Besluit van 17 mei 2017, nr. 2017000809, houdende instelling van het Adviescollege toetsing regeldruk

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 12 mei 2017, nr. WJZ / 17067729, gedaan mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Gelet op artikel 5, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. Onze Minister:

Onze Minister van Economische Zaken;

b. adviescollege:

Adviescollege toetsing regeldruk;

c. regeldruk:

regeldruk voor bedrijfsleven en burgers, en voor beroepsbeoefenaren in de sectoren zorg, onderwijs, veiligheid en sociale zekerheid.

Artikel 2 Instelling en kerntaken

  • 1. Er is een Adviescollege toetsing regeldruk (ATR).

  • 2. Het adviescollege adviseert de regering over de gevolgen voor de regeldruk van:

    • a. wetsvoorstellen en ontwerp algemene maatregelen van bestuur, en

    • b. ontwerp ministeriële regelingen, na overleg met de minister die het aangaat, indien die gevolgen naar verwachting omvangrijk zijn.

  • 3. Het adviescollege kan op verzoek de Tweede Kamer der Staten-Generaal adviseren over de gevolgen van initiatiefwetgeving en amendementen voor de regeldruk.

  • 4. Het adviescollege kan op verzoek de minister die het aangaat bij het voorbereiden van wet- en regelgeving ondersteunen bij het in kaart brengen en analyseren van mogelijke regeldrukgevolgen.

Artikel 3 Overige bevoegdheden

Tenzij hierdoor afbreuk wordt gedaan aan de uitvoering van de kerntaken, genoemd in artikel 2, kan het adviescollege tevens:

  • a. op verzoek van gemeenten, provincies en waterschappen deze overheden adviseren over de gevolgen voor de regeldruk voortkomend uit hun regelgeving;

  • b. op verzoek van één van beide kamers der Staten-Generaal die Kamer adviseren over regeldruk;

  • c. naar aanleiding van signalen uit het bedrijfsleven of de samenleving de regering adviseren over knelpunten in bestaande regelgeving;

  • d. de regering adviseren over knelpunten in beleidsregels en overige regels ten behoeve van de handhaving en uitvoering, in samenspraak met de organisatie die deze regels heeft opgesteld.

Artikel 4 Ontvangst stukken

Voor het uitbrengen van een advies als bedoeld in artikel 2, tweede lid, ontvangt het adviescollege van de minister die het aangaat een uitgewerkt concept van het wetsvoorstel, van de ontwerp algemene maatregel van bestuur of van de ontwerp ministeriële regeling. Dit uitgewerkt concept bevat of gaat vergezeld van een kwantitatieve en kwalitatieve onderbouwing van de ingeschatte gevolgen voor de regeldruk van de voorgenomen regelgeving.

Artikel 5 Adviestermijnen en aanvullende zienswijzen

  • 1. Het adviescollege brengt een advies als bedoeld in artikel 2, tweede lid, uit binnen vier weken na ontvangst van de in artikel 4 bedoelde stukken, of binnen de gestelde consultatie- of adviestermijn indien deze op een later tijdstip eindigt.

  • 2. Indien de in artikel 4 bedoelde stukken inhoudelijk zodanig complex zijn dat het adviescollege zich niet in redelijkheid binnen de in het eerste lid bedoelde termijn een afgewogen oordeel kan vormen over de gevolgen voor de regeldruk, en het adviescollege niet reeds in een eerdere fase inhoudelijk betrokken is geweest bij de voorbereiding van het concept, kan het adviescollege besluiten zijn advies ten hoogste vier weken later uit te brengen. Het adviescollege stelt de minister die het aangaat, daarvan onverwijld op de hoogte.

  • 3. Indien na het uitbrengen van het advies maar voor de besluitvorming in de ministerraad de voorgenomen regelgeving wordt gewijzigd in die zin dat er aanmerkelijke gevolgen zijn voor de regeldruk, stelt de minister die het aangaat het adviescollege al dan niet op verzoek van het adviescollege in staat binnen twee weken na ontvangst van de gewijzigde stukken een aanvullende zienswijze te geven. Indien de gewijzigde stukken inhoudelijk zodanig complex zijn dat het adviescollege zich niet in redelijkheid binnen de termijn van twee weken een afgewogen oordeel kan vormen over de gevolgen voor de regeldruk kan het adviescollege besluiten zijn aanvullende zienswijze ten hoogste twee weken later uit te brengen. Het adviescollege stelt de minister die het aangaat van het voornemen om een aanvullende zienswijze te geven en van een verlenging van de termijn van twee weken onverwijld op de hoogte.

Artikel 6 Samenstelling

Het adviescollege bestaat uit een voorzitter en twee andere leden.

Artikel 7 Secretariaat en archief

  • 1. Onze Minister voorziet in het secretariaat van het adviescollege.

  • 2. Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van het adviescollege geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Economische Zaken.

    De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van het adviescollege bewaard in het archief van dat ministerie.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juni 2017 en vervalt met ingang van 1 juni 2021.

Artikel 9 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Adviescollege toetsing regeldruk.

