Besluit van 7 december 2012 tot wijziging van de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, alsmede van de bijlagen bij het Besluit OM-afdoening onderscheidenlijk de bijlage uit het Transactiebesluit 1994 en van enige andere besluiten in verband met onder meer de jaarlijkse indexering van de tarieven

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie, gedaan mede namens Onze Minister van Infrastructuur en Milieu, van 15 november 2012, nr. 316659;

Gelet op de artikelen 2, vijfde lid, en 22, tweede lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, de artikelen 257b, 257ba en 572, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering en artikel 74c van het Wetboek van Strafrecht;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 28 november 2012, nr. W.03.12.0469/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie, uitgebracht mede namens Onze Minister van Infrastructuur en Milieu, van 4 december 2012, nr. 329570;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

De bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, komt te luiden:

     

Afdeling A. Verkeer te land

     

Categorie-indeling B:

     

1 – Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;

     

2 – Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

     

3 – Bromfietsers en snorfietsers;

     

4 – Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor;

     

5 – Voetgangers;

     

6 – Overige weggebruikers;

     

7 – Gezagvoerders/schippers;

     

8 – Een ieder.

       
     

NB De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen

     

Feit

Artikel

Tarief in euro per feit en per categorie

         

1

2

3

4

5

6

7

8

     

Nummers K 006 – K 175: Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994); Reglement Rijbewijzen (RR)

                 

K

010

 

als weggebruiker geen gevolg geven aan een door een opsporingsambtenaar ter zake van het verkeer op de weg gegeven aanwijzing

12 lid 1 WVW 1994

360

360

250

140

100

140

   

K

025

 

als bestuurder van een motorrijtuig rijden terwijl het kentekenbewijs niet behoorlijk leesbaar is

36 lid 3 sub d WVW 1994

40

40

40

         
     

het kenteken niet behoorlijk zichtbaar aanwezig hebben op of aan

40 lid 1 WVW 1994

               

K

030

a

– een motorrijtuig

 

130

130

90

       

130

K

030

b

– de aanhangwagen

 

130

130

90

       

130

K

035

 

het ongeldig verklaarde kentekenbewijs niet binnen de bepaalde termijn inleveren bij de minister van Infrastructuur en Milieu

57 lid 3 WVW 1994

             

220

     

als houder van een kentekenbewijs niet op eerste vordering van een daartoe aangewezen persoon dat bewijs of één of meer delen van dat bewijs overgeven, omdat (voor) het voertuig waarvoor het kentekenbewijs is afgegeven

                 

K

040

a

– de verschuldigde belastingen en rechten niet zijn voldaan

60 lid 1 sub a WVW 1994

             

130

K

040

b

– niet voldoet aan de bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 gestelde eisen

60 lid 1 sub b WVW 1994

             

130

K

040

e

– niet voldoet aan de in het kentekenbewijs vermelde voorschriften

60 lid 2 WVW 1994

             

130

     

voor een kentekenplichtig motorrijtuig van 3500 kg of minder

                 

K

045

a

– is geen keuringsbewijs afgegeven

72 lid 1 WVW 1994

130

           

130

K

045

b

– heeft het keuringsbewijs zijn geldigheid verloren

72 lid 2 sub b WVW 1994

130

           

130

     

voor een kentekenplichtig motorrijtuig of aanhangwagen van meer dan 3500 kg

                 

K

046

a

– is geen keuringsbewijs afgegeven

72 lid 1 WVW 1994

390

           

390

K

046

b

– heeft het keuringsbewijs zijn geldigheid verloren

72 lid 2 sub b WVW 1994

390

           

390

     

als bestuurder van een motorrijtuig rijden terwijl het rijbewijs

                 

K

060

a

– niet voldoet aan de gestelde eisen

107 lid 2 sub a WVW 1994

45

45

30

         

K

060

e

– zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, waarbij de geldigheidsduur één jaar of minder is verstreken

107 lid 2 sub b WVW 1994

90

90

60

         

K

060

c

– niet behoorlijk leesbaar is

107 lid 2 sub c WVW 1994

90

90

60

         
                         
     

Noot K 065 serie: Indien bestuurder in bezit van Nederlands rijbewijs afgegeven voor 19-01-2013 dan zijn op grond van overgangsrecht tot 19-01-2013 geldende bepalingen van toepassing. Indien bewoner uit EG, Europese Economische Ruimte of Zwitserland afkomstig is en in het bezit van geldig rijbewijs A 1 dan toegestaan met een leeftijd vanaf 16 jaar, A2 dan leeftijd vanaf 18 jaar en A dan leeftijd vanaf 20 jaar

                 

K

065

a

als bestuurder beneden de 18 jaar een motorrijtuig besturen (buitenlander met rijbewijs) (vervalt m.i.v. 19-01-2013)

110 lid 1 WVW 1994

130

130

           

K

065

c

als 17 jarige bestuurder in het bezit van een rijbewijs B een motorrijtuig van de rijbewijscategorie B besturen terwijl naast de bestuurder geen in de begeleiderpas vermelde begeleider zit

110 WVW 1994 jo. 173k lid 1 onder d RR

130

             

K

065

d

als 17 jarige bestuurder in het bezit van een rijbewijs B een motorrijtuig van de rijbewijscategorie B besturen terwijl naast de bestuurder een op de begeleiderpas vermelde begeleider zit, waarvan de bestuurder weet dat die begeleider zich zodanig onder invloed van een rijvaardigheid verminderende stof zoals alcohol of een andere stof in de zin van artikel 8, lid 1 WVW 1994 bevindt, dat de begeleider niet meer tot behoorlijk begeleiden in staat moet worden geacht

110 WVW 1994 jo. 173 k lid 1 onder d RR

130

             

K

090

aa

rijonderricht geven in het kader van de opleiding voor het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie AM, tweewielige bromfiets, terwijl deze niet is voorzien van een op de voorgeschreven wijze aangebrachte aanduiding

110b WVW 1994 jo. 7a RR

             

90

     

rijonderricht geven voor rijbewijs B terwijl het lesmotorrijtuig niet is voorzien van

                 

K

090

a

– een dubbele bediening c.q. een onderbreker

110b WVW 1994 jo. 8 sub a RR

             

260

K

090

b

– een binnen en een buitenspiegel ten behoeve van de rij-instructeur

110b WVW 1994 jo. 8 sub b RR

             

260

K

090

c

– een op de voorgeschreven wijze aangebrachte aanduiding

110b WVW 1994 jo. 8 sub c RR

             

90

     

rijonderricht geven in het kader van de opleiding voor het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie AM, drie- of vierwielige bromfiets, terwijl deze niet is voorzien van

110b WVW 1994 jo. 7a RR

               

K

090

bb

– een dubbele bediening c.q. onderbreker

               

260

K

090

cc

– een binnen- en buitenspiegel ten behoeve van de rijinstructeur

               

260

K

090

dd

– een op de voorgeschreven wijze aangebrachte aanduiding

               

90

K

120

 

het niet inleveren van een rijbewijs waarvan de geldigheid is geschorst

131 lid 3 sub b WVW 1994

             

220

K

145

a

als bestuurder handelen in strijd met één of meer aan een ontheffing verbonden voorschrift(en), niet betrekking hebbend op de begeleiding of vakbekwaamheid

150 lid 2 WVW 1994

130

130

90

50

       
     

als bestuurder van een motorrijtuig niet op eerste vordering behoorlijk ter inzage afgeven

                 

K

150

a

– het kentekenbewijs

160 lid 1 sub a WVW 1994

45

45

45

         

K

150

c

– het rijbewijs

160 lid 1 sub b WVW 1994

90

90

90

         

K

150

cd

– rijbewijs, niet zijnde rijbewijs AM

artikel VIII Wet van 28 juni 2006, wijziging WVW 1994 ivm invoer bromfietsrijbewijs (Stb. 2006, 322)

   

90

         

K

150

e

– de ontheffing

160 lid 1 sub d WVW 1994

45

             

K

150

f

– het ingevolge de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders vereiste getuigschrift

160 lid 1sub c WVW 1994

60

             

K

150

g

– een gehandicaptenparkeerkaart of een kaart ten behoeve van gehandicaptenvervoer

160 lid 1 sub e WVW 1994

   

90

50

       

K

155

 

niet meewerken aan het voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht

160 lid 5 WVW 1994

220

220

150

85

     

220

     

als bestuurder van een motorrijtuig of degene die aanstalten maakt een motorrijtuig te gaan besturen die op grond van artikel 132c, eerste lid, onderdeel d, de feitelijke beschikking heeft gekregen over een rijbewijs waarop de bij ministeriële regeling vastgestelde codering voor het rijden met een alcoholslot is vermeld, niet op eerste vordering

                 

K

161

a

– het alcoholslot, danwel de daarvan deel uitmakende ademalcoholtester tonen

160 lid 6 WVW 1994

220

             

K

161

b

– een blaastest op het in het motorrijtuig aanwezige alcoholslot uitvoeren

160 lid 6 WVW 1994

220

             
                         
     

Nummers S 005 – S 026, VA 004 – VR 101: Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)

                 
     

Categorie-indeling C: (maximum snelheid)

                 
     

1 – motorvoertuigen (uitgezonderd categorie 2: vrachtauto’s, autobussen en motorvoertuigen met aanhangwagen);

                 
     

2 – vrachtauto’s, autobussen, als bedrijfsauto aangemerkte kampeerauto’s met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg en motorvoertuigen met aanhangwagen;

                 
     

3 – bromfietsen, brommobielen, snorfietsen en gehandicaptenvoertuigen met motor;

                 
     

4 – land- of bosbouwtrekkers en motorvoertuigen met beperkte snelheid.

                 
                         
     

Hoofdstuk 2. Verkeersregels

                 
     

VIII. Maximum snelheid

                 
     

a. Algemeen

                 
     

als bestuurder niet in staat zijn, zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kan overzien en waarover deze vrij is

19 RVV 1990

               

S

005

a

– bij snelheden tot en met 80 km/h

 

260

260

180

         
                         
     

Snelheidsoverschrijdingen

                 
     

Noot

                 
     

1. indien een feitcode van toepassing is waarbij de snelheidsoverschrijding per kilometer is aangegeven en er wordt een waarde achter de komma gemeten, dan moet deze te allen tijde naar beneden worden afgerond op een hele kilometer.

                 
                         
     

2. * = recidiveregeling snelheid (zie Richtlijn voor strafvordering tarieven en feitomschrijvingen enz.); bij staandehouding wordt bij overschrijding vanaf 50 km/h of 30 km/h (cat. 3) het rijbewijs ingevorderd en dient het proces-verbaal met het proces-verbaal van invordering te worden ingezonden naar het openbaar ministerie.

                 
                         
     

3. indien bij een feitcode bij het tarief «OBM» staat vermeld dan betreft dit de eis ter zitting voor de eerste overtreding. Naast deze boete dient een OBM ov conform de recidiveregeling snelheidsovertredingen te worden geëist.

                 
                         
     

b. Binnen de bebouwde kom

                 
     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom

20 sub a RVV 1990 (cat 1/2), 20 sub b en c RVV 1990 (cat 3), 22 sub d en e RVV 1990 (cat 3), 22 sub c RVV 1990 (cat 4)

               

VA

004

 

– met 4 km/h

 

26

43

26

26

       

VA

005

 

– met 5 km/h

 

32

51

32

32

       

VA

006

 

– met 6 km/h

 

39

59

39

39

       

VA

007

 

– met 7 km/h

 

45

69

45

45

       

VA

008

 

– met 8 km/h

 

51

79

51

51

       

VA

009

 

– met 9 km/h

 

58

89

58

58

       

VA

010

 

– met 10 km/h

 

66

98

66

66

       

VA

011

 

– met 11 km/h

 

89

124

89

89

       

VA

012

 

– met 12 km/h

 

97

134

97

97

       

VA

013

 

– met 13 km/h

 

107

146

107

107

       

VA

014

 

– met 14 km/h

 

115

158

115

115

       

VA

015

 

– met 15 km/h

 

124

170

124

124

       

VA

016

 

– met 16 km/h

 

133

182

133

133

       

VA

017

 

– met 17 km/h

 

143

195

143

143

       

VA

018

 

– met 18 km/h

 

154

208

154

154

       

VA

019

 

– met 19 km/h

 

164

222

164

164

       

VA

020

 

– met 20 km/h

 

176

236

176

176

       

VA

021

 

– met 21 km/h

 

188

251

188

188

       

VA

022

 

– met 22 km/h

 

200

266

200

200

       

VA

023

 

– met 23 km/h

 

213

281

213

213

       

VA

024

 

– met 24 km/h

 

224

297

224

224

       

VA

025

 

– met 25 km/h

 

238

314

238

238

       

VA

026

 

– met 26 km/h

 

251

332

251

251

       

VA

027

 

– met 27 km/h

 

267

350

267

267

       

VA

028

 

– met 28 km/h

 

280

367

280

280

       

VA

029

 

– met 29 km/h

 

294

383

294

294

       

VA

030

 

– met 30 km/h

 

308

   

308

       
     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom

62 jo. bord A1 RVV 1990

               

VB

004

 

– met 4 km/h

 

26

43

26

26

       

VB

005

 

– met 5 km/h

 

32

51

32

32

       

VB

006

 

– met 6 km/h

 

39

59

39

39

       

VB

007

 

– met 7 km/h

 

45

69

45

45

       

VB

008

 

– met 8 km/h

 

51

79

51

51

       

VB

009

 

– met 9 km/h

 

58

89

58

58

       

VB

010

 

– met 10 km/h

 

66

98

66

66

       

VB

011

 

– met 11 km/h

 

89

124

89

89

       

VB

012

 

– met 12 km/h

 

97

134

97

97

       

VB

013

 

– met 13 km/h

 

107

146

107

107

       

VB

014

 

– met 14 km/h

 

115

158

115

115

       

VB

015

 

– met 15 km/h

 

124

170

124

124

       

VB

016

 

– met 16 km/h

 

133

182

133

133

       

VB

017

 

– met 17 km/h

 

143

195

143

143

       

VB

018

 

– met 18 km/h

 

154

208

154

154

       

VB

019

 

– met 19 km/h

 

164

222

164

164

       

VB

020

 

– met 20 km/h

 

176

236

176

176

       

VB

021

 

– met 21 km/h

 

188

251

188

188

       

VB

022

 

– met 22 km/h

 

200

266

200

200

       

VB

023

 

– met 23 km/h

 

213

281

213

213

       

VB

024

 

– met 24 km/h

 

224

297

224

224

       

VB

025

 

– met 25 km/h

 

238

314

238

238

       

VB

026

 

– met 26 km/h

 

251

332

251

251

       

VB

027

 

– met 27 km/h

 

267

350

267

267

       

VB

028

 

– met 28 km/h

 

280

367

280

280

       

VB

029

 

– met 29 km/h

 

294

383

294

294

       

VB

030

 

– met 30 km/h

 

308

   

308

       
     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom (verkeersbord A1 [30 km/h])

62 jo. bord A1 RVV 1990

               

VS

004

 

– met 4 km/h

 

43

95

43

43

       

VS

005

 

– met 5 km/h

 

51

107

51

51

       

VS

006

 

– met 6 km/h

 

59

120

59

59

       

VS

007

 

– met 7 km/h

 

68

134

68

68

       

VS

008

 

– met 8 km/h

 

78

147

78

78

       

VS

009

 

– met 9 km/h

 

87

161

87

87

       

VS

010

 

– met 10 km/h

 

98

174

98

98

       

VS

011

 

– met 11 km/h

 

124

206

124

124

       

VS

012

 

– met 12 km/h

 

134

221

134

134

       

VS

013

 

– met 13 km/h

 

145

237

145

145

       

VS

014

 

– met 14 km/h

 

158

252

158

158

       

VS

015

 

– met 15 km/h

 

170

268

170

170

       

VS

016

 

– met 16 km/h

 

182

285

182

182

       

VS

017

 

– met 17 km/h

 

195

301

195

195

       

VS

018

 

– met 18 km/h

 

208

320

208

208

       

VS

019

 

– met 19 km/h

 

222

338

222

222

       

VS

020

 

– met 20 km/h

 

236

357

236

236

       

VS

021

 

– met 21 km/h

 

251

376

251

251

       

VS

022

 

– met 22 km/h

 

268

390

268

268

       

VS

023

 

– met 23 km/h

 

283

 

283

283

       

VS

024

 

– met 24 km/h

 

300

 

300

300

       

VS

025

 

– met 25 km/h

 

315

 

315

315

       

VS

026

 

– met 26 km/h

 

332

 

332

332

       

VS

027

 

– met 27 km/h

 

349

 

349

349

       

VS

028

 

– met 28 km/h

 

367

 

367

367

       

VS

029

 

– met 29 km/h

 

383

 

383

383

       

VS

030

 

– met 30 km/h

 

390

   

390

       
     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen een erf

45 RVV 1990

               

VV

004

 

– met 4 km/h

 

43

95

43

43

       

VV

005

 

– met 5 km/h

 

51

107

51

51

       

VV

006

 

– met 6 km/h

 

59

120

59

59

       

VV

007

 

– met 7 km/h

 

68

134

68

68

       

VV

009

 

– met 9 km/h

 

87

161

87

87

       

VV

010

 

– met 10 km/h

 

98

174

98

98

       

VV

011

 

– met 11 km/h

 

124

206

124

124

       

VV

012

 

– met 12 km/h

 

134

221

134

134

       

VV

013

 

– met 13 km/h

 

145

237

145

145

       

VV

014

 

– met 14 km/h

 

158

252

158

158

       

VV

015

 

– met 15 km/h

 

170

268

170

170

       

VV

016

 

– met 16 km/h

 

182

285

182

182

       

VV

017

 

– met 17 km/h

 

195

301

195

195

       

VV

018

 

– met 18km/h

 

208

320

208

208

       

VV

019

 

– met 19 km/h

 

