Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2001 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) (27782).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Rietkerk (CDA):

Voorzitter. De omvang van de criminaliteit in Nederland blijft de CDA-fractie zorgen baren. Het niveau van de criminaliteit ligt veel te hoog, de ophelderingspercentages liggen veel te laag en ook de pakkans is te laag. Extra investeringen, bovenop de extra investeringen die het kabinet voorstelt, in de bestrijding en voorkoming van de criminaliteit zijn noodzakelijk, ook in 2001. Deze extra investeringen hebben te maken met kwaliteit en kwantiteit. De CDA-fractie vult die extra investeringen als volgt in: wat de kwaliteit betreft 2,5 mln gulden extra in 2001 om de wachtlijsten bij het rechercheonderwijs weg te werken; wat de kwantiteit betreft 25 extra plaatsen in 2001 bij de Glenn Millsschool om de wachtlijsten bij de jeugdjustitiële inrichtingen sterk te verminderen en 2,5 mln gulden voor de gezinsvoogdij. Deze extra investeringen leveren betere prestaties op bij de bestrijding en voorkoming van de jeugdcriminaliteit. De CDA-fractie heeft bij de eerdere behandeling van de AMA-nota duidelijk gemaakt dat er meer werk moet worden gemaakt van het terugkeerbeleid. Dat leidt naar ons idee tot een kleine vermindering van de uitgavenpost. Die is nu ruim 490 mln gulden. Wij willen de extra investeringen in dit jaar ten laste brengen van deze post, die dan uitkomt op zo'n 484 mln gulden.

Het eerste onderwerp is de kwaliteit: het rechercheonderwijs. Eind vorig jaar is de motie-Rietkerk inzake de kwaliteit en de capaciteit van het rechercheonderwijs aangenomen, dit naar aanleiding van de te grote wachtlijsten van zo'n 50% bij het rechercheonderwijs. De minister ziet gelukkig het belang van het rechercheonderwijs en heeft via een eenmalige investering de wachtlijsten met de helft teruggebracht. Dit betekent dat er op dit moment nog een wachtlijst is van zo'n 25%. De CDA-fractie vindt dat niet acceptabel, zeker niet van de minister die in zijn nota Criminaliteitbeheersing zelf aangeeft dat de kwaliteit en prestaties bij de politie moeten worden verbeterd. Ook het ophelderingspercentage en de pakkans moeten volgens hem worden verbeterd. De CDA-fractie is het met de minister eens, maar accepteert niet dat deze uitgangspunten uit de nota niet in 2001 al een extra investering kunnen krijgen bovenop het huidige kabinetsvoorstel of -beleid. De CDA-fractie wil nu boter bij de vis en stelt voor 2,5 mln gulden extra beschikbaar te stellen om de wachtlijsten bij het rechercheonderwijs verder weg te werken. Ik heb begrepen dat het Landelijk selectiecentrum dit in personele zin prima aankan.

Dan kom ik bij de kwantiteit: de jeugdbehandelplaatsen en de gezinsvoogdij. De afgelopen weken werd opnieuw de noodzaak duidelijk van een snelle en duidelijke bestrijding van de jeugdcriminaliteit in de steden. Gemeenten, hulpverleningsinstellingen, politie en justitie slaakten opnieuw een noodkreet. Ik noem de feiten. De behoefte aan plaatsen in jeugdinrichtingen neemt al vanaf 1998 toe. De cijfers van 1998 overtreffen die van 1999, de cijfers van 2000 overtreffen die van 1999 en er is een fors groeiend tekort. De CDA-fractie vindt dat buitengewoon ernstig. De afgelopen jaren zijn er onvoldoende maatregelen genomen om dat tekort terug te brengen. De minister geeft ieder jaar aan dat hij de prognoses van volgend jaar nodig heeft voor structurele maatregelen. Ook nu wil hij niet structureel investeren; hij kondigt steeds noodmaatregelen aan. Hij heeft dat overigens duidelijk aangegeven in de brief die wij recentelijk hebben ontvangen. De CDA-fractie vindt die incidentele maatregelen echter dweilen met de kraan open.