Onze Minister van Economische Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de daarbij behorende nota van toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

NOTA VAN TOELICHTING

Inleiding

Eén van de factoren bij de beoordeling van nieuwe wet- en regelgeving is de impact op de regeldruk voor bedrijven, burgers en professionals uit de sectoren zorg, onderwijs, veiligheid en sociale zekerheid. Sinds 2000 vindt er een externe toetsing van de regeldrukeffecten van voorstellen van wet- en regelgeving plaats. Deze toetsing heeft tot doel de effectbeoordeling van regeldruk bij de departementen te versterken en zo bij te dragen aan het beperken van onnodige regeldruk uit nieuwe wet- en regelgeving. Voor de uitvoering van deze toets is het tijdelijke Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal) opgericht. De instellingstermijn van dit college is in de loop van de jaren verschillende malen verlengd. In 2011 (Instellingsbesluit Actal 2011, Stcrt. 2011, 12119) is het college opnieuw ingesteld voor deze taak. Het takenpakket van Actal is daarbij uitgebreid met de strategische advisering over de aanpak van bestaande regelgeving als ook een signaalfunctie voor door bedrijven, burgers en professionals ervaren concrete knelpunten vanuit de regeldruk. De opdracht van het college bij de voorgenomen wet- en regelgeving is toen beperkt tot het toetsen van voorstellen waarvan grote regeldrukeffecten werden verwacht. De termijn van Actal loopt – na een verlenging in 2014 – af per 1 juni 2017. Overeenkomstig de voorschriften van de Kaderwet adviescolleges is een verdere verlenging van het mandaat niet mogelijk.

Toekomstvisie regeldruktoetsing

In de loop van 2015-begin 2016 is het functioneren van Actal geëvalueerd. Naast de regeldruktoetsing zijn ook de taakopdracht voor de strategische advisering en de periodieke audit van de departementale vorderingen bij de verinnerlijking van de effectbeoordeling regeldruk hierin meegenomen. Actal heeft daarbij – overeenkomstig de bepalingen in de Kaderwet adviescolleges – een evaluatie van het eigen optreden laten uitvoeren. Daarnaast heeft, zoals eerder aangekondigd, ook het kabinet het optreden van Actal geëvalueerd. Het geheel aan onderzoeken is benut voor de vorming van een visie op de toekomst van de regeldruktoetsing en de rol van het bestaande college. Met de voortgangsrapportage bij het regeldrukprogramma (Kamerstukken 2015/16, 29 515, nr. 389 en Kamerstukken 2016/17, 29 515 nr. 397) heeft het kabinet deze visie ontvouwd.

Hierbij constateert het kabinet dat op het gebied van de verinnerlijking bij de departementen belangrijke voortgang is geboekt. Over de bijdrage vanuit de ex-ante toetsing zoals die door Actal is verricht, wordt daarbij positief geoordeeld. Desondanks concludeert het kabinet dat verdere verbetering bij het in kaart brengen van de regeldrukeffecten van voorgenomen wet- en regelgeving wenselijk is. Bij voorstellen van wet- en regelgeving worden de regeldrukeffecten in de regeldrukparagrafen niet altijd adequaat in beeld gebracht. Ook scoort Nederland in de Regulatory Outlook 2015 van de OESO op het terrein van de regeldruktoetsing met een 28ste plaats minder dan de ons omringende landen. Ook de in 2015 door Actal uitgevoerde audit van de departementale regeldrukaanpak geeft aan dat de kwaliteit van de regeldrukparagrafen te wensen overlaat.

Naar het oordeel van het kabinet blijft er daarom ook na het verstrijken van de termijn van Actal behoefte aan een externe regeldruktoetsing. Een consequente toepassing van het ‘vreemde-ogen-principe’ vormt daarbij een waarborg voor een kwaliteitsslag voor de regeldrukparagrafen bij wet- en regelgeving. Het kabinet kiest daarom voor een nieuwe periode van externe en onafhankelijke regeldruktoetsing van alle voorgenomen wet- en regelgeving. Hierbij wordt gekozen voor een verdere intensivering van de toetsing waarbij de externe toetsingsinstantie alle voorstellen van wet- en regelgeving kan toetsen.

Positionering regeldruktoetsing

Voor de uitvoering van deze regeldruktoetsing is gekozen voor het inrichten van een nieuw adviescollege in de zin van de Kaderwet adviescolleges. De reden hiervoor is in de eerste plaats een onafhankelijke regeldruktoetsing te waarborgen. Wel is bezien of deze functie kan worden ondergebracht bij één van de bestaande adviesorganen. Hier is uiteindelijk niet voor gekozen. De kans zou bestaan dat, vanuit de optiek van de regeldruk deze organen eigen adviezen opnieuw zouden moeten beoordelen. Dit wordt ongewenst geacht. Met het oog op het uiteindelijke doel van verinnerlijking van het regeldrukbeleid bij de departementen is gekozen voor een tijdelijke organisatie. Voor continuïteit en behoud van expertise wordt gezorgd door de ambtelijke ondersteuning van het college Actal (het zogenoemde secretariaat Actal) ook in te zetten voor het nieuwe college.

Het nieuwe college krijgt de naam Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). De kerntaak van het nieuwe college wordt de toetsing van nieuwe wet- en regelgeving. De strategische advisering over regeldruk uit bestaande wet- en regelgeving zal dichter bij de doelgroepen worden georganiseerd. Nadere invulling daarvan wordt overgelaten aan het volgende kabinet. Conform de bepalingen in de Kaderwet adviescolleges over tijdelijke adviescolleges loopt de termijn van het Adviescollege toetsing regeldruk tot 1 juni 2021. Het functioneren van het college zal daarbij in het derde jaar na de instelling worden geëvalueerd. Daarbij zal ook worden bezien of de termijn van het college wordt verlengd.

Het college bestaat uit drie personen die worden benoemd door de Koning. Het college zal daarbij zo worden samengesteld dat er een goede mix is van bestuurlijke ervaring, relevante kennis en ervaring met de regeldruk zoals die door de doelgroepen wordt ervaren. Een onafhankelijke oordeelsvorming door het college moet daarbij geborgd zijn.

Taak

Bij het instellen van dit nieuwe college kiest het kabinet voor een verdere versterking van de externe toetsing van voorstellen van wet- en regelgeving. De toetsing van nieuwe wet- en regelgeving is dan ook in artikel 2 als kerntaak aangemerkt. Daarbij vindt de regeldruktoetsing eerder in het wetgevingsproces plaats. Zoals in artikel 4 wordt bepaald, wordt de formele toetsing uitgevoerd aan de hand van een uitgewerkt concept van de voorgestelde wet- of regelgeving. Het voorstel moet daarbij zijn voorzien van een zo compleet mogelijke analyse van de kwantitatieve en kwalitatieve regeldrukeffecten. Voor voorstellen zonder gevolgen voor de regeldruk zal de huidige praktijk van de regeldruktoetsing worden voortgezet, waarbij zo spoedig mogelijk door het toetscollege wordt aangegeven dat deze bij de toetsing buiten beschouwing worden gelaten. Bij voorstellen van wetten en regelingen die in (internet)consultatie worden gebracht vindt zo het zwaartepunt van de toetsing plaats ten tijde van de consultatie. Het eerstverantwoordelijke departement voor het voorstel legt daarbij uiterlijk bij het begin van de consultatie de stukken aan het adviescollege voor. Bij andere voorstellen van wet- en regelgeving en ministeriële regelingen geldt een vergelijkbaar moment in het wetgevingsproces.

Indien de bovengenoemde analyse tijdens de internetconsultatiefase ontbreekt of nog niet volledig is, kan het college besluiten de duur van de toetsing met vier weken te verlengen.

Artikel 2, vierde lid, bepaalt dat de departementen de kennis en ervaring van het adviescollege al eerder kunnen inroepen ten behoeve van de analyse van regeldrukeffecten en afweging van alternatieven tijdens de beleidsvormende fase van het wetgevingsproces.

Als er na de formele toetsing nog wijzigingen worden doorgevoerd in de ontwerpwet- of regelgeving waarvan aanmerkelijke consequenties worden verwacht voor de regeldrukeffecten, dan kan het adviescollege besluiten om een aanvullende zienswijze te geven. Deze aanvullende zienswijze wordt in de besluitvorming over het voorstel in de ministerraad meegenomen.

Het college wordt tijdig op de hoogte gesteld door het departement van deze aanzienlijke wijzigingen en kan ook het desbetreffende departement om informatie verzoeken.

Op verzoek kan het college ook de Tweede Kamer adviseren over het verminderen van onnodige regeldruk vanuit initiatiefwetgeving en amendementen.

In artikel 3 wordt een aantal additionele bevoegdheden beschreven die het college kan uitoefenen mits hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de kerntaak van het college, de toetsing van voorgenomen regelgeving. Deze bevoegdheden vormen de neerslag van een aantal door de Tweede Kamer op 20 april 2017 aangenomen moties1. Zo kan het college op verzoek van gemeenten, provincies en waterschappen deze overheden adviseren over de gevolgen voor de regeldruk voortkomend uit hun regelgeving. Desgevraagd kan het college beide kamers der Staten-Generaal adviseren over regeldruk en ook kan het college de regering adviseren over knelpunten in bestaande regelgeving naar aanleiding van signalen uit het bedrijfsleven of de samenleving. Hieronder worden ook begrepen signalen van organisaties of beroepsbeoefenaren in de publieke sector zoals verwoord in de motie Hijink (SP)2. Verder kan het college de regering adviseren over de regeldruk voortkomend uit beleidsregels en overige regels ten behoeve van handhaving en toezicht mits in overleg met betreffende toezichthouders, uitvoeringsorganisaties en inspectiediensten.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Kamerstukken II 2016/17, 29 515, nrs. 404, 408, 409, 410, 411 en 412.

X Noot
2

Kamerstukken II 2016/17, 29 515, nr. 408.

Naar boven