222

338

222

222

       

VV

020

 

– met 20 km/h

 

236

357

236

236

       

VV

021

 

– met 21 km/h

 

251

376

251

251

       

VV

022

 

– met 22 km/h

 

268

390

268

268

       

VV

023

 

– met 23 km/h

 

283

 

283

283

       

VV

024

 

– met 24 km/h

 

300

 

300

300

       

VV

025

 

– met 25 km/h

 

315

 

315

315

       

VV

026

 

– met 26 km/h

 

332

 

332

332

       

VV

027

 

– met 27 km/h

 

349

 

349

349

       

VV

028

 

– met 28 km/h

 

367

 

367

367

       

VV

029

 

– met 29 km/h

 

383

 

383

383

       

VV

030

 

– met 30 km/h

 

390

   

390

       
     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom

62 jo. bord A3 RVV 1990

               

VC

004

 

– met 4 km/h

 

26

43

26

26

       

VC

005

 

– met 5 km/h

 

32

51

32

32

       

VC

006

 

– met 6 km/h

 

39

59

39

39

       

VC

007

 

– met 7 km/h

 

45

69

45

45

       

VC

008

 

– met 8 km/h

 

51

79

51

51

       

VC

009

 

– met 9 km/h

 

58

89

58

58

       

VC

010

 

– met 10 km/h

 

66

98

66

66

       

VC

011

 

– met 11 km/h

 

89

124

89

89

       

VC

012

 

– met 12 km/h

 

97

134

97

97

       

VC

013

 

– met 13 km/h

 

107

146

107

107

       

VC

014

 

– met 14 km/h

 

115

158

115

115

       

VC

015

 

– met 15 km/h

 

124

170

124

124

       

VC

016

 

– met 16 km/h

 

133

182

133

133

       

VC

017

 

– met 17 km/h

 

143

195

143

143

       

VC

018

 

– met 18 km/h

 

154

208

154

154

       

VC

019

 

– met 19 km/h

 

164

222

164

164

       

VC

020

 

– met 20 km/h

 

176

236

176

176

       

VC

021

 

– met 21 km/h

 

188

251

188

188

       

VC

022

 

– met 22 km/h

 

200

266

200

200

       

VC

023

 

– met 23 km/h

 

213

281

213

213

       

VC

024

 

– met 24 km/h

 

224

297

224

224

       

VC

025

 

– met 25 km/h

 

238

314

238

238

       

VC

026

 

– met 26 km/h

 

251

332

251

251

       

VC

027

 

– met 27 km/h

 

267

350

267

267

       

VC

028

 

– met 28 km/h

 

280

367

280

280

       

VC

029

 

– met 29 km/h

 

294

383

294

294

       

VC

030

 

– met 30 km/h

 

308

   

308

       
     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A1 RVV 1990

               

VD

004

 

– met 4 km/h

 

43

95

43

43

       

VD

005

 

– met 5 km/h

 

51

107

51

51

       

VD

006

 

– met 6 km/h

 

59

120

59

59

       

VD

007

 

– met 7 km/h

 

68

134

68

68

       

VD

008

 

– met 8 km/h

 

78

147

78

78

       

VD

009

 

– met 9 km/h

 

87

161

87

87

       

VD

010

 

– met 10 km/h

 

98

174

98

98

       

VD

011

 

– met 11 km/h

 

124

206

124

124

       

VD

012

 

– met 12 km/h

 

134

221

134

134

       

VD

013

 

– met 13 km/h

 

145

237

145

145

       

VD

014

 

– met 14 km/h

 

158

252

158

158

       

VD

015

 

– met 15 km/h

 

170

268

170

170

       

VD

016

 

– met 16 km/h

 

182

285

182

182

       

VD

017

 

– met 17 km/h

 

195

301

195

195

       

VD

018

 

– met 18 km/h

 

208

320

208

208

       

VD

019

 

– met 19 km/h

 

222

338

222

222

       

VD

020

 

– met 20 km/h

 

236

357

236

236

       

VD

021

 

– met 21 km/h

 

251

376

251

251

       

VD

022

 

– met 22 km/h

 

268

390

268

268

       

VD

023

 

– met 23 km/h

 

283

 

283

283

       

VD

024

 

– met 24 km/h

 

300

 

300

300

       

VD

025

 

– met 25 km/h

 

315

 

315

315

       

VD

026

 

– met 26 km/h

 

332

 

332

332

       

VD

027

 

– met 27 km/h

 

349

 

349

349

       

VD

028

 

– met 28 km/h

 

367

 

367

367

       

VD

029

 

– met 29 km/h

 

383

 

383

383

       

VD

030

 

– met 30 km/h

 

390

   

390

       
     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A3 RVV 1990

               

VE

004

 

– met 4 km/h

 

43

95

43

43

       

VE

005

 

– met 5 km/h

 

51

107

51

51

       

VE

006

 

– met 6 km/h

 

59

120

59

59

       

VE

007

 

– met 7 km/h

 

68

134

68

68

       

VE

008

 

– met 8 km/h

 

78

147

78

78

       

VE

009

 

– met 9 km/h

 

87

161

87

87

       

VE

010

 

– met 10 km/h

 

98

174

98

98

       

VE

011

 

– met 11 km/h

 

124

206

124

124

       

VE

012

 

– met 12 km/h

 

134

221

134

134

       

VE

013

 

– met 13 km/h

 

145

237

145

145

       

VE

014

 

– met 14 km/h

 

158

252

158

158

       

VE

015

 

– met 15 km/h

 

170

268

170

170

       

VE

016

 

– met 16 km/h

 

182

285

182

182

       

VE

017

 

– met 17 km/h

 

195

301

195

195

       

VE

018

 

– met 18 km/h

 

208

320

208

208

       

VE

019

 

– met 19 km/h

 

222

338

222

222

       

VE

020

 

– met 20 km/h

 

236

357

236

236

       

VE

021

 

– met 21 km/h

 

251

376

251

251

       

VE

022

 

– met 22 km/h

 

268

390

268

268

       

VE

023

 

– met 23 km/h

 

283

 

283

283

       

VE

024

 

– met 24 km/h

 

300

 

300

300

       

VE

025

 

– met 25 km/h

 

315

 

315

315

       

VE

026

 

– met 26 km/h

 

332

 

332

332

       

VE

027

 

– met 27 km/h

 

349

 

349

349

       

VE

028

 

– met 28 km/h

 

367

 

367

367

       

VE

029

 

– met 29 km/h

 

383

 

383

383

       

VE

030

 

– met 30 km/h

 

390

   

390

       
                         
     

c. (Auto)wegen buiten de bebouwde kom

                 
     

overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom

21 sub a RVV 1990 (cat 1), 22 sub a, b, f en g RVV 1990 (cat 2), 21 sub b en c RVV 1990 (cat 3), 22 sub d en e RVV 1990 (cat 3), 22 sub c RVV 1990 (cat 4)

               

VF

004

 

– met 4 km/h

 

23

35

23

23

       

VF

005

 

– met 5 km/h

 

29

42

29

29

       

VF

006

 

– met 6 km/h

 

35

50

35

35

       

VF

007

 

– met 7 km/h

 

41

58

41

41

       

VF

008

 

– met 8 km/h

 

47

67

47

47

       

VF

009

 

– met 9 km/h

 

55

74

55

55

       

VF

010

 

– met 10 km/h

 

62

83

62

62

       

VF

011

 

– met 11 km/h

 

84

105

84

84

       

VF

012

 

– met 12 km/h

 

93

116

93

93

       

VF

013

 

– met 13 km/h

 

102

127

102

102

       

VF

014

 

– met 14 km/h

 

110

137

110

110

       

VF

015

 

– met 15 km/h

 

119

147

119

119

       

VF

016

 

– met 16 km/h

 

127

160

127

127

       

VF

017

 

– met 17 km/h

 

136

172

136

136

       

VF

018

 

– met 18 km/h

 

145

184

145

145

       

VF

019

 

– met 19 km/h

 

157

196

157

157

       

VF

020

 

– met 20 km/h

 

168

208

168

168

       

VF

021

 

– met 21 km/h

 

178

222

178

178

       

VF

022

 

– met 22 km/h

 

189

236

189

189

       

VF

023

 

– met 23 km/h

 

200

250

200

200

       

VF

024

 

– met 24 km/h

 

213

263

213

213

       

VF

025

 

– met 25 km/h

 

225

279

225

225

       

VF

026

 

– met 26 km/h

 

238

294

238

238

       

VF

027

 

– met 27 km/h

 

250

308

250

250

       

VF

028

 

– met 28 km/h

 

263

325

263

263

       

VF

029

 

– met 29 km/h

 

279

341

279

279

       

VF

030

 

– met 30 km/h

 

293

357

 

293

       
     

overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom

62 jo. bord A1 RVV 1990

               

VG

004

 

– met 4 km/h

 

23

35

23

         

VG

005

 

– met 5 km/h

 

29

42

29

         

VG

006

 

– met 6 km/h

 

35

50

35

         

VG

007

 

– met 7 km/h

 

41

58

41

         

VG

008

 

– met 8 km/h

 

47

67

47

         

VG

009

 

– met 9 km/h

 

55

74

55

         

VG

010

 

– met 10 km/h

 

62

83

62

         

VG

011

 

– met 11 km/h

 

84

105

84

         

VG

012

 

– met 12 km/h

 

93

116

93

         

VG

013

 

– met 13 km/h

 

102

127

102

         

VG

014

 

– met 14 km/h

 

110

137

110

         

VG

015

 

– met 15 km/h

 

119

147

119

         

VG

016

 

– met 16 km/h

 

127

160

127

         

VG

017

 

– met 17 km/h

 

136

172

136

         

VG

018

 

– met 18 km/h

 

145

184

145

         

VG

019

 

– met 19 km/h

 

157

196

157

         

VG

020

 

– met 20 km/h

 

168

208

168

         

VG

021

 

– met 21 km/h

 

178

222

178

         

VG

022

 

– met 22 km/h

 

189

236

189

         

VG

023

 

– met 23 km/h

 

200

250

200

         

VG

024

 

– met 24 km/h

 

213

263

213

         

VG

025

 

– met 25 km/h

 

225

279

225

         

VG

026

 

– met 26 km/h

 

238

294

238

         

VG

027

 

– met 27 km/h

 

250

308

250

         

VG

028

 

– met 28 km/h

 

263

325

263

         

VG

029

 

– met 29 km/h

 

279

341

279

         

VG

030

 

– met 30 km/h

 

293

357

           
     

overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom

62 jo. bord A3 RVV 1990

               

VH

004

 

– met 4 km/h

 

23

35

23

         

VH

005

 

– met 5 km/h

 

29

42

29

         

VH

006

 

– met 6 km/h

 

35

50

35

         

VH

007

 

– met 7 km/h

 

41

58

41

         

VH

008

 

– met 8 km/h

 

47

67

47

         

VH

009

 

– met 9 km/h

 

55

74

55

         

VH

010

 

– met 10 km/h

 

62

83

62

         

VH

011

 

– met 11 km/h

 

84

105

84

         

VH

012

 

– met 12 km/h

 

93

116

93

         

VH

013

 

– met 13 km/h

 

102

127

102

         

VH

014

 

– met 14 km/h

 

110

137

110

         

VH

015

 

– met 15 km/h

 

119

147

119

         

VH

016

 

– met 16 km/h

 

127

160

127

         

VH

017

 

– met 17 km/h

 

136

172

136

         

VH

018

 

– met 18 km/h

 

145

184

145

         

VH

019

 

– met 19 km/h

 

157

196

157

         

VH

020

 

– met 20 km/h

 

168

208

168

         

VH

021

 

– met 21 km/h

 

178

222

178

         

VH

022

 

– met 22 km/h

 

189

236

189

         

VH

023

 

– met 23 km/h

 

200

250

200

         

VH

024

 

– met 24 km/h

 

213

263

213

         

VH

025

 

– met 25 km/h

 

225

279

225

         

VH

026

 

– met 26 km/h

 

238

294

238

         

VH

027

 

– met 27 km/h

 

250

308

250

         

VH

028

 

– met 28 km/h

 

263

325

263

         

VH

029

 

– met 29 km/h

 

279

341

279

         

VH

030

 

– met 30 km/h

 

293

357

           
     

overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A1 RVV 1990, 22 sub a, f en g RVV 1990 (cat 2)

               

VI

004

 

– met 4 km/h

 

35

51

35

         

VI

005

 

– met 5 km/h

 

42

62

42

         

VI

006

 

– met 6 km/h

 

50

74

50

         

VI

007

 

– met 7 km/h

 

58

86

58

         

VI

008

 

– met 8 km/h

 

67

98

67

         

VI

009

 

– met 9 km/h

 

75

111

75

         

VI

010

 

– met 10 km/h

 

84

124

84

         

VI

011

 

– met 11 km/h

 

108

152

108

         

VI

012

 

– met 12 km/h

 

118

166

118

         

VI

013

 

– met 13 km/h

 

127

179

127

         

VI

014

 

– met 14 km/h

 

137

194

137

         

VI

015

 

– met 15 km/h

 

147

208

147

         

VI

016

 

– met 16 km/h

 

160

224

160

         

VI

017

 

– met 17 km/h

 

172

239

172

         

VI

018

 

– met 18 km/h

 

184

256

184

         

VI

019

 

– met 19 km/h

 

196

273

196

         

VI

020

 

– met 20 km/h

 

208

289

208

         

VI

021

 

– met 21 km/h

 

222

307

222

         

VI

022

 

– met 22 km/h

 

236

324

236

         

VI

023

 

– met 23 km/h

 

250

343

250

         

VI

024

 

– met 24 km/h

 

263

361

263

         

VI

025

 

– met 25 km/h

 

278

379

278

         

VI

026

 

– met 26 km/h

 

294

390

294

         

VI

027

 

– met 27 km/h

 

308

 

308

         

VI

028

 

– met 28 km/h

 

325

 

325

         

VI

029

 

– met 29 km/h

 

341

 

341

         

VI

030

 

– met 30 km/h

 

357

             
     

overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A3 RVV 1990, 22 sub a, f en g RVV 1990 (cat 2)

               

VK

004

 

– met 4 km/h

 

35

51

35

         

VK

005

 

– met 5 km/h

 

42

62

42

         

VK

006

 

– met 6 km/h

 

50

74

50

         

VK

007

 

– met 7 km/h

 

58

86

58

         

VK

008

 

– met 8 km/h

 

67

98

67

         

VK

009

 

– met 9 km/h

 

75

111

75

         

VK

010

 

– met 10 km/h

 

84

124

84

         

VK

011

 

– met 11 km/h

 

108

152

108

         

VK

012

 

– met 12 km/h

 

118

166

118

         

VK

013

 

– met 13 km/h

 

127

179

127

         

VK

014

 

– met 14 km/h

 

137

194

137

         

VK

015

 

– met 15 km/h

 

147

208

147

         

VK

016

 

– met 16 km/h

 

160

224

160

         

VK

017

 

– met 17 km/h

 

172

239

172

         

VK

018

 

– met 18 km/h

 

184

256

184

         

VK

019

 

– met 19 km/h

 

196

273

196

         

VK

020

 

– met 20 km/h

 

208

289

208

         

VK

021

 

– met 21 km/h

 

222

307

222

         

VK

022

 

– met 22 km/h

 

236

324

236

         

VK

023

 

– met 23 km/h

 

250

343

250

         

VK

024

 

– met 24 km/h

 

263

361

263

         

VK

025

 

– met 25 km/h

 

278

379

279

         

VK

026

 

– met 26 km/h

 

294

390

294

         

VK

027

 

– met 27 km/h

 

308

 

308

         

VK

028

 

– met 28 km/h

 

325

 

325

         

VK

029

 

– met 29 km/h

 

341

 

341

         

VK

030

 

– met 30 km/h

 

357

             
                         
     

d. Autosnelwegen

                 
     

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom

21 sub a RVV 1990 (cat 1), 22 sub a, b, f en g RVV 1990 (cat 2)

               

VL

001

 

– met 1 km/h

 

11

             

VL

002

 

– met 2 km/h

 

15

             

VL

003

 

– met 3 km/h

 

19

             

VL

004

 

– met 4 km/h

 

23

30

           

VL

005

 

– met 5 km/h

 

28

37

           

VL

006

 

– met 6 km/h

 

34

46

           

VL

007

 

– met 7 km/h

 

40

55

           

VL

008

 

– met 8 km/h

 

46

63

           

VL

009

 

– met 9 km/h

 

52

72

           

VL

010

 

– met 10 km/h

 

58

80

           

VL

011

 

– met 11 km/h

 

80

103

           

VL

012

 

– met 12 km/h

 

87

113

           

VL

013

 

– met 13 km/h

 

94

122

           

VL

014

 

– met 14 km/h

 

102

132

           

VL

015

 

– met 15 km/h

 

110

141

           

VL

016

 

– met 16 km/h

 

118

152

           

VL

017

 

– met 17 km/h

 

128

164

           

VL

018

 

– met 18 km/h

 

138

176

           

VL

019

 

– met 19 km/h

 

147

188

           

VL

020

 

– met 20 km/h

 

158

200

           

VL

021

 

– met 21 km/h

 

169

213

           

VL

022

 

– met 22 km/h

 

178

225

           

VL

023

 

– met 23 km/h

 

189

238

           

VL

024

 

– met 24 km/h

 

200

251

           

VL

025

 

– met 25 km/h

 

210

267

           

VL

026

 

– met 26 km/h

 

222

281

           

VL

027

 

– met 27 km/h

 

233

295

           

VL

028

 

– met 28 km/h

 

242

311

           

VL

029

 

– met 29 km/h

 

255

325

           

VL

030

 

– met 30 km/h

 

269

341

           

VL

031

a

– met 31 km/h

 

282

             

VL

032

a

– met 32 km/h

 

295

             

VL

033

a

– met 33 km/h

 

308

             

