Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 23 juni 1998 over de WRO-aanwijzing A4 Dinteloord.

De voorzitter:

De leden die zich later aan de sprekerslijst hebben laten toevoegen, hebben ieder één minuut spreektijd.

De heer Stellingwerf (RPF):

Mevrouw de voorzitter! Ik voer mede het woord namens de SGP-fractie. Eergisteren hebben wij een algemeen overleg gevoerd naar aanleiding van het voornemen van de minister van VROM om de gemeente Steenbergen een aanwijzing te geven teneinde op het grondgebied van die gemeente een oostelijke variant van de A4 in het bestemmingsplan op te nemen. De gemeente Steenbergen is ervan overtuigd dat zij om een groot aantal redenen haar bevolking daarmee ernstig zou duperen. Let wel, de gemeente Steenbergen, een meerderheid van de bevolking van Steenbergen en de fracties van de RPF en de SGP zijn voor aanleg van de A4. Het punt is alleen dat wij ervan overtuigd zijn dat er bij Steenbergen een uitvoeringsvariant voorhanden is die om een groot aantal redenen verre de voorkeur verdient boven de oostelijke variant. De keuze voor oost is volgens ons een keuze om nu van een probleem af te zijn. Dit is niet het moment om alle argumenten nog eens de revue te laten passeren.

Ik wil er twee noemen. Ten eerste zal het oosttracé een soort verkeersriool worden, dwars door de woonkernen Steenbergen en Welberg door. Ten tweede zal, als voor het oosttracé wordt gekozen, ten westen van Steenbergen uiteindelijk tevens een westelijke randweg moeten worden aangelegd die met een keuze voor de westvariant overbodig zou zijn. Nu is die randweg primair een verantwoordelijkheid van de gemeente en de provincie, maar dit gegeven laat onverlet dat deze weg wel in een integrale beoordeling dient te worden meegenomen. Dat is helaas niet gebeurd. Ik heb tijdens het AO erkend dat de Kamer – dat slaat dus ook op mij zelf – in het nabije verleden eerder aan de bel had moeten trekken. Mijn pleidooi is dan ook geen kritiek op de procedurele handelwijze van het kabinet. Tegelijkertijd kan worden geconstateerd dat de Kamer, ook al is het laat in de procedure, het recht heeft om zich ook op een laat moment te laten overtuigen door argumenten. Het is niet te laat. Groot procedureel winstpunt is dat er met een andere uitvoeringsvariant sprake zal zijn van maximale bestuurlijke medewerking. Hier doet het gezegde letterlijk opgeld: waar een wil is, is een weg. Daarom dien ik de volgende motie in, voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat:

  • - de minister van VROM het voornemen heeft de gemeente Steenbergen een aanwijzing te geven, teneinde de aanleg van de A4 ten oosten van Steenbergen mogelijk te maken;

  • - aanleg van de A4 ten westen van Steenbergen op een groter aantal beoordelingsaspecten beter scoort dan de oostelijke variant;

  • Stellingwerf- met aanleg van de A4 ten westen van Steenbergen tevens de verwachte aanleg van een randweg ten westen van Steenbergen voorkomen kan worden, waardoor enkele tientallen miljoenen guldens zouden kunnen worden bespaard;

verzoekt de regering de aanwijzing aan de gemeente Steenbergen (vooralsnog) achterwege te laten;

verzoekt de regering op korte termijn alle voor- en nadelen van zowel het westelijke als het oostelijke tracé alsmede de kostenverschillen tussen beide tracés in beeld te brengen, op basis waarvan de Tweede Kamer tot een nadere afweging kan komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Stellingwerf. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4 (25923).

De heer Van Heemst (PvdA):

Voorzitter! Kan de Kamer in de procedure op de valreep nog komen tot een inhoudelijke beoordeling van tracés? Volgens de PvdA-fractie wel. Ik geef de twee betrokken ministers direct toe dat daar ook moeizame aspecten aan zitten. Zo is er onzekerheid hoe de politieke beoordeling in finale zin kan uitvallen. Ik zou echter niet graag het principe bevestigen dat, wanneer de Kamer zwijgt bij het tracébesluit, zij ook moet zwijgen in de aanwijzingsprocedure.

In het overleg van eergisteren heb ik aangegeven dat het tracé wat ons betreft geen zwart-witkeuze is. Het is niet zo dat het westtracé alleen maar voordelen en het oosttracé alleen maar nadelen kent. Zo simpel liggen de dingen niet. Ik roep in herinnering dat de minister van VROM in het debat heeft gezegd dat het voor haar heel moeilijk was om aan te geven wat inhoudelijk haar reactie moest zijn op de punten die in het voordeel van het westtracé pleiten. Wat mij betreft moet er ruimte zijn om te komen tot een nadere inhoudelijke verkenning van de pro's en contra's van het westtracé. De pro's zijn met een hoge frequentie ook richting Kamer uitgedragen door de vereniging "Kies best, kies west".

Wat mij betreft ligt de motie-Stellingwerf in het verlengde van de suggestie die door de PvdA-fractie is gedaan. Ik overweeg dan ook de fractie te adviseren haar stem voor die motie uit te brengen.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter! De afweging over de A4 is lastig. Onze fractie is nooit voor de aanpak van deze weg geweest. Zowel voor- als tegenstanders hebben niet op het juiste moment opgelet om deze discussie te voeren. Het kabinet valt niets te verwijten, het heeft correct gehandeld.

Wij zitten hier echter niet alleen om procedures te bewaken, maar ook om naar de inhoud te kijken. De nadelen van de oostvariant zijn zodanig, dat het alleszins de moeite waard is om goed te kijken naar andere varianten. Het is goed om daarvoor een kleine pauze in te lassen, die overigens niet hoeft te leiden tot uitstel van de werkzaamheden. Wij kunnen ons dus vinden in de motie van de heer Stellingwerf.

De heer Leers (CDA):

Voorzitter! De CDA-fractie zal de door de heer Stellingwerf voorgestelde motie niet steunen. Wij zijn van mening dat de oostelijke omleiding niet zomaar is gekozen. Er is aangesloten bij de Kamerbrede keuze voor het bundelingsprincipe. De gekozen variant voorkomt versnippering. Daarnaast is het kabinet ervan uitgegaan dat er bestuurlijk draagvlak zou bestaan voor de oostelijke variant.

Het nu voorstellen van een westelijke variant is zeer discutabel. Het valt te verwachten dat daarbij net zoveel problemen zullen ontstaan. Wat nog veel erger is: de problematiek bij Halsteren zal daardoor niet worden opgelost. Een vertraging van drie jaar zal ontstaan. Ten slotte krijgen wij in dat geval te maken met een politiek en procedureel monstrum. De Kamer heeft het OTB laten passeren. Het traject van de Tracéwet is geheel doorlopen en de Kamer heeft zich niet geroerd. Als wij nu kiezen voor een procedurele doorbraak, staat ons nog wat te wachten bij toekomstige besluiten. Ik vind het jammer dat de minister van VROM hier niet aanwezig is om juist op dit punt haar mening te geven.

Zowel om inhoudelijke als procedurele redenen zullen wij de voorgestelde motie niet steunen.

De heer Stellingwerf (RPF):

Ik vind niet dat je kunt spreken van een monstrum. Het is een stap in een procedure, zij het de laatste. De heer Leers zegt dat het niet duidelijk is wat de bezwaren zullen zijn als op de valreep wordt gekozen voor een ander tracé. In de trajectnota is echter volstrekt duidelijk hoe de verhoudingen in de omgeving liggen: 1120 tegen 25 bezwaarschriften.

De heer Leers (CDA):

Voorzitter! De heer Stellingwerf weet ook dat er een groot bestuurlijk draagvlak is voor de oplossing van het kabinet. Slechts één gemeente – ik vind overigens dat de betrokkenen mogen opkomen voor hun belangen – is tegen. Dat is voor mij geen aanleiding om de zaak drie jaar te vertragen met alle gevolgen van dien voor met name de gemeente Halsteren.

De heer Stellingwerf (RPF):

Die termijn van drie jaar laat ik volstrekt voor uw rekening.

De heer Leers (CDA):

Minister De Boer heeft afgelopen donderdag tijdens het AO gezegd dat een dergelijke vertraging het gevolg zal zijn.

De heer Stellingwerf (RPF):

Daar is zeer veel op af te dingen.

Voorzitter! Wanneer één gemeente bestuurlijk niet meewerkt, treedt er ook vertraging op. Met mijn motie is er een kans op 100% bestuurlijke medewerking.

De heer Leers (CDA):

Dat lijkt mij ijdele hoop. Ik heb daar grote twijfels over.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter! Wij zijn aan het eind gekomen van een vrij lange procedure. Daar hoef ik niet bij stil te staan. Als logisch gevolg van mijn inbreng tijdens het algemeen overleg dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

Poppegehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de minister van VROM voornemens is een aanwijzing ex artikel 15 WRO te geven aan de gemeenteraad van Steenbergen, in verband met de voorgenomen aanleg van het A4-tracé Dinteloord-Bergen op Zoom (Zoomweg-Noord);

overwegende, dat tegen dit tracé grote bezwaren bestaan bij onder andere de bevolking van Steenber gen en omgeving;

constaterende, dat na de Tweede-Kamerverkiezingen van mei 1998 ten gevolge van gewijzigde politieke verhoudingen een aanzienlijk draagvlak bestaat voor een nieuwe tracéstudie naar de zogenaamde westvariant;

verzoekt het kabinet, indien een aanvullende tracéstudie wordt uitgevoerd voor de Zoomweg-Noord, tevens het "win-plus-alternatief" van Benegora mee te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Poppe. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5 (25923).

Mevrouw Verbugt (VVD):

Mevrouw de voorzitter! De VVD-fractie vindt een verbeterde aansluiting van West-Brabant op het rijkswegennet dringend gewenst. Deze discussie loopt inmiddels veertig jaar. Voor de VVD-fractie is het daarom de hoogste tijd voor besluitvorming en daadkracht. Reeds drie kabinetten hebben de omleiding bij Halsteren toegezegd. Nieuwe vertraging is onverteerbaar voor de VVD. Dat geldt ook voor de andere kernen in West-Brabant.

Uit de nieuwe studie zal blijken dat ook aan de westelijke variant bezwaren kleven. Als de procedure opnieuw wordt opengebroken, wordt een bestuurlijk monstrum gecreëerd. Daar willen wij niet aan meewerken. In het gewijzigde OTB worden meer compenserende maatregelen ter reductie van de geluidsoverlast in Steenbergen voorgesteld. Van een "verkeersriool" kan dan ook geen sprake zijn.

Wij kunnen daarom instemmen met het voorstel van het kabinet. Wij hopen dat er nu snel voortgang geboekt wordt in de aanleg van deze belangrijke verbinding. Wij zullen de motie van de heer Stellingwerf dan ook niet steunen.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Mevrouw de voorzitter! Ik excuseer de minister van VROM, die verplichtingen elders heeft. Men kan ervan verzekerd zijn dat ik ook namens haar spreek.

Er is opnieuw gesuggereerd dat er geen integrale afweging heeft plaatsgevonden. Juist in de procedure die verbonden is aan de Tracéwet, worden de verkeersproblemen in de desbetreffende gemeenten integraal bezien. Er heeft dus wel degelijk een integrale afweging plaatsgevonden. Ik wijs op de trajectnota en op het kabinetsstandpunt dat aan de Kamer is voorgelegd. Daarin was overigens het probleem dat nu weer aan de orde is, al opgenomen. Daarna zijn er geen nieuwe elementen aan toegevoegd. Sterker nog, het ontwerptracébesluit is aan het eind van de rit een heel eind in de richting van de wensen van de gemeente Steenbergen bijgesteld. Veel van de problemen die Steenbergen vanaf het begin heeft aangekaart, zijn opgelost.

De heer Stellingwerf (RPF):

De gemeente Steenbergen is blijkbaar zo weinig overtuigd van het feit dat de minister een eind in haar richting is gekomen, dat zij toch geen medewerking verleent. Dat wordt daar dus wat anders beleefd. De integrale afweging heeft wel plaatsgevonden ten aanzien van de A4 en de A16 en wellicht het onderliggende wegennet, maar in de stukken staat dat er geen verantwoordelijkheid wordt gedragen voor een eventuele westelijke randweg. Ik heb de argumenten gemist die in dit kader een rol hadden moeten spelen. Die zijn belangrijk voor de afweging inzake de aanleg ten westen of ten oosten.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Om twee redenen was daarvan geen sprake. In de eerste plaats is het in het geheel niet zeker dat die weg nodig is. Het is een mogelijke oplossing. In de tweede plaats geldt dat – dat hoort ook bij de integrale afweging – als er al een randweg moet komen, zij dicht tegen de gemeente zal aanliggen. De A4 aan de westkant ligt op een behoorlijke afstand, waardoor juist versnippering plaatsvindt. Ik wijs erop dat ook andere bestuurders een integrale afweging hebben gemaakt. De provincie deelt onze opvatting; over bestuurlijk draagvlak gesproken! Het gaat om de kortste route met een optimale bundeling van infrastructuur. Ik ben dan ook zeer verbaasd dat degenen die in deze Kamer – ik zeg bijna: soms tot in het absurde – pleiten voor bundeling, daar nu plotseling van afstappen. Het tracé levert de minste versnippering van het landschap op. De lokale effecten zijn in rede behandeld. Om die reden zijn wij gezamenlijk, met alle andere betrokkenen, behalve de gemeente Steenbergen, tot dezelfde oplossing gekomen.

De heer Stellingwerf (RPF):

Ik ben van harte voor bundeling. In dit geval is de dreiging echter zeer reëel dat zij theoretisch is. Bij een keuze voor oost, waarbij er straks ook nog een randweg ten westen komt, is er al geen sprake meer van bundeling, want dan komt er juist een extra weg.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Dan is er nog steeds sprake van bundeling, omdat het type weg – als zij er ooit komt – bepaald niet tot versnippering leidt.

Er wordt gemakkelijk gesteld dat een en ander zal leiden tot maximale bestuurlijke medewerking. Ik spreek dat tegen. Het voorstel van de heer Stellingwerf zal slechts maximale bestuurlijke medewerking van de gemeente Steenbergen opleveren. Ik heb al tijdens het algemeen overleg gezegd dat als gekozen wordt voor de K31-variant bij Klutsdorp, dit per saldo betekent dat het probleem bij Halsteren niet is opgelost. Het is dan nog maar de vraag of er dan sprake is van optimale bestuurlijke medewerking. Voor de gevraagde onderzoeken zijn al minimaal acht maanden nodig. Vervolgens moet het tracébesluit dan opnieuw genomen worden. Dat levert een vertraging op van een jaar of drie. Ik voel daar niets voor.

De heer Stellingwerf (RPF):

Daar ben ik absoluut niet van overtuigd. Voor het GOTB duurde de procedure ook niet lang. De vaststelling van het OTB duurde relatief gezien ook kort. Als de wijziging plaatsvindt, kan dat in een relatief korte periode gebeuren.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Dat kan niet, omdat het niet alleen dit stukje betreft. Het gehele traject moet weer langsgelopen worden. Dat levert tijdsverlies op, nog los van de vraagtekens die geplaatst kunnen worden ten aanzien van het bestuurlijk draagvlak.

De heer Stellingwerf (RPF):

Dat gold ook voor het OTB, dat het gehele tracé betrof, en ook voor het GOTB. Ik ben ervan overtuigd – dat valt ook uit het kaartmateriaal op te maken – dat de variant die wij voorstaan, heel goed aansluit op de aansluiting bij Klutsdorp en Halsteren. Dat is absoluut geen probleem.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Wij zijn niet bereid een nieuw OTB en GOTB te slaan. Ik wijs op het risico – ik kijk nu naar de heer Poppe – dat er dan geheel geen bestuurlijk draagvlak is voor enig tracébesluit inzake de A4 aan de westkant over de gehele lengte. De politieke verhoudingen in de Kamer zijn inderdaad veranderd.

De heer Stellingwerf (RPF):

Vanmiddag zal bij de stemming bekend zijn hoe groot het draagvlak voor de motie-Poppe is. Ik zal haar in ieder geval niet steunen.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Nee, maar daarmee heeft u nog geen tracébesluit binnen. U weet hoe de opvattingen in deze Kamer over dat onderwerp zijn. Ik blijf grote problemen houden – de heer Van Heemst gaat daar te gemakkelijk aan voorbij – met het op dit moment ingrijpen in de procedure. Ik erken dat de Kamer natuurlijk het recht heeft nog in de aanwijzingsprocedure in te grijpen, maar ik wijs erop dat dit normaal gesproken uitsluitend en alleen zou moeten gebeuren als zich nieuwe informatie, nieuwe gegevens en nieuwe inzichten aandienen nadat de hele procedure is afgelopen. Dat is in dit geval volstrekt niet aan de orde en ik moet u zeggen dat wij wel erg ver van huis zijn als een kabinet er niet eens meer op kan rekenen dat de Kamer de stukken leest en dus ook weet dat er een probleem is. Dit betekent immers dat op elk moment in elke procedure reeds lang bestaande feiten en meningsverschillen die nooit in de Kamer tot een conflict hebben geleid, plotseling wel tot een conflict zouden kunnen leiden. Dat vind ik eerlijk gezegd een zeer gevaarlijke ontwikkeling, ook in de sfeer van de ruimtelijke ordening. Dit zou betekenen dat bestuurders – en dan heb ik het niet alleen over het Rijk, maar ook over de provincie- en de gemeentebesturen – opnieuw hun plannen moeten wijzigen. Wat denkt u bijvoorbeeld van de gemeente Halsteren die het bestemmingsplan al zo goed als klaar heeft; zij moet dat straks weer wijzigen als het aan de heer Stellingwerf ligt. Ik vind dat dit niet zo zou moeten zijn. In die zin vind ik het zeer kwestieus dat dit onderwerp op dit moment aan de orde wordt gesteld. Wat dat betreft zei de heer Van der Steenhoven het nog het eerlijkst: wij hebben niet opgelet, maar ik vind niet dat dit een argument kan zijn om de procedure te heropenen.

De heer Poppe (SP):

De minister zegt zojuist: "wij zijn niet bereid". Wat heeft dit te beduiden? Spreekt zij hiermee het onaanvaardbaar uit?

Minister Jorritsma-Lebbink:

Als de motie wordt aanvaard, zal ik niet direct aftreden. Wij zullen in het kabinet bezien wat we ermee doen, maar ik zeg de Kamer wel wat mijn standpunt erover is.

De heer Poppe (SP):

Ik wil nog een opmerking maken over de motie die ik heb ingediend. Ik vind het netjes als dingen opnieuw worden bekeken en als andere opties die uit de inspraak zijn voortgekomen, daarbij worden betrokken. Niet meer dan dat.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Alles wat in de motie wordt gevraagd, staat al in de trajectnota. Die kennis heeft u dus al. Daarom heeft het geen zin op basis van de motie een nieuwe studie aan te vangen. Alles wat daarin wordt gevraagd, is allang gebeurd. Alle voor- en nadelen van het west- en oosttracé zijn al op een rij gezet en zijn dus ook al onderzocht.

De heer Stellingwerf (RPF):

Dit stelt de opmerking van minister De Boer in het algemeen overleg in een wat vreemd daglicht. Zij heeft betoogd dat je dit niet zomaar kunt doen, maar dat daar weer veel studie voor nodig is. Ik stel vast dat minister Jorritsma nu zegt dat al die zaken al in de trajectnota op een rijtje staan.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Als de westelijke variant verder moet worden uitgewerkt, zijn er wel maanden en jaren nodig. Dat gaat dus niet over wat nu in de motie wordt gevraagd. Wat daarin wordt gevraagd, heeft de Kamer zelf ook. Zij moet zelf maar een afweging maken, maar ik vind niet dat zij nog eens kan vragen om een toelichting. Dan moeten wij de Kamer nog een keer een brief schrijven en dan stuur ik haar opnieuw de trajectnota toe, want daar staat het precies in opgenomen.

Ten slotte wil ik nog een opmerking maken over de motie van de heer Poppe over de zogenaamde Benegora-variant. De positie van de A17 is ook bij de trajectnota betrokken. Dit heeft niet geleid tot de opvatting dat dit het probleem zou kunnen oplossen. Dus ook daarvan zeg ik dat het een interessant verhaal is, maar niets nieuws. Wij waren al tot de conclusie gekomen dat dit geen oplossing voor de verkeersproblematiek oplevert.

Mevrouw de voorzitter! Ik zou de Kamer de moties willen ontraden, omdat zij de procedure op een vreemde manier doorkruisen. Bovendien zullen zij het bestuurlijk draagvlak geenszins groter maken zoals de heer Stellingwerf steeds benadrukt. Wij weten dat met de keuze voor de westvariant het probleem bij Halsteren niet is opgelost. De procedure moet daar dan weer opnieuw beginnen en dan zijn wij nog veel verder van huis.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, hedenmiddag over de moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven