29 Evaluatie Activiteitenbesluit milieubeheer

Aan de orde is het VSO evaluatie Activiteitenbesluit milieubeheer (29383, nr. 217).

De voorzitter:

Ik heet van harte welkom de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, de mensen op de publieke tribune, de mensen die dit debat op een andere manier volgen en natuurlijk de deelnemers aan dit debat.

De heer Albert de Vries (PvdA):

Voorzitter. Ik heb twee moties gemaakt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de evaluatie van het Activiteitenbesluit wel kijkt naar de bestuurlijke en administratieve effecten, maar niet naar de omgevingseffecten;

overwegende dat het onwenselijk is als zou blijken dat het Activiteitenbesluit negatieve milieueffecten zou hebben;

verzoekt de regering, ook een assessment uit te voeren van de milieueffecten en gezondheidseffecten van het invoeren van het Activiteitenbesluit en hierover de Kamer voor de behandeling van de Omgevingswet te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Albert de Vries en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 218 (29383).

De heer Remco Dijkstra (VVD):

De collega van de Partij van de Arbeid maakt zich zorgen over milieuaspecten en gezondheidsaspecten, maar er zijn in dit land al zo veel regels waaraan je die kunt toetsen. Denk aan de MER, denk aan de structuurvisie, denk aan de Wet publieke gezondheid en denk aan de wet geurhinder. Ik noem er maar een paar op. Waarom is dat voor de heer De Vries niet voldoende?

De heer Albert de Vries (PvdA):

Dat zijn procedures voor concrete aangelegenheden. Hier gaat het om een nieuw instrument, het Activiteitenbesluit. Er is gemeten of het door de invoering van het instrument makkelijker, sneller en goedkoper kan, wat de VVD altijd belangrijk vindt. Wij willen ook graag dat het inhoudelijk wordt getoetst; of hiermee nou ook het milieu en de gezondheid in voldoende mate worden gediend. Het gaat er dus alleen maar om te kijken of dit instrument voldoende werkt op de inhoud.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ik ben er bang voor en hoor tussen de regels dat de heer De Vries extra regels wil. Extra regels kosten ons geld en banen. Hoeveel banen gaat deze extra regel schelen?

De heer Albert de Vries (PvdA):

Het lukt mij niet om de heer Dijkstra duidelijk te maken dat het niet gaat om een extra maatregel, maar om de evaluatie van een inmiddels ingevoerde maatregel. Daarvan willen we niet alleen weten of hij sneller, makkelijker en goedkoper is, maar ook of hij doet waarvoor hij is ingesteld. Dat is het enige wat we willen. Er komen geen extra regels; daar zijn wij ook geen voorstander van.

Ik ben toe aan de tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het gebruik van een gebouw niet wordt meegewogen bij de toekenning van een omgevingsvergunning, maar bepaald wordt in het Activiteitenbesluit;

overwegende dat het onwenselijk is dat bouwwerken vergund worden en gebouwd, om daarna op basis van het Activiteitenbesluit alsnog gesloten te worden, of beperkt te worden in het gebruik waarvoor zij bedoeld waren;

overwegende dat in bestemmingsplannen zelden rekening is gehouden met nieuwe activiteiten die alleen, of in cumulatie met omliggend gebruik zouden leiden tot onaanvaardbare milieudruk;

verzoekt de regering, het bevoegd gezag te stimuleren om een aanvraag voor een (bouw)omgevingsvergunning te bekijken op milieugevolgen en in voorkomende gevallen de aanvrager te bewegen de aanvraag aan te passen opdat het gebruik ook binnen de normen van het Activiteitenbesluit past;

verzoekt de regering voorts, dit op te nemen in de memorie van toelichting bij de Omgevingswet en dit mee te nemen in het implementatietraject,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Albert de Vries en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 219 (29383).

Het woord is aan mevrouw Van Veldhoven van D66.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Wij deelden de zorg van de Partij van de Arbeid en hebben daarom met deze partij die twee moties ingediend. Ik zie af van verdere spreektijd.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer De Graaf van de PVV had zich ingeschreven, maar hij is niet aanwezig. Ik geef het woord aan de heer Dijkstra van de VVD.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Voorzitter. De VVD is groot voorstander van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. Dat is voluit de titel van het besluit waarover we het hebben. Als we namelijk zo veel mogelijk bouwprojecten — "inrichtingen" in jargon — onder die algemene regels laten vallen, dan neemt de administratievelastendruk en de bestuurlijkelastendruk af. Destijds hebben we dit als een doel beoordeeld. De evaluatie toont dit ook aan: we komen tot een vereenvoudiging en vermindering van regelgeving en administratieve lasten. Inmiddels zijn er bijna 400.000 bouwprojecten onder het Activiteitenbesluit milieubeheer opgenomen, zijn er 24 Algemene Maatregelen van Bestuur samengevoegd — dat is niet niks — en is er een administratievelastenreductie van 354 miljoen euro in deze periode bereikt. Dat is fors en dat is een compliment waard. De algemene regels ter bescherming van het milieu zijn voor een groot aantal bedrijfssectoren dus op orde.

Mijn collega van de PvdA toonde zich zonet bezorgd over de effecten van het besluit op het milieu en wil dan ook, als ik het goed begrijp, dat het gebruik wordt meegenomen in de bouwvergunning. De VVD deelt die zorgen niet. De VVD is tegenstander van het opleggen van extra regels. We vinden dat de huidige wetten afdoende zijn. Het Activiteitenbesluit werkt. De evaluatie toont dit ook aan. Als je iets doet, moet je dat bij de Omgevingswet doen.

De heer Albert de Vries (PvdA):

De heer Dijkstra blijft herhalen dat hij voor minder regels is. Laten we voor eens en voor altijd vaststellen dat ik net zo blij ben als hij met het Activiteitenbesluit en met het resultaat daarvan op dat gebied. Daarover zijn wij het eens. Maar er is iets anders aan de hand. Vanmorgen stond er in de Provinciale Zeeuwse Courant — die lees ik elke dag — dat er jaren geleden een bouwvergunning was verleend voor de bouw van twee varkenstallen en dat er al jarenlang procedures zijn rond de vraag of er ook een milieuvergunning kan worden verleend volgens het Activiteitenbesluit. De motie die ik net heb ingediend probeert bij het afwegen van het verlenen van die bouwvergunning alvast het gebruik dat later volgt mee te wegen, juist om allerlei gedoe, regels en procedures te vermijden.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ik heb geen vragen gehoord. Gelukkig delen wij de constatering dat wij tegen extra regels zijn. Volgens mij voegt de motie van de heer De Vries juist extra regels toe. De decentrale overheden hebben veel mogelijkheden om de overlast te beperken, zoals ik net al heb gezegd. Als ze dat niet goed doen, ligt het probleem daar. Dan moeten wij niet in de Tweede Kamer met extra argumenten komen om dat aan te pakken.

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Ik dien een drietal moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Gezondheidsraad in zijn advies van november 2012 over gezondheidsrisico's rond veehouderij de deugdelijkheid van de wettelijke geurnormen in twijfel trekt, aangezien de normen zich niet verhouden tot de normstelling voor andere bedrijfstakken;

overwegende dat binnen het huidige beleid geuroverlast waarden kunnen voorkomen die door de GGD als extreem slecht worden omschreven (tot 35 odour);

verzoekt de regering, de geurbelasting die in een gebied aanwezig mag zijn in overeenstemming te brengen met de normstelling die voor andere bedrijfstakken geldt en met advieswaarden van de GGD,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 220 (29383).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Gezondheidsraad in zijn advies van november 2012 over gezondheidsrisico's rond veehouderij de deugdelijkheid van de wettelijke geurnormen in twijfel trekt, aangezien de normen zich niet verhouden tot de normstelling voor andere bedrijfstakken;

overwegende dat binnen het huidige beleid geuroverlast waarden kunnen voorkomen die door de GGD als extreem slecht worden omschreven (tot 35 odour);

verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat alle gemeenten opnieuw de cumulatieve effecten van geurbelasting gaan toetsen en dat zij er zorg voor dragen dat de totale maximale geurbelasting niet overschreden wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 221 (29383).

De heer Van Gerven (SP):

Dat was een narrow escape.

De voorzitter:

Ja, het duurde even voordat iedereen zijn hand opstak.

De heer Van Gerven (SP):

Nu dien ik de laatste motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, bij de evaluatie van het Activiteitenbesluit het Planbureau voor de Leefomgeving de effecten van het gewijzigde vergunningsplicht-/meldingsplichtsysteem voor agrarische activiteiten te laten beoordelen op de impact die het besluit heeft op natuur, milieu en de leefomgeving,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 222 (29383).

Hiermee is er een einde gekomen aan de termijn van de zijde van de Kamer. De staatssecretaris vraagt om een schorsing van drie minuten, maar ik geef vijf minuten.

De vergadering wordt van 20.27 uur tot 20.32 uur geschorst.

Staatssecretaris Mansveld:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de moties. Over de motie-De Vries/Van Veldhoven op stuk nr. 218 kan ik zeggen dat in het schriftelijk verslag al een evaluatie is toegezegd. Er wordt gevraagd om de Kamer voor de behandeling van de Omgevingswet hierover te informeren. Dat is wat mij betreft ondersteuning van beleid.

In de motie-De Vries/Van Veldhoven op stuk nr. 219 wordt gevraagd om dit op te nemen in de memorie van toelichting bij de Omgevingswet. Ik wil hier in het algemeen iets over zeggen. De heer Dijkstra zei daarnet al dat er bij de Omgevingswet heel wat wetten en algemene maatregelen bij elkaar komen. Ik zou het afraden om op voorhand nu al extra voorwaarden te stellen. Dat zou via verschillende wegen kunnen. Ik denk dat het belangrijk is dat al die zaken bij de bespreking van de Omgevingswet samenkomen. Ik laat het oordeel over deze motie, zoals geformuleerd door de heer De Vries, aan de Kamer.

Dan kom ik op de motie-Van Gerven op stuk nr. 220, die verzoekt om de geurbelasting die in een gebied aanwezig mag zijn, in overeenstemming te brengen met de normstelling die voor andere bedrijfstakken geldt, en met advieswaarden van de GGD. Ik verzoek de heer Van Gerven om deze motie aan te houden, omdat er al een evaluatie zal plaatsvinden van de agrarische regels in het activiteitenbesluit. Daarbij komen ook de geurnormen aan de orde. Die evaluatie zou ik willen afwachten, voordat deze motie in stemming komt, dus ik vraag hem om deze motie aan te houden.

De voorzitter:

Mijnheer Van Gerven, wat is daarop uw antwoord?

De heer Van Gerven (SP):

Ik zal maar niet over odours en geurnormen beginnen, want dat roept allerlei associaties op. Kan de staatssecretaris nog even een termijn noemen?

Staatssecretaris Mansveld:

De evaluatie zal plaatsvinden in de loop van 2015. Ik ga ervan uit dat hier voor eind 2015 duidelijkheid over is.

De heer Van Gerven (SP):

Ik houd de motie aan, maar ik denk dat we het nog op een andere manier aan de orde moeten stellen, want dat is wel heel ver in de toekomst.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Gerven stel ik voor, zijn motie (29383, nr. 220) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Mansveld:

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 221 van de heer Van Gerven. Deze verzoekt ons er zorg voor te dragen dat alle gemeenten weer de cumulatieve effecten van geurbelasting gaan toetsen, zodat de totale maximale geurbelasting niet overschreden wordt. Ik ontraad deze motie. Dit is een gemeentelijke verantwoordelijkheid. Ik wil wel informeel bijzondere aandacht vragen voor toepassing van het ruimtelijkeordeningsinstrumentarium op dit punt.

In de motie-Van Gerven op stuk nr. 222 wordt gevraagd om het meldingsplichtsysteem voor agrarische activiteiten te laten beoordelen op de impact die het besluit heeft op natuur, milieu en de leefomgeving. Ik wil dit graag meenemen bij de voorziene evaluatie en in overleg treden met het planbureau over de vraag of dit kan. Ook hierbij is de vraag of de motie aangehouden kan worden. Dan bericht ik de Kamer daarover.

De voorzitter:

Met de toezegging dat u het mee wilt nemen in die evaluatie?

De heer Van Gerven (SP):

Kan de staatssecretaris aangeven op welke termijn zij weet of het planbureau dit kan uitvoeren?

Staatssecretaris Mansveld:

Dat vind ik ingewikkeld. Ik weet niet of er weken of maanden worden bedoeld, maar ik denk dat het weken zijn en dat we daar voor het zomerreces duidelijkheid over kunnen geven.

De heer Van Gerven (SP):

Ik houd deze motie op stuk nr. 222 aan. Gezien de discussie zal ik de motie op stuk nr. 221 ook aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Gerven stel ik voor, zijn moties (29383, nrs. 221 en 222) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemming over de niet-aangehouden moties zal plaatshebben volgende week dinsdag.

Naar boven