VL

034

a

– met 34 km/h

 

323

             

VL

035

a

– met 35 km/h

 

337

             

VL

036

a

– met 36 km/h

 

351

             

VL

037

a

– met 37 km/h

 

366

             

VL

038

a

– met 38 km/h

 

382

             

VL

039

a

– met 39 km/h

 

390

             
     

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom

62 jo. bord A1 RVV 1990

               

VM

004

 

– met 4 km/h

 

23

30

           

VM

005

 

– met 5 km/h

 

28

37

           

VM

006

 

– met 6 km/h

 

34

46

           

VM

007

 

– met 7 km/h

 

40

55

           

VM

008

 

– met 8 km/h

 

46

63

           

VM

009

 

– met 9 km/h

 

52

72

           

VM

010

 

– met 10 km/h

 

58

80

           

VM

011

 

– met 11 km/h

 

80

103

           

VM

012

 

– met 12 km/h

 

87

113

           

VM

013

 

– met 13 km/h

 

94

122

           

VM

014

 

– met 14 km/h

 

102

132

           

VM

015

 

– met 15 km/h

 

110

141

           

VM

016

 

– met 16 km/h

 

118

152

           

VM

017

 

– met 17 km/h

 

128

164

           

VM

018

 

– met 18 km/h

 

138

176

           

VM

019

 

– met 19 km/h

 

147

188

           

VM

020

 

– met 20 km/h

 

158

200

           

VM

021

 

– met 21 km/h

 

169

213

           

VM

022

 

– met 22 km/h

 

178

225

           

VM

023

 

– met 23 km/h

 

189

238

           

VM

024

 

– met 24 km/h

 

200

251

           

VM

025

 

– met 25 km/h

 

210

267

           

VM

026

 

– met 26 km/h

 

222

281

           

VM

027

 

– met 27 km/h

 

233

295

           

VM

028

 

– met 28 km/h

 

242

311

           

VM

029

 

– met 29 km/h

 

255

325

           

VM

030

 

– met 30 km/h

 

269

341

           

VM

031

a

– met 31 km/h

 

282

             

VM

032

a

– met 32 km/h

 

295

             

VM

033

a

– met 33 km/h

 

308

             

VM

034

a

– met 34 km/h

 

323

             

VM

035

a

– met 35 km/h

 

337

             

VM

036

a

– met 36 km/h

 

351

             

VM

037

a

– met 37 km/h

 

366

             

VM

038

a

– met 38 km/h

 

382

             

VM

039

a

– met 39 km/h

 

390

             
     

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom

62 jo. bord A3 RVV 1990

               

VN

004

 

– met 4 km/h

 

23

30

           

VN

005

 

– met 5 km/h

 

28

37

           

VN

006

 

– met 6 km/h

 

34

46

           

VN

007

 

– met 7 km/h

 

40

55

           

VN

008

 

– met 8 km/h

 

46

63

           

VN

009

 

– met 9 km/h

 

52

72

           

VN

010

 

– met 10 km/h

 

58

80

           

VN

011

 

– met 11 km/h

 

80

103

           

VN

012

 

– met 12 km/h

 

87

113

           

VN

013

 

– met 13 km/h

 

94

122

           

VN

014

 

– met 14 km/h

 

102

132

           

VN

015

 

– met 15 km/h

 

110

141

           

VN

016

 

– met 16 km/h

 

118

152

           

VN

017

 

– met 17 km/h

 

128

164

           

VN

018

 

– met 18 km/h

 

138

176

           

VN

019

 

– met 19 km/h

 

147

188

           

VN

020

 

– met 20 km/h

 

158

200

           

VN

021

 

– met 21 km/h

 

169

213

           

VN

022

 

– met 22 km/h

 

178

225

           

VN

023

 

– met 23 km/h

 

189

238

           

VN

024

 

– met 24 km/h

 

200

251

           

VN

025

 

– met 25 km/h

 

210

267

           

VN

026

 

– met 26 km/h

 

222

281

           

VN

027

 

– met 27 km/h

 

233

295

           

VN

028

 

– met 28 km/h

 

242

311

           

VN

029

 

– met 29 km/h

 

255

325

           

VN

030

 

– met 30 km/h

 

269

341

           

VN

031

a

– met 31 km/h

 

282

             

VN

032

a

– met 32 km/h

 

295

             

VN

033

a

– met 33 km/h

 

308

             

VN

034

a

– met 34 km/h

 

323

             

VN

035

a

– met 35 km/h

 

337

             

VN

036

a

– met 36 km/h

 

351

             

VN

037

a

– met 37 km/h

 

366

             

VN

038

a

– met 38 km/h

 

382

             

VN

039

a

– met 39 km/h

 

390

             
     

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A1 RVV 1990, 22 sub a, f en g RVV 1990 (cat 2)

               

VO

004

 

– met 4 km/h

 

30

47

           

VO

005

 

– met 5 km/h

 

37

57

           

VO

006

 

– met 6 km/h

 

46

68

           

VO

007

 

– met 7 km/h

 

55

80

           

VO

008

 

– met 8 km/h

 

62

92

           

VO

009

 

– met 9 km/h

 

70

105

           

VO

010

 

– met 10 km/h

 

79

117

           

VO

011

 

– met 11 km/h

 

102

145

           

VO

012

 

– met 12 km/h

 

113

158

           

VO

013

 

– met 13 km/h

 

122

170

           

VO

014

 

– met 14 km/h

 

133

186

           

VO

015

 

– met 15 km/h

 

143

200

           

VO

016

 

– met 16 km/h

 

152

214

           

VO

017

 

– met 17 km/h

 

164

230

           

VO

018

 

– met 18 km/h

 

176

244

           

VO

019

 

– met 19 km/h

 

188

261

           

VO

020

 

– met 20 km/h

 

200

276

           

VO

021

 

– met 21 km/h

 

213

293

           

VO

022

 

– met 22 km/h

 

225

308

           

VO

023

 

– met 23 km/h

 

238

325

           

VO

024

 

– met 24 km/h

 

251

344

           

VO

025

 

– met 25 km/h

 

264

362

           

VO

026

 

– met 26 km/h

 

280

379

           

VO

027

 

– met 27 km/h

 

294

390

           

VO

028

 

– met 28 km/h

 

308

             

VO

029

 

– met 29 km/h

 

325

             

VO

030

 

– met 30 km/h

 

341

             
     

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A3 RVV 1990, 22 sub a, f en g RVV 1990 (cat 2)

               

VP

004

 

– met 4 km/h

 

30

47

           

VP

005

 

– met 5 km/h

 

37

57

           

VP

006

 

– met 6 km/h

 

46

68

           

VP

007

 

– met 7 km/h

 

55

80

           

VP

008

 

– met 8 km/h

 

62

92

           

VP

009

 

– met 9 km/h

 

70

105

           

VP

010

 

– met 10 km/h

 

79

117

           

VP

011

 

– met 11 km/h

 

102

145

           

VP

012

 

– met 12 km/h

 

113

158

           

VP

013

 

– met 13 km/h

 

122

170

           

VP

014

 

– met 14 km/h

 

133

186

           

VP

015

 

– met 15 km/h

 

143

200

           

VP

016

 

– met 16 km/h

 

152

214

           

VP

017

 

– met 17 km/h

 

164

230

           

VP

018

 

– met 18 km/h

 

176

244

           

VP

019

 

– met 19 km/h

 

188

261

           

VP

020

 

– met 20 km/h

 

200

276

           

VP

021

 

– met 21 km/h

 

213

293

           

VP

022

 

– met 22 km/h

 

225

308

           

VP

023

 

– met 23 km/h

 

238

325

           

VP

024

 

– met 24 km/h

 

251

344

           

VP

025

 

– met 25 km/h

 

264

362

           

VP

026

 

– met 26 km/h

 

280

379

           

VP

027

 

– met 27 km/h

 

294

390

           

VP

028

 

– met 28 km/h

 

308

             

VP

029

 

– met 29 km/h

 

325

             

VP

030

 

– met 30 km/h

 

341

             
                         
     

Maatregel na ernstige verstoring olie-aanvoer

                 
     

overschrijding van de door de Minister van Infrastructuur en Milieu vastgestelde maximumsnelheid op autosnelwegen bij ernstige verstoring van de olieaanvoer

86b jo. 86a RVV 1990

               

VR

004

 

– met 4 km/h

 

26

             

VR

005

 

– met 5 km/h

 

32

             

VR

006

 

– met 6 km/h

 

39

             

VR

007

 

– met 7 km/h

 

45

             

VR

008

 

– met 8 km/h

 

51

             

VR

009

 

– met 9 km/h

 

58

             

VR

010

 

– met 10 km/h

 

66

             

VR

011

 

– met 11 km/h

 

89

             

VR

012

 

– met 12 km/h

 

97

             

VR

013

 

– met 13 km/h

 

105

             

VR

014

 

– met 14 km/h

 

113

             

VR

015

 

– met 15 km/h

 

124

             

VR

016

 

– met 16 km/h

 

133

             

VR

017

 

– met 17 km/h

 

143

             

VR

018

 

– met 18 km/h

 

154

             

VR

019

 

– met 19 km/h

 

164

             

VR

020

 

– met 20 km/h

 

176

             

VR

021

 

– met 21 km/h

 

188

             

VR

022

 

– met 22 km/h

 

200

             

VR

023

 

– met 23 km/h

 

213

             

VR

024

 

– met 24 km/h

 

224

             

VR

025

 

– met 25 km/h

 

238

             

VR

026

 

– met 26 km/h

 

251

             

VR

027

 

– met 27 km/h

 

267

             

VR

028

 

– met 28 km/h

 

280

             

VR

029

 

– met 29 km/h

 

294

             

VR

030

 

– met 30 km/h

 

308

             
                         
     

Nummers R 301 – R 631: Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)

                 
     

Categorie-indeling B:

                 
     

1 – Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;

                 
     

2 – Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

                 
     

3 – Bromfietsers en snorfietsers;

                 
     

4 – Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor;

                 
     

5 – Voetgangers;

                 
     

6 – Overige weggebruikers;

                 
     

7 – Schippers;

                 
     

8 – Een ieder.

                 
                         
     

NB De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen

                 
                         
     

Hoofdstuk 2. Verkeersregels

                 
     

I. Plaats op de weg

                 

R

301

 

als bestuurder van een motorvoertuig niet zoveel mogelijk rechts houden op een autoweg of autosnelweg

3 lid 1 RVV 1990

130

130

           

R

303

a

als bestuurder van een voertuig niet zoveel mogelijk rechts houden op een andere weg dan autoweg of autosnelweg

3 lid 1 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   

R

305

 

als voetganger niet het voetpad of trottoir gebruiken

4 lid 1 RVV 1990

       

35

     

R

306

 

als voetganger bij gebreke van een voetpad of trottoir niet het fietspad of het fiets/bromfietspad gebruiken

4 lid 2 RVV 1990

       

35

     

R

307

 

als voetganger bij gebreke van een voetpad, een trottoir en een fietspad of fiets/bromfietspad niet de berm of de uiterste zijde van de rijbaan gebruiken

4 lid 3 RVV 1990

       

35

     

R

324

 

als persoon die zich verplaatst met behulp van een voorwerp, niet zijnde een voertuig, niet het fietspad, het fiets/bromfietspad, het trottoir of het voetpad gebruiken

4 lid 4 RVV 1990

         

35

   

R

308

 

als (snor)fietser niet het verplichte fietspad of fiets/bromfietspad gebruiken

5 lid 1 RVV 1990

   

90

50

       

R

309

 

als (snor) fietser bij gebreke van een verplicht fietspad of fiets/bromfietspad niet de rijbaan gebruiken

5 lid 2 RVV 1990

   

90

50

       

R

310

 

als bromfietser niet het fiets/bromfietspad gebruiken

6 lid 1 RVV 1990

   

90

         

R

311

 

als bromfietser niet de rijbaan gebruiken bij ontbreken van een fiets/bromfietspad (bord G 12a)

6 lid 2 RVV 1990

   

90

         

R

312

b

als snorfietser met ingeschakelde verbrandingsmotor het onverplichte fietspad gebruiken

5 lid 3 RVV 1990

   

90

         

R

313

 

als ruiter niet het ruiterpad gebruiken

8 lid 1 RVV 1990

         

50

   

R

314

 

als ruiter bij gebreke van een ruiterpad niet de berm of de rijbaan gebruiken

8 lid 2 RVV 1990

         

50

   
     

als bestuurder van een motorvoertuig niet de rijbaan gebruiken

10 lid 1 RVV 1990

               

R

315

a

– rijdend

 

130

130

           

R

315

b

– stilstaand

 

90

90

           

R

316

 

als bestuurder van een bespannen wagen niet de rijbaan gebruiken

10 lid 1 RVV 1990

         

50

   

R

317

 

als bestuurder van een onbespannen wagen niet de rijbaan gebruiken

10 lid 1 RVV 1990

         

50

   

R

318

 

als geleider van rij- of trekdieren of vee niet de rijbaan gebruiken

10 lid 1 RVV 1990

         

50

   

R

319

 

als bestuurder van een motorvoertuig een met een doorgetrokken streep gemarkeerde fietsstrook gebruiken

10 lid 2 RVV 1990

130

130

           

R

320

 

als bestuurder van een bespannen wagen een met een doorgetrokken streep gemarkeerde fietsstrook gebruiken

10 lid 2 RVV 1990

         

50

   

R

323

 

als bromfietser een met een doorgetrokken streep gemarkeerde fietsstrook gebruiken

10 lid 2 RVV 1990

   

90

         
                         
     

II. Inhalen

                 

R

326

 

als bestuurder niet links inhalen

11 lid 1 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   

R

327

 

als bestuurder een andere bestuurder die links heeft voorgesorteerd en een teken geeft linksaf te willen slaan, links inhalen

11 lid 2 RVV 1990

360

360

250

140

 

140

   

R

328

 

als bestuurder een voertuig inhalen vlak voor of op een voetgangersoversteekplaats

12 RVV 1990

360

360

250

140

 

140

   
                         
     

IV. Oprijden van kruispunten

                 

R

331

 

als bestuurder een kruispunt blokkeren

14 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   
                         
     

V. Verlenen van voorrang

                 

R

336

 

als bestuurder op een kruispunt geen voorrang verlenen aan bestuurders van rechts

15 lid 1 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   

R

337

 

als bestuurder op een onverharde weg geen voorrang verlenen aan bestuurders op een verharde weg

15 lid 2 sub a RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   

R

338

 

als bestuurder geen voorrang verlenen aan bestuurders van een tram

15 lid 2 sub b RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   

R

340

a

als weggebruiker een overweg opgaan, terwijl men niet direct kan doorgaan en de overweg niet geheel vrij kan maken

15a lid 1 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   

R

340

b

als weggebruiker bij een overweg een spoorvoertuig niet voor laten gaan en daarbij de overweg niet geheel vrij laten

15a lid 2 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   
                         
     

VI. Doorsnijden militaire kolonnes en uitvaartstoeten van motorvoertuigen

                 

R

341

 

als weggebruiker een militaire kolonne doorsnijden

16 RVV 1990

90

90

60

35

25

35

   

R

342

 

als weggebruiker een uitvaartstoet van motorvoertuigen doorsnijden

16 RVV 1990

90

90

60

35

25

35

   
                         
     

VII. Afslaan

                 

R

346

 

als bestuurder afslaan zonder een teken met de richtingaanwijzer of met de arm te geven

17 lid 2 RVV 1990

90

90

60

35

 

35

   

R

347

a

als bestuurder bij het afslaan niet het verkeer voor laten gaan, dat hem op dezelfde weg tegemoet komt

18 lid 1 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   

R

347

b

als bestuurder bij het afslaan niet het verkeer voor laten gaan, dat zich naast dan wel links dicht achter hem bevindt

18 lid 1 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   

R

347

c

als bestuurder bij het afslaan niet het verkeer voor laten gaan, dat zich naast dan wel rechts dicht achter hem bevindt

18 lid 1 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   

R

348

 

als bestuurder links afslaan zonder tegemoetkomende bestuurders die op hetzelfde kruispunt rechts afslaan, voor te laten gaan

18 lid 2 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   
                         
     

Noot stilstaan en parkeren:

                 
     

In dit onderdeel zijn tevens enkele parkeerfeiten uit de plaatselijke verordeningen en de WVW 1994 opgenomen.