De capaciteit van jeugdinrichtingen blijft ieder jaar ernstig tekortschieten. In de preventieve jeugdzorg zijn er grote knelpunten bij de gezinscoaching, bij de gezinsvoogdij en de Raad voor de kinderbescherming. Ook is er onvoldoende begeleiding en toezicht bij de programma's. Lange wachttijden en een lange afhandelingsduur zijn het gevolg. De CDA-fractie vindt deze situatie onaanvaardbaar. Deze schrijnende situatie staat overigens haaks op de uitspraak van de minister op 27 september vorig jaar, toen hij heel duidelijk zei dat hij over voldoende middelen zou beschikken om de tekorten in de jeugdinrichtingen terug te dringen. De minister beloofde ons dat dit tekort begin 2002 weg is. Kortom, begin 2002 zijn er geen wachtlijsten meer in de jeugdinrichtingen. Een krachtdadige aanpak in de jeugdcriminaliteit en het voorkomen van recidive vragen om tijdig beleid en daadkracht. Beter vroeg dan te laat. Een slagvaardige aanpak van de jeugdcriminaliteit vereist dat er voldoende plaatsen zijn in justitiële jeugdinrichtingen, de jeugdbehandelplaatsen, en voldoende capaciteit bij de gezinsvoogdij. De jeugd en de samenleving zijn gebaat bij een snelle reactie op de onwenselijke situatie.

De staatssecretaris heeft recent in een brief onder druk van de Kamer op een snellere afhandeling van de jeugdstrafzaken gewezen. Dit vraagt naar ons idee ook eerder om jeugdbehandelplaatsen. Als je het sneller doet, heb je eerder jeugdbehandelplaatsen nodig. Dit is overigens nog niet verwerkt in de cijfers die de minister in zijn laatste brief heeft gepresenteerd.

De CDA-fractie pleit voor een actievere opstelling: niet de vlucht naar voren. Nu moeten de wachtlijsten in de jeugdinrichtingen zoveel mogelijk worden weggewerkt. Ik houd de minister aan zijn toezegging, dat begin 2002 de wachtlijsten weg zijn. De CDA-fractie pleit voor een steviger beleid dat bijdraagt aan een betere preventie en repressie voor de bestrijding van jeugdcriminaliteit. Met de burgemeester van onder andere Utrecht en al die andere burgemeesters en ook andere betrokkenen bij de bestrijding van jeugdcriminaliteit, zowel preventief als repressief, pleit de CDA-fractie voor meer straf op maat, bijvoorbeeld via de Glenn Millsschool, en voor extra ondersteuning van de gezinsvoogdij. Daarom heb ik inmiddels drie amendementen ingediend.

De heer Dittrich (D66):

Ik heb een vraag over de dekking van de amendementen. Als ik het goed zie, haalt u steeds 2,5 mln gulden weg bij de alleenstaande minderjarige asielzoekers, dus 7,5 mln in het totaal.

De heer Rietkerk (CDA):

Dat klopt.

De heer Dittrich (D66):

Is het de CDA-fractie bekend dat de voogden van alleenstaande minderjarige asielzoekers, die soms groepsgewijs in huizen wonen, erover klagen dat zij te weinig geld hebben voor adequaat toezicht op en contact met die alleenstaande minderjarige asielzoekers? Het gevolg daarvan is dat sommigen in de criminaliteit terechtkomen. Als u daar nog meer geld weghaalt, vreest u dan niet voor de ongewenste effecten daarvan?

De heer Rietkerk (CDA):

Daar is de CDA-fractie niet bang voor. Wij zijn van mening dat een paar honderd AMA's op de totale groep van 12.000 à 13.000 via een goed en duidelijker terugkeerbeleid kan worden teruggestuurd. Dan kun je met 7,5 mln gulden minder dezelfde kwaliteit leveren.

De heer Dittrich (D66):

Maar via deze amendementen regelt u niet dat er in Nederland een paar honderd alleenstaande minderjarige asielzoekers minder in de opvang zullen zijn. U schetst een in uw ogen wenselijke situatie, maar dat is geen realiteit. U zult toch nog moeten verklaren hoe u die 7,5 mln op jaarbasis kunt vinden. Het gaat om een groep waar sprake is van enorm veel knelpunten, waar wij ook met fractiegenoten van u herhaaldelijk over spreken.

De heer Rietkerk (CDA):

De CDA-fractie heeft nadrukkelijk aangegeven dat het bij een duidelijk te hanteren terugkeerbeleid voor de AMA's mogelijk moet zijn om een aantal honderden AMA's minder te hebben, ook gelet op de inspanningen die staatssecretaris Kalsbeek heeft toegezegd. Het op papier geformuleerde beleid moet dan ook in de praktijk worden uitgevoerd. Dan is prima 7,5 mln af te boeken op de post voor AMA's van bijna 500 mln gulden.

