Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Verlenging van de zittingsduur van de raden van de gemeenten Deventer, Diepenveen en Bathmen in verband met de voorgenomen gemeentelijke herindeling van deze gemeenten (25652);

het wetsvoorstel Verlenging van de zittingsduur van de raden van een aantal gemeenten in de provincie Gelderland in verband met de voorgenomen gemeentelijke herindeling van deze gemeenten (25654).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Hendriks:

Voorzitter! De regering zegt in haar toelichting op het wetsvoorstel dat voor de drie betrokken Sallandse gemeenten, namelijk Deventer, Diepenveen, Bathmen, en de tien Betuwse gemeenten Ammerzoden, Brakel, Hedel, Heerewaarden, Kerkwijk, Maasdriel, Rossum, Zaltbommel, Buren, Lienden en Maurik – ik zal ze slechts één keer uitspreken in dit debat, voorzitter – het houden van gemeenteraadsverkiezingen op 4 maart 1998 niet wenselijk is. En zij verwijst daarbij naar een aantal Zeeuwse gemeenten, waar in 1993 dezelfde regelgeving is toegepast om een tweede verkiezing van een gemeenteraad te vermijden. Ik vraag mij af of deze vergelijking wel gerechtvaardigd is, want naar mijn mening is de huidige situatie tussen de Sallandse gemeenten in Overijssel en de Betuwse gemeenten in Gelderland niet vergelijkbaar met de situatie van de Zeeuwse gemeenten. Dat is de reden waarom ik hiervoor bij de staatssecretaris uitdrukkelijk aandacht vraag voor het gesignaleerde probleem.

Ook wijs ik haar op de toelichting, behorende bij het wetsvoorstel 25652, waarin de regering uitdrukkelijk zegt met haar voorstel tot verlenging van de zittingsduur de betrokken gemeenteraden geen richting te willen geven met betrekking tot de inhoudelijke discussie van haar samenvoegingsvoorstel onder nr. 25653. In het laatste voorstel is als mogelijke subvariant de samenvoeging van de gemeentes Bathmen-Gorssel genoemd. Uit de voorstellen 25652 en 25654 blijkt echter duidelijk dat de regering uitsluitend de samenvoeging van de gemeenten Deventer, Diepenveen en Bathmen beoogt. Daarom vind ik dat in het verlengingsstuk 25652 voor de betrokken drie gemeenteraden een grote rechtsongelijkheid voor andere gemeentes, zoals Gorssel, ligt besloten. Dat kan toch niet de bedoeling van de regering zijn, zo vraag ik mij af en zo vragen misschien ook anderen zich dit af. Of is hier van opzet sprake? Ik kan daar nu geen oordeel over geven.

Ik zal de staatssecretaris wel aangeven wat staatkundig gezien de door mij gesignaleerde rechtsongelijkheid inhoudt en wat de ernstige gevolgen hiervan kunnen zijn als het bekritiseerde wetsvoorstel ongewijzigd door de Kamer wordt goedgekeurd. Evenals de regering moet ik verwijzen naar het samenvoegingswetsvoorstel 25653. Het is misschien wat verwarrend, maar het kan niet anders. Ook de regering spreekt in wetsvoorstel 25653 over meerdere kandidaten, zoals Holten, Olst en niet te vergeten de gemeente Gorssel, die bij de samenvoeging dienen te worden betrokken. Ik vind deze kandidaat een goede keuze van de regering, want binnen deze gemeente staat de bevolking momenteel zeer positief tegenover de herindeling rond de stad Deventer. Als volksvertegenwoordiger heb ik hun signalen goed opgevangen, zij het wat laat. Dat geef ik toe, maar het lag niet aan mij. Het is wel reden waarom ik de staatssecretaris vraag of zij bereid is in haar wetsvoorstel tot verlenging van de zittingsduur der gemeenteraden minstens alsnog de gemeente Gorssel op te nemen. Als zij daartoe niet bereid is, blokkeert zij naar mijn mening in ernstige mate een mogelijk samengaan van de gemeenten Bathmen en Gorssel. Dat kan toch niet de bedoeling van de regering zijn, zo vraag ik mij af. Zo'n samengaan in een nieuwe landelijke gemeente is tijdens de hoorzitting van vrijdag 21 november jl. in Bathmen overduidelijk positief begroet.