                 
                         
     

IX. Stilstaan

                 

R

395

 

een voertuig op een zodanige wijze laten staan waardoor op de weg gevaar wordt/kan worden veroorzaakt, dan wel het verkeer wordt/kan worden gehinderd

5 WVW 1994

130

130

 

50

 

50

   
     

als bestuurder een voertuig laten stilstaan

23 lid 1

               

R

396

a

– op een kruispunt

sub a RVV 1990

130

130

     

50

   

R

396

b

– op een fietsstrook

sub b RVV 1990

90

90

     

35

   

R

396

c

– op de rijbaan langs een fietsstrook

sub b RVV 1990

90

90

     

35

   

R

396

d

– op een oversteekplaats of binnen een afstand van vijf meter daarvan

sub c RVV 1990

90

90

     

35

   

R

396

e

– in een tunnel

sub d RVV 1990

90

90

     

35

   

R

396

f

– bij een bord bushalte ter hoogte van de geblokte markering

sub e RVV 1990

90

90

     

35

   

R

396

g

– bij een bord bushalte op een afstand van minder dan twaalf meter van dat bord terwijl de geblokte markering niet is aangebracht

sub e RVV 1990

90

90

     

35

   

R

396

h

– op de rijbaan langs een busstrook

sub f RVV 1990

90

90

     

35

   

R

396

i

– langs een gele doorgetrokken streep

62 jo. 23 lid 1 sub g RVV 1990

90

90

     

35

   

R

396

j

– op een overweg

23 lid 1 sub a RVV 1990

90

90

     

35

   
                         
     

X. Parkeren

                 
     

als bestuurder een voertuig parkeren

24 lid 1

               

R

397

a

– bij een kruispunt op een afstand van minder dan vijf meter daarvan

sub a RVV 1990

90

90

     

35

   

R

397

b

– voor een inrit of uitrit

sub b RVV 1990

90

90

     

35

   

R

397

c

– buiten de bebouwde kom op de rijbaan van een voorrangsweg

sub c RVV 1990

90

90

     

35

   

R

397

d

– op een parkeergelegenheid terwijl blijkens de aanduiding op of onder het bord, dat voertuig niet behoort tot de aangegeven categorie of groep voertuigen

sub d RVV 1990

90

90

     

35

   

R

397

e

– op een parkeergelegenheid, terwijl blijkens de aanduiding op het bord of op het onderbord, dat voertuig staat geparkeerd op een andere dan de aangegeven wijze

sub d RVV 1990

90

90

     

35

   

R

397

ea

– op een parkeergelegenheid, terwijl blijkens de aanduiding op het bord of op het onderbord, dat voertuig staat geparkeerd met een ander doel dan de aangegeven wijze

sub d RVV 1990

90

90

     

35

   

R

397

f

– op een parkeergelegenheid, terwijl dat voertuig staat geparkeerd op dagen of uren waarop dit blijkens het onderbord is verboden

sub d RVV 1990

90

90

     

35

   

R

397

g

– langs een gele onderbroken streep

sub e RVV 1990

90

90

     

35

   

R

397

h

– op een gelegenheid bestemd voor onmiddellijk laden en lossen van goederen

sub f RVV 1990

90

90

     

35

   

R

397

i

– op een parkeerplaats voor vergunninghouders aangeduid door verkeersbord E9, zonder dat voor dat voertuig een vergunning tot parkeren op die plaats was verleend

sub g RVV 1990

90

90

     

35

   

R

397

j

– op een parkeergelegenheid (borden E4 tot en met E9 of E11 tot en met E13 bijlage I), buiten de aangegeven parkeervakken

24 lid 4 RVV 1990

90

90

     

35

   

R

398

 

als bestuurder een voertuig dubbel parkeren

24 lid 3 RVV 1990

90

90

     

35

   
     

als bestuurder van een motorvoertuig op meer dan twee wielen parkeren op plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep, terwijl dat motorvoertuig

                 

R

400

aa

– niet is voorzien van een duidelijk zichtbare achter de voorruit geplaatste parkeerschijf, waarop het tijdstip staat aangegeven waarop met parkeren is begonnen

25 lid 2 en 3 RVV 1990

90

             

R

400

ab

– is voorzien van een duidelijk zichtbare, achter de voorruit geplaatste, parkeerschijf en de toegestane parkeertijd is verstreken

 

90

             

R

401

 

als bestuurder een voertuig parkeren in een parkeerschijfzone (geldt niet voor parkeerplaatsen, die als zodanig zijn aangeduid of aangegeven of die zijn voorzien van een blauwe streep)

25 lid 1 RVV 1990

90

90

     

35

   

R

402

d

als bestuurder op een gehandicaptenparkeerplaats parkeren anders dan dat het parkeren rechtstreeks verband houdt met het vervoer van een gehandicapte

26 lid 1 RVV 1990

360

360

     

140

   

R

402

b

als bestuurder op een gehandicaptenparkeerplaats parkeren anders dan met een motorvoertuig op meer dan twee wielen waarin duidelijk zichtbaar is aangebracht een geldige gehandicaptenparkeerkaart

26 lid 1 RVV 1990

360

360

     

140

   

R

402

c

als bestuurder op een gehandicaptenparkeerplaats parkeren anders dan met een voertuig dat voor die gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats bestemd is

26 lid 1 RVV 1990

360

360

     

140

   

R

403

a

als bestuurder een motorvoertuig op meer dan twee wielen parkeren bij een parkeermeter tijdens een aangegeven tijdvak, terwijl de parkeermeter niet in werking is gesteld of aangeeft dat de parkeerduur is verstreken

Pl.V

90

             

R

403

b

als bestuurder een motorvoertuig op meer dan twee wielen parkeren bij een parkeermeter tijdens een aangegeven tijdvak, terwijl aldaar reeds een motorvoertuig staat geparkeerd

Pl.V

90

             

R

405

 

als bestuurder een motorvoertuig op twee wielen, een bromfiets dan wel een fiets parkeren op een parkeervak behorende bij een parkeermeter

Pl.V

 

90

60

35

       

R

406

 

een voertuig doen of laten staan in een park of plantsoen, op openbare beplantingen of groenstroken

Pl.V

90

90

     

35

   
     

als bestuurder een voertuig parkeren op een parkeerterrein waar dit slechts met gebruikmaking van een ter plaatse aangebrachte parkeerautomaat is toegestaan

Pl.V

               

R

409

a

– anders dan voorzien van een door de parkeerautomaat afgegeven parkeerkaart, aangebracht op de voorgeschreven wijze

 

90

90

     

35

   

R

409

b

– terwijl de op de parkeerkaart aangegeven parkeertijd is verstreken

 

90

90

     

35

   

R

409

c

– zonder de aangebrachte parkeerautomaat in werking te stellen

 

90

90

     

35

   

R

409

d

– terwijl de op de parkeerautomaat aangegeven parkeertijd is verstreken

 

90

90

     

35

   
     

een voertuig dat, met inbegrip van de lading

                 

R

414

a

– langer is dan 6 meter of hoger is dan 2,4 meter parkeren op een plaats, die als schadelijk voor het aanzien van de gemeente is aangewezen

Pl.V

90

       

35

   

R

414

b

– langer is dan 6 meter, buiten de vastgestelde tijden, parkeren op een aangewezen weg, waar dit parkeren buitensporig is met het oog op de verdeling van de beschikbare parkeerruimte

Pl.V

90

       

35

   

R

592

 

als bestuurder een voertuig parkeren op een parkeerplaats voor vergunninghouders zonder (duidelijk zichtbare) parkeervergunning, dan wel in strijd met de aan de parkeervergunning verbonden voorwaarden

Pl.V

90

90

     

35

   
                         
     

XII. Signalen

                 

R

418

 

als bestuurder van een motorvoertuig geen geel of groen zwaai-, flits- of knipperlicht voeren bij werkzaamheden en omstandigheden, waarbij dit, ingevolge artikel 6 van de Regeling optische en geluidssignalen, verplicht is indien de kans bestaat dat dit motorvoertuig niet tijdig wordt opgemerkt

30 lid 1 RVV 1990

90

90

           

R

419

 

signalen geven in andere gevallen of op andere wijze dan is toegestaan

31 RVV 1990

90

90

60

35

 

35

 

90

                         
     

XIII. Gebruik van lichten tijdens het rijden

                 
     

als bestuurder van een motorvoertuig, bromfiets, snorfiets, een gehandicaptenvoertuig dat is uitgerust met een verbrandingsmotor, of een gehandicaptenvoertuig dat is uitgerust met een elektromotor en voorzien van een gesloten carrosserie, geen dim- of grootlicht voeren

32 lid 1 RVV 1990

               

R

421

a

– bij nacht, binnen de bebouwde kom

 

90

90

60

35

       

R

421

b

– bij nacht, buiten de bebouwde kom

 

130

130

90

50

       

R

421

c

– bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

 

130

130

90

50

       

R

425

 

als bestuurder van een motorvoertuig, bromfietser, snorfietser of als bestuurder van een gehandicaptenvoertuig groot licht voeren bij dag, bij het tegenkomen van een andere weggebruiker, dan wel bij het op korte afstand volgen van een ander voertuig

32 lid 2 RVV 1990

130

130

90

50

       
     

als bestuurder van een motorvoertuig, bromfietser, snorfietser of als bestuurder van een gehandicaptenvoertuig rijden terwijl niet gelijktijdig met het groot licht, het dimlicht, het stadslicht of het mistlicht, het achterlicht brandt

32 lid 3 RVV 1990

               

R

426

a

– bij nacht, binnen de bebouwde kom

 

90

90

60

35

       

R

426

b

– bij nacht, buiten de bebouwde kom

 

130

130

90

50

       

R

426

c

– bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

 

130

130

90

50

       
     

als bestuurder rijden terwijl niet gelijktijdig met het groot licht, het dimlicht, het stadslicht of het mistlicht, de verlichting van de achterkentekenplaat brandt

                 

R

428

a

– van een motorvoertuig

32 lid 3 RVV 1990

45

45

           

R

428

b

– van een motorvoertuig met aanhangwagen

33 RVV 1990

45

45

           
     

als bestuurder van een motorvoertuig met aanhangwagen geen achterlicht voeren

33 RVV 1990

               

R

431

d

– bij nacht, binnen de bebouwde kom

 

90

90

           

R

431

e

– bij nacht, buiten de bebouwde kom

 

130

130

           

R

431

f

– bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

 

130

130

           
     

als bestuurder van een motorvoertuig met aanhangwagen niet in de Regeling Voertuigen voorgeschreven stadslicht voeren

33 RVV 1990

               

R

432

d

– bij nacht, binnen de bebouwde kom

 

90

90

           

R

432

e

– bij nacht, buiten de bebouwde kom

 

130

130

           

R

432

f

– bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

 

130

130

           

R

434

 

als bestuurder van een motorvoertuig of een gehandicaptenvoertuig anders dan bij mist, sneeuwval of regen, die het zicht ernstig belemmert mistlicht(en) aan de voorzijde voeren

34 lid 1 RVV 1990

90

90

60

35

       

R

436

 

als bestuurder van een motorvoertuig of een gehandicaptenvoertuig mistachterlicht voeren, indien het zicht door mist of sneeuwval niet beperkt is tot een afstand van minder dan 50 meter

34 lid 2 RVV 1990

130

130

90

50

       
     

bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd geen voor- en achterlicht voeren

                 

R

438

i

– als bestuurder van een wagen

35b lid 1 RVV 1990

         

35

   

R

438

j

– als bestuurder van een gehandicaptenvoertuig zonder motor, gebruikmakend van de rijbaan of het fiets-/bromfietspad

35b lid 2 RVV 1990

     

35

       
     

als fietser bij nacht of dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

                 

R

438

k

– geen voortdurend voor tegemoetkomende weggebruikers zichtba(a)r(e) wit(te)- of ge(e)l(e) licht(en) aan de voorzijde voeren en/of voortdurend voor van achteren naderende weggebruikers zichtbaar rood licht aan de achterzijde voeren

35 en 35a RVV 1990

     

50

       

R

438

l

– verblindend wit of geel licht aan de voorzijde voeren

35a lid 1 RVV 1990

     

50

       

R

438

m

– knipperende verlichting voeren

35a lid 2 RVV 1990

     

50

       
     

als bestuurder van een snorfiets, zijnde een bromfiets als bedoeld in artikel 1, lid 1, onderdeel e, subonderdeel d, van de wetbij nacht of dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

                 

R

438

n

– geen voortdurend voor tegemoetkomende weggebruikers zichtba(a)r(e) wit(te)- of ge(e)l(e) licht(en) aan de voorzijde voeren en/of voortdurend voor van achteren naderende weggebruikers zichtbaar rood licht aan de achterzijde voeren

35 c jo. 35 en 35a RVV 1990

   

60

         

R

438

o

– verblindend wit of geel licht aan de voorzijde voeren

35c jo. 35a lid 1 RVV 1990

   

60

         

R

438

p

– knipperende verlichting voeren

35c jo. 35a lid 2 RVV 1990

   

60

         
     

bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd niet een lantaarn meevoeren die naar voren wit of geel licht en naar achteren rood licht straalt

36 RVV 1990

               

R

445

c

– als ruiter

           

35

   

R

445

d

– als geleider van rij-, trekdieren of vee

           

35

   
                         
     

XIV. Gebruik van lichten tijdens het stilstaan

                 
     

bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd buiten de bebouwde kom op de rijbaan en op langs autosnelwegen en autowegen gelegen parkeerstroken, parkeerhavens, vluchtstroken en vluchthavens geen stadslicht en achterlicht voeren

                 

R

451

c

– als bestuurder van een stilstaand motorvoertuig

38 RVV 1990

130

             

R

451

d

– op een stilstaande aanhangwagen

39 RVV 1990

             

130

R

453

 

bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd op de rijbaan buiten de bebouwde kom geen voor- en achterlicht voeren op een stilstaande wagen

40 RVV 1990

             

50

                         
     

XV. Bijzondere lichten

                 

R

458

 

als bestuurder van een motorvoertuig tegelijk met enig ander licht aan de voorzijde dagrijlicht voeren

41 lid 1 RVV 1990

130

130

           
     

als bestuurder van een motorvoertuig aan de voorzijde naast het dimlicht of het mistlicht andere verlichting voeren dan bermlicht, bochtlicht, hoeklicht, richtlicht, markeringslichten of staaklichten

41 lid 2 RVV 1990

               

R

456

a

– bij nacht

 

130

130

           

R

456

b

– bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

 

130

130

           

R

459

 

als bestuurder verlichte transparant voeren vanuit een ander voertuig of op andere wijze dan genoemd

41a lid 5 RVV 1990

130

130

90

50

 

50

 

130

                         
     

XVI. Autosnelwegen en autowegen

                 
     

a. Autosnelwegen

                 

R

461

 

anders dan als bestuurder van een motorvoertuig waarmee sneller mag en kan worden gereden dan 60 kilometer per uur, een autosnelweg gebruiken

42 lid 1 RVV 1990

360

360

250

140

100

140

 

360

     

als bestuurder van een motorvoertuig op een autosnelweg

                 

R

462

 

– keren

43 lid 1 RVV 1990

360

360

           

R

463

 

– achteruitrijden

43 lid 1 RVV 1990

360

360

           

R

464

 

– deze op de rijbaan laten stilstaan

43 lid 2 RVV 1990

360

360

           
     

behoudens in noodgevallen als weggebruiker op een autosnelweg

43 lid 3 RVV 1990

               

R

465

a

– over de vluchtstrook of vluchthaven rijden

 

360

360

           

R

465

b

– gebruik maken van de berm

 

130

130

           

R

465

c

– op de vluchtstrook of vluchthaven stilstaan

 

220

220

           

R

466

 

als bestuurder van een samenstel van voertuigen dat langer is dan 7 meter, op een autosnelweg met drie of meer rijstroken in dezelfde richting een andere dan de twee meest rechts gelegen rijstroken gebruiken

43 lid 4 RVV 1990

220

             

R

467

 

als bestuurder van een vrachtauto, op een autosnelweg met drie of meer rijstroken in dezelfde richting een andere dan de twee meest rechts gelegen rijstroken gebruiken

43 lid 4 RVV 1990

220

             
                         
     

b. Autowegen

                 

R

468

 

anders dan als bestuurder van een motorvoertuig waarmee sneller mag en kan worden gereden dan 50 kilometer per uur, een autoweg gebruiken

42 lid 2 RVV 1990

360

360

250

140

100

140

 

360

     

als bestuurder van een motorvoertuig op een autoweg

                 

R

469

 

– keren

43 lid 1 RVV 1990

360

360

           

R

470

 

– achteruitrijden

43 lid 1 RVV 1990

360

360

           

R

471

 

– deze op de rijbaan laten stilstaan

43 lid 2 RVV 1990

360

360

           
     

behoudens in noodgevallen als weggebruiker op een autoweg

43 lid 3 RVV 1990

               

R

472

a

– over de vluchtstrook of vluchthaven rijden

 

360

360

           

R

472

b

– gebruik maken van de berm

 

130

130

           

R

472

c

– op de vluchtstrook of vluchthaven stilstaan

 

220

220

           
                         
     

XVII. Erven

                 

R

478

 

als bestuurder een motorvoertuig binnen een erf parkeren anders dan op parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangegeven

46 RVV 1990

90

90

           
                         
     

XIX. Voetgangers

                 

R

481

a

als bestuurder een blinde, voorzien van een blindenstok niet voor laten gaan

49 lid 1 RVV 1990

360

360

250

140

 

140

   

R

481

b

als bestuurder een persoon die zich moeilijk voortbeweegt niet voor laten gaan

49 lid 1 RVV 1990

360

360

250

140

 

140

   

R

482

 

als bestuurder een voetganger, die op een voetgangersoversteekplaats oversteekt of kennelijk op het punt staat over te steken, niet voor laten gaan

49 lid 2 RVV 1990

360

360

250

140

 

140

   

R

483

 

als bestuurder een bestuurder van een gehandicaptenvoertuig, die op een voetgangersoversteekplaats oversteekt of kennelijk op het punt staat over te steken, niet voor laten gaan

49 lid 2 RVV 1990

360

360

250

140

 

140

   
                         
     

XX. Voorrangsvoertuigen

                 

R

486

 

als weggebruiker een voorrangsvoertuig niet voor laten gaan

50 RVV 1990

220

220

150

85

65

85

   
                         
     

XXI. Loslopend vee

                 

R

491

 

rij-, trekdieren of vee zonder toezicht op de weg los laten lopen

51 lid 1 RVV 1990

             

130

                         
     

XXII. In- en uitstappende passagiers

                 

R

492

 

als bestuurder een tram of autobus voorbij rijden aan de zijde waar passagiers in- en uitstappen zonder hen daartoe de gelegenheid te geven

52 RVV 1990

360

360

250

140

 

140

   
                         
     

XXIII. Slepen

                 

R

501

 

als bestuurder van een motorvoertuig een ander motorvoertuig slepen, terwijl de onderlinge afstand meer dan vijf meter bedraagt

53 RVV 1990

90

90

           
                         
     

XXIV. Bijzondere manoeuvres

                 

R

505

 

als bestuurder wegrijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   

R

506

 

als bestuurder achteruitrijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   

R

507

 

als bestuurder uit een uitrit de weg oprijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   

R

508

 

als bestuurder vanaf een weg een inrit oprijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   

R

509

 

als bestuurder keren zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   

R

510

 

als bestuurder van de invoegstrook de doorgaande rijbaan oprijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   

