28 Kabinetsvisie Nederlandse bankensector

Aan de orde is het debat over de kabinetsvisie op de Nederlandse bankensector (32013, nr. 35).

De heer Merkies (SP):

Voorzitter. Naar aanleiding van de kredietcrisis heeft de Tweede Kamer een parlementaire enquêtecommissie ingesteld. Die commissie benadrukte dat er structurele oplossingen moeten komen en dat het onverantwoord is om over te gaan tot de orde van de dag. Het is goed om op een dag als vandaag even te bezien wat er met de aanbevelingen van deze commissie is gebeurd. Een van de aanbevelingen van de commissie-De Wit was dat banken risicovolle activiteiten moesten scheiden van hun nutsactiviteiten. Weliswaar is de commissie-Wijffels aan het werk gezet, maar in plaats van met voorstellen te komen, wacht het kabinet de voorstellen uit Brussel af. Er is inmiddels een fiche gekomen waaruit blijkt dat het in Nederland zou gaan om maximaal de zeven grootste banken. Kan de minister aangeven om welke banken het in Nederland concreet gaat en of het inderdaad zeven banken betreft?

In het vorige debat heb ik al opgemerkt dat er niets is gedaan met de andere aanbevelingen die de commissie-De Wit heeft gedaan. Die betrof de omgang met de lobby. De Tweede Kamer heeft deze voorstellen omarmd. Ik mag er dan ook van uitgaan dat het haar menens is en dat wij er met zijn allen serieus aan willen werken om op zijn minst veel meer transparantie te krijgen op dit terrein. Ik heb daarom in het vorige debat enkele voorstellen, enkele aanbevelingen, gedaan. De antwoorden die ik daarop van de minister heb gekregen, waren teleurstellend. Ik heb aangegeven dat de lobbyactiviteiten op verschillende niveaus plaatsvinden: op het niveau van de Tweede Kamer, op het niveau van de regering — de ministeries — op het niveau van de toezichthouders en, als het gaat om Europese wetgeving, op het niveau van de Europese Commissie en het Europees Parlement. Een integrale aanpak om te komen tot meer lobbytransparantie is dan gewenst, of eigenlijk noodzakelijk. Het gaat dus niet alleen om een internetconsultatie bij wetten. Die openbare consultatie, die al bestond, wordt nu door de minister bestempeld als het antwoord op de lobbyparagraaf, oftewel de "legislative footprint", zoals aanbevolen door de parlementaire enquêtecommissie.

Maar het gaat er toch niet om dat wij alleen maar naar het topje van de ijsberg kijken? Als er hier nieuwe regels worden besproken, willen wij met zijn allen toch gewoon weten waar die ideeën vandaan komen? Ik had ook de suggestie gedaan om eens te kijken naar voorbeelden in de Verenigde Staten, als het gaat om transparantie over het contact tussen toezichthouders en lobbyisten. Heeft de minister dat gedaan? De minister erkent weliswaar het risico van "regulatory capture", maar vervolgens zegt hij alleen dat de toezichthouder zich daarvan bewust moet zijn. Dat werd altijd al gezegd, maar toch gebeurde het. Wil de minister dan iets concreets doen? Hij zegt tegelijkertijd wel dat hij ruimte ziet voor verbetering, maar waar is die verbetering dan mogelijk en hoe ziet deze eruit?

Over de buffers is volgens mij al het nodige gezegd. Minder speelruimte voor eigenrisicomodellen bij de gewogenrisicobuffers is belangrijk, evenals een hogere leverage ratio. Over dat laatste zijn wij het hier allemaal wel eens, behalve de VVD, dus ik zal er niet meer woorden aan vuilmaken.

De vorige keer begon ik mijn betoog met een pleidooi voor duurzaam bankieren. Nu sluit ik ermee af. Ik zei dat ik mij er zorgen over maakte dat dit zou ondersneeuwen in het debat over andere onderwerpen en dat gebeurde helaas ook. Met de belangwekkende woorden van Wubbo Ockels nog in gedachten zal ik mij daarvoor blijven inzetten. Helaas is daar nu in dit debat te weinig ruimte voor. Daarom zal ik morgen aan de vaste commissie voor Financiën voorstellen om de discussie nieuw leven in te blazen, te beginnen met een hoorzitting over duurzaam bankieren.

De heer Nijboer (PvdA):

Voorzitter. Een gezonde financiële sector is essentieel voor een sterke economie, een welvarend land en onze werkgelegenheid. Op al die punten is het de afgelopen jaren goed misgegaan. De financiële sector is dan ook nog lang niet gezond. Bij het vorige debat benoemde ik vier problemen. Banken zijn too big to fail, too big to manage, too big to save en too big to jail. Het is aan de ene kant treurig dat de Europese Commissie vandaag een stevig onderzoek heeft aangekondigd naar een aantal banken in Europa, maar aan de andere kant laat dat zien dat banken in Europa niet too big to jail zijn.

Er zijn veel maatregelen genomen om deze problemen het hoofd te bieden. Er is een akkoord bereikt over de bankenunie, er is een provisieverbod geïntroduceerd in Nederland per 2013 en er is een bankierseed ingevoerd. Bovendien is de zorgplicht wettelijk verankerd. De kern van het debat vandaag is wat de PvdA betreft dat banken hogere buffers nodig hebben, zodat de rekening van een bankencrisis, van managementfouten, van te veel risico nemen en van andere zaken niet meer bij de belastingbetalers komt te liggen zoals in het verleden is gebeurd, maar bij de beleggers, waar ze ook hoort te liggen. De 3% eigen vermogen die banken nu hebben, de leverage ratio van 3%, is onhoudbaar. Elke euro 33 keer uitlenen en dan maar hopen dat het goed gaat, is geen houdbaar model. Het is dan ook goed dat het kabinet voorstelt, de leverage ratio te verhogen naar 4%. Wat de PvdA-fractie betreft, is dat een startpunt en geen eindpunt van de discussie.

Er is veel verzet tegen de hogere buffers van de bancaire lobby en van partijen in de Tweede Kamer. Er is een mythe gecreëerd en gecultiveerd dat hogere buffers leiden tot minder kredietverstrekking. Niets is minder waar. Het is juist andersom. Een goed gekapitaliseerd bankwezen is goed voor de kredietverlening en voor de groei van de economie. Daar zijn internationale voorbeelden van. Een voorbeeld van waar het niet is gedaan, is Japan. Jarenlang pappen en nathouden, niet ingrijpen, slechte verliezen doorrollen en vijftien à twintig jaar stagnatie. Er zijn ook voorbeelden van waar het wel is gebeurd. In de Verenigde Staten is snel ingegrepen, maar ook in Europa, in Zwitserland. De banken daar hebben een veel hoger eigen vermogen, veel hogere buffers. Zij brachten en hielden de kredietverlening tijdens de crisis dan ook veel beter op gang.

Het maakt echter wel uit hoe je het doet. Het kan door aandelen uit te geven, door dividend in te houden, door te snijden in kosten of door de salarissen te normaliseren. 20% bonus maximeren helpt daar ook bij, al proef ik daar ook niet al te veel steun voor vanuit de sector. Dat neemt niet weg dat er problemen zijn bij de kredietverlening. Het mkb is te afhankelijk van bancaire financiering in Nederland. In dat kader heeft de commissie-Wijffels voorstellen gedaan om de financiering te verbreden. Die voorstellen worden in de Kamer breed gesteund. Hoe staat het met de Nederlandse Investeringsinstelling (NII) en de ruimte voor alternatieven op balansen, waar het kabinet mee zal komen? Die voorstellen zijn bij miljoenennota aangekondigd en we zijn al een tijdje op weg.

Naast dat banken gezond zijn, moeten ze ook de goede dingen doen. Dienstbaar bankieren, in het belang van de klant en de samenleving. Daarom vraag ik de minister, die positief tegenover de standaardproducten staat, hoe het daarmee staat. Ik vraag hem ook hoe het staat met de uitvoering van de motie ten aanzien van online bankieren, zodat je veilig kunt bankieren in Nederland, die diensten beschikbaar zijn en niet te vaak uitvallen en er een norm wordt ontwikkeld die ook wordt gehandhaafd door DNB. Hoe staat het daarmee?

De voorzitter:

Bent u bijna toe aan afronden?

De heer Nijboer (PvdA):

Ik zie nog 30 seconden op mijn klokje staan. Dat gaat precies lukken, voorzitter, maar ik zie de heer Van Dijck bij de interruptiemicrofoon staan.

De voorzitter:

Dan geef ik de heer Van Dijck het woord.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik wil nog even stilstaan bij de buffers. Op zich is er niemand tegen dat de banken wat meer vel op de botten hebben, maar het gaat om de manier, om de transitiefase daar naartoe. De heer Nijboer komt met de oplossing dat je in de transitiefase maar moet gaan crowdfunden en dat de pensioenfondsen maar moeten inspringen. De cruciale vraag is: vindt de heer Nijboer het terecht dat banken op dit moment de kredietverlening afknijpen ten gunste van hun versterking van de buffers, of zegt hij: dat is abject, dat zouden de banken niet moeten en mogen doen?

De heer Nijboer (PvdA):

De heer Van Dijck toont zich hier bijna een banklobbyist. Ik heb omstandig uiteengezet dat de redenering dat het verhogen van de buffers de kredietverlening schaadt niet opgaat als je het goed doet, als je borgt dat het wordt gedaan via dividendinhouding, snijden in de kosten en het uitgeven van aandelen en niet via het stokken van kredietverlening. Dat zou een slechte oplossing zijn, dat ben ik met de heer Van Dijck eens. Ik ben het echter niet eens met het eerste dat hij zei, namelijk dat het verhogen van de buffers automatisch tot minder kredietverlening zal leiden.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Het is logisch. Als aandelenemissie geen optie is of niet voldoende oplevert, als inhouding van dividend, van de winstuitkering, te weinig oplevert of als snijden in de kosten te weinig oplevert om die buffers te versterken, blijft er voor die bank maar één oplossing over en dat is de balans verkorten middels minder kredietverlening. Dat is een logisch gevolg. Als die buffers eenmaal groot zijn, hoeft dat — dat ben ik met de heer Nijboer eens — de kredietverlening niet te raken. De weg erheen is echter waar sommige partijen hier in dit huis zich zorgen over maken.

De heer Nijboer (PvdA):

Dat is precies waarom ik de minister vraag om er zorg voor te dragen dat juiste methodes worden ingediend. Daar heeft de Nederlandsche Bank ook een rol in. Die spreekt met elke bank een pad af waarlangs de buffers op orde kunnen worden gebracht. Het moet juist niet ten koste gaan van de kredietverlening, maar bijvoorbeeld worden gefinancierd uit extra kapitaal dat wordt opgehaald op de kapitaalmarkt. Dat kan ook. Deutsche Bank, de meest fragiele bank in Europa, heeft zojuist aangekondigd 8 miljard op te halen. Dat is echt een groot bedrag. Het kan ook gerealiseerd worden door dividendinhouding of door in de kosten te snijden. Dat zijn allemaal methoden die de kredietverlening niet schaden.

Ik had het over de goede dingen doen en dienstbaar bankieren. Daar hoort ook bij dat maatschappelijke organisaties worden betrokken bij het debat. Daar horen ook duurzaam bankieren bij en transparant zijn over beleggingen. Hoe staat het met de discussie die de Nederlandse Vereniging van Banken heeft geëntameerd? Worden die organisaties betrokken? Hoe wordt geborgd dat deze maatschappelijke inbedding van het bankieren wordt gerealiseerd?

Ik eindig waar ik begon. Een gezonde financiële sector is essentieel voor een gezonde economie. Met deze ambitieuze agenda van het kabinet, wordt de basis gelegd — een en ander moet nog verder worden uitgewerkt en uitgevoerd — voor deze gezonde economie.

De heer Koolmees (D66):

Voorzitter. In de eerste termijn van dit debat, in februari, heb ik de visie van D66 op de bankensector uiteengezet. Ik heb haar bij me. De minister zegt dat hij haar ook bij zich heeft, zeg ik voor de Handelingen. Onze visie steunt op drie pijlers. De eerste is dat banken moeten kunnen omvallen, de tweede is meer concurrentie en de derde is veiliger bankieren. Ik ga deze drie pijlers vandaag weer langslopen.

De eerste is dat banken moeten kunnen omvallen. De bankenunie is inmiddels rond. Wij zouden er in 2008 veel aan gehad hebben als wij een bankenunie hadden gehad. Om ervoor te zorgen dat wij in een volgende crisis wel goedbeslagen ten ijs komen, moeten wij in aanvulling op de afspraken met de bankenunie nog één stap zetten volgens mijn fractie. Wij moeten voorkomen dat banken opnieuw te groot worden. De belangrijkste les uit de crisis is dat banken zo groot waren geworden dat overheden, en dus de belastingbetalers, deze banken moesten redden toen ze in de problemen kwamen.

D66 wil dat megabanken, zoals ik ze heb genoemd, onderdeel worden van de discussie over de structuurhervorming van banken die op dit moment wordt gevoerd in Europa naar aanleiding van het rapport-Liikanen. Wij hebben nu Europese afspraken gemaakt over de resolutie van banken, onder ander door middel van de bail-in, maar die afspraken moeten zich nog wel gaan bewijzen. Weten wij bijvoorbeeld zeker dat lidstaten de bail-inafspraken niet kunnen gaan omzeilen? Ik denk dat wij moeten accepteren dat het systeem nooit helemaal waterdicht zal zijn, zeker niet als er opnieuw een systemcrisis uitbreekt. Daarom is het extra belangrijk dat wij niet over twintig jaar tegen dezelfde problemen aanlopen.

Nu is dus het moment om ervoor te zorgen dat er geen megabanken zullen gaan ontstaan. Daar hebben wij het uitgebreid over gehad in de eerste termijn. De minister zei dat hij het met mij eens is dat het ontstaan van megabanken een reëel risico is de komende tien tot twintig jaar. Door de bankenunie zijn gelukkig heel veel banken nu niet meer too big to fail, omdat het systeem is aangepast en er op Europees niveau een vangnet is voor de banken. Die banken kunnen echter juist een volgende slag gaan maken, via overnames en consolidatie. Dan kunnen zij weer doorgroeien tot too big to fail op Europese schaal. Wij hebben het daar uitgebreid over gehad.

De minister zei dat mededinging een belangrijk punt is om op te toetsen en dat de DG Competitie daar een vinger in de pap heeft. Het gaat daarbij altijd over mededinging binnen de deelmarkten. Als bijvoorbeeld de ING of de Rabobank heel hard groeit op een deelmarkt in Europa, kan er een toets op komen. Dat betekent echter nog niet dat die bank in zijn geheel te groot kan worden om te laten vallen.

Er wordt bij fusies en overnames ook een toets gedaan door de ECB. Daarbij kijkt men naar de gevolgen voor de financiële stabiliteit. We hebben het dan over de macroprudentiële toets. De minister heeft toegezegd zich in te zullen zetten om de megabanken hierin mee te nemen. Dat is een stap in de goede richting, maar het dekt het risico nog niet volledig af. Daarom vraag ik de minister of hij dat verbod op megabanken onderdeel wil maken van de Nederlandse inzet over de structuurvisie in Europa. Wil de minister verder laten onderzoeken hoe hij een concrete limiet kan stellen aan de omvang en de complexiteit van banken, die kan worden meegenomen in dat verbod op megabanken? Ik hoor graag een reactie van de minister.

De tweede pijler gaat over meer concurrentie. Dat zal betekenen dat de klant meer voorop komt te staan. We hebben het hier uitgebreid over gehad tijdens het AO van 6 februari. De ACM komt met een onderzoek naar concurrentie in de sector. De vraag is nu, waar dat onderzoek blijft. De ACM zou specifiek kijken naar toetredingsdrempels. Ik hoor heel vaak uit de sector dat het zeer lastig is voor nieuwe spelers om ertussen te komen. Het lukt gewoon niet om een nieuwe bank of een nieuwe verzekeraar te starten. De huidige regelgeving en het huidige toezicht zijn daar niet op ingericht en maken het heel lastig om op die markt actief te worden, terwijl het juist goed zou zijn als er nieuwe uitdagers zouden zijn, waardoor de concurrentie zou kunnen worden vergroot. Ik hoor ook op dit punt graag een reactie van de minister.

Ik zie dat ik nog 23 seconden heb, voorzitter. Tot slot, D66 wil hogere kapitaalbuffers. Ik ben het zeer eens met de woorden van de heer Nijboer hierover. Wij hebben de buffers verhoogd. De verhoging van de leverage ratio van 3% naar 4% is een goede eerste stap, maar daarmee zijn we er nog niet. Mijn fractie steunt echter van harte de inzet van de minister op dit punt.

Samenvattend: er is sprake van hogere buffers, een verbod op megabanken, een vergelijkbaar Europees stelsel en meer concurrentie. Dit alles versterkt elkaar en moet de sector weer gezond maken. Op die manier kunnen banken weer gaan doen wat ze moeten doen, namelijk krediet verschaffen aan de reële economie. Er is nog heel veel te doen. Ik wens de minister heel veel succes en heel veel ambitie toe.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik heb een korte vraag. Wat is een megabank volgens de heer Koolmees?

De heer Koolmees (D66):

Daarover hebben we het uitgebreid gehad tijdens de eerste termijn van dit debat. Ik meen dat de heer Van Dijck daar ook bij was. Een megabank is een bank die op Europees niveau "too big to fail" is. De aanwezigheid van zulke banken zou betekenen dat we weer in een situatie terecht kunnen komen, over tien of over twintig jaar, waarin een aantal heel grote banken zelfs zó groot is, zelfs op Europese schaal, dat de politiek verantwoordelijke of de toezichthouder zo'n bank niet failliet kan laten gaan omdat dat een te grote verstoring van het financiële stelsel met zich mee zou brengen. Ik heb ook gevraagd of de minister wil onderzoeken hoe zo'n limiet concreet kan worden vormgegeven. Ik denk dan aan bijvoorbeeld een maximale omvang gedekt door deposito's, de complexiteit van de bank of andere criteria. Die worden bijvoorbeeld ook al in de Verenigde Staten gehanteerd bij het bepalen wat een megabank is. Ik hoop dat de minister daarmee aan de slag gaat.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik vroeg me dit af omdat wij volgens mij nu al een megabank in huis hebben, namelijk de ING. Een verbod op megabanken zou betekenen dat de ING nóg kleiner zou moeten worden. Ik kan me niet voorstellen dat de heer Koolmees de ING nu in stukken wil gaan knippen, gezien de ervaring die we eerder hebben opgedaan met het opknippen van een andere bank.