De heer Dittrich (D66):

Ik wil niet het asieldebat hier overdoen, maar het is een utopie om te denken dat je honderden alleenstaande minderjarige asielzoekers kunt laten terugkeren naar hun landen van herkomst.

De heer Rietkerk (CDA):

Daarover verschillen wij van mening.

Ter afronding merk ik op dat ik drie amendementen heb ingediend en dat ik die tijdens mijn betoog heb toegelicht. Ik zal overigens nog even nadenken over de vragen van de heer Dittrich. De heer Dijkstal van de VVD heeft volgens mij gezegd dat er wel een miljard voor het asielbeleid en de AMA's bezuinigd kan worden. Daarbij vergeleken, is de 7,5 mln gulden die wij aan dit beleid willen onttrekken, zeer bescheiden. Ik denk dan ook dat wij heel realistisch bezig zijn.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik voer het woord in plaats van mevrouw Halsema. Ik zal het kort houden, want hier staat een heel sobere justitiële woordvoerder met een sober verhaal over sobere regimes.

Mevrouw Halsema heeft naar aanleiding van een brief van de minister van Justitie van 5 juni haar amendement op stuk nr. 7 ingediend. Die brief was weer een reactie op een vraag van mevrouw Halsema bij de begrotingsbehandeling 2000. De minister heeft in zijn brief aangegeven dat er volgens hem goede argumenten zijn om tot afschaffing van het zogeheten sobere regime te komen, waaronder de Wallagecellen, maar dat hij in het kader van de voorbereiding van de begroting 2002 onvoldoende geld heeft gevonden om hier daadwerkelijk toe over te gaan. Met het amendement denken wij de budgettaire nood van de minister te kunnen lenigen. Ik hoop dan ook op een positieve reactie van zijn kant. De 3 mln gulden die voor 2001 nodig zou zijn, kan gevonden worden in het vermogen van de dienst Justitiële inrichtingen. De dienst Justitiële inrichtingen en het Agentschap hebben normvermogens die niet boven de vermogensnorm van 5% mogen uitgaan. Uit het financieel jaarverslag 2000 valt evenwel op te maken dat dit bij de dienst Justitiële inrichtingen in 2001 wel het geval is. Door dat vermogen te verlagen, is het mogelijk om voor dit jaar 3 mln gulden te vinden. Een en ander impliceert uiteraard dat de minister gehouden is om de 6 mln gulden die structureel nodig is, te verwerken in de begroting voor volgend jaar.

Mocht de door ons aangegeven dekking niet op de goedkeuring van de minister of de andere leden kunnen rekenen, dan horen wij dat graag. Wij hebben namelijk nog twee alternatieven achter de hand. Wij hebben die niet in het amendement opgenomen, maar ik wil die toch graag noemen. Het eerste alternatief betreft de post diversen van 27 mln gulden. Die post is opgehoogd, maar het opgehoogde deel is meteen weer benut. Daar zit volgens ons dus enige ruimte in. Het tweede alternatief betreft de post prijsbijstellingen van 162 mln gulden. Ik begrijp dat de minister die graag reserveert voor de traditionele werkwijze bij de najaarsnota. Daar valt echter ook wel iets uit te halen. Mocht de voorkeur uitgaan naar een van deze alternatieven, dan kunnen wij het amendement nog aanpassen opdat de sobere regimes tot het verleden gaan behoren.

De heer Dittrich (D66):

Mijnheer de voorzitter. De laatste jaren is de tendens te zien dat steeds meer ouderparen kinderen adopteren. De cijfers zijn zo'n beetje verdubbeld in vergelijking met een aantal jaren geleden. Het personeel dat op het ministerie van Justitie op het bureau Centrale autoriteit de dossiers afhandelt, is echter in aantal gelijk gebleven. Als ik goed geïnformeerd ben, zijn dat twee ambtenaren. Het gevolg hiervan is dat de wachttijden voor ouders die kinderen willen adopteren, steeds langer worden. Dat klemt temeer, omdat er ook een leeftijdsgrens aanwezig is. Er zijn de vaste commissie voor Justitie al gevallen bekend van ouders die door de wachttijd bij Justitie te oud zijn geworden en dus eigenlijk geen kinderen meer mogen adopteren. Daarom heb ik een heel bescheiden voorstel tot wijziging van de begroting ingediend. Dit behelst dat er een bedrag van ƒ 500.000 per jaar toegevoegd wordt aan de post personeel en materieel voor de Centrale autoriteit. De dekking hiervoor heb ik gevonden in de post diversen. Ik denk dat de Centrale autoriteit met een half miljoen op jaarbasis zodanig kan worden uitgebreid met extra personeel dat dit soort knelpunten kan worden voorkomen.