R

511

 

als bestuurder van de doorgaande rijbaan de uitrijstrook oprijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   

R

512

 

als bestuurder van rijstrook wisselen zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   

R

513

 

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij het wegrijden geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven

55 RVV 1990

90

90

60

         

R

514

 

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij het inhalen van een ander voertuig geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven

55 RVV 1990

90

90

60

         

R

515

 

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij het oprijden van de doorgaande rijbaan geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven

55 RVV 1990

90

90

60

         

R

516

 

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij het verlaten van de doorgaande rijbaan geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven

55 RVV 1990

90

90

60

         

R

517

 

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij het wisselen van rijstrook geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven

55 RVV 1990

90

90

60

         

R

518

 

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij een andere belangrijke zijdelingse verplaatsing geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven

55 RVV 1990

90

90

60

         

R

519

 

als bestuurder binnen de bebouwde kom geen gelegenheid geven aan een autobus weg te rijden van een halte wanneer de bestuurder van die autobus door het geven van een teken met zijn richtingaanwijzer zijn voornemen daartoe kenbaar maakt

56 lid 1 RVV 1990

130

130

90

50

 

50

   
                         
     

XXV. Onnodig geluid

                 

R

522

 

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser c.q. snorfietser onnodig geluid veroorzaken

57 RVV 1990

360

360

250

         
                         
     

XXVI. Gevarendriehoek

                 

R

526

 

het niet plaatsen van een gevarendriehoek in de voorgeschreven gevallen, op de voorgeschreven wijze bij een stilstaand motorvoertuig op meer dan twee wielen en aanhangwagens, zijnde een obstakel, terwijl geen knipperend waarschuwingslicht wordt gevoerd

58 RVV 1990

130

           

130

                         
     

XXVI a. Zitplaatsen

                 

R

530

a

tijdens deelname aan het verkeer als bestuurder of passagier niet op de voor hem/haar bestemde zitplaats zitten en/of als bestuurder (een) passagier(s) vervoeren terwijl deze/die niet op de voor hem/hen bestemde zitplaats zit(ten)

58a lid 1 en lid 4 RVV 1990

130

130

90

50

     

130

R

530

b

als bromfietser of fietser een passagier jonger dan acht jaar vervoeren anders dan op een doelmatige en veilige voorziening met voldoende steun voor rug, handen en voeten

58a lid 3 en 4 RVV 1990

   

90

50

       
                         
     

XXVII. Autogordels en kinderbeveiligingssystemen

                 

R

533

 

als bestuurder of passagier van een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel geen gebruik maken van de voor hen beschikbare autogordel

59 lid 1 RVV 1990

130

130

         

130

     

als bestuurder van een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel

                 

R

535

f

– (een) passagier(s) jonger dan 12 jaar en korter dan 1.35 meter vervoeren, zonder dat gebruik wordt gemaakt van een voor hem/hen geschikt en goedgekeurd kinderbeveiligingssysteem

59 lid 1 jo. 59 lid 8 RVV 1990

130

             

R

535

k

– (een) passagier(s) jonger dan 12 jaar en met een lengte van 1.35 meter of meer vervoeren, zonder dat gebruik wordt gemaakt van een voor hem/hen beschikbare autogordel

59 lid 1 jo. 59 lid 8 RVV 1990

130

             

R

535

g

– op de voorste zitplaats (een) passagier(s) in de leeftijd van 3 tot 18 jaar en korter dan 1.35 meter vervoeren, zonder dat een autogordel of goedgekeurd kinderbeveiligingssysteem beschikbaar is

59 lid 2 RVV 1990

130

             

R

535

h

– (een) passagier(s) jonger dan 3 jaar vervoeren, terwijl geen autogordel of kinderbeveiligingssysteem beschikbaar is

59 lid 2 RVV 1990

130

             

R

535

i

– terwijl de zitplaatsen voor passagiers zijn voorzien van autogordels, meer passagiers vervoeren dan er autogordels aanwezig zijn

59 lid 1 RVV 1990

130

             

R

535

j

– (een) passagier(s) jonger dan 18 jaar in een naar achteren gericht kinderzitje op een passagierszitplaats vervoeren, terwijl de voorairbag van die zitplaats niet is uitgeschakeld

59 lid 3 RVV 1990

130

             

R

535

m

– in een taxi op een van de voorste zitplaatsen (een) passagier(s) vervoeren jonger dan 18 jaar en met een lengte van minder dan 1.35 meter, terwijl geen kinderbeveiligingssysteem aanwezig is

59 lid 5 RVV 1990

130

             

R

535

mo

– (een) passagier (s) jonger dan 12 jaar vervoeren terwijl de autogordel, de veiligheidsgordel of het kinderbeveiligingssysteem in een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel wordt gebruikt op een wijze die de beschermende werking ervan negatief beïnvloedt of kan beïnvloeden

59 lid 7 RVV 1990

130

             

R

535

o

de autogordel, de veiligheidsgordel of het kinderbeveiligingssysteem in een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel gebruiken op een wijze die de beschermende werking ervan negatief beïnvloedt of kan beïnvloeden

59 lid 7 jo. 59 lid 8 RVV 1990

130

           

130

R

535

e

als bestuurder van een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel een passagier vervoeren die gebruikmaakt van een rolstoel, terwijl de rolstoel niet is vastgezet op een wijze die de stabiliteit van de rolstoel en de veiligheid van de rolstoelgebruiker waarborgt

59 lid 8 jo. 59 lid 4 RVV 1990

220

             

R

535

s

als bestuurder van een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel een passagier vervoeren die gebruik maakt van een rolstoel, zonder dat gebruik wordt gemaakt van de veiligheidsgordel die deel uitmaakt van het voertuig, van het systeem waarmee de rolstoel aan de vloer van het voertuig is bevestigd of van een door de minister van IenM aangewezen constructie

59 lid 8 jo. 59 lid 4 RVV 1990

130

             
                         
     

XXVIIa. Autobus

                 

R

535

p

als bestuurder van een aan het verkeer deelnemende autobus of passagier geen gebruik maken van de autogordel of het kinderbeveiligingssysteem waarmee de autobus is uitgerust

59a lid 1 RVV 1990

130

           

130

     

als bestuurder van een aan het verkeer deelnemende autobus

                 

R

535

q

– (een) passagier(s) van 3 jaar of ouder, maar jonger dan 12 jaar en korter dan 1.35 meter vervoeren, zonder dat gebruik wordt gemaakt van een voor hem/hen geschikt en goedgekeurd kinderbeveiligingssysteem of bij gebrek daaraan, de autogordel, terwijl de passagier(s) zich op de zitplaats bevind(t)(en)

59a lid 1 jo. 59a lid 4 RVV 1990

130

             

R

535

r

– (een) passagier(s) van 3 jaar of ouder maar jonger dan 12 jaar en met een lengte van 1.35 meter of meer vervoeren, zonder dat gebruik wordt gemaakt van een voor hem/hen beschikbare autogordel, terwijl de passagier(s) zich op de zitplaats bevind(t)(en)

59a lid 1 jo. 59a lid 4 RVV 1990

130

             
                         
     

XXVIII. Helmen

                 

R

536

a

als bestuurder, passagier van een bromfiets of brommobiel zonder gesloten carrosserie geen goedpassende helm dragen, die middels een sluiting op deugdelijke wijze is bevestigd en die is voorzien van een goedkeuringsmerk

60 lid 1 RVV 1990

   

90

       

90

R

536

c

als bestuurder, passagier van een motorfiets dan wel driewielig motorvoertuig zonder gesloten carrosserie geen goedpassende helm dragen, die middels een sluiting op deugdelijke wijze is bevestigd en is voorzien van een goedkeuringsmerk

60 lid 1 RVV 1990

130

130

         

130

R

537

 

als bestuurder van een motorfiets, bromfiets of brommobiel danwel driewielig motorvoertuig zonder gesloten carrosserie een passagier beneden de twaalf jaren vervoeren, die geen goedpassende helm draagt, die middels een sluiting op deugdelijke wijze is bevestigd en die is voorzien van een goedkeuringsmerk

60 lid 3 RVV 1990

130

130

90

         
                         
     

XXX. Gebruik van mobiele telecommunicatieapparatuur

                 

R

545

 

als bestuurder van een motorvoertuig, bromfiets, snorfiets of gehandicaptenvoertuig met motor tijdens het rijden een mobiele telefoon vast houden

61a RVV 1990

220

220

150

85

       
                         
     

XXXI. Vervoer van personen in of op aanhangwagens en in laadruimten

                 
     

personen vervoeren

61b lid 1 RVV 1990

               

R

539

a

– in de gesloten laadruimte van een motorvoertuig of bromfiets

 

130

             

R

539

b

– in de open laadruimte van een motorvoertuig of bromfiets, dan wel in of op een aanhangwagen achter een motorvoertuig of bromfiets

 

220

220

150

         
                         
     

Hoofdstuk 3. Verkeerstekens

                 
     

II. Verkeersborden

                 

R

548

 

als bestuurder in strijd met bord B6 geen voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg

62 jo. bord B6 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   
     

als bestuurder in strijd met bord B7

62 jo. bord B7 RVV 1990

               

R

549

a

– niet stoppen

 

130

130

90

50

 

50

   

R

549

b

– geen voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg

 

220

220

150

85

 

85

   

R

549

c

– niet stoppen en geen voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg

 

220

220

150

85

 

85

   
     

als bestuurder een weg gebruiken in strijd met bord C1 (gesloten in beide richtingen voor voertuigen, ruiters en geleiders van rij-, trekdieren of vee)

62 jo. bord C1 RVV 1990

               

R

550

a

– een weg gebruiken

 

90

90

60

35

 

35

   

R

550

b

– een weg(gedeelte) bestemd voor aangewezen categorie(ën) voertuigen gebruiken (doelgroepstroken)

 

130

130

90

50

 

50

   
     

een weg gebruiken in strijd met bord C2 (eenrichtingsweg, in deze richting gesloten voor voertuigen, ruiters en geleiders van rij-, trekdieren of vee)

62 jo. bord C2 RVV 1990

               

R

551

b

– als bestuurder op een andere weg dan autoweg of autosnelweg

 

130

130

90

50

 

50

   
     

als bestuurder een weg gebruiken in strijd met bord

                 

R

552

a

– C3 (eenrichtingsweg)

62 jo. bord C3 RVV 1990

130

130

90

50

 

50

   

R

552

b

– C4 (eenrichtingsweg)

62 jo. bord C4 RVV 1990

130

130

90

50

 

50

   

R

553

b

als bestuurder van een motorvoertuig op meer dan twee wielen in strijd met bord C6 (geslotenverklaring voor motorvoertuig op meer dan twee wielen) een weg gebruiken

62 jo. bord C6 RVV 1990

90

             

R

554

a

als bestuurder van een vrachtauto een weg gebruiken in strijd met bord C7 (geslotenverklaring voor vrachtauto’s) (alle wegen behalve autosnelwegen en milieuzones)

62 jo. bord C7 RVV 1990

90

             

R

554

b

als bestuurder van een vrachtauto een rijstrook van een autosnelweg gebruiken in strijd met het voor die rijstrook geldende bord C7 (geslotenverklaring voor vrachtauto’s)

62 jo. bord C7 RVV 1990

220

             

R

554

c

als bestuurder van een vrachtauto een weg gebruiken in strijd met bord C7 (geslotenverklaring voor vrachtauto’s), waarbij gebied is aangeduid als milieuzone

62 jo. bord C7 RVV 1990

220

             

R

554

d

als bestuurder van een autobus een weg gebruiken in strijd met bord C7a (geslotenverklaring voor autobussen)

62 jo. bord C7a RVV 1990

90

             

R

554

e

als bestuurder van een autobus of vrachtauto een weg gebruiken in strijd met bord C7b (geslotenverklaring voor autobussen en vrachtauto’s)

62 jo. bord C7b RVV 1990

90

             

R

571

 

als bestuurder van een vrachtauto een weg gebruiken in strijd met bord C22a (geslotenverklaring voor vrachtauto’s die niet voldoen aan de eisen, genoemd in artikel 86d RVV 1990) (milieuzone)

62 jo. bord C22a RVV 1990

220

             

R

555

 

als bestuurder van een motorvoertuig dat niet sneller kan of mag rijden dan 25 kilometer per uur een weg gebruiken in strijd met bord C8 (geslotenverklaring voor motorvoertuig dat niet sneller kan of mag rijden dan 25 kilometer per uur)

62 jo. bord C8 RVV 1990

90

             

R

556

 

als ruiter, geleider van rij-, trekdieren of vee, bestuurder van een wagen, een motorvoertuig dat niet sneller kan of mag rijden dan 25 kilometer per uur, een brommobiel, een fiets, een bromfiets of een gehandicaptenvoertuig in strijd met bord C9 een weg gebruiken (geslotenverklaring)

62 jo. bord C9 RVV 1990

90

 

60

35

 

35

   

R

557

 

als bestuurder van een motorvoertuig met aanhangwagen een weg gebruiken in strijd met bord C10 (geslotenverklaring voor motorvoertuig met aanhangwagen)

62 jo. bord C10 RVV 1990

90

90

           

R

558

 

als bestuurder van een motorfiets een weg gebruiken in strijd met bord C11 (geslotenverklaring motorfiets)

62 jo. bord C11 RVV 1990

 

90

           

R

559

 

als bestuurder van een motorvoertuig een weg gebruiken in strijd met bord C12 (geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen)

62 jo. bord C12 RVV 1990

90

90

           

R

560

 

als bestuurder van een bromfiets, snorfiets of gehandicaptenvoertuig met motor een weg gebruiken in strijd met bord C13 (geslotenverklaring voor bromfiets, snorfiets of gehandicaptenvoertuig met motor)

62 jo. bord C13 RVV 1990

   

60

35

       

R

561

 

als bestuurder van een fiets of gehandicaptenvoertuig zonder motor een weg gebruiken in strijd met bord C14 (geslotenverklaring voor fiets of gehandicaptenvoertuig zonder motor) (categorie 3 betreft alleen snorfiets met uitgeschakelde motor)

62 jo. bord C14 RVV 1990

   

30

30

       

R

562

 

als bestuurder van een fiets, een bromfiets of gehandicaptenvoertuig een weg gebruiken in strijd met bord C15 (geslotenverklaring voor fiets, bromfiets of gehandicaptenvoertuig)

62 jo. bord C15 RVV 1990

   

60

35

       

R

563

 

als voetganger een weg gebruiken in strijd met bord C16 (geslotenverklaring voor voetgangers)

62 jo. bord C16 RVV 1990

       

25

     

R

564

 

als bestuurder van een voertuig of samenstel van voertuigen een weg gebruiken in strijd met bord C17 (geslotenverklaring voor voertuigen en samenstellen van voertuigen die, met inbegrip van de lading, langer zijn dan op het bord C17 is aangegeven)

62 jo. bord C17 RVV 1990

130

       

50

   

R

565

 

als bestuurder van een voertuig een weg gebruiken in strijd met bord C18 (geslotenverklaring voor voertuigen die, met inbegrip van de lading, breder zijn dan op het bord C18 is aangegeven)

62 jo. bord C18 RVV 1990

130

       

50

   

R

566

 

als bestuurder van een voertuig een weg gebruiken in strijd met bord C19 (geslotenverklaring voor voertuigen die, met inbegrip van de lading, hoger zijn dan op het bord C19 is aangegeven)

62 jo. bord C19 RVV 1990

130

       

50

   
     

als bestuurder van een voertuig een weg gebruiken in strijd met bord C20 (geslotenverklaring voor voertuigen waarvan de aslast hoger is dan op het bord C20 is aangegeven) met een overschrijding van

62 jo. bord C20 RVV 1990

               

R

567

a

– niet meer dan 10%

 

130

       

50

   

R

567

b

– 11 tot en met 20%

 

190

       

75

   

R

567

c

– 21 tot en met 30%

 

290

       

110

   
     

als bestuurder van een voertuig een weg gebruiken in strijd met bord C21 (geslotenverklaring voor voertuigen en samenstellen van voertuigen waarvan de totaalmassa hoger is dan op het bord C21 is aangegeven) met een overschrijding van

62 jo. bord C21 RVV 1990

               

R

568

a

– niet meer dan 10%

 

130

       

50

   

R

568

b

– 11 tot en met 20%

 

190

       

75

   

R

568

c

– 21 tot en met 30%

 

290

       

110

   
     

als bestuurder van een samenstel van voertuigen een weg gebruiken in strijd met bord C21 (geslotenverklaring voor voertuigen en samenstellen van voertuigen waarvan de totaalmassa hoger is dan op het bord C21 is aangegeven) met een overschrijding van

62 jo. bord C21 RVV 1990

               

R

569

a

– niet meer dan 10%

 

130

       

50

   

R

569

b

– 11 tot en met 20%

 

190

       

75

   

R

569

c

– 21 tot en met 30%

 

290

       

110

   

R

574

 

als bestuurder rijden in strijd met de door bord D1 aangegeven rijrichting (rotonde; verplichte rijrichting)

62 jo. bord D1 RVV 1990

90

90

60

35

 

35

   

R

575

 

als bestuurder rijden in strijd met bord D2 aan de andere zijde dan het bord aangeeft (gebod voor alle bestuurders het bord D2 voorbij te gaan aan de zijde die de pijl aangeeft)

62 jo. bord D2 RVV 1990

90

90

60

35

 

35

   

R

576

 

als bestuurder in strijd met bord D4 een andere rijrichting volgen dan op het bord is aangegeven (gebod tot het volgen van de rijrichting die op het bord D4 is aangegeven)

62 jo. bord D4 RVV 1990

90

90

60

35

 

35

   

R

577

 

als bestuurder in strijd met bord D5 een andere rijrichting volgen dan op het bord is aangegeven (gebod tot het volgen van de rijrichting die op het bord D5 is aangegeven)

62 jo. bord D5 RVV 1990

90

90

60

35

 

35

   

R

578

 

als bestuurder in strijd met bord D6 een andere rijrichting volgen dan op het bord is aangegeven (gebod tot het volgen van één van de rijrichtingen die op het bord D6 zijn aangegeven)

62 jo. bord D6 RVV 1990

90

90

60

35

 

35

   

R

579

 

als bestuurder in strijd met bord D7 een andere rijrichting volgen dan op het bord is aangegeven (gebod tot het volgen van één van de rijrichtingen die op het bord D7 zijn aangegeven)

62 jo. bord D7 RVV 1990

90

90

60

35

 

35

   

R

584

 

als bestuurder een voertuig parkeren in strijd met (zone) bord E1 (parkeerverbod(szone))

62 jo. bord E1 RVV 1990

90

90

     

35

 

90

R

585

 

als bestuurder een voertuig laten stilstaan in strijd met bord E2 (verbod stilstaan)

62 jo. bord E2 RVV 1990

90

90

     

35

   

R

593

 

als bestuurder van een motorvoertuig in strijd met bord F1 een motorvoertuig inhalen (verbod voor motorvoertuigen om elkaar onderling in te halen)

62 jo. bord F1 RVV 1990

220

220

           

R

594

 

als bestuurder van een vrachtauto in strijd met bord F3 een motorvoertuig inhalen (verbod voor vrachtauto’s om motorvoertuigen in te halen)

62 jo. bord F3 RVV 1990

220

             

R

595

 

als bestuurder in strijd met bord F5 doorgaan bij nadering van verkeer uit tegengestelde richting (verbod voor bestuurders door te gaan bij nadering van verkeer uit tegengestelde richting)

62 jo. bord F5 RVV 1990

130

130

90

50

 

50

   

R

596

 

als bestuurder in strijd met bord F7 keren

62 jo. bord F7 RVV 1990

130

130

90

50

 

50

   

R

597

 

als bestuurder in strijd met bord F10 niet stoppen

62 jo. bord F10 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   
                         
     

III. Verkeerslichten

                 
     

driekleurig verkeerslicht

                 

R

601

 

als weggebruiker niet doorgaan bij groen licht bij een driekleurig verkeerslicht

62 jo. 68 lid 1 sub a RVV 1990

130

130

           

R

602

 

als weggebruiker niet stoppen voor rood licht bij een driekleurig verkeerslicht

62 jo. 68 lid 1 sub c RVV 1990

220

220

150

85

65

85

   

R

603

 

als fietser, bromfietser of bestuurder van een gehandicaptenvoertuig bij geel of rood licht bij een driekleurig verkeerslicht rechts afslaan zonder het overige verkeer ter plaatse voor te laten gaan

62 jo. 68 lid 6 RVV 1990

   

150

85

       

R

604

 

als weggebruiker niet stoppen voor rood licht bij tweekleurig verkeerslicht

62 jo. 69 lid 1 sub b RVV 1990

220

220

150

85

65

85

   

R

605

 

als fietser, bromfietser of bestuurder van een gehandicaptenvoertuig bij geel of rood licht bij een tweekleurig verkeerslicht rechts afslaan zonder het overige verkeer ter plaatse voor te laten gaan

62 jo. 69 lid 2 ivm 68 lid 6 RVV 1990

   

150

85

       

R

606

 

als bestuurder van een tram, lijnbus of ander voertuig niet stoppen voor rood tram-/buslicht

62 jo. 70 lid 1 sub c ivm 70 lid 3, 4 RVV 1990

220

220

150

       

220

R

607

 

als bestuurder van een tram niet stoppen voor rood licht bij driekleurig verkeerslicht

62 jo. 68 lid 1 sub c RVV 1990

             

220

R

608

 

als weggebruiker niet stoppen voor rood knipperlicht bij overweglichten

62 jo. 71 sub b RVV 1990

220

220

150

85

65

85

   

R

609

 

als weggebruiker niet stoppen voor rood (knipper)licht bij bruglichten

62 jo. 72 RVV 1990

220

220

150

85

65

85

   

R

610

 

als weggebruiker bij verlicht rood kruis een rijstrook gebruiken

62 jo. 73 sub b RVV 1990

220

220

           

R

611

 

als bestuurder van een ander voertuig dan een lijnbus een door een verlichte afbeelding van «BUS» gemarkeerde rijstrook gebruiken

62 jo. 73 sub d RVV 1990

130

130

90

50

 

50

   

R

612

 

als voetganger of bestuurder van een gehandicaptenvoertuig beginnen over te steken bij rood voetgangerslicht

62 jo. 74 lid 1 sub c RVV 1990

     

85

65

     

R

613

 

als voetganger of bestuurder van een gehandicaptenvoertuig bij het oversteken het overige verkeer ter plaatse niet voor laten gaan, indien het rode licht is vervangen door een geel knipperlicht als bedoeld in artikel 75 van het RVV 1990

62 jo. 74 lid 2 RVV 1990

     

85

65

     

R

614

 

als weggebruiker niet stoppen voor rood licht bij toeritdosering

62 jo. 68 lid 1 sub c c.q. 69 lid 1 sub b RVV 1990

90

90

           
                         
     

IV. Verkeerstekens op het wegdek

                 

R

617

a

als bestuurder de zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevindende doorgetrokken streep overschrijden met verkeer in een richting

62 jo. 76 lid 1 RVV 1990

130

130

90

50

 

50

   

R

617

b

als bestuurder de zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevindende doorgetrokken streep overschrijden met verkeer in beide richtingen

62 jo. 76 lid 1 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   

R

618

 

als bestuurder een verdrijvingsvlak gebruiken

62 jo. 77 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   

R

618

a

als bestuurder een puntstuk gebruiken

62 jo. 77 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   

R

619

 

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser die de rijbaan volgt op een kruispunt niet de richting volgen die de voorsorteerstrook waarop zij zich bevinden aangeeft

62 jo. 78 lid 1 RVV 1990

220

220

150

         

R

619

a

als bestuurder die een doorgaande rijbaan verlaat en daartoe een uitrijstrook volgt ter hoogte van de daarin aangebrachte pijlen niet de richting volgen die de uitrijstrook aangeeft

62. jo. 78 lid 2 RVV 1990

220

220

150

         

R

620

 

als bestuurder niet stoppen voor stopstreep daar waar dit op grond van het RVV 1990 verplicht is

62 jo. 79 RVV 1990

90

90

60

35

 

35

   

R

621

 

als bestuurder in strijd met op het wegdek aangebrachte haaietanden geen voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg

62 jo. 80 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   

R

622

 

als weggebruiker, anders dan als bestuurder van een lijnbus, autobus of tram, gebruik maken van een busbaan of -strook aangeduid met «BUS»

62 jo. 81 RVV 1990

130

130

90

50

35

50

   

R

622

a

als weggebruiker, anders dan als bestuurder van een lijnbus of tram, gebruik maken van een busbaan of -strook aangeduid met: «LIJNBUS»

62 jo. 81 RVV 1990

130

130

90

50

35

50

   
                         
     

Hoofdstuk 4. Aanwijzingen

                 
     

I. Verplichtingen weggebruikers

                 
     

als weggebruiker niet stoppen voor een stopteken

83 RVV 1990

               

R

628

a

– gegeven door middel van een rode lamp

 

360

360

250

140

100

140

   

R

628

b

– gegeven met een aan een politievoertuig aangebrachte verlichte transparant

 

360

360

250

140

100

140

   
     

als weggebruiker niet opvolgen van de in de bijlage II RVV 1990 vastgestelde aanwijzingen

                 

R

630

a

– gegeven door daartoe bevoegde en als zodanig kenbare ambtenaar

82 lid 1 ivm Bijlage II RVV 1990

360

360

250

140

100

140

   
     

als weggebruiker niet opvolgen van aanwijzingen gegeven door middel van verlichte transparant op personen-, bedrijfsauto of motorfiets van

                 

R

631

a

– politie

82a jo. 41 a lid 1 onder a, sub 1 en 4 RVV 1990

360

360

250

140

100

140

   
                         
     

Nummers R 701 – R 706: Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW)

                 

R

701

 

zonder daartoe krachtens het Besluit bevoegd te zijn verkeerstekens op, langs of boven de wegen aanbrengen, doen aanbrengen, aangebracht houden, verwijderen, dan wel de zichtbaarheid daarvan wegnemen

1a BABW

             

130

R

702

 

voorwerpen, inrichting of borden, van welke aard ook, die het verkeer in verwarring zouden kunnen brengen op, langs of boven de wegen aanbrengen, doen aanbrengen of aangebracht houden

2 BABW

             

130

R

703

 

niet zo spoedig mogelijk op de juiste wijze inleveren van ongeldige gehandicaptenparkeerkaart

55 jo. 51 BABW

             

90

R

704

 

als verkeersregelaar niet op eerste vordering tonen van de krachtens de wet vereiste aanstellingspas

58a BABW

             

90

R

705

 

als verkeersregelaar, niet zijnde een weginspecteur in dienst van Rijkswaterstaat, een aanwijzing als bedoeld in artikel 82, 1e lid van het RVV 1990 vanaf een motorrijtuig, of als verkeersregelaar niet zijnde een transportbegeleider of een weginspecteur in dienst van Rijkswaterstaat, vanuit een motorrijtuig geven

58a BABW

             

90

R

706

 

als transportbegeleider of weginspecteur in dienst van Rijkswaterstaat vanuit een motorrijtuig een aanwijzing als bedoeld in artikel 82, 1e lid van het RVV 1990 op een weg onder beheer van het Rijk of op een kruispunt gelegen op andere weg geven

58a BABW

             

90

                         
     

Nummers K 405 – K 550: Kentekenreglement (KR)

                 

K

405

 

de kentekenplaat voldoet niet aan de gestelde eisen

5 lid 1 en 3 Kr

             

130

                         
     

Wijziging van de tenaamstelling: overdracht tussen particulieren

                 
     

Kentekenbewijzen afgegeven na 31 mei 2004

                 

K

420

 

als nieuwe eigenaar of houder niet binnen een week op de voorgeschreven wijze het kentekenbewijs overschrijven

26 lid 2 Kr

             

330

K

421

 

het vrijwaringsbewijs en het oude deel I B niet terstond aan de vorige eigenaar of houder afgeven

26 lid 4 Kr

             

45

K

422

 

deel I A niet terstond aan de nieuwe eigenaar of houder afgeven na ontvangst van het vrijwaringsbewijs en het oude deel I B

26 lid 5 Kr

             

90

K

423

 

het ontvangstbewijs niet terstond aan de nieuwe eigenaar of houder afgeven na ontvangst van het vrijwaringsbewijs en het oude deel I B

26 lid 5 jo. 18 Kr

             

45

                         
     

Driedelige kentekenbewijzen en kentekenbewijzen die bestaan uit een deel I afgegeven voor 31 mei 2004, een deel I B en een overschrijvingsbewijs

                 

K

432

 

deel I afgeven terwijl het vrijwaringsbewijs en het oude deel II of I B nog niet is ontvangen

58b lid 1 sub b Kr

             

130

K

434

 

als nieuwe eigenaar of houder niet binnen een week op de voorgeschreven wijze het kentekenbewijs overschrijven

58b lid 2 Kr

             

330

                         
     

Wijziging van de tenaamstelling: overdracht ten behoeve van een bedrijfsvoorraad

                 
     

Kentekenbewijzen afgegeven na 31 mei 2004

                 

K

441

 

deel I B en deel II niet terstond aan het erkende bedrijf overdragen

27 lid 2 sub a Kr

             

45

K

442

 

deel I A afgeven terwijl het vrijwaringsbewijs en het oude deel I B nog niet is ontvangen

27 lid 2 sub b Kr

             

130

K

443

 

het ontvangstbewijs afgeven terwijl het vrijwaringsbewijs en het oude deel I B nog niet is ontvangen

27 lid 2 sub b jo. 18 Kr

             

130

K

444

 

deel I A niet terstond aan het erkende bedrijf afgeven na ontvangst van het vrijwaringsbewijs en het oude deel I B

27 lid 6 Kr

             

45

K

446

 

het ontvangstbewijs niet terstond aan het erkende bedrijf afgeven na ontvangst van het vrijwaringsbewijs en het oude deel I B

27 lid 6 jo. 18 Kr

             

45

                         
     

Wijziging van de tenaamstelling: overdracht van een voertuig uit bedrijfsvoorraad

                 
     

Kentekenbewijzen afgegeven na 31 mei 2004

                 

K

480

 

als erkend bedrijf niet binnen een week op de voorgeschreven wijze het kentekenbewijs overschrijven (voertuig bestemd voor eigen gebruik)

28 lid 2 Kr

             

330

                         
     

Driedelige kentekenbewijzen en kentekenbewijzen die bestaan uit een deel I afgegeven voor 31 mei 2004, een deel IB en een overschrijvingsbewijs

                 

K

481

 

als nieuwe eigenaar of houder (particulier) niet binnen een week op de voorgeschreven wijze het kentekenbewijs overschrijven

58d lid 1 jo. 58b lid 2 Kr

             

330

K

484

 

als erkend bedrijf niet binnen een week op de voorgeschreven wijze het kentekenbewijs overschrijven (voertuig bestemd voor eigen gebruik)

58d lid 2 Kr

             

330

                         
     

Wijziging van de tenaamstelling: overlijden van een kentekenhouder

                 
     

Kentekenbewijzen afgegeven na 31 mei 2004

                 

K

485

 

als meerderjarige eigenaar of houder na overlijden van de kentekenhouder niet binnen vijf weken op de voorgeschreven wijze het kentekenbewijs op zijn naam overschrijven

29 lid 1 Kr

             

330

                         
     

Driedelige kentekenbewijzen en kentekenbewijzen die bestaan uit een deel I afgegeven voor 31 mei 2004, een deel I B en een overschrijvingsbewijs

                 

K

486

 

als meerderjarige eigenaar of houder na overlijden van de kentekenhouder niet binnen vijf weken op de voorgeschreven wijze het kentekenbewijs op zijn naam overschrijven

58f lid 1 Kr

             

330

                         
     

Aanvraag nieuw deel I (A)

                 
     

Kentekenbewijzen afgegeven na 31 mei 2004

                 

K

526

 

niet op de voorgeschreven wijze een nieuw deel I A aanvragen, indien het voertuig niet meer overeenstemt met de gegevens op het afgegeven deel I A

34 lid 1 Kr

             

90

                         
     

Driedelige kentekenbewijzen en kentekenbewijzen die bestaan uit een deel I afgegeven voor 31 mei 2004, een deel I B en een overschrijvingsbewijs

                 

K

527

 

niet op de voorgeschreven wijze een nieuw kentekenbewijs aanvragen, indien het voertuig niet meer overeenstemt met de gegevens op het afgegeven deel I

58h lid 1 Kr

             

90

                         
     

Handelaarskenteken(bewijs)

                 

K

535

 

als kentekenhouder het handelaarskenteken niet op de voorgeschreven wijze gebruiken

44 Kr

             

330

K

540

 

het ongeldig verklaarde handelaarskentekenbewijs niet onverwijld inleveren

45 lid 2 Kr

             

330

                         
     

Inleverplicht oude bewijzen (overgangsbepaling)

                 

K

550

 

kentekenbewijzen en duplicaten afgegeven op basis van de (oude) Wegenverkeerswet en die hun geldigheid hebben verloren, niet onverwijld inleveren

54 lid 2 Kr

             

330

                         
     

Nummers A 901 – A 922: Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM)

                 
     

gekentekende motorrijtuigen, niet zijnde bromfietsen of gehandicaptenvoertuigen

                 

A

915

 

als bezitter, als houder of als degene aan wie het kenteken is opgegeven, voor een motorrijtuig, niet zijnde een bromfiets, waarvoor een kentekenbewijs is afgegeven, niet de vereiste verzekering sluiten en in stand houden

30 lid 2 WAM

             

390

                         
     

Bromfietsen

                 

A

902

 

als bezitter, als houder of als degene aan wie het kenteken is opgegeven, voor een motorrijtuig, zijnde een bromfiets, waarvoor een kentekenbewijs is afgegeven niet de vereiste verzekering sluiten en in stand houden

30 lid 2 WAM

             

330

     

Nummers N 010 – P 602: Besluit Voertuigen (BV) en Regeling Voertuigen (RV)

     

Categorie-indeling A: (Besluit en Regeling Voertuigen)

     

2 – personenauto’s;

     

3 – bedrijfsauto’s;

     

3a – bussen;

     

4 – motorfietsen;

     

5 – driewielige motorrijtuigen;

     

6 – bromfietsen;

     

7 – motorrijtuigen met beperkte snelheid;

     

8 – land- of bosbouwtrekkers;

     

9 – fietsen en gehandicaptenvoertuigen zonder motor (o.g.v. art. 5.1.4 RV m.u.v. afmetingen genoemd in 5.9.6 RV);

     

10 – gehandicaptenvoertuigen voorzien van een gesloten carrosserie en gehandicaptenvoertuigen die zijn uitgerust met een verbrandingsmotor en niet voorzien van een gesloten carrosserie en t.a.v. de afmetingen genoemd in 5.10.6 RV de gehandicaptenvoertuigen zonder motor;

     

11 – gehandicaptenvoertuigen, uitgerust met een elektromotor en niet voorzien van een gesloten carrosserie;

     

12 – aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 750 kg achter personenauto’s, bedrijfsauto’s en driewielige motorrijtuigen;

     

13 – aanhangwagens met een toegestane maximum massa van niet meer dan 750 kg achter personenauto’s, bedrijfsauto’s en driewielige motorrijtuigen;

     

14 – aanhangwagens achter landbouw- of bosbouwtrekkers en achter motorrijtuigen met beperkte snelheid;

     

15 – aanhangwagens achter motorfietsen (15a) of bromfietsen (15b);

     

16 – aanhangwagens achter fietsen op twee wielen;

     

17 – wagens.

       
     

Noot Regeling Voertuigen (RV):

     

– De feiten met betrekking tot de Regeling Voertuigen zijn in 17 categorieën onderverdeeld en deze categorieën zijn genummerd van 2 t/m 17. Deze categorie-indeling komt overeen met de indeling van de Regeling Voertuigen.

     

– Bij categorie 15 kan het trekkende voertuig verschillend zijn (motor of bromfiets). Voor deze voertuigen gelden verschillende tarieven. Achter de categorie-aanduiding moet daarom voor de motorfiets een A en voor de bromfiets een B worden vermeld.

     

categorie: 15A – motorfiets

     

categorie 15B – bromfiets

     

– indien bij «artikel» een «*» staat vermeld, dan dient dit teken te worden vervangen door het nummer van de categorie waarop de feitcode betrekking heeft, om zo het op die categorie betrekking hebbende artikel van de Regeling Voertuigen te verkrijgen.

     

– De feiten in deze afdeling die betrekking hebben op de massa of de last onder wiel of as gelden uitsluitend voor particulieren. Indien sprake is van beroepsmatig vervoer is de Wet op de economische delicten van toepassing. Zie hiervoor de feitcodeserie E 850 t/m E 856.

     

– Op de kennisgeving/aankondiging moet een nadere toelichting op het feit worden vermeld, omdat de bepalingen van de Regeling Voertuigen in algemene feitomschrijvingen zijn weergegeven.

     

– Voor feiten gebaseerd op de Regeling Voertuigen geldt dat deze feiten niet slechts op kenteken kunnen worden geconstateerd. (Dit volgt uit de voor de eerste feitcode geplaatste koptekst, geldend voor de gehele Regeling voertuigen: «Als bestuurder rijden terwijl...».)

     

Feit

Artikel

Tarief in euro per feit en categorie

         

2

3

3a

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

     

Regeling Voertuigen

                                   
                                           
     

Als bestuurder van een voertuig rijden (terwijl):

                                   
     

0 – Algemeen

                                   

N

010

a

het niet in overeenstemming is met de gegevens op het kentekenbewijs of met de in het kentekenregister vermelde gegevens

5.*.1 RV

220

220

220

220

220

150

         

220

         

N

010

b

het voertuigidentificatienummer niet is ingeslagen of goed leesbaar is

5.*.1 en 5.6.74 RV

220

220

220

220

220

150

220

220

 

85

 

220

         

N

010

c

de kentekenpla(a)t(en) niet voorzien is/zijn van het goedkeuringsmerk, dan wel niet deugdelijk aan de voor- en/of achterzijde is/zijn bevestigd

5.*.1 RV

90

90

90

90

90

60

         

90

         

N

010

d

het kenteken niet goed leesbaar is of de kentekenpla(a)t(en) is/zijn afgeschermd

5.*.1 RV

130

130

130

130

130

90

         

130

         

N

010

e

het voertuig niet is voorzien van een goed leesbare constructieplaat, waarvan de gegevens in overeenstemming zijn met het kentekenregister (cat 3, 3a en 12 in gebruik na 31-12-1997; cat 8 in gebruik na 30-06-2009)

5.*.1 RV

 

90

90

       

90

     

90

         
                                           
     

1 – Algemene bouwwijze van het voertuig

                                   

N

020

b

het wiel niet zodanig is bevestigd dat het uitsluitend draaibaar is om de eigen as

5.15.2 lid 2 RV

                           

130/90

   

N

030

a

het chassis dan wel de mee of zelfdragende carrosserie breuken en of scheuren vertoont

5.*.3 en 5.6.74 lid 1 RV

220

220

220

 

220

150

220

220

     

220

220

220

220/150

 

85

N

030

b

het chassis dan wel de mee of zelfdragende carrosserie zodanig bevestigd, vervormd of door corrosie is aangetast dat de stijfheid en de sterkte in gevaar worden gebracht

5.*.3 en 5.6.74 lid 1 RV

220

220

220

 

220

150

220

220

     

220

220

220

220/150

 

85

     

het frame of de zelfdragende constructie alsmede de voor- en achtervork

5.*.3 en 5.6.74 lid 2 RV

                                 

N

030

c

– breuken en of scheuren vertoont

       

220

 

150

                     

N

030

d

– is doorgeroest

       

220

 

150

                     

N

030

e

– zodanig is vervormd dat stijfheid en sterkte in gevaar worden gebracht dan wel het weggedrag van het voertuig nadelig wordt beïnvloed

       

220

 

150

                     

N

030

f

de onderdelen van het frame of de zelfdragende constructie niet deugdelijk zijn bevestigd

5.*.3 en 5.6.74 lid 3 RV

     

220

220

150

     

85

85

           

N

030

g

het frame met voor- en achtervork breuken en of scheuren vertoont, is doorgeroest of is vervormd

5.*.3 lid 2 RV

       

220

150

     

85

85

           
                                           
     

het frame

5.9.3 RV

                                 

N

030

h

– breuken en of scheuren vertoont

                 

50

               

N

030

i

– is doorgeroest

                 

50

               

N

030

j

– is vervormd

                 

50

               

N

040

a

de bovenbouw ondeugdelijk op het onderstel is bevestigd

5.*.4 RV

130

130

130

 

130

90

130

130

 

50

 

130

130

130

130/90

 

50

N

040

b

de ondersteuning van de laadvloer/laadruimte niet deugdelijk is

5.*.4 RV

 

130

130

     

130

       

130

130

130

130/90

 

50

N

040

c

de gekoppelde zijspanwagen niet deugdelijk is bevestigd

5.*.4 RV

     

130

 

90

                     

N

050

 

de accu en, indien aanwezig, de bedrading niet deugdelijk is (zijn) bevestigd en niet goed is (zijn) geïsoleerd

5.*.5 RV

                     

130

130

130

     
                                           
     

2 – Afmetingen en massa’s

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

     

Lengte

                                   

N

060

a

het langer is dan 12 m (cat 5 ingebruikname voor 01-11-1997; cat 12 geldt niet voor opleggers; cat 13 geldt niet voor middenasaanhangwagens)

5.*.6 RV

130

130

   

130

 

130

130

     

130

130

130

     

N

060

aa

de bus met 2 assen langer is dan 13,50 m

5.3a.6 lid 2 RV

   

130

                           

N

060

ab

de bus met 2 assen, in gebruik genomen voor 10-09-2003, langer is dan 15 m

5.3a.6 lid 2 RV

   

130

                           

N

060

ac

de bus met meer dan 2 assen langer is dan 15 m

5.3a.6 lid 2 RV

   

130

                           

N

060

d

het rijdende werktuig langer is dan 20 m

5.3.6 lid 2 RV

 

130

                             

N

061

e

bij de na 31-12-1997 in gebruik genomen oplegger, niet zijnde een kermis- of circusvoertuig, de horizontaal gemeten afstand tussen het hart van de koppelingspen en enig deel aan de voorzijde van de oplegger meer dan 2,04 m bedraagt en de horizontaal gemeten afstand tussen het hart van de koppelingspen en de achterzijde van de oplegger meer dan 12 m bedraagt

5.12.6 lid 3 RV

                     

130

         

N

061

g

de horizontaal gemeten afstand tussen het hart van de koppelingspen en de achterzijde van de oplegger van het kermis- of circusvoertuig meer bedraagt dan 17,50 m

5.12.6 lid 5 RV

                     

130

         

N

061

i

de middenasaanhangwagen langer is dan 8 m

5.13.6 RV

                       

130

       
                                           
     

Breedte

                                   

N

060

b

het breder is dan 2,55 m (cat 5 ingebruikname voor 01-11-1997; cat 3 en 12 gelden niet voor geconditioneerde voertuigen en voor cat 3 en 12 voertuigen met een tmm > 10 ton en ingebruikname voor 01-02-1999)

5.*.6 RV

130

130

130

 

130

           

130

130

       

N

060

g

het breder is dan 2,60 m (cat 3 en 12 geconditioneerd voertuig en voertuigen met een tmm > 10 ton en ingebruikname voor 01-02-1999; cat 17 bespannen wagen)

5.*.6 RV

 

130

       

130

       

130

       

50

N

060

p

het gehandicaptenvoertuig breder is dan 1,10 m (geldt ook voor gehandicaptenvoertuig zonder motor)

5.*.6 RV

                 

50

50

           

N

060

r

de fiets breder is dan 0,75 m

5.9.6 lid 1 RV

               

50

               

N

060

s

het breder is dan 1,50 m (cat 9 > 2 wielen of zijspan; cat 17 onbespannen wagen)

5.*.6 RV

               

50

             

50

N

060

u

het breder is dan 2 m (cat 5 ingebruikname na 31-10-1997; cat 6 op meer dan 2 wielen; cat 15b achter bromfiets op meer dan 2 wielen)

5.*.6 RV

     

130

130

90

               

130/90

   

N

060

w

het breder is dan 1 m (cat 6 betreft 2 w bromfiets; cat 15b achter bromfiets op meer dan 2 wielen)

5.*.6 RV

         

90

               

–/90

50

 
     

het voertuig breder is dan 3 m (cat 3 en 7 rijdend werktuig)

5.*.6 RV

                                 

N

060

ha

– van 0,01 m t/m 0,25 m

   

130

       

130

130

         

130

     

N

060

hb

– meer dan 0,25 m t/m 0,50 m

   

190

       

190

190

         

190

     

N

060

hc

– van meer dan 0,50 m t/m 0,75 m

   

290

       

290

290

         

290

     
                                           
     

Hoogte

                                   

N

060

q

het gehandicaptenvoertuig hoger is dan 2 m (geldt ook voor gehandicaptenvoertuig zonder motor)

5.*.6 RV

                 

50

50

           
                                           
     

Massa

                                   
     

de toegestane asdruk, massa of som van de aslasten (cat 5 ingebruikname na 01-02-1999) wordt overschreden met

5.*.7 RV

                                 

N

070

a

– meer dan 10%

 

260

260

260

 

260

   

260

     

260

         

N

070

b

– meer dan 25%

 

390

390

390

 

390

   

390

     

390

         
     

de toegestane wieldruk, massa of som van de aslasten wordt overschreden met (massa of som van de aslasten betreft uitsluitend cat 7)

5.*.7 RV

                                 

N

070

e

– meer dan 10%

             

260

           

260

   

100

N

070

f

– meer dan 25%

             

390

           

390

   

150

                                           
     

3 – Motor

                                   
     

de bromfiets de op het kentekenbewijs of in het kentekenregister vermelde maximumconstructiesnelheid van niet meer dan 25 km/h, vermeerderd met 4 km/h overschrijdt, (dan wel de aangewezen bromfiets de in artikel 20b van de wet vermelde maximumconstructiesnelheid van 25 km/h) overschrijdt met

5.6.8 lid 2 en 5.6.76 lid 1RV

                                 

N

086

a

– t/m 10 km/h

           

60

                     

N

086

b

– meer dan 10 en t/m 15 km/h

           

90

                     
     

de bromfiets de op het kentekenbewijs of in het kentekenregister vermelde maximum constructiesnelheid van 25 tot en met 45 km/h, vermeerderd met 5 km/h overschrijdt met

5.6.8 lid 1 RV

                                 

N

083

a

– t/m 10 km/h

           

60

                     

N

083

b

– meer dan 10 en t/m 15 km/h

           

90

                     
     

het voertuig de in artikel 1.1. van de Regeling Voertuigen vermelde maximum constructiesnelheid vermeerderd met 5 km/h overschrijdt

                                   

N

085

a

– t/m 10 km/h

             

90

90

 

35

35

           

N

085

b

– meer dan 10 en t/m 15 km/h

             

130

130

 

50

50

           

N

090

a

het brandstofsysteem niet veilig is of deugdelijk is bevestigd

5.*.9 lid 1 RV

220

220

220

220

   

220

220

     

220

220

220

     

N

090

b

het brandstofsysteem of de elektrische aandrijving niet veilig is of deugdelijk is bevestigd

5.*.9 lid 1 en 5.6.77 lid 2 RV

       

220

150

     

85

             

N

090

c

het brandstofsysteem lekkage vertoont

5.*.9 lid 2 en 5.6.77 lid 2 RV

220

220

220

220

220

150

220

220

 

85

 

220

220

220

     

N

090

d

het brandstofreservoir niet deugdelijk is afgesloten

5.*.9 lid 3 RV

220

220

220

220

220

150

220

220

 

85

 

220

220

220

     

N

090

h

de elektrische aandrijving niet veilig is of deugdelijk is bevestigd

5.11.9 lid 1 RV

                   

35

           

N

100

 

de LPG-installatie niet voldoet aan de eisen

5.*.10 RV

220

220

220

220

220

                       

N

101

 

de CNG-installatie niet voldoet aan de eisen

5.*.10a RV

220

220

220

220

220

                       

N

110

a

het niet is voorzien van een over de gehele lengte gasdichte uitlaat

5.*.11 lid 1 en 5.6.80 lid 1 RV

260

260

260

260

260

180

260

260

 

100

             

N

110

b

het uitlaatsysteem niet deugdelijk is bevestigd

5.*.11 lid 2 en 5.6.80 lid 2 RV

130

130

130

130

130

90

130

130

 

50

             

N

110

e

het uitlaatsysteem niet behoorlijk geluiddempend is

5.*.11 RV

           

260

260

 

100

             
                                           
     

Meting geluidsniveau

                                   
     

Noot

                                   
     

Indien geen waarde (op het kentekenbewijs of) het kentekenregister is vermeld dan moeten onderstaande waarden worden gehanteerd:

                                   
                                           
     

Bromfiets

                                   
     

Constructiesnelheid Maximum toegestane waarde

                                   
     

Max 25 km/h 90 dB(A)

                                   
     

> 25 km/h 97 dB(A)

                                   
                                           
     

Motorfiets

                                   
     

Cylinderinhoud t/m Maximum toegestane waarde

                                   
     

80 cm3 91 dB(A)

                                   
     

125 cm3 92 dB(A)

                                   
     

350 cm3 95 dB(A)

                                   
     

500 cm3 97 dB(A)

                                   
     

750 cm3 100 dB(A)

                                   
     

1000 cm3 103 dB(A)

                                   
     

>1000 cm3 106 dB(A)

                                   
                                           
     

Personen-/bedrijfsauto/bus/driewielig motorrijtuig

                                   
     

benzinemotor max 3500 kg bij 3500 toeren max 95 dB(A)

                                   
     

dieselmotor max 3500 kg bij 2000 toeren max 95 dB(A)

                                   
     

> 3500 kg bij 1500 toeren max 95 dB(A)

                                   
                                           
     

het (op het kentekenbewijs of) in het kentekenregister vermelde geluidsniveau, vermeerderd met 2 dB(A), wordt overschreden

5.*.11 RV

                                 

N

110

n

– tot 4 dB(A)

 

260

260

260

260

260

180

                     
     

het toegestane geluidsniveau van het voertuig, waarvoor geen waarde (op het kentekenbewijs of) in het kentekenregister is vermeld, wordt overschreden

5.*.11 en 5.6.80 lid 3 RV

                                 

N

110

p

– tot 4 dB(A)

 

260

260

260

260

260

180

                     

N

120

a

de accu of tractiebatterij niet deugdelijk is bevestigd

5.*.12 lid 1 en 5.6.81 lid 1 RV

130

130

130

130

130

90

130

130

 

50

50

           

N

120

b

de bedrading niet deugdelijk is bevestigd/goed is geïsoleerd

5.*.12 en 5.6.81 lid 2 RV

130

130

130

130

130

90

130

130

 

50

50

           

N

120

c

het gehandicaptenvoertuig, dat is uitgerust met een elektrische aandrijving, niet is voorzien van een beveiliging tegen overbelasting, die door middel van een binnen bereik bevindende schakelaar de stroomvoorziening herstelt

5.*.12 lid 3 RV

                 

35

35

           

N

120

d

de onderdelen van de elektrische aandrijflijn van het elektrisch aangedreven of hybride elektrische voertuig niet aan de gestelde eisen voldoet

 

130

130

130

130

130

90

                     

N

130

a

de motorsteunen niet deugdelijk zijn bevestigd/in ernstige mate zijn beschadigd

5.*.13 RV

130

130

130

 

130

 

130

   

50

             

N

130

b

de rubbers van de motorsteunen zijn doorgescheurd/de vulcanisatie is losgeraakt

5.*.13 en 5.6.81 lid 4 RV

130

130

130

 

130

90

130

   

50

             

N

130

c

de motor niet deugdelijk is bevestigd

5.*.13 en 5.6.81 lid 3 RV

     

130

 

90

                     
                                           
     

4 – Krachtoverbrenging

                                   

N

140

b

het niet is voorzien van een achteruitrijinrichting

5.*.14 RV

             

90

 

35

             

N

150

a

het na 30-06-1967 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een goed werkende, ook bij nacht, afleesbare snelheidsmeter

5.*.15 RV

90

90

90

                           

N

150

e

het na 26-11-1975 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een goed werkende, ook bij nacht afleesbare snelheidsmeter

5.*.15 RV

     

90

90

                       

N

150

f

de na 31-12-2006 in gebruik genomen bromfiets niet is voorzien van een goed werkende, ook bij nacht afleesbare snelheidsmeter

5.6.15 RV

         

60

                     

N

160

a

(de onderdelen van) de aandrijving of transmissie niet deugdelijk bevestigd is (zijn)

5.*.16 en 5.6.83 lid 1 RV

130

130

130

130

130

90

130

130

 

50

             

N

170

a

de krachtoverbrenging niet op eenvoudige wijze kan worden onderbroken

5.10.17 RV

                 

35

             

N

170

b

de snelheid niet regelbaar is

5.11.17 en 5.6.82 RV

                   

50

           
                                           
     

5 – Assen

                                   

