echt niet nodig om een aparte bewaartermijn vast te stellen voor zedendelicten.

De heer Rouvoet heeft bij amendement voorgesteld om een adviesplicht in te voeren voor burgemeesters. Dat grijpt naar mijn mening te veel in in de discretionaire bevoegdheid van de burgemeesters. Als zij aanleiding zien om te adviseren, kunnen en zullen zij dat doen. Ik heb dan ook geen behoefte aan dit amendement.

Dan kom ik op de motie van de heer Kuijper, medeondertekend door mevrouw Jonker. Ik ben het op zichzelf met hem eens dat het goed zou zijn om meer te weten over welke organisaties een verklaring omtrent gedrag moeten vragen bij het aannemen van mensen die werken met kinderen. Daar wil ik ook aan werken, als er een wettelijke verplichting is.

Moeilijker wordt het om vast te stellen welke organisaties die wettelijke verplichting niet hebben. Dan moeten wij eerst precies weten welke organisaties er zijn. Ik kan mij voorstellen dat wij hieraan gaan werken. De heer Kuijper vraagt om dit te doen voordat de wet in stemming komt, maar ik hoop dat dit volgende week dinsdag gebeurt. Ik denk met zekerheid te kunnen zeggen dat dit onuitvoerbaar is.

Wij geven in ieder geval een beeld welke organisaties, stichtingen of besturen wettelijk verplicht zijn om een verklaring omtrent gedrag te vragen. Verder gaan wij onderzoeken welke organisaties dat niet verplicht zijn. Daar wil ik mijn medewerking aan toezeggen, maar het is niet mogelijk om dat voor aanstaande dinsdag te doen.

De heer Kuijper (PvdA):

Dat verrast mij, eerlijk gezegd. Vorige week tijdens het wetgevingsoverleg zei de minister nogal stellig dat het merendeel van de organisaties die met kinderen en wilsonbekwamen werken, al vrijwillig een verklaring omtrent gedrag vragen. Hij zei erbij dat in de sectorwetgeving onderwijs al een verplichting is geregeld. Omdat hij dat met een dergelijke stelligheid zei, ging ik ervan uit dat hij kennis heeft van de organisaties die deze vragen. Als hij zegt dat het merendeel dat vraagt, moet het toch niet zo moeilijk zijn om te zeggen welke organisaties dat zijn? Het moet ook niet zo moeilijk zijn om te zeggen welke organisaties die verplichting in de sectorwetgeving hebben. Ik wil zicht hebben op de organisaties die een wettelijke verplichting hebben. Vervolgens is de vraag of dat via sectorwetgeving of via de Wet justitiële gegevens geregeld moet worden. Als het niet kan in de sectorwetgeving, moeten wij kijken of het mogelijk is om in deze wet organisaties die met kinderen werken, die verplichting te geven. Daarom heb ik gevraagd om die informatie voor de stemming te hebben.

Minister Korthals:

Ik heb gezegd dat het merendeel van de organisaties die zich bezighouden met kinderen, werken met een verklaring omtrent gedrag. Dat is gebaseerd op informatie die ik daarover heb gekregen. Daarmee heb ik nog geen beeld van alle organisaties die met kinderen te maken hebben. Als er wordt gevraagd om dat helemaal uit te zoeken, moet ik zeggen dat wij geen enkel inzicht hebben in de particuliere clubs en organisaties die daarmee bezig zijn. Als er wordt gevraagd om dat op een termijn van twee of drie dagen uit te zoeken, voor de stemming van aanstaande dinsdag, moet ik zeggen dat dit mij niet mogelijk lijkt. Wij zullen ons best doen om de Kamer voor aanstaande dinsdag het antwoord te doen toekomen op het deel van de motie waarin wordt gevraagd welke wettelijke verplichtingen er zijn.

De heer Kuijper (PvdA):

Ik wil natuurlijk niet het onmogelijke vragen, maar het is uitermate belangrijk dat wij weten op welke manier geregeld kan worden dat organisaties die met kinderen werken, verplicht worden gesteld om een verklaring omtrent gedrag te krijgen.

Minister Korthals:

Ik zeg toe dat wij hier binnen een redelijke termijn mee komen. Verder zeg ik toe dat wij voor aanstaande dinsdag komen met een wettelijke verplichting voor organisaties met betrekking tot de verklaring omtrent gedrag.

De heer Kuijper (PvdA):

Wat is die redelijke termijn?

Minister Korthals:

Dit is een veld dat ik niet kan overzien, dus ik kan moeilijk zeggen wat een redelijke termijn is. Ik probeer het zo snel mogelijk te laten plaatsvinden.

De heer Kuijper (PvdA):

Voor de verkiezingen?

Minister Korthals:

Mijn ambtenaren knikken bevestigend. Zij kunnen dat beter overzien dan ik.

De voorzitter:

Voordat ik de beraadslaging sluit, merk ik op dat ik me zou kunnen voorstellen dat de heer Kuijper zijn motie na deze gedachtewisseling intrekt. Er is nu immers sprake van een beetje vreemde procedure. Er kan pas dinsdag over de motie gestemd worden en pas na die stemming staat vast of de gegevens door de minister voor aanstaande dinsdag geleverd moeten worden. Het is dus allemaal een beetje omslachtig. Ik vind de motie echt overbodig en geef de heer Kuijper derhalve in overweging om deze in te trekken.

De heer Kuijper (PvdA):

Ik vind de motie niet overbodig.

De voorzitter:

Mijn gedachten komen niet in de Handelingen. Ik zeg: dit is uw goed recht.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

Naar boven