Minister Korthals:

Voorzitter. Er worden steeds meer amendementen in het kader van de slotwetten dan wel de voorjaarsnota ingediend, terwijl het voor een algehele afweging charmanter zou zijn wanneer dat bij de begroting voor het jaar 2002 gebeurde. Los van deze algemene opmerking behoor ik uiteraard in te gaan op de amendementen die mij zijn voorgelegd.

De heer Rietkerk heeft drie amendementen ingediend. Zijn amendement op stuk nr. 4 betreft een verhoging van de bijdrage voor het LSOP voor het rechercheonderwijs. Zoals in de brief aan uw Kamer van 22 mei jl. staat verwoord, is op basis van een door het LSOP opgesteld actieplan eenmalig een bedrag van 4.216.000 mln gulden additioneel beschikbaar gesteld voor verkorting van de wachtlijsten voor het rechercheonderwijs met inachtneming van de beperkingen die voortvloeien uit de beschikbaarheid van personeel en infrastructuur. De heer Rietkerk wees daar ook op, maar ik hoorde in zijn woorden dat hij deze laatste toevoeging betwist. Zij geeft echter aan dat het actieplan om de wachtlijst op korte termijn in te korten het maximaal haalbare is om in het huidige begrotingsjaar uit te voeren. En daar gaat het om, want het is immers een eenmalig bedrag dat de heer Rietkerk vraagt. Op grond hiervan acht ik het amendement niet reëel en ontraad ik het.

Wij kunnen in een welles-nietesdiscussie vervallen, maar volgens mijn informatie is dit het maximaal haalbare. Om die reden is er geen aanleiding daarvoor extra gelden uit te trekken. Over de dekking kom ik zo te spreken.

De heer Rietkerk (CDA):

Als door voortschrijdend inzicht blijkt dat de capaciteit wel aanwezig is bij het LSOP, hoe oordeelt de minister dan over dit amendement?

Minister Korthals:

Dan zou ik het positiever beoordelen. De vraag blijft of je het geld meteen aan dit doel moet besteden. Ik houd ook dan nog het bezwaar tegen de dekking die u hebt aangegeven. De heer Dittrich is daarop al een beetje ingegaan. Hij hanteerde steekhoudende argumenten, waarover u nog wilde nadenken. Ik zal er straks nog een enkele opmerking over maken.

Zijn amendement op stuk nr. 5 betreft de gezinsvoogdij. Met Vedivo is gesproken over de besteding van de dit jaar reeds extra toegekende 30 mln gulden. Geconcludeerd is dat het niet zal lukken, het hele bedrag al in 2001 te besteden aan extra gezinsvoogden. Circa 10 mln gulden is reëel. De rest wordt besteed aan incidentele uitgaven. Het werven van een groot aantal nieuwe gezinsvoogden kost nu eenmaal tijd. Er is dus geen behoefte aan het extra geld van dit amendement.

Het amendement op stuk nr. 3 betreft gelden voor de Glenn Millsschool. Zoals ik al in mijn brief van 7 mei jl. over de capaciteitsproblematiek heb aangegeven, is een van de aanvullende maatregelen die ik tref om de justitiële jeugdinrichtingscapaciteit te vergroten het inkopen dan wel inhuren van plaatsen bij niet-justitiële jeugdinrichtingen. Hieronder valt ook de Glenn Millsschool.

Zoals is aangegeven, is het onderzoek naar de inkoop van plaatsen binnen de Glenn Millsschool in volle gang. Het plan van aanpak is inmiddels ontvangen. Op korte termijn vindt een gesprek plaats met de directeur van die school. Bij de begrotingsbehandeling voor 2002 zijn gelden gereserveerd voor de inkoop van 75 plaatsen bij de Glenn Millsschool. Voor dit jaar zijn echter geen gelden geclaimd. Hoewel het op zichzelf mogelijk is met 2,5 mln gulden 25 plaatsen in te kopen bij de Glenn Millsschool ontraad ik desondanks ten zeerste, de inkoop van plaatsen dit jaar ten koste te laten gaan van het budget voor de opvang van de AMA's. Ik ben wel bereid, na te gaan of later dit jaar op de DJI-begroting nog enige ruimte te vinden zal zijn. Ik doe mijn uiterste best om de beschikbare jeugdinrichtingscapaciteit zo goed mogelijk te benutten en uit te breiden. Zoals bekend, hebben wij van gewone gevangenissen gebruik gemaakt bij overcapaciteit om een deel ervan te gebruiken voor jeugdinrichtingen.

De Glenn Millsschool zal daarbij zeker mijn aandacht hebben en heeft stellig mijn positieve waardering, maar naast de bezwaren tegen de positieve kanten van de amendementen wijs ik erop dat de problematiek van de AMA's aanzienlijk is. Daarom heeft het kabinet besloten om het beschikbare budget aanzienlijk te verhogen. Niets, maar dan ook niets wijst erop dat de budgetten die nu worden toegevoegd voor de AMA's niet uitgeput zullen worden. Het herschikken van budgetten ten koste van de AMA's zou derhalve op dit terrein tot problemen leiden. Gelet op het belang van dit punt, acht ik dat een slecht uitgangspunt.

Ik kom nu bij het amendement van mevrouw Halsema, welsprekend verwoord door de heer Vendrik. Zij vraagt om de afschaffing van het sobere regime in het gevangeniswezen, waaronder de Wallagecellen. Zij heeft die wens al vele malen naar voren gebracht; die wens leeft ook bij de Kamer en dat geldt ook voor het kabinet. Daar speelt mevrouw Halsema redelijk handig op in. In mijn brief van 5 juni heb ik mij immers voorstander betoond van afschaffing. Het amendement wijst daar terecht op. Afschaffing van het sobere regime en plaatsing van de betrokken gedetineerden in reguliere huizen van bewaring geven een betere garantie voor een verantwoord zorgniveau. Daar zijn wij het over eens. Ondanks de algehele versobering van de laatste jaren, bieden de reguliere regimes nog steeds substantieel meer mogelijkheden voor individuele hulpverlening.

Nu kom ik echter bij de keerzijde: de afschaffing van het sobere regime vergt extra kosten. Voor de opvang van deze categorie binnen reguliere huizen van bewaring geldt namelijk een hogere normprijs. Tegenover deze extra kosten staan overigens de grotere flexibiliteit en doelmatigheid van de benutting van de capaciteit. In de begroting van het ministerie van Justitie van 2001 is sprake van 1708 plaatsen sober regime in de huizen van bewaring. Dat aantal is inclusief de Wallagecellen. Over de recente ontwikkelingen in de sanctiecapaciteit heb ik de Kamer geïnformeerd in mijn brief van 7 mei 2001 over de prognoses van de sanctiecapaciteit. Ik heb daarin aangegeven dat de afstemming van de capaciteit op de actuele behoefte inmiddels al heeft geleid tot een vermindering van de capaciteitbehoefte aan sober regime. Structureel volstaan circa 800 plaatsen aan sober regime; dat moet worden vergeleken met het getal dat ik eerder heb genoemd.

In het overleg binnen het kabinet over de voorjaarsnota heb ik voorrang moeten geven aan het voorzien in voldoende capaciteit voor onder meer de jeugdigen. Dit had absolute voorrang, gelet op de maatschappelijke risico's van capaciteitstekorten. Ook de heer Rietkerk heeft op die prioriteiten gewezen. Deze keuze ondervindt niet alleen steun bij de CDA-fractie, maar ook bij de andere fracties, volgens mij ook bij de fractie van GroenLinks. Een volledige afschaffing van het sobere regime was bij de voorjaarsnota dan ook niet haalbaar.

Daar komt nog een wezenlijke factor bij. De omzetting van het sobere regime in reguliere cellen vergt meer personeel. Het is de Kamer bekend dat de DJI in brede zin te lijden heeft onder een personeelsproblematiek. Daar hebben wij de afgelopen week zelfs een AO over gehad. Voor eventuele afschaffing van het sobere regime is dan ook een zeker tijdsverloop nodig. Het amendement ziet op het jaar 2001. Het is dus echt de vraag of een en ander praktisch realiseerbaar is. Voor het jaar 2002 is de helft binnen de begroting geregeld. Voor de rest heb ik onderzocht of er mogelijkheden tot interne herschikkingen zijn, maar die zijn er niet. Het resterende bedrag van 6 mln gulden heb ik dus niet gevonden. Bij herschikking met andere beleidsterreinen zouden onoverkomelijke problemen optreden. Het amendement regelt niets in structurele zin. De suggestie om te komen tot afroming van het eigen vermogen van DJI levert geen soelaas. Volgens de vigerende spelregels is de overschrijding eerder terug gegaan naar het moederdepartement. Vervolgens is het geld direct ingezet ter dekking van een aantal knelpunten, waaronder overigens deels de compensatie van het sobere regime. Ook hier is geen dekking meer te vinden. Ik moet het amendement dus ontraden, hoe sympathiek ik de strekking ervan ook vind.

Een andere dekking wordt voorgesteld in de zin van de post diversen. Die post heeft sinds vorig jaar grote populariteit gekregen. Ook de heer Dittrich komt ermee in zijn amendement. Deze post is echter volledig belegd. Hetzelfde geldt voor een prijsbijstelling. Het inzetten van de prijsbijstelling is het ouderwets hanteren van de kaasschaaf. Ik ben daar geen voorstander van. Wij slaan de richting in van afschaffing van het sobere regime. Dat is echter niet in een klap te verwerkelijken. Ik ontraad derhalve het amendement.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het is ondoenlijk om de begroting voor het jaar 2002 te amenderen met de voorjaarsnota. Een en ander is niet te regelen met een amendement bij de suppletoire begroting. Ik zal de woorden van de minister overigens overbrengen aan mevrouw Halsema. Die kan een en ander beter beoordelen dan ik. Het verbaast mij echter dat de minister nu al weet dat een tamelijk bescheiden bedrag van 6 mln gulden ook volgend jaar, op de begroting voor het jaar 2002, niet te vinden is. Het gaat bij het ministerie van Justitie om een vrij forse begroting. Ik kan mij voorstellen dat een nadere inspanning op dit punt, gehoord de brede wens van de Kamer zoals die meerdere keren door mevrouw Halsema is verwoord, tot een extra stap kan leiden. Of vergis ik mij?

Minister Korthals:

Wij doen over de gehele linie ons uiterste best om bij Justitie alles in orde te krijgen. Zoals men weet, moeten wij nog het een en ander doen. Bij de opstelling van en de bespreking over de begroting van het jaar 2002 is over alles reeds uitvoerig gesproken, ook over dit punt. Daarbij is gebleken dat andere zaken voorrang moeten krijgen. Ik kan zeggen dat het ernaar uitziet dat wij niet geheel ontevreden hoeven te zijn over wat er voor het volgende jaar voor Justitie zal uitkomen. Dat wij op weg naar afschaffing van het sobere regime niet nog eens 6 mln gulden extra kunnen vinden, moet dan ook in dat licht worden bezien.

De heer Dittrich komt met een op zichzelf sympathieke motie met als doel om alles sneller af te werken bij de centrale autoriteit. Hij heeft inlichtingen dat de situatie daar slecht is. Die inlichtingen wijzen op een slechtere situatie dan mijn inlichtingen. Hij geeft een dekking aan voor een naar zijn oordeel bescheiden bedrag van ƒ 500.000 uit de post diversen. Ik moet zeggen dat die post reeds volledig is belegd. Dit is dus geen reële dekking. Ik wil hem in alle eerlijkheid vragen om dit amendement te bespreken bij de behandeling van de begroting voor het jaar 2002.

De heer Dittrich (D66):

In mijn toelichting heb ik erop gewezen dat vanwege het leeftijdsvereiste een aantal ouders, door problemen op het ministerie van Justitie en de langere wachttijden, buiten de boot vallen en dus geen kind meer kunnen adopteren. De minister wil de zaak bij de justitiebegroting in november 2001 bespreken. Dan heeft het bedoelde drama zich al voltrokken in het leven van deze mensen. Vandaar dat het niet langer kan wachten.

Minister Korthals:

In dat geval lijkt mij een betere benadering van het probleem om te kijken of mensen van een hogere leeftijd die graag willen adopteren, en waarvoor dus de termijn dreigt te verlopen, sneller kunnen worden behandeld.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, morgen aan het eind van de vergadering te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven