Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Verlenging van de zittingsduur van de raden van de gemeenten Deventer, Diepenveen en Bathmen in verband met de voorgenomen gemeentelijke herindeling van deze gemeenten (25652).

(Zie vergadering van heden.)

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.

De heer Hendriks:

Voorzitter! Hedenmiddag heb ik tijdens het debat over dit wetsvoorstel een amendement ingediend. De heer Kamp heeft namens de VVD-fractie een elegant tussenvoorstel gedaan, hetgeen door staatssecretaris Van de Vondervoort helaas niet is overgenomen. Ik handhaaf derhalve mijn amendement. De door mij gesignaleerde rechtsongelijkheid in het wetsvoorstel ten aanzien van de gemeente Gorssel is zeer evident. En daarom, nogmaals, stem ik voor.

In het belang van de toepassing – nu wordt het ernstig – van het rechtsgelijkheidsbeginsel, ook voor de gemeente Gorssel, vraag ik om hoofdelijke stemming over mijn amendement op stuk nr. 5.

De voorzitter:

De heer Hendriks vraagt dus hoofdelijke stemming over zijn amendement op stuk nr. 5, II.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Er zijn bepaalde regels voor het vragen en toestaan van een hoofdelijke stemming. Is het nu werkelijk nodig om op dit punt een hoofdelijke stemming uit te voeren, aangezien toch al helder is dat er maar één voorstander van het amendement is?

De voorzitter:

Ik begrijp uw opmerking en de reactie van de collega's. Ons reglement vergt echter dat als één lid hoofdelijke stemming vraagt, dit wordt goedgekeurd. Het is niet anders; het zijn de regels van het huis, waar wij zelf verantwoordelijk voor zijn.

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter! U hebt gelijk. Daarom wil ik namens, denk ik, heel veel collega's die verplichtingen hebben voor deze avond en die soms, letterlijk, gebonden zijn aan treinen die op bepaalde minuten vertrekken, een beroep doen op collega Hendriks om zijn verzoek in te trekken.

De voorzitter:

Ik constateer, dat de heer Hendriks zijn verzoek handhaaft.

De heer Wallage (PvdA):

Dan wil ik in ieder geval via u aan het Presidium vragen te overwegen of de regels niet moeten worden aangepast.

De voorzitter:

Dat kunnen wij doen, maar niet stante pede. Wij zullen dit dus overwegen. Het is trouwens niet de eerste keer dat zich een dergelijk geval voordoet.

In stemming komt het amendement-Hendriks (stuk nr. 5, II).

Vóór stemt het lid Hendriks.

Tegen stemmen de leden: Noorman-den Uyl, Oedayraj Singh Varma, Oudkerk, Passtoors, Van der Ploeg, Poppe, Rabbae, Rehwinkel, Reitsma, Remkes, Van Rey, Van 't Riet, Rijpstra, Roethof, Rosenmöller, Scheltema-de Nie, Schutte, Schuurman, Sipkes, Smits, Soutendijk-van Appeldoorn, Stellingwerf, Sterk, Van der Stoel, Swildens-Rozendaal, Terpstra, Valk, Ter Veer, Te Veldhuis, Verbugt, Verhagen, Versnel-Schmitz, Visser-van Doorn, Vliegenthart, Van der Vlies, Van Vliet, H. Vos, M.B. Vos, Voûte-Droste, B.M. de Vries, Wallage, Van Walsem, Van Waning, Weisglas, Van Wingerden, Witteveen-Hevinga, Wolffensperger, Wolters, Ybema, Van Zijl, Van Zuijlen, Adelmund, Aiking-van Wageningen, Apostolou, Van Ardenne-van der Hoeven, Assen, Augusteijn-Esser, Bakker, Van den Berg, Biesheuvel, Bijleveld-Schouten, Blauw, Van Blerck-Woerdman, Van den Bos, Van Boxtel, Bremmer, Bukman, M.M. van der Burg, Van de Camp, Cherribi, Cornielje, Crone, Van Dijke, Van den Doel, Doelman-Pel, Duivesteijn, Essers, Feenstra, Fermina, Gabor, Van Gelder, Van Gijzel, Giskes, De Graaf, De Haan, Van Heemskerck Pillis-Duvekot, Van Heemst, Heeringa, Van der Heijden, Hillen, Hoekema, Van der Hoeven, Hofstra, Van Hoof, Hoogervorst, De Hoop Scheffer, Huys, Janmaat, Jeekel, A. de Jong, G. de Jong, Jorritsma-van Oosten, Kalsbeek-Jasperse, H.G.J. Kamp, M.M.H. Kamp, Keur, Klein Molekamp, Koekkoek, Koenders, Korthals, Lambrechts, Liemburg, Lilipaly, Luchtenveld, Marijnissen, Meijer, Meyer, Van Middelkoop en Nijpels-Hezemans.

De voorzitter:

Ik constateer, dat dit amendement met 119 tegen één stem is verworpen.

Ik ben niet gewend om bij stemmingen commentaar te geven, maar ik heb niet het idee dat de grondwetgever dit recht in de Grondwet heeft verankerd voor deze doelstellingen. Ik denk dat ik wat dat betreft voor 119 tegenstemmers spreek.

Ik stel vast, dat door de verwerping van het amendement-Hendriks (stuk nr. 5, II) de andere op stuk nr. 5 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

Artikel 1 wordt zonder stemming aangenomen.

De artikelen 2 en 3 en de beweegreden worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer, dat het lid Hendriks tegen het wetsvoorstel heeft gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ervoor, zodat het is aangenomen.

Naar boven