De heer Koolmees (D66):

Ik geef de heer Van Dijck helemaal gelijk. Ik stel ook niet voor om die bank op te knippen. Juist de overstap naar een Europese bankenunie met een Europees resolutiemechanisme, en het op Europese schaal afwikkelen van problemen met banken, zorgen ervoor dat de ING niet meer "too big to fail" is, namelijk op Europese schaal. We moeten wel voorkomen dat de ING, of bijvoorbeeld de Deutsche Bank of BNP Paribas, over tien of twintig jaar zo groot is dat het spel wordt herhaald dat we in de afgelopen jaren hebben gezien. Dat is mijn oproep.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Voorzitter. In het eerste overleg dat we over deze kabinetsvisie hebben gehad, zijn voor de VVD-fractie twee belangrijke punten blijven liggen waar ik nader op wil ingaan. De VVD wil dat de belastingbetaler niet meer hoeft op te draaien voor falende banken. De band tussen de financiële sector en de overheid moet dus worden doorgesneden. Daarnaast is het belangrijk voor de VVD om te zien dat de economie op dit moment weer licht aantrekt. Het herstel is kwetsbaar. Wij willen niet dat de economische groei in deze tijd wordt geremd, want dat kost simpelweg banen. De VVD zoekt daarom de balans tussen een stabiele financiële sector, regelgeving, voldoende kredietverlening en een gelijk speelveld voor ons bedrijfsleven.

Er dreigt overregulering. Op dit moment vraagt Nederland extra maatregelen en buffers van banken boven op de Europese regelgeving. Vervolgens maakt iedereen zich druk over de kredietverlening aan ons mkb — dat is terecht — en moet de overheid weer allerlei noodgrepen doen, zoals komen met actieplannen, stimuleringspakketten en ga zo maar door. Dat zijn crisismaatregelen. Dat soort oplossingen hebben niet de voorkeur van de VVD. Zij staat voor een kleinere overheid.

Natuurlijk moet je kijken naar alternatieve financieringsvormen. Ik ben blij dat er op verzoek van de VVD wordt gekeken naar soepelere regels voor crowdfunding. Maar feit is dat het bancaire financieringskanaal de komende jaren nog cruciaal is voor het bedrijfsleven, voor ons mkb. De VVD maakt zich al langer zorgen over de kredietverlening, zeker bij een aantrekkende economie, niet alleen bij debatten over kredietverlening. Het zijn ook niet alleen de EZ-woordvoerders die zich daar zorgen over maken. Dat kun en moet je niet geïsoleerd bekijken. Je moet goed kijken naar de gevolgen van de maatregelen die je neemt voor de kredietverlening.

De minister heeft op verzoek van de VVD recentelijk een onderzoek laten doen door DNB naar scenario's van economische groei in relatie tot kredietverlening. In drie van de vier scenario's kwamen banken middelen tekort om de kredietvraag te kunnen bedienen. Als wij bijvoorbeeld al een licht hogere economische groei hebben van 1,4% met een sterke toename van de kredietaanvraag, is er al een probleem. Dat wil de VVD niet.

Wij zien een dreigende overregulering, een stapeling van financiële eisen en een ongelijk speelveld. Als de VVD dat afzet tegen het totale pakket aan maatregelen dat op Europees niveau in gang is gezet — de bail-inresolutie, herstel en afwikkeling, het ex-antedepositogarantiestelsel, buffers die al worden verhoogd en waar de VVD ook volledig achterstaat — dan zegt zij: laat dat pakket nu eerst eens de tijd krijgen om zijn werk te doen in plaats van na elke crisis en elke ramp in de kramp te schieten van alsmaar meer regels. Dat is niet goed voor onze bedrijven en voor het mkb.

De eis van een leverage ratio is net nieuw en staat voorlopig op 3% in Europees verband. Over een paar jaar wordt die opnieuw bekeken. Dat is wat de VVD betreft prima. Maar zij wil nu geen extra verhoging, zeker geen eenzijdige verhoging in Nederland.

Ik wil de minister natuurlijk danken voor de toezegging in het algemeen overleg om dit jaar onderzoek te doen naar de dreigende overregulering, de administratieve rompslomp en de stapeling van financiële eisen in de financiële sector. Wij krijgen steeds meer signalen dat het fors begint te knellen, zeker bij kleinere financiële instellingen.

In de kabinetsvisie wordt daarnaast een voorschot genomen op de verlaging van de loan to value naar 80%. De VVD wil rust op de woningmarkt. Dit leidt weer tot onzekerheid en hangt toch boven de markt. De VVD vindt dat de markt dit zelf kan regelen en producten met meer risico en een hogere loan to value gewoon kan beprijzen. Dan heb je dus een andere hypotheekrente bij 80% dan bij 100% LTV. Dat is geen doel op zich, maar wij vinden het belangrijk dat starters op de woningmarkt een kans krijgen en dat het hen niet onmogelijk wordt gemaakt om een huis te kopen. Dat gebeurt wel met deze regel. Hoe denkt de minister in de toekomst ervoor te zorgen dat starters nog een woning kunnen kopen? Zij kunnen aan het begin niet allemaal die bedragen in één keer ophoesten.

Tot slot, het vertrouwen in de financiële sector is nog ver te zoeken. Dat kan de overheid niet alleen afdwingen met meer regels, strenger toezicht of strafrecht. De overheid kan ook niet elk risico wegnemen. De financiële sector is nu vooral zelf aan zet.

De voorzitter:

U moet echt gaan afronden.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Ja. Geen onverantwoorde risico's nemen, geen grootheidswaanzin hebben en elkaar aanspreken op zaken die niet door de beugel kunnen; dat moet de norm zijn. Die verandering zal primair vanuit de sector zelf moeten komen. Pas dan komt de gewenste vrije, stabiele en dienstbare bankensector die op eigen benen staat in zicht.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik geloof dat ik de enige oppositiepartij ben in dit huis, want ik ben de enige die kritische vragen durft te stellen. Maar goed, het zij zo.

De voorzitter:

U bent niet de enige oppositiepartij, maar wel de enige die interrumpeert.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Nou, het lijkt er wel vaak op. Ik heb twee vragen. Mevrouw De Vries maakt zich druk over de kapitaalseisen, die ten koste zouden gaan van de kredietverlening. Dat doe ik ook. Maar gaat de VVD ook zo ver dat zij de banken wil verplichten om aandelen uit te geven of wil verbieden om dividenden uit te keren zolang de leverage ratio nog niet is gehaald?

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Er zijn natuurlijk verschillende manieren waarop banken die buffers kunnen opbouwen. De meeste banken keren op dit moment al geen dividend uit. Je kunt je afvragen hoe lang aandeelhouders dat nog zullen accepteren. Over het uitgeven van extra kapitaal heeft DNB ook iets gezegd bij de presentatie van zijn jaarverslag. DNB ziet dat toch wel moeilijk. De vraag is ook tegen welke prijs dat zou kunnen. Het zou dus best kunnen dat het beperken van krediet inderdaad de enige optie is. Wij willen dat niet. Het onderzoek van DNB was daar in een aantal scenario's ook helder over. Wij vinden dus niet dat je die extra plus boven op die Europese regelgeving moet doen.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Dijck, tot slot.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Mijn tweede vraag ging over de opmerking over de loan to value. Het is namelijk de VVD die olie op het vuur gooit als het gaat om de beperking van de loan to value en als het gaat om de starters, waar mevrouw De Vries zich kennelijk druk over maakt. Starters kunnen immers alleen nog annuïtair lenen en de loan to value gaat elk jaar met 1% omlaag. Mevrouw De Vries huilt hier krokodillentranen over de loan to value en de strengere regels en de starters die het zo moeilijk hebben, maar door haar beleid, door het beleid van de VVD, krijgen die starters het juist moeilijk en wordt de loan to value juist beperkt. Waarom doet mevrouw De Vries dat als ze dit zo dom vindt?

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Wij hebben inderdaad de afspraak gemaakt dat we van 106% naar 100% loan to value gaan. Wij denken dat het ook goed te verdedigen is dat je die ratio op 100% houdt. We bouwen het langzaam af. In deze kabinetsvisie gaat daar nu weer 20% van af en moeten we naar 80%. Dat is voor de VVD een stap te ver, want dan maak je het starters echt onmogelijk om een huis te kopen en dat willen wij niet.

De heer Klaver (GroenLinks):

Voorzitter. Het is alweer een hele tijd geleden dat we een interessant debat hebben gevoerd over de toekomst van de bankensector. Wat dit debat zo bijzonder maakt, is volgens mij dat alle partijen hier, van links tot rechts, hetzelfde doel nastreven: de financiële sector weer stabiel, gezond en vooral ook dienstbaar aan de samenleving maken. De discussie richt zich dus vooral op de vraag hoe en met welk tempo we dit doel willen bereiken. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de discussie over de hoogte van de leverage ratio. Collega Nijboer constateert terecht dat de leverage ratio van 4% slechts een startpunt is en niet een eindpunt. Hij zei dat hij goed voor deze opmerking van mij zou gaan zitten. Ik sluit mij van harte bij zijn constatering aan. Ik denk ook dat een ruime meerderheid het met collega Nijboer eens is. De vervolgvraag is dan natuurlijk wel: wat is dan wél het gewenste eindpunt en binnen hoeveel jaar zouden we dat moeten bereiken? Daarover bestaat nog geen consensus. We hebben het er wel over gehad, maar deze vraag wordt nog een beetje vermeden door het kabinet. Ik ben dan ook van mening dat we die discussie de komende jaren nog volop met elkaar moeten gaan voeren. We zullen moeten zoeken naar breed draagvlak op dit punt. Ik vraag de minister dan ook of hij bereid is om de Kamer zijn visiedocument over dit specifieke punt toe te sturen. Welk einddoel heeft het kabinet voor ogen en wat is de Nederlandse inzet op dit punt in Europa? Ik kijk daar erg naar uit, omdat we dan de komende tijd de discussie over dit punt kunnen voortzetten.

In mijn eerste termijn heb ik ook stilgestaan bij de stabiliteit in de financiële sector. Daar hoort een stevig en goed functionerend toezicht bij. Bij goed toezicht hoort ook het tijdig signaleren van de systeemrisico's. Ik heb daarom in mijn eerste termijn gevraagd naar de blootstelling van Nederlandse instellingen aan het risico van de zogenaamde carbon bubble. In Amerika dwingen meerder staten hun universiteiten, gemeenten en pensioenfondsen tot desinvesteringen in grondstoffen, omdat de waarde hiervan deels op lucht gebaseerd is. Vorig jaar besefte de Britse bank HSBC dat olie-, gas- en kolenbedrijven dan 40% tot 60% van hun waarde zouden kunnen verliezen. Ook de institutionele beleggers die grootschalig hebben geïnvesteerd in olie-, gas- en kolenbedrijven, voelen deze klap. Dat maakt onze spaargelden en pensioenen kwetsbaar. Het Sustainable Finance Lab berekende enkele weken geleden nog dat ING door deze CO2-bubbel een verlies riskeert van bijna 4 miljard euro. De vier in het onderzoek betrokken Nederlandse pensioenfondsen, goed voor bijna 60% van de Nederlandse pensioenbesparingen, verliezen volgens dat onderzoek gezamenlijk 17 miljard euro. Het pensioenfonds voor de zorg, het PFZW, kan 4% van zijn bezittingen verliezen, maar onze toezichthouder, zo lees ik in de brief van de minister, ziet geen gevaar. Dat verbaast mij zeer, gelet op de zaken die ik eerder noemde. Mijn vraag is dan ook: hoe heeft de Nederlandsche Bank zijn onderzoek precies ingericht? Op basis waarvan komt onze toezichthouder tot deze conclusies?

Ik hoop dat de minister begrijpt dat ik het nogal lastig vind om me te laten overtuigen door de summiere reactie die we hebben gekregen, die ook nog eens zeer strijdig is met de zorgen die veel andere landen wel hebben en met de conclusies van het onderzoek van het Sustainable Finance Lab. Ik krijg graag een reactie op dit punt en ik overweeg hierover een motie in te dienen.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. U bent het niet van mij gewend, maar ik wil beginnen met een compliment aan PvdA-prominent Coen Teulings voor zijn eerlijke verhaal. Hij heeft ons jarenlang voor de gek gehouden door ons te laten denken dat de euro misschien een beetje welvaart heeft gebracht. Hij heeft nu echter toegegeven dat hij ons heeft bedrogen en misleid. De euro heeft ons namelijk geen welvaart opgeleverd. De reactie, de bekende kramp, van de eurofielen in dit land daarop is: zwak, heel zwak. Verder komt de minister niet. Ook toen wij als PVV een onderzoek hadden gedaan — hij had het niet eens gelezen — zei hij dat we een rapport hadden besteld. Het zou de minister sieren als hij onderbouwde kritiek een keer serieus nam. Coen Teulings noemde de euro zelfs symboolpolitiek. Hij is inmiddels niet de enige. De invoering van de euro was gewoon een domme fout. Achttien totaal verschillende landen met één munt; dat moest een keer fout gaan. En fout ging het. Zo fout dat we nu zelfs voor miljarden garant staan voor perifere landen en banken. Zoals bekend pleit de PVV al langer voor een euro-exit en een terugkeer naar de gulden; beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald.

De les die we van de financiële crisis hebben geleerd, is dat we moeten voorkomen dat banken nog een keer moeten worden gered door de belastingbetaler, de gemeenschap. Daarom is de PVV voor het versterken van de kapitaalpositie middels een verplichte dividendinhouding, een verplichte emissie en een verplichte kostenreductie, maar dat mag niet ten koste gaan van de kredietverlening. Deze minister moet ervoor waken dat de kredietverlening niet wordt verkleind. Het versoberen van lonen en bonussen is prima. Een maximale bail-in van schuldeisers is ook een goed idee. Een nationale resolutie en een depositogarantiestelsel: prima. Kleinere banken die niet too big to fail zijn en failliet kunnen gaan: ook goed. Hetzelfde geldt voor het scheiden van zaken- en nutsactiviteiten en een verbod op handel voor eigen rekening. Dit zijn allemaal dingen waarvoor we de bankenunie niet nodig hebben. Nederland kan het goed in eigen land regelen. Tegelijkertijd moeten de banken hun maatschappelijke rol vervullen en de samenleving voorzien van voldoende krediet tegen een redelijke rente. Daar zit het probleem. We zien in de DNB-studie Kredietverlening en bancair kapitaal dat de kredietverlening het afgelopen jaar hard is teruggelopen. Het gaat zelfs om een krimp. Ook blijkt dat 45% van de kredietaanvragen van het mkb wordt afgewezen. Alleen in Griekenland worden meer kredieten afgewezen. Hoe kan dit? We moeten voorkomen dat banken de kredietkraan dichtdraaien om te kunnen voldoen aan de strengere kapitaalseisen. Is de minister dat met mij eens? Uit de studie blijkt ook dat de banken 27 miljard nodig hebben tot 2019 om aan hun verplichtingen te voldoen. Is de minister er nog steeds van overtuigd dat dit kan met alleen winstinhouding of is daar meer voor nodig?

De minister heeft al die tijd het probleem van kredietverlening ontkend. Hij zei: niets aan de hand. Maar uit het rapport blijkt dat de kredietverlening hard terugloopt en dat de banken daarvoor als reden opgeven dat dit is om hun kapitaalpositie te versterken. Hij probeerde het nog wat te verzachten in zijn reactie op het rapport door te zeggen dat er 125 miljoen is vrijgemaakt voor extra stimulering van kredieten. Maar dat zet geen zoden aan de dijk. Alle faciliteiten, zoals BBMKB, mkb-fondsen en crowdfunding hebben geen zin als banken hun verantwoordelijkheid niet nemen, op hun geld blijven zitten en doorgaan met hun wonden te likken. De vraag is dus hoe de minister ervoor gaat zorgen dat banken de kredietkraan opendraaien en openhouden. En kom nou niet aan met een ambtelijke werkgroep, want daar hebben we niets aan.

Nederland is een eurofuik in gezwommen en durft niet meer terug. Het kabinet kent maar één route: verder zwemmen, onze ondergang tegemoet. De Nederlanders zijn het spuugzat. Gister bleek uit een enquête dat zelfs twee derde uit de euro en 44% uit de EU wil. Hoezo draagvlak?

De heer Koolmees (D66):

De heer Van Dijck begon met een compliment aan oud-CPB-directeur Teulings vanwege diens kritiek op de methode. In 2012 hebben wij allemaal onze verkiezingsprogramma's laten doorrekenen door het Centraal Planbureau. Toen was de heer Teulings daar nog directeur. Het belangrijkste verkiezingspunt van de PVV, namelijk de terugkeer naar de gulden, werd niet doorgerekend. Hoe zit dat nu precies?

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik weet niet of de heer Koolmees het zich nog kan herinneren, maar we hebben dat zelf laten doorrekenen. Wij zagen toen namelijk al dat er niet zo veel vertrouwen was in de heer Teulings. Zelfs deze minister zegt vandaag dat hij weinig vertrouwen heeft in de ex-directeur. Daarom dachten wij: we laten het zelf door een onafhankelijk bureau doorrekenen. Dat bureau concludeerde dat de euro ons €1.900 per persoon aan welvaart heeft gekost sinds de invoering. Ik nodig de heer Koolmees uit kritiek te hebben op die onderzoeksmethode, maar wij hebben het in ieder geval onderzocht. Wij hebben de euro van alle kanten bekeken. Hoe staat het ten opzichte van de tijd voor de euro? Wat doet de welvaart? Wat doen landen die de euro niet hebben? Daaruit kwam de keiharde conclusie dat het ons per persoon €1.900 heeft gekost.

De heer Koolmees (D66):

Dat is wel een raar beeld. De heer Van Dijck begint met een compliment aan de heer Teulings.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voor dat eerlijke verhaal.

De heer Koolmees (D66):

Vervolgens slikt hij dat compliment weer in. Vervolgens spreekt hij over het rapport dat de PVV-fractie heeft laten uitbrengen en dat vervolgens door het Centraal Planbureau is beoordeeld en met een vernietigend commentaar naar de prullenbak werd geschoven. De PVV heeft niet eens haar eigen verkiezingsprogramma serieus laten doorrekenen. Dat is toch een heel zwak verhaal, mijnheer Van Dijck?

De heer Tony van Dijck (PVV):

De euro heeft ons welvaart gekost, te weten €1.900 per persoon. Dat hebben we doorgerekend, dus dat is een extraatje dat we zo aan elk huishouden hadden kunnen uitdelen, als we de euro niet hadden geïntroduceerd. Daar hebben we niet voor gekozen. De heer Teulings komt nu zelf tot de conclusie dat de euro ons geen welvaart heeft gebracht. Ik kan alleen maar zeggen: complimenten aan de heer Teulings, voor het eerlijke verhaal, waar de PvdA zo bekend om staat. Het zou de PvdA sieren als zij wat vaker dat eerlijke verhaal zou vertellen.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Ik sta hier vandaag als tijdelijke woordvoerder, omdat mijn collega Eddy van Hijum ergens anders in dit gebouw een ingelast debat voert over asielzaken. Ik neem het in de derde termijn van dit debat van hem over. In grote lijnen kan het CDA zich vinden in de kabinetsvisie. Veel punten van het CDA zijn overgenomen. Denk aan de bankierseed, de Code Banken en het tuchtrecht. Over tuchtrecht gesproken, het kabinet zou een voorstel doen om dit juridisch mogelijk te maken, via de Wijzigingswet financiële markten 2015, maar we hebben in die wet nog niets kunnen vinden over het tuchtrecht bij banken. Kan de minister uitleggen hoe dat zit?

Bij de uitwerking van de Code Banken is er sprake van veel woorden, maar weinig daden. We zien na het dieptepunt van de financiële crisis nog steeds veel schandalen, zoals Libor. Een zeer recent voorbeeld is dat Crédit Suisse actief meehielp aan belastingontduiking en daarvoor nu miljarden betaalt. BNP Paribas gaat ook schikken met de Amerikaanse autoriteiten, wegens het schenden van sancties. Dat zijn ernstige vergrijpen. Is de verwachting van de minister dat er nog meer lijken uit de kast zullen komen bij de banken, voordat we de weg omhoog weer kunnen vinden? Heeft hij daarvoor enige signalen?

Het CDA krijgt wel veel signalen over gedrag van banken dat ons niet speciaal vrolijk stemt, zoals de praktijken van de afdeling bijzonder beheer en de problematiek bij restschulden. Het kan zijn dat bedrijven of de particulieren zelf iets te verwijten is, maar soms lijkt voor bankiers het schoonvegen van hun straatje belangrijker dan het belang van de klant. We hebben hierover al eerder vragen gesteld. Ik hoor graag of de minister deze problemen onderkent, namelijk dat er te veel en te hard wordt opgetreden door de afdeling bijzonder beheer en dat mensen met restschulden onder enorme druk worden gezet. Slechts wanneer zij op de televisie komen, zullen de banken meebewegen. Op welke wijze is de minister bereid hieraan aandacht te besteden en dit in het overleg met de banken op te brengen?

Dan kom ik op de monitoringcommissie bij de Code Banken. Het CDA wil een gedrags- en cultuurverandering bij banken. Deze wordt gelukkig ook genoemd in de Code Banken. Het CDA zou graag zien dat de resultaten van de Code Banken worden gemonitord door een onafhankelijke commissie. Die commissie is eind vorig jaar opgeheven. Zij verwacht zelf dat er een nieuwe commissie komt die de naleving van de code monitort. Wanneer kunnen wij die nieuwe commissie voor de monitoring van de Code Banken verwachten?

Met betrekking tot de fusietoets in Europa kan ik mij in grote lijnen aansluiten bij het betoog van de heer Koolmees. Waarom maak je het eerst ingewikkelder, om straks te bedenken dat banken misschien wel te ingewikkeld zijn? Ik voeg daar één graad van ingewikkeldheid aan toe, namelijk een fusie tussen banken uit verschillende landen, met verschillende toezichthouders, regimes en belastingstelsels die op die banken losgelaten worden. Is de minister bereid om in Europa te pleiten voor een standstill, totdat dat uitgewerkt is voor grensoverschrijdende fusies van banken? Graag een reactie daarop.

Dan kom ik bij de pinautomaten. De minister zou in overleg treden met banken om te voorkomen dat er in sommige gebieden geen pinautomaten meer zouden zijn. Desondanks krijgt het CDA veel signalen dat er nog steeds pinautomaten worden verwijderd terwijl er in de wijde omtrek geen automaat is. Wij kunnen u een hele lijst geven. Kan de regering toezeggen dat met banken wordt afgesproken dat er een standstill komt met betrekking tot het weghalen van geldautomaten als er binnen een straal van vijf kilometer geen alternatieve pinautomaat te vinden is?

Tot slot cybersecurity. Banken aarzelen om bekend te maken dat hun IT-beveiliging is doorbroken. Wij zien heel veel storingen, maar niemand zegt ooit dat er een probleem was met een aanval, natuurlijk uit angst voor weglopende klanten. Dit kan het grote volgende probleem in de bancaire sector worden. Het is zorgelijk dat klanten zelf niet kunnen weten of hun financiële dienstverlener veilig is. Ook moet er tegen inbreuken harder worden opgetreden. Dan moet je weten waar die zitten. Hoe zorgt de minister ervoor dat geheimhouding geen verdere slachtoffers maakt en hoe zorgt hij ervoor dat er sneller en adequater kan worden opgetreden? Ziet hij de noodzaak hiertoe of vindt hij de Nederlandse banken op dit moment veilig op dit onderdeel?

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Ik heb het verhaal van de heer Omtzigt afgewacht en zat te wachten tot hij zou beginnen over het punt van de kredietverlening aan het mkb. Ik heb het woord niet gehoord. Ik ben benieuwd hoe het CDA daarover denkt met het oog op de eisen die wij stellen en de eisen die Europa stelt aan de banken.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik hoop dat mevrouw De Vries dat debat vooral met mijn collega Van Hijum wil aangaan. Wij hebben hier gesproken over de afdeling Bijzonder Beheer, waar te veel mkb'ers in terechtgekomen zijn en waardoor een aantal te hard wordt aangepakt. Wij zouden graag willen dat banken weer naar de nutsfunctie teruggaan. Als de nutsfunctie beter vormgegeven wordt, zal het beter gaan met de kredietverlening. Banken zijn te ver van de kern afgedwaald.

Er zijn ook nog twee andere initiatieven van het CDA. Het eerste initiatief geeft alternatieve vormen voor het aantrekken van financiering. Mijn collega's Mulder en Van Hijum hebben daarover een initiatiefnota geschreven met crowdfunding en dergelijke. Het tweede initiatief, dat ik niet vandaag maar op een ander moment ter sprake breng, is de wijze waarop Nederlandse banken omgesprongen zijn met renteswaps richting het mkb. Daar is veel aangesmeerd en er zijn miljardenverliezen ontstaan. Als je dat soort schandalen in de toekomst voorkomt, zorg je ervoor dat het mkb beter toegang heeft tot krediet.

De voorzitter:

Dat is een heel lang antwoord.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik probeer duidelijk antwoord te geven.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Ik snap dat het lastig is omdat nu de hoofdwoordvoerder niet aan het woord is. Ik moet zeggen dat ik het betreur. Er is onderzoek gedaan naar de economische groei en de kredietverlening. Daaruit blijkt duidelijk dat er een heel dun lijntje is waar wij allemaal overheen lopen en dat het kwartje zomaar de andere kant kan opvallen. Ik vind het jammer dat het CDA daaraan in deze bijdrage geen aandacht heeft besteed.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik neem aan dat de VVD het eens is met alle overige punten, want mevrouw De Vries zegt niet aan welke punten wij geen aandacht zouden hebben moeten besteden. Ik nodig de VVD van harte uit om met initiatieven te komen, zoals mijn collega's dat hebben gedaan. Ik noem de renteswaps, waarop miljarden verlies zijn geleden en crowdfunding, waarvoor mijn collega's zelfs naar de Europese Commissies zijn gestapt om te kijken hoe dat mogelijk kan worden gemaakt. Dan gaan wij het debat met de VVD gaarne aan.

De voorzitter:

Wij zijn aan het einde gekomen van de eerste termijn van de Kamer.

De vergadering wordt van 17.28 uur tot 17.40 uur geschorst.

Minister Dijsselbloem:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor haar inbreng in deze plenaire afronding van het uitgebreide algemeen overleg, waarin veel standpunten gewisseld zijn. Daarom is het mogelijk dat deze afronding kort is. Ik proef eigenlijk heel brede steun voor de hoofdlijnen van de bankvisie en het beleid dat we in gang hebben gezet. Dat is deels al in wetgeving omgezet, deels bereikt het de Kamer nog in een wetsvoorstel. Een ander belangrijk deel hebben we via Europese weg weten te bereiken. Verder hebben we een gezamenlijke agenda op een aantal thema's die in de totstandkoming van de bankenunie nog niet goed of onvoldoende geregeld zijn. Over die toekomstige agenda is wel al vrij breed overeenstemming.

Ik gebruikte deze inleiding om de heer Merkies de tijd te geven om de zaal te betreden voordat ik zijn vragen ging beantwoorden, maar hij is er nog niet. Ik ga toch antwoorden. De heer Merkies heeft gevraagd naar de lobbypraktijken van banken en heeft gezegd dat die veel transparanter richting de Kamer, de regering — ik denk dat hij de ministeries bedoelt — de toezichthouders en het Europees Parlement moet zijn. Over de transparantie van de lobby's richting het Parlement ga ik niet. Over de toezichthouder en het ministerie ga ik daarentegen wel.

Het ministerie en de toezichthouder hebben heel veel contact met de financiële sector. Mij lijkt dat we ervoor moeten waken, een zweem van verdenking daaromheen te creëren als zou daar iets onoorbaars gebeuren. Dat is gewoon niet waar. In de beleidsvoorbereiding volgen wij standaard de procedure dat wij belanghebbenden — dat is breed — betrekken bij het doen van voorstellen. Zo vragen wij in consultatierondes die tegenwoordig via internet verlopen, hun bijdragen. Voor de toezichthouder geldt eigenlijk hetzelfde. Er is zelfs wettelijk geregeld dat zij consultatiebijeenkomsten hebben, waarvan de verslagen worden gepubliceerd. De toezichthouder maakt dus gewoon bekend welke sessies er zijn geweest en welke verslagen daarvan zijn gemaakt. Wij rapporteren bij onze wetsvoorstellen wat de consultatieronde heeft opgeleverd en van wie welke inbreng is verkregen.

Nu kom ik bij een groot onderwerp dat eigenlijk thuishoort op de toekomstagenda waarop staat wat ons nog te doen staat. Een van die zaken betreft de schaal van banken. Daarvoor geldt in de eerste plaats dat we in het licht van de Commissievoorstellen die naar aanleiding van het rapport-Liikaanen zijn gedaan, nog een hele discussie met elkaar te voeren hebben over de manier waarop we de risico's binnen banken nader kunnen beperken en de nutsfuncties van banken kunnen veiligstellen. Dat gaat dus volop gebeuren. Hoe is de relatie tussen schaal en risico nu geregeld? We hebben in het AO al gewisseld dat de eerste aanvliegroute een goed mededingingstoezicht is. De heer Koolmees zal daaraan ook hechten. Hij redeneerde dat, nu we over een Europese banksector praten, Europa de markt is en er dus bij de beoordeling van de mate van mededinging naar de omvang van die markt mag worden gekeken. Dat kan tot een volgende schaalvergrotingsoperatie leiden. Ik denk niet dat mededinging zo werkt, maar is dat wel het geval, dan zou dat zo niet moeten. Bij de beoordeling van de mededinging hoort immers te worden gekeken naar de voor de consument relevante markt. Als Nederlandse consumenten de Nederlandse deposito's massaal bij Nederlandse banken onderbrengen, dan is de relevante schaal van de markt bij de beoordeling van bijvoorbeeld een grote fusie met een Nederlandse bank de Nederlandse consumentenmarkt. Daar moet keuzevrijheid in zijn. Zo werkt de mededingingswetgeving.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik snap dat de relevante markt de Nederlandse markt dan is, maar dat betekent dat er relatief geen enkele barrière voor een Nederlandse bank is om te fuseren met een Duitse, een Spaanse, een Italiaanse en een Franse bank samen, want zij zitten allemaal op hun eigen thuismarkten. Het probleem is dan juist dat je Europese banken kunt krijgen die too big to fail zijn. Welk mechanisme houdt dat tegen?

Minister Dijsselbloem:

Ik wilde vijf elementen van beleid schetsen waarmee wij risico's en schaal bij elkaar houden en beheersen. Dit was slechts het eerste. Overigens vind ik het wat betreft het voorbeeld van grensoverschrijdende bankenfusies juist een groot voordeel dat we straks gewoon een Europese bankenunie hebben. De heer Omtzigt zei in zijn inbreng dat daarvoor dan andere regels en andere toezichthouders gelden, maar dat is dus in principe niet zo. We gaan ervan uit dat we het over grote banken hebben. Anders vind ik de risico's ook beter beheersbaar. Deze banken zullen allemaal onder dezelfde toezichthouder vallen, namelijk rechtstreeks onder de ECB. Ook zullen ze allemaal vallen onder hetzelfde single rulebook, dezelfde toezichtsregels.

Sta mij toe mijn betoog op te bouwen langs de vijf invalshoeken die we hebben rond het thema schaal en risico's. De eerste is dus mededinging.

De tweede bestaat uit de systeembuffers, expliciet voor grote, systeemrelevante banken. Zoals bekend gaan we die ook in Nederland toepassen op onze vier grote banken, met onderscheid naar de drie allergrootste en de vierde.

De derde bestaat uit de herstel- en resolutieplannen. Op basis van de BRRD moeten er in alle Europese landen voor de banken herstel- en resolutieplannen worden gemaakt. Daar zit een deel ex ante en een deel ex post in. Het ex-antedeel heeft te maken met wat je nu al kunt doen om de risico's binnen de bank te beheersen om nutsactiviteiten te kunnen afscheiden als het fout gaat. Dat is dan meteen ook de ex-postvraag. Wat gebeurt er als een bank in de problemen komt? Kun je die bank dan afwikkelen met veiligstelling van bijvoorbeeld de deposito's?

Herstel- en resolutieplannen zijn dus duidelijk een belangrijke graadmeter voor de vraag of een bank wel af te wikkelen is. De resolutieautoriteit heeft straks de bevoegdheid om te zeggen: uw bank is zo complex dat u de structuur van uw bank moet veranderen. De risico's van de verschillende bankonderdelen en de leverage zijn dan groot, er is sprake van besmetting, er worden gezamenlijke systemen gebruikt et cetera. De resolutieautoriteit krijgt de bevoegdheid om tegen banken te zeggen: de manier waarop u in elkaar zit, is veel te risicovol. Dat is de derde invalshoek.

De vierde invalshoek is de scheiding van bancaire handelsactiviteiten, volgend uit het rapport van Liikanen. Die discussie gaan we nog volop met elkaar voeren. Wij vinden dat de definities helderder moeten worden en dat het scherper moet. Dat geldt zeker voor het verbod op speculeren voor eigen rekening.

De vijfde invalshoek is de toetsing van voorgenomen fusies en overnames op basis van de Antonvenetarichtlijn. Als ik de redenering van de heer Koolmees volg, is hierin denk ik nog de grootste winst te behalen. Het gaat hierbij namelijk echt om de toets. Dit zijn allemaal indirecte methoden om schaal en risico te beheersen en met elkaar in verhouding te brengen. De meest rechtstreekse is de fusietoets, de Antonvenetarichtlijn. Daarvoor geldt dat er nog een evaluatie aan zit te komen. Ik zie daarin precies de mogelijkheid en het aangrijpingspunt om hier kritisch naar te kijken.

In de Antonvenetarichtlijn is nu een aantal criteria opgenomen. Deze toezichtsbevoegheid komt bij de Europese Centrale Bank terecht. In die richtlijn uit 2007 is een aantal criteria opgenomen die nog niet voldoende handvatten bieden. Voorbeelden zijn de betrouwbaarheid van de aanvrager, de geschiktheid van beleidsbepalers, de financiële soliditeit van de aanvrager en het kunnen voldoen aan prudentiële regels. Met veel duwen en trekken zou je daarin een aanknopingspunt kunnen vinden. Ik denk echter dat het goed is om, als we dit gaan evalueren, hier een element of toetsingscriterium aan toe te voegen dat gaat over financiële stabiliteit. Wat betekent het tot stand komen van een nieuwe megabank voor de financiële stabiliteit in de bancaire sector van Europa? Welke risico's, beheersbaarheid et cetera, brengt dat mee? Dat zou denk ik de goede plek zijn om dat te regelen.

Mijn voorstel in reactie op het betoog van de heer Koolmees is dus om in aanvulling op de bestaande instrumenten de evaluatie van de Antonvenetarichtlijn aan te grijpen.

De heer Merkies (SP):

Ik denk dat er naast het verhaal over de mededinging en de vraag of je van zo'n bank de klap kunt opvangen, nog een ander verhaal is. Als banken heel groot worden, krijg je door die mededinging weinig concentratie. Maar daarnaast kun je enorm het beleid beïnvloeden als je maar een paar grote banken openhoudt. Volgens mij is dat nog een reden an sich om niet te willen dat er al te grote banken komen.

Wat die Antonvenetarichtlijn betreft: die is wel voornamelijk ingesteld op prudentiële criteria. Ik ben benieuwd of daaraan wordt vastgehouden. Dan wordt het wel heel moeilijk om vanwege andere criteria, puur om andere redenen dan alleen prudentiële, te zeggen dat er niet zo'n megabank moet ontstaan.

Minister Dijsselbloem:

De heer Merkies heeft op beide punten gelijk. Ten eerste zijn wij weer terug bij de te dichte band tussen de grote banken en de toezichthouder als er weer hele grote banken zouden ontstaan in Europa of als er straks zelfs alleen maar heel grote banken zouden zijn. Een van de voordelen van de bankenunie vind ik juist dat de toezichthouder in verhouding tot de banken nu wat groter en afstandelijker is geworden en daarmee meer kracht kan ontwikkelen ten opzichte van de banken, in kennis, maar ook in doortastendheid. De heer Merkies heeft gelijk: als de banken weer groter worden, bestaat zeker het risico dat de toezichthouder weer zwakker wordt ten opzichte van die heel grote dominante banken.

Ook over het tweede punt heeft de heer Merkies gelijk. De criteria die nu in de Antonvenetarichtlijn staan, zijn heel sterk gericht op prudentiële eisen aan de bank zelf. Is ze voldoende financieel solide et cetera? Mijn insteek zou zijn om daaraan bij de evaluatie een nieuw element toe te voegen. Je ziet dat zo'n fusie ook moet worden beoordeeld op de betekenis voor de financiële stabiliteit van de financiële sector in Europa, in de EU, laat ik het zorgvuldig zeggen.

De heer Merkies (SP):

Ik dank de minister voor de toezeggingen. Ik denk dat dit nodig is voor de financiële stabiliteit. Een bank heeft altijd ook een band met een bepaalde markt. In Nederland gaat het dan om de band met bijvoorbeeld het midden- en kleinbedrijf hier. Ik ken het voorbeeld van Deutsche Bank, waarover wij hier een aantal keren hebben gesproken. Zoiets moet je wel in je achterhoofd houden.

De heer Koolmees (D66):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn uitgebreide betoog. Ik ben zelf zeer tevreden met alle stappen die worden gezet in verband met buffers en herstel- en resolutieplannen, met alle zaken die zijn bedoeld om schaal en risico te beheersen. Dank ook voor de toezegging om in deze lijn verder te gaan bij de evaluatie van de Antonvenetarichtlijn. Ik noem nog twee aanvullende kwesties om het concreter te maken.

De evaluatie van de Antonvenetarichtlijn gaat over heel veel onderwerpen. Is de minister bereid haar concreet toe te spitsen op bijvoorbeeld de schaalgrootte? In de Verenigde Staten zit er bijvoorbeeld wel een haakje in de wet om te voorkomen dat er boven een bepaald percentage van de deposito's nog een fusie wordt toegestaan. Is dat de lijn waaraan de minister nu denkt? Dat hoop ik. Dat was de eerste vraag. De tweede vraag luidt of de minister aan de EBA kan vragen om erover na te denken hoe je dit soort criteria kunt verankeren in een fusie- en overnametoets.

Minister Dijsselbloem:

Misschien is het verstandig dat ik de heer Koolmees een brief stuur over de procedure, over het moment waarop de evaluatie zal plaatsvinden en de invalshoek daarbij, maar ook over de vraag wie daarbij welke rol speelt. Wat is de rol van de EBA daarbij, in adviserende zin of voor het verder ontwikkelen van de richtlijn en welke instrumenten zouden wij willen inbrengen? Ik kan ook het aspect meenemen dat de heer Koolmees noemde, namelijk hoe het in de VS is geregeld. Er zou daar op dit punt een criterium in de wet zijn aangebracht. Dat betrek ik er dan ook bij, ook om het thema op de agenda te houden. Ik zeg dit niet toe om het onderwerp een aantal jaren weg te schuiven. Het past voor mij bij de agenda voor zaken die we de komende jaren ook nog moeten regelen en die hij en ik niet willen vergeten.

De heer Koolmees (D66):

Ik heb heel veel sympathie voor de inzet van de minister op dit punt. Volgens mij zijn wij het met elkaar eens. Ik wil inderdaad voorkomen dat het onderwerp wegloopt. Het moment om dit soort zaken te regelen is nu. Nu voeren wij nog geen discussie over concrete banken. Als die over een jaar of tien gaat spelen, ben je te laat. De komende paar jaar moet dit worden geregeld. Ik wacht de brief met veel belangstelling af.

Minister Dijsselbloem:

Daar ben ik het geheel mee eens. Overigens is het instructief om in het lijstje van grootste banken ter wereld te zien hoeveel Europese banken nu al in de top staan. De vier grootste banken ter wereld zijn: HSBC, BNP Paribas, Deutsche Bank en Crédit Agricole. Dan pas komt de eerste Amerikaanse bank, op plek vijf. Dit zeg ik om aan te geven dat het fenomeen "megabank" niets nieuws is, maar in zekere zin al onder ons is.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik heb een aanvullende vraag over de bijkantoren. Wij hebben het Icesave-debacle nog niet zo lang geleden achter ons gelaten. Het grote probleem was dat Icesave een bijkantoor was dat onder het toezicht van IJsland viel. IJsland doet echter niet mee in de bankenunie. Is dat probleem überhaupt wel getackled? Het is natuurlijk heel makkelijk voor een grote bank om zich in IJsland of Engeland te vestigen en vervolgens overal bijkantoren te openen en overal spaargeld op te halen. Voor je het weet, heeft de ECB als toezichthouder het nakijken en hebben we weer een Icesave-debacle aan onze broek hangen.

Minister Dijsselbloem:

Op dat punt is al veel gebeurd. De Nederlandsche Bank stelt nu veel verdergaande eisen aan buitenlandse banken om actief te worden in Nederland. Een van de belangrijkste eisen is dat wij graag zien dat zij dan echt een Nederlandse vestiging openen, die onder het Nederlandse toezicht valt. Over die toetredingscriteria of over die toetredingsdrempel wordt vaak geklaagd door buitenlandse banken die graag in Nederland actief willen worden, maar ja, er is een goede reden waarom wij dat soort eisen stellen aan nieuwe toetreders op de markt: wij willen dit soort debacles voorkomen.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Als ik het goed begrijp, is het dus niet meer mogelijk dat een bijkantoor in Nederland wordt geopend. Dat kan alleen als het een zelfstandig vennootschap is dat onder het toezicht van DNB valt. Dat zou betekenen dat het bijkantoor van ING in Spanje ook niet meer zou moeten kunnen bestaan, want Spanje zou dan zeggen: nee, dat moet onder het toezicht vallen van Spanje, want anders is dat bijkantoor niet toegestaan. Betekent dit een verbod op bijkantoren?

Minister Dijsselbloem:

Nee. Ik schets de praktijk zoals deze zich heeft ontwikkeld in het beleid van DNB. Misschien is het goed om hierop in tweede termijn wat uitgebreider terug te komen. Het is een nieuw punt; het maakte geen deel uit van de eerste termijn van de heer Van Dijck. Het schoot hem spontaan te binnen. Ik hoop dat hij mij in staat wil stellen om daar spontaan iets meer achtergrondinformatie bij te halen, zodat ik zijn vraag nog beter kan beantwoorden. Wat ik schetste, was het beleid dat zich sinds het Icesave-debacle in Nederland heeft ontwikkeld. Wij zijn nu dus veel strenger tegenover buitenlandse banken die hier actief willen worden. Het liefst zien wij die banken gewoon onder gezag van de Nederlandsche Bank, maar het is niet zo absoluut als de heer Van Dijck zegt. Het is geen verbod op bijkantoren, en zeker niet in Europa.

De heer Omtzigt heeft gevraagd naar een standstill voor grensoverschrijdende fusies. Die is er niet. De criteria, de beleidsinvalshoeken die wij hierbij hanteren, heb ik zojuist geschetst. Het grote voordeel van de bankenunie is, zoals gezegd, dat dezelfde regels en hetzelfde toezichtkader gelden, in welk land de bank ook actief is.

De leden Merkies en Nijboer hebben aandacht gevraagd voor duurzaam bankieren. De heer Merkies heeft een initiatief aangekondigd in de Kamer. Dat lijkt mij zeer terecht. Het is een belangrijke ontwikkeling, die past bij maatschappelijk verantwoord ondernemen. Wij vinden dat internationaal opererende ondernemingen, zoals banken, zich in hun mvo-beleid, zoals dat dan heet, moeten richten naar OESO-richtlijnen. Ik verwacht dat alle financiële instellingen daarin hun verantwoordelijkheid nemen en zich ook verantwoorden tegenover hun stakeholders, zoals dat in goed Nederlands heet.

Er zijn heel veel onderwerpen langsgekomen. Ik zal proberen er in razend tempo doorheen te gaan. De heer Nijboer heeft gevraagd wanneer er meer duidelijkheid komt over de NII en de NHI. Beide staan in de startblokken. Jan van Rutte zal deze week zijn definitieve advies over de NII aan het kabinet aanbieden. De NII kan van start. Dat is een belangrijk initiatief, waarin pensioenfondsen en verzekeraars participeren. Zij doen dat in samenwerking met banken, maar het gaat primair om pensioenfondsen en verzekeraars; de grote institutionele beleggers in Nederland. Inmiddels heeft een negental al gezegd hierin te zullen participeren en aandeelhouder te zullen worden in de NII. Zij willen echt materieel laten zien dat zij meer willen investeren in Nederland. Dat is een belangrijke start, die eind deze week zal plaatsvinden. Zoals u weet heeft het Nederlandse kabinet er veel tijd en energie in gestoken om de institutionele beleggers te activeren om actief te worden in Nederland. Men zegt ook dat men dit wil. Dan kom je vaak in een discussie terecht in de trant van: waar zijn dan de projecten? Dat is precies de rol die de NII gaat vervullen; ervoor zorgen dat de grote projecten die zich op dit moment aandienen, maar waarvoor men er niet in slaagt voldoende financiering te krijgen, worden gekoppeld aan het grotere aanbod van de institutionele investeerders en beleggers in Nederland. De NII draagt daar dus rechtstreeks aan bij.

Wij zijn bezig de laatste hand te leggen aan de NHI. Zoals u weet, moeten wij een en ander afstemmen met mededingingsautoriteiten en met de Europese Commissie. Wij kijken ook heel goed naar de risico's voor de Nederlandse overheid en komen daar zo snel mogelijk definitief bij de Kamer op terug.

De heer Nijboer heeft een vraag gesteld over fraude op het terrein van internetbankieren. De schade als gevolg van fraude is overigens zeer fors gedaald in 2013. Wij zullen de Kamer zeer binnenkort daarover informeren middels de rapportage van het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer, u wel bekend. Die rapportage komt zeer binnenkort naar de Kamer.

Ik noemde al even het rapport-Liikanen. De heer Merkies heeft heel concreet gevraagd welke Nederlandse banken dit zou betreffen. Het kabinet heeft in de BNC-fiche verwezen naar zeven banken. Dat zijn natuurlijk de zeven grootste. U kent het rijtje: ING, Rabobank, ABN AMRO en SNS, maar ook BNG, de Waterschapsbank en Royal Bank of Scotland Nederland. Die banken zou het kunnen raken, maar de kleinere zeker niet, is onze inschatting. Wij kunnen het echter nog niet met zekerheid zeggen, omdat veel definitiekwesties voor ons niet helder zijn. Behandeling van de voorstellen van de Europese Commissie naar aanleiding van Liikanen zal veel meer duidelijkheid moeten bieden over de vraag welke banken, welke activiteiten en welke drempels het betreft. Dan pas kunnen wij definitief zeggen hoe het de Nederlandse banken raakt.

De heer Nijboer (PvdA):

Ik heb begrepen dat de minister mijn vraag over de norm die wordt gesteld voor het online bankieren beantwoord heeft, maar ik heb alleen het "overigens"-deel gehoord, namelijk dat de fraude was gedaald. Dat is mooi, maar ik had gevraagd hoe het staat met de uitvoering van de motie die ik heb ingediend om een norm te stellen met betrekking tot de vraag wat acceptabel is aan beschikbaarheid, aan de uitval van pinsystemen en elektronisch betalingsverkeer, zoals wij hebben bij dijken en bij elektriciteit. Hoe staat het met die norm, hoe gaat DNB die uitwerken? De motie is een halfjaar geleden ingediend. Dat was de vraag die ik had gesteld.

Minister Dijsselbloem:

Ik ga nu improviseren. Volgens mij hebben wij daaraan een termijn verbonden en ook al met u besproken. Ik zou binnen een bepaalde termijn terugkomen naar de Kamer naar aanleiding van het debat dat wij toen hebben gevoerd over de veiligheid van ons betalingsverkeer. Er zat een aantal acties in, die daar toen uit voortvloeiden. Ik kom er graag in tweede termijn even op terug. Wij zijn het niet vergeten.

Ik kom toe aan de inbreng van mevrouw De Vries. Ik maak een paar algemene opmerkingen vooraf. Mevrouw De Vries is eigenlijk het meest kritisch in het debat. Zelfs de heer Van Dijck heeft belangrijke elementen van de Europese bankenunie omarmd. Hij heeft er wel bij gezegd dat het ook nationaal had gekund, wat ik bestrijd. Ik denk dat wij internationaal nooit zo ver waren gegaan en stevig waren geweest in een aantal eisen die wij nu op Europees niveau met elkaar hebben vastgesteld. Zelfs bij hem proefde ik veel warmte. Ik geniet daar ook van. Mevrouw De Vries is beduidend kritischer. Zij vindt dat wij te veel koppen op Europese wetgeving zetten. Bij twee voorbeelden wil ik even stilstaan, het eerste is de leverage ratio en het tweede zijn de buffervereisten. De leverage ratio is niet bepaald in Europa. Die is voorlopig op minimaal 3% gezet en afgesproken is dat die in 2016 zou worden geëvalueerd, dat er dan voorstellen zullen komen en dat we de ratio in 2018 definitief bepalen. Dat wijkt af van de andere minimumkapitaalseisen die nu wel zijn vastgesteld. Op dit punt is de discussie in het Verenigd Koninkrijk nog volop gaande en in de VS schrijdt het inzicht voort. De markt anticipeert er ook al op.

Mijn waarneming is dat de discussie over 3% of 4% nog weleens ingehaald zou kunnen worden door wat de markten gaan verwachten en eisen van banken. Men kijkt ernaar hoe hoog je leverage ratio is en hoe stevig je ervoor staat. Ik verwijs naar de discussie die nu in de financiële pers plaatsvindt over Deutsche Bank en wat hij moet doen aan herkapitalisatie. Het ijkpunt is de vraag wat de leverage ratio van Deutsche Bank is, voor en na deze herkapitalisatie. Dat zie je gewoon als onderdeel van de discussie en dat willen beleggers graag weten. Mijn waarneming is dat de beleidsdiscussie nu al haar schaduw vooruitwerpt, dat de markten daar al op anticiperen en dat wij met onze stap naar ten minste 4% helemaal niet zo ver voor de troepen uitlopen als het geval lijkt te zijn.

Het tweede element onder het kopje Europese koppen zijn de buffereisen, de systeemrelevantie en de systeemrisico-eisen. Dat is geen Europese kop. Wij hebben afgesproken dat vooralsnog de nationale toezichthouders de ruimte hebben om maatwerk te leveren en op basis van hun banken de nationale toezichthouders toe te staan binnen een marge een extra buffereis te stellen. Dat gebeurt rekening houdend met de schaal in relatie tot de eigen bankensector en met de risico's die in die sector zitten, maar spiegelbeeldig ook met de risico's die vanuit hun economie de banken zouden kunnen raken. Ze geven daarbij dus juist weging aan de nationale component, die er natuurlijk nog steeds is voor risico's van banken.

Als het in dit soort kwesties de Nederlandse houding wordt om te zeggen: overal waar nog een nationale discretionaire ruimte is, gaan wij op nul zitten, dan zou dat heel onverstandig zijn. Dat is ook echt niet de bedoeling van deze wetgeving. Die is juist bedoeld om nationaal maatwerk te kunnen leveren. Dat doet De Nederlandsche Bank ook. Die kijkt naar de Nederlandse bankensector, ziet een aantal heel grote banken die vanwege hun schaal alleen al voor de Nederlandse economie en het Nederlandse financiële landschap extra risico's met zich mee zouden kunnen brengen, en op basis daarvan stelt DNB een extra buffer vast. Mijn waarneming is vooralsnog dat dit keurig in nationale wetgeving wordt omgezet. Ik kan niet zeggen dat dit in alle landen gebeurt, maar de landen waarin men bezig is met wetgeving op dit gebied, lijken die mogelijkheid allemaal in de wet te gaan creëren. Of en in welke mate de centrale banken daar vervolgens ook invulling aan zullen geven, kunnen we nog niet zeggen, maar hier geldt echt dat nationale centrale banken daar gewoon een rol in hebben. Ik wil ook graag dat ze die rol spelen. De Nederlandsche Bank doet dat. Om daar het stempel op te drukken dat we dat niet moeten doen, omdat het een nationale kop is op Europese wetgeving, is een misinterpretatie van hoe de wetgeving in Europa in elkaar zit.

Dan heeft mevrouw De Vries haar zorg uitgesproken over de LTV-ratio. Misschien moet ik daar meteen even de vraag van de heer Klaver over de leverage ratio bij pakken. Hij heeft gezegd: minstens 4%, maar het is nog in beweging, en hij heeft gevraagd of de minister er eens zijn visie over op papier kan zetten waar dit naartoe moet. Mijn visie is dat het ten minste 4% moet zijn en dat we de evaluatie moeten gebruiken. Op het moment dat de discussie daarover plaatsvindt, in 2016 of 2017, moeten we om ons heen kijken. Waar hebben de markten al op geanticipeerd? Waar zitten onze banken nu eigenlijk? Wat heeft de VS gerealiseerd? Wat zijn de voorstellen waarmee de centrale bank in het VK zal komen? Welke voorstellen liggen daar? Dan kunnen we kijken waar we staan. De insteek van het kabinet is dat de ratio ten minste naar 4% moet. Dat is mijn visie, die ik overigens ook al verwoord had in de bankenvisie. Daar hoort die ook bij. Ik ga dus niet nog een nieuw stuk schrijven. Dat is eigenlijk in het kort mijn antwoord. Maar dank voor de steun en aanmoediging. Zo heb ik het in ieder geval wel ervaren.

Ik ga weer even terug naar de bijdrage van mevrouw De Vries. Zij vindt dat we ook te ver gaan en te streng zijn bij de LTV-ratio. Zoals zij weet, hebben wij afspraken gemaakt over een geleidelijk transitiepad naar het niveau van 100% in 2018. De mogelijkheid bestaat om daarna te bekijken of er een verder afbouwpad nodig is. We hebben daarover in onze visie heel voorzichtige formuleringen opgenomen. Maar 100% blijft gewoon in internationaal verband hoog. Wij hebben het er vaak met elkaar over waarom buitenlandse banken niet actiever zijn. Buitenlandse banken blijven zich erover verbazen dat het in Nederland gebruikelijk is om meer dan 100% van de waarde van het huis te kunnen financieren zonder dat je eigen geld meebrengt. Dat blijft afwijkend en dat blijft natuurlijk ook een risico met zich meebrengen, zeker voor degene die de lening aangaat, maar ook voor de banken. Maar we hebben het pad vastgesteld naar tot nu toe 100% in 2018. Tegen die tijd zien we verder. Dan zullen we ook specifiek meenemen of het voor starters mogelijk blijft om een woning aan te schaffen.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Gaat de minister nog meer zeggen over de leverage ratio, of is hij daarmee klaar?

Minister Dijsselbloem:

Ik kom nog terug op kapitaalbuffers meer in algemene zin. Dat ga ik doen naar aanleiding van vragen van de heer Van Dijck.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Nou ja, ik kan mijn vraag sowieso wel stellen.

De voorzitter:

O, dan moet u niet vragen of de minister al klaar is met de behandeling daarvan. Maar gaat u uw gang.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik dacht: het blokje is afgerond.

Is de minister het met mij eens dat het voor een bank geen pas geeft om dividend uit te keren zolang die bank niet voldoet aan de buffer- en kapitaalseis? Het valt mij namelijk op dat ABN AMRO en SNS Bank beide dividend uitkeren over 2013, terwijl ze beide niet voldoen aan de eis van 4%. Toevallig is de minister ook de baas of aandeelhouder van die twee banken. Het zou niet meer dan billijk zijn om tegen die banken te zeggen: stort dit geld nu niet in de staatskas, maar gebruik het voor je buffer.

Minister Dijsselbloem:

De eis van de leverage ratio gaan we geleidelijk implementeren. De Nederlandsche Bank gaat dus bij alle betrokken banken beoordelen waar ze staan en hoe ze uiterlijk in 2018 aan die eis kunnen voldoen. Als de Nederlandsche Bank dat gesprek heeft gevoerd met de grote banken waar dit voor gaat gelden, dan zullen we zien of dit haalbaar is, in welk tempo dit haalbaar is en wat dit zou kunnen betekenen voor dividenduitkering. Ik vind het echter te vroeg om nu te zeggen: ik ga geen dividenden meer laten uitkeren, omdat men anders niet kan voldoen aan die eis van 4% in 2018. Daarvoor heb ik eerst de beoordeling van de Nederlandsche Bank nodig. We komen daar dus op terug.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Is er misschien ook nog een achterliggende reden? Ik lees namelijk in het rapport van DNB dat van die staatsbanken wordt verwacht dat ze een deel aan dividend afstorten op last van de Europese Commissie. Het lijkt me al helemaal krom als de Europese Commissie gaat zeggen dat de staatsbanken, de genationaliseerde banken, verplicht een deel van hun winst moeten afstorten in de staatskas, terwijl ze niet eens voldoen aan de buffereis waar de minister een voorstander van is. Dwingt de Europese Commissie dit inderdaad af?

Minister Dijsselbloem:

Dividendafstorting door ABN vindt plaats op verzoek en op de uitdrukkelijke wens van de aandeelhouder, lees de Nederlandse Staat. Wij vinden namelijk dat ABN op weg naar die beursgang moet gaan functioneren als een beursgenoteerde onderneming. Dat betekent dat er dividend moet worden uitgekeerd. Dat is ook een belangrijk signaal voor potentiële kopers van de bank of beleggers. Zij moeten weten of deze bank straks in staat is om dividend te genereren voor de beleggers. In dat licht is er in de afgelopen jaren steeds sprake geweest van dividenduitkering. Dat dividend besloeg overigens slechts een deel van het resultaat van de bank. Het grootste deel van het resultaat is toegevoegd aan de reserves.

De heer Koolmees (D66):

Wij hebben dit debat eerder gevoerd over ABN. Toen heb ik gezegd dat ik het opvallend vind dat bijna alle banken in Nederland hun dividend inhouden, juist om de buffers te versterken. Er is maar één uitzondering, namelijk de staatsbank ABN. Is de minister bereid om daar nog een keer naar te kijken? Dat vraag ik niet zozeer om nu op korte termijn heel snel de buffers te verhogen, maar om het signaal af te geven dat wij van banken in brede zin vragen om via dividendbeleid hun buffers de komende jaren te versterken en om dat ook te laten gelden voor banken die in handen zijn van de overheid.

Minister Dijsselbloem:

Wij moeten even iets preciezer zijn. De Rabobank is als coöperatieve bank natuurlijk heel anders gefinancierd. ING heeft onlangs bekendgemaakt prima in staat te zullen zijn ruimschoots te voldoen aan alle kapitaalseisen die voor de bank gaan gelden en tegelijkertijd in staat te zullen zijn om dividend uit te keren. Voor ABN AMRO en SNS is het nog een forse opgave om te voldoen aan alle ratio's. Met name ABN AMRO heeft de afgelopen jaren wel dividend uitgekeerd aan de Staat. Ik heb daar net van gezegd dat de volgorde nu als volgt is. De Nederlandsche Bank gaat praten met de banken over de vraag: gaat u voldoen aan de leverage ratio voor 2018? Dat is het tijdpad dat de minister graag wil zien. Dan zal de Nederlandsche Bank aan mij rapporteren of dat zal kunnen en hoe zich dat bijvoorbeeld verhoudt tot dividenduitkering. Maar ik heb twee belangen te dienen. Ik wil ook dat ABN laat zien, ook naar de buitenwereld, dat het een gezonde bank is die steeds betere resultaten boekt, zijn kostenratio's drukt et cetera et cetera. Daar hoort ook bij dat hij in staat is om dividend uit te keren. Maar mijn prioriteit is dat deze banken voor 2018 goed gekapitaliseerd zijn. Laat daarover geen misverstand bestaan. Daar hoort die leverage ratio bij.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Ik heb nog een vraag over het kopje loan to value, dat de minister heeft afgerond. Hij geeft aan dat de overheid die in de toekomst mogelijk moet verleggen naar 80%, omdat de ons omringende landen dat ook doen. Bij mijn weten wordt in Duitsland echter nog heel veel 80% LTV gehanteerd, maar is het niet onmogelijk om boven de 80% uit te gaan. Hoe moet ik dat zien ten opzichte van elkaar? De minister geeft ook aan: op het moment dat wij zo ver zijn dat wij naar 80% zouden gaan, gaan wij een keertje bekijken welke problemen dat oplevert voor starters. Er wordt nu een uitspraak gedaan over de toekomstige lijn, maar dan moet je nu al bekijken welke mogelijke gevolgen die heeft voor starters. Anders is het een beetje van: na ons de zondvloed.

Minister Dijsselbloem:

Mevrouw De Vries redeneert alsof het kabinet heeft gezegd: wij gaan naar 80%. Het enige wat het kabinet heeft gezegd is: het pad is nu uitgezet tot 100% aan het eind van de kabinetsperiode. Dat is geleidelijke verlaging. Ik denk dat het verstandig is om daarna te kijken of wij het verder omlaag kunnen brengen. Dat ligt ook aan de manier waarop de woningmarkt zich ontwikkelt. Dat is echt gewoon prudent. De risico's van dit soort hoge hypotheken zie je nu de woningprijs daalt. Wij waren dat in Nederland al lange tijd niet meer gewend. Daarom zie je dat de onvoorzichtigheid erin is geslopen. Wij dachten dat woningen alleen maar in waarde zouden stijgen, als een soort wetmatigheid. Dat blijkt niet het geval te zijn. Nu staan al die woningen onder water. Dat wil mevrouw De Vries niet. Dat wil ik niet. Dus wij hebben niet gezegd: hij gaat naar 80% in dat en dat jaar. Wij hebben gezegd: wij gaan nu afbouwen naar 100%, daarna zien wij verder. Ik zeg daar wel bij: als ik naar de landen om ons heen kijk, dan is het niet zo raar om het nog verder terug te brengen. Maar dat is nog geen vaststaand kabinetsbeleid. Mevrouw De Vries redeneert: u zegt 80, wat gaat u nou doen? Ik heb niet gezegd: 80.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Op dit moment kan een bank ook al zeggen: ik ga voor 80%. Volgens mij heeft Svenska Handelsbanken dat als lijn uitgezet. Je kunt het ook gewoon laten inprijzen door de markt, omdat de risico's vervolgens groter zijn. Waarom doen wij het niet als volgt? Wij zetten de norm van 100% — daar gaan wij naartoe in 2018 — en daarna kunnen wij aan banken de ruimte laten om maatwerk te leveren bijvoorbeeld aan starters.

Minister Dijsselbloem:

Ja, dat zou kunnen, maar wij hebben in ieder geval tot 2018 het beleid vastgesteld dat wij teruggaan naar 100. Of wij daarna zonder enige ruimte verder gaan naar 80 is een latere beslissing. Mogelijk dat daarbij het model zou passen waar mevrouw De Vries op wijst, waarbij wij toestaan om meer te doen maar het dan ook een hogere prijs moet hebben. De ervaring uit het verleden leert echter dat als je het plafond, de LTV-ratio, dat een maximum is, hoger vaststelt, er in de markt al snel het idee ontstaat dat dat dan mogelijk is bij alle banken.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de minister. Hoeveel tijd denkt hij nog nodig te hebben?

Minister Dijsselbloem:

Ik heb een heel dun stapeltje, maar er wordt ook geïnterrumpeerd.

De voorzitter:

Dan geef ik de heer Van Dijck het woord.

Minister Dijsselbloem:

Ik kom echt aan de heer Van Dijcks punten toe. Het zou gewoon helpen …

De heer Tony van Dijck (PVV):

Nee, maar dit gaat over de woningmarkt. Ik hoor de minister net zeggen dat de huizen van 1,4 miljoen mensen onder water staan en dat je dit eigenlijk niet moet willen. Realiseert de minister zich wel dat hij verantwoordelijk is voor het feit dat er nu 1,4 miljoen huizen van mensen onder water staan? Waarom? Omdat de minister begint te tornen aan de hypotheekrenteaftrek. Hij begint te tornen aan de loan to value en aan de loan to income en hij maakt annuïtaire hypotheken verplicht voor starters. Deze minister gooit de woningmarkt op slot door al deze criteria te introduceren. Ik lees net in het FD dat niet alle banken de woningmarkt zo zonnig inzien en dat zij juist bezig zijn om de acceptatiecriteria nog verder te verscherpen ...

De voorzitter:

Het woord is aan de minister.

De heer Tony van Dijck (PVV):

… en 80% LTV draagt daar niet aan bij. Ook al zegt u dat het nog niet zo ver is, men houdt dat nu al in het achterhoofd. Toen Balkenende begon over de hypotheekrenteaftrek …

De voorzitter:

Nee, mijnheer Van Dijck …

De heer Tony van Dijck (PVV):

… toen zag je dat de woningmarkt begon te bewegen.

De voorzitter:

Nee, mijnheer Van Dijck. De interrupties moeten echt kort zijn. U hebt ook nog een tweede termijn.

Minister Dijsselbloem:

Het is kletskoek. Dat is mijn korte antwoord. Ik weet niet of de heer Van Dijck een langer antwoord wil?

De heer Tony van Dijck (PVV):

Net als bij Teulings: zwak.

Minister Dijsselbloem:

Het is zelfs heel zwak. Waarom? Omdat de heer Van Dijck blijkbaar de enige in Nederland is die nog gelooft dat de alsmaar grotere stijging van de woningmarktprijzen in Nederland, die we gedurende langere tijd hebben gehad, oneindig had kunnen doorgaan, zonder dat die markt een keer instortte. Er was niemand meer die daar in geloofde. Iedereen zat met vrees te wachten op die prijsdaling, op die correctie die zich heeft voorgedaan. Die situatie is ook niet uniek voor Nederland. Die hebben we gezien op de woningmarkt in heel veel Europese landen op verschillende momenten. Het is een bekend fenomeen. Overcreditering leidt tot een enorme stijging van de woningprijs, maar op een gegeven moment klapt die in. De heer Van Dijck denkt dat we daar niet naar moeten kijken, dat we daar niets aan moeten doen, dat we onder ons jasje moeten gaan zitten en dat het dan voorbij gaat. Dat is een illusie. De vraag is alleen wanneer en op welke wijze je zorgvuldig de lucht eruit laat, een correctie laat plaatsvinden en tot een gezonde woningmarkt komt. De PVV houdt de mensen in het land voor: bij ons zal er niks veranderen; bij ons gaan alle problemen vanzelf weg! Zo werkt het niet in het leven. Ik zeg dus liever: laten we proberen om de woningmarkt zorgvuldig op orde te brengen en gezond te maken, en te voorkomen dat mensen met grote restschulden achterblijven. Want dat is het gevolg van dit wegduikgedrag.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Van Dijck. Kort graag.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Wegduikgedrag ... Het is een feit dat nu 1,4 miljoen mensen onder water staan met restschuld, en dat heeft dit kabinet veroorzaakt. De minister wil graag naar andere landen wijzen en dat mag, maar dan moet hij ook bekijken wanneer je in Duitsland 52% inkomstenbelasting betaalt. Dat is niet vanaf €40.000. Je moet daar al meer dan twee ton meebrengen om dat belastingtarief te betalen. Nederland heeft dus gekozen voor een belachelijk hoog belastingtarief. Als doekje voor het bloeden zetten we daar een hypotheekrenteaftrek tegenover. Dat is onze keuze en dat is een hartstikke goed systeem, waar ze in de hele wereld trots op zouden kunnen zijn.

De voorzitter:

De minister.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Deze minister wil graag naar het Duitse systeem en het Franse systeem, maar dan moet hij ook de 52% inkomstenbelasting pas vanaf anderhalf of twee ton laten ingaan. Dan is hij consequent.

De voorzitter:

De minister.

Minister Dijsselbloem:

We dreigen in een belastingdebat terecht te komen, voorzitter. Ik weet niet of u daar behoefte aan hebt. De effectieve belastingdruk in Nederland is niet zo buitensporig als de heer Van Dijck hier doet voorkomen. Wat wél buitensporig was, en zeer afwijkend, was onze fiscale begunstiging en de wijze waarop die heeft geleid tot het aanjagen van de woningprijzen. Dat was pas nadelig voor starters op de woningmarkt. Dat was pas nadelig voor al die jonge gezinnen die de afgelopen tien jaar hebben moeten instappen op de woningmarkt en die nu met een restschuld zitten. De heer Van Dijck wil de mensen in het land voorhouden dat we op deze weg door hadden kunnen gaan. Er is niemand die dat nog gelooft, behalve de heer Van Dijck.

Dat brengt mij bij een heel ander thema van evenveel urgentie, namelijk de CO2-bubbels. Het lukt mij niet om met de brief die ik hierover aan de Kamer heb gestuurd, de heer Klaver te overtuigen. Ik zou willen voorstellen om DNB, die hier als prudentieeltoezichthouder naar kijkt, te vragen om dit eens even op papier te zetten. Is er een concentratierisico van banken in sectoren waarin dit probleem zich zou kunnen openbaren? Ik zal dan de opvatting van de toezichthouder aan de Kamer doorgeleiden. Mijn opvatting is namelijk gebaseerd op de deskundigheid en de bevoegdheid van DNB.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik ben blij met die toezegging. Anders had ik in de tweede termijn gevraagd om hier een onderzoek naar uit te voeren. Ik zou de minister wel willen vragen of hij DNB wil verzoeken om niet alleen naar de banken te kijken, maar ook naar pensioenfondsen en verzekeraars, want daar houdt DNB ook toezicht op. Juist daar liggen grote risico's als het gaat om de carbon bubble.

Minister Dijsselbloem:

Ook daar oefent DNB toezicht op uit, dus ik denk dat ik om die verbreding kan vragen. Daar komen we op terug. Ik denk dat daarmee hierover genoeg is gezegd.

Er zijn nog opmerkingen gemaakt over het DNB-onderzoek naar kredietverlening. Daarin zat een aantal scenario's. Het meest realistische scenario, het basisscenario, laat zien dat het aanscherpen van kapitaalseisen zich goed verhoudt tot de verwachte kredietvraag. In het onderzoek zaten ook scenario's waarin het lijkt te gaan knellen. Maar er zijn ook scenario's waarbij je vraagtekens kunt zetten bij de aannames. Als er forse extra economische groei is, die ook leidt tot een forse extra kredietvraag, mag ik aannemen dat de winsten en resultaten voor de banken eveneens toenemen. Dat stelt hen weer in staat om de vermogens verder aan te laten sterken en te voldoen aan de kapitaalseisen. Deze dynamiek ontbreekt in de scenario's van de Nederlandsche Bank. Dat maakt het moeilijk om ze te beoordelen, of in elk geval lastig om ze te beoordelen als een realistische mogelijkheid. De Nederlandsche Bank laat wel zien dat er een probleem zou kunnen ontstaan als de economische groei herstelt en de kredietvraag stijgt maar de winstgevendheid van de banken achterblijft of de portefeuille met probleemleningen even groot blijft, wat in dat scenario van economisch herstel natuurlijk niet aannemelijk is.

Dat zijn de kanttekeningen die ik bij de scenario's van DNB moet maken. Desalniettemin zullen wij voor de zomer met nadere voorstellen komen om op korte termijn de problematiek van kredietverlening, met name aan het mkb, van verdere initiatieven te voorzien, om ervoor te zorgen dat de kredietverlening op gang komt. Ik vond de berichtgeving van vandaag over de kredietverlening door de Nederlandse banken overigens positief. De heer Van Dijck slaagde er weer in om er een negatief punt uit te halen, maar de belangrijkste boodschap was dat de aanscherping van de criteria voor kredietverlening van de afgelopen tijd nu voorbij is, waardoor we weer op een neutraal pad zitten. Dat kun je ook zien in de ECB-onderzoeken naar de factoren die voor verkrapping of verruiming van het kredietaanbod zorgen. Hopelijk slaat die situatie het volgende kwartaal om naar verdere verruiming van de kredietverlening. Je ziet die trend dus echt keren ten opzichte van 2013. Toen was er inderdaad sprake van verkrapping.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik vraag me af of de minister het rapport heeft gelezen. Er staat in dat 45% van de kredietaanvragen van het mkb wordt afgewezen. Dat is op Griekenland na het hoogste percentage in Europa. Er is nog maar een klein percentage mkb'ers dat überhaupt een krediet durft aan te vragen, omdat ze het antwoord verwachten dat ze het toch niet krijgen. Het mkb heeft geen vertrouwen in de financiële sector en krijgt geen kredieten. Als ze krediet aanvragen, is de kans 50% dat ze afgewezen worden. Onderkent de minister het probleem wel?

Minister Dijsselbloem:

Het valt me op dat de heer Van Dijck zich in dit debat drukker maakt dan in het AO. Dat maakt het debat in ieder geval levendig. Ik ken het stuk zeker. Het gaat met name over de periode waarin het kredietaanbod kwartaal op kwartaal echt aantoonbaar is verkrapt. Dat heeft zich in 2013 afgetekend. In de periode daarvoor is het kredietaanbod nog steeds verruimd, maar in 2013 heeft zich echt verkrapping voorgedaan. Nu staan we weer op een soort neutraal punt, hopelijk op weg naar een omslag naar kredietverruiming. Dat was mijn enige punt. De cijfers die vandaag in de media verschenen, ontleend aan een ECB-onderzoek waarvoor Nederland gewoon data heeft aangeleverd — ik dacht dat de heer Van Dijck daaraan refereerde — laten zien dat die omslag plaatsvindt.

Het cijfer dat de heer Van Dijck noemt als afwijzingspercentage is feitelijk juist. Dat komt uit het rapport van DNB. Dit is vooral te wijten aan de relatief grote verschillen in de financiële positie van mkb-bedrijven. Hét grote probleem voor kredietverlening aan het mkb op dit moment is dat het eigen vermogen heel erg zwak is. Dat was al niet sterk; het Nederlandse mkb had al niet veel eigen vermogen voor de crisis. Een belangrijk vermogensbestanddeel, een belangrijk onderpand, voor kredieten was het vastgoed. Het eigen vermogen is door de crisis en de zware jaren verder geërodeerd. Men is erop ingeteerd waardoor die positie op dit moment echt heel zwak is. Het onderpand, het vastgoed, is bovendien nog verder in waarde gedaald. Dat maakt het buitengewoon moeilijk om op dit moment mkb'ers in die situatie krediet te verlenen. Dat is precies het thema waarnaar het kabinet kijkt. Wij bekijken wat we daaraan zouden kunnen doen.

De heer Van Dijck heeft gezegd dat het bankwezen tot aan 2019 26,7 miljard nodig heeft om aan alle eisen te voldoen. DNB komt echter met een bijgestelde schatting van de additionele kapitaalbehoefte. Daarbij wordt ook de verhoging van de leverage ratio van 3% naar 4% in acht genomen. De extra kapitaalbehoefte die nodig is voor de verhoging van de leverage ratio die eerder 5 miljard zou zijn, is volgens DNB nu 2,1 miljard. Dat heeft ook te maken met het feit dat wij de Bank Nederlandse Gemeenten en de Nederlandse Waterschapsbank van deze eisen hebben uitgezonderd gegeven hun specifieke balans en risico's. De additionele kapitaalseisen als gevolg van de leverage ratio betreffen voor de vier grote banken 2,1 miljard. Dat is de laatste schatting van DNB.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik begin er nu echt aan te twijfelen of de minister het rapport heeft gelezen. Met die verhoging van 3% naar 4% komt DNB juist op 26,7 miljard. Die bijstelling zit hier dus in. Het totaal is 26,7 miljard. Denkt de minister werkelijk dat dit bedrag met dividendinhouding opgehaald zou kunnen worden?

Minister Dijsselbloem:

Nee, voor de additionele eis van de leverage ratio van 3% naar 4% is volgens de laatste cijfers van DNB een extra kapitaal nodig van 2,1 miljard. Dat zijn de cijfers.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Dat staat in het rapport. Met de 2,1 miljard, de resolutiestorting, de bankbelasting en al die zaken opgeteld komt DNB op 26,7 miljard. Dat staat gewoon in het rapport. Hoe denkt de minister dat de banken 26,7 miljard tot 2019 kunnen ophalen? Als ze dat alleen met dividenduitkering doen, komen ze niet aan dat bedrag.

Minister Dijsselbloem:

De winstgevendheid van de Nederlandse banken is zelfs in deze moeilijke jaren nog hoog. Volgens mij staat het bedrag dat de heer Van Dijck noemt helemaal niet vast. Wij weten dus nog niet wat de banken moeten betalen aan bijdragen aan het resolutiefonds. Wij hebben de voorstellen voor de ex-ante en voor de depositogarantieheffing nog niet aangepast. Ik heb de Kamer toegezegd dat wij met een brief komen, zodra wij het volledige overzicht hebben. Dan kunnen wij overzien wat de heer Van Dijck vraagt, namelijk wat dit nu betekent voor de balans van de banken en voor het vermogen dat zij moeten opbrengen. De heer Van Dijck wijst naar het rapport, maar hij kan niet zeggen wat de Nederlandse banken aan resolutieheffing moeten bijdragen aan Europa. Die voorstellen van de Europese Commissie zijn er immers nog niet. Het begint nu echt een schijnvertoning te worden.

De voorzitter:

Nee, mijnheer Van Dijck, u hebt nog een tweede termijn.

Minister Dijsselbloem:

De heer Omtzigt heeft een vraag gesteld over de monitoringcommissie Code Banken. Ik ben hier vrij rechtlijnig in. Ik hecht aan dit soort codes, maar ik ben sterk van mening dat het initiatief bij de sector zelf moet liggen. De overheid moet geen codes opleggen of codificeren en ook geen monitoringscommissies benoemen et cetera. De NVB werkt daarom op dit moment aan een nieuwe monitoringscommissie. Die zal tijdig gereed zijn om de monitoring van de nieuwe code ter hand te nemen.

Dezelfde benadering geldt voor de eed en het tuchtrecht. Ik hecht daaraan, maar ik vind dat de sector zelf het voortouw moet nemen bij dit soort instrumenten. De sector nam het initiatief en heeft mij vervolgens gevraagd om dat wettelijk te ondersteunen. Dit is de volgorde en dit spreekt mij zeer aan. De sector wil dus graag dat de groep mensen die een verplichte eed moet afleggen, wordt verbreed. Ik heb mij daartoe bereid verklaard. De sector wil bovendien het tuchtrecht vorm gaan geven en heeft mij gevraagd of ik daar het wettelijke haakje voor wil aanbrengen. Ik heb gezegd dat ik daartoe bereid ben, maar wel in die volgorde.

De heer Omtzigt stelde terecht vast dat dit nog niet in de Wijzigingswet financiële markten 2015 zit. Het zal via een nota van wijziging aan dat wetsvoorstel worden toegevoegd. Die nota van wijziging ligt nu bij de Raad van State en komt snel naar de Kamer toe. Zo ondersteunen wij de goede initiatieven die de sector zelf neemt.

De heer Omtzigt heeft ook aandacht gevraagd voor bijzonder beheer. Hij heeft klachten gehoord over de hardheid daarvan. Deze hebben mij via de media ook bereikt. Hier is natuurlijk een belangrijke rol weggelegd voor de AFM. De AFM heeft vorig jaar hypotheekverstrekkers opgeroepen om proactief om te gaan met de problematiek van restschulden en betalingsachterstanden. Ook het Waarborgfonds Eigen Woningen heeft, als uitvoerder van de NHG, de banken daartoe opgeroepen en voert een pilot uit om daarin zelf ook proactief op te treden. Dat proactief beheer is natuurlijk van groot belang.

Ik heb ook signalen gehoord over mkb'ers. Misschien is het verstandig om overleg te entameren tussen MKB-Nederland en de Nederlandse Vereniging van Banken, als dat nog niet plaatsvindt. Mij bereiken ook via de media berichten dat de afdelingen bijzonder beheer soms nogal stevig, te stevig, omgaan met mkb'ers die in de problemen zitten. Nogmaals, ik hoor die berichten alleen via de media. Ik heb niet direct zelf aanleiding om daarin op te treden, al helemaal niet in voorschrijvende zin, maar ik ben wel bereid om MKB-Nederland en de NVB erop aan te spreken om daarover direct contact te hebben met elkaar. Dat zeg ik graag toe.

De heer Omtzigt is ook ingegaan op de pinautomaten binnen een straal van 5 km. Uit de Bereikbaarheidsmonitor 2013 die is opgesteld door het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer blijkt dat er sprake is van een lichte daling van de dekking, van de spreiding van bankkantoren en van de aanwezigheid van bancaire voorzieningen ten opzichte van het meetjaar 2010. Op basis van die metingen rapporteert het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer dat nog zeker 99,8% van alle Nederlanders binnen een straal van hemelsbreed 5 km toegang had tot een bankkantoor, een geldautomaat of een andere bancaire voorziening. Voor alleen geldautomaten was het percentage 99,6.

Ik ben zeer bereid om de vinger aan de pols te houden, omdat ik het op zichzelf belangrijk vind dat het aanbod van bancaire voorzieningen verspreid blijft over Nederland, ook voor degenen die nog niet van het internet gebruik kunnen maken, hoewel die groep steeds kleiner wordt in Nederland. Zo heb ik er ook over gesproken met de heer Van Hijum.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik heb nog gevraagd of de cybersecurity op orde is. Er is wel een antwoord gekomen op de vraag over het misbruik daarvan. Hoe ziet de minister de verdediging van de banken tegen grootschalige aanvallen op de cybersecurity? Daarnaast wil ik de vraag beantwoord zien of de minister nog signalen heeft dat er grote lijken uit de kast zullen vallen. Dan heb ik het echt over grote schandalen, zoals Libor of de derivatenmishandling.

Minister Dijsselbloem:

Ik heb geen aanleiding om dat laatste te denken, maar dat zegt natuurlijk niets. We hebben net weer een nieuwe zaak rond Crédit Suisse, die een heel grote boete moet betalen aan de Amerikaanse toezichthouder in verband met belastingontduiking. Ik heb geen informatie die ik op dit moment met u kan delen. Ik heb geen aanleiding om te denken dat wij volgende week of de komende tijd met grote nieuwe schandalen zullen worden geconfronteerd, maar uitsluiten kan ik dat helaas ook niet.

Er zijn twee opmerkingen te maken over cybersecurity. Nederlandse banken investeren echt heel veel in de beveiliging van het internetbankieren. Dat is voor henzelf van groot belang, maar dat wordt ook van hen geëist door de toezichthouder op het betalingsverkeer. Over problemen vindt voortdurend overleg plaats in het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer, waarin ook de consumentenorganisaties zitten. Verder hebben we afgesproken dat incidenten op het gebied van inbreuken op de veiligheid worden gemeld. We hebben ook afgesproken dat de banken zelf de cliënten zo goed en zo snel mogelijk moeten informeren. We hebben natuurlijk vorig jaar een aantal incidenten achter elkaar gehad, waarbij het in het begin op het gebied van communicatie helemaal fout ging. Ik heb geen aanleiding om te vermoeden dat er meer incidenten zijn dan er worden gemeld of worden gecommuniceerd. Ik houd zeker de vinger aan de pols. De afspraak is dat incidenten moeten worden gemeld aan de toezichthouder en helder en zo snel mogelijk moeten worden gecommuniceerd met de cliënten, zodat zij geen onnodige risico's lopen.

De voorzitter:

Wij zijn aan het eind gekomen van de eerste termijn van de regering. Ik kijk of er behoefte is aan een tweede termijn. Dat is het geval.

De heer Merkies (SP):

Voorzitter. Er ontspon zich zojuist een debatje tussen de heren Koolmees en Van Dijck over de euro, iets wat hier op dit moment totaal niet aan de orde is. Ik kan mij wel enigszins voorstellen dat de heer Van Dijck erover spreekt, want het is jammer dat de coalitie het debat niet wil aangaan over de euro. Dat vind ik niet sterk.

Dat gezegd hebbende, ga ik over tot de orde van de dag. Ik ben overigens blij met de antwoorden die wij hebben gekregen. Er staat nog een puntje open, namelijk het onderzoek naar de standaardproducten. In een vorig debat is gezegd dat wij de uitkomst daarvan vorige maand zouden krijgen. Ik vraag de minister waar die uitkomst blijft.

De antwoorden over de lobby zijn weer summier. Ik denk dat daar veel meer moet gebeuren. Dat is ook Kamerbreed aangegeven door de commissie-De Wit, die dat niet voor niets heeft gezegd. Eigenlijk beschrijft de minister de huidige praktijk. Hij vindt dat wij het daarmee moeten kunnen doen. Daarom dien ik een tweetal moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het overheidsbeleid sterk beïnvloed wordt door de lobbyactiviteiten van banken en andere financiële instellingen;

overwegende dat de legislative footprint zoals voorgesteld in aanbeveling 18 van de Tijdelijke commissie onderzoek financieel stelsel meer behelst dan alleen de internetconsultatie zoals deze op dit moment vormgegeven is;

verzoekt de regering, de toevoeging van een legislative footprint aan wetsvoorstellen wettelijk vast te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Merkies. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 60 (32013).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat de onafhankelijkheid van toezichthouders op de financiële sector te allen tijde geborgd dient te zijn;

overwegende dat de transparantie van het contact tussen toezichthouders en de bankenlobby bijdraagt aan de stabiliteit van het financiële stelsel;

constaterende dat in andere landen, waaronder de VS, een strikter systeem wordt gehanteerd om het contact tussen toezichthouders en de bankenlobby nauwkeurig bij te houden;

verzoekt de regering, de mogelijkheden te verkennen om de transparantie van het contact tussen toezichthouders en bankenlobby te vergroten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Merkies. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 61 (32013).

De heer Nijboer (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording van de vragen, in het bijzonder over de nationale investeringsinstelling die er komt met negen private partijen. Daarop heeft de PvdA aangedrongen en ik ben dus blij dat het er deze week van gaat komen.

Tegen de heer Koolmees zeg ik dat ik het een goede suggestie vind om te kijken naar de fusies van grote banken en om die te toetsen. Ik ben blij met de toezegging van de minister om dat in de praktijk te willen brengen en te kijken hoe het kan worden gedaan. Dat steunt de PvdA-fractie.

Voorzitter, het zal u niet verwonderen dat ik twee moties indien die zien op de buffers.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een verhoging van de leverage ratio de mogelijkheid voor banken om verliezen af te wentelen op de belastingbetaler verkleint;

constaterende dat banken met hogere buffers beter in staat zijn, de kredietverlening aan huishoudens en ondernemers op peil te houden;

spreekt uit dat een leverage ratio van 4% als backstop voor Europese systeemrelevante banken als beginpunt en niet als eindpunt van de discussie moet worden gezien,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Nijboer, Koolmees, Klaver en Merkies. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 62 (32013).

De heer Nijboer (PvdA):

Er ontspon zich ook een debat over de manier waarop er moet worden omgegaan met banken die in staatshanden zijn. Ik heb toen een drietal methoden geschetst om zonder de kredietverlening te raken de buffers te verhogen: dividend uitkeren, aandelen uitgeven en snijden in kosten. Om dat te bevorderen dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat banken in handen van de Staat ook moeten voldoen aan de hogere buffereisen van het kabinet;

constaterende dat banken hun eigen vermogen kunnen versterken door middel van het inhouden van dividenden, het snijden in kosten en het uitgeven van kapitaal;

verzoekt de regering, terughoudendheid te betrachten bij dividenduitkeringen van banken in handen van de Staat en de Tweede Kamer hierover na de zomer te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Nijboer en Koolmees. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 63 (32013).

De heer Nijboer (PvdA):

Ik wens de minister veel succes met de vele hervormingen in de financiële sector die nog moeten plaatsvinden.

De heer Koolmees (D66):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn heldere beantwoording. Ik heb een paar punten. Ik ben zeer tevreden over de inzet van de minister om megabanken te voorkomen of banken die too big to fail zijn. Zoals hij zelf al zei, is er een aantal zeer grote Europese banken actief, vooral Duitse en Franse banken. Gezien alle initiatieven lijkt het mij heel verstandig om de tijd te nemen om echt goed na te denken over een manier om megabanken te voorkomen en te voorkomen dat we over twintig jaar weer van die grote Europese banken hebben. Stel een fusie tussen een heel grote Franse bank en een heel grote Duitse bank voor en we zitten weer in de problemen. Het is dus goed dat de minister daarmee aan de slag gaat. Ik zie het als een toezegging dat hij er de komende maanden op terugkomt.

Ik vind het goed om te zien dat er internationaal veel beweging is naar hogere buffers. Ik verwijs naar de discussies in de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Zwitserland. Het lijkt mij ook verstandig als Europa daarin meegaat. Daarom steun ik de motie van de heer Nijboer om het te zien als een startpunt. Overigens wel altijd in combinatie met de risico gewogen aanpak en de leverage ratio als backstop, zoals de minister in zijn eerste termijn in februari heeft aangegeven. Het lijkt mij heel belangrijk dat die twee samen worden bezien. Ook de aanpak op Europees niveau vindt mijn fractie belangrijk, dus dat er een Europese toezichthouder komt en een Europees speelveld. Het is heel verstandig om dat op Europees niveau af te stemmen.

Het punt van het dividend van een bank in overheidshanden vond ik opvallend. We hebben er eerder een debat met de minister over gevoerd. Natuurlijk moet ABN AMRO, want over die bank gaat het, als een normale bank functioneren, dus met een normaal dividend en een normale sturing op kosten en rendement. Dit geldt ook voor SNS, maar dat komt de komende tijd nog. Alle banken moeten hun buffer versterken. Heel veel banken die niet in handen van de Staat zijn, hebben de afgelopen tijd hun buffers versterkt door dividend in te houden. Mij lijkt het verstandig dat dit bij ABN AMRO ook gebeurt. Daarom hebben de heer Nijboer en ik een motie ingediend om dit te regelen.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Voorzitter. "Voorkom het opdrogen van krediet voor het mkb". "Maak 600 miljoen vrij voor hulp aan het mkb". "Verstrek verplicht meer kredieten aan het mkb". "Er moet een actieplan mkb-krediet komen". En: "de kredietverlening aan het mkb moet worden versterkt". Dit is zomaar een aantal uitspraken van sommige hier aanwezige partijen en van een minister of een kabinet. Ik denk dat de vraag is wat je als overheid wilt vastleggen. Wil zij een minimumeis bepalen? Hoe moet die tot stand komen? De markt vraagt daarin dingen. Ik denk dus dat je de markt daarin haar werk moet laten doen. Er is ook een vergelijking gemaakt met de 5% die bijvoorbeeld in de VS wordt gehanteerd. Ik moet eerlijk zeggen dat ik die volstrekt onvergelijkbaar vind met de leverage ratio's die we hier in Europa hanteren. Ze zijn moeilijk te vergelijken.

Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in Europees verband nu voorlopig een hefboomratio van 3% is afgesproken en dat deze voor 2018 wordt geëvalueerd;

overwegende dat de bankenunie en andere maatregelen juist een gelijk speelveld en eerlijke concurrentie tussen Europese banken dienen te bevorderen;

constaterende dat de regering eenzijdig voor Nederlandse banken de hefboomratio wil verhogen van 3% naar 4%;

constaterende dat dit zorgt voor oneerlijke concurrentie en het gelijke speelveld ondermijnt;

constaterende dat er gewaakt moet worden voor dreigende overregulering;

constaterende dat voldoende kredietverlening van belang is voor banen en voor de economie, die net weer iets begint aan te trekken;

verzoekt de regering, af te zien van de eenzijdige verhoging naar 4% en aansluiting te blijven zoeken bij de Europese afspraken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Aukje de Vries. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 64 (32013).

De heer Koolmees (D66):

Ik heb een vraag om de motie beter te kunnen begrijpen. Als het minister Dijsselbloem lukt om in Europa de inzet op 4% te krijgen, is de VVD dan wel akkoord met die inzet?

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

In mijn eerste termijn heb ik aangegeven dat de ratio voorlopig op 3% staat en dat dit wat ons betreft prima is. Ook heb ik gezegd dat we haar gaan evalueren en dat we dan weer kijken.

De heer Koolmees (D66):

Dat is nog iets te vrijblijvend. Er zijn meerdere landen in Europa waar men vindt dat deze buffers omhoog moeten. Nederland heeft nu zijn inzet gekozen in de reactie van de minister. Stel nou dat het lukt om in 2016 op Europees niveau naar een leverage ratio van 4% te gaan, is de VVD er dan wel van overtuigd dat die buffers omhoog moeten?

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Ik blijf hetzelfde antwoord geven: de ratio staat voorlopig op 3%. We hebben het nu alleen maar over de buffers, maar laten we nu het totale pakket aan maatregelen even zijn werk doen richting 2018. Laten we dan met zijn allen kijken waar we op dat moment staan. Wij vinden op dit moment de kredietverlening belangrijk. We willen niet het risico lopen dat die afgeknepen moet worden.

De heer Nijboer (PvdA):

De 3% is eigenlijk al voldoende en banken in Nederland voldoen daar allemaal al aan. Hoe verhoudt die 3% zich tot de ambitie van de VVD om de risico's van de financiële sector niet meer op het bordje van de belastingbetaler te leggen? Dat is iets wat we in het afgelopen jaar nog hebben moeten meemaken met bijvoorbeeld SNS.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

We hebben daar inderdaad buffers voor, die worden verhoogd conform de Europese afspraken. Daar staan wij achter. Daarnaast ligt er echter nog een totaalpakket met een resolutiefonds, met bail-in en met herstel en afwikkeling. Volgens ons moet je naar het totale pakket kijken. Dat moet ervoor zorgen dat die band doorgesneden wordt en dat de overheid niet meer hoeft op te draaien voor falende banken.

De heer Nijboer (PvdA):

Ik ben van mening dat elke euro 33 keer uitlenen een onhoudbaar model is, waarin het zo blijft dat de risico's worden neergelegd bij de belastingbetaler, welke voorwaarde of regulering je daar ook bovenop stapelt. Overigens is die andere regulering om de risico's van het bankwezen juist te verkleinen iets waartegen de VVD vaak ageert. Hoe kun je tegen extra regels zijn om de risico's in de bancaire sector te verminderen, en tegelijkertijd voorstellen om die buffers maar te laten lopen? De VVD zegt eigenlijk: u mag superdividenden uitkeren, want u voldoet er al gemakkelijk aan. De banken zitten namelijk al op 3,5%, en ING zelfs op 4%. Dat zegt de VVD in een tijd waarin we, vorig jaar nog, een bank hebben moeten nationaliseren. Hoe valt dat nu met elkaar te rijmen?

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Ik zeg niet: laat die buffers maar. Wat wij zeggen, is dat we niets extra's bovenop de hoogte van de Europese buffers willen. Ik heb in het algemeen overleg heel goed naar de minister geluisterd, moet ik eerlijk zeggen. Hem werd gevraagd: op het moment waarop wij de huidige maatregelen die tot en met 2018 afgesproken zijn getroffen hebben, hoe zal het dan in 2018 verlopen zijn? Hoeveel banken hebben we dan moeten redden? Het antwoord daarop was toch wel dat dit aantal banken maar heel beperkt zou zijn.

De heer Merkies (SP):

Mevrouw De Vries heeft het steeds over het gelijke speelveld in Europa. Realiseert zij zich ook dat die leverage ratio wel degelijk veel hoger is in de rest van Europa? Gemiddeld zitten we op zo'n 8%. Het argument dat we het dan in het level playing field verliezen, gaat dan toch helemaal niet op?

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Mij gaat het erom welk minimum, of in andere gevallen eventueel welk maximum je als overheid vastlegt als het bijvoorbeeld gaat om het loan to value. Daarbuiten kan de markt nog andere dingen vragen. Wij bepalen het minimum van wat wij vinden dat er moet gebeuren.

De heer Merkies (SP):

Wij hebben hierover de vorige keer ook een debat gevoerd. Mevrouw De Vries zegt dat het haar gaat om de kredietverlening in de komende tijd. Dat is een tijdelijk probleem. Uiteindelijk moet je naar het eindresultaat kijken. Ik heb haar toen gevraagd of ze dan wel een hogere buffer aan het eind wil. Dat wil ze ook niet. Dan vraag ik mij werkelijk af of de VVD-fractie überhaupt wel hogere buffers wil. Eigenlijk wil de VVD-fractie geen hogere buffers. Daarop komt het toch neer?

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Ik herhaal het antwoord dat ik ook heb gegeven aan de heer Koolmees, namelijk dat de hoogte voorlopig op die 3% staat, dat dit geëvalueerd gaat worden en dat wij op dat moment zullen kijken of het eventueel anders zal moeten worden.

Ik heb nog een tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er met de aflossingseis en verlaging van de loan to value (LTV) ratio naar 100% al maatregelen zijn genomen om de risico's rond hypotheekverstrekking te beperken;

overwegende dat banken de ruimte moeten houden om maatwerk te leveren bij het verstrekken van een hypotheek en daarmee ook starters in aanmerking moeten kunnen blijven komen voor hun eerste hypotheek;

verzoekt de regering, het voornemen om de LTV na 2018 verder af te bouwen tot 80% te schrappen uit de kabinetsvisie toekomst bancaire sector,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Aukje de Vries. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 65 (32013).

De heer Klaver (GroenLinks):

Voorzitter. Als je een debat voert over de toekomst van en de visie op de bancaire sector, ben je deels ook bezig met het oplossen van problemen uit het verleden. Desalniettemin ben ik blij met de stappen die worden gezet. De motie van de heer Nijboer is verstandig, denk ik. We hebben juist hogere buffers nodig. Ik denk dat dit een van de belangrijke lessen is die we hebben geleerd van de crisis, namelijk dat banken met hogere buffers beter zijn voor de samenleving en uiteindelijk ook beter voor de economie. Ik denk ook dat wij hebben geleerd dat duurzaam en maatschappelijk verantwoord bankieren heel erg belangrijk zijn. Ik ben dan ook zeer verheugd over het initiatief van collega Merkies tot een hoorzitting over dit onderwerp.

We moeten niet alleen terugkijken en de problemen uit het verleden oplossen. Dat is heel belangrijk, maar we moeten ook vooruit kijken. Daarom heb ik gesproken over de carbon bubble, de CO2-bubbel. Ik heb iets van de orde van grootte van de problemen proberen aan te geven. Uit onderzoek van het Sustainable Finance Lab blijkt dat de ING bijvoorbeeld wel 4 miljard riskeert in verband met de CO2-bubbel en dat de pensioenfondsen wel voor 17 miljard risico lopen. Ik ben ook heel blij met de toezegging van de minister om DNB nog eens stevig hiernaar te laten kijken bij de bancaire sector, de verzekeringssector en de pensioenen.

Ik voeg hieraan nog één verzoek toe, namelijk of de brief waarover de minister sprak voor de zomer naar de Kamer kan worden gestuurd.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. In het DNB-rapport staat duidelijk te lezen dat banken per 1 januari 2019 26,7 miljard nodig hebben. DNB houdt daarbij rekening met een depositogarantiestorting en een resolutieafdracht van 2,4 miljard. Ik verzin het niet. DNB verzint het en ik ga ervan uit dat DNB meer inzicht heeft in de cijfers dan de minister. De vraag blijft staan hoe de minister gaat voorkomen dat dit de kredietverlening treft. Ook de VVD-fractie maakt zich daar druk over. Want 27 miljard per 2019 is natuurlijk geen klein bier. De vraag is dan ook of de minister gaat eisen dat dit gebeurt, door kostenreductie, winstinhouding en aandelenemissie, of dat hij laat gebeuren dat de kredietverlening verder op slot gaat. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat banken minder kredieten verlenen om aan de kapitaalseisen te kunnen voldoen;

spreekt uit dat dit onwenselijk is en schadelijk voor het economisch herstel;

verzoekt de regering, erop toe te zien dat banken hun kredietverlening op peil houden en hun kapitaalpositie alleen mogen versterken door kostenreductie, winstinhouding en aandelenemissies,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Tony van Dijck. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 66 (32013).

De heer Tony van Dijck (PVV):

Over mijn tweede punt, de Libor-affaire, is nog niet gesproken in dit debat. Hoe staat het met die grote fraudeurs in the city? Zijn zij nu allemaal aan het werk, of worden zij strafrechtelijk vervolgd? Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat fraude in de financiële sector kan worden afgedaan met een schikking of boete waardoor de echte fraudeurs de dans ontspringen;

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat frauduleuze bankiers en medewerkers altijd strafrechtelijk worden vervolgd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Tony van Dijck. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 67 (32013).

De heer Tony van Dijck (PVV):

Mijn laatste motie gaat, zoals verwacht, over de euro. Zelfs Coen Teulings moet nu toegeven dat de euro ons geen welvaart heeft gebracht. Deze minister komt niet verder dan "zeer zwak"; eigenlijk wil hij de waarheid niet horen. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat nu ook de ex-directeur van het Centraal Planbureau toegeeft dat de euro Nederland geen extra welvaart heeft gebracht;

overwegende dat het vasthouden aan deze munt ons alleen maar geld gaat kosten doordat Nederland garant moet staan voor andere eurolanden en banken;

verzoekt de regering, voorbereidingen te treffen om zo snel als mogelijk deze gemeenschappelijk munt te verlaten en terug te keren naar de oude vertrouwde gulden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Tony van Dijck. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 68 (32013).

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn heldere antwoorden over de nota van wijzing op de Wet financiële markten. Ook dank ik hem ervoor dat hij MKB Nederland en de NVB zal aanspreken opdat zij met elkaar het gesprek aangaan over wat hij noemt "de te stevige maatregelen op afdelingen bijzonder beheer". Ik hoop dat wij daar een terugkoppeling van krijgen en dat wij te zijner tijd ook een terugkoppeling krijgen van wat de AFM vindt van het beleid bij de hypotheekverstrekkers inzake restschulden.

Toch staan er nog een paar punten open voor mijn fractie; daarom dien ik een aantal moties in. Mijn eerste motie betreft een nieuwe monitoringcommissie. Wij zouden graag willen dat de regering die instelt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de onafhankelijke Monitoring Commissie Code Banken in november 2013 is opgeheven door het kabinet;

overwegende dat een onafhankelijke Monitoring Commissie Code Banken gewenst is om te rapporteren over de vordering bij banken als het gaat om veranderingen in gedrag en cultuur en het centraal stellen van de klant;

verder overwegende dat een dergelijke commissie alleen echt onafhankelijk kan opereren als deze niet is ingesteld door de sector zelf;

verzoekt de regering, zo spoedig mogelijk een nieuwe onafhankelijke Monitoring Commissie Code Banken in te stellen;

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt en Van Hijum. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 69 (32013).

De heer Omtzigt (CDA):

Mijn tweede motie gaat over pinautomaten. Het is heel goed dat 99,6% van de mensen zo'n automaat dichtbij heeft. Ik zou zeggen: laten wij dat vooral zo houden. Internetbankieren is daar geen alternatief voor. Een groot gedeelte van de transacties in Nederland vindt nog altijd plaats in cash, dus daar heb je gewoon een pinautomaat of andere manier om geld uit de muur te halen voor nodig. Het kan natuurlijk ook een pinautomaat in een supermarkt zijn.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister van Financiën in maart 2014 heeft uitgesproken dat er een basisnorm zou moeten komen voor fysieke punten van gelduitgifte door banken in dunner bevolkte gebieden, en dat hij hiertoe in overleg zou treden met banken;

overwegende dat de afname van geldautomaten in dorpskernen desondanks gewoon doorgaat, hetgeen ten koste gaat van de plaatselijke economie, de leefbaarheid en de toegang van onder meer ouderen tot contant geld;

verzoekt de regering om zich bij banken in te zetten voor een standstill met betrekking tot het weghalen van geldautomaten in gebieden waar binnen een straal van 5 kilometer geen alternatief beschikbaar is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt en Van Hijum. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 70 (32013).

De voorzitter:

Hoeveel moties hebt u nog? Als dat de laatste is, moet u nu overgaan tot het indienen daarvan.

De heer Omtzigt (CDA):

Dit is mijn laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er nog geen antwoord ligt over de maximale schaal van banken in Europa;

verzoekt de regering, zich in te zetten voor een tijdelijke stop van ten minste achttien maanden op grensoverschrijdende fusies tussen banken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 71 (32013).

De vergadering wordt van 19.03 uur tot 19.08 uur geschorst.

Minister Dijsselbloem:

Voorzitter. Ik ga in op een paar openstaande vragen voordat ik toekom aan de bespreking van de moties. Er is een vraag gesteld door de heer Nijboer in eerste termijn en door de heer Merkies in tweede termijn over de standaardproducten, waarover ook de commissie-Wijffels heeft geadviseerd. Ik weet dat dit een onderwerp is dat ook de heer Koolmees bezighoudt. Wij leggen op dit moment de laatste hand aan de conceptbrief over dit thema. Die krijgt de Kamer binnen nu en enkele weken van ons, in elk geval voor de zomer. Wij moeten er natuurlijk voor zorgen dat dit een brief is die naar uw tevredenheid zal zijn. Wij moeten daar niet licht over denken.

De heer Nijboer heeft gevraagd hoe het staat met de norm voor de beschikbaarheid van het betalingsverkeer. Wij hebben daar meerdere keren met elkaar over gesproken. Gegeven het feit dat er vele verschillende schakels zijn in een betaalketen en niet alleen maar de banken, is het niet eenvoudig om één effectieve norm op te leggen aan de banken, zeker niet wanneer daar sancties aan worden verbonden. Dan zul je moeten weten waar de problemen zijn ontstaan en onder wiens verantwoordelijkheid, voordat je rekeningen kunt gaan uitdelen. Het is dus minder eenvoudig dan in sommige andere nutssectoren, waar dit systeem al bestaat. DNB is bezig met een onderzoek naar de verschillende schakels in de betaalketen. Men kijkt ook naar de mogelijkheid van een beschikbaarheidsnorm. Ik ben daar nog voorzichtig in. Later dit jaar zal DNB de uitkomst van het onderzoek bekendmaken en dan zal ik de Kamer daarover informeren. Het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer zal daarbij worden betrokken. Dat wordt na de zomer, maar wel dit jaar.

De heer Van Dijck heeft een vraag gesteld over bijkantoren. Ik heb hem geschetst hoe het met banken van buiten de EU ging. Zeker wanneer het gaat om toezichthouders die niet door Europa zijn erkend en waarvan het toezicht niet gewoon wordt overgenomen omdat het van voldoende kwaliteit zou zijn, hecht de Nederlandsche Bank eraan dat de bankvestiging ook echt onder het Nederlandse toezicht komt te vallen. Voor banken uit andere EU-lidstaten die zich bijvoorbeeld in Nederland of in een andere EU-lidstaat zouden willen vestigen, geldt het systeem van het Europese paspoort. Als een bank in het thuisland een bankvergunning heeft, heeft deze bank een Europees paspoort, waarmee de bank in andere EU-landen een bijkantoor mag vestigen, zonder een afzonderlijke bankvergunning te hoeven aanvragen. Straks vallen de banken immers onder hetzelfde Europese toezicht. Als het gaat om grote bijkantoren die in Nederland opereren, neemt DNB deel aan het toezicht. Dan functioneert er een zogenaamd college van toezichthouders, waarin DNB participeert. Sinds de crisis zijn deze colleges ingesteld om grensoverschrijdend toezicht op Europese banken te coördineren. Ik denk dat dit de belangrijkste feiten zijn. De rol van de ECB zal daarbij natuurlijk toenemen in de komende jaren, waar er nu nog veelal samenwerking is tussen nationale toezichthouders.

Dan kom ik nu toe aan de bespreking van de moties. De eerste twee moties van de heer Merkies gaan over lobbyactiviteiten. Ik heb geantwoord op de vragen van de heer Merkies daarover toen hij nog niet in de zaal was. Mijn indruk is dat hij mijn antwoord totaal niet tot zich heeft kunnen nemen. Dat stelt mij voor het dilemma dat ik het antwoord nog een keer zou moeten geven, maar laat ik kort op de moties reageren. De toezichthouder heeft de wettelijke plicht om te consulteren met maatschappelijke partijen rond het betalingsverkeer, maar natuurlijk ook met belanghebbenden in de financiële sector. De toezichthouders doen dat ook. Zij organiseren regelmatig bijeenkomsten en publiceren de verslagen daarvan, conform de wet. Die zijn allemaal te vinden op de website. Daarin staat ook wie erbij aanwezig waren. Het ministerie maakt bekend wie in internetconsultaties en andere consultaties hebben deelgenomen en geeft zo veel mogelijk transparantie, waar dat is toegestaan, over de inbreng van degenen die hebben deelgenomen. Wat we niet gaan doen, is een soort register bijhouden van contacten die de toezichthouders of het ministerie hebben met de bankensector. Ik geef maar even een indruk. Er zijn misschien wel honderden contacten op een dag vanuit het ministerie, vanuit de AFM en vanuit DNB met de financiële sector en daar is ook niets mis mee. Wij gaan dat niet allemaal bijhouden. We gaan elkaar niet gek maken. Het heeft ook helemaal geen zin. Er is niets mis met contacten. De vraag is hoe je ermee omgaat.

De heer Merkies (SP):

Het klopt dat ik nog niet in de zaal was, maar ik heb mij wel laten informeren over wat de minister heeft gezegd. Die contacten kunnen blijkbaar in het buitenland wel worden bijgehouden, en dat geeft natuurlijk wel degelijk een mate van transparantie. Is dat voldoende? Je kunt er misschien nog over twijfelen of het voldoende is, maar dan heb je in ieder geval transparantie over met wie de toezichthouders zoal praten.

Minister Dijsselbloem:

Die bestaat al in Nederland. In de VS is het zo dat de toezichthouders informatie publiek maken over bijeenkomsten met de sector. DNB en AFM doen dat. Zij hebben twee keer per jaar penalbijeenkomsten. Dat is in de wet vastgelegd. Zij publiceren wanneer die plaatsvinden en ze publiceren het verslag daarvan. Dat is allemaal geregeld. Er is een sterke parallel met wat er in de VS plaatsvindt, en ik heb geen aanleiding om de wet op dat punt te wijzigen of uit te breiden. Ik ontraad de eerste en de tweede motie van de heer Merkies.

De voorzitter:

De heer Merkies over de tweede motie.

De heer Merkies (SP):

Alleen panelbijeenkomsten zijn toch echt iets anders dan doorlopend de contacten bijhouden.

Minister Dijsselbloem:

Dat is waar. Die doorlopende contacten vinden continu plaats. Wij gaan dat niet allemaal registreren. Ik ga niet mijn ambtenaren en de medewerkers van DNB en AFM verplichten om elk contact dat zij hebben in de financiële sector of daar omheen voortaan te registreren in een publiek register. Dat is echt zinloos. We moeten elkaar niet gaan bezighouden. We moeten niet een samenleving vol wantrouwen organiseren. We leggen transparant vast wat wij hier doen.

Wie overigens wil weten wat de bankensector vindt van de bankenvisie: dat staat gewoon op hun website. Op onderdelen zijn ze het zeer oneens en zetten we toch door. Op andere onderdelen vinden ze het prima en werken we samen. Daar is niets geheimzinnigs aan. Het is aan ons als kabinet en aan u als Kamer om zelf te bepalen wat u doet met alle voorstellen die uit de sector komen. Om daarvoor allerlei registers bij te houden, voegt echt niets toe aan wat wij al transparant maken.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 62 van de leden Nijboer, Koolmees, Klaver en Merkies over de leverage ratio als beginpunt en niet als eindpunt. Ik laat het oordeel daarover graag over aan de Kamer. Het kabinet heeft al gezegd: minstens 4%. Dat lijkt mij daarmee in lijn. We streven er tegelijkertijd naar om op Europees niveau tot een gelijk speelveld te komen, maar we gaan dat niet afwachten. Dat is het verschil met de inzet van bijvoorbeeld de fractie van de VVD.

Dan de motie op stuk nr. 63 van de leden Nijboer en Koolmees, waarin de regering wordt verzocht, terughoudendheid te betrachten bij de uitkering van dividend van banken die in handen van de Staat zijn. Misschien mag ik daar iets over zeggen, ook in relatie tot de opmerkingen van de heer Van Dijck. Hij heeft op basis van het EMP-rapport gezegd: alles wat wij nu van de banken vragen — zoals gezegd zitten daar echt een aantal aannames in over bijdragen aan fondsen, die nog moeten worden opgericht — zou betekenen dat de banken tot en met 2019 meer dan 27 miljard apart moeten zetten. De winstgevendheid van de banken is de afgelopen jaren, zelfs in deze moeilijke tijd, 8 à 10 miljard per jaar geweest. We spreken over een periode tot en met 2019, dat is nog vijf jaar. Ik ga ervan uit dat de winstgevendheid van de banken zich verder zou versterken, maar laten we eens uitgaan van de 10 miljard die er het afgelopen jaar is gerealiseerd. Dan hebben we het dus al over 50 miljard aan winst die de Nederlandse banken de komende vijf jaar met enige zekerheid zouden moeten kunnen realiseren. Als de economie aantrekt, moet de winst daar zelfs boven uitkomen. Ik zeg het even, omdat 27 miljard klinkt als een ongelofelijk groot bedrag. Hoe kan dat nu toch? En gaat dit niet ten koste van de kredietverlening? Op basis van de huidige winstgevendheid en de winstgevendheid van de Nederlandse banken in de afgelopen paar jaar is dat met gemak te reserveren uit de winst. Met gemak!

Dat zeg ik ook tegen de heer Koolmees en de heer Nijboer. Ik laat het oordeel over de motie aan de Kamer. We zullen op Prinsjesdag gewoon in de Miljoenennota laten zien wat we doen met de dividenduitkering. Maar ook hiervoor geldt: het is niet zo dat we de winstgevendheid van de ABN of van andere staatsbanken op dit moment totaal afromen. Een deel van de winst wordt uitgekeerd aan de Staat. Dat lijkt me overigens ook een redelijke vergoeding voor alle risico's die belastingbetalers lopen op deze portefeuille. Maar goed, ik begrijp het punt van de indieners. Zij willen toe naar de kapitaalratio's. Gegeven de winstgevendheid die ik in de komende jaren verwacht, ook van de ABN, is bijvoorbeeld een dividendafdracht van 300 miljoen helemaal niet onredelijk. Het gaat ook niet ten koste van het halen van die kapitaalratio's. Als ik dat de Kamer kan laten zien, voldoe ik volgens mij aan de opdracht van terughoudendheid.

De voorzitter:

Ik zie dat u nog een vraag wilt stellen, mijnheer Van Dijck. Wij spreken nu over een motie van de heer Nijboer en de Koolmees. Uw naam staat er niet onder. U mag alleen een vraag stellen over de motie als het van invloed kan zijn op uw stemgedrag. We gaan de discussie hierover niet opnieuw voeren. U mag een toelichtende vraag stellen.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter, de minister heeft met zijn reactie op de motie direct ook mijn vraag beantwoord. De vraag is dan ook of hij bereid is om een verbod op dividenduitkering in te stellen zolang die 27 miljard niet is gehaald. Daarmee voorkom je namelijk dat de kredietverlening onder druk komt te staan.

Minister Dijsselbloem:

Nee.

De voorzitter:

Goed, gaat u verder.

Minister Dijsselbloem:

Ik kom op de motie van mevrouw Aukje de Vries op stuk nr. 64. Daarin wordt de regering verzocht, af te zien van de eenzijdige verhoging naar 4%. Daarbij gaat het om de leverage ratio. Tot mijn spijt blijft mevrouw De Vries steken in de groef dat de leverage ratio de kredietverlening zou afknijpen. Dat is niet waar en dat is ook het grote probleem bij deze motie. De grootste Nederlandse banken voldoen er al aan of voldoen er al nagenoeg aan. De banken 3 en 4 moeten er het nodige nog voor verrichten, maar gegeven de winstgevendheid die ik de Kamer zojuist schetste, moet dat te doen zijn. Dat moet ook te doen zijn binnen de termijn die ik nu heb gesteld, dus uiterlijk 2018. Ik zal dat de Kamer ook laten zien nadat de Nederlandsche Bank met deze banken daarvoor een tijdpad heeft afgesproken. Ik hoor mevrouw De Vries pleiten voor een kleine overheid. Als zij zeker wil stellen dat de rol van de overheid ten aanzien van de financiële sector nooit meer zo groot wordt als hij de afgelopen jaren is geweest, dan moet zij ook tegen de banken durven zeggen: jullie gaan je eigen broek ophouden. Daar horen kapitaalseisen bij. Deze zijn buitengewoon redelijk. We doen het in een redelijk tempo. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat de kredietverlening hierdoor in de knel komt, gegeven de cijfers die ik zojuist noemde. Ik ontraad dus deze motie.

De motie op stuk nr. 65 gaat over de LTV-ratio. Dit is echt voor mij een onbegrijpelijke motie; ik zeg het maar eerlijk. In de motie wordt de regering verzocht om het voornemen uit de kabinetsvisie te schrappen. Dit voornemen staat niet in de kabinetsvisie. Ik denk dat mevrouw De Vries in de war is. Ik heb kunnen achterhalen waar dit vandaan komt. Dit voornemen komt uit het rapport van de commissie-Wijffels. De heer Wijffels heeft gezegd: laten we nu doorpakken naar 80%. Het kabinet is daar juist heel voorzichtig in. Wij hebben gekozen voor een afbouwtraject voor de komende jaren. Wij hebben gezegd: we gaan naar 100%, want dat is al een verbetering en prudentieel. De risico's voor mensen worden zo beperkt. We hebben gezegd: we gaan terug naar 100% en daarna zien we verder. Veel meer staat er niet in de bankenvisie. Ik geef de Kamer steeds in overweging dat in andere landen 100% nog steeds hoog is en dat dit ook nog steeds echt risico's voor mensen met zich meebrengt. Maar dit is allemaal: "tot nader order". In de bankenvisie wordt de 80% niet genoemd, dus ik kan dat ook niet schrappen. Ik ontraad de motie.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Volgens mij is het doel van de motie helder; mijn fractie wil niet toe naar een verdere verlaging. Ik zal nog even naar de exacte omschrijving kijken, maar het doel is volgens mij heel helder.

Minister Dijsselbloem:

De zevende motie is van de heer Van Dijck. Ben ik al bij zeven, voorzitter?

De voorzitter:

Ja.

Minister Dijsselbloem:

In die motie, op stuk nr. 66, wordt de regering verzocht, erop toe te zien dat de kredietverlening op peil blijft. De kapitaalpositie mogen we, zo staat in de motie, alleen versterken door kostenreductie, winstinhouding en aandelenemissies. Dat is absoluut uitgangspunt van beleid. In die zin is de motie ondersteuning van beleid. Wij letten erop dat de kredietverlening niet verder in de knel komt. Wij denken ook, op basis van een studie van DNB, dat het haalbaar en doenlijk is om de kapitaalseisen te realiseren en tegelijkertijd de kredietverlening weer op gang te brengen. Dus ik heb problemen met de overwegingen omdat die stellen dat de hogere kapitaalseisen ertoe leiden dat er minder krediet wordt verleend. Die stelligheid kan ik niet overnemen, maar het dictum van de motie is ondersteuning van het beleid. Dat is ook onze intentie. Als de heer Van Dijck de eerste overweging kan aanpassen, dan laat ik het oordeel over aan de Kamer.

In de motie-Tony van Dijck op stuk nr. 67 wordt uitgesproken dat fraudeleuze bankiers en medewerkers altijd strafrechtelijk moeten worden vervolgd. Fraudeleuze bankiers en medewerkers moeten worden aangepakt. Of iemand moet worden vervolgd laten wij in de Nederlandse rechtsstaat over aan het Openbaar Ministerie. Daarom moet ik de motie ontraden.

De motie-Tony van Dijck op stuk nr. 68 kan ik met het grootste gemak aan de Kamer overlaten, omdat ik zeer vertrouw op de wijsheid van de Kamer. Deze motie is natuurlijk zeer, zeer schadelijk voor Nederland en de Nederlandse economie. Ik vertrouw op de wijsheid van de Kamer.

De voorzitter:

Hebt u de motie-Omtzigt/Van Hijum op stuk nr. 69?

Minister Dijsselbloem:

Nee.

De voorzitter:

Dan krijgt u die van mij. Ah kijk, daar is de heer Omtzigt al.

Minister Dijsselbloem:

Dank u wel. In de motie-Omtzigt/Van Hijum op stuk nr. 69 wordt de regering verzocht een onafhankelijke Monitoring Commissie Code Banken in te stellen. Ik begrijp de overweging van de heren Van Hijum en Omtzigt. Ik geloof ook niet dat wij tegenover elkaar staan. Alleen dacht ik, in lijn met het gedachtegoed van het CDA, de rol van het maatschappelijk middenveld, in dit geval de bankensector als geheel, sterk centraal te stellen. Dat is inderdaad een accentverschuiving ten opzichte van de afgelopen jaren, waarin de overheid gewoon zei: er zij een code, er is een commissie, die wordt door de minister ingesteld en die rapporteert ook aan de minister et cetera. Maar om het maatschappelijk vertrouwen te winnen moet de sector zelf het voortouw nemen. Die monitoringscommissie komt er. Die zal ook onafhankelijk worden ingericht. Ik neem ook aan dat die onafhankelijkheid zal worden zeker gesteld in de instellingsbrief, het instellingsbesluit of hoe de bankensector dat ook verder wil vormgeven. Maar in het gedachtegoed van het CDA neemt het maatschappelijk vertrouwen niet per se toe als de overheid het initiatief naar zich toe trekt. Juist bij zoiets als het herstel van vertrouwen moet de bankensector het initiatief zelf nemen. Opgelegde codes hebben lang niet de zeggingskracht die eigen initiatieven van de sector hebben. Helaas moet ik de motie dan ook ontraden.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 70 over een standstill in het weghalen van pinautomaten. Ik heb in het debat gezegd dat wij zouden moeten voorkomen dat de dekkingsgraad van bancaire service verder afneemt. Wij hebben toen gesproken over die 5 km. Uit de monitor die er is geweest, blijkt ook dat 99,6% van de mensen nog toegang heeft tot een pinautomaat binnen een straal van 5 km en zelfs 99,8% tot een pinautomaat of een bancaire voorziening. Dat kan dus ook een plek zijn waar je naar binnen kunt lopen. Ik ben er zeer voor om dat te blijven monitoren en daar overleg over te voeren, maar ik heb op basis van deze cijfers echt geen aanleiding om een wettelijke norm op te leggen. Dat vind ik op dit moment een kwestie van overreageren op een ontwikkeling die wij in de gaten houden. Zolang de cijfers zo hoog zijn in dit dichtbevolkte land hoeven wij daar geen wetgeving op te leggen. Ik ontraad de motie.

De motie-Omtzigt op stuk nr. 71 is een vergaande motie. Die zegt: er is nog geen maximumschaal van banken in Europa. Ik denk ook niet dat die er komt. Mijn toezegging aan de heer Koolmees om in de Antonvenetarichtlijn criteria toe te voegen om een voorgenomen fusie of overname te kunnen beoordelen op de effecten op de financiële stabiliteit in Europa, op "too big to fail"-risico's, is dus nog echt iets anders dan nu een maximale schaal ergens vastleggen. In deze motie staat eigenlijk dat die er wel moet komen en dat er in afwachting daarvan een verbod moet komen op grensoverschrijdende fusies. Dat gaat echt veel te ver. We hebben net een bankenunie tot stand gebracht en nu zouden we de grenzen weer gaan optrekken door te bepalen dat banken niet meer grensoverschrijdend mogen fuseren, ook kleine banken en middelgrote banken niet. Dat gaat echt veel te ver.

De heer Omtzigt (CDA):

In deze motie wordt gevraagd om een tijdelijke standstill, want die Antonvenetarichtlijn is nog niet aangepast. In die tussentijd lijkt het mij verstandig om er in ieder geval voor te zorgen dat bepaalde soorten fusies, bijvoorbeeld tussen de grootste Duitse en de grootste Franse bank, niet mogelijk zijn. Als de regering een ander voorstel daarvoor heeft, dan hoor ik dat gaarne. Nu is dit soort fusies wel mogelijk, omdat die wijziging er nog niet is. Dat is de portee van deze motie. Hoe denkt de regering dat anders te voorkomen? Of denkt de regering dat niet te hoeven voorkomen in die tussentijd?

Minister Dijsselbloem:

In deze motie staat eigenlijk: zolang u nog geen wetgeving hebt, moet u snel wetgeving maken om iets tegen te gaan. Dat gaat dus niet werken. Ik heb de Kamer verteld welke instrumenten en welke vijf invalshoeken we hebben, om risico's die voortvloeien uit schaal te beperken of tegen te gaan. Ik heb laten weten dat het aspect van financiële stabiliteit in de sector naar mijn mening een zwaardere plek moet krijgen bij het beoordelen van fusies en overnames. Dat gaan we regelen. In deze motie staat dat het kabinet het moet gaan regelen zolang het niet geregeld is. De invalshoek van de motie is veel te veel dat er een maximumschaal voor banken moet komen. Voor mij is dat geen hanteerbaar type criterium. Ik vind dat het moet gaan over risico's. Schaal is daar een belangrijk onderdeel van, maar niet het enige ...

De voorzitter:

Dank u wel. Mijnheer Omtzigt …

Minister Dijsselbloem:

… en ik ontraad de motie.

De heer Omtzigt (CDA):

Dit antwoord is onbevredigend, maar helder. Ik had over het vorige punt echter nog een vraag. In het AO is toegezegd om met die banken om de tafel te gaan zitten. Het is jammer dat die standstill er in de tussentijd niet is. Wanneer krijgen wij een terugkoppeling over wat zij zullen doen met die pinautomaten?

Minister Dijsselbloem:

Ik zorg ervoor dat u die zo snel mogelijk krijgt. Ik laat u dat zo snel mogelijk weten. We kunnen misschien voor de stemming van dinsdag nog een heel klein briefje aan de Kamer sturen om ons tijdpad te schetsen zodat de Kamer weet wanneer die daar meer informatie over krijgt.

Ik denk dat ik de moties daarmee heb besproken.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Hiermee zijn we gekomen aan het einde van dit debat. Over de ingediende moties zal volgende week dinsdag worden gestemd.

De vergadering wordt van 19.31 uur tot 20.17 uur geschorst.

Voorzitter: Van Miltenburg

Naar boven