Natuurlijk teken ik hierbij aan dat, als de regering conform het Europees handvest van de gemeentelijke autonomie bereid is naar de plaatselijke bevolking te luisteren, zij de wensen van de bevolking ook daadwerkelijk zal moeten honoreren. Ik erken dat slechts via discussie in het parlement rechtsgeldige besluiten hierover kunnen worden genomen. Opnieuw vraag ik daarom de staatssecretaris haar wetsvoorstel 25652 zodanig aan te passen dat ook de gemeenteraad van Gorssel voor verlenging van de zittingsduur in aanmerking kan komen. Hierover heb ik een amendement ingediend. Dat is al verspreid, maar ik reik het u toch opnieuw aan, mevrouw de voorzitter. Als de regering hiermee instemt en het amendement overneemt, zal de rechtsongelijkheid in het wetsvoorstel zijn opgeheven. Het is onze specifieke taak als parlement om hiervoor zorg te dragen.

Tot slot vraag ik de staatssecretaris na te laten gaan of bij het vrijwel identieke wetsvoorstel 25654, ten behoeve van een verlenging van de zittingsduur van tien gemeenten in de Gelderse Betuwe, er geen optiegemeente zoals Gorssel is vergeten. Mocht dit wel het geval zijn, dan vraag ik haar ook hiervoor het betrokken wetsvoorstel conform aan te passen. Ik wacht de antwoorden van de staatssecretaris af.

Mevrouw Assen (CDA):

De heer Hendriks spreekt in zijn amendement uitsluitend over Gorssel als toevoeging. Waarom spreekt hij ook niet over Holten en Olst, die worden immers ook genoemd in de verschillende varianten?

De heer Hendriks:

Uit de signalen die mij bereikt hebben alsmede op de hoorzitting is overduidelijk gebleken dat Olst en Holten wat verder weg liggen in de opties voor samenwerking c.q. samenvoeging. Ik heb er niets op tegen als collega Assen en/of de staatssecretaris Holten en Olst erbij betrekken. Wat is haar antwoord?

De staatssecretaris heeft kennisgenomen van mijn verzoek nog eens te kijken naar het wetsvoorstel met betrekking tot de Betuwse gemeenten. Ik heb daarover geen signalen ontvangen, maar daar zou ook sprake kunnen zijn van een rechtsongelijkheid. Dan kunnen wij alleen maar spreken van een versterking van het voorstel tot verlenging van de zittingsduur der gemeenteraden.

Staatssecretaris Van de Vondervoort:

Mevrouw de voorzitter! Ik heb de vraag van de heer Hendriks gehoord. Ik zou allereerst een korte reactie willen geven op zijn inbreng. Hij daagt namelijk een beetje uit hier de inhoudelijke discussie te voeren over de vraag hoe de herindeling in die gebieden vorm moet krijgen. In dit wetsvoorstel wordt nu echter juist geprobeerd een puur formele lijn te kiezen en uitsluitend een uitstel van de gemeenteraadsverkiezingen aan te geven voor die gemeenten die in het wetsvoorstel als her in te delen zijn opgenomen. Dat kan tot gevolg hebben dat voor een deel van de betrokken gemeenten er aan het eind van de rit toch een andere situatie ontstaat, omdat zij niet conform het wetsvoorstel betrokken zijn bij de herindeling of erbij betrokken worden ondanks het wetsvoorstel. Die situatie kan zich inderdaad voordoen. Naar mijn mening dient dat risico te worden afgewogen tegen de grote nadelen die er zijn, als wij al deze gemeenten in de positie brengen dat in maart aanstaande en vervolgens in oktober erop volgend raadsverkiezingen zouden moeten plaatsvinden. Bovendien is voor de gemeenten die bij nader inzien niet in een herindeling betrokken worden, in deze wet vastgelegd dat dan in december de gemeenteraadsverkiezingen alsnog zullen plaatsvinden.

Naar mijn mening is dit ondanks alles de beste weg. Ik kan met geen mogelijkheid begrijpen waarom hier sprake is van een rechtsongelijkheid die tot verandering noopt. Ik ben dan ook niet voornemens positief te adviseren over het amendement van de heer Hendriks. Integendeel, ik zou aanvaarding van dat amendement willen ontraden tegen de achtergrond van hetgeen ik heb gezegd. Ik geloof ook dat je alleen geloofwaardig blijft tegenover de betrokken gemeenten als je consistent redeneert zowel in de wet die het uitstel regelt als in de herindelingswet. Uitsluitend daarmee kun je een vooruitlopen op de inhoudelijke discussie voorkomen.

In het Europees handvest staat niet dat regeringen en volksvertegenwoordigers moeten doen wat de bevolking wil. Het Europees handvest regelt dat gehoord moet worden. De gemeenteraden zijn hier uitvoerig gehoord. Ik weet zeker dat aan alle voorwaarden, gesteld in het Europees handvest, is voldaan. Wij moeten niet voortdurend de suggestie wekken dat dit niet het geval is. Dus, voorzitter, het spijt mij, maar ik ben niet in staat om aan de wens van de heer Hendriks tegemoet te komen.

De heer Hendriks:

Voorzitter! Er is voor mij bepaald aanleiding om in tweede termijn te reageren op de woorden van de staatssecretaris. Zij sprak over een uitdaging mijnerzijds in de richting van de regering en misschien zelfs de bevolking. Dat is écht niet waar. Ik heb alleen beoogd om de rechtsongelijkheid, die de staatssecretaris niet ziet, eruit te halen. Dat vind ik een taak van de volksvertegenwoordiging. Ik ben 1/150 deel. Ik doe mijn best, net als de andere collega's. Dat mag ook wel eens gezegd worden.

Voorzitter! Dan kom ik bij het niet bij dit wetsvoorstel betrekken van onder andere de gemeente Gorssel. De staatssecretaris zegt dat dit ook niet de bedoeling is van deze wet en ook niet in de andere wet. Maar in de herindelingswet wordt wel degelijk over Gorssel gesproken. Als de staatssecretaris het verslag van de hoorzitting onder ogen heeft gekregen, weet zij hoe intens die twee gemeenteraden daarover van gedachten hebben gewisseld en dat een overgrote meerderheid van de bevolking deze optie kiest. Ik begrijp niet waarom dit signaal door de staatssecretaris niet is opgepakt. Ik maak in dit verband een historische opmerking. Als ik goed ben ingelicht, is de staatssecretaris ten noorden van Deventer geboren. Ik ben ten zuiden van Deventer geboren. Als mijn informatie juist is, mag nu wel van een historisch moment worden gesproken. Ik neem aan dat de staatssecretaris ook goed op de hoogte is van de gevoelens die er leven binnen die twee gemeenten. De gemeente Gorssel is niet opgenomen bij de gemeenten waarvoor de verlenging van de zittingsduur geldt. Stel dat Gorssel op 4 maart 1998 wel gaat stemmen en dat er vervolgens in de Kamer een discussie ontstaat. En stel dat wordt gezegd: Gorssel en Bathmen zijn de natuurlijke eenheid samen. Ik zal daar nu niet op ingaan. Maar dan hebben wij een verkeerd signaal afgegeven bij de behandeling van deze wet, als deze niet wordt gewijzigd. En daar wil ik op duiden. Ik hoop dat de staatssecretaris hierover nog eens goed wil nadenken en mijn voorstel minstens in overweging wil nemen.

Ik ben het met haar eens dat risico's moeten worden afgewogen. Dat is in het parlement dag in dag uit het geval. Dat weten wij. Op dat punt zitten wij op één lijn. De staatssecretaris weegt de risico's af, wij wegen de risico's af. Het is zeker niet zo dat ik te hoge verwachtingen bij de bedoelde gemeenten wil wekken. Ik wil slechts de rechtsongelijkheid wegnemen. Ik herhaal dat de staatssecretaris dit blijkbaar niet wil aanvaarden. Er zit in haar voorstel een grote rechtsongelijkheid.

Voorzitter! De staatssecretaris is dus niet voor mijn verzoek om alsnog vast te leggen dat de gemeente Gorssel in het wetsvoorstel inzake de verlenging van de zittingsduur der raden wordt opgenomen. Daaruit moet ik concluderen dat er nu twee rechtsfiguren zijn: de ene gemeente (Gorssel) stemt volgend jaar en de andere stemt pas een jaar daarna of geruime tijd daarna. Rechtsongelijkheid is hier dan toch bewezen.

De staatssecretaris heeft op geen enkele manier begrip op kunnen brengen voor mijn standpunt. Zij ziet ook niet dat er sprake is van rechtsongelijkheid. Merkwaardig! In deze rechtsstaat zou het toch niet zo moeilijk moeten zijn elkaar te vinden als het gaat om het wegwerken van rechtsongelijkheid. Ook heb ik bij de staatssecretaris geen enkele poging tot toenadering ontdekt. Daarom wordt het moeilijk mijn amendement te handhaven. Niettemin wil ik dat toch doen. Ik doe opnieuw een beroep op de bereidheid van de collega's om hierover op zijn minst na te denken. Wellicht is er een modus te vinden om de gesignaleerde rechtsongelijkheid in het wetsvoorstel ongedaan te maken. Tegen het wetsvoorstel op zichzelf heb ik helemaal geen bezwaar. Alleen, die rechtsongelijkheid ten aanzien van Gorssel moet ongedaan worden gemaakt.

Voorzitter! Tot slot wijs ik op het volgende. De staatssecretaris heeft herinnerd aan bepalingen in het Europees handvest. Ik ben de hemel dankbaar dat dit voor het eerst door een lid van dit kabinet wordt gedaan. Het Europees handvest voor de gemeentelijke autonomie is ook door het vorige parlement ondersteund. De bepalingen over de wilsbeschikking van de gemeenten zijn voor 90% intact gebleven. Die andere 10% is er door onze voorgangers uitgewipt. Daardoor kunnen de gemeenten conform het handvest uiteindelijk niet over hun zelfstandigheid mee beslissen. Dat is dus door het vorige parlement veroorzaakt en ik kan er eerst nu bezwaar tegen maken. Ik duid hier nu op, doordat de staatssecretaris mij deze opmerkingen uitlokt. Toch ben ik positief en ik ben erg blij dat de staatssecretaris de gemeentelijk autonomie bij de behandeling van dit onderwerp heeft betrokken.

Voorzitter! Ik wacht af wat de staatssecretaris mij nu wil vertellen.

De heer Kamp (VVD):

Voorzitter! De VVD-fractie is graag bereid serieus na te denken over het amendement van de heer Hendriks, maar wat is de reactie van de heer Hendriks op de opmerking van de staatssecretaris, dat als in de loop van januari zou blijken dat Gorssel bij deze herindeling betrokken raakt, iets wat zij niet verwacht, het dan alsnog mogelijk is de datum voor de verkiezingen te verschuiven?

De heer Hendriks:

Voorzitter! Dit is een zeer elegante vraag. Ik dank de heer Kamp hier oprecht voor. Als hetgeen de heer Kamp nu zegt, zich zou voordoen, zou er niets aan de hand zijn. Hij weet echter net zo goed als ik dat als wij in dezen situatie iets niet vastleggen in de wet, maar afgewacht moet worden wat er gebeurt, de rechtsongelijkheid blijft. Ik heb gezegd hoe wij nu moeten handelen. Ik hoop dat de heer Kamp het op dit punt met mij eens is. Ik duid namelijk op het bestaan van rechtsongelijkheid. Ik zeg niet dat de rechtsongelijkheid voor alleen Gorssel weggenomen moet worden, maar op zijn minst voor die gemeente. Daar zijn namelijk de signalen manifest afgegeven. Ik heb niet alleen met burgemeester en wethouders van die gemeente gesproken, maar ook met de raadsleden en de bevolking. De inbreng tijdens de hoorzitting was ook het bewijs dat wij op zijn minst bij de behandeling van dit wetsvoorstel iets moeten doen.

De heer Kamp (VVD):

Voorzitter! Heb ik de staatssecretaris goed begrepen dat als mocht blijken dat anders wordt gehandeld dan zij wil en Gorssel in januari toch betrokken raakt bij de uitvoering van dit wetsvoorstel, zij bereid is voor die gemeente hetzelfde voorstel te doen als nu is gedaan voor de overige gemeenten? Wellicht kan de staatssecretaris in haar tweede termijn deze vraag beantwoorden.

De voorzitter:

Dit is een vraag aan de staatssecretaris. Mijnheer Hendriks, ik neem aan dat u uw betoog wilt afronden. U bent nu namelijk op zijn minst zo even lang bezig als in uw eerste termijn. Daarom verzoek ik u dringend uw betoog nu af te ronden.

De heer Hendriks:

Voorzitter! Als de collega's dringende vragen hebben, kan ik die altijd nog in de wandelgangen beantwoorden. Ik blijf evenals gisteren beschikbaar tot twaalf uur 's nachts.

Staatssecretaris Van de Vondervoort:

Voorzitter! Dat gemeenten niet zelf over hun opheffing of samenvoeging beslissen, is niet in het Europees handvest geregeld, maar in onze Grondwet. Dit was echter een opmerking terzijde.

Voorzitter! Ik zie niet in dat er sprake is van rechtsongelijkheid. Ik vind het toevoegen van één gemeente die mogelijk bij het inhoudelijke debat over de herindeling betrokken kan worden, een betrekkelijk willekeurige stap. In dat debat zou namelijk ook de positie van andere gemeenten aan de orde kunnen zijn. Ik vind de enig logische en ook verdedigbare lijn, dat datgene wat in het inhoudelijke voorstel staat, ook in het uitstelvoorstel wordt opgenomen. Als gediscussieerd moet worden over het inhoudelijke voorstel, dan moet dat hier geagendeerd worden. Als wij menen dat wij dat in de tijd gezien moeten doen – ik ben elke dag beschikbaar om hier te komen – dan moeten wij het wel eerst over het inhoudelijke voorstel hebben. Als je dit niet als een logisch gevolg beschouwt van het niet tijdig kunnen afronden van het inhoudelijke voorstel, dan is de enige consistente lijn datgene wat nu in het voorstel staat. Naar ik meen, is het op grond van de Kieswet vanaf 20 januari niet meer mogelijk om nog een aanpassing te plegen, maar dat zou ik nog even na moeten kijken. Ik ben er namelijk niet 100% zeker van dat ik u hier nu de juiste informatie geef. Daarover zal ik u dan informeren. Dat spreekt vanzelf.

De heer Kamp (VVD):

Als de staatssecretaris ons toch die informatie geeft, wil ik haar vragen dan ook op het volgende in te gaan. De VVD-fractie is er niet op uit om vooruit te lopen op de behandeling van het desbetreffende wetsvoorstel. Wij hebben ook niet gevraagd om deze plenaire behandeling.

De voorzitter:

Mijnheer Kamp, u heeft niet in eerste termijn noch in tweede termijn het woord gevoerd. Dus ik verzoek u nu om uw zin af te maken, zodat ik de staatssecretaris vervolgens de gelegenheid kan geven om erop te reageren.

De heer Kamp (VVD):

Dank u, voorzitter. Zou de staatssecretaris kunnen aangeven welke situatie er ontstaat indien de Tweede Kamer onverhoopt zou besluiten dat Gorssel op de een of andere wijze bij deze herindeling betrokken zou dienen te worden?

Staatssecretaris Van de Vondervoort:

U doelt op een amendement van die strekking bij de behandeling van het inhoudelijke voorstel?

De heer Kamp (VVD):

Ja.

Staatssecretaris Van de Vondervoort:

Dan ontstaat de situatie voor Gorssel dat er twee keer verkiezingen zullen zijn.

De heer Hendriks:

Ik wil nog even reageren op wat de staatssecretaris mij voor de voeten werpt. Dat is heel erg. Zij zegt dat zij inhoudelijk met mij geen contact heeft gehad. Wij kennen als parlement een eigen traject. Bij de hoorzitting hebben wij wel degelijk, zeker voor de helft, de gemeente Gorssel erbij betrokken. Ik begrijp dan ook niet hoe zij staande kan houden dat ik buiten de inhoudelijke kanten van de betreffende onderwerpen heb gesproken. Ik begrijp hier niets van!

De voorzitter:

Ik constateer dat een hoorzitting iets anders is dan overleg dat hier plaatsvindt over wetgeving. Ik geef de staatssecretaris het woord om te antwoorden.

Staatssecretaris Van de Vondervoort:

Ik begrijp de opwinding van de heer Hendriks niet zo goed. Ik heb hem helemaal niets voor de voeten geworpen. Het spreekt vanzelf dat dit punt aan de orde is in het inhoudelijke debat dat ik met de Kamer voer. Het is het goed recht van de Kamer om bij een hoorzitting eenieder te betrekken die zij daarbij wil betrekken. Ik heb slechts aangegeven dat het een consequente lijn is om het zogenaamde uitstelwetje over hetzelfde te laten gaan als de inhoudelijke wet. Als daar in de loop van het proces iets aan verandert, dan heeft dat consequenties. Daar moeten wij ons ook van bewust zijn. Dat hebben wij dan af te wegen op het moment waarop die wet aan de orde is. Ik heb mijn afweging te kennen gegeven. Dat is niet de afweging zoals de heer Hendriks die gemaakt heeft, maar zij is net zo goed legitiem als zijn wens om het anders te doen.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen over beide wetsvoorstellen zullen nog deze namiddag plaatsvinden.

Naar boven