Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Woningwet inzake vergunningvrije bouwwerken in beschermde stads- en dorpsgezichten (24607).

(Zie vergadering van 17 juni 1998.)

De algemene beraadslaging wordt heropend.

De heer Hofstra (VVD):

Voorzitter! Het betreft een beperkte wijziging van de Woningwet en wat dat betreft is het misschien jammer dat wij daaraan op dit moment aandacht moeten schenken. Collega Duivesteijn heeft op stuk nr. 10 een amendement ingediend. Daarin wordt de tekst van zijn op stuk nr. 8 ingediende amendement, waar wij niet erg enthousiast over waren, iets gewijzigd. Naar onze smaak doet het echter toch een te grote afbreuk aan het voorstel van de regering. Ik benut daarom deze gelegenheid om de staatssecretaris te vragen wat zijn mening is over dit amendement.

Staatssecretaris Tommel:

Voorzitter! Het is een piepklein wetje waarin uitvoering wordt gegeven aan een motie van mevrouw Van der Burg. Daarin werd gevraagd om voor vergunningvrije bouwwerken in beschermde stads- en dorpsgezichten een betere bescherming te creëren. Ik heb de motie exact uitgevoerd en het wetsvoorstelletje met de nodige aarzeling aan u voorgelegd omdat wij binnen korte tijd meer ten principale zullen spreken over de bouwregelgeving als gevolg van het MDW-traject waarin we proberen zoveel mogelijk overbodige regels te schrappen.

De heer Duivesteijn diende een door mij zeer ontraden amendement op stuk nr. 8 in. Het nieuwe amendement op stuk nr. 10 komt nauwelijks tegemoet aan mijn bezwaren. De heer Duivesteijn heeft de meldingsplicht die oorspronkelijk in mijn wetsvoorstel stond, vervangen in het amendement op stuk nr. 8 door een vergunningplicht, maar dat draait hij nu terug. Ik ben hem daar erkentelijk voor, maar hij komt tegelijkertijd met een verzwaring van de regelgeving. Ik had een ontheffende bepaling in de wet opgenomen. Er moet namelijk sprake van zijn dat de meldingsplicht afhankelijk is van de mate van aantasting van de karakteristieke waarde van het desbetreffende stads- of dorpsgezicht. Die beperkende bepaling wordt nu in het amendement op stuk nr. 10 geschrapt. Ik ben van de regen in de drup terechtgekomen. Het lijkt op een deregulering, maar in feite worden er nieuwe regels toegevoegd.

Mijn volgende bezwaar richt zich tegen de constructie dat ook provinciale en gemeentelijke beschermde stads- en dorpsgezichten onder dit voorstel vallen. In het uiterste geval kan dit het volgende betekenen. Nu gaat het om een melding. Die meldingen worden binnenkort vergunningplichtig. Iedereen die tot nu toe iets vergunningvrij kan bouwen, moet een vergunning aanvragen. Dit geldt niet alleen voor door het Rijk, maar ook voor door de provincies en gemeenten aangewezen beschermde stads- en dorpsgezichten. Het staat de provincie en de gemeente vrij om zonder enige beperking en kwaliteitseis hun hele grondgebied als beschermd stads- en dorpsgezicht aan te wijzen. Ze hoeven daar geen enkele conclusie aan te verbinden. Als het Rijk een beschermd stads- en dorpsgezicht aanwijst, is de gemeente gehouden het bestemmingsplan daarmee in overeenstemming te brengen. Nu kan de gemeente in alle vrijheid een beschermd stads- en dorpsgezicht aanwijzen zonder dat daarmee in het gemeentelijke beleid rekening wordt gehouden. Dit betekent dat er sprake is van zeer vergaande regelgeving waar ik ernstige bezwaren tegen heb, juist in het licht van de MDW-operatie. Het uitgangspunt van de MDW-operatie is de bouwregelgeving. Ik heb u daarover geschreven dat we zoveel mogelijk regels zullen schrappen. In het kabinet heb ik het standpunt verdedigd dat het noodzakelijk is om tot een betere besluitvorming en bescherming van de beschermde stads- en dorpsgezichten te komen. Om die reden kon ik het meldingssysteem van door het Rijk aangewezen beschermde stads- en dorpsgezichten verdedigen. Men kan stellen dat uit de evaluatie gebleken is dat, nu er geen enkele bescherming is, er ook nauwelijks sprake is van aantasting. Ik heb u het evaluatierapport gestuurd. Daarmee is echter wel de limiet bereikt van wat je in het kader van de MDW-operatie aan extra regelgeving kunt doorvoeren.

Ik heb dus zeer ernstige bezwaren tegen het amendement, ook in de vorm waarin het op stuk nr. 10 is weergegeven. Als het wetsvoorstel wordt aangenomen inclusief de tekst van het amendement op stuk nr. 10, zal ik naar het kabinet terug moeten met de mededeling dat het zodanig in strijd is met het MDW-traject, dat ik moet voorstellen het wetstraject niet te vervolgen en eerst maar eens ten principale te praten over de bouwregelgeving.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, straks te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven