U bekijkt een publicatie met

Toon versie van document

Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 27 mei 2021 tot aanvulling en wijziging van de Omgevingsregeling en wijziging en intrekking van enige andere regelingen met het oog op het beschermen van de bodem, met inbegrip van het grondwater en het duurzaam en doelmatig gebruik van de bodem (Aanvullingsregeling bodem Omgevingswet)

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de richtlijn zuiveringsslib;

Gelet op de artikelen 2.21, 5.34, tweede lid, 16.55, tweede lid, 16.88, derde en vierde lid, van de Omgevingswet, de artikelen 2, aanhef en onder d, 3, eerste en tweede lid, 4 en 5 van de Kaderwet subsidies I en M, artikel 23, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, artikel 1.1, vierde lid, tweede zin, van de Wet milieubeheer, de artikelen 10, eerste lid, en 38, eerste en derde lid, van de Meststoffenwet, de artikelen 15, 19, 27 en 28 van de Landbouwwet, artikel 8.70g, derde lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, de artikelen 1a, tweede lid, 5, 11f, vijfde lid, en 11h, vierde lid, van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen, artikel 20, eerste lid, aanhef en onder b, van het Drinkwaterbesluit en de artikelen 28, 36 en 70 van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet;

BESLUITEN:

HOOFDSTUK 1 AANVULLING EN WIJZIGING OMGEVINGSREGELING

Artikel 1.1 (Omgevingsregeling)

De Omgevingsregeling wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1a wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 1.1a (grondslag)

  • 1.

    Deze regeling berust op de artikelen 1.5, tweede lid, 2.15, tweede, derde en vierde lid, 2.20, tweede en derde lid, 2.21, 2.21a, eerste lid, 2.24, tweede lid, 4.1, tweede lid, 4.3, derde lid, 5.34, tweede lid, 12.6, vijfde lid, 13.1, tweede lid, 16.6, 16.55, tweede en zesde lid, 16.88, derde en vierde lid, 18.21, eerste lid, 19.10, eerste lid, 19.11, 20.2, tweede lid, 20.3, eerste lid, 20.6, derde lid, aanhef en onder b, 20.10, derde lid, 20.14, zesde lid, 20.16, derde lid, 20.18, eerste lid, 20.21, tweede en vierde lid, 20.25, tweede lid, 20.26, vierde lid, 20.28, derde lid, 20.29 en 20.30, aanhef en onder b, van de wet.

  • 2.

    Deze regeling berust ook op de artikelen 8.47, vijfde lid, 8.48, vijfde lid, 8.53, vijfde lid, 8.55, vijfde lid, 8.56, tweede lid, 8.57, derde lid, 8.57a, vierde lid, 8.57b, vierde lid, 8.59, tweede lid, 8.62c, vijfde lid, 8.62h, derde lid, 8.62i, derde lid, 8.62l, vierde lid, 8.66, derde lid,en 8.68, derde lid, en 8.70g, derde lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving.

  • 3.

    De artikelen 14.1, 14.2, 14.18b, 14.28e en 14.31i berusten op artikel 133, derde lid, van de Mijnbouwwet.

B

Na afdeling 2.7 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

AFDELING 2.8 HERKOMSTGEBIEDEN EN TOEPASSINGSGEBIEDEN MIJNSTEEN EN VERMENGDE MIJNSTEEN

Artikel 2.43 (geometrische begrenzing herkomstgebieden en toepassingsgebieden mijnsteen en vermengde mijnsteen)

C

Na artikel 7.53 worden vier artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 7.53a (milieubelastende activiteit: op of in de bodem brengen van zuiveringsslib)

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het op of in de bodem brengen van zuiveringsslib afkomstig van zuiveringsinstallaties voor huishoudelijk of stedelijk afvalwater, bedoeld in artikel 3.48b van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

  • a.

    de aard, samenstelling, hoeveelheid in tonnen, herkomst en wijze van registratie van het zuiveringsslib; en

  • b.

    een beschrijving van de procedures van acceptatie van zuiveringsslib en van de administratieve organisatie en interne controle.

Artikel 7.53b (milieubelastende activiteit: opslaan, zeven, mechanisch ontwateren of samenvoegen van grond of baggerspecie)

  • 1.

    Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het opslaan, zeven, mechanisch ontwateren of samenvoegen van grond van de kwaliteitsklasse matig verontreinigd of sterk verontreinigd, baggerspecie van de kwaliteitsklasse sterk verontreinigd of grond of baggerspecie die niet beschikt over een milieuverklaring bodemkwaliteit, bedoeld in artikel 3.48k, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden de gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 7.26, verstrekt.

  • 2.

    Bij de aanvraag worden ook de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

    • a.

      als grond of baggerspecie die beschikt over een milieuverklaring bodemkwaliteit wordt opgeslagen: een aanduiding van de kwaliteitsklassen, bedoeld in artikel 25d van het Besluit bodemkwaliteit, van de partij grond of partij baggerspecie;

    • b.

      een aanduiding of verschillende partijen grond of verschillende partijen baggerspecie worden samengevoegd; en

    • c.

      als verschillende partijen grond of verschillende partijen baggerspecie worden samengevoegd:

      • 1°.

        een aanduiding of dit gebeurt tot een partij die groter is dan 25 m3;

      • 2°.

        een aanduiding van de kwaliteitsklassen, bedoeld in artikel 25d van het Besluit bodemkwaliteit, van de partijen, tenzij partijen die niet beschikken over een milieuverklaring bodemkwaliteit worden samengevoegd; en

      • 3°.

        het volume van de samengevoegde partij in kubieke meters.

Artikel 7.53c (lozingsactiviteit: opslaan, zeven, mechanisch ontwateren of samenvoegen van grond of baggerspecie)

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het lozen van afvalwater afkomstig van het opslaan, zeven, mechanisch ontwateren of samenvoegen van grond van de kwaliteitsklasse matig verontreinigd of sterk verontreinigd, baggerspecie van de kwaliteitsklasse sterk verontreinigd of grond of baggerspecie die niet beschikt over een milieuverklaring bodemkwaliteit, bedoeld in artikel 3.48k, tweede lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden de gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 7.23, onder a tot en met h, verstrekt.

Artikel 7.53d (lozingsactiviteit: opvullen diepe plas)

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het brengen van grond of baggerspecie in een oppervlaktewaterlichaam, voor zover het gaat om het opvullen van een diepe plas voor het bevorderen van de natuurwaarde of recreatieve waarde van de diepe plas, het ontwikkelen tot landbodem voor het verwezenlijken van bedrijventerreinen, woningbouwlocaties, landbouwgronden, natuurgronden of recreatieterreinen of het stabiliseren van wanden, bedoeld in artikel 3.48p van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

  • a.

    een beschrijving van de locatie waarop de activiteit wordt verricht en een situatietekening waarop is aangegeven:

    • 1°.

      de locatie met een legenda en een noordpijl; en

    • 2°.

      de omgeving van de locatie;

  • b.

    een bovenaanzicht en een dwarsdoorsnede van de locatie op een schaal van ten minste 1:10.000;

  • c.

    een aanduiding van de beoogde:

    • 1°.

      hoeveelheid in kubieke meters, kwaliteit en herkomst van de grond en baggerspecie die worden toegepast in het oppervlaktewaterlichaam en in de afdeklaag;

    • 2°.

      dikte van de afdeklaag in meters;

    • 3°.

      diepte, oppervlakte, chemische en ecologische kwaliteit en het beoogde volume van het oppervlaktewaterlichaam na beëindiging van de activiteit of een fase, als de activiteit gefaseerd wordt verricht; en

    • 4°.

      datum en het beoogde tijdstip van het begin van de activiteit of de fases, als de activiteit gefaseerd wordt verricht, en de verwachte duur ervan;

  • d.

    de vermelding van de functionele toepassing in het kader waarvan de grond en baggerspecie wordt toegepast en een onderbouwing van de functionaliteit van de toepassing;

  • e.

    de dimensionering van de functionele toepassing in het kader waarvan de grond en baggerspecie wordt toegepast;

  • f.

    een beschrijving van de inrichting en de maatschappelijke functie van de locatie na de opvulling van het oppervlaktewaterlichaam;

  • g.

    een beschrijving van de gevolgen voor de chemische en ecologische kwaliteit van het oppervlaktewaterlichaam en de gevolgen voor de openbare drinkwatervoorziening;

  • h.

    een beschrijving van de procedures en van de criteria voor acceptatie van grond en baggerspecie en van de administratieve organisatie en interne controle;

  • i.

    een rapportage met een weergave van een verricht hydrologisch en geohydrologisch onderzoek naar de gevolgen van de activiteit;

  • j.

    een beschrijving van de wijze waarop tijdens en na afronding van de activiteit of een fase, als de activiteit gefaseerd wordt verricht, wordt gecontroleerd:

    • 1°.

      op het bereiken van de doelen, bedoeld onder c;

    • 2°.

      op verontreiniging van het oppervlaktewaterlichaam of de omgeving van de locatie;

    • 3°.

      op de chemische en ecologische kwaliteit van het oppervlaktewaterlichaam; en

    • 4°.

      op de instandhouding van de afdeklaag;

  • k.

    een beschrijving van de wijze waarop is gewaarborgd dat corrigerende maatregelen worden getroffen als de controles, bedoeld onder j, daartoe aanleiding geven; en

  • l.

    een aanduiding en onderbouwing van het type diepe plas, zowel voor als na de opvulling van het oppervlaktewaterlichaam.

D

Na artikel 7.121 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 7.121a (milieubelastende activiteit: grondbank of grondreinigingsbedrijf)

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bewerken van grond van de kwaliteitsklasse matig verontreinigd of sterk verontreinigd of baggerspecie van de kwaliteitsklasse sterk verontreinigd, bedoeld in artikel 3.179, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden de gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 7.26, verstrekt.

Artikel 7.121b (lozingsactiviteit: grondbank of grondreinigingsbedrijf)

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het lozen van afvalwater afkomstig van het bewerken van grond van de kwaliteitsklasse matig verontreinigd of sterk verontreinigd of baggerspecie van de kwaliteitsklasse sterk verontreinigd, bedoeld in artikel 3.179, tweede lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden de gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 7.23, onder a tot en met h, verstrekt.

E

Na paragraaf 7.3.5 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 7.3.6 Gedoogplicht verontreiniging van de bodem zorgplicht of ongewoon voorval

Artikel 7.215a (gedoogplicht verontreiniging van de bodem zorgplicht of ongewoon voorval)
  • 1.

    Bij een aanvraag om een gedoogplichtbeschikking voor het verrichten van onderzoek door de veroorzaker naar de aard en omvang van de verontreiniging of aantasting van de bodem, bedoeld in artikel 10.21a, aanhef en onder a, van de wet, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

    • a.

      per perceel: de naam en het adres van de rechthebbende;

    • b.

      de kadastrale gegevens van het perceel waarop de aanvraag betrekking heeft en een actuele kadastrale kaart;

    • c.

      een toelichting op de reden voor de aanvraag;

    • d.

      een toelichting op de noodzaak van het opleggen van de gedoogplicht in relatie tot de planning van de activiteit waarvoor het onderzoek is vereist en de datum waarop het veldwerk moet zijn afgerond;

    • e.

      de verwachte datum en het verwachte tijdstip van het begin van het onderzoek en de verwachte duur ervan;

    • f.

      een omschrijving van de te verwachten verontreiniging of aantasting van de bodem;

    • g.

      een aanduiding van de aard van het onderzoek en een plan van aanpak of een programma van eisen voor het onderzoek;

    • h.

      een kaart met de locaties waarop onderzoek is beoogd; en

    • i.

      gegevens en bescheiden die betrekking hebben op het minnelijk overleg, waaronder in ieder geval de afschriften van de verzoeken aan de rechthebbende om het terrein te betreden en, als dit van toepassing is, het aanbod tot schadevergoeding.

  • 2.

    Bij een aanvraag om een gedoogplichtbeschikking voor het treffen van maatregelen door de veroorzaker voor het voorkomen, beperken of ongedaan maken van de verontreiniging of aantasting van de bodem en de directe gevolgen daarvan, bedoeld in artikel 10.21a, aanhef en onder b van de wet, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

    • a.

      per perceel: de naam en het adres van de rechthebbende;

    • b.

      de kadastrale gegevens van het perceel waarop de aanvraag betrekking heeft en een actuele kadastrale kaart;

    • c.

      een toelichting op de reden voor de aanvraag;

    • d.

      de verwachte datum en het verwachte tijdstip van het begin van het treffen van maatregelen en de verwachte duur ervan; en

    • e.

      gegevens en bescheiden die betrekking hebben op het minnelijk overleg, waaronder in ieder geval de afschriften van de verzoeken aan de rechthebbende om het treffen van maatregelen toe te staan en, als dit van toepassing is, het aanbod tot schadevergoeding.

F

Na subparagraaf 8.2.3.3 wordt een subparagraaf ingevoegd, luidende:

§ 8.2.3.3a Bodem

Artikel 8.28a (toepassingsbereik)

Deze paragraaf is van toepassing op het bepalen van de waarden voor de toelaatbare kwaliteit van de bodem voor het bouwen van een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie, bedoeld in artikel 5.89i, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving.

Artikel 8.28b (berekenen: waarden voor de toelaatbare kwaliteit van de bodem)

Op het berekenen van de grenswaarde, bedoeld in artikel 5.89j, derde lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, is de Risicotoolbox bodem van toepassing.

G

Na afdeling 9.5 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

AFDELING 9.6 SPECIFIEKE VOORSCHRIFTEN OMGEVINGSVERGUNNING MILIEUBELASTENDE ACTIVITEIT – HET OP OF IN DE BODEM BRENGEN VAN ZUIVERINGSSLIB

Artikel 9.35 (toepassingsbereik)

Deze afdeling is van toepassing op het verbinden van voorschriften aan een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 8.70a van het Besluit kwaliteit leefomgeving.

Artikel 9.36 (voorschriften over monsterneming en analyse)
  • 1.

    Aan een omgevingsvergunning worden voorschriften verbonden die inhouden dat de vergunninghouder de bodem waarop zuiveringsslib wordt gebracht, ten minste eenmaal per tien jaar laat bemonsteren en analyseren door een laboratorium met een accreditatie volgens NEN-EN-ISO/IEC 17025. Bij het bemonsteren en analyseren wordt voldaan aan bijlage XXXA.

  • 2.

    Aan een omgevingsvergunning worden voorschriften verbonden die inhouden dat de vergunninghouder er zorg voor draagt dat de door het laboratorium op te stellen rapportage per bemonsterd perceel in ieder geval de volgende gegevens bevat:

    • a.

      de naam en het adres van degene die de milieubelastende activiteit verricht;

    • b.

      een kadastrale of topografische aanduiding van het bemonsterde perceel;

    • c.

      de hoedanigheid en de samenstelling van de bodem van het bemonsterde perceel;

    • d.

      de naam van het laboratorium dat de analyse heeft verricht;

    • e.

      de extractiedatum en de analysedatum van het monster; en

    • f.

      de resultaten van de analyses en de vaststelling of de waarden voor de geanalyseerde stoffen de grenswaarden, bedoeld in tabel 8.70c van het Besluit kwaliteit leefomgeving, overschrijden.

  • 3.

    Aan een omgevingsvergunning worden voorschriften verbonden die inhouden dat een rapportage een geldigheidsduur heeft van ten hoogste tien jaar.

H

Bijlage II wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

BIJLAGE II BIJ ARTIKEL 1.4 VAN DEZE REGELING (UITGAVEN EN VERWIJZINGEN)

Norm

Naam

Datum of versie

Uitgever

Hoofdstuk in besluit of regeling waarin verwijzing staat1

Algemene BeoordelingsMethodiek

Algemene BeoordelingsMethodiek (ABM), methode ter bepaling van de benodigde saneringsinspanning bij lozingen op basis van stofeigenschappen

2016

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.infomil.nl)

Hoofdstuk 7 van deze regeling

API 1004

Bottom Loading and Vapor Recovery for MC-306 & DOT-406 Tank Motor Vehicles

01‑01‑2003

American Petroleum Institute

(www.api.org)

Hoofdstuk 4 Bal

AS SIKB 2000

Accreditatieschema Veldwerk bij Milieuhygiënisch Bodem- en waterbodemonderzoek

Versie 2.8, 07‑02‑2014, met wijzigingsblad van 01‑02‑2018 Datum of versie zoals vermeld in bijlage C bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

SIKB

(www.sikb.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

AS SIKB 3000

Accreditatieschema Laboratoriumanalyses voor grond-, grondwater- en waterbodemonderzoek

Versie 7, 23‑06‑2016 Datum of versie zoals vermeld in bijlage C bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

SIKB

(www.sikb.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

AS SIKB 6700

Accreditatieschema Inspectie bodembeschermende voorzieningen

Versie 3.0, 15‑02‑2018 Datum of versie zoals vermeld in bijlage C bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

SIKB

(www.sikb.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bal

AS SIKB 6800

Accreditatieschema Controle en keuring tank(opslag)installaties

Versie 2.0, 15‑02‑2018 Datum of versie zoals vermeld in bijlage C bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

SIKB

(www.sikb.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

BBT-document emissiearm aanwenden

BBT-document emissiearm aanwenden

Versie 1.0, mei 2020

Rijkswaterstaat

www.aandeslagmetdeomgevingswet.nl

Hoofdstuk 4 Bal

Bepalingsmethode MPG

Bepalingsmethode Milieuprestatie Gebouwen en GWW-werken

2019, met wijzigingsblad van 01‑07‑2019

Stichting Bouwkwaliteit

(www.bouwkwaliteit.nl en www.milieudatabase.nl)

Bbl

Blauwalgenprotocol

Blauwalgenprotocol 2012, zoals vastgesteld door het Nationaal Water Overleg

2012

Rijkswaterstaat

(www.helpdeskwater.nl)

Hoofdstuk 10 Bkl

Bodembescherming: combinaties van voorzieningen en maatregelen

Bodembescherming: combinaties van voorzieningen en maatregelen

Versie 2020-01, april 2020

Rijkswaterstaat

(www.bodemplus.nl)

Bijlage XVIII Bkl

BRL 2307-1

Beoordelingsrichtlijn voor het KOMO productcertificaat voor AVI-bodemas voor ongebonden toepassing op of in de bodem in grond- en wegenbouwkunde

27‑05‑2008, met wijzigingsblad van 14‑04‑2016

Kiwa

(www.kiwa.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

BRL 9313

Beoordelingsrichtlijn Zand uit dynamische wingebieden

Datum of versie zoals vermeld in bijlage C bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

Kiwa (www.kiwa.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

BRL 9320

Bitumineus gebonden mengsels

24‑04‑2009, met wijzigingsblad van 31‑12‑2014

Kiwa

(www.kiwa.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

BRL 9321

Beoordelingsrichtlijn

Milieuhygiënische kwaliteit van industriezand en (gebroken) industriegrind

Datum of versie zoals vermeld in bijlage C bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

Kiwa (www.kiwa.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

BRL-K519

Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa productcertificaat voor Afdichtingsfolie van weekgemaakt polyvinylchloride (PVC-P), met of zonder versterking

15‑06‑2006

Kiwa

(www.kiwa.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

BRL-K537

Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa procescertificaat voor Verwerken van Kunststoffolie

01‑01‑2010

Kiwa

(www.kiwa.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

BRL-K538

Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa productcertificaat voor Afdichtingsfolie van hoge dichtheid polyetheen zonder versterking

15‑06‑2006

Kiwa

(www.kiwa.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

BRL-K546

Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa productcertificaat voor Afdichtingsfolie van lage dichtheid polyetheen, met of zonder versterking

15‑06‑2006

Kiwa

(www.kiwa.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

BRL-K580

Beoordelingsrichtlijn K580, Polyethyleen (PE) tanks met opvangbak voor niet-stationaire of mobiele opslag van vloeistoffen

Versie 01

Kiwa

(www.kiwa.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

BRL-K744

Beoordelingsrichtlijn K744 voor het Kiwa productcertificaat voor Metalen niet-stationaire en mobiele opslag- en afleverinstallaties van ten hoogste 3 m³ voor bovengrondse drukloze opslag van vloeistoffen en controle en onderhoud ervan

01‑07‑2013

Kiwa

(www.kiwa.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

BRL-K779

Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa productcertificaat voor Inwendige bekleding op stalen tanks voor brandbare vloeistoffen

15‑07‑2010, met wijzigingsblad van 15‑03‑2015

Kiwa

(www.kiwa.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

BRL-K790

Beoordelingsrichtlijn K790, Appliceren van bekledingen op stalen opslagtanks of stalen leidingen

Versie 03

Kiwa

(www.kiwa.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

BRL-K902

Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa procescertificaat voor Tanksanering HBO/diesel

Versie 04, 26‑07‑2011, met wijzigingsbladen van 14‑09‑2012 en 29‑05‑2015 Datum of versie zoals vermeld in bijlage C bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

Kiwa

(www.kiwa.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

BRL-K903

Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa procescertificaat voor de Regeling Erkenning Installateurs Tankinstallaties

Versie 08, 01‑02‑2011, met wijzigingsbladen van 14‑02‑2015, 01‑04‑2015 en 21‑09‑2015 Datum of versie zoals vermeld in bijlage C bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

Kiwa

(www.kiwa.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

BRL-K904

Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa procescertificaat voor Tanksaneringen, KIWA Nederland B.V.

Versie 4, 15‑06‑2016 Datum of versie zoals vermeld in bijlage C bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

Kiwa

(www.kiwa.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

BRL-K1149

Nationale Beoordelingsrichtlijn voor het KOMO procescertificaat voor verwerken van kunststof folie

14‑06‑2002, met wijzigingsblad van 21‑03‑2005 Datum of versie zoals vermeld in bijlage C bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

Kiwa

(www.kiwa.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

BRL KvINL 6000-21/00

BRL 6000 Deel 21, Ontwerpen en installeren van energiecentrales van bodemenergiesystemen en het beheren van bodemenergiesystemen Beoordelingsrichtlijn voor het KvINL procescertificaat voor 'ontwerpen, installeren en beheren van installaties'

01‑09‑2017 Datum of versie zoals vermeld in bijlage C bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

Stichting InstallQ

(www.installq.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

BRL KvINL 9500-00

BRL 9500: Energieprestatieadvisering, deel 00, Algemeen deel energieprestatieadvisering

31‑08‑2011, met wijzigingsblad van 01‑08‑2015

Stichting InstallQ

(www.installq.nl)

Hoofdstuk 5 van deze regeling

BRL KvINL 9500-01

BRL 9500: Energieprestatieadvisering, deel 01, Energie-index, bestaande woningen

21‑10‑2016

Stichting InstallQ

(www.installq.nl)

Hoofdstuk 5 van deze regeling

BRL KvINL 9500-03

BRL 9500: Energieprestatieadvisering, deel 03, Energielabel bestaande utiliteitsbouwen

31‑08‑2011, met wijzigingsblad van 01‑08‑2015

Stichting InstallQ

(www.installq.nl)

Hoofdstuk 5 van deze regeling

BRL KvINL 9500-06

BRL 9500:

Energieprestatieadvisering, deel 06, Energielabel utiliteitsgebouwen, detailmethode

12‑09‑2013

Stichting InstallQ

(www.installq.nl)

Hoofdstuk 5 van deze regeling

BRL KvINL 9501

Methoden voor het berekenen van het energiegebruik van gebouwen

06‑12‑2006, met wijzigingsblad van 01‑01‑2015

Stichting InstallQ

(www.installq.nl)

Hoofdstuk 5 van deze regeling

BRL SIKB 2000

Beoordelingsrichtlijn Veldwerk bij milieuhygiënisch bodem- en waterbodemonderzoek

Versie 6.0, 01‑02‑2018 Datum of versie zoals vermeld in bijlage C bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

SIKB

(www.sikb.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bal

BRL SIKB 2100

Beoordelingsrichtlijn Mechanisch boren

Versie 6.0, 01‑02‑2018Datum of versie zoals vermeld in bijlage C bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

SIKB

(www.sikb.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

BRL SIKB 6000

Beoordelingsrichtlijn Milieukundige begeleiding van (water)bodemsaneringen, ingrepen in de waterbodem en nazorg

Datum of versie zoals vermeld in bijlage C bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

SIKB

SIKB (www.sikb.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

BRL SIKB 7000

Beoordelingsrichtlijn Uitvoering van (water)bodemsaneringen en ingrepen in de waterbodem

Versie 6.0, 01‑02‑2018 met wijzigingsblad van 28‑03‑2019 Datum of versie zoals vermeld in bijlage C bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

SIKB

(www.sikb.nl)

Hoofdstuk 5 Bal

BRL SIKB 7500

Beoordelingsrichtlijn Bewerken van verontreinigde grond en baggerspecie

Datum of versie zoals vermeld in bijlage C bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

SIKB (www.sikb.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

BRL SIKB 7700

Beoordelingsrichtlijn Aanleg of herstel van een vloeistofdichte voorziening

Versie 2.0, 15‑02‑2018, met wijzigingsblad van 18‑02‑2016 Datum of versie zoals vermeld in bijlage C bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

SIKB

(www.sikb.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bal

BRL SIKB 9335

Beoordelingsrichtlijn Grond

Datum of versie zoals vermeld in bijlage C bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

SIKB (www.sikb.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

BRL SIKB 11000

Beoordelingsrichtlijn Ontwerp, realisatie, beheer en onderhoud van het ondergrondse deel van installaties voor bodemenergie

Versie 2.0, 02‑10‑2014, met wijzigingsblad van 08‑10‑2015 Datum of versie zoals vermeld in bijlage C bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

SIKB

(www.sikb.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

CAP 764

Civil Aviation Authority Policy and Guidelines on Wind Turbines

Versie 6, 01‑02‑2016

Civil Aviation Authority

(www.caa.co.uk)

Hoofdstuk 7 Bal

Carola

Computer Applicatie voor Risicoberekeningen aan Ondergrondse Leidingen met Aardgas

Versie 1.0.0

RIVM

(www.rivm.nl)

Hoofdstukken 4, 8 en 12 van deze regeling

CCV-inspectieschema Brandbeveiliging

CCV- inspectieschema Brandbeveiliging, Inspectie brandbeveiligingssysteem (VBB-BMI-OAI-RBI) op basis van afgeleide doelstellingen

Versie 12.0, 01‑01‑2019

CCV

(www.hetccv.nl)

Bbl

CCV-inspectieschema Brandbeveiliging Vuurwerk

CCV-inspectieschema Brandbeveiliging Vuurwerk

Versie 1.0, 01‑02‑2019 + A1

CCV

(www.hetccv.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

CCV-inspectieschema Uitgangspuntendocument Brandbeveiliging Vuurwerk

CCV-inspectieschema Uitgangspuntendocument Brandbeveiliging Vuurwerk

Versie 1.0, 15‑11‑2019 + A1

CCV

(www.hetccv.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

Checklist Veilig onderhoud

Checklist veilig onderhoud op en aan gebouwen

2012

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

(www.rijksoverheid.nl)

Bbl

CIW beoordelingssystematiek warmtelozingen

CIW beoordelingssystematiek warmtelozingen

2004

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.helpdeskwater.nl)

Hoofdstuk 7 van deze regeling

Handboek Immissietoets

Handboek Immissietoets

2019

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.infomil.nl)

Hoofdstuk 4 Bal, bijlage XVII Bkl en hoofdstuk 7 van deze regeling

Handreiking aanleg, beheer en monitoring bezinkbassins voor de bloembollensector

Handreiking aanleg, beheer en monitoring bezinkbassins voor de bloembollensector

Versie 2.0, 20‑02‑2014

SIKB

(www.sikb.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

IALA Recommendation O-139

IALA Recommendation O-139 on The Marking of Man-Made Offshore Structures

Versie 2, 13‑12‑2013

International Association of Marine Aids to Navigation and Lighthouse Authorities

(http://www.iala-aism.org)

Hoofdstuk 7 Bal

Informatiemodel geluid

Informatiemodel geluid (IMG)

https://docs.geo
standaarden.nl/
cvgg/img

Geonovum

(http://www.geonovum.nl)

Artikel 12.71e van deze regeling

INRS 007/V01.01

Trichlorure d'azote et autres composés chlorés M-104

November 2017

INRS

(http://www.inrs.fr/metropol)

Hoofdstuk 15 Bal

Integrale aanpak

van

risico’s van onvoorziene lozingen

Integrale aanpak

van

risico’s van onvoorziene lozingen

2000

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.helpdeskwater.nl)

Hoofdstuk 7 van deze regeling

Integrale bedrijfstakstudie tankautoreiniging

Integrale bedrijfstakstudie tankautoreiniging

April 2002

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.helpdeskwater.nl)

Bijlage XVIII Bkl

ISO 5815-1

Water - Bepaling van het biochemisch zuurstofverbruik na n dagen (BZVn) - Deel 1: Verdunning en enting onder toevoeging van allylthioureum

2003

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4, 6 en 7 Bal

ISO 7899-1

Percentielwaarde intestinale enterokokken

1998 en correctie 2000

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal en Hoofdstuk 12 van deze regeling

ISO 7899-2

Percentielwaarde intestinale enterokokken

2000

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal en Hoofdstuk 12 van deze regeling

ISO 9308-3

Percentielwaarde escherichia coli

1999 en correctie 2000

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal en Hoofdstuk 12 van deze regeling

ISO 17201-2

Acoustics, Noise from shooting ranges, Part 1: Determination of muzzle blast by measurement

2005 en correctie 1:2009

NNI

(www.nen.nl)

Bijlage XXIV bij deze regeling

ISSO 75.1

Handleiding Energieprestatie utiliteitsgebouwen

12‑09‑2013

ISSO

(https://isso.nl)

Bbl

ISSO 75.3

Formulestructuur energieprestatie advies utiliteitsgebouwen

2011

ISSO

(https://isso.nl)

Bbl

Kosteneffectiviteit van maatregelen ter beperking van wateremissies

Kosteneffectiviteit van maatregelen ter beperking van wateremissies

2018

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.helpdeskwater.nl)

Bijlage XVIII Bkl

Landelijk Draaiboek Hoogwater en Overstromingen

Landelijk Draaiboek Hoogwater en Overstromingen

20‑09‑2016

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.helpdeskwater.nl)

Hoofdstuk 15 van deze regeling

LIB-tool

LIB Applicatie Schiphol

 

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(http://lib-schiphol.nl/login)

Hoofdstuk 7 van deze regeling

Lozingen uit tijdelijke baggerspeciedepots

Lozingen uit tijdelijke baggerspeciedepots

April 1998

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.helpdeskwater.nl)

Bijlage XVIII Bkl

Lozingseisen Wvo-vergunningen

Lozingseisen Wvo-vergunningen

November 2005

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.helpdeskwater.nl)

Bijlage XVIII Bkl

Meet- en beoordelingsrichtlijnen voor trillingen, deel B

Meet- en beoordelingsrichtlijnen voor trillingen, deel B ’Hinder voor personen in gebouwen’

2002

CROW

(https://www.crow.nl)

Hoofdstukken 6 en 8 van deze regeling

Meetprotocol voor het testen van het zuiveringsrendement van zuiveringsinstallaties glastuinbouw

Meetprotocol voor het testen van het zuiveringsrendement van zuiveringsinstallaties glastuinbouw

01‑07‑2017

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (www.helpdeskwater.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

Meetprotocol voor het vaststellen van de driftreductie van neerwaartse en op- en zijwaartse spuittechnieken

Meetprotocol voor het vaststellen van de driftreductie van neerwaartse en op- en zijwaartse spuittechnieken

01‑07‑2017

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (www.helpdeskwater.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

Memorandum 60

Memorandum 60, Brandbeveiliging voor opslag en verkoop van vuurwerk

08‑04‑2020

Centrum voor criminaliteitspreventie en veiligheid

(www.hetccv.nl)

Hoofdstuk 4 Bal en Hoofdstuk 7 van deze regeling

Modeldraaiboek Smog 2010

Modeldraaiboek Smog 2010

2010

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.infomil.nl)

Hoofdstuk 15 van deze regeling

MP40-21

Ministeriële Publicatie 40-21, Voorschrift opslag en behandeling ontplofbare stoffen en voorwerpen Defensie

Staatscourant 2011, nr. 21309, 28‑11‑2011

Ministerie van Defensie

(https://puc.overheid.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

MP40-30

Ministeriële Publicatie 40-30, Voorschrift voor de inrichting en het gebruik van schietinrichtingen

Staatscourant 2010, nr. 1619, 5‑2‑2010

Ministerie van Defensie

(https://puc.overheid.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NATO Guidelines for the Storage of Military Ammunition and Explosives

NATO Standardization Agreement 4440 met de daarbij behorende NATO Guidelines for the Storage of Military Ammunition and Explosives

11‑12‑2015

Noord-Atlantische Verdragsorganisatie

(www.nato.int)

Hoofdstuk 5 Bkl

NEN 1006

Algemene voorschriften voor leidingwaterinstallaties

2018 + A1: 2018

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 1006

Algemene voorschriften voor drinkwaterinstallaties (AVWI - 1981)

1981 + C1: 1990

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 1010

Elektrische installaties voor laagspanning - Nederlandse implementatie van de HD-IEC 60364-reeks

2015 + C2: 2016

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 1010

Veiligheidsvoorschriften voor laagspanningsinstallaties (Installatievoorschriften I) (bestaande bouw)

1962

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 1059

Gasvoorzieningsystemen - Gasdrukregel- en meetstations voor transport en distributie - Nederlandse editie op basis van NEN-EN 12186 en NEN-EN 12279 -

2019

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN 1068

Thermische isolatie van gebouwen - Rekenmethoden

2012 + C1:2014 (bij toepassing van artikel 4.151 van het Besluit bouwwerken leefomgeving geldt C2:2016 in plaats van C1: 2014)

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 1078

Voorziening voor gas met een werkdruk tot en met 500 mbar - Prestatie-eisen - Nieuwbouw

2018

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 1087

Ventilatie van gebouwen - Bepalingsmethoden voor nieuwbouw

2001

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 1413

Symbolen voor veiligheidsvoorzieningen op bouwkundige tekeningen en in schema’s

2011 + A1:2013

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 1594

Droge blusleidingen in en aan gebouwen

2006 + C2:2015

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 1594

Droge blusleidingen in en aan gebouwen (bestaande bouw)

1991 + A1:1997

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 1775

Bepaling van de bijdrage tot brandvoortplanting van vloeren, inclusief wijzigingsblad (bestaande bouw)

1991 + A1:1997

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 2057

Daglichtopeningen van gebouwen - Bepaling van de equivalente daglichtoppervlakte van een ruimte

2011 + C1:2011

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 2057

Daglichtopeningen van gebouwen - Bepaling van de equivalente daglichtoppervlakte van een ruimte (bestaande bouw)

2001 + C1:2003

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 2078

Voorschriften voor aardgasinstallaties GAVO 1987 - Deel 2: Aanvullende voorschriften voor grotere bijzondere installaties (bestaande bouw)

1987

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 2535

Brandveiligheid van gebouwen - Brandmeldinstallaties - Systeem- en kwaliteitseisen en projecteringsrichtlijnen (bestaande bouw)

1996

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 2535

Brandveiligheid van gebouwen - Brandmeldinstallaties - Systeem- en kwaliteitseisen en projectierichtlijnen

2017

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 2555

Brandveiligheid van gebouwen - Rookmelders voor woonfuncties

2008

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 2555

Brandveiligheid van gebouwen - Rookmelders voor woonfuncties (bestaande bouw)

2002 + A1:2006

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 2575

Brandveiligheid van gebouwen - Ontruimingsinstallaties - Systeem- en kwaliteitseisen en projecteringsrichtlijnen (bestaande bouw)

2000

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 2575-1

Brandveiligheid van gebouwen - Ontruimingsalarminstallaties - Systeem- en kwaliteitseisen en projecteringsrichtlijnen - Deel 1: Algemeen

2012

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 2575-2

Brandveiligheid van gebouwen - Ontruimingsalarminstallaties - Systeem- en kwaliteitseisen en projecteringsrichtlijnen - Deel 2: Luidalarm -Ontruimingsalarminstallatie type A

2012 + A1:2018

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 2575-3

Brandveiligheid van gebouwen - Ontruimingsalarminstallaties - Systeem- en kwaliteitseisen en projecteringsrichtlijnen - Deel 3: Luidalarm - Ontruimingsalarminstallatie van type B

2012 + A2:2018

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 2575-4

Brandveiligheid van gebouwen - Ontruimingsalarminstallaties - Systeem- en kwaliteitseisen en projectierichtlijnen - Deel 4: Stilalarminstallatie, draadloos

2013

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 2575-5

Brandveiligheid van gebouwen - Ontruimingsalarminstallaties - Systeem- en kwaliteitseisen en projectierichtlijnen - Deel 5: Stilalarminstallatie met attentiepanelen

2012

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 2580

Oppervlakten en inhouden van gebouwen - Termen, definities en bepalingsmethoden

2007 + C1:2008

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 2608

Vlakglas voor gebouwen - Eisen en bepalingsmethode

2014

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 2686

Luchtdoorlatendheid van gebouwen - Meetmethode

1988 + A2:2008

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 2690

Luchtdoorlatendheid van gebouwen - Meetmethode voor de specifieke luchtvolumestroom tussen kruipruimte en woning

1991 + A2:2008

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 2757-1

Bepalingsmethoden van de geschiktheid van systemen voor de afvoer van rookgas van gebouwgebonden installaties - Deel 1: Installaties met een belasting kleiner dan of gelijk aan 130 kW op bovenwaarde

2011

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 2757-2

Afvoer van rook van gebouwgebonden verbrandingsinstallaties met een belasting groter dan 130 kW op bovenwaarde - Bepalingsmethoden geschiktheid afvoersystemen

2006

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 2768

Meterruimten en bijbehorende voorzieningen in een woonfunctie

2016

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 2778

Vochtwering in gebouwen

2015

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 2826

Luchtkwaliteit - Uitworp door stationaire puntbronnen - Monsterneming en bepaling van het gehalte aan gasvormig ammoniak

1999

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bal

NEN 2991

Lucht - Bepaling van de asbestconcentraties in de binnenlucht en risicobeoordeling in en rondom bouwwerken, constructies of objecten waarbij asbesthoudende materialen zijn verwerkt

2015

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 3011

Veiligheidskleuren en -tekens in de werkomgeving en in de openbare ruimte

2015

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 3011

Veiligheidskleuren en -tekens in de werkomgeving en in de openbare ruimte (bestaande bouw)

2004 + C1:2007

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 3028

Eisen voor verbrandingsinstallaties

2011

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 3215

Binnenriolering - Eisen en bepalingsmethoden (bestaande bouw)

2007

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 3215

Gebouwriolering en buitenriolering binnen de perceelgrenzen - Bepalingsmethoden voor de afvoercapaciteit, water- en luchtdichtheid en afstand van dakuitmondingen

2018 +C1+A1:2018

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 5077

Geluidwering in gebouwen - Bepalingsmethoden voor de grootheden geluidwering van uitwendige scheidingsconstructies, luchtgeluidisolatie, contactgeluidisolatie, geluidniveaus veroorzaakt door installaties en nagalmtijd

2006 + C3:2012

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 5087

Inbraakveiligheid van woningen - Bereikbaarheid van dak- en gevelelementen: deuren, ramen en kozijnen

2013 + A1:2016

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 5096

Inbraakwerendheid - Dak- of gevelelementen met deuren, ramen, luiken en vaste vullingen - Eisen, classificatie en beproevingsmethoden

2012 + A1:2015

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 5707

Bodem - Inspectie en monsterneming van asbest in bodem en partijen grond

Datum of versie zoals vermeld in bijlage D bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

NNI (www.nen.nl)

Hoofdstuk 5 en bijlage IIA Bal

NEN 5717

Bodem - Waterbodem - Strategie voor het uitvoeren van milieuhygiënisch vooronderzoek

Datum of versie zoals vermeld in bijlage D bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

NNI (www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN 5720

Bodem - Waterbodem - Strategie voor het uitvoeren van milieuhygiënisch onderzoek

2017 Datum of versie zoals vermeld in bijlage D bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 7 en 9 van deze regeling

NEN 5725

Bodem - Landbodem - Strategie voor het uitvoeren van milieuhygiënisch vooronderzoek

2017 Datum of versie zoals vermeld in bijlage D bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 5 Bal

NEN 5740

Bodem - Landbodem - Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek - Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond

2009 + A1:2016 Datum of versie zoals vermeld in bijlage D bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bal

NEN 5742

Bodem - Monsterneming van grond en sediment ten behoeve van de bepaling van metalen, anorganische verbindingen, matig-vluchtige organische verbindingen en fysisch-chemische bodemkenmerken

2001

NNI (www.nen.nl)

Bijlage XXXA bij deze regeling

NEN 5753

Bodem - Bepaling van het lutumgehalte en de korrelgrootteverdeling in grond en waterbodem met behulp van zeef en pipet

Datum of versie zoals vermeld in bijlage D bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

NNI (www.nen.nl)

Bijlage XXXA bij deze regeling

NEN 5754

Bodem - Berekening van het gehalte aan organische stof volgens de gloeiverliesmethode

Datum of versie zoals vermeld in bijlage D bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

NNI (www.nen.nl)

Bijlage XXXA bij deze regeling

NEN 5766

Bodem - Plaatsing van peilbuizen ten behoeve van milieukundig bodemonderzoek

2003

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal en hoofdstuk 7 van deze regeling

NEN 5897

Inspectie en monsterneming van asbest in bouw- en sloopafval en recyclinggranulaat

Datum of versie zoals vermeld in bijlage D bij de Regeling bodemkwaliteit 2021

NNI (www.nen.nl)

Bijlage IIA Bal

NEN 6060

Brandveiligheid van grote brandcompartimenten

2015

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 6061

Bepaling van de weerstand tegen het ontstaan van brand bij stookplaatsen

1991 + A3:2012

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 6062

Bepaling van de brandveiligheid van rookgasafvoervoorzieningen - Algemeen

2017

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 6063

Bepaling van het brandgevaarlijk zijn van daken

2008

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 6064

Bepaling van de onbrandbaarheid van bouwmaterialen (bestaande bouw)

1991 + A2:2001

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 6065

Bepaling van de bijdrage tot brandvoortplanting van bouwmateriaal(combinaties) (bestaande bouw)

1991 + A1:1997

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 6066

Bepaling van de rookproductie bij brand van bouwmateriaal(combinaties) (bestaande bouw)

1991 + A1:1997

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 6068

Bepaling van de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen ruimten

2016 + C1:2016

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 6069

Beproeving en klassering van de brandwerendheid van bouwdelen en bouwproducten

2019 + A1 + C1:2019

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 6075

Bepaling van de weerstand tegen rookdoorgang tussen ruimten

2012 + C1:2012

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 6079

Brandveiligheid van grote brandcompartimenten - Risicobenadering

2016

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 6088

Brandveiligheid van gebouwen - Vluchtwegaanduiding - Eigenschappen en bepalingsmethoden

2002

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 6090

Bepaling van de vuurbelasting

2017

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 6265

Bacteriologisch onderzoek van water - Onderzoek naar de aanwezigheid en het aantal kolonievormende eenheden (KVE) van Legionella-bacteriën

1991

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN 6411

Water - Bepaling van de pH

1981

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN 6414

Water en slib - Bepaling van de temperatuur

2008

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN 6480

Water - Titrimetrische bepaling van de gehalten aan vrij beschikbaar en totaal beschikbaar chloor met ijzer(II)-ammoniumsulfaat en 1-amino-4-diethylaminobenzeen-waterstofsulfaat (N,N-diethyl-p-phenyl eendiamine (DPD)-sulfaat) als indicator

1982 +

C2: 1984

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15

NEN 6494

Water - Enzymatische bepaling van het gehalte aan ureum in zwemwater

1984

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN 6531

Water - Titrimetrische bepaling van het gehalte aan waterstofcarbonaat in water met een pH lager dan of gelijk aan 8,35

1986

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN 6573

Bacteriologisch onderzoek van water - Onderzoek met behulp van membraanfiltratie naar de aanwezigheid en het aantal kolonievormende eenheden (KVE) van Pseudomonas aeruginosa

1987

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN 6600-1

Water - Monsterneming - Deel 1: Afvalwater

2009

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4, 6 en 7 Bal

NEN 6633

Water en (zuiverings)slib - Bepaling van het chemisch zuurstofverbruik (CZV

2007

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4, 6 en 7 Bal

NEN 6646

Water - Fotometrische bepaling van het gehalte aan ammoniumstikstof en van de som van de gehalten aan ammoniumstikstof en organisch gebonden stikstof volgens Kjeldahl, door mineralisatie met seleen, met behulp van een doorstroomanalysesysteem - Ontsluiting met zwavelzuur, seleen en kaliumsulfaat

2015 + C1:2015

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4, 6, 7 en 15 Bal

NEN 6707

Bevestiging van dakbedekkingen - Eisen en bepalingsmethoden

2011

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 6961

Milieu - Ontsluiting met salpeterzuur en zoutzuur (koningswater) voor de bepaling van geselecteerde elementen

2014

NNI (www.nen.nl)

Bijlage XXXA bij deze regeling

NEN 6965

Milieu - Analyse van geselecteerde elementen in water, eluaten en destruaten - Atomaire-absorptiespectrometrie met vlamtechniek

2005

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal en bijlage XXXA bij deze regeling

NEN 6966

Milieu - Analyse van geselecteerde elementen in water, eluaten en destruaten - Atomaire emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma

2005 + C1:2006

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN 8062

Brandveiligheid van gebouwen - Methode voor het beoordelen van de brandveiligheid van rookgasafvoervoorzieningen van bestaande gebouwen (bestaande bouw)

2011

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 8078

Voorziening voor gas met een werkdruk tot en met 500 mbar - Prestatie-eisen - Bestaande bouw (bestaande bouw)

2018 + A1:2018

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 8087

Ventilatie van gebouwen - Bepalingsmethoden voor bestaande gebouwen (bestaande bouw)

2001

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 8700

Beoordeling constructieve veiligheid van een bestaand bouwwerk bij verbouw en afkeuren - Grondslagen (bestaande bouw en verbouw)

2011

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 8701

Beoordeling van de constructieve veiligheid van een bestaand bouwwerk bij verbouw en afkeuren - Belastingen

2011

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN 8757

Afvoer van rook van verbrandingstoestellen in gebouwen - Bepalingsmethoden voor bestaande bouw

2005

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 179

Hang- en sluitwerk - Sluitingen voor nooduitgangen met een deurkruk of een drukplaat, voor gebruik bij vluchtroutes - Eisen en beproevingsmethoden

2008

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 858-1

Afscheiders en slibvangputten voor lichte vloeistoffen (bijv. olie en benzine) - Deel 1: Ontwerp, eisen en beproeving, merken en kwaliteitsconstrole

2002 + A1:2004

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN 858-2

Afscheiders en slibvangputten voor lichte vloeistoffen (bijv. olie en benzine) - Deel 2: Bepaling van nominale afmeting, installatie, functionering en onderhoud

2003

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN 872

Water - Bepaling van het gehalte aan onopgeloste stoffen - Methode door filtratie over glasvezelfilters

2005

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN 1125

Hang- en sluitwerk - Panieksluitingen voor vluchtdeuren met een horizontale bedieningsstang voor het gebruik bij vluchtroutes - Eisen en beproevingsmethoden

2008

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1825-1

Vetafscheiders en slibvangputten - Deel 1: Ontwerp, eisen en beproeving, merken en kwaliteitscontrole

2004 + C1:2006

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN 1825-2

Vetafscheiders en slibvangputten - Deel 2: Bepaling van nominale afmeting, installatie, functionering en onderhoud

2002

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN 1838

Toegepaste verlichtingstechniek - Noodverlichting

2013

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1838

Toegepaste verlichtingstechniek - Noodverlichting (bestaande bouw en bij toepassing van artikel 4.215, tweede lid, van het Besluit bouwwerken leefomgeving ook voor te bouwen bouwwerken)

1999

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1899-1

Water - Bepaling van het biochemisch zuurstofverbruik na n dagen (BODn) - Deel 1: Verdunnings- en entmethode met toevoeging van allylthioreum

1998

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4, 6 en 7 Bal

NEN-EN 1911

Emissies van stationaire bronnen - Bepaling van de massa concentratie van gasvormige chloride van HCI - Standaard referentiemethode

2010

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bal

NEN-EN 1948-1

Emissies van stationaire bronnen - Bepaling van de concentratie aan PCDD's/PCDF's en dioxine-achtige PCB's - Deel 1: Monsterneming van PCDD's/PCDF's

2006

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bal

NEN-EN 1948-2

Emissies van stationaire bronnen - Bepaling van de concentratie aan PCDD's/PCDF's en dioxine-achtige PCB's - Deel 2: Extractie en opwerking van PCDD's/PCDF's

2006

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bal

NEN-EN 1948-3

Emissie van stationaire bronnen - Bepaling van de concentratie aan PCDD's en PCDF's en dioxine-achtige PCB's - Deel 3: Identificatie en kwantificering van PCDD's en PCDF's

2006

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bal

NEN-EN 1990

Eurocode - Grondslagen van het constructief ontwerp

2011 + A1:2011 C2:2011 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1991‑1‑1

Eurocode 1: Belastingen op constructies - Deel 1-1: Algemene belastingen - Volumieke gewichten, eigengewicht en opgelegde belastingen voor gebouwen

2011 + C1:2011 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1991‑1‑2

Eurocode 1: Belastingen op constructies - Deel 1-2: Algemene belastingen - Belasting bij brand

2011 + C1:2011 + C3:2013 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1991‑1‑3

Eurocode 1: Belastingen op constructies - Deel 1-3: Algemene belastingen - Sneeuwbelasting

2011 + C1:2011 + A1:2015 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1991‑1‑4

Eurocode 1: Belastingen op constructies - Deel 1-4: Algemene belastingen - Windbelasting

2011 + A1 + C2:2011 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1991‑1‑5

Eurocode 1: Belastingen op constructies - Deel 1-5: Algemene belastingen - Thermische belasting

2011 + C1:2011 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1991‑1‑7

Eurocode 1: Belastingen op constructies - Deel 1-7: Algemene belastingen - Buitengewone belastingen: stootbelastingen en ontploffingen

2015 + C1+A1:2015 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1991-2

Eurocode 1: Belastingen op constructies - Deel 2: Verkeersbelasting op bruggen

2015 + C1:2015 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1991-3

Eurocode 1: Belastingen op constructies - Deel 3: Belastingen veroorzaakt door kranen en machines

2006 + C1:2012 + NB:2013

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1991-4

Eurocode 1: Belastingen op constructies - Deel 4: Silo’s en opslagtanks

2006 + C1:2012 + NB:2013

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1992‑1‑1

Eurocode 2: Ontwerp en berekening van betonconstructies - Deel 1-1: Algemene regels en regels voor gebouwen

2011 + C2:2011 + A1: 2015 + NB:2016

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1992‑1‑2

Eurocode 2: Ontwerp en berekening van betonconstructies - Deel 1-2: Algemene regels - Ontwerp en berekening van constructies bij brand

2011+ C1:2011 + C11:2017 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1992-2

Eurocode 2: Ontwerp en berekening van betonconstructies- Betonnen bruggen - Regels voor ontwerp, berekening en detaillering

2011 + C1:2011 + NB:2016

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1992-3

Eurocode 2: Ontwerp en berekening van betonconstructies - Deel 3: Constructies voor keren en opslaan van stoffen

2006 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1993‑1‑1

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 1-1: Algemene regels en regels voor gebouwen

2006 + C2 + A1:2016 + NB: 2016

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1993‑1‑2

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 1-2: Algemene regels - Ontwerp en berekening van constructies bij brand

2005 + C2:2011 + NB:2015

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1993‑1‑3

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 1-3: Algemene regels - Aanvullende regels voor koudgevormde dunwandige profielen en platen

2006 + C3:2009 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1993‑1‑4

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 1-4: Algemene regels - Aanvullende regels voor corrosievaste staalsoorten

2006 + A1:2015 + NB:2012

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1993‑1‑5

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 1-5: Constructieve plaatvelden

2006 + C1:2012 + A1:2017 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1993‑1‑6

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 1-6: Algemene regels - Sterkte en Stabiliteit van Schaalconstructies

2007 + A1:2017, C1:2009 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1993‑1‑7

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 1-7: Sterkte en stabiliteit haaks op het vlak belaste platen

2008 + C1:2009 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1993‑1‑8

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 1-8: Ontwerp en berekening van verbindingen

2006 + C2:2011 + C11:2016 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1993‑1‑9

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 1-9: Vermoeiing

2006 + C2:2012 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1993‑1‑10

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 1-10: Materiaaltaaiheid en eigenschappen in de dikterichting

2006 + C2:2011 + C11:2015 + NB:2007

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1993‑1‑11

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 1-11: Ontwerp en berekening van op trek belaste componenten

2007 + C1:2011 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1993‑1‑12

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 1-12: Aanvullende regels voor de uitbreiding van EN 1993 voor staalsoorten tot en met S 700

2007 + C1:2011 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1993-2

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 2: Stalen bruggen

2007 + C1:2011 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1993‑3‑1

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 3-1: Torens, masten en schoorstenen - Torens en masten

2007 + C1:2009 + NB:2012

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1993‑3‑2

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 3-2: Torens, masten en schoorstenen - Schoorstenen

2007 + NB:2012

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1993‑4‑1

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 4-1: Silo's

2007 + C1:2009 + A1:2017 + NB:2012

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1993‑4‑2

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 4-2: Opslagtanks

2007 + A1:2017, C1:2009 + NB:2012

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1993‑4‑3

Eurocode 3 - Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 4-3: Buisleidingen

2009 + C1:2009

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1993-5

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 5: Palen en damwanden

2008 + C1:2009 + NB:2012

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1993-6

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 6: Kraanbanen

2008 + C1:2009 + NB:2012

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1994‑1‑1

Eurocode 4: Ontwerp en berekening van staal-betonconstructies - Deel 1-1: Algemene regels en regels voor gebouwen

2011 + C1:2011 + NB:2012

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1994‑1‑2

Eurocode 4: Ontwerp en berekening van staal-betonconstructies - Deel 1-2: Algemene regels - Ontwerp en berekening van constructies bij brand

2011 + C1:2011 + A1:2014 + NB:2007

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1994-2

Eurocode 4: Ontwerp en berekening van staal-betonconstructies - Deel 2: Algemene regels en regels voor bruggen

2006 + C1:2011 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1995‑1‑1

Eurocode 5: Ontwerp en berekening van houtconstructies - Deel 1-1: Algemeen - Gemeenschappelijke regels en regels voor gebouwen

2005 + C1 + A1:2011 + C1:2012 + A2:2014 + NB:2013

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1995‑1‑2

Eurocode 5: Ontwerp en berekening van houtconstructies - Deel 1-2: Algemeen - Ontwerp en berekening van constructies bij brand

2005 + C2:2011 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1995-2

Eurocode 5: Ontwerp en berekening van houtconstructies - Deel 2: Bruggen

2005 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1996‑1‑1

Eurocode 6: Ontwerp en berekening van constructies van metselwerk - Deel 1-1: Algemene regels voor constructies van gewapend en ongewapend metselwerk

2006 + A1:2013 + NB:2018

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1996‑1‑2

Eurocode 6: Ontwerp en berekening van constructies van metselwerk - Deel 1-2: Algemene regels - Ontwerp en berekening van constructies bij brand

2005 + C1:2011 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1996-2

Eurocode 6: Ontwerp en berekening van constructies van metselwerk - Deel 2: Ontwerp, materiaalkeuze en uitvoering van constructies van metselwerk

2006 + C1:2011 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1996-3

Eurocode 6: Ontwerp en berekening van constructies van metselwerk - Deel 3: Vereenvoudigde berekeningsmodellen voor constructies van ongewapend metselwerk

2006 + C1:2011 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1997-1

Eurocode 7: Geotechnisch ontwerp - Deel 1: Algemene regels (aangewezen voor bestaande bouw en verbouw als tweedelijns norm in NEN 8700)

2005 + C1:2012 + NB:2012

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1997-1

Eurocode 7: Geotechnisch ontwerp - Deel 1: Algemene regels

2005 + C1 + A1:2016 + NB+ C1: 2018

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1997-2

Eurocode 7: Geotechnisch ontwerp - Deel 2: Grondonderzoek en beproeving

2007 + C1:2010 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1999‑1‑1

Eurocode 9: Ontwerp en berekening van aluminiumconstructies - Deel 1-1: Algemene regels

2007 + A1:2011 + A2:2014 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1999‑1‑2

Eurocode 9: Ontwerp en berekening van aluminiumconstructies - Deel 1-2: Ontwerp en berekening van constructies bij brand

2007 + C1:2011 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1999‑1‑3

Eurocode 9: Ontwerp en berekening van aluminiumconstructies - Deel 1-3: Vermoeiing

2007 + A1:2011

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1999‑1‑4

Eurocode 9: Ontwerp en berekening van aluminiumconstructies - Deel 1-4: Koudgevormde dunne platen

2007 + C1 + A1:2011 + NB:2011

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 1999‑1‑5

Eurocode 9: Ontwerp en berekening van aluminiumconstructies - Deel 1-5: Schaalconstructies

2007 + C1:2009

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 12341

Luchtkwaliteit - Algemene gravimetrische referentiemethode voor de bepaling van de PM10 of PM2,5-massafractie van zwevende stof in de buitenlucht

2014

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 12 van deze regeling

NEN-EN 12354-6

Geluidwering in gebouwen - Berekening van de akoestische eigenschappen van gebouwen met de eigenschappen van bouwelementen - Deel 6: Geluidabsorptie in gesloten ruimten

2004

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 12566-1

Kleine afvalwaterzuiveringsinstallaties ≤ 50 IE - Deel 1: Geprefabriceerde septictanks

2016

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 6 en 7 Bal

NEN-EN 12619

Emissies van stationaire bronnen - Bepaling van de massaconcentratie van totaal gasvormig organisch koolstof in lage concentraties in verbrandingsgassen - Continue methode met vlamionisatiedetector

2013

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bal

NEN-EN 13211

Luchtkwaliteit - Emissies van stationaire bronnen - Bepaling van de concentratie aan totaal kwik

2001 + C1:2007

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bal

NEN-EN 13284-1

Emissies van stationaire bronnen - Bepaling van massaconcentratie van stof in lage concentraties - Deel 1: Manuele gravimetrische methode

2017

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bal

NEN-EN 13284-2

Emissies van stationaire bronnen - Bepaling van massaconcentratie van stof in lage concentraties - Deel 2: Geautomatiseerde meetsystemen

2017

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bal

NEN-EN 13501-1

Brandclassificatie van bouwproducten en bouwdelen - Deel 1: Classificatie op grond van resultaten van beproeving van het brandgedrag

2007 + A1:2009

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 13616-1

Overvulbeveiligingsmiddelen voor niet-verplaatsbare tanks voor vloeibare brandstoffen - Deel 1: Overvulbeveiligingsmiddelen met sluitmechanisme

2016

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN 14181

Emissies van stationaire bronnen - Kwaliteitsborging van geautomatiseerde meetsystemen

2014

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 en 5 Bal

NEN-EN 14211

Luchtkwaliteit - Buitenlucht - Standaard methode voor meten van de concentratie stikstofdioxide en stikstofmonoxide door middel van chemoluminescentie

2012

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 12 van deze regeling

NEN-EN 14212

Luchtkwaliteit - Buitenlucht - Standaard methode voor het meten van de concentratie zwaveldioxide door middel van ultraviolette fluorescentie

2012

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 12 van deze regeling

NEN-EN 14385

Emissies van stationaire bronnen - Bepaling van de totale emissie van As, CD, Cr, CO, Cu, Mn, Ni, Pb, Sb, Tl en V

2004

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN 14625

Luchtkwaliteit - Buitenlucht - Standaard methode voor het meten van de concentratie ozon door middel van ultraviolette fotometrische methode

2012

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal en hoofdstuk 12 van deze regeling

NEN-EN 14626

Luchtkwaliteit - Buitenlucht - Standaard methode voor het meten van de concentratie koolstofmonoxide door middel van niet-dispersieve infraroodspectroscopie

2012

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 12 van deze regeling

NEN-EN 14789

Emissies van stationaire bronnen - Bepaling van de volumeconcentratie van zuurstof (O2) - Referentiemethode - Paramagnetisme

2017

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bal

NEN-EN 14790

Emissies van stationaire bronnen - Bepaling van de waterdamp in leidingen - Standaard referentiemethode

2017

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 Bal

NEN-EN 14791

Emissies van stationaire bronnen - Bepaling van de massaconcentratie aan zwaveldioxide - referentiemethode

2017

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bal

NEN-EN 14792

Emissies van stationaire bronnen - Bepaling van massaconcentratie aan stikstofoxiden - referentiemethode: Chemiluminescentie

2017

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bal

NEN-EN 14902

Luchtkwaliteit - Standaard methode voor de meting van Pb, Cd, As, and Ni in de PM 10 fractie van zwevend stof

2005

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 12 van deze regeling

NEN-EN 14907

Luchtkwaliteit - Algemene gravimetrische referentiemethode voor de bepaling van de PM2,5-massafractie van zwevende stof in de buitenlucht

2005

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 12 van deze regeling

NEN-EN 15001-1

Gasinfrastructuur - Gasinstallatieleidingen met bedrijfsdrukken groter dan 0,5 bar voor industriële en groter dan 5 bar voor industriële en niet-industriële gasinstallaties - Deel 1: Gedetailleerde functionele eisen voor ontwerp, materialen, constructie, inspectie en beproeving

2009

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN 15058

Emissies van stationaire bronnen - Bepaling van de massaconcentratie van koolstofmonoxide (CO) - Referentiemethode: Niet-dispersieve infrarood spectrometrie

2017

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN 15204

Kwaliteit van water - Richtlijn voor het tellen van fytoplankton met behulp van omgekeerde microscopie (Utermöhl-techniek)

2006

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN-EN 15259

Luchtkwaliteit - Meetmethode emissies van stationaire bronnen - Eisen voor meetvlakken en meetlokaties en voor doelstelling, meetplan en rapportage van de meting

2007

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bal

NEN-EN 15549

Luchtkwaliteit - Standaardmethode voor het meten van de concentratie benzo[a]pyreen in buitenlucht

2008

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 12 van deze regeling

NEN-EN 15841

Luchtkwaliteit - Buitenlucht - Bepaling van de atmosferische depositie van lood, nikkel, arseen en cadmium

2009

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 12 van deze regeling

NEN-EN 15853

Luchtkwaliteit - Standaardmethode voor de bepaling van de depositie van kwik

2010

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 12 van deze regeling

NEN-EN 15934

Slib, behandeld biologisch afval, bodem en afval - Berekening van het droge stofgehalte door de bepaling van de droogrest of het watergehalte

2012

NNI

(www.nen.nl)

Bijlage XXXA bij deze regeling

NEN-EN 15980

Luchtkwaliteit - Bepaling van de depositie van benz[a]anthraceen, benzo[b]fluorantheen, benzo[j]fluorantheen, benzo[k]fluorantheen, benzo[a]pyreen, dibenz[a,h]anthraceen en indeno[1,2,3-cd]pyreen

2011

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 12 van deze regeling

NEN-EN 16179

Slib, behandeld bioafval en bodem - Richtlijn voor monstervoorbehandeling

2012

NNI (www.nen.nl)

Bijlage XXXA bij deze regeling

NEN-EN 16321-1

Terugwinning van benzinedamp tijdens het vullen van motorvoertuigen bij tankstations - Deel 1: Beproevingsmethoden voor efficiënte goedkeuring van terugwinningssystemen van benzinedampen

2013

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN 16321-2

Terugwinning van benzinedamp tijdens het vullen van motorvoertuigen bij tankstations - Deel 2: Beproevingsmethoden voor de controle van dampwinningssystemen bij tankstations

2013

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN 50522

Aarding van hoogspanningsinstallaties van meer dan 1 kV wisselspanning

2010

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN-IEC 60079‑10‑2

Explosieve atmosferen - Deel 10-2: Classificatie van gebieden - Explosieve stofatmosferen

2015

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN-IEC 60942

Elektro-akoestiek - IJkbronnen voor geluid

2018

NNI

(www.nen.nl)

Bijlage IVi bij deze regeling

NEN-EN-IEC 61260-1

Elektro-akoestiek - Octaafband- en gefractioneerde octaafbandfilters

2014

NNI

(www.nen.nl)

Bijlagen IVh en IVi bij deze regeling

NEN-EN-IEC 61400-1

Windturbines - Deel 1: Ontwerpeisen

2005

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN-IEC 61400-2

Windturbines - Deel 2: Kleine windturbines

2014

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN-IEC 61400-22

Generatorsystemen voor windturbines - Deel 22: Conformiteitsbeproeving en certificatie

2011

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN-IEC 61672-1

Elektro-akoestiek - Geluidniveaumeters

2014

NNI

(www.nen.nl)

Bijlagen IVh, IVi en XXIV bij deze regeling

NEN-EN-IEC 61936-1

Sterkstroominstallaties met meer dan 1 kV wisselspanning - Deel 1: Algemene bepalingen

2012 + C1: 2012, C11:2011, C12:2013, C13:2013 + A1: 2014

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN-IEC 62305-1

Bliksembeveiliging - Deel 1: Algemene principes

2011

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN-IEC 62305-2

Bliksembeveiliging - Deel 2: Risicomanagement

2012

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN-IEC 62305-4

Bliksembeveiliging - Deel 4: Elektrische en elektronische systemen in objecten

2011

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN-ISO 3095

Railtoepassingen - Akoestiek - Meting van geluid uitgestraald door railgebonden voertuigen

2013

NNI

(www.nen.nl)

Bijlage IVf bij deze regeling

NEN-EN-ISO 5667-3

Water - Monsterneming - Deel 3: Conservering en behandeling van watermonsters

2012

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4, 6 en 7 Bal

NEN-EN-ISO 6878

Water - Bepaling van fosfor - Ammoniummolybdaat spectometrische methode

2004

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 15 Bal

NEN-EN-ISO 7027-1

Water - Bepaling van troebelheid - Deel 1: Kwantitatieve methoden

2016

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN-EN-ISO 7027-2

Waterkwaliteit - Bepaling van de mate van troebelheid - Deel 2: Semi-kwantitatieve methoden for het testen van transparantie van wateren

2019

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN-EN-ISO 7393-1

Water - Bepaling van het vrije chloorgehalte en het totale chloorgehalte - Deel 1: Titrimetrische methode met gebruik van N,N-diethyl-1,4-phenylenediamine

2000

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 15 Bal

NEN-EN-ISO 7393-2

Water - Bepaling van het vrije chloorgehalte en het totale chloorgehalte - Deel 2: Colorimetrische methode met gebruik van N,N-diethyl-1,4-phenylenediamine, voor routine controledoeleinden

2000

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN-ISO 7393-3

Water - Bepaling van het vrije chloorgehalte en het totale chloorgehalte - Deel 3: Jodometrische titratiemethode voor de bepaling van het totale chloorgehalte

2000

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN-ISO 7888

Water - Bepaling van het elektrisch geleidingsvermogen

1994

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN-EN-ISO 8467

Water - Bepaling van de permanganaatindex

1995

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN-EN-ISO 9308-1

Water - Telling van Escherichia coli en bacteriën van de coligroep - Deel 1: Methode met membraanfiltratie voor water met een lage achtergrondconcentratie aan bacteriën

2014

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15

NEN-EN-ISO 9377-2

Water - Bepaling van de minerale-olie-index - Deel 2: Methode met vloeistofextractie en gas-chromatografie

2000

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN-ISO 9562

Water - Bepaling van adsorbeerbare organisch gebonden halogenen (AOX)

2004

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN-ISO 9963-1

Water - Bepaling van de alkaliniteit - Deel 1: Bepaling van de totale en de samengestelde alkaliniteit

1996

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN-EN-ISO 9963-2

Water - Bepaling van de alkaliniteit - Deel 2: Bepaling van de carbonaatalkaliniteit

1996

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN-EN-ISO 10301

Water - Bepaling van zeer vluchtige gehalogeneerde koolwaterstoffen - Gaschromatografische methoden

1997

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN-ISO 10304-1

Water - Bepaling van opgeloste anionen met vloeistofionchromatografie - Deel 1: Bepaling van bromide, chloride, fluoride, nitraat, nitriet, fosfaat en sulfaat

2009

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN-EN-ISO 10304-4

Water - Bepaling van opgeloste anionen met vloeistofionchromatografie - Deel 4: Bepaling van het gehalte aan chloraat, chloride en chloriet in water met een lichte verontreiniging

1999

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN-EN-ISO 10523

Water - Bepaling van de pH

2012

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 15 Bal

NEN-EN-ISO 11143

Tandheelkunde - Amalgaamscheiders

2008

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN-ISO 11731

Water - Telling van Legionella

2017

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN-EN-ISO 11732

Water - Bepaling van ammonium stikstof - Methode voor doorstroomanalyse (CFA en FIA) en spectrometrische detectie

2005

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 15 Bal

NEN-EN-ISO 11885

Water - Bepaling van geselecteerde elementen met atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES)

2009

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN-ISO 11969

Water - Bepaling van het arseengehalte - Methode met atomaire-absorptiespectrometrie (hydridetechniek)

1997

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN-ISO 12354-3

Geluidwering in gebouwen - Berekening van de akoestische eigenschappen van gebouwen met de eigenschappen van de bouwelementen - Deel 3: Luchtgeluidisolatie tegen geluiden van buitenaf

2017

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 8 van deze regeling

NEN-EN-ISO 12846

Water - Bepaling van kwik - Methode met atomaire-absorptiespectrometrie met en zonder concentratie

2012

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN-ISO 13395

Water - Bepaling van het stikstofgehalte in de vorm van nitriet en in de vorm van nitraat en de som van beide met doorstroomanalyse (CFA en FIA) en spectrometrische detectie

1997

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 15 Bal

NEN-EN-ISO 14403-1

Water - Bepaling van het totale gehalte aan cyanide en het gehalte aan vrij cyanide met doorstroomanalyse (FIA en CFA) - Deel 1: Methode met doorstroominjectie analyse (FIA)

2012

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN-ISO 15061

Water - Bepaling van opgelost bromaat - Methode met vloeistofchromatografie van ionen

2001

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN-EN-ISO 15587-1

Water - Ontsluiting voor de bepaling van geselecteerde elementen in water - Deel 1: Koningswater ontsluiting

2002

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN-ISO 15587-2

Water - Ontsluiting voor de bepaling van geselecteerde elementen in water - Deel 2: Ontsluiting met salpeterzuur

2002

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN-ISO 15680

Water - Gaschromatografische bepaling van een aantal monocyclische aromatische koolwaterstoffen, naftaleen en verscheidene gechloreerde verbindingen met 'purge-and-trap' en thermische desorptie

2003

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 15 Bal

NEN-EN-ISO 15681-1

Water - Bepaling van het gehalte aan orthofosfaat en het totale gehalte aan fosfor met behulp van doorstroomanalyse (FIA en CFA) - Deel 1: Methode met een doorstroominjectiesysteem (FIA)

2005

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 15 Bal

NEN-EN-ISO 15681-2

Water - Bepaling van het gehalte aan orthofosfaat en het totale gehalte aan fosfor met behulp van doorstroomanalyse (FIA en CFA) - Deel 2: Methode met een continu doorstroomanalysesysteem (CFA)

2018

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 15 Bal

NEN-EN-ISO 15682

Water - Bepaling van het gehalte aan chloride met doorstroomanalyse (CFA en FIA) en fotometrische of potentiometrische detectie

2001

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN-ISO 16000-2

Binnenlucht - Deel 2: Monsternemingsstrategie voor formaldehyde

2006

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NEN-EN-ISO 16266

Water - Detectie en telling van Pseudomonas aeruginosa - Methode met membraanfiltratie

2008

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN-EN-ISO 16911-1

Emissies van stationaire bronnen - Bepaling van de stroomsnelheid en het debiet in afgaskanalen - Deel 1: Handmatige referentiemethode

2013

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN-ISO 16911-2

Emissies van stationaire bronnen - Bepaling van de stroomsnelheid en het debiet in afgaskanalen - Deel 2: Geautomatiseerde meetsystemen

2013

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN-ISO 17294-2

Water - Toepassing van massaspectrometrie met inductief gekoppeld plasma - Deel 2: Bepaling van geselecteerde elementen inclusief uranium isotopen

2016

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 15 Bal

NEN-EN-ISO 17852

Water - Bepaling van kwik - Methode met atomaire fluorecentiespectometrie

2008

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN-ISO 17993

Water - Bepaling van 15 polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) in water met HPLC met fluorescentiedetectie na vloeistof-vloeistof extractie

2004

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN-ISO/IEC 17020

Conformiteitsbeoordeling - Eisen voor het functioneren van verschillende soorten instellingen die keuringen uitvoeren

2012

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN-ISO/IEC 17025

Algemene eisen voor de competentie van beproevings- en kalibratielaboratoria

2018

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-EN-ISO/IEC 17065

Conformiteitsbeoordeling - Eisen voor certificatie-instellingen die certificaten toekennen aan producten, processen en diensten

2012

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-ISO 5663

Water - Bepaling van het gehalte aan Kjeldahl-stikstof - Methode na mineralisatie met seleen

1993

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-ISO 5664

Water - Bepaling van ammonium - Destillatie en titratie methode

2004

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN-ISO 5813

Water - Bepaling van het gehalte aan opgeloste zuurstof - Iodometrische methode

1993

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN-ISO 5814

Water - Bepaling van het gehalte aan opgeloste zuurstof - Elektrochemische methode

2012

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN-ISO 6059

Water - Bepaling van de som van calcium en magnesium - EDTA titrimetrische methode

2005

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN-ISO 6461-2

Water - Detectie en telling van de sporen van sulfietreducerende anaerobe micro-organismen (clostridia) - Deel 2: Methode door middel van membraanfiltratie

1993

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN-ISO 7027

Water - Bepaling van de troebelheid

1994

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN-ISO 7150-1

Water - Bepaling van ammonium - Deel 1: Handmatige spectrometrische methode

2002

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 15 Bal

NEN-ISO 9096

Emissie van stationaire bronnen - Bepaling van de concentratie aan vaste deeltjes

2017

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 6 en 7 Bal

NEN-ISO 10849

Emissies van stationaire bronnen - Bepaling van de concentratie aan stikstofoxiden - Prestatiekenmerken van geautomatiseerde meetsystemen

1998

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bal

NEN-ISO 11083

Water - Bepaling van chroom (VI) - Spectrometrische methode met 1,5-difenylcarbazide

2006

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-ISO 11338-1

Emissie van stationaire bronnen - Bepaling van de gas en deeltjesfase van polycyclische aromatische koolwaterstoffen - Deel 1: Monsterneming

2012

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-ISO 11338-2

Emissie van stationaire bronnen - Bepaling van de gas en deeltjesfase van polycyclische aromatische koolwaterstoffen - Deel 2: Monsterbehandeling, reiniging en bepaling

2012

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-ISO 15705

Water - Bepaling van het chemisch zuurstofverbruik (ST-COD) - Kleinschalige gesloten buis methode

2003

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4, 6 en 7 Bal

NEN-ISO 15713

Emissie van stationaire bronnen - Monsterneming en bepaling van het gasvormige fluoridegehalte

2011

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bal

NEN-ISO 15923-1

Waterkwaliteit - Bepaling van de ionen met een discreet analysesysteem en spectrofotometrische detectie - Deel 1: Ammonium, chloride, nitraat, nitriet, ortho-fosfaat, silicaat en sulfaat

2013

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4, 6, 7 en 15 Bal

NEN-ISO 16740

Werkplekatmosfeer - Bepaling van van het gehalte aan zeswaardig chroom in deeltjes in lucht - Methode door ion chromatografie en spectrofotometrische metingen met gebruik van difenyl carbazide

2005

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bal

NEN-ISO 16772

Bodem - Bepaling van het gehalte aan kwik in koningswater bodemextracten met behulp van atomaire-absorptiespectrometrie met koude damp of atomaire fluorescentiespectrometrie met koude damp

2004

NNI (www.nen.nl)

Bijlage XXXA bij deze regeling

NEN-ISO 18073

Water - Bepaling van tetra- tot octa-gechloreerde dioxinen en furanen - Methode met isotoopverdunning-HRGC/HRMS

2004

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NEN-ISO 22743

Water - Bepaling van sulfaat met een doorstroomanalysesysteem (CFA)

2006

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NPR 7600

Toepassing van brandbare koudemiddelen in koelinstallaties en warmtepompen

2020

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NPR 7601

Toepassing van kooldioxide als koudemiddel in koelinstallaties en warmtepompen.

2020

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NPR-CEN/TS 13649

Emissies van stationaire bronnen - Bepaling van de massaconcentratie van individuele gasvormige organische componenten - Geactiveerde koolstof en vloeistofmethode

2014

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstukken 4 en 5 Bal

NTA 5755

Bodem - Landbodem - Strategie voor het uitvoeren van nader onderzoek - Onderzoek naar de aard en omvang van bodemverontreiniging

2010

NNI (www.nen.nl)

Hoofdstuk 5 Bal

NTA 7379

Richtlijnen 'Predictive Emission Monitoring System' (PEMS) - Realisatie en kwaliteitsborging

2014

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NTA 8029

Bepaling en registratie van industriële fijnstofemissies

2012 + C1:2013

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 5 Bal

NTA 9065

Luchtkwaliteit - Geurmetingen - Meten en rekenen geur

2012

NNI (www.nen.nl)

Hoofdstuk 6 van deze regeling

NTA 9766

Veiligheidsaspecten van installaties voor monomestvergisting en vergistingsgasopwerking op boerderijschaal

2014

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

NVN 7125

Energieprestatienorm voor maatregelen op gebiedsniveau (EMG) - Bepalingsmethode

2011

(Bij toepassing van artikel 4.151 van het Besluit bouwwerken leefomgeving geldt versie 2017)

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

NVN 11400-0

Windturbines - Deel 0: Voorschriften voor typecertificatie - Technische eisen

1999 + A1:2005

NNI

(www.nen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

Oplegger WBI onder de Omgevingswet

Oplegger WBI onder de Omgevingswet

2020

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.helpdeskwater.nl)

Hoofdstuk 12 van deze regeling

Overzicht Interventiewaarden

Overzicht Interventiewaarden

2018

RIVM

(www.rivm.nl)

Hoofdstuk 8 van deze regeling

PGS 7

Publicatiereeks gevaarlijke stoffen 7, Vaste minerale anorganische meststoffen - Opslag - Richtlijn voor de veilige opslag van vaste minerale anorganische meststoffen

Versie 0.2, 2020

PGS

(www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal en bijlage XVIII Bkl

PGS 8

Publicatiereeks gevaarlijke stoffen 8, Organische peroxiden - Opslag - Richtlijn voor het veilig opslaan van organische peroxiden

Versie 0.2, 2020

PGS

(www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal en bijlage XVIII Bkl

PGS 9

Publicatiereeks gevaarlijke stoffen 9, Cryogene gassen - Opslag van 0,150 m3 - 100 m3 - Richtlijn voor de veilige opslag van cryogene gassen

Versie 0.2, 2020

PGS

(www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal en bijlage XVIII Bkl

PGS 12

Publicatiereeks gevaarlijke stoffen 12, Ammoniak - Opslag en verlading - Richtlijn voor het veilig opslaan en verladen van ammoniak

Versie 0.2, 2020

PGS

(www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl)

Bijlage XVIII Bkl

PGS 13

Publicatiereeks gevaarlijke stoffen 13, Ammoniak als koudemiddel in koelinstallaties en warmtepompen - Richtlijn voor veilig gebruik van ammoniak als koudemiddel in koelinstallaties en warmtepompen

Versie 0.2, 2020

PGS

(www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal en bijlage XVIII Bkl

PGS 15

Publicatiereeks gevaarlijke stoffen 15, Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen - Richtlijn voor opslag en tijdelijke opslag met betrekking tot brandveiligheid, arbeidsveiligheid en milieuveiligheid

Versie 0.2, 2020

PGS

(www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal en bijlage XVIII Bkl

PGS 16

Publicatiereeks gevaarlijke stoffen 16, LPG: Afleverinstallaties, vulinstallaties en skid-installaties - Richtlijn voor het veilig opslaan en afleveren van LPG en het veilig vullen van gasflessen en ballonvaarttanks, ingebouwde reservoirs en wisselreservoirs met vulinstallaties

Versie 0.2, 2020

PGS

(www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal en bijlage XVIII Bkl

PGS 18

Publicatiereeks gevaarlijke stoffen 18, LPG: depots, butaan, propaan en hun mengsels

Versie 1.0, 2013

PGS

(www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl)

Bijlage XVIII Bkl

PGS 19

Publicatiereeks gevaarlijke stoffen 19, Propaan - Opslag - Richtlijn voor de veilige opslag van propaan, propeen en butaan en mengsels daarvan

Versie 0.2, 2020

PGS

(www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal en bijlage XVIII Bkl

PGS 22

Publicatiereeks gevaarlijke stoffen 22, Toepassing van propaan, Richtlijn voor de brandveilige, arbeidsveilige en milieuveilige toepassing van propaan

Versie 1.10, 2008

PGS

(www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl)

Bijlage XVIII Bkl

PGS 25

Publicatiereeks gevaarlijke stoffen 25, Aardgas-afleverinstallaties voor motorvoertuigen - Richtlijn voor de arbeidsveilige, milieuveilige en brandveilige toepassing van installaties voor het afleveren van aardgas aan motorvoertuigen

Versie 0.2, 2020

PGS

(www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal en bijlage XVIII Bkl

PGS 26

Publicatiereeks gevaarlijke stoffen 26, CNG en LNG - Richtlijn voor het veilig bedrijfsmatig stallen, onderhouden en repareren van motorvoertuigen

Versie 0.2, 2020

PGS

(www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal en bijlage XVIII Bkl

PGS 28

Publicatiereeks gevaarlijke stoffen 28, Vloeibare brandstoffen in ondergrondse installaties en aflevertoestellen - Richtlijn voor het veilig opslaan en afleveren van vloeibare brandstoffen in/vanuit ondergrondse tanks en voor het veilig verwijderen van ondergrondse opslagtanks

Versie 0.2, 2020

PGS

(www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal en bijlage XVIII Bkl

PGS 29

Publicatiereeks gevaarlijke stoffen 29, Brandbare vloeistoffen - Opslag - Richtlijn voor de veilige bovengrondse opslag van brandbare vloeistoffen in verticale cilindrische tanks

Versie 0.2, 2020

PGS

(www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl)

Bijlage XVIII Bkl

PGS 30

Publicatiereeks gevaarlijke stoffen 30, Vloeibare brandstoffen in bovengrondse tank- en afleverinstallaties - Richtlijn voor het veilig vullen, opslaan, afleveren van vloeibare brandstoffen in en vanuit bovengrondse tanks en het verwijderen van bovengrondse opslagtanks

Versie 0.2, 2020

PGS

(www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal en bijlage XVIII Bkl

PGS 31

Publicatiereeks gevaarlijke stoffen 31, Overige gevaarlijke vloeistoffen: opslag in ondergrondse en bovengrondse tankinstallaties

Versie 0.2, 2020

PGS

(www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal en bijlage XVIII Bkl

PGS 32

Publicatiereeks gevaarlijke stoffen 32, Richtlijn voor de bovengrondse opslag van explosieven voor civiel gebruik

Versie 1.0, 2016

PGS

(www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl)

Bijlage XVIII Bkl

PGS 33-1

Publicatiereeks gevaarlijke stoffen 33-1, Afleverinstallaties van vloeibaar aardgas (LNG) voor voertuigen en werktuigen - Richtlijn voor de veilige aflevering aan voertuigen en werktuigen

Versie 0.2, 2020

PGS

(www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal en bijlage XVIII Bkl

PGS 33-2

Publicatiereeks gevaarlijke stoffen 33-2, Aardgas afleverinstallaties van vloeibaar aardgas (LNG) voor vaartuigen en drijvende werktuigen - Bunkeren van vaartuigen en drijvende werktuigen (shore to ship)

Versie 0.2, 2020

PGS

(www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal en bijlage XVIII Bkl

PGS 35

Publicatiereeks gevaarlijke stoffen 35, Waterstofinstallaties voor het afleveren van waterstof aan voertuigen en werktuigen - Richtlijn voor de arbeidsveilige, milieuveilige en brandveilige toepassing van installaties voor het afleveren van waterstof aan voertuigen en werktuigen

Versie 0.2, 2020

PGS

(www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl)

Hoofdstuk 4 Bal en bijlage XVIII Bkl

PreSRM

Preprocessor Standaard Rekenmethoden

Versie 1.702, 01‑06‑2017

TNO

(www.presrm.nl)

Hoofdstukken 8 en 12 van deze regeling

Procedure beoordeling veiligheid primaire waterkeringen

Procedure beoordeling veiligheid primaire waterkeringen

2017

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.helpdeskwater.nl)

Hoofdstuk 12 van deze regeling

Protocol voor meting van ammoniakemissie uit huisvestingssystemen in de veehouderij

Protocol voor meting van ammoniakemissie uit huisvestingssystemen in de veehouderij

Versie 2013a

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

(www.rvo.nl)

Hoofdstuk 4 van deze regeling

Protocol voor meting van fijnstofemissie uit huisvestingssystemen in de veehouderij

Protocol voor meting van fijnstofemissie uit huisvestingssystemen in de veehouderij

2010

Wageningen UR Livestock Research

(www.edepot.wur.nl)

Hoofdstuk 4 van deze regeling

Protocol voor meting van geuremissie uit huisvestingssystemen in de veehouderij

Protocol voor meting van geuremissie uit huisvestingssystemen in de veehouderij

2010

Wageningen UR Livestock Research

(www.edepot.wur.nl)

Hoofdstuk 4 van deze regeling

Rekenmodel Vee-combistof

Rekenmodel V-combistof

2018

Infomil

(www.infomil.nl)

Hoofdstuk 4 van deze regeling

Rekensysteem windturbines

Rekensysteem windturbines, module IV van het Rekenvoorschrift Omgevingsveiligheid

Oktober 2019

RIVM

(https://omgevingsveiligheid.rivm.nl)

Hoofdstukken 4, 8 en 11 van deze regeling

Rekenvoorschrift omgevingsveiligheid

Rekenvoorschrift omgevingsveiligheid

2019

RIVM

(https://omgevingsveiligheid.rivm.nl)

Hoofdstukken 4, 8 en 12 van deze regeling

Risicotoolbox bodem

Risicotoolbox bodem

Versie 1.0.0

RIVM

(www.risicotoolboxbodem.nl)

Hoofdstuk 8 van deze regeling

Richtlijn Boortechnieken en open ontgraving voor kabels en leidingen

Richtlijn Boortechnieken en open ontgraving voor kabels en leidingen

Juni 2019

Rijkswaterstaat

(http://publicaties.minienm.nl)

Hoofdstuk 8 Bal en Hoofdstuk 7 van deze regeling

Richtlijn drainagesystemen en controlesystemen grondwater voor stort- en opslagplaatsen

Richtlijn drainagesystemen en controlesystemen grondwater voor stort- en opslagplaatsen;

Februari 1993

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.bodemplus.nl)

Hoofdstuk 9 van deze regeling

Richtlijn geohydrologische isolatie van bestaande stortplaatsen

Richtlijn geohydrologische isolatie van bestaande stortplaatsen

Juli 1997

Vereniging van Afvalverwerkers

(www.bodemplus.nl)

Hoofdstuk 9 van deze regeling

Richtlijn onderafdichtingen voor stort- en opslagplaatsen

Richtlijn onderafdichtingen voor stort- en opslagplaatsen

Februari 1993

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.bodemplus.nl)

Hoofdstuk 9 van deze regeling

Richtlijn voor dichte eindafwerking op afval- en reststofbergingen

Richtlijn voor dichte eindafwerking op afval- en reststofbergingen

Juli 1991

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.bodemplus.nl)

Hoofdstuk 9 van deze regeling

Riooloverstorten deel 1: Knelpuntcriteria riooloverstorten

Riooloverstorten deel 1: Knelpuntcriteria riooloverstorten

Juni 2001

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.helpdeskwater.nl)

Bijlage XVIII Bkl

Riooloverstorten deel 2: Eenduidige basisinspanning

Riooloverstorten deel 2: Eenduidige basisinspanning

Juni 2001

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.helpdeskwater.nl)

Bijlage XVIII Bkl

Riooloverstorten deel 3: Model voor vergunningverlening riooloverstorten

Riooloverstorten deel 3: Model voor vergunningverlening riooloverstorten

Juni 2001

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.helpdeskwater.nl)

Bijlage XVIII Bkl

Riooloverstorten deel 4a: Nadere uitwerking monitoring riooloverstorten, spoor 1

Riooloverstorten deel 4a: Nadere uitwerking monitoring riooloverstorten, spoor 1

September 2002

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.helpdeskwater.nl)

Bijlage XVIII Bkl

Riooloverstorten deel 4b: Nadere uitwerking monitoring riooloverstorten, fase B

Riooloverstorten deel 4b: Nadere uitwerking monitoring riooloverstorten, fase B

April 2003

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.helpdeskwater.nl)

Bijlage XVIII Bkl

Safeti-NL

Safeti-NL

Versie 8, 2019

RIVM

(www.rivm.nl)

Hoofdstukken 4, 8 en 12 van deze regeling

SBR Handreiking Hoogbouw

Handreiking Brandveiligheid in hoge gebouwen

2014

CROW

(www.crow.nl)

Bbl

SBR-publicatie 248

Constructieve veiligheid van uitkragende platen

2014 - tweede herziene uitgave

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

(www.rijksoverheid.nl)

Hoofdstuk 5 van deze regeling

SIKB Protocol 6802

Protocol WBM-controle, Controle op water/bezinksel/micro-organismen in onder- of bovengrondse tanks

Versie 2.0, 15‑02‑2018

SIKB

(www.sikb.nl)

Hoofdstuk 4 Bal

Standaardrekenmethode luchtkwaliteit 1

Technische beschrijving van standaardrekenmethode 1 (SRM1) voor luchtkwaliteitsberekeningen, RIVM Briefrapport 2014-0127

01‑08‑2015

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.rivm.nl)

Hoofdstukken 8 en 12 van deze regeling

Standaardrekenmethode luchtkwaliteit 2

Technische beschrijving van standaardrekenmethode 2 (SRM2) voor luchtkwaliteitsberekeningen, RIVM Briefrapport 2014-0109

01‑08‑2015

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.rivm.nl)

Hoofdstukken 8 en 12 van deze regeling

Standaardrekenmethode luchtkwaliteit 3

Het nieuw nationaal model. Model voor de verspreiding van luchtverontreiniging uit bronnen over korte afstanden en het rapport aanvullende afspraken NNM

01‑03‑2002

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.infomil.nl)

Hoofdstukken 8 en 12 van deze regeling

Stappenplan bepalen brandaandachtsgebieden

Stappenplan bepalen brandaandachtsgebieden

Februari 2020

RIVM

(https://omgevingsveiligheid.rivm.nl)

Hoofdstukken 4, 8 en 12 van deze regeling

Stappenplan bepalen explosieaandachtsgebieden

Stappenplan bepalen explosieaandachtsgebieden

Februari 2020

RIVM

(https://omgevingsveiligheid.rivm.nl)

Hoofdstukken 4, 8 en 12 van deze regeling

Stappenplan bepalen gifwolkaandachtsgebieden

Stappenplan bepalen gifwolkaandachtsgebieden

Februari 2020

RIVM

(https://omgevingsveiligheid.rivm.nl)

Hoofdstukken 4, 8 en 12 van deze regeling

Stowa-rapport voor natuurlijke watertypen

Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn Water 2015-2021, Stowa rapport 2012-31

2012

Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer

(Stowa)

Hoofdstuk 2 Bkl

Technische Regeling Emissiemeetmethoden Railverkeer 2006

Technische Regeling Emissiemeetmethoden Railverkeer 2006

21 december 2006

CROW

(www.infomil.nl)

Bijlage IVf bij deze regeling

Toelichting op toepassen van methoden voor meten en rekenen aan schietgeluid

TNO-rapport. TNO 2014 R10135 | 1.1. Toelichting op toepassen van methoden voor meten en rekenen aan schietgeluid

11‑11‑2015

TNO

(www.infomil.nl)

Bijlagen XXVII en XXVIII bij deze regeling

V 1041

Leidraad voor den aanleg en een veilig bedrijf van electrische sterkstroominstallaties in fabrieken en werkplaatsen (Fabrieksvoorschriften) - Deel II - Hooge spanning (bestaande bouw)

1942

NNI

(www.nen.nl)

Bbl

Verspreidingsmodel V-Stacks vergunning

Verspreidingsmodel V-Stacks vergunning

2010

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.infomil.nl)

Hoofdstuk 8 van deze regeling

Verwerking waterfractie gevaarlijke en niet-gevaarlijke afvalstoffen

Verwerking waterfractie gevaarlijke en niet-gevaarlijke afvalstoffen

April 2001

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.helpdeskwater.nl)

Bijlage XVIII Bkl

Voorschriften bepaling hydraulische belasting primaire waterkeringen

Voorschriften bepaling hydraulische belasting primaire waterkeringen

2017

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.helpdeskwater.nl)

Hoofdstuk 12 van deze regeling

Voorschriften bepaling sterkte en veiligheid primaire waterkeringen

Voorschriften bepaling sterkte en veiligheid primaire waterkeringen

2017

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.helpdeskwater.nl)

Hoofdstuk 12 van deze regeling

Voorschrift monitoring veiligheid andere dan primaire waterkeringen in beheer bij het Rijk

Voorschrift monitoring veiligheid andere dan primaire waterkeringen in beheer bij het Rijk

Versie 3, 2020

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

(www.helpdeskwater.nl)

Hoofdstuk 12 van deze regeling

  • 1

    Bal: Besluit activiteiten leefomgeving; Bbl: Besluit bouwwerken leefomgeving; Bkl: Besluit kwaliteit leefomgeving. Terug naar link van noot.

I

Bijlage III wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

BIJLAGE III BIJ HOOFDSTUK 2 VAN DEZE REGELING (VERWIJZING NAAR GML-BESTANDEN VOOR WERKINGSGEBIEDEN)

LEGENDA:

Artikel

Noemer

Indicatief/exact

GIO-id1

2.2, eerste lid

Geometrische begrenzing oppervlaktewaterlichamen beheer van de waterkwaliteit

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_waterkwaliteit/nld@2020‑10‑01

2.2, tweede lid

Geometrische begrenzing oppervlaktewaterlichamen beheer van de waterkwantiteit

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_waterkwantiteit/nld@2020‑10‑01

2.2, derde lid

Geometrische begrenzing oppervlaktewaterlichamen waterstaatkundig beheer

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_waterstaatkundig_beheer/nld@2020‑10‑01

2.3, eerste lid

Aanwijzing en geometrische begrenzing waterstaatskundig beheer rijkswateren niet tot het Rijk behorende openbare lichamen

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_rijkswater_niet_beheerRijk/nld@2020‑10‑01

2.3, tweede lid

Aanwijzing en geometrische begrenzing waterstaatkundig beheer rijkswateren voor het voorkomen van schade door muskus- en beverratten

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_waterstaatkundig_beheer

2.4

Geometrische begrenzing primaire waterkeringen en andere dan primaire waterkeringen in beheer bij het Rijk

[Gereserveerd]

[Gereserveerd]

2.7

Geometrische begrenzing kustfundament

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_kustfundament/nld@2020‑10‑01

2.8, eerste lid

Geometrische begrenzing rivierbed grote rivieren

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_rivierbed/nld@2020‑10‑01

2.8, tweede lid

Geometrische begrenzing stroomvoerend deel rivierbed grote rivieren

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_rivierbed_stroomvoerend_deel/nld@2020‑10‑01

2.8, derde lid

Geometrische begrenzing bergend deel rivierbed grote rivieren

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_rivierbed_bergend_deel/nld@2020‑10‑01

2.9, eerste lid

Geometrische begrenzing reserveringsgebieden voor de lange termijn Rijntakken

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_reservering_rijntakken/nld@2020‑10‑01

2.9, tweede lid

Geometrische begrenzing reserveringsgebieden voor de lange termijn Maas

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_reservering_maas/nld@2020‑10‑01

2.10

Geometrische begrenzing van het IJsselmeergebied

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_ijsselmeergebied/nld@2020‑10‑01

2.11, eerste lid

Geometrische begrenzing van de PKB-Waddenzee

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2020/or_pkb_waddenzee/nld@2020‑10‑01

2.11, tweede lid

Geometrische begrenzing van het Waddengebied

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2020/or_waddengebied/nld@2020‑10‑01

2.12

Geometrische begrenzing vrijwaringsgebieden rijksvaarwegen

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_vrijwaringsgebieden_rijksvaarwegen/nld@2020‑10‑01

2.13

Aanwijzing en geometrische begrenzing beperkingengebieden oppervlaktewaterlichamen in beheer bij het Rijk, niet zijnde kanalen

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2020/or_beperkingengebied_oppervlaktewaterlichaam_geen_kanalen/nld@2020‑10‑01

2.14

Aanwijzing en geometrische begrenzing beperkingengebieden kanalen in beheer bij het Rijk

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2020/or_beperkingengebieden_kanalen/nld@2020‑10‑01

2.15

Geometrische begrenzing beperkingengebieden vaarwegen in beheer bij het Rijk

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2020/or_beperkingengebied_vaarwegen/nld@2020‑10‑01

2.16

Aanwijzing en geometrische begrenzing beperkingengebieden oppervlaktewaterlichamen in beheer bij het Rijk afmeren woonschip of ander drijvend werk

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_rivierbed_stroomvoerend_deel

2.17

Aanwijzing en geometrische begrenzing beperkingengebieden waterkeringen in beheer bij het Rijk

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2020/or_beperkingengebied_waterkeringen_rijk/nld@2020‑10‑01

2.18

Aanwijzing en geometrische begrenzing beperkingengebied Noordzee

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2020/or_beperkingengebied_noordzee/nld@2020‑10‑01

2.19

Aanwijzing en geometrische begrenzing beperkingengebied Noordzee - zone tussen duinvoet en laagwaterlijn

Indicatief

/join/id/regdata/mnre1034/2020/or_beperkingengebied_duinvoet_laagwaterlijn/nld@2020‑10‑01

2.20

Aanwijzing en geometrische begrenzing beperkingengebieden installaties in de Noordzee

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2020/or_beperkingengebied_nz_installaties_nietmijnbouw/nld@2020‑10‑01

2.21

Aanwijzing en geometrische begrenzing gebied zeewaarts van de doorgaande NAP-min 20 meterdieptelijn

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_zeewaarts_gebied/nld@2020‑10‑01

2.22, eerste lid

Aanwijzing en geometrische begrenzing in verband met mijnbouwlocatieactiviteiten, oefen- en schietgebieden

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2020/or_mijnbouwlocatieactiviteiten_NZ_oefen_schietgebieden/nld@2020‑10‑01

2.22, tweede lid

Aanwijzing en geometrische begrenzing in verband met mijnbouwlocatieactiviteiten, drukbevaren delen van de zee

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2020/or_mijnbouwlocatieactiviteiten_NZ_drukbevaren_delen/nld@2020‑10‑01

2.22, derde lid

Aanwijzing en geometrische begrenzing in verband met mijnbouwlocatieactiviteiten, aanloopgebieden

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2020/or_mijnbouwlocatieactiviteiten_NZ_aanloopgebieden/nld@2020‑10‑01

2.22, vierde lid

Aanwijzing en geometrische begrenzing in verband met mijnbouwlocatieactiviteiten, ankergebieden in de buurt van aanloophavens

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2020/or_mijnbouwlocatieactiviteiten_NZ_ankergebieden/nld@2020‑10‑01

2.26, eerste lid

Geometrische begrenzing civiele explosieaandachtsgebieden A

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_civiele_explosieaandachtsgebieden_zoneA/nld@2020‑10‑01

2.26, tweede lid

Geometrische begrenzing civiele explosieaandachtsgebieden B

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_civiele_explosieaandachtsgebieden_zoneB/nld@2020‑10‑01

2.26, derde lid

Geometrische begrenzing civiele explosieaandachtsgebieden C

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_civiele_explosieaandachtsgebieden_zoneC/nld@2020‑10‑01

2.26, vierde lid

Geometrische begrenzing civiele opslagplaatsen

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2020/or_civiele_opslagplaatsen/nld@2020‑10‑01

2.27, eerste lid

Geometrische begrenzing militaire explosieaandachtsgebieden A

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_militaire_explosieaandachtsgebieden_zoneA/nld@2020‑10‑01

2.27, tweede lid

Geometrische begrenzing militaire explosieaandachtsgebieden B

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_militaire_explosieaandachtsgebieden_zoneB/nld@2020‑10‑01

2.27, derde lid

Geometrische begrenzing militaire explosieaandachtsgebieden C

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_militaire_explosieaandachtsgebieden_zoneC/nld@2020‑10‑01

2.28, eerste lid

Aanwijzing en geometrische begrenzing reserveringsgebieden voor de uitbreiding van een autoweg of autosnelweg

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_reserveringsgebieden_uitbreiding_hoofdwegen/nld@2020‑10‑01

2.28, tweede lid

Aanwijzing en geometrische begrenzing reserveringsgebieden voor de aanleg van een autoweg of autosnelweg

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_reserveringsgebieden_nieuwe_autowegen/nld@2020‑10‑01

2.28, derde lid

Aanwijzing en geometrische begrenzing reserveringsgebieden voor de aanleg van een hoofdspoorweg

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_reserveringsgebieden_nieuwe_hoofdspoorwegen/nld@2020‑10‑01

2.29, eerste lid

Aanwijzing en geometrische begrenzing beperkingengebieden wegen in beheer bij het Rijk

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2020/or_beperkingengebied_wegen_rijk/nld@2020‑10‑01

2.29, tweede lid

Aanwijzing en geometrische begrenzing beperkingengebieden wegen in beheer bij het Rijk die horen bij een verzorgingsplaats

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2020/or_beperkingengebied_wegen_rijk_verzorgingsplaatsen/nld@2020‑10‑01

2.30, eerste lid

Aanwijzing en geometrische begrenzing beperkingengebieden hoofdspoorwegen

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2020/or_beperkingengebied_hoofdspoorwegen/nld@2020‑10‑01

2.30, tweede lid

Aanwijzing en geometrische begrenzing kernzones van beperkingengebieden hoofdspoorwegen

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2020/or_hoofdspoor_kernzone/nld@2020‑10‑01

2.30, derde lid

Aanwijzing en geometrische begrenzing overwegzones van beperkingengebieden hoofdspoorwegen

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2020/or_hoofdspoor_overwegen/nld@2020‑10‑01

2.30, vierde lid

Aanwijzing en geometrische begrenzing beschermingszones van beperkingengebieden hoofdspoorwegen

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2020/or_hoofdspoor_beschermingszone/nld@2020‑10‑01

2.31, eerste lid

Geometrische begrenzing gebieden waar bouwwerken apparatuur van luchthavens kunnen verstoren

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2020/or_verstoringsgebieden_buiten_burgerluchthavens_geen_bouwwerken/nld@2020‑10‑01

2.31, tweede lid

Geometrische begrenzing maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken buiten beperkingengebieden luchthavens

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2020/or_verstoringsgebieden_buiten_burgerluchthavens_bouwwerken/nld@2020‑10‑01

2,31, derde lid

Geometrische begrenzing maximaal toelaatbare hoogte voor windturbines buiten beperkingengebieden luchthavens

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2020/or_verstoringsgebieden_buiten_burgerluchthavens_windturbines/nld@2020‑10‑01

2.31, vierde lid

Geometrische begrenzing gebieden waar bouwwerken het civiele radarbeeld kunnen verstoren

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_defensie_radarverstoringsgebied_bouwwerken/nld@2020‑10‑01

2.31, vijfde lid

Geometrische begrenzing van gebieden waar windturbines het civiele radarbeeld kunnen verstoren

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2020/or_defensie_radarverstoringsgebied_windturbines/nld@2020‑10‑01

2.32, eerste lid

Aanwijzing en geometrische begrenzing reserveringsgebieden buisleidingen van nationaal belang

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_buisleidingen_reserveringsgebieden/nld@2020‑10‑01

2.32, tweede lid

Aanwijzing en geometrische begrenzing zoekgebieden

buisleidingen van nationaal belang

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_buisleidingen_zoekgebieden/nld@2020‑10‑01

2.33, eerste lid

Geometrische begrenzing aanleggebied Maasvlakte 2

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_PMR_landaanwinningsgebied_Maasvlakte2/nld@2020‑10‑01

2.33, tweede lid

Geometrische begrenzing aanleggebied compensatie van open droog duin en natte duinvallei

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_PMR_compensatie_opendroog_duin/nld@2020‑10‑01

2.33, derde lid

Geometrische begrenzing aanleggebied compensatie van zeenatuur

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_PMR_compensatie_verlies_zeenatuur/nld@2020‑10‑01

2.34, eerste lid

Geometrische begrenzing openbaar toegankelijk natuur- en recreatiegebied Midden-IJsselmonde

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_PMR_natuur_recreatie_IJsselmonde/nld@2020‑10‑01

2.34, tweede lid

Geometrische begrenzing openbaar toegankelijk natuur- en recreatiegebied Schiebroekse en Zuidpolder

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_PMR_natuur_recreatie_Schiebroek_Zuidpolder/nld@2020‑10‑01

2.34, derde lid

Geometrische begrenzing openbaar toegankelijk natuur- en recreatiegebied Schiezone

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_PMR_natuur_recreatie_Schiezone/nld@2020‑10‑01

2.35

Geometrische begrenzing reserveringsgebied parallelle Kaagbaan

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_reserveringsgebied_parallelle_Kaagbaan/nld@2020‑10‑01

2.36, eerste lid

Geometrische begrenzing locaties voor grootschalige elektriciteitsopwekking

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_elektriciteit_locaties_grootschalige_opwekking/nld@2020‑10‑01

2.36, tweede lid

Geometrische begrenzing locaties voor een kernenergiecentrale

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_elektriciteit_vestigingsplaats_kernenergie/nld@2020‑10‑01

2.36, derde lid

Geometrische begrenzing locaties voor het gebied binnen een straal van één km rondom een kernenergiecentrale

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_elektriciteit_waarborgzones_kernenergie/nld@2020‑10‑01

2.36, vierde lid

Geometrische begrenzing locaties voor een hoogspanningsverbinding met een spanning van ten minste 220 kV

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_elektriciteit_hoogspanningsverbindingen/nld@2020‑10‑01

2.37

Geometrische begrenzing uitgezonderde locaties niet in betekenende mate luchtkwaliteit

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2020/or_uitgezonderde_locaties_luchtkwaliteit/nld@2020‑10‑01

2.41, eerste lid

Geometrische begrenzing militaire terreinen en terreinen met een militair object

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_defensie_terreinen_objecten/nld@2020‑10‑01

2.41, tweede lid

Geometrische begrenzing van de onveilige gebieden bij militaire schietbanen

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_defensie_terreinen_schietbanen/nld@2020‑10‑01

2.41, derde lid

Geometrische begrenzing van de gebieden waar bouwwerken een militaire zend- en ontvangstinstallatie kunnen verstoren

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_defensie_verstoring_zend_ontvangstinstallaties/nld@2020‑10‑01

2.41, vierde lid

Geometrische begrenzing van gebieden waar zich een militaire laagvliegroute bevindt

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_defensie_laagvliegroutes_transportvliegtuigen/nld@2020‑10‑01

2.41, vijfde lid

Geometrische begrenzing van gebieden waar bouwwerken het militaire radarbeeld kunnen verstoren

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_defensie_radarverstoringsgebied_bouwwerken/nld@2020‑10‑01

2.41, zesde lid

Geometrische begrenzing van gebieden waar windturbines het militaire radarbeeld kunnen verstoren

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2020/or_defensie_radarverstoringsgebied_windturbines/nld@2020‑10‑01

2.42, eerste lid

Geometrische begrenzing van de Droogmakerij de Beemster

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_werelderfgoed_Beemster/nld@2020‑10‑01

2.42, tweede lid

Geometrische begrenzing van de Stelling van Amsterdam

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_werelderfgoed_Stelling_van_Amsterdam/nld@2020‑10‑01

2.42, derde lid

Geometrische begrenzing van de Nieuwe Hollandse Waterlinie

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_werelderfgoed_Nieuwe_Hollandse_Waterlinie/nld@2020‑10‑01

2.42, vierde lid

Geometrische begrenzing van de Romeinse Limes

Indicatief

/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_werelderfgoed_Romeinse_Limes/nld@2020‑10‑01

2.42, vijfde lid

Geometrische begrenzing van de Koloniën van Weldadigheid

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2020/or_werelderfgoed_Kolonien_van_Weldadigheid/nld@2020‑10‑01

2.43, eerste lid

Geometrische begrenzing herkomstgebieden mijnsteen en vermengde mijnsteen

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2020/OrBodemMijnsteenHerkomstgebieden/nld@2020‑12‑01

2.43, tweede lid

Geometrische begrenzing toepassingsgebieden mijnsteen en vermengde mijnsteen

Exact

/join/id/regdata/mnre1034/2020/OrBodemMijnsteenToepassingsgebieden/nld@2020‑12‑01

  • 1

    Het GML-bestand voor de werkingsgebieden is via Internet raadpleegbaar door de URL https://identifier.officielebekendmakingen.nl voor /join/.. te zetten (bijvoorbeeld https://identifier.officielebekendmakingen.nl/join/id/regdata/mnre1034/2019/or_waterkwaliteit/nld@2019‑11‑01). Terug naar link van noot.

J

Na bijlage XXX wordt een bijlage ingevoegd, luidende:

BIJLAGE XXXA BIJ ARTKEL 9.36 VAN DEZE REGELING (BEMONSTEREN EN ANALYSEREN BIJ HET OP OF IN DE BODEM BRENGEN VAN ZUIVERINGSSLIB)

1. Bemonstering van de bodem

In deze bijlage wordt verstaan onder:

homogeen perceel: perceel bouwland of grasland waar zowel het gehalte aan organische stof als het gehalte aan lutum tussen de bodemmonsters niet meer verschilt dan 5%-punten;

niet-homogeen perceel: perceel bouwland of grasland waar zowel het gehalte aan organische stof als het gehalte aan lutum tussen de bodemmonsters meer verschilt dan 5%-punten.

Bemonsteren van een perceel

Grootte (in ha)

Type perceel

Onderverdeling in deelpercelen met homogene samenstelling

Minimum aantal inzendmonsters

Minimum gewicht inzendmonster (in g)

Bemonsteringsdiepte (in cm)

0 tot 1

Zowel homogeen als niet-homogeen

N.v.t.

1 per perceel

500

25

1 tot 3

Homogeen

N.v.t.

1 per perceel

500

25

1 tot 3

Niet homogeen

Ja

1 per deelperceel

500

25

3 en meer

Niet homogeen

Ja met een deelperceeel van maximaal 3 ha.

1 per deelperceel

500

25

De monsters worden verzameld met een gutsboor. De gutsboor heeft een diameter van 22 mm en is volledig met grond gevuld.

De monsters worden verzameld in schone opvangvaten of opvangzakken die zijn vervaardigd uit of bekleed met polyethyleen.

Een inzendmonster bestaat uit 40 steken met de gutsboor. Deze worden systematisch genomen door in zig-zag gangen over het perceel te gaan, zodanig dat elk gedeelte van de te bemonsteren oppervlakte een gelijke kans heeft om in het inzendmonster te worden opgenomen. De kanten van het perceel en grove onregelmatigheden in het perceel (slootwallen, diepe greppels, melkplaatsen) worden niet bemonsterd. Op de monsterneming is NEN 5742 van toepassing.

2. Analyse van de bodemmonsters

Op het voorbehandelen van het inzendmonster is NEN-EN 16179 van toepassing.

Op de monsterontsluiting voor de analyse op cadmium, chroom, koper, nikkel, lood, zink en arseen is NEN 6961 van toepassing en op de monsteranalyse hiervan is NEN 6965 van toepassing.

Op de monsterontsluiting en op de monsteranalyse op kwik is NEN-ISO 16772 van toepassing.

Op het bepalen van het droge-stofgehalte is NEN-EN 15934 van toepassing.

Op het bepalen van het organische-stofgehalte is NEN 5754 van toepassing.

Op het bepalen van het lutumgehalte is NEN 5753 van toepassing.

HOOFDSTUK 2 WIJZIGING ANDERE REGELINGEN

Artikel 2.1 (Regeling acceptatie afvalstoffen op stortplaatsen)

De Regeling acceptatie afvalstoffen op stortplaatsen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, wordt in de begripsomschrijving van bouwstoffen ‘het Besluit bodemkwaliteit' vervangen door ‘artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit'.

B

In artikel 7, derde lid, onder c, wordt ‘bouwstoffen, die voldoen aan het Besluit bodemkwaliteit’ vervangen door ‘bouwstoffen die voldoen aan de daarvoor geldende kwaliteitseisen, bedoeld in artikel 25d, eerste lid, van het Besluit bodemkwaliteit’.

Artikel 2.2 (Regeling beoordeling reinigbaarheid grond 2006)

De Regeling beoordeling reinigbaarheid grond 2006 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3 wordt ‘in tabel 1 van bijlage B behorende bij de Regeling bodemkwaliteit opgenomen achtergrondwaarden’ vervangen door ‘waarden behorende bij de kwaliteitsklasse landbouw/natuur, bedoeld in artikel 25d van het Besluit bodemkwaliteit’.

B

In artikel 5 wordt ‘in tabel 1 van bijlage B behorende bij de Regeling bodemkwaliteit opgenomen maximale waarden bodemfunctieklassen industrie’ vervangen door ‘waarden behorende bij de kwaliteitsklasse industrie, bedoeld in artikel 25d van het Besluit bodemkwaliteit’.

C

In artikel 9, derde lid, onder a, wordt ‘maximale waarden bodemfunctieklassen industrie, opgenomen de Regeling bodemkwaliteit, bijlage B, tabel 1’ vervangen door ‘waarden behorende bij de kwaliteitsklasse industrie, bedoeld in artikel 25d van het Besluit bodemkwaliteit’.

D

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het eerste tot en met het derde lid wordt ‘RWS Leefomgeving, onderdeel Bodem+’ vervangen door ‘Rijkswaterstaat, onderdeel Bodem+’.

  • 2.

    In het tweede en derde lid wordt ‘www.rwsleefomgeving.nl/organisatie/bodemplus’ vervangen door ‘www.bodemplus.nl’.

E

Artikel 25 komt te luiden:

  • Artikel 25

    Op het indelen van de te ontgraven grond in partijen zijn de artikelen 4.1222 en 4.1230 van het Besluit activiteiten leefomgeving van overeenkomstige toepassing.

F

In artikel 35, eerste lid, aanhef en tweede lid, wordt ‘RWS Leefomgeving, onderdeel Bodem+’ vervangen door ‘Rijkswaterstaat, onderdeel Bodem+’.

G

Hoofdstuk 3 vervalt.

H

Artikel 43a komt te luiden:

  • Artikel 43a

    Deze regeling berust op artikel 1, eerste lid, onderdelen 17a, 17b, 30 en 31, en artikel 1a van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen.

I

In artikel 45 vervalt ‘2006’.

J

Bijlage 4 vervalt.

Artikel 2.3 (Regeling bijzondere subsidies waterkeren en waterbeheren)

De Regeling bijzondere subsidies waterkeren en waterbeheren wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In onderdeel a wordt ‘Milieu’ vervangen door ‘Waterstaat’.

  • b.

    In onderdeel b wordt ‘een plan als bedoeld in artikel 5.4 van de Waterwet’ vervangen door ‘een projectbesluit als bedoeld in artikel 5.44 van de Omgevingswet’.

  • c.

    In onderdeel d wordt ‘plan’ vervangen door ‘projectbesluit’.

B

In artikel 2, tweede lid, onder a, wordt ‘bij of krachtens de Wet bodembescherming’ vervangen door ‘bij of krachtens de Kaderwet subsidies I en M’.

Artikel 2.4 (Regeling materialen en chemicaliën drink- en warm tapwatervoorziening)

Bijlage A bij de Regeling materialen en chemicaliën drink- en warm tapwatervoorziening wordt als volgt gewijzigd:

A

In paragraaf 3.2.1.3 wordt ‘achtergrondconcentraties grond/sediment, uitgedrukt in mg/kg droge stof, uit de Circulaire bodemsanering (2013)’ vervangen door ‘waarden voor de kwaliteitsklasse ‘landbouw/natuur’, bedoeld in het Besluit bodemkwaliteit’.

B

In paragraaf 3.2.2 wordt ‘Circulaire bodemsanering’ vervangen door ‘waarden voor de kwaliteitsklasse ‘landbouw/natuur’, bedoeld in het Besluit bodemkwaliteit,’.

Artikel 2.5 (Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s)

In artikel 105, onder b, van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s wordt ‘onverminderd de bepalingen van het Besluit gebruik dierlijke meststoffen’ vervangen door ‘onverminderd paragraaf 4.116 van het Besluit activiteiten leefomgeving’.

Artikel 2.6 (Regeling storten als enige vorm van afvalbeheer)

De Regeling storten als enige vorm van afvalbeheer wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    De begripsomschrijving van AVI-bodemas komt te luiden:

    bodemas als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving.

  • 2.

    De begripsbepaling ‘IBC-bouwstof’ vervalt.

B

In artikel 2, tweede lid, onder d, vervalt ‘met als doel AVI-bodemas niet meer toe te passen als IBC-bouwstof’.

Artikel 2.7 (Regeling subsidies hoogwaterbescherming 2014)

In de artikelen 4, derde lid, onder a, en 18, tweede lid, onder b, van de Regeling subsidies hoogwaterbescherming 2014 wordt ‘Wet bodembescherming’ vervangen door ‘Kaderwet subsidies I en M’.

Artikel 2.8 (Uitvoeringsregeling Meststoffenwet)

De Uitvoeringsregeling Meststoffenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 25c, eerste lid, wordt ‘artikelen 4b en 8a van het Besluit gebruik meststoffen’ vervangen door ‘artikelen 4.1193 en 4.1211 en paragraaf 4.118 van het Besluit activiteiten leefomgeving’.

B

Artikel 91 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de aanhef wordt ‘naar een natuurterrein of overige grond als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, onderscheidenlijk onderdeel d, van het Besluit gebruik meststoffen’ vervangen door ‘naar een natuurterrein als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Meststoffenwet en de artikelen 25a en 32 van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet of naar overige gronden als bedoeld in bijlage I, onder A, bij het Besluit activiteiten leefomgeving’.

  • 2.

    In onderdeel a wordt ‘artikel 2, derde en vierde lid, van het Besluit gebruik meststoffen per hectare van dat natuurterrein mag worden gebruikt’ vervangen door ‘artikel 4.1195, tweede en derde lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving per hectare van dat natuurterrein mag worden gebruikt’.

C

In artikel 131 wordt ‘de Wet bodembescherming’ vervangen door ‘de Omgevingswet voor zover het om het voorkomen of beperken van verontreiniging van de bodem gaat’.

D

De ongeletterde bijlage wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het opschrift van de bijlage vervalt ‘, de Wet bodembescherming’.

  • 2.

    In de tabel vervallen de rijen die beginnen met ‘Artikel Wet bodembescherming’ en ‘64’.

E

Bijlage Aa, onder IV, wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Bij categorie B wordt ‘afkomstig van natuurterrein als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van het Besluit gebruik meststoffen’ vervangen door ‘afkomstig van een natuurterrein dat de hoofdfunctie natuur heeft als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Meststoffenwet en de artikelen 25a en 32 van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet’.

  • 2.

    Bij categorie B, onder 1, wordt ‘als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit gebruik meststoffen’ vervangen door ‘als bedoeld in bijlage I, bij het Besluit activiteiten leefomgeving’.

  • 3.

    Bij categorie B1 wordt ‘als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit gebruik meststoffen’ vervangen door ‘als bedoeld in bijlage I, bij het Besluit activiteiten leefomgeving’.

F

In bijlage B wordt in voetnoot 1 ‘tenzij aanwenden op basis van het Besluit gebruik meststoffen is verboden’ vervangen door ‘tenzij het gebruik in strijd is met paragraaf 3.2.20 van het Besluit activiteiten leefomgeving’.

Artikel 2.9 (Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB)

De Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.17, vierde lid, wordt ‘artikel 8a van het Besluit gebruik meststoffen’ vervangen door ‘de artikelen 4.1193 en 4.1211 van het Besluit activiteiten leefomgeving’.

B

In bijlage 3 komt de tabel onder ‘Aspect: water’ te luiden:

RBE 1. Nitraatrichtlijn

Artikelen 4 en 5 van Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreinigingen door nitraten uit agrarische bronnen (Pb L 375)

1.1

artikelen 3.48a, 3.48c, 4.1182, 4.1195, 4.1196 en 4.1197 Besluit activiteiten leefomgeving

Natuurterrein/overige grond

Het verbod op gebruik van dierlijke meststoffen op natuurterrein en op overige grond dan landbouwgrond.

1.2

artikelen 4.1184 en 4.1185 Besluit activiteiten leefomgeving

Bevroren/ besneeuwde/waterverzadigde bodem

Het verbod op het gebruik van dierlijke meststoffen of stikstofkunstmest op bevroren of besneeuwde of waterverzadigde bodem.

1.4

artikel 4.1186 Besluit activiteiten leefomgeving

Beregenen/ bevloeien/ infiltreren

Het verbod in de periode van 1 september tot en met 31 januari op het gebruik van dierlijke meststoffen of stikstofkunstmest tegelijkertijd met het beregenen of bevloeien of infiltreren van de bodem.

1.5

artikelen 4.1187 en 4.1188 Besluit activiteiten leefomgeving

Gesloten periode

Het verbod op het gebruik van dierlijke mest in de afhankelijk van de grondsoort bepaalde periode.

1.6

artikel 4.1189 Besluit activiteiten leefomgeving

Gesloten periode stikstofkunstmest(N)

Het verbod op het gebruik van stikstofkunstmest in de afhankelijk van het gewas bepaalde periode.

1.7

artikelen 3.48a, 3.48c, 4.1214 en 4.1215 Besluit activiteiten leefomgeving

Vernietigen graszode

Het verbod om op grasland de graszode te vernietigen in de daarvoor bepaalde periode.

1.8

artikel 4.1199 Besluit activiteiten leefomgeving

Emissiearm aanwenden

De verplichting om dierlijke meststoffen emissiearm aan te wenden.

1.9

artikel 2.11 Besluit activiteiten leefomgeving

Gelijkmatig verspreiden

De verplichting om dierlijke meststoffen of stikstofkunstmest gelijkmatig over het perceel te verspreiden.

1.10

artikel 4.1190 Besluit activiteiten leefomgeving

Geulenerosie

Het verbod op het gebruik van dierlijke meststoffen of stikstofkunstmest op steile hellingen (> 7%) met geulenerosie (geulen > 30 cm diep).

1.11

artikel 4.1191 Besluit activiteiten leefomgeving

Onbeteelde grond, helling ≥ 7%

Het verbod op het gebruik van dierlijke meststoffen op niet beteelde gronden met een hellingspercentage van 7% of meer.

1.12

artikel 4.1191 Besluit activiteiten leefomgeving

Stikstofkunstmest (N) op onbeteelde grond, helling ≥ 7%

Het verbod op het gebruik van stikstofkunstmest op niet beteelde gronden met een hellingspercentage van 7% of meer.

1.13

artikel 4.1192 Besluit activiteiten leefomgeving

Bouwland, helling ≥ 18%

Het verbod op het gebruik van dierlijke meststoffen of stikstofkunstmest op bouwland met een hellingspercentage van 18% of meer.

1.14

artikel 4.1193 Besluit activiteiten leefomgeving

Vanggewas

De verplichting omtrent het telen van een vanggewas na de teelt van maïs op zand- en lössgronden. Vernietiging van het vanggewas mag niet vóór 1 februari.

1.15

artikel 4.723j Besluit activiteiten leefomgeving

Teeltvrije zone

Het verbod op het gebruik van meststoffen in de teeltvrije zone.

1.16

artikelen 4.838, 4.844 en 4.858 Besluit activiteiten leefomgeving

Kwaliteit mest- & voeropslag

De verplichting dat de mestopslag en de opslag van voeder wordt onderhouden en dat maatregelen worden genomen ter voorkoming dat verontreiniging ontstaat door het weglekken van vloeistoffen met mest en opgeslagen plantaardige materialen.

1.17

artikel 7 in samenhang met de artikelen 8, onder a en b, 9 en 10 Meststoffenwet en de artikelen 24, 25 en 27 Uitvoeringsregeling Meststoffenwet

Gebruiksnormen mest

Het verbod in enig kalenderjaar op een bedrijf meststoffen op of in de bodem te brengen, tenzij de stikstofgebruiksnorm en de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen in acht zijn genomen.

1.18

artikel 28 in samenhang met de artikelen 27, 29 en 30 Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet en artikel 36 Uitvoeringsregeling Meststoffenwet

Opslagcapaciteit

De verplichting voldoende opslagcapaciteit voor dierlijke meststoffen op het bedrijf te hebben die in de periode augustus t/m februari wordt geproduceerd.

HOOFDSTUK 3 INTREKKING REGELINGEN

Artikel 3.1 (intrekking regelingen)

De volgende regelingen worden ingetrokken:

  • a.

    Regeling uniforme saneringen;

  • b.

    Regeling beperkingenregistratie Wet bodembescherming;

  • c.

    Uitvoeringsregeling gebruik meststoffen;

  • d.

    Vrijstellingsregeling waterige fracties en reinigingswater 1998.

HOOFDSTUK 4 OVERGANGSRECHT

Artikel 4.1 (Uitvoeringsregeling gebruik meststoffen)

Een analyserapport als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling gebruik meststoffen, dat voor inwerkingtreding van de Omgevingswet is opgesteld, geldt als een rapportage als bedoeld in artikel 9.36, tweede lid, van de Omgevingsregeling.

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 5.1 (inwerkingtreding)

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op een bij ministerieel besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

  • 2.

    Een ministerieel besluit als bedoeld in het eerste lid wordt in de Staatscourant bekendgemaakt.

Artikel 5.2 (citeertitel)

Deze regeling wordt aangehaald als: Aanvullingsregeling bodem Omgevingswet.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

S. van Veldhoven-van der Meer

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K.H. Ollongren

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.J. Schouten

TOELICHTING

I ALGEMEEN

Samenvatting

De Aanvullingsregeling bodem Omgevingswet (hierna: deze Aanvullingsregeling) bevat regels voor het gebruik van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet en het Aanvullingsbesluit bodem Omgevingswet in de praktijk. Het aanvullingsspoor bodem zorgt voor een zorgvuldige en soepele overgang van de bodemregels naar de regelgeving van het nieuwe stelsel voor het omgevingsrecht. De bodemregels, deels gewijzigd als gevolg van de beleidsvernieuwing, geven vorm aan duurzaam bodembeheer en zorgen voor een evenwichtige balans tussen beschermen van de bodem en benutten van de bodem.

Deze Aanvullingsregeling omvat:

  • regels die de Omgevingsregeling wijzigen of aanvullen;

  • regels die andere regelingen wijzigen of intrekken; en

  • overgangsrecht.

De Regeling bodemkwaliteit wordt in een apart traject herschreven.

De regels in de Omgevingsregeling onderscheiden zich van de regels in de Omgevingswet en de AMvB’s doordat zij meer gedetailleerd zijn en uitvoeringstechnisch, administratief of meet- en rekentechnisch van aard zijn. De regels in de Omgevingsregeling zijn te onderscheiden naar zeven thema’s:

  • 1.

    de geometrische begrenzing van locaties;

  • 2.

    regels over activiteiten;

  • 3.

    het verstrekken van gegevens en bescheiden;

  • 4.

    meet- en rekenregels voor besluiten;

  • 5.

    monitoring en informatie;

  • 6.

    financiële bepalingen; en

  • 7.

    Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO).

De regels in deze Aanvullingsregeling die de Omgevingsregeling wijzigen of aanvullen vallen binnen de thema’s 1, 2, 3 en 4.

Regels die de Omgevingsregeling wijzigen of aanvullen

Binnen thema 1 voegt deze Aanvullingsregeling afdeling 2.8 toe aan hoofdstuk 2: Aanwijzing en geometrische begrenzing van locaties, van de Omgevingsregeling. Afdeling 2.8 en bijlage III regelen de geometrische begrenzing van de herkomstgebieden en toepassingsgebieden van mijnsteen en vermengde mijnsteen.

Binnen thema 2 worden met deze Aanvullingsregeling regels ingevoegd in hoofdstuk 1 en hoofdstuk 9 van de Omgevingsregeling. Deze Aanvullingsregeling voegt allereerst regels toe aan hoofdstuk 1: Algemene bepalingen, van de Omgevingsregeling, in het bijzonder aan bijlage II. In bijlage II is bepaald welke uitgave van een in het Besluit activiteiten leefomgeving, het Besluit bouwwerken leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving of de Omgevingsregeling genoemde norm of andere externe informatiebron van toepassing is.

Deze Aanvullingsregeling voegt ook regels toe aan hoofdstuk 9 van de Omgevingsregeling. In afdeling 9.6 worden de voorschriften die verbonden moeten worden aan de omgevingsvergunning voor het op of in de bodem brengen van zuiveringsslib toegevoegd.

Binnen thema 3 voegt deze Aanvullingsregeling regels toe aan hoofdstuk 7: Gegevens en bescheiden, van de Omgevingsregeling. Het gaat om regels over de bij een aanvraag om een omgevingsvergunning of een gedoogplichtbeschikking te verstrekken gegeven en bescheiden.

Binnen thema 4 vult deze Aanvullingsregeling hoofdstuk 8 van de Omgevingsregeling aan met meet- en rekenregels. De Risicotoolbox bodem van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu wordt in hoofdstuk 8 aangewezen voor het berekenen van de grenswaarde voor de toelaatbare kwaliteit van de bodem voor het bouwen van een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie.

Deze Aanvullingsregeling regelt in de volgende hoofdstukken van de Omgevingsregeling iets over het aspect bodem.

Hoofdstuk

Wat wordt geregeld

Reken- en meetmethode

Waar?

1 Algemene bepalingen

Normen en andere externe informatiebronnen

NEN-normen, beoordelingsrichtlijnen, Risicotoolbox bodem

Bijlage II

2 Locaties

Geometrische begrenzing van herkomstgebieden en toepassingsgebieden mijnsteen en vermengde mijnsteen

n.v.t.

Afdeling 2.8 en bijlage III

7 Gegevens en bescheiden

Aanvraagvereisten voor omgevingsvergunningen voor enkele milieubelastende activiteiten en lozingsactiviteiten.

Aanvraagvereisten bij enkele gedoogplichtbeschikkingen

n.v.t.

§ 7.2.3.3, § 7.2.3.6 en

§ 7.3.6

8 Instructieregels over programma’s, omgevingsplannen, waterschapsverordeningen en omgevingsverordeningen

Toelaten bouwactiviteit op een bodemgevoelige locatie

Risicotoolbox bodem

§ 8.2.3.3a

9 Omgevingsvergunningen

Voorschriften omgevingsvergunning voor het op of in de bodem brengen van zuiveringsslib

Voorschriften over monsterneming en analyse

Afdeling 9.6 en bijlage XXXA

Bij de uitwerking van de regels die de Omgevingsregeling wijzigen of aanvullen is aangesloten bij de gemaakte keuzes in de Omgevingsregeling over:

  • het vergroten van de inzichtelijkheid en het gebruiksgemak;

  • vermindering onderzoekslasten;

  • verwijzen naar externe documenten; en

  • gelijkwaardigheid en maatwerk.

Regels die andere regelingen wijzigen of intrekken

Deze Aanvullingsregeling bevat ook regels die andere regelingen wijzigen of intrekken. De wijzigingen hebben in grote lijnen betrekking op het verwijderen, wijzigen of vervangen van de in die andere regelingen voorkomende verwijzing naar de Wet bodembescherming, het Besluit bodemkwaliteit, het Besluit gebruik meststoffen of andere bodemregelgeving. Deze wijzigingen zijn deels het gevolg van het ‘omhoogtillen’ van een aantal bepalingen van regelingniveau naar AMvB-niveau. Daarnaast wordt de terminologie aangepast aan die van de Omgevingswet. De Regeling uniforme saneringen, de Regeling beperkingenregistratie Wet bodembescherming, de Uitvoeringsregeling gebruik meststoffen en de Vrijstellingsregeling waterige fracties en reinigingswater 1998 worden ingetrokken.

Overgangsrecht

Deze Aanvullingsregeling bevat ten slotte overgangsrecht.

1 Inleiding

1.1 Algemeen

Deze Aanvullingsregeling bodem Omgevingswet (hierna: Aanvullingsregeling) vormt samen met de Aanvullingswet bodem Omgevingswet1 (hierna: Aanvullingswet bodem) en het Aanvullingsbesluit bodem Omgevingswet2 (hierna: Aanvullingsbesluit bodem) het zogenoemde aanvullingsspoor bodem van het nieuwe stelsel voor het omgevingsrecht. Het aanvullingsspoor bodem zorgt voor een zorgvuldige en soepele overgang van de voormalige bodemregels naar de regelgeving van het nieuwe stelsel voor het omgevingsrecht. Om dit doel te bereiken omvat deze Aanvullingsregeling drie hoofdgroepen van regels:

  • regels die de Omgevingsregeling wijzigen of aanvullen;

  • regels die andere regelingen wijzigen of intrekken; en

  • overgangsrecht.

Het nieuwe stelsel voor het omgevingsrecht bestaat uit de Omgevingswet en de daarbij behorende uitvoeringsregelgeving. Zij bieden het nieuwe juridische kader voor maatschappelijke opgaven en ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving. Het stelsel is gericht op: ‘het met het oog op duurzame ontwikkeling, de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu, en in onderlinge samenhang:

  • a.

    bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit, en

  • b.

    doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften.’

Daarnaast heeft de stelselherziening van het omgevingsrecht vier verbeterdoelen:

  • 1.

    vergroten van de inzichtelijkheid, de voorspelbaarheid en het gebruiksgemak van het omgevingsrecht;

  • 2.

    bewerkstelligen van een samenhangende benadering van de fysieke leefomgeving in beleid, besluitvorming en regelgeving;

  • 3.

    vergroten van de bestuurlijke afwegingsruimte door een actieve en flexibele aanpak mogelijk te maken voor het bereiken van doelen voor de fysieke leefomgeving;

  • 4.

    versnellen en verbeteren van besluitvorming over projecten in de fysieke leefomgeving.

In het vervolg van dit hoofdstuk wordt in paragraaf 1.2 ingegaan op het aanvullingsspoor bodem, voorzover dat al in de Omgevingswet en de vier AMvB’s is opgenomen en hoe het onderwerp bodem in het stelsel van de Omgevingswet past. De tekst is ontleend aan de memorie van toelichting bij de Aanvullingswet bodem en de nota van toelichting bij het Aanvullingsbesluit bodem. Paragraaf 1.3 beschrijft de grondslagen en reikwijdte van deze Aanvullingsregeling. Paragraaf 1.4 beschrijft hoe deze Aanvullingsregeling de Omgevingsregeling aanvult. De paragrafen 1.5 en 1.6 gaan kort in op de aanpassingen van andere regelingen en de verhouding met voorheen geldende regelgeving en het overgangsrecht. Paragraaf 1.7 sluit dit hoofdstuk af met een weergave van de verdere inhoud en opbouw van deze toelichting.

1.2 Aanvullingsspoor bodem

De bodem is een essentieel onderdeel van de fysieke leefomgeving en levert een belangrijke bijdrage aan het realiseren van maatschappelijke behoeften: de energievoorziening, de drinkwatervoorziening, voedselveiligheid, grondwaterreserves, natuur, klimaatmitigatie en klimaatadaptatie.3 Een duurzaam, efficiënt beheer en gebruik van onze bodem biedt een belangrijke bijdrage aan de gezondheid, het welzijn en de welvaart. Onder bodem wordt verstaan het vaste deel van de aarde met de zich daarin bevindende vloeibare en gasvormige bestanddelen en organismen.

De bodem is een uniek en traag systeem dat slechts moeilijk herstelt van een verontreiniging of aantasting. Het doel van het Nederlandse bodembeleid is dan ook om een balans aan te brengen tussen enerzijds de bescherming van de gezondheid van de mens en het behoud van de functionele eigenschappen die de bodem heeft voor mens, plant en dier, en anderzijds het geven van ruimte aan maatschappelijke activiteiten op of in de bodem. De uitdaging voor het beleid is dus het vinden en behouden van de balans tussen beschermen en benutten. Zodra een evenwichtige balans is bereikt, is er sprake van duurzaam bodembeheer. In de memorie van toelichting bij de Aanvullingswet bodem is duurzaam bodembeheer omschreven als4:

‘Het waarborgen van de gebruikswaarde van de bodem (vaste bodem en grondwater) en het faciliteren van het duurzaam gebruik van de functionele eigenschappen van de bodem, door het in onderlinge samenhang:

  • beschermen van de bodem tegen nieuwe verontreinigingen en aantastingen (pijler 1);

  • evenwichtig toedelen van functies aan locaties en het stellen van andere regels die met het oog daarop nodig zijn in het omgevingsplan, rekening houdend met de kwaliteiten van de bodem (pijler 2);

  • duurzaam en doelmatig beheren van de resterende historische verontreinigingen en -aantastingen (pijler 3).’

De ingezette koers van het nieuwe bodembeleid ziet op het verlaten van de sectorale benadering van de bodem en richt zich op waardecreatie door het zoeken van een combinatie met gebiedsontwikkeling of het duurzaam inzetten van bodemdiensten. De nieuwe koers in het bodembeleid wordt gekenschetst door de volgende verschuivingen:5

  • een gebiedsbenadering en regulering van activiteiten in plaats van het saneren van het geval;

  • een omgevingsplan gericht op activiteiten in plaats van het saneren om milieuhygiënische redenen;

  • een vergroting van de bestuurlijke afwegingsruimte in plaats van een centraal gereguleerde aanpak;

  • een versnelling en verbetering van de besluitvorming over bouwactiviteiten door onder meer het verminderen van het aantal bodemonderzoeken en het zoveel mogelijk inzetten van algemene regels in plaats van beschikkingen.

Met het aanvullingsspoor bodem is, om het duurzaam beheer van de bodem adequaat te kunnen regelen, een beperkt aantal onderwerpen toegevoegd aan de Omgevingswet, de daarbij behorende algemene maatregelen van bestuur en de Omgevingsregeling.

De Aanvullingswet bodem vult de Omgevingswet aan met:

  • een verplichting tot het stellen van instructieregels over omgevingsplannen en projectbesluiten met het oog op het beschermen van de bodem ter voorkoming van onaanvaardbare risico’s;

  • regels over de aanwijzing van het Rijk als bevoegd gezag voor het op of in de bodem brengen van meststoffen;

  • de verplichting voor de gemeente om tijdelijke beschermingsmaatregelen te eisen van eigenaar of pachter bij een toevalsvondst van verontreiniging op of in de bodem;

  • gedoogplichten voor het dulden van grondwaterbeheer, van maatregelen bij een toevalsvondst van verontreiniging op of in de bodem, voor nazorg en voor de naleving van de verplichtingen uit de zorgplicht bodem;

  • een noodregeling bodem als een voorziening onmiddellijk geboden is.

Het Aanvullingsbesluit bodem voegt regels over bodem toe aan het Besluit activiteiten leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving, het Omgevingsbesluit en het Invoeringsbesluit Omgevingswet. Daarnaast bevat het Aanvullingsbesluit bodem de regels voor het Besluit bodemkwaliteit. Hierna volgt een korte beschrijving van deze aanvullingen.

In het Besluit activiteiten leefomgeving6 is opgenomen welke algemene rijksregels gelden en in welke gevallen een vergunning nodig is. Door het Aanvullingsbesluit bodem zijn de algemene regels voor de milieubelastende activiteiten graven in bodem, opslaan van grond of baggerspecie, saneren van de bodem, toepassen van bouwstoffen, grond of baggerspecie en (vermengde) mijnsteen en het op of in de bodem brengen van meststoffen toegevoegd. Daarnaast voegt het regels toe voor het voorafgaande bodemonderzoek en regels voor lozingen bij graven en saneringen. Ook is in het Besluit activiteiten leefomgeving te vinden welke ruimte een bestuursorgaan heeft om maatwerk te bieden in aanvulling op of in afwijking van algemene rijksregels. Zo is maatwerk bij het toepassen van grond of baggerspecie van een kwaliteit die niet voldoet aan de kwaliteitseisen alleen toegestaan als de toe te passen grond of baggerspecie afkomstig is uit een bodembeheergebied en ook weer binnen dat gebied wordt toegepast.

Het Besluit kwaliteit leefomgeving7 schrijft voor welke regels het bestuursorgaan moet opnemen in zijn omgevingsplan of verordening en welk beoordelingskader geldt bij vergunningen. De bodemregels over het omgevingsplan die met het Aanvullingsbesluit worden toegevoegd richten zich met name op het stellen van regels aan locaties voor het toelaten van een bouwactiviteit op een bodemgevoelige locatie, van regels voor nazorg en gebruiksbeperkingen en voor het aanwijzen van bodembeheergebieden en het indelen van de bodem in bodemfunctieklassen. Het Aanvullingsbesluit bodem voegt daarnaast regels toe over de hoogst toelaatbare concentraties van stoffen bij een toevalsvondst van verontreiniging op of in de bodem en specifieke voorschriften voor de omgevingsvergunning voor het op of in de bodem brengen van zuiveringsslib.

Het Omgevingsbesluit8 regelt wie het bevoegd gezag is als sprake is van een vergunningplicht en welke procedure van toepassing is. Het Aanvullingsbesluit bodem voegt regels toe, die de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aanwijzen als bevoegd gezag voor het op of in de bodem brengen van zuiveringsslib en die de handhavingstaak voor het in opdracht op of in de bodem toepassen van bouwstoffen, grond of baggerspecie en mijnsteen en vermengde mijnsteen toedelen aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. Het Aanvullingsbesluit bodem voegt eveneens regels toe die de omgevingsvergunning voor een wateractiviteit aanwijzen als mer-beoordelings­plichtig als er sprake is van het toepassen van grond of baggerspecie in een diepe plas.

Ten slotte voegt het Aanvullingsbesluit bodem een aantal bruidsschatregels toe aan het Invoeringsbesluit Omgevingswet. Bruidsschatregels zijn de regels die van rechtswege worden ingevoegd in de decentrale regelgeving. Deze regels zorgen ervoor dat er geen juridisch gat ontstaat voor onderwerpen of specifieke regels die tot het moment van inwerkingtreding landelijk geregeld werden, maar na inwerkingtreding gedecentraliseerd zijn. Decentrale overheden kunnen de regels die met de bruidsschat in hun omgevingsplan of waterschapsverordening zijn ingevoegd op ieder gewenst moment vanaf inwerkingtreding aanpassen (rekening houdend met de instructieregels van het Rijk en de provincie). Het Aanvullingsbesluit bodem bevat bruidsschatregels voor bouwen op verontreinigde grond (inclusief een specifieke beoordelingsregeling bouwen op verontreinigde bodem), nazorg na saneren van de bodem, kleinschalig graven boven de interventiewaarde bodemkwaliteit, activiteiten op een locatie met historische bodemverontreiniging zonder onaanvaardbaar risico en saneren van de bodem in het zinkassengebied De Kempen.

Het Aanvullingsbesluit bodem wijzigt ook het Besluit bodemkwaliteit. De regels uit het Besluit bodemkwaliteit die zich richten tot degene die bouwstoffen, grond of baggerspecie toepast zijn met het Aanvullingsbesluit bodem in de besluiten onder de Omgevingswet opgenomen. De overige regels uit het Besluit bodemkwaliteit blijven staan in dat Besluit bodemkwaliteit. Zie voor een nadere toelichting hoofdstuk 11 van de nota van toelichting bij het Aanvullingsbesluit bodem.9

Het Besluit bodemkwaliteit en de Regeling bodemkwaliteit 2021 blijven gelden naast de hierboven beschreven bodemregels in het omgevingsrecht. Het Besluit bodemkwaliteit bevat de niet-plaatsgebonden regels die zich richten tot de producent, importeur, transporteur, handelaar van bouwstoffen en de regels die zich richten tot degene die onderzoeken verrichten en milieuverklaringen afgeven voor bouwstoffen, grond of baggerspecie. Daarnaast blijven de regels voor de kwaliteitsborging (zogenoemde kwalibo-regels) en de kwaliteitseisen voor het toepassen van bouwstoffen, grond, baggerspecie, mijnsteen en vermengde mijnsteen in het Besluit bodemkwaliteit.

Deze Aanvullingsregeling vult de Omgevingsregeling aan met bodemregelgeving voortvloeiend uit het Besluit activiteiten leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving en het Omgevingsbesluit. Deze Aanvullingsregeling onderscheidt zich van de regels in de Aanvullingswet bodem en het Aanvullingsbesluit bodem doordat zij meer gedetailleerd zijn en uitvoeringstechnisch, administratief of meet- en reken technisch van aard zijn.

1.3 Grondslag en reikwijdte van deze Aanvullingsregeling

Deze Aanvullingsregeling vult de Omgevingsregeling aan met regels over bodem die als gevolg van de beleidsvernieuwing worden herzien. De drie in paragraaf 1.2 genoemde pijlers vormen voor deze regels het kader.

Daarnaast bevat deze Aanvullingsregeling bepalingen die andere regelingen wijzigen (zoals de Regeling beoordeling reinigbaarheid grond) of deze intrekt (zoals de Regeling uniforme saneringen).

In een apart traject wordt de Regeling bodemkwaliteit herschreven.

1.4 Aanvullingen van de Omgevingsregeling

De Omgevingsregeling werkt de regels in de Omgevingswet en de AMvB’s op een meer gedetailleerd niveau uit of vult deze aan. De regels in de Omgevingsregeling betreffen zeven thema’s: (1) de aanwijzing en geometrische begrenzing van locaties, (2) regels voor het uitvoeren van activiteiten, (3) gegevensverstrekking, (4) meet- en rekenregels voor besluiten, (5) monitoring en informatie, (6) financiële bepalingen en (7) het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Hierna worden de zeven thema’s kort beschreven en wordt aangegeven of en zo ja, wat deze Aanvullingsregeling invult of wijzigt in de Omgevingsregeling.

  • 1.

    Aanwijzing en geometrische begrenzing

    De Omgevingsregeling kan locaties aanwijzen en daarnaast ook locaties geometrisch begrenzen. Het gaat om locaties van onderdelen van de fysieke leefomgeving die van belang zijn voor de door het Rijk in de Omgevingswet en de vier AMvB’s gestelde regels, bijvoorbeeld de geografische reikwijdte van een instructieregel of een vergunningplicht. De grondslag voor de aanwijzing en geometrische begrenzing van locaties in de Omgevingsregeling is te vinden in artikel 2.21 van de Omgevingswet.

    Deze Aanvullingsregeling begrenst locaties van de herkomstgebieden en toepassingsgebieden voor mijnsteen en vermengde mijnsteen.

  • 2.

    Regels voor het uitvoeren van activiteiten

    De Omgevingsregeling bevat voor een beperkt aantal onderwerpen algemene regels over activiteiten die de algemene regels uit het Besluit activiteiten leefomgeving of het Besluit bouwwerken leefomgeving aanvullen en uitwerken. De grondslag hiervoor is artikel 4.3, derde lid, van de Omgevingswet, dat aangeeft dat regels over activiteiten bij ministeriele regeling kunnen worden gesteld als deze uitvoeringstechnische, administratieve en meet- en rekenvoorschriften inhouden. Ook bevat de Omgevingsregeling enkele regels over bemonstering, analyse en rapportage in verband met activiteiten die voortvloeien uit het Besluit kwaliteit leefomgeving.

    Deze Aanvullingsregeling bevat geen regels over activiteiten die de algemene regels uit het Besluit activiteiten leefomgeving of het Besluit bouwwerken leefomgeving aanvullen of uitwerken.

    In bijlage II bij de Omgevingsregeling is op grond van artikel 1.4 van de Omgevingsregeling bepaald welke uitgave van een in het Besluit activiteiten leefomgeving, Besluit bouwwerken leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving of de Omgevingsregeling genoemde norm of andere externe informatiebron van toepassing is. Deze Aanvullingsregeling voegt bijvoorbeeld de NEN-EN-norm voor het bemonsteren van afvalwater toe. Verder zijn met deze Aanvullingsregeling regels toegevoegd aan hoofdstuk 9 over het verbinden van voorschriften aan een omgevingvergunning voor het op of in de bodem brengen van zuiveringsslib.

  • 3.

    Gegevensverstrekking

    De Omgevingsregeling regelt welke gegevens en bescheiden bij een aanvraag om een omgevingsvergunning moeten worden verstrekt. De grondslag hiervoor is artikel 16.55 van de Omgevingswet. Er zijn algemene aanvraagvereisten die voor alle omgevingsvergunningen gelden en daarnaast aanvullende aanvraagvereisten per activiteit.

    Deze Aanvullingsregeling voegt de aanvullende aanvraagvereisten toe voor de vergunningplichtige activiteiten die met het Aanvullingsbesluit bodem worden toegevoegd aan het Besluit activiteiten leefomgeving. Daarnaast voorziet deze Aanvullingsregeling in aanvullende aanvraagvereisten voor de gedoogbeschikkingen, die met de Aanvullingswet bodem worden toegevoegd aan de Omgevingswet.

  • 4.

    Meet- en rekenregels voor besluiten

    De Omgevingsregeling bevat regels over het meten en rekenen om de effecten te kunnen bepalen van decentrale besluiten die bepaalde activiteiten toestaan. De grondslag hiervoor is artikel 2.24, tweede lid, onder b, van de Omgevingswet. Bestuursorganen moeten deze besluiten motiveren en vaak kwantitatief onderbouwen. Het gaat hier om meet- en rekenregels die horen bij instructieregels die in het Besluit kwaliteit leefomgeving zijn opgenomen.

    Ook voor bodem worden in deze Aanvullingsregeling meet- en rekenregels voorgeschreven voor het berekenen van de waarde voor de toelaatbare kwaliteit van de bodem die een gemeente in het omgevingsplan vaststelt voor het toelaten van een bouwactiviteit op een bodemgevoelige locatie.

  • 5.

    Monitoring en informatie

    De Omgevingsregeling bevat bepalingen over de monitorings- en informatieverplichtingen die voortvloeien uit Europese verplichtingen en uit het Besluit kwaliteit leefomgeving. Het gaat hierbij om monitoring van omgevingswaarden en andere parameters en om verslaglegging. Deze Aanvullingsregeling voegt geen bepalingen toe.

  • 6.

    Financiële bepalingen

    De Omgevingsregeling bevat bepalingen over het heffen van leges door het Rijk. De regeling bepaalt dat een minister leges heft voor de behandeling van aanvragen om verlening of wijziging van omgevingsvergunningen en maatwerkvoorschriften, waarvoor hij bevoegd gezag is. Ook bevat de regeling de tarieven. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is aangewezen als bevoegd gezag voor een aanvraag om het op of in de bodem brengen van meststoffen. De in de Omgevingsregeling opgenomen regels voldoen, zodat deze Aanvullingsregeling geen aanvullende bepalingen bevat.

  • 7.

    Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO)

    Digitalisering is een belangrijk hulpmiddel voor een goede en eenvoudige uitvoering van het stelsel. Als onderdeel van de implementatie van het nieuwe stelsel voor omgevingsrecht wordt het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) gerealiseerd. Dit DSO is een geordend en verbonden netwerk van gegevensverzamelingen, afspraken en ICT-voorzieningen. Met de Invoeringsregeling Omgevingswet wordt hoofdstuk 16 getiteld ‘Digitaal Stelsel Omgevingswet’ van de Omgevingsregeling ingevuld met uitvoeringstechnische en administratieve regels over het digitale stelsel. Deze Aanvullingsregeling voegt geen regels toe. De regels van de Omgevingsregeling voldoen.

1.5 Aanpassingen andere regelingen

Deze Aanvullingsregeling wijzigt meerdere regelingen, die soms op de Wet bodembescherming en onderliggende regelgeving waren gebaseerd. De wijzingen zien vooral op de terminologie, die in overeenstemming is gebracht met die van de Omgevingswet en op het aanpassen van verwijzingen naar niet meer geldende bodemregels. Een compleet overzicht wordt gegeven in hoofdstuk 8 van deze toelichting.

In deze Aanvullingsregeling wordt de Regeling beoordeling reinigbaarheid grond 2006 aangepast en is de grondslag gewijzigd naar het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen. De terminologie is aangepast aan die van de Omgevingswet en een aantal bepalingen over het indelen van partijen grond op grondsoort en verontreinigingsgraad is geschrapt; deze bepalingen zijn nu opgenomen in het Besluit activiteiten leefomgeving.

Met een aparte wijzigingsregeling wordt de Regeling bodemkwaliteit 2021 gewijzigd en aangepast aan de terminologie van de Omgevingswet en aan het Besluit bodemkwaliteit dat met het Aanvullingsbesluit bodem Omgevingswet wordt gewijzigd. In de Regeling bodemkwaliteit zijn veel technische voorschriften opgenomen die nodig zijn voor een goede werking van het Besluit bodemkwaliteit. Daarnaast wordt een milieuhygiënisch toetsingskader voor het verspreiden van baggerspecie op de landbodem uitgewerkt in de nieuwe Regeling bodemkwaliteit 2021. De Regeling bodemkwaliteit 2021 treedt gelijktijdig met deze Aanvullingsregeling in werking.

1.6 Verhouding tot voorheen geldende regelgeving en het overgangsrecht

Met het Aanvullingsbesluit bodem en deze Aanvullingsregeling zijn meerdere regelingen en circulaires over bodem geheel of gedeeltelijk omgezet naar het stelsel van de Omgevingswet, zoals delen van de Regeling bodemkwaliteit, grote delen van de Regeling uniforme saneringen en delen van de Circulaire bodemsanering 201310.

Een aantal bepalingen is van regelingniveau ‘omhooggetild’ naar AMvB-niveau. Dit is toegelicht in de nota van toelichting bij het Aanvullingsbesluit bodem.11 De regels over het samenvoegen van partijen grond of baggerspecie uit de Regeling bodemkwaliteit, die in het Besluit activiteiten leefomgeving zijn opgenomen, zijn hiervan een voorbeeld. Een ander voorbeeld zijn de regels die horen bij een standaardaanpak voor het uitvoeren van een sanering, voorheen opgenomen in de Regeling uniforme saneringen, maar nu opgenomen in het Besluit activiteiten leefomgeving.

Ook zijn delen, die voorheen in een wet of op AMvB-niveau waren geregeld, in deze Aanvullingsregeling opgenomen. Zo zijn de aanvraagvereisten voor een gedoogplichtbeschikking, die eerder op wetsniveau waren geregeld, nu met deze Aanvullingsregeling in de Omgevingsregeling opgenomen. De meldplicht met algemene regels voor het toepassen van grond of baggerspecie in diepe plassen op AMvB-niveau is vervangen door een vergunningplicht voor een lozingsactiviteit op AMvB-niveau met de aanvraagvereisten in de Omgevingsregeling.

Het overgangsrecht heeft alleen betrekking op de Uitvoeringsregeling gebruik meststoffen. Een meer uitgebreide beschrijving van de voorheen geldende regelgeving, de wijze waarop deze geheel of gedeeltelijk wordt ingetrokken of overgaat naar deze Aanvullingsregeling en het overgangsrecht is te vinden in hoofdstuk 8 van deze toelichting.

1.7 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 van deze toelichting beschrijft de aanleiding van het vernieuwde bodembeleid, de belangrijkste beleidsmatige uitgangspunten voor de totstandkoming van deze Aanvullingsregeling en de keuzes die in deze regeling zijn gemaakt.

De hoofdstukken 3 tot en met 7 lichten de inhoud van deze Aanvullingsregeling en de gemaakte keuzes toe. Daarbij worden de wijzigingen ten opzichte van de situatie voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet én de te verwachten effecten per hoofdstuk van de Aanvullingsregeling toegelicht.

Hoofdstuk 8 beschrijft de verhouding van deze Aanvullingsregeling tot andere regelgeving en het overgangsrecht.

Hoofdstuk 9 gaat in op uitvoering, handhaving, rechtsbescherming en het (interbestuurlijk) toezicht.

Hoofdstuk 10 geeft een beschrijving van de gevolgen van deze Aanvullingsregeling. Hierbij wordt aandacht besteed aan de financiële effecten, de effecten op het milieu, de effecten op de rechtelijke macht en de handhaafbaarheid.

Hoofdstuk 11 gaat dieper in op de totstandkoming en beschrijft de consultatie van deze Aanvullingsregeling.

Hoofdstuk 12 geeft een toelichting op de technische notificatie van de Aanvullingsregeling.

Hoofdstuk 13 gaat in op de invoering van de nieuwe regels.

Hoofdstuk 14 bevat implementatietabellen van de voor deze Aanvullingsregeling relevante implementatie van Europese en internationale regelgeving.

De artikelsgewijze toelichting beschrijft vervolgens per artikel de keuzes en achtergronden. Ook worden waar nodig de bijlagen bij deze Aanvullingsregeling toegelicht.

2 Aanleiding, uitgangspunten en keuzes

2.1 Aanleiding en achtergrond

Duurzaam bodembeheer, het vinden en behouden van de balans tussen beschermen en benutten, krijgt gestalte in drie pijlers. De eerste pijler richt zich op het beschermen van de bodem (inclusief grondwater) tegen nieuwe verontreinigingen en aantastingen. Pijler twee betrekt de (fysische, ecologische en chemische) kwaliteiten van de bodem bij de afweging van belangen bij het evenwichtig toedelen van functies aan locaties door gemeenten. De derde pijler richt zich op het duurzaam en doelmatig beheer van historische verontreinigingen. Voor een uitgebreide beschrijving van de drie pijlers en de rol die de overheid daarin speelt, wordt verwezen naar paragraaf 2.3 van de memorie van toelichting bij de Aanvullingswet bodem.12

De instrumenten voor de uitvoering van duurzaam bodembeheer zijn langs deze pijlers ontwikkeld. In principe heeft dit geen grote koerswijziging tot gevolg gehad, maar wel een aantal accentverschuivingen in het wettelijk instrumentarium. De Omgevingswet biedt een vernieuwd palet aan instrumenten, ontworpen met het oog op een beleidscyclische aanpak. Een duurzaam bodembeheer kan worden gerealiseerd met de instrumenten uit de Omgevingswet, aangevuld met een beperkt aantal met de Aanvullingswet bodem aan de Omgevingswet toegevoegde instrumenten. Het Aanvullingsbesluit bodem en deze Aanvullingsregeling werken de instrumenten voor een duurzaam bodembeheer verder uit. De regels in deze Aanvullingsregeling onderscheiden zich van de regels in de Aanvullingswet bodem en het Aanvullingsbesluit bodem doordat zij meer gedetailleerd zijn en uitvoeringstechnisch, administratief of meet- en reken technisch van aard zijn.

2.2 Integraal afwegingskader instrumenten duurzaam bodembeheer

Bij het opstellen van regelgeving wordt, conform het Integraal Afwegingskader, onderzocht of regelgeving nodig en wenselijk is en op welke wijze deze het meest doelmatig en doeltreffend vorm kan worden gegeven. Voor ieder te regelen onderwerp wordt daarbij systematisch bekeken welk probleem de regelgeving over het onderwerp beoogt op te lossen, wat het doel is van de regel en of overheidsinterventie gerechtvaardigd is. Daarnaast wordt het meest aangewezen niveau van regeling bepaald.

Veel van deze afwegingen en keuzes zijn al gemaakt bij het opstellen van de Omgevingswet, de vier AMvB’s en de Omgevingsregeling.

De regels in deze Aanvullingsregeling borduren in veel gevallen voort op regels uit bestaande regelgeving, die haar nut in het verleden heeft bewezen. Aan de hand van de verbeterdoelen en uitgangspunten van de stelselherziening is steeds gezocht naar de meest doelmatige vorm van regelgeving. Door deze kritische blik is in samenspraak met betrokkenen een nieuwe set van regels ontwikkeld, die op onderdelen is vereenvoudigd vergeleken met de daarvoor geldende regels. Het heeft in enkele gevallen geleid tot inzet van andere juridische instrumenten, zoals meer gebruik van algemene regels of juist tot het niet meer stellen van rijksregels. In de navolgende paragrafen wordt ingegaan op de belangrijkste daarbij gehanteerde uitgangspunten en gemaakte keuzes.

2.3 Uitgangspunten voor deze Aanvullingsregeling

Voor het opstellen van de Omgevingsregeling zijn de volgende uitgangspunten van belang:

  • Europees recht en internationale verdragen;

  • gelijkwaardige bescherming;

  • flexibiliteit;

  • vertrouwen;

  • subsidiariteit en proportionaliteit.

Genoemde uitgangspunten en de wijze waarop ze in deze Aanvullingsregeling uitwerking hebben gekregen, worden hierna kort toegelicht.

Europees recht en internationale verdragen

Uitgangspunt van de stelselherziening is het geldende Europese en internationale recht. Daarbij is ervoor gekozen om voor onderwerpen die door EU-richtlijnen en relevante internationale verdragen worden bestreken, niets anders of méér vast te leggen dan wat die richtlijnen voorschrijven, tenzij daar na afweging van alle belangen aanleiding toe is. Dat uitgangspunt sluit aan bij het staande kabinetsbeleid om EU-richtlijnen lastenluw te implementeren. Met deze Aanvullingsregeling is alleen de richtlijn zuiveringsslib13 geïmplementeerd. De herimplementatie van de kaderrichtlijn water en de grondwaterrichtlijn heeft al plaatsgevonden in het hoofdspoor, evenals de herimplementatie van diverse richtlijnen zoals de Richtlijn industriële emissies, die ook bodembeschermende regels of maatregelen voorschrijven.

Gelijkwaardige bescherming

Uitgangspunt is dat het niveau van bescherming van gezondheid, veiligheid en omgevingskwaliteit gelijkwaardig blijft aan het oude niveau. De vormgeving van het juridische instrumentarium kan wel worden aangepast, maar het achterliggende beleidsdoel blijft in beginsel gehandhaafd. In deze Aanvullingsregeling komt dit uitgangspunt tot uitdrukking doordat de meet- en rekenregels zijn toegesneden op het beschermingsniveau dat op AMvB-niveau in het Besluit kwaliteit leefomgeving en het Besluit activiteiten leefomgeving is vastgelegd. De waarde en wijze van berekenen van de waarde vormen samen immers de norm die het beschermingsniveau bepaalt. De regels in deze Aanvullingsregeling zijn inhoudelijk ongewijzigd uit de voorheen geldende regelgeving overgenomen.

Flexibiliteit

Uitgangspunt is dat ruimte aan bestuursorganen wordt geboden om betere en meer samenhangende afwegingen te maken, die rekening houden met lokale omstandigheden en ontwikkelingen. Daarbij is flexibiliteit altijd bedoeld om de doelen van de Omgevingswet te dienen – dus om de fysieke leefomgeving te beschermen en doelmatig te benutten. Met maatwerk kan het bevoegd gezag van de regels afwijken of deze aanvullen wanneer voorgeschreven regels lokaal niet passen. Met gelijkwaardigheid wordt met een andere maatregel hetzelfde resultaat verkregen als de voorgeschreven maatregel. Ook kan in flexibiliteit worden voorzien door afwegingsruimte te bieden in instructieregels of door het voorzien in lokale afwegingsruimte in de normstelling.

In deze Aanvullingsregeling zijn bijvoorbeeld bepalingen opgenomen die vormgeven aan flexibiliteit binnen de regels voor het toelaten van een bouwactiviteit op een bodemgevoelige locatie in het Besluit kwaliteit leefomgeving. Gemeenten hebben de mogelijkheid om lokale aanvullende regels te stellen binnen de lokale afwegingsruimte. Bij het vaststellen van de waarde van de toelaatbare kwaliteit van de bodem wordt rekening gehouden met de interventiewaarde bodemkwaliteit, zoals opgenomen in bijlage IIA bij het Besluit activiteiten leefomgeving.

Vertrouwen

Binnen de stelselherziening is ervoor gekozen om de regels zo vorm te geven dat zij meer ruimte bieden voor maatschappelijke initiatieven en voor een betere betrokkenheid van de maatschappij bij besluitvormingsprocessen. Ook is ervoor gekozen om minder regels te stellen die zijn gericht op de verzekering van professioneel gedrag van overheden. Als vertrouwd kan worden op voldoende kennis bij het bevoegd gezag en de aanvrager van de omgevingsvergunning, dan zijn de aanvraagvereisten bijvoorbeeld minder gedetailleerd. Ook dit uitgangspunt is bij de uitwerking van deze Aanvullingsregeling als leidraad gebruikt.

Subsidiariteit en Proportionaliteit

De Omgevingswet biedt een toekomstvast juridisch instrumentarium voor beschermen en benutten in de fysieke leefomgeving; het biedt het kader voor regie door het Rijk én voor decentrale beleidsvrijheid. Daarnaast geldt het uitgangspunt van proportionaliteit: het Rijk regelt niet meer dan nodig is.

In deze Aanvullingsregeling komt dit uitgangspunt als volgt tot uitdrukking:

  • Bij het aanwijzen en geometrisch begrenzen van locaties zijn de locaties niet anders of groter vastgesteld dan nodig is, gelet op het te beschermen belang of de doelmatige en doeltreffende uitoefening van de taak.

  • Voor decentrale overheden zijn in beginsel alleen instructieregels met meet- en rekenregels gegeven als die nodig zijn voor het toepassen of uitvoering geven aan de rijksregels (instructieregels, beoordelingsregels) uit het Besluit kwaliteit leefomgeving met een kwantitatieve norm. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de regels voor het toelaten van een bouwactiviteit op een bodemgevoelige locatie.

  • Bij de aanvraagvereisten voor omgevingsvergunningen is in beginsel gekozen voor terughoudendheid bij de regeling daarvan.

2.4 Hoofdkeuzes voor deze Aanvullingsregeling

Deze Aanvullingsregeling volgt, waar relevant, de in de Omgevingsregeling gemaakte keuzes over:

  • het vergroten van de inzichtelijkheid en het gebruiksgemak;

  • vermindering onderzoekslasten;

  • verwijzen naar externe documenten;

  • gelijkwaardigheid en maatwerk.

Hierdoor blijven de in paragraaf 2.3 van het algemeen deel van de toelichting bij de Omgevingsregeling genoemde voordelen behouden.14 In hoofdstuk 3 tot en met 7 is, waar relevant, per onderwerp aangegeven op welke wijze in deze Aanvullingsregeling is aangesloten bij de gemaakte keuzes.

2.5 Bodemregels in de Omgevingsregeling

De indeling van de hoofdstukken in de Omgevingsregeling sluit aan bij de doelgroep die de regels moet toepassen. Voor bestuursorganen worden de regels verdeeld naar taken en instrumenten. Voor initiatiefnemers naar activiteiten. Bestuursorganen en initiatiefnemers kunnen zo snel zien welke informatie voor hen van toepassing is. Dit sluit aan bij de indeling van de AMvB’s. Deze opzet draagt in grote mate bij aan de inzichtelijkheid van de regeling, maar heeft tot gevolg dat bepaalde informatie juist verspreid over de regeling is opgenomen. Zie voor een overzicht van welke aspecten de verschillende hoofdstukken van de Omgevingsregeling regelt, hoofdstuk 3 en de wegwijzer in de toelichting bij de Omgevingsregeling.15

In onderstaande tabel is inzichtelijk gemaakt in welke hoofdstukken van de Omgevingsregeling deze Aanvullingsregeling iets regelt over het aspect bodem.

Tabel 2.1 Bodem in de Omgevingsregeling

Hoofdstuk

Wat wordt geregeld

Reken- en meetmethode

Waar?

1 Algemene bepalingen

Normen en andere externe informatiebronnen

NEN-normen, beoordelingsrichtlijnen, Risicotoolbox bodem

Bijlage II

2 Locaties

Geometrische begrenzing van herkomstgebieden en toepassingsgebieden mijnsteen en vermengde mijnsteen

n.v.t.

Afdeling 2.8 en bijlage III

7 Gegevens en bescheiden

Aanvraagvereisten voor omgevingsvergunningen voor enkele milieubelastende activiteiten en lozingsactiviteiten.

Aanvraagvereisten bij enkele gedoogplichtbeschikkingen

n.v.t.

§ 7.2.3.3, § 7.2.3.6 en

§ 7.3.6

8 Instructieregels over programma’s, omgevingsplannen, waterschapsverordeningen en omgevingsverordeningen

Toelaten bouwactiviteit op een bodemgevoelige locatie

Risicotoolbox bodem

§ 8.2.3.3a

9 Omgevingsvergunningen

Voorschriften omgevingsvergunning voor het op of in de bodem brengen van zuiveringsslib

Voorschriften over monsterneming en analyse

Afdeling 9.6 en bijlage XXXA

3 Aanvulling en wijziging van hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

3.1 Inleiding

De bepalingen in hoofdstuk 1 van de Omgevingsregeling hebben een algemeen karakter en zijn van belang voor de volledige Omgevingsregeling. Deze bepalingen zijn zowel van belang voor de overheid als voor burgers en bedrijven.

Begrippen die zijn opgenomen in bijlage I bij de Omgevingswet werken op grond van artikel 1.1 van de Omgevingswet door naar de Omgevingsregeling. Artikel 1.1 van de Omgevingswet, zoals dat luidt na wijziging door de Invoeringswet Omgevingswet, regelt ook dat de begrippen die zijn opgenomen in de bijlagen bij de vier AMvB’s doorwerken naar de Omgevingsregeling.

3.2 Normen en andere externe informatiebronnen

Deze Aanvullingsregeling voegt een aantal normen en andere externe informatiebronnen toe aan bijlage II bij de Omgevingsregeling. Daarnaast wordt voor enkele reeds opgenomen normen in bijlage II de werkingssfeer uitgebreid naar andere hoofdstukken.

Bijlage II bevat voor iedere norm en externe informatiebron waarnaar het Besluit activiteiten leefomgeving, het Besluit bouwwerken leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving en de Omgevingsregeling verwijst de geldende uitgave. Alleen de uitgave (versie) van het document die is opgenomen in bijlage II bij de Omgevingsregeling is van toepassing. Een verwijzing in een norm naar een andere norm of een onderdeel daarvan geldt alleen als de norm waarnaar wordt verwezen in bijlage II is opgenomen. Dat vloeit voort uit artikel 1.4, tweede lid, van de Omgevingsregeling.

Bij de uitwerking van de NEN-normen en beoordelingsrichtlijnen die met deze Aanvullingsregeling worden toegevoegd aan de Omgevingsregeling zijn met name de uitgangspunten vergroten inzichtelijkheid, gebruiksgemak en toegankelijkheid gehanteerd.

3.3 Wijzigingen

De informatie over de uitgave van een norm en externe informatiebron waarnaar voorheen in de bodemregelgeving werd verwezen, was opgenomen in bijlage C (certificatie- en accreditatierichtlijnen) en in bijlage D (normen en onderzoeksprotocollen) bij de Regeling bodemkwaliteit 2021. Deze verwijzingen zijn voor de in het Besluit activiteiten leefomgeving gereguleerde activiteiten, gebundeld in bijlage II bij de Omgevingsregeling, maar verwijzen voor het versiebeheer naar de Regeling bodemkwaliteit 2021.

3.4 Effecten
  • De uniforme begrippentaal effent de weg voor verbetering van een doeltreffende en doelmatige ICT-ondersteuning en dan met name de gegevensvoorziening.

  • Door uniforme begrippen te gebruiken kunnen gegevens eenvoudiger worden uitgewisseld, gecombineerd en hergebruikt.

  • De bundeling van de informatie over de uitgaven van externe documenten in bijlage II bij de Omgevingsregeling draagt bij aan een betere inzichtelijkheid en groter gebruiksgemak van de omgevingswetgeving.

4 Aanvulling en wijziging hoofdstuk 2: Aanwijzing en geometrische begrenzing van locaties

4.1 Inleiding

Hoofdstuk 2 van de Omgevingsregeling bevat regels over de aanwijzing en geometrische begrenzing van locaties van onderdelen van de fysieke leefomgeving waarvoor het Rijk regels heeft gesteld. De geometrische informatie wordt vastgelegd met coördinaten waarmee de grens van een locatie digitaal is te raadplegen. Een locatie kan qua omvang heel verschillend zijn. Het kan bijvoorbeeld een puntlocatie of een lijn zijn, maar ook een kleiner of groter gebied. De grondslag voor deze regels vormt artikel 2.21, eerste lid, van de Omgevingswet.

In deze Aanvullingsregeling worden locaties geometrisch begrensd omdat op die locaties specifieke regels gelden. Het gaat om herkomstgebieden en toepassingsgebieden van mijnsteen en vermengde mijnsteen, waarvoor de regels van paragraaf 4.125 van het Besluit activiteiten leefomgeving gelden. De regels met de geometrische begrenzing van locaties zijn zowel van belang voor bestuursorganen als voor burgers en bedrijven. De locaties die in hoofdstuk 2 worden aangewezen of begrensd, zijn in hoofdstuk 2 thematisch geordend.

4.2 Herkomstgebieden en toepassingsgebieden mijnsteen en vermengde mijnsteen

Met deze Aanvullingsregeling wordt afdeling 2.8 Bodem in hoofdstuk 2 van de Omgevingsregeling ingevoegd, bestaande uit een artikel met de geometrische begrenzing van de herkomstgebieden en toepassingsgebieden mijnsteen en vermengde mijnsteen. De op grond van dit artikel in bijlage III opgenomen grenzen waren de al bestaande grenzen uit de voorheen geldende bodemregelgeving en zijn daarmee niet nieuw. Door in de Omgevingsregeling de coördinaten vast te leggen, zijn deze grenzen nu ook digitaal raadpleegbaar. In de landelijke voorziening van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) kan de begrensde locatie op de kaart worden getoond, in combinatie met regels van andere bevoegde bestuursorganen die op die locatie van toepassing zijn. Dit heeft voor de gebruiker als voordeel dat met een klik op de kaart alle relevante regels zichtbaar worden. Voor een toelichting op de gebruikte coördinatensystemen wordt verwezen naar paragraaf 5.2 van het algemeen deel van de toelichting bij de Omgevingsregeling.16

4.3 Wijzigingen
  • Voor de herkomstgebieden van mijnsteen en vermengde mijnsteen werd in de voormalige regelgeving verwezen naar bijlage P, onder a en b, bij de Regeling bodemkwaliteit. Voor de toepassingsgebieden werd verwezen naar bijlage Q, kaarten 1 tot en met 7, bij de Regeling bodemkwaliteit. De digitale kaarten waren te raadplegen op de website van Bodem+ en Bodemloket.

  • Met deze Aanvullingsregeling worden de herkomstgebieden en toepassingsgebieden voor mijnsteen en vermengde mijnsteen in bijlage III bij de Omgevingsregeling ingevoegd en voorzien van een geometrische begrenzing en een unieke code, in de vorm van een geografisch informatieobject. Andere overheden kunnen deze begrenzing importeren en dynamisch hergebruiken in bijvoorbeeld een omgevingsplan, een omgevingsverordening of een waterschapsverordening. Hiermee wordt digitale ontsluiting mogelijk gemaakt.

4.4 Effecten
  • Deze Aanvullingsregeling voegt locaties, waarvoor locatiespecifieke regels gelden, toe aan bijlage III bij de Omgevingsregeling. Alle locaties waar het Rijk locatiespecifieke regelgeving voor heeft opgenomen zijn nu in één ministeriële regeling vindbaar.

  • Deze bundeling vergroot de toegankelijkheid en gebruiksvriendelijkheid van de regelgeving en verlaagt daarmee bestuurlijke lasten (onder andere onderzoekslasten). Burgers en bedrijven kunnen in veel meer gevallen dan voorheen op de kaart zien waar wel en geen regels gelden, waar dit voorheen slechts in woorden en in verschillende bijlagen was vastgelegd. Bovendien kan op de kaarten veel beter dan voorheen worden ingezoomd, zodat preciezer kan worden nagegaan waar regelgeving wel of niet van toepassing is.

  • Door de mogelijkheid de grenzen met de unieke informatie objectcode te importeren binnen instrumenten van regionale overheden, zoals het omgevingsplan, kunnen de bestuurlijke lasten worden verminderd.

5 Aanvulling en wijziging hoofdstuk 7: Gegevens en bescheiden

5.1 Inleiding

In hoofdstuk 7 van de Omgevingsregeling worden op grond van artikel 16.55, tweede lid, van de Omgevingswet, regels gesteld over de bij een aanvraag om een omgevingsvergunning te verstrekken gegevens en bescheiden. Daarnaast worden in hoofdstuk 7 van de Omgevingsregeling op grond van artikel 16.139, vierde lid van de Omgevingswet regels gesteld over de bij een aanvraag om een gedoogplichtbeschikking te verstrekken gegevens en bescheiden. Deze regels worden gesteld om een aanvrager duidelijkheid te verschaffen over de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en aan het bevoegd gezag moeten worden verstrekt.

Bij de uitwerking van de aanvraagvereisten die met deze Aanvullingsregeling worden ingevoegd in de Omgevingsregeling, zijn dezelfde ontwerpprincipes en uitgangspunten gehanteerd als die bij de aanvraagvereisten in de Omgevingsregeling. Deze ontwerpprincipes en uitgangspunten, die zijn beschreven in paragraaf  10.1 van de toelichting bij de Omgevingsregeling17, zijn:

  • aansluiten bij Europese regels;

  • vertrouwen in professioneel gedrag van bevoegde instanties en aanvragers bij de vergunningverlening;

  • afstemming van de aanvraagvereisten op de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning vereist is;

  • aansluiting bij de AMvB’s die uitvoering geven aan de Omgevingswet;

  • terughoudend omgaan met aanvraagvereisten die tot een onderzoekplicht leiden;

  • geen uitputtende regeling van aanvraagvereisten.

5.2 Aanvraagvereisten omgevingsvergunningen bodemactiviteiten

Met deze Aanvullingsregeling worden aanvraagvereisten opgenomen in hoofdstuk 7 van de Omgevingsregeling voor vergunningplichtige activiteiten die met het Aanvullingsbesluit bodem worden ingevoegd in het Besluit activiteiten leefomgeving. Het gaat om aanvraagvereisten voor een omgevingsvergunning voor:

  • het op of in de bodem brengen van zuiveringsslib;

  • het opslaan, zeven, mechanisch ontwateren of samenvoegen van grond of baggerspecie;

  • het lozen van afvalwater afkomstig van het opslaan, zeven, mechanisch ontwateren of samenvoegen van grond of baggerspecie;

  • het opvullen van een diepe plas;

  • het bewerken van grond of baggerspecie; en

  • het lozen van afvalwater afkomstig van het bewerken van grond of baggerspecie.

5.3 Aanvraagvereisten gedoogplichtbeschikkingen bodem

Met deze Aanvullingsregeling worden in hoofdstuk 7 van de Omgevingsregeling aanvraagvereisten opgenomen voor gedoogplichtbeschikkingen die met de Aanvullingswet bodem zijn ingevoegd in hoofdstuk 10 van de Omgevingswet. Het gaat om gedoogplichten voor:

  • het verrichten van onderzoek door de veroorzaker naar de aard en omvang van de verontreiniging of aantasting van de bodem (artikel 10.21a, aanhef en onder a, van de Omgevingswet); en

  • het treffen van maatregelen door de veroorzaker voor het voorkomen, beperken of ongedaan maken van de verontreiniging of aantasting van de bodem en de directe gevolgen daarvan (artikel 10.21a, aanhef en onder b, van de Omgevingswet).

Voor de gedoogplicht voor het verrichten van onderzoek naar verontreiniging van de bodem voor het vaststellen van de doeltreffendheid en effecten van maatregelen ter uitvoering van regels over milieubelastende activiteiten en de gedoogplicht voor de uitvoering van maatregelen uit een nazorgplan (artikel 10.13b van de Omgevingswet) volstaan de algemene aanvraagvereisten in de paragrafen 7.3.1 en 7.3.2. Voor deze gedoogplichten zijn dan ook geen aanvullende aanvraagvereisten gesteld.

5.4 Wijzigingen
  • De Wet bodembescherming kende geen aanvraagvereisten voor gedoogplichtbeschikkingen die op die wet waren gebaseerd. De nu opgenomen specifieke aanvraagvereisten zijn toegespitst op de situatie dat voor het verrichten van onderzoek of het treffen van maatregelen in verband met een verontreiniging of aantasting van de bodem een gedoogplichtbeschikking wordt aangevraagd.

  • De regels zijn geordend vanuit het gezichtspunt van de aanvrager.

5.5 Effecten
  • De inzichtelijkheid en het gebruiksgemak van de regels over aanvraagvereisten zijn sterk verbeterd. Regels die voorheen over meerdere regelingen verspreid stonden staan nu in een hoofdstuk van de Omgevingsregeling bij elkaar. Dit leidt ook tot een vermindering van de administratieve- en bestuurlijke lasten.

  • Aan het vergroten van de inzichtelijkheid, voorspelbaarheid en gebruiksgemak van de regels wordt ook bijgedragen door bij de indeling van de aanvraagvereisten aan te sluiten bij de indeling van activiteiten zoals die in het Besluit activiteiten leefomgeving is opgenomen.

  • De aanvraagvereisten zijn waar mogelijk zo specifiek mogelijk per activiteit uitgewerkt. Hiermee wordt bereikt dat het voor degene die de activiteit verricht helder is welke gegevens moeten worden verstrekt en dat het bevoegd gezag altijd over concrete en adequate informatie beschikt om de aanvraag te kunnen beoordelen. Hierdoor is er ook minder kans op overvragen (meer informatie vragen dan gelet op het te nemen besluit nodig is) en vertraging door juridische procedures als gevolg van het vragen van aanvullende gegevens op grond van de Algemene wet bestuursrecht.

6 Aanvulling en wijziging hoofdstuk 8: Instructieregels over programma’s, omgevingsplannen, waterschapsverordeningen en omgevingsverordeningen

6.1 Inleiding

Hoofdstuk 8 van de Omgevingsregeling biedt plaats aan de uitvoeringstechnische, administratieve en meet- of rekenregels op grond van artikel 2.24, tweede lid, onderdeel b, van de Omgevingswet. Deze instructieregels zijn gericht tot de bestuursorganen die de in die instructieregels bedoelde bevoegdheden uitoefenen.

De regels zijn van toepassing zodra in het omgevingsplan over het onderwerp regels met een kwantitatieve waarde (waarde uitgedrukt in een getal) zijn gesteld. Met deze meet- en rekenregels van het Rijk over decentraal gereguleerde activiteiten worden lokale verschillen tussen de meet- en rekenregels voorkomen en de bestuurlijke lasten van decentrale overheden beperkt (zie hiervoor ook paragraaf 3.3 van de toelichting bij de Omgevingsregeling18). Uit overwegingen van subsidiariteit is ervoor gekozen om alleen meet- en rekenregels te stellen als die decentrale regels strekken tot toepassing van instructieregels uit het Besluit kwaliteit leefomgeving die een bepaalde norm (een kwantitatieve waarde of bandbreedte), waarvoor moet worden gerekend, voorschrijven. In die gevallen is sprake van een begrenzing in de decentrale beslisruimte die ook het door het Rijk stellen van meet- en rekenregels rechtvaardigt.

Voor de meet- en rekenregels in hoofdstuk 8 van de Omgevingsregeling is geen maatwerk toegestaan.

6.2 Toelaten van een gebouw op een bodemgevoelige locatie

Met deze Aanvullingsregeling wordt in hoofdstuk 8 van de Omgevingsregeling een methode ingevoegd voor het berekenen van de maximale waarden die in een omgevingsplan mogen worden vastgelegd voor het bouwen van een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie. Afdeling 5.1 van het Besluit kwaliteit leefomgeving bevat hiervoor instructieregels met een kwantitatieve waarde. In het nieuwe artikel 8.28b dat met deze Aanvullingsregeling wordt ingevoegd in de Omgevingsregeling wordt de Risicotoolbox bodem19 van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu aangewezen als de methode voor het bepalen van de grenswaarden.

Met dit instrument wordt de mogelijke aanwezigheid van onaanvaardbare risico’s voor de gezondheid bij het gebruik van bodemgevoelige gebouwen beoordeeld. Bij de beoordeling wordt getoetst of de bodemkwaliteit, of de waarde voor de bodemkwaliteit in het omgevingsplan, niet leidt tot een levenslang gemiddelde blootstelling hoger dan het maximaal Toelaatbaar Risiconiveau voor de mens (MTR) en/of niet leidt tot een concentratie in de binnenlucht, door de aanwezigheid van vluchtige stoffen in de bodem, hoger dan de Toelaatbare Concentratie in Lucht (TCL) of de geurdrempel20.

Een beoordeling met dit instrument maakt het mogelijk om de actuele bodemkwaliteit te toetsen bij de instructie aan gemeenten met betrekking tot bodemgevoelige gebouwen of kan worden gebruikt voor de onderbouwing en vaststelling in het omgevingsplan van de gewenste bodemkwaliteit voor bodemgevoelige gebouwen.

De toetsing vindt plaats aan de hand van maximaal 3 stappen. In stap 1 wordt bepaald of de toetsing voor een gebied of voor een specifieke locatie wordt uitgevoerd en wordt aangegeven of voor één of meerdere stoffen de waarde uit Bijlage IIA bij het Besluit activiteiten leefomgeving wordt overschreden. Ook wordt in stap 1 beoordeeld of er sprake is van de aanwezigheid van een gevoelige situatie. In de volgende twee beoordelingsstappen wordt op basis van de toegekende bodemfunctie en locatiespecifieke kenmerken beoordeeld of de bodemkwaliteit voldoet aan eisen die gesteld worden aan bouwen op een bodemgevoelige locatie. Bij de beoordeling in stap 3 wordt de mogelijkheid geboden om meer gedetailleerde gegevens te gebruiken om de beoordeling nog representatiever te maken.

6.3 Wijzigingen

Inhoudelijk zijn de rekenregels, die de grondslag vormen voor beoordeling en toetsing, een voortzetting van de bestaande regels in de Regeling bodemkwaliteit en de Circulaire bodemsanering 2013. Aan dit instrument is een module toegevoegd voor het vaststellen van de grenswaarde in verschillende stappen.

6.4 Effecten
  • Het voorschrijven van de Risicotoolbox bodem van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu dat ook onder het voorheen geldende recht als methode werd gebruikt, leidt tot continuïteit voor de uitvoeringspraktijk.

  • Lokale verschillen tussen de meet- en rekenregels worden voorkomen. Het zorgt voor inzichtelijkheid, eenduidigheid en gebruiksgemak, waardoor de bestuurlijke lasten van decentrale overheden worden beperkt.

7 Aanvulling en wijziging hoofdstuk 9: Omgevingsvergunningen

7.1 Inleiding

Hoofdstuk 9 van de Omgevingsregeling bevat onder andere regels over aan de omgevingsvergunning te verbinden voorschriften. De grondslag voor deze regels is artikel 5.34, tweede lid, van de Omgevingswet. De regels in de afdelingen 9.3 tot en met 9.5 van de Omgevingsregeling bepalen aan welke inhoudelijke regels de aan de vergunning te verbinden voorschriften moeten voldoen.

7.2 Voorschriften omgevingsvergunning voor het op of in de bodem brengen van zuiveringsslib

Met deze Aanvullingsregeling worden in afdeling 9.6 instructieregels ingevoegd over het verbinden van voorschriften aan omgevingsvergunningen voor het op of in de bodem brengen van zuiveringsslib.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is bevoegd gezag voor een enkelvoudige aanvraag om omgevingsvergunning voor het op of in de bodem brengen van zuiveringsslib. De instructieregels voor het verlenen van de omgevingsvergunning staan in paragraaf 8.5.2.6a van het Besluit kwaliteit leefomgeving die wordt ingevoegd met het Aanvullingsbesluit bodem. Volgens artikel 8.70g van het Besluit kwaliteit leefomgeving wordt het zuiveringsslib voordat het op landbouwgronden wordt uitgereden, bemonsterd en geanalyseerd. In afdeling 9.6 van de Omgevingsregeling, die met deze Aanvullingsregeling wordt ingevoegd, is hieraan nader invulling gegeven. Deze afdeling bevat de regels over de aan de omgevingsvergunning te verbinden voorschriften over monsterneming en analyse.

Voor de in hoofdstuk 9 voorgeschreven meet- en rekenmethoden die nodig zijn voor de toepassing van de beoordelingsregels voor omgevingsvergunningen geldt dat het bevoegd gezag geen gebruik kan maken van een andere gelijkwaardige methode als bedoeld in artikel 4.7 van de Omgevingswet.

7.3 Wijzigingen

Omdat alleen in uitzonderlijke gevallen nog zuiveringsslib afkomstig van rioolwaterzuiveringsinstallaties over landbouwgronden wordt uitgereden, maar voor deze categorie wel regels moeten worden gesteld op grond van de richtlijn zuiveringsslib21, is voor het invoeren van een vergunningplicht gekozen. Dit is nieuw. Daarmee zijn de regels over bemonstering en analyse van zuiveringsslib nu als instructieregels voor het bevoegd gezag over het opnemen van voorschriften in de omgevingsvergunning geformuleerd in plaats van algemene regels. Inhoudelijk verandert er niets.

7.4 Effecten

Met deze specifieke voorschriften wordt voorkomen dat degenen die niets met zuiveringsslib doen, onnodig worden belast met algemeen geldende regels over bemonstering en analyse.

8 Andere regelgeving en overgangsrecht

8.1 Algemeen

In de voorgaande hoofdstukken is beschreven op welke manier de onderwerpen van de verschillende voormalige wettelijke regelingen met deze Aanvullingsregeling zijn ondergebracht in de Omgevingsregeling. Aanvullend daarop bevat dit hoofdstuk een korte beschrijving van de aanpassingen die met deze Aanvullingsregeling worden doorgevoerd in regelingen die ook na inwerkingtreding van de Omgevingswet blijven gelden en regelingen die met deze Aanvullingsregeling worden ingetrokken (paragraaf 8.2). Verder gaat dit hoofdstuk beknopt in op de overige besluiten, richtlijnen, beleidsregels en circulaires die aanpassing behoeven of worden ingetrokken en die een apart traject volgen (paragraaf 8.3).

8.2 Wijziging en intrekking van andere regelingen

De volgende regelingen worden met deze Aanvullingsregeling gewijzigd:

  • Regeling acceptatie afvalstoffen op stortplaatsen

  • Regeling beoordeling reinigbaarheid grond 2006

  • Regeling bijzondere subsidies waterkeren en waterbeheren

  • Regeling materialen en chemicaliën drink- en warm tapwatervoorziening

  • Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönose en TSE’s

  • Regeling storten als enige vorm van afvalbeheer

  • Regeling subsidies hoogwaterbescherming 2014

  • Uitvoeringsregeling Meststoffenwet

  • Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB

In grote lijnen betreffen de wijzigingen het vervallen of vervangen van de in de genoemde regelingen voorkomende verwijzingen naar de Wet bodembescherming, het Besluit bodemkwaliteit, het Besluit gebruik meststoffen, de Circulaire bodemsanering 2013 of andere bodemregelgeving. Daarnaast wordt de terminologie, die gerelateerd was aan de Wet bodembescherming, aangepast aan de gehanteerde terminologie in de Omgevingswet. Voor een specifieke toelichting wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

De volgende regelingen worden met deze Aanvullingsregeling ingetrokken:

  • Regeling uniforme saneringen

  • Regeling beperkingenregistratie Wet bodembescherming

  • Uitvoeringsregeling gebruik meststoffen

  • Vrijstellingsregeling waterige fracties en reinigingswater 1998

Door het vervallen van de delegatiegrondslag zijn deze uitvoeringsregelingen van rechtswege vervallen. Om onduidelijkheid over de juridische status van deze uitvoeringsregelingen te voorkomen, is de intrekking in deze Aanvullingsregeling expliciet geregeld.

8.3 Overige besluiten, richtlijnen, beleidsregels en circulaires

De volgende overige besluiten, richtlijnen, beleidsregels en circulaires behoeven aanpassing en zullen met andere instrumenten worden gewijzigd of ingetrokken:

  • Aanwijzing bemonstering en analyse milieudelicten

  • Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar

  • Beleidsregels kostenverhaal artikel 75 Wet bodembescherming april 2007

  • Beleidsregel Toepassen en verspreiden baggerspecie op de Noordzee

  • Beleidsregels verontreinigde grond Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen

  • Beleidsregel verlagen subsidie POP

  • Beleidsregels voor lozing op oppervlaktewater door storting van baggerspecie in Wm-vergunningplichtige winputten

  • Besluit aanwijzing ambtenaren VROM-regelgeving

  • Besluit handhavingsbeleidsplan Rijkswaterstaat

  • Besluit mandaat en machtiging directeur-generaal Rijkswaterstaat inzake erkenningen bodemkwaliteit

  • Besluit mandaat, volmacht en machtiging artikel 75 lid 7 Wet bodembescherming

  • Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rijkswaterstaat 2013

  • Besluit toepassing rijkscoördinatieregeling project Afsluitdijk

  • Circulaire bodemsanering per 1 juli 2013

  • Circulaire herinrichting diepe plassen

  • Circulaire schadevergoedingen

  • Circulaire Toepassing van staalslak en hoogovenslak(zand) in aanvullingen en ophogingen

  • Circulaire zorgplicht Wbb bij MTBE- en ETBE-verontreinigingen

  • Delegatiebesluit subsidie bodemsanering bedrijfsterreinen

  • Organisatie- en mandaatbesluit Infrastructuur en Waterstaat

  • Richtlijn bestuurlijke strafbeschikkingsbevoegdheid milieu- en keurfeiten (art. 257ba, tweede lid, Sv)

  • Richtlijn voor strafvordering feitgecodeerde misdrijven en overtredingen

  • Vaststellingsbesluit programma aanpak stikstof

8.4 Overgangsrecht

In de Aanvullingswet bodem en het Aanvullingsbesluit bodem is al specifiek overgangsrecht opgenomen. In deze Aanvullingsregeling is aanvullend overgangsrecht voor de Uitvoeringsregeling gebruik meststoffen opgenomen.

9 Uitvoering, handhaving, rechtsbescherming en interbestuurlijk toezicht

9.1 Uitvoering

Deze Aanvullingsregeling bevat een uitwerking en aanvulling van de regels in de Aanvullingswet bodem en het Aanvullingsbesluit bodem op een meer gedetailleerd niveau en omvat dus regels die tot alle betrokkenen zijn gericht, regels die tot de initiatiefnemers zijn gericht (meestal burgers en bedrijven) en regels die tot bestuursorganen zijn gericht.

Van de regels in deze Aanvullingsregeling die rechtstreeks gelden voor degene die de activiteit verricht geldt dat de daadwerkelijke naleving plaatsvindt door de normadressaat. Dat is dan ook degene die zich aan de regels moet houden en in de praktijk daarmee zorgt voor uitvoering van de regels. Het toezicht op de naleving van deze regels berust bij de daarvoor aangewezen bestuursorganen.

De regels in deze Aanvullingsregeling die zich richten zich tot bestuursorganen, bevatten regels voor de bestuurlijke taakuitoefening en besluitvorming. De bestuursorganen aan wie de taken of bevoegdheden zijn toegedeeld zijn gehouden tot naleving van deze regels en dragen daarmee zorg voor de uitvoering van de regels. Het toezicht op de uitvoering van deze regels berust in beginsel bij de naast hogere bestuurslaag. Zie voor meer informatie over het interbestuurlijk toezicht paragraaf 22.4 van de toelichting bij de Omgevingsregeling.22

9.2 Handhaving

De bestuursrechtelijke handhavingstaak omvat het toezicht op de naleving, het behandelen van klachten over de naleving en het opleggen en ten uitvoer leggen van bestuursrechtelijke sancties.

Op grond van artikel 18.2 van de Omgevingswet berust de bestuursrechtelijke handhavingstaak voor:

  • algemene regels bij het bestuursorgaan dat op grond van paragraaf 4.1.3 van de Omgevingswet is aangewezen als bevoegd gezag (voor de melding, maatwerkvoorschriften en de instemming met gelijkwaardige maatregelen);

  • omgevingsvergunningplichtige activiteiten, bij het op grond van paragraaf 5.1.2 van de Omgevingswet voor die omgevingsvergunning bevoegde gezag;

  • projectbesluiten die gelden als omgevingsvergunning, bij het bestuursorgaan dat het projectbesluit heeft vastgesteld;

  • gedoogplichtbeschikkingen op grond van hoofdstuk 10 van de Omgevingswet, bij het daartoe bij AMvB aangewezen bestuursorgaan;

  • de overige gevallen, bij het college van burgemeester en wethouders.

Voor een meer uitgebreide toelichting op het onderwerp handhaving wordt verwezen naar de nota van toelichting bij het Omgevingsbesluit23, het Besluit activiteiten leefomgeving24 en het Besluit kwaliteit leefomgeving25 en de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Omgevingswet26 en het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet27.

9.3 Rechtsbescherming

Deze Aanvullingsregeling heeft betrekking op diverse besluiten op grond van de Omgevingswet. De rechtsbescherming die daartegen openstaat verschilt per besluit. Een meer uitgebreide toelichting is te vinden in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Omgevingswet28 en de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet29.

Aanwijzing en begrenzing van locaties

In hoofdstuk 2 van de Omgevingsregeling worden locaties aangewezen en geometrisch begrensd. Of tegen een in deze Aanvullingsregeling opgenomen begrenzing van een locatie bezwaar en beroep open staat hangt af van het antwoord op de vraag of de begrenzing van de locatie aangemerkt moet worden als een algemeen verbindend voorschrift of als een concretiserend besluit van algemene strekking. Voor een uitgebreidere toelichting wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet.30

Algemeen verbindende voorschriften: algemene regels en aanvraagvereisten

De regels over aanvraagvereisten, die door dit Aanvullingsbesluit in hoofdstuk 7 van de Omgevingsregeling worden ingevoegd, zijn algemeen verbindende voorschriften, zodat hiertegen geen beroep kan worden ingesteld.

Regels gericht tot bestuursorganen (hoofdstukken 8 tot en met 16 van de regeling)

De regels die door dit Aanvullingsbesluit in de hoofdstukken 8 en 9 van de Omgevingsregeling worden ingevoegd, richten zich tot bestuursorganen. Ook deze regels betreffen algemeen verbindende voorschriften waartegen, net zoals onder het voormalige recht, geen beroep kan worden ingesteld.

9.4 Interbestuurlijk toezicht

Het toezicht op de uitvoering van de Omgevingsregeling op de decentrale overheid (interbestuurlijk toezicht) vindt sober, terughoudend en alleen repressief plaats. Voor een beschrijving van dit interbestuurlijk toezicht wordt verwezen naar paragraaf 22.4 van de toelichting bij de Omgevingsregeling.31

10 Gevolgen van deze Aanvullingsregeling

10.1 Algemeen

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de effecten die deze Aanvullingsregeling naar verwachting op de Nederlandse samenleving heeft.

In dit hoofdstuk zijn achtereenvolgens de volgende effecten beschreven: de financiële effecten, de effecten op het milieu, de effecten voor de rechtspraak, effecten op handhaving en uitvoering en een samenvatting van de resultaten van de uitgevoerde Privacy Impact Assessment (PIA).

10.2 Regeldruk voor burgers en bedrijven

Voor deze Aanvullingsregeling zijn de financiële effecten onderzocht door Sira Consulting en zijn ook de BET-vragen beantwoord. In het onderzoek wordt een onderscheid gemaakt tussen de eenmalige en de structurele effecten. Uit het onderzoek is gebleken dat de wijzigingen aan regelgeving als gevolg van deze Aanvullingsregeling geen financiële effecten hebben voor burgers en bedrijven. Verder zijn er geen innovatie en markt effecten te verwachten van deze Aanvullingsregeling.

10.3 Bestuurslasten voor overheden

Het onderzoek naar de regeldruk voor burgers en bedrijven is parallel aan de consultatiefase uitgevoerd door Sira Consulting. Er zijn geen financiële effecten ten aanzien van de bestuurslasten voor overheden.

10.4 Gevolgen voor het milieu

Bij de Aanvullingswet bodem en het Aanvullingsbesluit bodem is reeds onderzoek gedaan naar de milieueffecten van deze regelgeving. Deze Aanvullingsregeling leidt niet tot extra of andere milieueffecten dan die in deze onderzoeken zijn onderkend. De reden hiervoor is dat deze Aanvullingsregeling met name technische voorschriften bevat die geen voor de milieueffecten relevante wijzigingen of aanvullingen bevat ten opzichte van de Aanvullingswet bodem en het Aanvullingsbesluit bodem. Deze effecten worden namelijk vooral bepaald door de regels met de inhoudelijke normen en regels betreffende instrumentkeuze die in het Aanvullingsbesluit bodem zijn opgenomen. Daarom heeft er geen uitgebreid extern onderzoek naar de effecten van deze Aanvullingsregeling op het milieu plaatsgevonden.

10.5 Gevolgen voor de rechtspraak

Gelijktijdig met de internetconsultatie is advies gevraagd aan de Raad voor de Rechtspraak en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De Raad voor de Rechtspraak en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zagen geen aanleiding tot vragen of opmerkingen.

10.6 Gevolgen voor handhaving en uitvoering

Gelijktijdig met de internetconsultatie zijn de handhavings- en uitvoerbaarheidstoetsen uitgevoerd.

De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) heeft een handhaafbaarheids-, uitvoerbaarheids- en fraudebestendigheidstoets uitgevoerd op deze Aanvullingsregeling. Deze Aanvullingsregeling is beoordeeld als handhaafbaar, uitvoerbaar en fraudebestendig. Er zijn geen extra financiele gevolgen te verwachten voor de ILT.

De uitvoerbaarheidstoets van Rijkswaterstaat (RWS) geeft aan dat deze Aanvullingsregeling geen belangrijke specifieke uitvoeringsknelpunten kent, die een belemmering vormen voor de uitvoerbaarheid. RWS plaatst daarbij de kanttekening dat een volledig beeld van de bodemregelgeving nog ontbreekt, omdat een deel van de bodemregels in de Regeling bodemkwaliteit blijft en binnenkort wordt aangepast. RWS vraagt daarom om voldoende beleidsmatige capaciteit te reserveren in de implementatiefase voor een zorgvuldige communicatie over de (in haar ogen) versnipperde bodemregels, onder meer door aan te geven wat waar is geregeld en wat de onderlinge samenhang is.

10.7 Privacy Impact Assessment

Gelijktijdig met de internetconsultatie is in het kader van de Algemene verordening persoonsgegevens een Privacy Impact Assessment opgesteld. De Autoriteit Persoonsgegevens heeft geen aanleiding gezien tot een nader advies.

11 Totstandkoming van deze Aanvullingsregeling en consultatie

11.1 Totstandkoming regeling

Deze Aanvullingsregeling bevat een beperkt aantal regels die gericht zijn op de uitvoering en de praktijk. Bij de totstandkoming ervan is de inbreng van experts uit de praktijk dan ook onmisbaar. De expertise en ervaring van de uitvoeringspraktijk is ingebracht door Bodem+, de koepels van Interprovinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Unie van Waterschappen (UvW) en door de ondernemersorganisatie VNO/NCW.

In de periode 3 maart 2020 tot en met 31 maart 2020 heeft de internetconsultatie plaatsgevonden. De resultaten van deze consultatie en de verwerking ervan zijn beschreven in paragraaf 11.2. Gelijktijdig met de internetconsultatie heeft de formele advisering en toetsing op de ontwerpregeling plaatsgevonden. Conform de Code interbestuurlijke verhoudingen is het ontwerp van deze regeling voorgelegd aan het IPO, de VNG en de UvW. De resultaten hiervan zijn eveneens verwerkt in paragraaf 11.2.

Verder is het ontwerp voorgelegd aan de Raad voor de Rechtspraak en de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State. Ook is het ontwerp onderworpen aan een toets op administratieve lasten (het Adviescollege toetsing regeldruk) en een toets op de handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid (Inspectie Leefomgeving en Transport). Daarnaast is aan VNO-NCW (inclusief MKB-NL) en de Vereniging van waterbedrijven in Nederland (Vewin) gevraagd om te reageren op het ontwerp en is de uitvoerbaarheid getoetst door Prorail en Rijkswaterstaat. In het kader van de Algemene verordening Persoonsgegevens is een Privacy Impact Assesment opgesteld, welke is voorgelegd aan de Autoriteit Persoonsgegevens. De resultaten van deze toetsen en de verwerking ervan zijn beschreven in de hoofdstukken 10 en 11.

11.2 Internetconsultatie

Op grond van artikel 23.4, eerste lid, van de Omgevingswet heeft in de periode 3 maart 2020 tot en met 31 maart 2020 de internetconsultatie op de ontwerpregeling plaatsgevonden.

De reacties uit de internetconsultatie kwamen van omgevingsdiensten, branche- en belangenverenigingen, adviesbureaus en van de Raad voor Accreditatie. In totaal hebben 10 organisaties gebruik gemaakt van de consultatiemogelijkheid. De ingekomen reacties zijn voor overweging en verwerking gerubriceerd naar onderwerp. In deze paragraaf worden per onderwerp de hoofdpunten van de inbreng en de wijze van verwerking besproken. Opmerkingen van tekstuele aard en kleinere opmerkingen zijn waar relevant in deze regeling en in de toelichting verwerkt. Ook hebben consultatiereacties aanleiding gegeven tot verbeteringen, aanvullingen of verhelderingen van de artikelen en de toelichting daarop. De teksten zijn gecontroleerd op nieuwe ontwikkelingen en waar nodig geactualiseerd. Enkele reacties zijn niet overgenomen omdat die het gevolg zijn van een onjuiste interpretatie van een artikel of omdat de opmerking al gedekt is door het artikel. Opmerkingen die niet deze regeling betroffen, zijn ter kennisgeving aangenomen.

Gegevensverstrekking

Van verschillende organisaties, zoals de NVPG (Nederlandse Vereniging van Procesmatige Grondbewerkingsbedrijven), BOG (Betrouwbaar Omgaan met Grondstromen) en de branchevereniging Cascade zijn reacties binnengekomen over de gegevensverstrekking. Die reacties geven aan dat op het moment van de aanvraag om een omgevingsvergunning, bijvoorbeeld voor het brengen van stoffen in een oppervlaktewaterlichaam, bij een project opvullen van een diepe plas, de informatie over de kwaliteit en herkomst per partij nog niet bekend is (artikel 7.53d, onder e).

Naar aanleiding van deze reacties zijn artikel 7.53d, onder e, en de toelichting bij dit artikel aangepast. Voor het beoordelen van de mogelijke gevolgen op de diepe plas en op het milieu is het wel van belang dat de vergunningverlener informatie heeft over de beoogde kwaliteit en de herkomst van de grond en baggerspecie die in de diepe plas zal worden toegepast. Ook de toelichting bij artikel 7.121a is op dit punt verder verduidelijkt.

De reacties van Vewin en de UvW richten zich op het ontbreken van gegevens in de opsomming van aanvraagvereisten voor een omgevingsvergunning in artikel 7.53d.

Een aantal geconstateerde ontbrekende vereisten kan voor specifieke situaties worden aangevuld. Zo nodig kunnen aanvullende gegevens en bescheiden van de aanvrager worden verlangd. Op basis van die aanvraaggegevens en bescheiden kunnen voorschriften aan de omgevingsvergunning worden verbonden, waarmee een en ander wordt geborgd. De toelichting bij enkele artikelonderdelen is aangepast om een aantal onduidelijkheden weg te nemen.

De UvW wijst daarnaast specifiek op het ontbreken van het inrichtingsplan in de aanvraagvereisten, waarin ook draagvlak, communicatie en proces een plek heeft.

In deze Aanvullingsregeling zijn de aspecten, die in het inrichtingsplan aan de orde komen, als aanvraagvereisten in artikel 7.53d benoemd. Draagvlak, communicatie en proces komen aan de orde bij het algemene aanvraagvereiste van participatie.

Bodemdata

De reactie van de VNG (Vereniging van Nederlandse Gemeenten) richt zich op het belang van een doelmatige inwinning (beschikbaarheid) en uitwisselbaarheid van bodemdata. De VNG acht een wettelijke borging van de verplichting tot aanleveren van een digitale versie van de niet-geïnterpreteerde (bodem)informatie (de XML) wenselijk.

De Omgevingsregeling schrijft een aantal standaard bestandsformaten voor (artikel 7.1a van de Omgevingsregeling zoals deze luidt na de Invoeringsregeling Omgevingswet). Dit zijn bestandsformaten die gemeenten in ieder geval kunnen ontvangen en verwerken. Het tweede lid van artikel 7.1a maakt het mogelijk dat gemeenten bij bodeminformatie het XML-formaat voorschrijven.

Risicotoolbox bodem en grondwater

Van de Omgevingsdienst Haaglanden en de UvW zijn enkele reacties binnengekomen over de rol en de werking van modellen uit de risicotoolbox van het RIVM.

Als gevolg van deze reacties is in de toelichting onder hoofdstuk 6 een nadere uiteenzetting gegeven over de werking en het gebruik van de Risicotoolbox bodem.

De Risicotoolbox grondwater, die in artikel 8.2a van deze Aanvullingsregeling was opgenomen, is vooralsnog geschrapt. Dit instrument, dat een adviserende rol heeft bij de afweging van de noodzaak tot het nemen van maatregelen in een waterbeheersprogramma, een regionaal waterprogramma of een nationaal waterprogramma over een historische grondwaterverontreiniging, wordt nog verder ontwikkeld en zal voor de inwerking van de Omgevingswet beschikbaar zijn. De Risicotoolbox grondwater zal een uitgebreide toelichting bevatten.

Grondwaterkwaliteit

De UvW uit haar zorgen over de grondwaterkwaliteit, met name over het toetsingskader voor lozingen, de rolverdeling tussen provincie/waterschap/gemeente en de status en werking van de modellen.

Het beheer van de kwaliteit van het grondwater is en blijft ook onder de Omgevingswet niet bij één grondwaterbeheerder belegd. Het grondwaterbeheer is een samenspel van alle bestuursorganen die, conform de bedoelingen van de Omgevingswet, de onderlinge taken en bevoegdheden goed op elkaar moeten afstemmen. In de aankomende periode zal aan de samenwerking tussen de verschillende bestuurslagen aandacht worden besteed en verder uitwerking worden gegeven aan dit thema.

Meststoffen

De NMV (Nederlandse Melkveehouders Vakbond) stelt vragen over het overgangsrecht en in behandeling zijnde aanvragen, over eventuele verzwaring van de nieuwe regels en vraagt om een algemene bepaling die rekening houdt met gunstige toekomstige wijzigingen in Europese richtlijnen.

De reactie van de NMV heeft niet tot aanpassing van deze Aanvullingsregeling geleid. Enerzijds omdat al voorzien is in overgangsrecht (artikel 4.3 van de Invoeringswet) en anderzijds omdat in deze Aanvullingsregeling is gekozen voor een beleidsneutrale omzetting van bestaande uitvoeringsregels. Van verzwaring voor doelgroepen is dan ook geen sprake en wijziging of aanvulling van bestaande regels, zoals de voorgestelde algemene bepaling, is niet aan de orde.

De Raad voor Accreditatie wijst erop dat de redactie van artikel 9.36 van deze ontwerpregeling over voorschriften voor monstername en analyse die verbonden moeten worden aan een omgevingsvergunning, niet verplicht dat het laboratorium ook daadwerkelijk geaccrediteerd moet zijn voor de verrichtingen die in de bijlage zijn voorgeschreven. Verder maakt de Raad een opmerking over de geldigheidsduur van 10 jaar van het analyserapport.

Artikel 9.36 van deze Aanvullingsregeling is naar aanleiding van deze reactie aangepast.

12 Notificatie

Deze Aanvullingsregeling is op 31 maart 202032 volgens artikel 5, eerste lid, van Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende diensten van de informatiemaatschappij (codificatie)33 voorgelegd aan de Europese Commissie.

Het deel van deze Aanvullingsregeling dat de Omgevingsregeling wijzigt en aanvult bevat een aantal technische voorschriften als bedoeld in de hiervoor genoemde richtlijn.

De bepalingen met technische voorschriften zijn noodzakelijk om de minimale kwaliteit van activiteiten in de leefomgeving en van bouwwerken te garanderen. Ook zijn deze bepalingen noodzakelijk om het belang van de veiligheid en gezondheid in de directe omgeving te waarborgen. De bepalingen gelden zonder onderscheid voor alle bedrijven en maken geen onderscheid tussen nationale en buitenlandse goederen en diensten. De bepalingen gelden zonder onderscheid, zijn non discriminatoir en proportioneel en komen overeen met de eisen die nu nog in bestaande regelgeving zijn opgenomen. Deze bepalingen zijn dan ook verenigbaar met de artikelen 34 tot en met 36 VWEU (vrij verkeer van goederen). Ze zijn evenredig en gerechtvaardigd vanwege het belang van de bescherming van de fysieke leefomgeving.

Er zijn geen opmerkingen van de Europese Commissie ontvangen.

13 Invoering

Voor de stelselherziening van het omgevingsrecht zijn implementatieprogramma’s opgezet. Voor het interbestuurlijke deel van de implementatie wordt dit opgepakt in het programma Aan de slag met de Omgevingswet, waarin de bestuurlijke koepels VNG, IPO en UvW en het Rijk samenwerken.

Ook voeren alle koepels (VNG, IPO, UvW en het Rijk) zelf een implementatieprogramma ter ondersteuning van de veranderopgave van hun achterbannen. Eveneens zijn er in het kader van het Convenant bodem en ondergrond 2016-202034 projecten in uitvoering om kennis te borgen, te delen en te verspreiding. Om de betrokken actoren bij het grondwaterbeheer te ondersteunen wordt een handreiking opgesteld.

De digitale ondersteuning van de Omgevingswet wordt onder andere vormgegeven in het programma Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO).

Het doel van deze programma’s is om de uitvoeringspraktijk in staat te stellen om de nieuwe regelgeving, met inbegrip van het overgangsrecht, op goede wijze toe te passen. Daarnaast maakt ook de implementatie van de landelijke voorziening van het DSO en de aansluiting op deze landelijke voorziening onderdeel uit van deze programma’s. De programma’s zetten niet alleen in op overdracht van kennis over de nieuwe regelgeving, maar ook op het vermogen om deze te kunnen toepassen in de geest van de stelselherziening. Het gaat daarbij dus nadrukkelijk ook om kunde, houding en gedrag. Ook wordt ingezet op het ondersteunen van een soepele overgang van de huidige digitale systemen naar het nieuwe digitale stelsel.

14 Implementatietabellen

In dit hoofdstuk wordt met zogenaamde implementatietabellen inzichtelijk gemaakt hoe de implementatie van Europese richtlijnen en verordeningen in deze Aanvullingsregeling heeft plaatsgevonden. Deze Aanvullingsregeling bevat bepalingen die mede tot doel hebben om de richtlijn zuiveringsslib te implementeren. In de implementatietabel is uitgegaan van de meest actuele versie van de richtlijn. Per artikel van de richtlijn zuiveringsslib is aangegeven welke bepalingen in deze Aanvullingsregeling strekken ter implementatie.

Richtlijn 86/278/EEG van de Raad van 12 juni 1986 betreffende de bescherming van het milieu, in het bijzonder de bodem, bij gebruik van zuiveringsslib in de landbouw (PbEG 1986, L 181)

Bepaling EU-regeling

Bepaling in AR bodem

Omschrijving beleidsruimte

Toelichting op de keuze(n) bij de invulling van beleidsruimte en andere toelichting

Artikel 1

Behoeft geen implementatie

 
 

Artikel 2

Artikel 7.53a

 

Draagt bij aan de uitvoering van doelstellingen richtlijn

Artikel 3

 

Draagt bij aan de uitvoering van doelstellingen richtlijn

Artikel 4

Artikel 7.53a

 

Draagt bij aan de uitvoering van doelstellingen richtlijn

Artikel 5

Artikel 7.53a

 

Draagt bij aan de uitvoering van doelstellingen richtlijn

Artikel 6

 

Draagt bij aan de uitvoering van doelstellingen richtlijn

Artikel 7

 

Draagt bij aan de uitvoering van doelstellingen richtlijn

Artikel 8

 

Draagt bij aan de uitvoering van doelstellingen richtlijn

Artikel 9

Artikel 9.36

 

Draagt bij aan de uitvoering van doelstellingen richtlijn

Artikel 10

 

Draagt bij aan de uitvoering van doelstellingen richtlijn

Artikel 11

 

Draagt bij aan de uitvoering van doelstellingen richtlijn

Artikel 12

Mogelijkheid om strengere maatregelen te nemen dan richtlijn

Draagt bij aan de uitvoering van doelstellingen richtlijn

Artikel 13

Behoeft geen implementatie

 
 

Artikel 14

Behoeft geen implementatie

 
 

Artikel 15

Behoeft geen implementatie

 
 

Artikel 15 bis

Behoeft geen implementatie

 
 

Artikel 16

Niet meer relevant

 
 

Artikel 17

Behoeft geen implementatie

 
 

Artikel 18

Behoeft geen implementatie

 
 

Bijlage IA

 

Draagt bij aan de uitvoering van doelstellingen richtlijn

Bijlage IB

 

Draagt bij aan de uitvoering van doelstellingen richtlijn

Bijlage IC

 

Draagt bij aan de uitvoering van doelstellingen richtlijn

Bijlage IIA

Artikel 9.36

 

Draagt bij aan de uitvoering van doelstellingen richtlijn

Bijlage IIB

Artikel 9.36 en bijlage XXXA

 

Draagt bij aan de uitvoering van doelstellingen richtlijn

Bijlage IIC

Artikel 9.36 en bijlage XXXA

 

Draagt bij aan de uitvoering van doelstellingen richtlijn

II ARTIKELSGEWIJS

HOOFDSTUK 1 AANVULLING EN WIJZIGING OMGEVINGSREGELING

Als in deze toelichting wordt verwezen naar de Omgevingswet, de vier algemene maatregelen van bestuur of de Omgevingsregeling, dan wordt verwezen naar de Staatsbladversies of Staatscourantversie, inclusief de aanvullingen daarop van de Invoeringswet Omgevingswet, het Invoeringsbesluit Omgevingswet en het Aanvullingsbesluit bodem. In het opschrift van de artikelen is tussen vierkante haken […] aangegeven wat de grondslag is in de Omgevingswet.

Nieuw artikel 2.43 (geometrische begrenzing herkomstgebieden en toepassingsgebieden mijnsteen en vermengde mijnsteen) en wijziging bijlage III [artikel 2.21, eerste lid, van de Omgevingswet]

Volgens artikel 3.48r, tweede lid, aanhef en onder a en b, van het Besluit activiteiten leefomgeving valt het toepassen van mijnsteen en vermengde mijnsteen niet onder de aangewezen milieubelastende activiteit als deze afkomstig is uit een gebied buiten een bij ministeriële regeling aangewezen herkomstgebied in de provincie Limburg en wordt toegepast buiten een bij ministeriële regeling aangewezen toepassingsgebied. Met deze Aanvullingsregeling worden in bijlage III bij de Omgevingsregeling de herkomstgebieden en toepassingsgebieden geometrisch begrensd.

De herkomstgebieden en toepassingsgebieden waren vanaf 2012 aangewezen in de Regeling bodemkwaliteit. Sindsdien zijn in de provincie Limburg werkzaamheden verricht waardoor een nauwkeuriger beeld is ontstaan van het voorkomen van mijnsteen en vermengde mijnsteen in de bodem. In de gemeente Landgraaf is daardoor een deel van het gebied ter plaatse van de Mensheggerweg vervallen. In de gemeente Brunssum zijn drie kleine gebieden toegevoegd aan het gebied. Dit gaat om kleine correcties nabij het Emma-terrein, bij de buffer van de Ganzepool en aan de achterzijde van het Terca-terrein.

Nieuw artikel 7.53a (milieubelastende activiteit: op of in de bodem brengen van zuiveringsslib) [artikel 16.55, tweede lid, van de Omgevingswet]

In dit artikel is bepaald welke gegevens en bescheiden moeten worden verstrekt bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het op of in de bodem brengen van zuiveringsslib afkomstig van zuiveringsinstallaties voor huishoudelijk of stedelijk afvalwater, bedoeld in artikel 3.48b, van het Besluit activiteiten leefomgeving.

Overeenkomstig de richtlijn zuiveringsslib35 moeten bij het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw nadelige gevolgen voor bodem, planten, dieren en mensen worden voorkomen. Bovendien moet een juist gebruik van het zuiveringsslib worden bevorderd. Voor zuiveringsslib afkomstig van zuiveringsinstallaties voor huishoudelijk of stedelijk afvalwater stelt de richtlijn eisen bij het op de bodem brengen op landbouwgronden. Bij de aanvraag moeten de gegevens en bescheiden worden verstrekt die het bevoegd gezag nodig heeft om te beoordelen of aan die eisen wordt voldaan.

De aanvraagvereisten sluiten aan bij de beoordelingsregels voor de milieubelastende activiteiten in paragraaf 8.5.1.1, van het Besluit kwaliteit leefomgeving. In dit geval gaat het om de beoordelingsregels, bedoeld in artikel 8.9, eerste lid, onder a tot en met e, van het Besluit kwaliteit leefomgeving. Voor de inhoud en werking van beoordelingsregels in zijn algemeenheid en artikel 8.9 in het bijzonder wordt verwezen naar afdeling 11.6 van het algemeen deel van de nota van toelichting bij het Besluit kwaliteit leefomgeving en de toelichting op artikel 8.9 in die nota van toelichting (Staatsblad 2018, nr. 292, p. 429 e.v. en 817 tot en met 819).

Onder a

De aard, samenstelling, hoeveelheid, herkomst en wijze van registratie van het zuiveringsslib moet worden vermeld. Onder ‘aard’ worden de kenmerken en eigenschappen van het zuiveringsslib verstaan. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de fysieke eigenschappen (vast, vloeibaar, slurrie, brij/pasta) en de chemische eigenschappen.

Onder ‘samenstelling’ wordt verstaan de fracties of stoffen waaruit het zuiveringsslib bestaat en de verhouding waarin deze voorkomen.

Met ‘herkomst’ wordt bedoeld waar het zuiveringsslib vandaan komt.

De ‘wijze van registratie’ geeft bijvoorbeeld antwoord op de volgende vragen:

  • Vindt registratie elektronisch plaats of niet?

  • Worden alleen de begeleidingsbrieven bewaard of vindt registratie plaats in een apart systeem?

  • Is registratie gekoppeld aan de weegbrug of niet?

  • Is registratie gekoppeld aan de financiële administratie of niet?

  • Welke persoon registreert?

  • Wanneer vindt registratie plaats?

  • Vindt registratie plaats per vracht of aanbieder?

  • Wat is de frequentie van registratie?

  • Hoe is de registratie inzichtelijk gemaakt?

Over de wijze van registratie hoeven alleen gegevens te worden verstrekt als registratie plaats moet vinden. In welke gevallen registratie verplicht is volgt uit de Wet milieubeheer of het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen.

Onder b

De procedures van acceptatie en van de administratieve organisatie en interne controle spelen een rol om een effectief en efficiënt beheer veilig te stellen en om effectief toezicht op het beheer van zuiveringsslib mogelijk te maken.

In het Landelijk afvalbeheerplan 2017 – 2029 is in deel ‘D.3 Acceptatie- en verwerkingsbeleid en administratieve organisatie en interne controle’ van het beleidskader aangegeven welke elementen worden opgenomen in de procedures van acceptatie en van de administratieve organisatie en interne controle. Uit artikel 8.9, tweede lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving in samenhang met artikel 10.14 van de Wet milieubeheer volgt dat het bevoegd gezag bij het verlenen van de omgevingsvergunning rekening moet houden met het geldende afvalbeheerplan.

Nieuw artikel 7.53b (milieubelastende activiteit: opslaan, zeven, mechanisch ontwateren of samenvoegen van grond of baggerspecie) [artikel 16.55, tweede lid, van de Omgevingswet]
Eerste lid

In dit artikel is bepaald welke gegevens en bescheiden moeten worden verstrekt bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het opslaan, zeven, mechanisch ontwateren of samenvoegen van grond van de kwaliteitsklasse matig verontreinigd of sterk verontreinigd, baggerspecie van de kwaliteitsklasse sterk verontreinigd of grond of baggerspecie die niet beschikt over een milieuverklaring bodemkwaliteit, bedoeld in artikel 3.48k, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving.

Het eerste lid verwijst naar de gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 7.26. Voor een toelichting wordt verwezen naar de toelichting op dat artikel in de toelichting bij de Omgevingsregeling (Staatscourant 2019, nr. 56288, p. 448 e.v.).

Tweede lid

Bij de kwaliteitsklasse van de grond en baggerspecie gaat het bij grond alleen om de kwaliteitsklassen matig verontreinigd en sterk verontreinigd en bij baggerspecie alleen om de kwaliteitsklasse sterk verontreinigd. Als het gaat om partijen grond of baggerspecie waarvoor geen milieuverklaring bodemkwaliteit is verstrekt, zal dat ook moeten worden vermeld bij de aanvraag. Bij de aanvraag moet worden vermeld of er sprake is van het samenvoegen van partijen grond of baggerspecie. Op het samenvoegen is artikel 4.1255 van het Besluit activiteiten leefomgeving van toepassing. Dat betekent dat partijen alleen mogen worden samengevoegd tot een partij die groter is dan 25 m3 als de partijen voor het samenvoegen dezelfde kwaliteitsklasse hebben en de partijen zijn gekeurd en samengevoegd overeenkomstig BRL 9335 of BRL 7500, door een onderneming met een erkenning bodemkwaliteit hiervoor. Op grond van de protocollen 7511 en 9335-1 die de onderneming op grond van het Besluit bodemkwaliteit moet toepassen, mag een samengevoegde partij nooit gunstiger worden gekwalificeerd dan de kwaliteitsklasse van de partijen voorafgaand aan het samenvoegen.

Nieuw artikel 7.53c (lozingsactiviteit: opslaan, zeven, mechanisch ontwateren of samenvoegen van grond of baggerspecie) [artikel 16.55, tweede lid, van de Omgevingswet]

In dit artikel is bepaald welke gegevens en bescheiden moeten worden verstrekt bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het lozen van afvalwater afkomstig van het opslaan, zeven, mechanisch ontwateren of samenvoegen van grond van de kwaliteitsklasse matig verontreinigd of sterk verontreinigd, baggerspecie van de kwaliteitsklasse sterk verontreinigd of grond of baggerspecie die niet beschikt over een milieuverklaring bodemkwaliteit, bedoeld in artikel 3.48k, tweede lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving.

Het artikel verwijst naar de gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 7.23. Voor een toelichting wordt verwezen naar de toelichting op dat artikel in de toelichting bij de Omgevingsregeling (Staatscourant 2019, nr. 56288, p. 444 e.v.).

Nieuw artikel 7.53d (lozingsactiviteit: opvullen diepe plas) [artikel 16.55, tweede lid, van de Omgevingswet]
Algemeen

In dit artikel is bepaald welke gegevens en bescheiden moeten worden verstrekt bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het project opvullen van een diepe plas, bedoeld in artikel 3.48p van het Besluit activiteiten leefomgeving.

In bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving is diepe plas omschreven als oppervlaktewaterlichaam, ontstaan als gevolg van zandwinning, grindwinning of kleiwinning of een dijkdoorbraak.

De aanvraagvereisten in dit artikel sluiten aan bij de beoordelingsregels voor de wateractiviteiten in de paragrafen 8.9.1.1 en 8.9.2.1 van het Besluit kwaliteit leefomgeving. In dit geval gaat het om artikel 8.84 en de specifieke beoordelingsregels voor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam die in artikel 8.88 van het Besluit kwaliteit leefomgeving zijn opgenomen. Voor de inhoud en werking van de beoordelingsregels voor wateractiviteiten in zijn algemeenheid en artikel 8.88 in het bijzonder wordt verwezen naar afdeling 11.10 van het algemene deel van de nota van toelichting bij het Besluit kwaliteit leefomgeving en de toelichting op artikel 8.88 in die nota van toelichting (Staatsblad 2018, nr. 292, p. 465 e.v.).

Het toepassen van grond of baggerspecie voor het opvullen van een diepe plas is in bijlage V, onder K10, bij het Omgevingsbesluit aangewezen als een mer-beoordelingsplichtig project. Dit op grond van artikel 16.43, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet. De aanvraagvereisten kunnen beperkt blijven omdat de gegevens en bescheiden die zijn verkregen in het kader van de mer-beoordeling kunnen worden gebruikt voor het beoordelen van de aanvraag om de omgevingsvergunning voor de wateractiviteit.

Onder a en b

In de beschrijving van de locatie zal in ieder geval op hoofdlijnen moeten worden ingegaan op de ligging, de omgeving, het huidige gebruik en de huidige chemische, fysische en ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam. De informatie over de locatie waar de grond of baggerspecie zal worden toegepast stelt het bevoegd gezag in staat zich een beeld te vormen over de voorgenomen toepassing van grond of baggerspecie op de beoogde locatie en of deze is toegestaan. Dit is bijvoorbeeld niet het geval als de activiteit waarbij de grond of de baggerspecie wordt toegepast niet in overeenstemming is met de functie die de locatie in het omgevingsplan is toegedeeld.

Deze gegevens en bescheiden zijn aanvullend op de informatie over de locatie die op grond van artikel 7.3, aanhef en onder c en d, moet worden verstrekt. In die onderdelen gaat het alleen om het adres, de kadastrale aanduiding of coördinaten en de aanduiding van de begrenzing van de locatie. Voor een toelichting op die onderdelen wordt verwezen naar de toelichting op die onderdelen bij de Omgevingsregeling.

Onder c, onder 1°

Gegevens over de hoeveelheid grond of baggerspecie die zal worden toegepast, stelt het bevoegd gezag in staat om zich een oordeel te vormen of inderdaad sprake is van een functionele toepassing en in het bijzonder of daarbij wordt voldaan aan artikel 4.1270 van het Besluit activiteiten leefomgeving. Uit artikel 4.1270 van het Besluit activiteiten leefomgeving volgt dat grond of baggerspecie niet mag worden toegepast in een grotere hoeveelheid dan voor het voltooien van de functionele toepassing in het kader waarvan de grond of baggerspecie wordt toegepast, volgens gangbare civieltechnische, bouwtechnische, milieuhygiënische, ecologische of esthetische maatstaven redelijkerwijs nodig is. Het gaat om de hoeveelheid grond of baggerspecie die in totaal in het kader van de beoogde functionele toepassing zal worden toegepast. Het toepassen kan eventueel in fases plaatsvinden, maar de aanvraag bevat de totale hoeveelheid die in alle fases wordt toegepast.

Op grond van artikel 4.1276 van het Besluit activiteiten leefomgeving mag in een diepe plas alleen grond of baggerspecie die voldoet aan de kwaliteit voor toepassen in een diepe plas worden toegepast. De grond of baggerspecie voor de afdeklaag moet voldoen aan de kwaliteit voor toepassen als afdeklaag in een diepe plas.

Op het moment van de vergunningaanvraag zijn nog geen gegevens en bescheiden beschikbaar over de kwaliteit en herkomst van iedere partij grond of baggerspecie die in de diepe plas zal worden gebracht. Wel kan op dat moment inzicht worden geboden in de beoogde kwaliteit en herkomst van de grond of baggerspecie die in de diepe plas wordt toegepast. Die informatie is van belang voor de beoordeling van de mogelijke gevolgen voor het milieu. In de beschrijving van de beoogde kwaliteit kan de aanvrager bijvoorbeeld aangeven dat de toe te passen baggerspecie ten minste zal voldoen aan ‘voor toepassen in een diepe plas geschikte baggerspecie’ (artikel 25d, vijfde lid, onder f, van het Besluit bodemkwaliteit). Op het moment van het toepassen van een partij grond of baggerspecie in een diepe plas zal met een milieuverklaring bodemkwaliteit daadwerkelijk moeten kunnen worden aangetoond dat die partij aan die kwaliteit voldoet. Ook is het in algemene zin voor de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van belang om te weten waar de aangevoerde grond en baggerspecie vandaan zal komen; welke afstanden worden afgelegd, komt de baggerspecie uit hetzelfde oppervlaktewaterlichaam, etc. Ook geeft informatie over de beoogde herkomst van de grond of baggerspecie inzicht in de ‘grondstromen’ dat nodig is met het oog op de ketenhandhaving. Wanneer partijen daadwerkelijk in de diepe plas worden gebracht moet duidelijk zijn waar de grond of baggerspecie wordt ontgraven en waar deze naartoe gaat. Die informatie is ook nodig om te kunnen beoordelen of voor de milieuverklaring bodemkwaliteit toereikend onderzoek heeft plaatsgevonden. Als grond bijvoorbeeld uit een boomgaard afkomstig is, moet in het onderzoek worden nagegaan of in de grond gewasbeschermingsmiddelen voorkomen waarvan in de boomgaard gebruik is gemaakt.

Onder c, onder 2°

De afdeklaag is een belangrijk onderdeel van de toepassing in een diepe plas. De informatie over de dikte van de afdeklaag stelt het bevoegd gezag in staat om te toetsen of deze minimaal 0,5 m dik is en functioneel is voor de beoogde herinrichting. Na de oplevering van de herinrichting is het van belang dat het toegepaste materiaal de kwaliteit van het oppervlaktewater niet negatief beïnvloedt. De dikte van de afdeklaag is hierin een bepalende factor. Een afdeklaag moet volgens artikel 4.1276 van het Besluit activiteiten leefomgeving altijd een minimum dikte hebben van 0,5 m. Deze dikte moet in stand worden gehouden. Als de afdeklaag dunner wordt, bijvoorbeeld doordat deze erodeert, moet deze worden aangevuld zodat de stabiliteit behouden blijft. Zo nodig kunnen aan de omgevingsvergunning voorschriften worden verbonden waarmee een nadere invulling wordt gegeven aan deze instandhoudingsverplichting om de stabiliteit van de afdeklaag te waarborgen.

Onder c, onder 3°

De beoogde diepte, oppervlakte en het beoogde volume van het oppervlaktewaterlichaam na de opvulling geeft een beeld van de situatie na toepassing van grond of baggerspecie. Deze informatie stelt het bevoegd gezag in staat om een afweging te maken in hoeverre voldaan wordt aan de doelen van de herinrichting van de diepe plas. Dit in relatie tot de normstelling die hiervoor geldt, waarin de kwaliteit van de afdeklaag is afgestemd op de aanwezigheid van een spronglaag in de diepe plas na herinrichting.

Op grond van artikel 8.84 van het Besluit kwaliteit leefomgeving wordt de omgevingsvergunning alleen verleend als het opvullen van de diepe plas verenigbaar is met het belang van het beschermen en verbeteren van de chemische en ecologische kwaliteit van het watersysteem. Bij de aanvraag moeten dan ook gegevens en bescheiden daarover worden verstrekt zodat het bevoegd gezag die beoordeling kan verrichten.

Onder c, onder 4°

De beoogde datum en tijdstip van het begin van de activiteit of fases, als de activiteit gefaseerd wordt verricht, en de verwachte duur ervan is van belang voor het plannen van het toezicht op de naleving van de wettelijke verplichtingen namens het bevoegd gezag. Op basis van de verstrekte gegevens kan het bevoegd gezag bepalen wat de geschikte momenten zijn om toe te zien op de naleving van de algemene regels en de vergunningvoorschriften.

Onder d

De functionele toepassingen die zijn toegestaan, zijn in artikel 4.1269 van het Besluit activiteiten leefomgeving limitatief opgesomd. In het tweede lid, aanhef, en onder i, van dat artikel is als functionele toepassing aangewezen een werk voor opvullingen van diepe plassen voor het bevorderen van de natuurwaarde of recreatieve waarde van de diepe plas, het ontwikkelen tot landbodem voor het verwezenlijken van bedrijventerreinen, woningbouwlocaties, landbouwgronden, natuurgronden of recreatieterreinen of het stabiliseren van wanden. Bij de aanvraag wordt aangegeven welke van de opgesomde functionele toepassingen wordt gerealiseerd met een onderbouwing waarom de aanvrager de toepassing als functioneel ziet. Veelal is het realiseren van een functionele toepassing het gevolg van een ruimtelijk besluit, zoals het toedelen van een functie aan een locatie waarop zich een diepe plas bevindt. In een omgevingsplan kan bijvoorbeeld die locatie een recreatieve functie worden toebedeeld. Het verondiepen van de diepe plas heeft dan ten doel om een recreatieterrein te realiseren.

Onder e

Uit de gegevens over de dimensionering kan worden afgeleid of er sprake is van een functionele toepassing en of niet meer grond of baggerspecie wordt toepast dan noodzakelijk is voor het realiseren van de functionele toepassing. Zie ook de toelichting op onderdeel c, onder 1°, over de functionele hoeveelheid.

Onder f

Voor de afwegingen die het bevoegd gezag moet maken is het van belang inzicht te hebben in de inrichting en de maatschappelijke functie van de locatie na de opvulling van de diepe plas. De beoogde eindsituatie moet worden beschreven. Hiervoor kan bijvoorbeeld de typologie van de kaderrichtlijn water worden gebruikt om eindsituatie te schetsen wanneer natuurontwikkeling het doel van de herinrichting is. Daarbij dient de huidige situatie als uitgangspunt (oppervlaktewaterkwaliteit, hoogte waterbodem en ecologische nulsituatie). De aanvrager maakt aannemelijk dat voldoende materiaal beschikbaar is om de herinrichting te voltooien en geeft aan op welke wijze omgegaan wordt met onverhoopt minder beschikbaar materiaal.

Onder g

Tijdens en na het inrichten van de diepe plas zal de chemische en ecologische kwaliteit van de diepe plas wijzigen. De directe gevolgen en de gevolgen op de langere termijn van het opvullen van de diepe plas moeten inzichtelijk worden gemaakt. Op grond van artikel 8.84, vijfde lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving mag het verlenen van de omgevingsvergunning er namelijk niet toe leiden dat de doelstelling van het voorkomen van de achteruitgang van de chemische en ecologische toestand van krw-oppervlaktewaterlichamen niet wordt bereikt. Daarnaast is van belang dat als het karakter (en daarmee het type) van het waterlichaam fundamenteel verandert, er voldaan moet worden aan artikel 4, zevende lid van de kaderrichtlijn water (zie ook de artikelen 2.17, vierde lid, onder b, en vijfde lid, en 4.16, eerste en derde lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving).

In paragraaf 8.9.1.1 van het Besluit kwaliteit leefomgeving zijn de beoordelingsregels opgenomen voor het beoordelen van aanvragen om omgevingsvergunningen voor wateractiviteiten. Deze regels zijn onder andere gesteld met het oog op het waarborgen van het duurzaam veiligstellen van de openbare drinkwatervoorziening. Voor het beoordelen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het project opvullen van een diepe plas is het dus nodig dat het bevoegd gezag beschikt over een beschrijving van de gevolgen voor de openbare drinkwatervoorziening. In onderdeel g is daarin voorzien. Een innamepunt voor de drinkwatervoorziening wordt gezien als zogenoemd 'kwetsbaar object' dat niet mag worden beïnvloed bij toepassing van grond of baggerspecie van een bepaalde kwaliteit die uit hetzelfde bodembeheergebied afkomstig is als waarin de diepe plas is gelegen. De toetsing op dit aspect wordt uitgewerkt in de Regeling bodemkwaliteit 2021.

Onder h

De procedures en de criteria voor acceptatie van grond of baggerspecie en van de administratieve organisatie en interne controle, spelen een rol om een effectief en efficiënt beheer veilig te stellen en bij het mogelijk maken van effectief toezicht op het beheer van grond of baggerspecie.

In het Landelijk afvalbeheerplan 2017 – 2029 is in deel ‘D.3 Acceptatie- en verwerkingsbeleid en administratieve organisatie en interne controle’ van het beleidskader aangegeven welke elementen worden opgenomen in de procedures van acceptatie, administratieve organisatie en interne controle. Uit artikel 8.88, tweede lid, in samenhang met artikel 8.9, tweede lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving en artikel 10.14 van de Wet milieubeheer volgt dat het bevoegd gezag bij het verlenen van de omgevingsvergunning rekening moet houden met het geldende afvalbeheerplan.

Onder i

Bij de beoordeling van de aanvraag worden in ieder geval de gevolgen van het opvullen van de diepe plas voor watersystemen betrokken. Deze gevolgen worden met een hydrologisch en geohydrologisch onderzoek in kaart gebracht. Deze informatie is belangrijk om te bepalen of er sprake is van bedreiging van een kwetsbaar object in de buurt van de diepe plas.

Onder j en k

Periodieke controles tijdens en na afronding van de activiteit of een fase, als de activiteit gefaseerd wordt verricht, zijn nodig om de risico’s van de activiteit te beheersen en om zo nodig de activiteiten bij te stellen. Bijstelling kan bijvoorbeeld aan de orde zijn bij een geconstateerde achteruitgang van de kwaliteit van het oppervlaktewaterlichaam, een plotseling optredende instabiliteit van de afdeklaag of een teruglopend aanbod van grond of baggerspecie waardoor niet meer aan de vraag kan worden voldaan en een langere dan gewenste verstoring van de waterkwaliteit dreigt.

Een beschrijving van de wijze waarop de controles worden verricht en een beschrijving van de wijze waarop is gewaarborgd dat zo nodig corrigerende maatregelen worden getroffen, moeten bij de aanvraag worden verstrekt. Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning voorschriften verbinden over het verrichten van de controles en het treffen van corrigerende maatregelen. Er kunnen bijvoorbeeld verplichtingen worden opgelegd tot het periodiek peilen van de waterdieptes en het meten van de gemaakte profielen, zowel vóór als na afdekking. Daarnaast kunnen voorschriften aan de vergunning worden verbonden over het controleren van de dikte en de kwaliteit van de afdeklaag en het periodiek rapporteren van de resultaten. Het bevoegd gezag kan op basis van de verstrekte gegevens controleren of wordt voldaan aan de algemene regels in het Besluit activiteiten leefomgeving, zoals de verplichting om de dikte van de afdeklaag (minimaal 0,5 m) in stand te houden. Zo nodig kunnen aan de omgevingsvergunning voorschriften worden verbonden waarmee een nadere invulling wordt gegeven aan deze instandhoudingsverplichting om de stabiliteit van de afdeklaag te waarborgen.

Als de gegevens daartoe aanleiding geven kan het bevoegd gezag aanvullende maatregelen voorschrijven met vergunningvoorschriften. Als de situatie vraagt om spoedeisende maatregelen zouden die zo nodig met handhavingsmiddelen kunnen worden afgedwongen.

Onder l

Het bevoegd gezag moet voor de beoordeling van de aanvraag inzicht hebben in de risico’s en het type diepe plas. Bij het type diepe plas gaat het om de zogenoemde vrijliggende en niet-vrijliggende diepe plassen. Onder een vrijliggende diepe plas wordt in de praktijk begrepen een diepe plas, niet gelegen in een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk, die boven de spronglaag nauwelijks gevoed wordt door oppervlaktewater van elders en waarbij de verblijftijd van het water voor 90% van het jaar langer is dan een maand. Een niet vrijliggende diepe plas is een diepe plas, gelegen in een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk, of een diepe plas die niet aan de omschrijving van vrijliggende plas voldoet.

Bij het aanduiden van het type diepe plas gaat het om zowel de uitgangssituatie als om het moment dat de opvulling van de diepe plas is afgerond. Uit de informatie moet ook blijken waarom de diepe plas moet worden aangemerkt als het opgegeven type (onderbouwing).

Nieuw artikel 7.121a (milieubelastende activiteit: grondbank of grondreinigingsbedrijf) [artikel 16.55, tweede lid, van de Omgevingswet]

In dit artikel is bepaald welke gegevens en bescheiden moeten worden verstrekt bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bewerken van grond van de kwaliteitsklasse matig verontreinigd of sterk verontreinigd of baggerspecie van de kwaliteitsklasse sterk verontreinigd, bedoeld in artikel 3.179, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving.

Het artikel verwijst naar de gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 7.26. Daarbij gaat het onder andere om gegevens en bescheiden over de de aard, samenstelling, hoeveelheid, herkomst en wijze van registratie van de grond of baggerspecie (artikel 7.26, onder a). Het zal niet altijd mogelijk zijn om deze gegevens te specificeren. Niet in alle gevallen zal in de aanvraag aangegeven kunnen worden wat de aard, samenstelling of de herkomst van de grond of baggerspecie zal zijn nadat de activiteit is begonnen. In die gevallen kan daarom vaak worden volstaan met een algemenere beschrijving of aanduiding van de aard, samenstelling of herkomst van de grond of baggerspecie die zal worden bewerkt. Bij aard en samenstelling kan bijvoorbeeld worden aangegeven dat het gaat om zand verontreinigd met metalen, asbest en organische verbindingen tot de acceptatiegrenzen uit bijlage 1A bij protocol 7510. Bij de herkomst zou kunnen worden vermeld dat het gaat om grond afkomstig van bodemsaneringen en RKGV-materiaal.

Organisaties die grond reinigen moeten daarvoor beschikken over een erkenning bodemkwaliteit voor BRL SIKB 7500. Op grond van het Besluit bodemkwaliteit moeten deze organisaties bovendien volgens deze BRL en de bijbehorende protocollen (7510 en 7511) werken. Deze BRL en protocollen geven voor een deel een concrete invulling aan de aanvraagvereisten, met name het aanvraagvereiste in artikel 7.26, onder f (procedures van acceptatie, administratieve organisatie en interne controle). Bij de beschrijving kan daarvan gebruik worden gemaakt.

Voor een verdere toelichting op de gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 7.26 wordt verwezen naar de toelichting op dat artikel in de toelichting bij de Omgevingsregeling (Staatscourant 2019, nr. 56288, p. 448 e.v.).

Nieuw artikel 7.121b (lozingsactiviteit: grondbank of grondreinigingsbedrijf) [artikel 16.55, tweede lid, van de Omgevingswet]

In dit artikel is bepaald welke gegevens en bescheiden moeten worden verstrekt bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het lozen van afvalwater afkomstig van het bewerken van grond van de kwaliteitsklasse matig verontreinigd of sterk verontreinigd of baggerspecie van de kwaliteitsklasse sterk verontreinigd, bedoeld in artikel 3.179, tweede lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving.

Het artikel verwijst wordt naar de gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 7.23. Voor een toelichting wordt verwezen naar de toelichting op dat artikel in de toelichting bij de Omgevingsregeling (Staatscourant 2019, nr. 56288, p. 444 e.v.).

Nieuw artikel 7.215a (gedoogplicht verontreiniging van de bodem zorgplicht of ongewoon voorval) [artikel 16.88, derde en vierde lid, van de Omgevingswet]
Eerste lid

In het eerste lid is geregeld welke gegevens en bescheiden moeten worden verstrekt bij een aanvraag om een bij beschikking op te leggen gedoogplicht voor het verrichten van onderzoek door de veroorzaker naar de aard en omvang van de verontreiniging of aantasting van de bodem, bedoeld in artikel 10.21a, aanhef en onder a van de Omgevingswet. Het gaat hierbij om een gedoogplicht die aan een rechthebbende wordt opgelegd door het college van burgemeester en wethouders voor het betreden van terreinen en het daarop verrichten van bodemonderzoek.

Inzet van dit instrument moet worden gezien als een uiterst middel. De aanvrager van de gedoogplichtbeschikking, zijnde de veroorzaker van de verontreiniging of aantasting van de bodem (initiatiefnemer), zal eerst serieus geprobeerd moeten hebben om de rechthebbende – de eigenaar, erfpachter, vruchtgebruiker of (soms) de pachter of huurder – van het perceel ertoe te bewegen betredingstoestemming te geven. Dat volgt uit artikel 10.11 van de Omgevingswet. Slechts in een zeer beperkt aantal gevallen wordt die toestemming niet verkregen. Voor een aanvraag om een gedoogplichtbeschikking is dossiervorming over het minnelijk overleg vereist.

Blijft de rechthebbende in het weigeren van toegang volharden, dan doet de initiatiefnemer er goed aan om, voordat een aanvraag om een gedoogplichtbeschikking wordt ingediend, vooroverleg te plegen met het college van burgemeester en wethouders. Tijdens het vooroverleg kan een inschatting worden gemaakt van de urgentie van de gedoogplicht en de haalbaarheid van de aanvraag.

Onder a en b

Deze gegevens en bescheiden betreffen de rechthebbende, bedoeld in artikel 10.1 van de Omgevingswet, en de actuele kadastrale gegevens en bescheiden van het terrein waarop het bodemonderzoek moet plaatsvinden. In artikel 10.1 van de Omgevingswet wordt als rechthebbende aangemerkt degene die enig recht heeft op de onroerende zaak waarin, waarop, waarboven of waaronder activiteiten als bedoeld in afdeling 10.2 van de Omgevingswet worden verricht of een werk van algemeen belang tot stand wordt gebracht of wordt opgeruimd. Het gaat hierbij dus niet alleen om de eigenaar, maar ook om beperkt gerechtigden zoals erfpachters en vruchtgebruikers en gebruikers zoals pachters en huurders.

Onder c

In dit onderdeel gaat het om een toelichting op de reden voor de aanvraag om de gedoogplichtbeschikking. Uit deze toelichting moet blijken waarvoor het bodemonderzoek is vereist.

Onder d

Onder d is bepaald dat moet worden toegelicht waarom het opleggen van een gedoogplicht noodzakelijk is in relatie tot de planning van de activiteit waarvoor dit onderzoek vereist is en de uiterste datum waarop het veldwerk afgerond moet zijn.

Onder e

In onderdeel e gaat het over de planning van het bodemonderzoek en de verwachte duur daarvan. Deze kan dan worden afgezet tegen de planning van de activiteit waarvoor dit onderzoek is vereist.

Onder f

Onder f wordt bepaald dat de te verwachten verontreiniging of aantasting van de bodem moet worden omschreven. Hiervoor is vooronderzoek volgens NEN 5725 (bureauonderzoek) in beginsel voldoende. Veldonderzoek is in deze fase niet aan de orde omdat de betredingstoestemming ontbreekt.

Onder g

In dit onderdeel wordt bepaald dat een aanduiding van het uit te voeren bodemonderzoek wordt verstrekt, zodat het bevoegd gezag direct inzicht krijgt in de aard van het bodemonderzoek. Een korte aanduiding als plaatsen van boringen, plaatsen van peilbuizen (grondwateronderzoek) of het plaatsen van graafgaten of proefsleuven in combinatie met een maaiveldinspectie (in geval van onderzoek gericht op asbest) volstaat hiervoor. Een programma van eisen of een plan van aanpak dat is opgesteld moet ook bij de aanvraag worden verstrekt.

Onder h

Met dit onderdeel wordt de aanvrager gevraagd op een kaart aan te geven op welke locaties op het te betreden terrein bodemonderzoek beoogd is.

Onder i

Tot slot dient de aanvrager alle relevante gegevens en bescheiden te verstrekken die betrekking hebben op het minnelijk overleg waarin is geprobeerd om toestemming te verkrijgen om het terrein te betreden. Hierbij gaat het om de afschriften van de schriftelijke pogingen die zijn gedaan om die toestemming te verkrijgen. Deze verzoeken zijn bij voorkeur aangetekend verstuurd, om discussie over de ontvangst ervan te vermijden.

Tweede lid

In het tweede lid is geregeld welke gegevens en bescheiden moeten worden verstrekt bij de aanvraag om een bij beschikking op te leggen gedoogplicht voor het treffen van maatregelen door de veroorzaker voor het voorkomen, beperken of ongedaan maken van de verontreiniging of aantasting van de bodem en de directe gevolgen daarvan, bedoeld in artikel 10.21a, aanhef en onder b van de Omgevingswet. Het gaat hierbij om een gedoogplicht die aan een rechthebbende wordt opgelegd door het college van burgemeester en wethouders voor het betreden van terreinen en het treffen van maatregelen voor het voorkomen, beperken of ongedaan maken van een verontreiniging of aantasting van de bodem en de directe gevolgen daarvan.

De onderdelen a en b betreffen informatie over de rechthebbende, bedoeld in artikel 10.1 van de Omgevingswet, en de actuele kadastrale gegevens en bescheiden met betrekking tot het terrein waarop de maatregelen worden getroffen. In artikel 10.1 van de Omgevingswet wordt als rechthebbende aangemerkt degene die enig recht heeft op de onroerende zaak waarin, waarop, waarboven of waaronder activiteiten als bedoeld in afdeling 10.2 van de Omgevingswet worden verricht of een werk van algemeen belang tot stand wordt gebracht of wordt opgeruimd. Het gaat hierbij dus niet alleen om de eigenaar, maar ook om beperkt gerechtigden zoals erfpachters en vruchtgebruikers en gebruikers zoals pachters en huurders.

In onderdeel c gaat het om een toelichting op de reden voor de aanvraag om de gedoogplichtbeschikking. Uit deze toelichting moet blijken waarvoor de maatregelen zijn vereist.

In onderdeel d gaat het over de planning van het treffen van de maatrewgelen en de verwachte duur daarvan. Deze kan dan worden afgezet tegen de planning van de activiteit waarvoor deze maatregelen zijn vereist.

Tot slot dient de aanvrager op grond van onderdeel e alle relevante gegevens en bescheiden te verstrekken die betrekking hebben op het minnelijk overleg waarin is geprobeerd om toestemming te verkrijgen om het terrein te betreden. Hierbij gaat het om de afschriften van de schriftelijke pogingen die zijn gedaan om die toestemming te verkrijgen. Deze verzoeken zijn bij voorkeur aangetekend verstuurd, om discussie over de ontvangst ervan te vermijden.

Nieuw artikel 8.28a (toepassingsbereik) [artikel 2.24, tweede lid, van de Omgevingswet]

Dit artikel regelt dat paragraaf 8.2.3.3a van toepassing is op het bepalen van de waarden voor de toelaatbare kwaliteit van de bodem, bedoeld in artikel 5.89i, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, voor een omgevingsplanactiviteit bestaande uit het bouwen van een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie. Op grond van artikel 5.89i van het Besluit kwaliteit leefomgeving bevat een omgevingsplan die waarden. Een bodemgevoelig gebouw is in artikel 5.89g van het Besluit kwaliteit leefomgeving omschreven als een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat de bodem raakt, voor zover aannemelijk is dat personen meer dan twee uur per dag aaneengesloten aanwezig zullen zijn of een woonschip of woonwagen.

Op grond van artikel 5.89h van het Besluit kwaliteit leefomgeving wordt als bodemgevoelige locaties in ieder geval beschouwd:

  • a.

    de locatie waarop een bodemgevoelig gebouw is toegelaten op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit; of

  • b.

    een onmiddellijk aan een gebouw als bedoeld onder a grenzende aaneengesloten tuin of terrein.

Nieuw artikel 8.28b (berekenen: waarden voor de toelaatbare kwaliteit van de bodem) [artikel 2.24, tweede lid, van de Omgevingswet]

Volgens artikel 5.89j, tweede lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving kan een omgevingsplan hogere waarden bevatten dan de interventiewaarden. Maar deze hogere waarden mogen niet hoger zijn dan het maximaal toelaatbaar risiconiveau en de toxicologisch maximaal toelaatbare concentratie in de lucht. Per locatie en voor de meest gevoelige gebruiksfuncties moeten deze hogere waarden worden berekend. Als berekeningsmethode wordt aangewezen de Risicotoolbox bodem van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu van toepassing. Dit instrument is gratis beschikbaar via de website www.risicotoolboxbodem.nl.

Nieuw artikel 9.35 (toepassingsbereik) [artikel 5.34, tweede lid, van de Omgevingswet en artikel 8.70g, derde lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving]

Dit artikel geeft het toepassingsbereik van afdeling 9.6 (nieuw) van de Omgevingsregeling aan. Die afdeling wordt met deze Aanvullingsregeling aan de Omgevingsregeling toegevoegd. Het gaat in afdeling 9.6 om het op of in de bodem brengen van zuiveringsslib afkomstig van zuiveringsinstallaties voor huishoudelijk of stedelijk afvalwater. Afdeling 9.6 bepaalt voor deze milieubelastende actviteit welke voorschriften aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden.

Nieuw artikel 9.36 (voorschriften over monsterneming en analyse) [artikel 5.34, tweede lid, van de Omgevingswet en artikel 8.70g, derde lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving]

Volgens artikel 8.70g, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving worden aan de omgevingsvergunning voorschriften verbonden die inhouden dat de landbouwgronden waarop het zuiveringsslib wordt uitgereden eerst worden bemonsterd en geanalyseerd. In artikel 9.36 is hieraan nadere invulling gegeven. Het bemonsteren en analyseren van de bodem is nodig om vast te kunnen stellen of een of meer van de (ongewenste) stoffen in de bodem de grenswaarden van tabel 8.70c van het Besluit kwaliteit leefomgeving overschrijdt. De frequentie waarin het onderzoek herhaald moet worden is ten minste eenmaal per tien jaar. Deze lage frequentie hangt samen met het feit dat de parameters van de bodem die wordt geanalyseerd relatief traag veranderd. Om die reden hoeft de bodem ook niet iedere keer dat zuiveringsslib in die periode op of in de bodem wordt gebracht te worden bemonsterd en geanalyseerd.

Bij het bemonsteren en analyseren wordt bijlage XXXA bij de Omgevingsregeling in acht genomen. De bijlage wordt met deze Aanvullingsregeling toegevoegd aan de Omgevingsregeling. De inhoud hiervan sluit aan op bijlage A bij de Uitvoeringsregeling gebruik meststoffen die met deze regeling wordt ingetrokken. Bijlage XXXA bevat regels over de wijze van bemonsteren en analyse van de bodem voorafgaand aan het op of in de bodem brengen van zuiveringsslib. Van de bemonstering en analyse wordt een rapportage opgesteld. Op die wijze kan worden aangetoond dat de bemonstering van de bodem heeft plaatsgevonden. De rapportage heeft een geldigheidsduur van ten hoogste tien jaar.

Wijziging bijlage II bij artikel 1.4 van deze regeling (uitgaven en verwijzingen)

Van de normen en richtlijnen die met het Aanvullingsbesluit bodem zijn toegevoegd aan het Besluit activiteiten leefomgeving en die met deze Aanvullingsregeling worden toegevoegd aan de Omgevingsregeling, worden de namen, versies, uitgevers en vindplaatsen opgenomen in bijlage II bij de Omgevingsregeling.

Voor de normen en richtlijnen in bijlage II die ook worden genoemd in de bijlagen C en D bij de Regeling bodemkwaliteit 2021, wordt voor de datum of versie verwezen naar die bijlagen. Het is namelijk onwenselijk om het versiebeheer van normen en richtlijnen te regelen in twee ministeriële regelingen. Het regelen in twee regelingen maakt het versiebeheer lastiger en vergroot de kans op fouten en tegenstrijdigheden.

Nieuwe bijlage XXXA bij artikel 9.36 van de Omgevingsregeling (bemonsteren en analyseren bij het op of in de bodem brengen van zuiveringsslib)

Bij het bemonsteren en analyseren voorafgaand aan het op de bodem brengen van zuiveringsslib, zoals verplicht gesteld is in artikel 8.70g, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving en artikel 9.36 van deze Aanvullingsregeling, wordt deze bijlage in acht genomen. De inhoud hiervan sluit aan bij bijlage A bij de Uitvoeringsregeling gebruik meststoffen, die met deze Aanvullingsregeling wordt ingetrokken. Bijlage XXXA bevat regels over de wijze van bemonsteren en analyse van de bodem voordat het zuiveringsslib op of in de bodem wordt gebracht. Voor het bemonsteren wordt gebruik gemaakt van een gutsboor.

HOOFDSTUK 2 WIJZIGING ANDERE REGELINGEN

Artikel 2.1 (Regeling acceptatie afvalstoffen op stortplaatsen)

Dit artikel bevat wetstechnische wijzigingen vanwege het wijzigen van het Besluit bodemkwaliteit met het Aanvullingsbesluit bodem.

Onder A

In de begripsomschrijving van ‘bouwstoffen’ werd in algemene zin verwezen naar het Besluit bodemkwaliteit. Met de wijziging van artikel 1, eerste lid, van de Regeling acceptatie afvalstoffen op stortplaatsen wordt dit geconcretiseerd en wordt verwezen naar artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit. Hiermee is de betekenis specifieker geduid en wordt aangesloten bij de begripsomschrijving van bouwstoffen in het Besluit activiteiten leefomgeving. Volgens artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit wordt onder bouwwstoffen verstaan materiaal waarin de totaalgehalten aan silicium, calcium of aluminium tezamen meer dan 10 gewichtsprocent van dat materiaal bedragen, met uitzondering van vlakglas, metallisch aluminium, grond of baggerspecie, dat is bestemd om te worden toegepast.

Onder B

Met de wijziging van artikel 7, derde lid, onder c, wordt duidelijker gemaakt wat wordt bedoeld met het voldoen aan het Besluit bodemkwaliteit. Na de wijzigingen die worden doorgevoerd met het Aanvullingsbesluit bodem gaat het namelijk om de kwaliteitseisen, bedoeld in artikel 25d, eerste lid, van het Besluit bodemkwaliteit. Deze zijn uitgewerkt in artikel 25g van het Besluit bodemkwaliteit en de Regeling bodemkwaliteit.

Artikel 2.2 (Regeling beoordeling reinigbaarheid grond 2006)

Dit artikel bevat wetstechnische wijzigingen vanwege het intrekken van de Wet bodembescherming met de Aanvullingswet bodem en het wijzigen van het Besluit bodemkwaliteit met het Aanvullingsbesluit bodem. Verder bevat dit artikel een aantal tekstuele verbeteringen en een actualisatie van een verwijzing naar een website.

Onder A

In artikel 3 is de verwijzing naar de achtergrondwaarden, bedoeld in tabel 1 van bijlage B, bij de Regeling bodemkwaliteit vervangen door de waarden behorende bij de kwaliteitsklasse landbouw/natuur, bedoeld in artikel 25d van het Besluit bodemkwaliteit. Hiermee wordt aangesloten bij de aanduiding van de kwaliteitsklassen die in het Besluit activiteiten leefomgeving en in het Besluit bodemkwaliteit wordt gehanteerd.

Onder B en C

In de artikelen 5 en 9, derde lid, onder a, is de verwijzing naar de maximale waarden bodemfunctieklassen industrie, bedoeld in tabel 1 van bijlage B, bij de Regeling bodemkwaliteit vervangen door de waarden behorende bij de kwaliteitsklasse industrie, bedoeld in artikel 25d van het Besluit bodemkwaliteit. Hiermee wordt aangesloten bij de aanduiding van de kwaliteitsklassen die in het Besluit activiteiten leefomgeving en in het Besluit bodemkwaliteit wordt gehanteerd.

Onder D

In artikel 17 is de verwijzing naar de organisatie verduidelijkt en de verwijzing naar de website geactualiseerd.

Onder E en J

Bijlage 4 kan vervallen omdat dit nu geregeld is in de artikelen 4.1222 en 4.1230 van het Besluit activiteiten leefomgeving waarin regels staan over het gescheiden houden van partijen grond van verschillende kwaliteitsklassen. Daarom is de verwijzing in artikel 25 naar bijlage 4 gewijzigd in een verwijzing naar de genoemde artikelen in het Besluit activiteiten leefomgeving. Bij de aanvraag voor partijen die zijn verontreinigd met asbest tot boven de samenstellingswaarde voor herbruikbare grond (100 mg/kg) is het toegestaan om een aanvraag te doen op basis van in-situ bodemonderzoek. Dit volgt uit artikel 24 van de Regeling beoordeling reinigbaarheid grond. Omdat de aanvraag dan wordt gedaan voordat de grond is ontgraven, moet de te ontgraven grond in partijen worden ingedeeld. Voorheen stond de indeling van partijen in bijlage 4 bij die regeling. Er worden verschillende kwaliteitsklassen onderscheiden. Het gescheiden houden van partijen grond van verschillende kwaliteitsklassen is voorgeschreven om ongewenste verspreiding van verontreinigde grond zoveel mogelijk te voorkomen en doelmatige (circulaire) afvalverwerking en duurzaam bodemgebruik te bevorderen. Naast de indeling in kwaliteitsklassen is voor verontreinigde asbesthoudende grond boven de hergebruikswaarde een aanvullende indeling nodig om een beoordeling van de reinigingsmogelijkheden te kunnen maken.

Onder F

In artikel 35, eerste lid, aanhef en tweede lid, is de verwijzing naar de organisatie verduidelijkt.

Onder G

Hoofdstuk 3 van de Regeling beoordeling reinigbaarheid grond vervalt vanwege het intrekken van de Wet bodembescherming met de Aanvullingswet bodem. Dit hoofdstuk bevatte regels voor de beoordeling van verontreinigde grond in het kader van de Wet bodembescherming. De regels van hoofdstuk 3 staan nu in artikel 4.1230 van het Besluit activiteiten leefomgeving. Voor de regels van hoofdstuk 3 die niet specifiek zijn omgezet naar dit artikel in het Besluit activiteiten leefomgeving, geldt in ieder geval de specifieke zorgplicht van artikel 2.11 van het Besluit activiteiten leefomgeving.

Onder H

De juridische grondslag van de Regeling beoordeling reinigbaarheid grond 2006 is gewijzigd. De Wet bodembescherming is ingetrokken met de Aanvullingswet bodem. Het nieuwe artikel 1a van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen is aan de grondslagen toegevoegd.

Onder I

De oorspronkelijke regeling is in 2006 vastgesteld. Nu de regeling inmiddels meerdere malen is gewijzigd, is er voor gekozen om in de citeertitel ‘2006’ te laten vervallen. Voortaan is de citeertitel: Regeling beoordeling reinigbaarheid grond.

Artikel 2.3 (Regeling bijzondere subsidies waterkeren en waterbeheren)
Onder A

In artikel 1, onder a, werd nog verwezen naar de Minister van Infrastructuur en Milieu. Dit dient de Minister van Infrastructuur en Waterstaat te zijn. Hiertoe is dit onderdeel aangepast.

In artikel 1, onder b, is de verwijzing naar artikel 5.4 van de Waterwet vervangen door een verwijzing naar het projectbesluit, bedoeld in artikel 5.44, van de Omgevingswet; artikel 5.4 van de Waterwet vervalt met de Invoeringswet Omgevingswet. De wijziging van onderdeel d houdt verband met de wijziging van onderdeel b.

Onder B

In verband met het intrekken van de Wet bodembescherming met de Aanvullingswet bodem is de verwijzing naar de Wet bodembescherming in dit artikel vervangen door een verwijzing naar de Kaderwet subsidies I en M.

Artikel 2.4 (Regeling materialen en chemicaliën drink- en warm tapwatervoorziening)

Dit artikel bevat wetstechnische wijzigingen vanwege het intrekken van de Circulaire bodemsanering. Met ‘achtergrondconcentraties’ worden de ‘achtergrondwaarden’ bedoeld die sinds april 2009 in bijlage B bij de Regeling bodemkwaliteit zijn opgenomen. Na de wijzigingen die worden doorgevoerd met het Aanvullingsbesluit bodem, worden in het Besluit bodemkwaliteit de achtergrondwaarden aangeduid als waarden voor de kwaliteitsklasse ‘landbouw/natuur. De Regeling materialen en chemicaliën drink- en warm tapwatervoorziening wordt daarmee in overeenstemming gebracht.

Artikel 2.5 (Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s)

In verband met het intrekken van het Besluit gebruik meststoffen met het Aanvullingsbesluit bodem is de verwijzing naar het Besluit gebruik meststoffen vervangen door een verwijzing naar paragraaf 4.116 van het Besluit activiteiten leefomgeving. In die paragraaf zijn de relevante bepalingen uit het Besluit gebruik meststoffen opgenomen; het gaat om een technische en geen inhoudelijke wijziging.

Artikel 2.6 (Regeling storten als enige vorm van afvalbeheer)
Onder A

Artikel 1 van de Regeling storten als enige vorm van afvalbeheer is aangepast in verband met het intrekken van het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen en het vervallen van de mogelijkheid om IBC-bouwstoffen toe te passen. Het toepassen van IBC-bouwstoffen is na inwerkingtreding van het Aanvullingsbesluit bodem niet meer toegestaan. De achtergrond daarvan is dat AVI-bodemas (het voornaamste product dat onder IBC condities werd toegepast) inmiddels kan worden opgewerkt tot een vrij toepasbare bouwstof. AVI-bodemas kan alleen na een kwaliteitsverbetering nog worden toegepast en niet meer als IBC-bouwstof. Restproducten die ontstaan door de kwaliteitsverbetering (residu) kunnen niet meer worden toegepast en moeten worden gestort op een stortplaats.

Voor de begripsomschrijving van AVI-bodemas wordt nu verwezen naar bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving. AVI-bodemas wordt daarin omschreven als bodemas dat resteert na verbranding in een installatie die alleen of in hoofdzaak is bedoeld voor het verbranden van huishoudelijke afvalstoffen en bedrijfsafvalstoffen in een roosteroven of een wervelbedoven.

Onder B

De wijziging in artikel 2, onder d, houdt verband met hetgeen in de toelichting op onderdeel A is vermeld over het vervallen van de mogelijkheid om AVI-bodemas toe te passn onder IBC condities.

Artikel 2.7 (Regeling subsidies hoogwaterbescherming 2014)

Dit artikel bevat een wetstechnische wijziging vanwege het intrekken van de Wet bodembescherming met de Aanvullingswet bodem. De verwijzing naar de Wet bodembescherming wordt vervangen door een verwijzing naar de Kaderwet subsidies I en M. Deze kaderwet omvat het hele beleidsterrein van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en dus ook de regels over subsidies van de Wet bodembescherming.

Artikel 2.8 (Uitvoeringsregeling Meststoffenwet)
Onder A

Artikel 25c van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet stelt eisen aan de door de landbouwer te hanteren gebruiksnormen, waaronder die in de artikelen 4b en 8a van het Besluit gebruik meststoffen. Deze artikelen zijn omgezet naar de artikelen 4.1193 en 4.1211 van het Besluit activiteiten leefomgeving en paragraaf 4.118 van het Besluit activiteiten leefomgeving. Dit is een wetstechnische wijziging: de verwijzingen naar de artikelen in het Besluit gebruik meststoffen zijn vervangen door de genoemde onderdelen van het Besluit activiteiten leefomgeving.

Onder B

In artikel 91 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet zijn regels opgenomen over de afvoer van dierlijke meststoffen van een bedrijf naar een natuurterrein of overige grond. Voor de begripsomschrijvingen van natuurterrein en overige grond werd verwezen naar die in artikel 1 van het Besluit gebruik meststoffen. Met de wijziging van artikel 91, aanhef (onderdeel 1) wordt aangesloten op de terminologie die voor natuurterrein en overige grond in het Besluit activiteiten leefomgeving wordt gehanteerd. Dit zijn wetstechnische wijzigingen vanwege het intrekken van het Besluit gebruik meststoffen met het Aanvullingsbesluit bodem.

In artikel 91, onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet werd verwezen naar de gebruiksnormen van fosfaat in het Besluit gebruik meststoffen. Die gebruiksnormen staat nu in artikel 4.1195, tweede en derde lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving. Met de wijziging van artikel 91, onder a, in onderdeel 2 wordt aangesloten op dat artikel in het Besluit activiteiten leefomgeving. Dit zijn wetstechnische wijzigingen vanwege het intrekken van het Besluit gebruik meststoffen met het Aanvullingsbesluit bodem.

Onder C

Volgens artikel 131 baseert de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zich voor de uitvoering van zijn taken en bevoegdheden op grond van de Wet bodembescherming op de gegevens van de basiskaart Agrarisch Areaal Nederland voor de grenzen van percelen landbouwgrond. Met deze wijziging wordt de verwijzing naar de Wet bodembescherming vervangen door een verwijzing naar de Omgevingswet. Dit is een wetstechnische wijziging vanwege het intrekken van de Wet bodembescherming met de Aanvullingswet bodem.

Onder D

In de ongeletterde bijlage met de verschillende rechtsgrondslagen van de artikelen van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet zijn de verwijzingen naar de Wet bodemscherming vervallen vanwege het intrekken van die wet met de Aanvullingswet bodem.

Onder E

Deze wijziging strekt tot aanpassing van bijlage Aa, onder IV, onderdeel B, dat een lijst met eindproducten van bewerkingsprocédés bevat die als mestof kunnen worden verhandeld. Meer concreet staan in onderdeel B stoffen van plantaardige herkomst afkomstig van een natuurterrein opgenomen. Hierbij werd aangesloten op de omschrijvingen die voor natuurterrein en grasland in het Besluit gebruik meststoffen werden gehanteerd. De verwijzingen naar het Besluit gebruik meststoffen zijn vervangen door de relevante omschrijvingen die in het Besluit activiteiten leefomgeving worden gehanteerd. Dit zijn wetstechnische wijzigingen vanwege het intrekken van het Besluit gebruik meststoffen met het Aanvullingsbesluit bodem.

Onder F

Deze wijziging strekt tot aanpassing van bijlage B dat de zogenoemde stikstofwerkingscoëfficient bevat. Deze geeft aan welk deel van de totale hoeveelheid stikstof in organische meststoffen dezelfde werking heeft als de stikstof uit kunstmest. In de voetnoot bij die tabel stond dat zondere nadere vermelding de in de tabel genoemde coëfficient voor alle grondsoorten geldt, ongeacht herkomst en voor het gehele jaar, tenzij aanwenden op basis van het Besluit gebruik meststoffen was verboden. De verwijzing naar het Besluit gebruik meststoffen is vervangen door een verwijzing naar het Besluit activiteiten leefomgeving. Dit is een wetstechnische wijziging vanwege het intrekken van het Besluit gebruik meststoffen met het Aanvullingsbesluit bodem.

Artikel 2.9 (Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB)

Dit artikel bevat wetstechnische wijzigingen vanwege het intrekken van het Besluit gebruik meststoffen met het Aanvullingsbesluit bodem. De verwijzingen naar het Besluit gebruik meststoffen zijn vervangen door verwijzingen naar het Besluit activiteiten leefomgeving.

HOOFDSTUK 3 INTREKKING REGELINGEN

Artikel 3.1 (Intrekking regelingen)

Artikel 3.1 bevat de lijst van de regelingen, die met deze Aanvullingsregeling worden ingetrokken. Deze regelingen worden ingetrokken, omdat zij binnen het nieuwe stelsel voor het omgevingsrecht zullen opgaan in de Omgevingswet, het Besluit activiteiten leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving, het Omgevingsbesluit of de Omgevingsregeling. Hieronder wordt per regeling kort toegelicht waarom zij wordt ingetrokken en waar zij in het nieuwe stelsel landt. Voor een beschrijving op artikelniveau van die overgang wordt verwezen naar de transponeringstabellen in de bijlage bij deze toelichting. In de transponeringstabellen staat ook aangegeven of overgangsrecht is opgesteld voor de in te trekken regelingen.

  • a.

    Regeling uniforme saneringen

    In het Besluit uniforme saneringen en de Regeling uniforme saneringen waren algemene regels opgenomen voor een aantal standaardaanpakken van bodemsaneringen. Met het intrekken van de Wet bodembescherming heeft dit besluit en deze regeling geen wettelijke grondslag meer. In de nota van toelichting bij het Aanvullingsbesluit bodem is aangegeven dat dit besluit niet hoeft te worden omgehangen omdat de inhoud hiervan is uitgewerkt in dat aanvullingsbesluit. Bovendien zijn de regels over uniforme sanering omgezet naar het Besluit activiteiten leefomgeving. Het Besluit uniforme saneringen wordt dan ook ingetrokken met het Aanvullingsbesluit bodem. Voor de Regeling uniforme saneringen geldt hetzelfde; deze wordt dan ook met deze Aanvullingsregeling ingetrokken.

  • b.

    Regeling beperkingenregistratie Wet bodembescherming

    Deze regeling wordt ingetrokken omdat de grondslag voor deze regeling in de Wet bodembescherming vervalt met de Aanvullingswet bodem. Bovendien is de inhoud van deze regeling op soortgelijke wijze vormgegeven in de Regeling kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken.

  • c.

    Uitvoeringsregeling gebruik meststoffen

    In deze regeling waren ter uitvoering van artikel 64 van de Wet bodembescherming en het Besluit gebruik meststoffen regels opgenomen over bemonstering en analyse van de bodem, het doen van meldingen, het aanwijzen van gewassen, de bemester die mag worden gebruikt en het aanwenden van mest en zuiveringsslib. De Wet bodembescherming wordt met de Aanvullingswet bodem ingetrokken. Het Besluit gebruik meststoffen wordt ingetrokken met het Aanvullingsbesluit bodem. De regels van het Besluit gebruik meststoffen en de Uitvoeringsregeling gebruik meststoffen zijn ingebouwd in het Besluit activiteiten leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving en het Omgevingsbesluit. De regeling wordt dan ook ingetrokken.

  • d.

    Vrijstellingsregeling waterige fracties en reinigingswater 1998

    In deze regeling waren ter uitvoering van artikel 64 van de Wet bodembescherming vrijstellingen geregeld van een aantal verboden van het Besluit gebruik meststoffen. De Wet bodembescherming wordt met de Aanvullingswet bodem ingetrokken. Het Besluit gebruik meststoffen wordt ingetrokken met het Aanvullingsbesluit bodem. Er is geen behoefte om de vrijstellingsregeling om te hangen omdat de materie die hierin werd geregeld is omgezet naar regels in het Besluit activiteiten leefomgeving. Verwezen wordt naar de nota van toelichting bij het Aanvullingsbesluit bodem.

HOOFDSTUK 4 OVERGANGSRECHT

Artikel 4.1 (Uitvoeringsregeling gebruik meststoffen)

In artikel 2, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling gebruik meststoffen is bepaald dat een laboratorium van de bemonstering van de bodem en de analyse een analyserapport moet opstellen. Met deze regeling wordt dit artikel omgezet naar artikel 9.36 van de Omgevingsregeling. Voor de gevallen waarbij voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet een rapport is opgesteld op grond van van de Uitvoeringsregeling gebruik meststoffen, regelt artikel 4.1 van deze regeling de gelijkstelling van dat rapport met de rapportage, bedoeld in artikel 9.36, tweede lid, van de Omgevingsregeling.

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 5.1 (inwerkingtreding)

Bij ministerieel besluit zal worden bepaald op welk tijdstip deze regeling in werking treedt. Vanuit het oogpunt van flexibiliteit is het mogelijk om voor de verschillende artikelen of onderdelen van deze regeling in uitzonderingsgevallen een ander bij ministerieel besluit te bepalen tijdstip van inwerkingtreding aan te houden.

Artikel 5.2 (citeertitel)

De citeertitel van deze regeling is Aanvullingsregeling bodem Omgevingswet.

Deze toelichting onderteken ik mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

S. van Veldhoven-van der Meer

BIJLAGE TRANSPONERINGSTABELLEN

Voor de regelingen die door de Aanvullingsregeling worden ingetrokken zijn transponeringstabellen opgesteld. In de transponeringstabellen is steeds op artikelniveau aangegeven waar de bepalingen uit de verschillende regelingen al dan niet terugkeren in hetzij de Omgevingswet, hetzij de vier algemene maatregelen van bestuur, hetzij de Omgevingsregeling. Daarbij is ook kort aangegeven wat het onderwerp is van betreffende artikelen.

Er zijn transponeringstabellen gemaakt voor:

  • a.

    de Regeling uniforme saneringen;

  • b.

    de Uitvoeringsregeling gebruik meststoffen;

  • c.

    de Vrijstellingsregeling waterige fracties en reinigingswater 1998.

Algemene leeswijzer tabellen:

  • Als in de tabellen wordt verwezen naar de Omgevingswet respectievelijk de vier algemene maatregelen van bestuur, wordt verwezen naar de Staatsbladversies inclusief de aanvullingen daarop van het de Invoeringswet Omgevingswet, het voorgestelde Invoeringsbesluit Omgevingswet respectievelijk deze conceptregeling.

  • Als in de tabellen is aangegeven dat overgangsrecht niet nodig is, is dat omwille van de omvang en leesbaarheid van de tabellen niet nader onderbouwd. Op hoofdlijnen geldt dat geen overgangsbepalingen nodig werden geacht voor een onderwerp in een artikel:

    • door de juridische status ervan (bijvoorbeeld omdat het onderwerp geen besluit is in de zin van Awb, maar een algemene regel, delegatiegrondslag, feitelijke handeling of voorwerp);

    • er algemeen overgangsrecht op van toepassing is (bijvoorbeeld het overgangsrecht in de Wet economische delicten); of

    • het onderwerp onder het nieuwe stelsel niet terugkomt (zoals oude, onverplichte programma’s).

  • De tabellen zijn met grote zorgvuldigheid opgesteld. Mochten er toch onjuistheden in voorkomen, kunnen daar geen rechten aan worden ontleend. Attendering op onjuistheden wordt op prijs gesteld, zodat zij eruit kunnen worden gehaald.

a. Transponeringstabel Regeling uniforme saneringen

Onderwerp/

hoofdstuk

Artikel Rus

Artikel Omgevingswet

Artikel Basisbesluit

Artikel Omgevingsregeling

Toelichting overgangsrecht

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

 
 
 

1.1

 

1.2

4.3, derde lid

4.1240 Bal

Geen overgangsrecht nodig

 

1.3

4.3, derde lid

4.1236 tot en met 4.1238 Bal

Artikel 3.1 van de Aanvullingswet bodem voorziet in overgangsrecht

 

1.4

4.3, derde lid

4.1236 tot en met 4.1238 Bal

Artikel 3.1 van de Aanvullingswet bodem voorziet in overgangsrecht

 

1.5

4.3, derde lid

4.1239 en paragraaf 5.2.2 Bal

Artikel 3.1 van de Aanvullingswet bodem voorziet in overgangsrecht

Paragraaf 2. Uitvoeringsbepalingen

 
 
 

2.1

4.3, derde lid

4.1237 Bal

Artikel 3.1 van de Aanvullingswet bodem voorziet in overgangsrecht

 

2.2

4.3, derde lid

2.11 en 4.1243 Bal

Artikel 3.1 van de Aanvullingswet bodem voorziet in overgangsrecht

 

2.3

4.3, derde lid

4.1244 Bal

Artikel 3.1 van de Aanvullingswet bodem voorziet in overgangsrecht

 

2.4

4.3, derde lid

4.1230 Bal

Artikel 3.1 van de Aanvullingswet bodem voorziet in overgangsrecht

 

2.5

-

-

Artikel 3.1 van de Aanvullingswet bodem voorziet in overgangsrecht

Paragraaf 3. Categorieën van uniforme saneringen

 

Paragraaf 3.1. Categorie: immobiel

 
 
 

3.1.1

4.3, derde lid

4.1240 t/m 4.1242 Bal

Artikel 3.1 van de Aanvullingswet bodem voorziet in overgangsrecht

 

3.1.2

4.3, derde lid

4.1242 Bal

Artikel 3.1 van de Aanvullingswet bodem voorziet in overgangsrecht

 

3.1.3

4.3, derde lid

4.1241 Bal

Artikel 3.1 van de Aanvullingswet bodem voorziet in overgangsrecht

 

3.1.4

4.3, derde lid

4.1240 Bal

Artikel 3.1 van de Aanvullingswet bodem voorziet in overgangsrecht

 

3.1.5

-

-

Artikel 3.1 van de Aanvullingswet bodem voorziet in overgangsrecht

 

3.1.6

4.3, derde lid

4.1242 Bal

Artikel 3.1 van de Aanvullingswet bodem voorziet in overgangsrecht

 

3.1.7

4.3, derde lid

4.1241 en 4.1272 Bal

Artikel 3.1 van de Aanvullingswet bodem voorziet in overgangsrecht

 

3.1.8

Artikel 3.1 van de Aanvullingswet bodem voorziet in overgangsrecht

 

3.1.9

4.3, derde lid

4.1246, derde lid, Bal

Artikel 3.1 van de Aanvullingswet bodem voorziet in overgangsrecht

Paragraaf 3.2. Categorie: mobiel

 
 
 

3.2.1

4.3, derde lid

4.1240 en 4.1242 Bal

Artikel 3.1 van de Aanvullingswet bodem voorziet in overgangsrecht

 

3.2.2

4.3, derde lid

4.1242 Bal

Artikel 3.1 van de Aanvullingswet bodem voorziet in overgangsrecht

 

3.2.2a

4.3, derde lid

4.1242 Bal

Artikel 3.1 van de Aanvullingswet bodem voorziet in overgangsrecht

 

3.2.2b

4.3, derde lid

4.1242 Bal

Artikel 3.1 van de Aanvullingswet bodem voorziet in overgangsrecht

 

3.2.3

Artikel 3.1 van de Aanvullingswet bodem voorziet in overgangsrecht

 

3.2.4

4.3, derde lid

4.1242 Bal

Artikel 3.1 van de Aanvullingswet bodem voorziet in overgangsrecht

 

3.2.5

Artikel 3.1 van de Aanvullingswet bodem voorziet in overgangsrecht

 

3.2.6

Artikel 3.1 van de Aanvullingswet bodem voorziet in overgangsrecht

 

3.2.7

4.3, derde lid

4.1230 Bal (deels)

Artikel 3.1 van de Aanvullingswet bodem voorziet in overgangsrecht

 

3.2.8

Artikel 3.1 van de Aanvullingswet bodem voorziet in overgangsrecht

Paragraaf 3.3. Categorie: tijdelijk uitplaatsen

 
 
 

3.3.1

Artikel 3.1 van de Aanvullingswet bodem voorziet in overgangsrecht

 

3.3.2

4.3, derde lid

4.1230a Bal

Artikel 3.1 van de Aanvullingswet bodem voorziet in overgangsrecht

 

3.3.3

Artikel 3.1 van de Aanvullingswet bodem voorziet in overgangsrecht

 

3.3.4

Artikel 3.1 van de Aanvullingswet bodem voorziet in overgangsrecht

 

3.3.5

4.3, derde lid

4.1233 Bal

Artikel 3.1 van de Aanvullingswet bodem voorziet in overgangsrecht

Paragraaf 3.4. Categorie: projectgebied de Kempen

 
 

3.4.1

4.3, derde lid

22.133 Invoeringsbesluit Omgevingsrecht

Onderdeel van de bruidsschat

 

3.4.2

4.3, derde lid

22.135 Invoeringsbesluit Omgevingsrecht

Onderdeel van de bruidsschat

 

3.4.3

4.3, derde lid

22.136 Invoeringsbesluit Omgevingsrecht

Onderdeel van de bruidsschat

 

3.4.4

4.3, derde lid

22.135 Invoeringsbesluit Omgevingsrecht

Onderdeel van de bruidsschat

 

3.4.5

4.3, derde lid

22.134 Invoeringsbesluit Omgevingsrecht

Onderdeel van de bruidsschat

 

3.4.6

Artikel 3.1 van de Aanvullingswet bodem voorziet in overgangsrecht

Paragraaf 4. Afronding sanering

 
 
 

4.1

4.3, derde lid

4.1234 Bal

Artikel 3.1 van de Aanvullingswet bodem voorziet in overgangsrecht

 

4.2

4.3, derde lid

4.1246 Bal

Artikel 3.1 van de Aanvullingswet bodem voorziet in overgangsrecht

 

4.3

Artikel 3.1 van de Aanvullingswet bodem voorziet in overgangsrecht

Paragraaf 5. Slotbepalingen

 
 
 

5.1

Artikel 3.1 van de Aanvullingswet bodem voorziet in overgangsrecht

 

5.2

Artikel 3.1 van de Aanvullingswet bodem voorziet in overgangsrecht

Bijlagen

 
 
 
 

Bijlage 3

4.3, derde lid

2.3.6a.5.5 Invoeringsbesluit Omgevingsrecht

Onderdeel van de bruidsschat

 

Bijlage 4

Artikel 3.1 van de Aanvullingswet bodem voorziet in overgangsrecht

 

Bijlage 5

Artikel 3.1 van de Aanvullingswet bodem voorziet in overgangsrecht

 

Bijlage 6

Artikel 3.1 van de Aanvullingswet bodem voorziet in overgangsrecht

 
 

4.3, derde lid

Artikel 3.1 van de Aanvullingswet bodem voorziet in overgangsrecht

b. Transponeringstabel Uitvoeringsregeling gebruik meststoffen

Onderwerp/

hoofdstuk

Artikel

Artikel Omgevingswet

Artikel Basisbesluit

Artikel Omgevingsregeling

Toelichting overgangsrecht

 

1

 

2

5.34, eerste en tweede lid

8.70g Bkl

9.36

Overgangsrecht nodig voor het analyserapport

 

2a

4.3, derde lid

4.1217 Bal

 

Geen overgangsrecht nodig want regel blijft hetzelfde

 

2b

Geen overgangsrecht nodig want regel vervalt

 

3

4.3, derde lid

2.13 Bal

Geen overgangsrecht nodig want regel vervalt

 

3a

4.3, derde lid

4.1188 en 4.1207 Bal

Geen overgangsrecht nodig want regel blijft hetzelfde

 

4

4.3, derde lid

4.1215 en bijlage IVB Bal

Geen overgangsrecht nodig want regel blijft hetzelfde

 

4a

4.3, derde lid

4.1215 Bal

Geen overgangsrecht nodig want regel blijft hetzelfde

 

4b

Geen overgangsrecht nodig want regel vervalt

 

4c

Geen overgangsrecht nodig want regel vervalt

 

4d

Geen overgangsrecht nodig want regel vervalt

 

4e

Geen overgangsrecht nodig want regel vervalt

 

5

4.3, derde lid

4.1193 en 4.1211 Bal

Geen overgangsrecht nodig want regel blijft hetzelfde

 

6

Geen overgangsrecht nodig want regel vervalt

 

7

Geen overgangsrecht nodig want regel vervalt

 

Bijlage A

5.34, eerste en tweede lid

8.70g Bkl

Bijlage XXXA bij artikel 9.36

Zie bij artikel 2. Voor de bijlage geen overgangsrecht nodig omdat de regels hetzelfde blijven

 

Bijlage B

4.3, derde lid

Bijlage IVB Bal

Geen overgangsrecht nodig want regel blijft hetzelfde

 

Bijlage C

4.3, derde lid

4.1193 en 4.1211 Bal

Geen overgangsrecht nodig want regel blijft hetzelfde

c. Transponeringstabel Vrijstellingsregeling waterige fracties en reinigingswater 1998

Onderwerp/

hoofdstuk

Artikel

Artikel Omgevingswet

Artikel Basisbesluit

Artikel Omgevingsregeling

Toelichting overgangsrecht

 

1

 

2

4.3, derde lid

2.11 en 4.839 Bal

Geen overgangsrecht nodig want regel blijft hetzelfde

 

3

4.3, derde lid

2.11 en 4.813 Bal

Geen overgangsrecht nodig want regel blijft hetzelfde

 

4

Geen overgangsrecht nodig. Regel vervalt

 

5

Geen overgangsrecht nodig. Regel vervalt

 

6

Geen overgangsrecht nodig. Regel vervalt

 

7

Geen overgangsrecht nodig. Regel vervalt

 

8

Geen overgangsrecht nodig. Regel vervalt

 

9

Geen overgangsrecht nodig. Regel vervalt

 

10

Geen overgangsrecht nodig. Regel vervalt

 

11

Geen overgangsrecht nodig. Regel vervalt

 

12

Geen overgangsrecht nodig. Regel vervalt

 

13

 

14

 

Bijlage

Geen overgangsrecht nodig. Regels vervallen

Naar boven