N

180

 

de as(sen) niet deugdelijk (bevestigd) is (zijn)

5.*.18 en 5.6.84 RV

220

220

220

220

220

150

220

220

 

85

85

220

220

220

220/150

   

N

190

 

de fuseeonderdelen en overige draaipunten niet deugdelijk (bevestigd) zijn

5.*.19 RV

220

220

220

 

220

150

     

85

 

220

 

220

     

N

200

 

de wiellagers niet deugdelijk zijn

5.*.20 en 5.6.85 RV

130

130

130

 

130

90

     

50

50

130

130

       

N

210

 

de wielbasis te veel afwijkt

5.*.21 RV

90

90

90

90

90

           

90

         

N

220

 

de afstanden tussen de fuseedraaipunten en het chassis of de carrosserie te veel verschillen

5.*.22 RV

90

90

90

                           

N

230

 

de spoorbreedte te groot is

5.*.23 RV

90

90

90

                           

N

240

a

de wielen/de velgen niet deugdelijk (bevestigd) zijn

5.*.24 RV

                   

85

 

220

 

220/150

 

85

N

240

b

de wielen/de velgen/de wielnaven/stabilisatoren niet deugdelijk (bevestigd) zijn

5.*.24-26 RV

 

220

220

     

220

220

                 

N

240

c

de wielen, alsmede de onderdelen niet deugdelijk (bevestigd) zijn

5.*.24 en 5.6.86 RV

     

220

 

150

                     

N

240

d

de wielen/de velgen/stabilisatoren niet deugdelijk (bevestigd) zijn

5.*.24 en 26 RV

220

     

220

       

85

 

220

 

220

     
                                           
     

6 – Ophanging

                                   
     

de wielen niet voorzien zijn van luchtbanden

5.*.27 en 5.6.87 lid 1 RV

                                 

N

270

a

– 1 band

 

130

130

130

130

130

90

                     

N

270

b

– 2 banden

 

190

190

190

190

190

130

                     

N

270

c

– 3 banden

 

290

290

290

290

290

200

                     
     

een band/de banden beschadigd is/zijn, waarbij het karkas zichtbaar is of uitstulpingen vertoont/vertonen

5.*.27 RV

                                 

N

270

e

– 1 band

 

130

   

130

130

90

130

130

 

50

50

 

130

130

130/90

   

N

270

f

– 2 banden

 

190

   

190

190

130

190

190

 

75

75

 

190

190

190/130

   

N

270

g

– 3 banden

 

290

   

290

290

200

290

290

 

110

110

 

290

290

     
     

het loopvlak uitstekende metalen elementen bevat, per (band) beschadiging

5.*.27 en 5.6.87 lid 2 RV

                                 

N

270

i

– 1 band

 

130

130

130

130

130

90

130

130

 

50

50

130

130

130

     

N

270

j

– 2 banden

 

190

190

190

190

190

130

190

190

 

75

75

190

190

190

     

N

270

k

– 3 banden

 

290

290

290

290

290

200

290

290

 

110

110

290

290

290

     
     

de band(en) is/zijn beschadigd waarbij het karkas zichtbaar is, de band(en) uitstulpingen vertoont/vertonen of de daarop vermelde load-index kleiner is dan toegestaan

5.*.27 RV

                                 

N

270

m

– 1 band

   

130

130

               

130

         

N

270

n

– 2 banden

   

190

190

               

190

         

N

270

o

– 3 banden

   

290

290

               

290

         
     

de profilering van een band/de banden niet voldoet aan de gestelde eisen of is/zijn nageprofileerd (naprofilering geldt niet voor cat 3, 3a en 12 i.g.v. opschrift regroovable; cat 2, 3(a), 5, 12 en 13 min. 1,6 mm; cat 4 min 1,0 mm; cat 6, 10 en 11 profilering moet aanwezig zijn over de gehele omtrek en breedte)

5.*.27 RV

                                 

N

270

r

– 1 band

 

130

130

130

130

130

90

     

50

50

130

130

       

N

270

s

– 2 banden

 

190

190

190

190

190

130

     

75

75

190

190

       

N

270

t

– 3 banden

 

290

290

290

290

290

200

     

110

110

290

290

       

N

270

v

de op de band aangegeven draairichting niet overeenkomt met de draairichting van het wiel in voorwaartse rijrichting

5.*.27 RV

130

130

130

130

130

90

     

50

50

130

130

 

130/90

   

N

270

w

de banden op één as niet dezelfde maataanduiding hebben (geldt niet voor nood- of reservewiel)

5.*.27 RV

130

130

130

 

130

90

     

50

50

130

130

 

130/90

   
     

de aanhangwagen is voorzien van banden waarvan het loopvlak bestaat uit metaal of een materiaal dat voor wat betreft hardheid en vervormbaarheid dezelfde eigenschappen heeft

5.*.27 RV

                                 

N

271

e

– 1 band

                       

130

130

130

     

N

271

f

– 2 banden

                       

190

190

190

     

N

271

g

– 3 banden

                       

290

290

290

     

N

271

m

de wielen zijn voorzien van metalen banden met uitstekende delen (geldt niet voor landbouwwerktuigen met een massa van maximaal 750 kg)

5.17.27 RV

                               

50

N

280

 

het veersysteem, (indien vereist of aanwezig) de onderdelen daarvan of de schokdemper (indien vereist) niet deugdelijk (bevestigd) is/zijn of niet goed werken

5.*.28 RV

130

130

130

130

130

90

130

130

 

50

50

130

130

130

     
                                           
     

7 – Stuurinrichting

                                   

N

290

 

deze niet is voorzien van een deugdelijke stuurinrichting

5.*.29 en 5.6.88 RV

220

220

220

220

220

150

220

220

85

85

85

           

N

291

 

de overbrenging van de gestuurde wielen niet goed reageert of niet deugdelijk is (bevestigd)

5.*.29 RV

                     

220

 

220

     

N

292

 

de draaikransen niet deugdelijk zijn (bevestigd)

5.*.30 RV

                     

220

 

220

     
                                           
     

8 – Reminrichting

                                   

N

310

a

(de onderdelen van) de reminrichting niet deugdelijk zijn (bevestigd)

5.*.31 en 5.6.89 lid 1 RV

220

220

220

220

220

150

220

220

 

85

85

220

220

220

     

N

320

aa

in het hydraulisch remsysteem onvoldoende remvloeistof aanwezig is

5.*.32 RV en 5.*.31 RV

220

220

220

 

220

150

     

85

85

           

N

320

a

het remsysteem van het na 30-06-1967 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een deugdelijke waarschuwingsinrichting

5.3.33 RV

90

90

90

                           

N

340

 

de veerrem van het na 30-09-1975 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een deugdelijke waarschuwingsinrichting

5.*.34 RV

 

90

90

                           

N

350

a

het drukluchtremsysteem niet is voorzien van een goed functionerend meerkringsbeveiligingsventiel bij na 30-09-1975 in gebruik genomen voertuigen

5.*.35 lid 1 RV

 

220

220

                           

N

350

b

het drukluchtremsysteem niet is voorzien van drukmeetpunten

5.*.35 lid 1 RV

 

90

90

               

90

         

N

350

c

de drukluchtremkrachtregelaars niet goed functioneren

5.*.35 lid 2 RV

 

220

220

               

220

         

N

350

d

het na 30-09-1981 in gebruik genomen voertuig met drukluchtremkrachtregelaars niet is voorzien van de vereiste plaat

5.*.35 lid 3 RV

 

90

90

               

90

         

N

350

e

de drukluchtremkrachtregelaars van het na 30-09-1981 in gebruik genomen voertuig niet aanwezig zijn, dan wel niet zijn afgesteld zoals op de plaat staat vermeld

5.*.35 lid 3 RV

 

220

220

               

220

         

N

360

 

de slag van de drukluchtremcylinders onjuist is afgesteld

5.*.36 RV

 

220

220

               

220

         

N

370

a

het één- of tweeleidingremsysteem niet de juiste aansluitdruk heeft

5.*.37 RV

 

220

220

                           

N

370

b

het na 31-12-1997 in gebruik genomen voertuig is voorzien van een éénleidingremsysteem ten behoeve van een aanhangwagen

5.*.37 RV

 

220

220

                           

N

370

c

het na 31-12-1997 in gebruik genomen voertuig is voorzien van een afzonderlijke inrichting voor de bediening van de remmen van de aanhangwagen

5.*.37 RV

 

220

220

                           

N

380

m

de bedrijfsrem niet op alle wielen remt (uitgezonderd driewielige motorrijtuigen met een ledige massa van 400 kg of minder), dan wel het voertuig op een (nagenoeg) droge weg uitbreekt ten gevolge van een verschil in remwerking tussen de wielen van elke as, of tengevolge van overberemming van de achteras

5.*.38 RV

220

220

220

 

220

       

85

 

220

         

N

380

n

niet wordt voldaan aan de vereiste remvertraging

5.*.38 en 5.6.90 RV

         

150

220

220

 

85

             

N

380

p

het niet is voorzien van (een) goed werkende rem(men)

5.*.38 RV

               

50

 

50

           
     

niet wordt voldaan aan de vereiste remvertraging (cat 12 toegestane maximum massa minder dan 3500 kg); de vermindering bedraagt

5.*.38 RV

                                 

N

381

a

– 0 t/m 0,5 m/s2

 

220

   

220

220

           

220

         

N

381

b

– 0,51 t/m 1,0 m/s2

 

330

   

330

330

           

330

         
     

niet wordt voldaan aan de vereiste remvertraging (cat 12 toegestane maximum massa 3500 kg of meer); de vermindering bedraagt

5.*.38 RV

                                 

N

381

f

– 0 t/m 0,5 m/s2

   

360

360

               

360

         

N

390

a

de parkeerrem niet aan de eisen voldoet

5.*.39 RV

90

90

90

 

90

 

90

90

                 

N

390

b

van de (brom)fiets op meer dan twee wielen zonder afzonderlijke vastzetinrichting één van de remmen niet kan worden vastgezet

5.*.39 RV

         

60

   

35

               

N

390

d

het niet voorzien is van een goed bereikbare vastzetinrichting waarmee de rem(men) in omgezette toestand kunnen worden vastgezet of een parkeerrem

5.*.39 RV

                 

35

35

           

N

390

e

de vastzetinrichting of de veerrem niet aan de eisen voldoet

5.12.39 RV

                     

90

         

N

400

c

de reminrichting van de aanhangwagen (niet zijnde een middenasaanhangwagen met een toegestane maximum massa van ten hoogste 1500 kg) niet automatisch in werking treedt bij het verbreken van de verbinding, dan wel niet automatisch in de bedrijfstoestand komt bij het koppelen met het trekkende voertuig

5.12.40 RV

                     

220

         

N

400

d

niet is voorzien van een goed functionerende losbreekreminrichting (indien aanwezig)

5.12.40 RV

                     

130

         
                                           
     

9 – Carrosserie

                                   

N

410

a

de deuren en de laadbakkleppen (cat.3(a)) niet goed sluiten of de deuren die direct toegang geven tot de personenruimte niet op normale wijze vanaf de binnenzijde of vanaf de buitenzijde kunnen worden geopend

5.*.41 RV

130

130

130

 

130

90

130

130

 

50

             

N

410

b

het slot of de scharnieren van de motorkap of het kofferdeksel aan de voorzijde geen goede sluiting waarborgen

5.*.41 RV

130

130

   

130

90

     

50

             

N

410

c

de bevestiging van de scharnieren ernstig zijn gecorrodeerd

5.*.41 RV

130

130

130

 

130

90

     

50

             

N

410

d

de windschermen en stroomlijnkappen de bediening belemmeren

5.*.41 RV

     

130

 

90

                     

N

410

e

de windschermen, stroomlijnkappen en inrichtingen om ladingen mee te vervoeren niet deugdelijk zijn bevestigd

5.*.41 RV

     

130

 

90

                     

N

410

f

de gesloten cabines niet zijn voorzien van tenminste twee deuren dan wel één deur en één nooduitgang

5.*.41 RV

           

130

130

                 

N

410

g

de nooduitgang niet voldoet aan de vereiste afmetingen

5.*.41 RV

           

130

130

                 

N

410

h

het slot of de scharnieren van de deuren of laadbakkleppen geen goede sluiting waarborgen

5.*.41 RV

                     

130

130

130

130/90

   

N

410

j

de deur(en) of uitgang(en) of hoofddoorgang(en) of noodra(a)m(en) of noodluik(en) van de bus niet voldoen (voldoet) aan de eisen of de vereiste opschriften niet zijn aangebracht

5.3a.41 RV

   

130

                           
     

de voorruit, de naast de bestuurders aanwezige zitplaats zijruiten dan wel het windscherm (indien vereist) en bij afwezigheid van een rechterbuitenspiegel de achterruit

                                   

N

420

a

– is beschadigd of verkleurd

5.*.42 RV

220

220

220

 

220

 

220

220

 

85

             

N

420

b

– is voorzien van onnodige voorwerpen die het uitzicht van de bestuurder belemmeren

5.*.42 RV

130

130

130

 

130

 

130

130

 

50

             

N

420

c

de ruiten niet voldoen aan de eisen

5.*.42 lid 1 RV

                 

35

             

N

420

d

de lichtdoorlatendheid van de voorruit en/of de naast de bestuurderszitplaats aanwezige zijruiten minder dan 55% bedraagt

5.*.42 lid 3 RV

220

220

220

 

220

150

                     

N

430

a

het voertuig niet is voorzien van een goed werkende ruitenwisserinstallatie (cat 5 in gebruik na 27-11-1975; cat 6 in gebruik na 31-12-2006)

5.*.43 RV

130

130

130

 

130

90

130

130

 

50

             

N

430

d

het voertuig niet is voorzien van een goed werkende ruitensproeierinstallatie voor de voorruit die de bestuurder voldoende uitzicht geeft (cat 2 in gebruik na 30-09-1971; cat 3 na 31-12-1997; cat 3a na 30-06-1985; cat 5 na 31-12-1994; cat 6 na 31-12-2006)

5.*.43 lid 2 RV

130

130

130

 

130

90

     

50

             

N

440

a

het voertuig niet is voorzien van een goed werkende installatie ter ontdooiing en ontwaseming van de voorruit (cat 2 in gebruik na 30-09-1971; cat 3 na 31-12-1997, cat 3a na 30-06-1985, cat 5 voorruit en gesloten carrosserie na 31-12-1994 tot 17-06-2003 vanaf 17-06-2003 indien voorruit))

5.*.44 RV

130

130

130

 

130

       

50

             

N

450

a

het voertuig niet is voorzien van de noodzakelijke spiegels en/of cameramonitor-systeem die/dat aan de eisen voldoen/voldoet (cat. 6 voertuig in gebruik na 31-12-2006) (vooruitkijkspiegel / camera-monitorsysteem en breedtespiegel betreft bedrijfsauto met frontstuur in gebruik na 25-01-2008, tmm > 7500 kg)

5.*.45 RV

130

130

130

   

90

130

130

 

50

             

N

450

b

het na 26-11-1975 doch voor 17-06-2003 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een linkerbuitenspiegel die aan de eisen voldoet

5.4.45 RV

     

130

                         

N

450

c

het na 31-12-1996 doch voor 17-06-2003 in gebruik genomen voertuig dat 100 km/h of sneller kan, niet is voorzien van een rechterbuitenspiegel die aan de eisen voldoet

5.4.45 RV

     

130

                         

N

450

g

het na 16-06-2003 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een linker- en een rechterbuitenspiegel

5.4.45 lid 1 RV

     

130

                         

N

450

d

het voor 27-11-1975 in gebruik genomen voertuig waarvan de ledige massa meer bedraagt dan 400 kg en waarbij de bestuurder een zodanige plaats inneemt dat hij vanaf zijn zitplaats het achter hem gelegen weggedeelte niet kan overzien niet is voorzien van een linkerbuitenspiegel

5.5.45 RV

       

130

                       

N

450

e

het na 17-06-2003 in gebruik genomen voertuig met een gesloten carrosserie waarvan de ledige massa meer bedraagt dan 400 kg en waarbij de bestuurder een zodanige plaats inneemt dat hij vanaf zijn zitplaats het achter hem gelegen weggedeelte niet kan overzien niet is voorzien van een binnenspiegel

5.5.45 RV

       

130

                       

N

450

f

het voertuig niet is voorzien van een rechterbuitenspiegel terwijl met de binnenspiegel het achter het voertuig gelegen weggedeelte niet voldoende kan worden overzien

5.5.45 RV

       

130

                       

N

460

a

de zitplaatsen (of rugleuningen) niet deugdelijk bevestigd zijn

5.*.46 RV

     

130

 

90

       

50

           

N

460

aa

de na 21 juli 2013 in gebruik genomen personenauto dan wel de na 21 januari 2014 in gebruik genomen bedrijfsauto met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3500 kg of bus van klasse III of B is voorzien van zijdelings gerichte zitplaatsen

5.*.46 RV

130

130

130

                           

N

460

bb

de na 21 juli 2013 in gebruik genomen personenauto dan wel de na 21 januari 2014 in gebruik genomen bedrijfsauto met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3500 kg of bus van klasse III of B is voorzien van zijdelings gerichte zitplaatsen

5.*.46 RV

130

130

130

                           

N

460

c

de zitplaatsen, rugleuningen of de verstelinrichtingen niet deugdelijk (bevestigd) zijn

5.*.46 RV

130

130

130

 

130

 

130

130

 

50

             

N

460

d

de voetsteunen niet deugdelijk zijn bevestigd

5.*.46 RV

     

130

 

90

                     

N

460

g

de trappers niet deugdelijk zijn bevestigd of niet zijn voorzien van een stroef oppervlak

5.9.46 RV

               

50

               

N

470

a

de naar voren gerichte zitplaatsen van na 31-12-1989 in gebruik genomen personenauto’s niet voorzien zijn van gordels of de naar achteren gerichte zitplaatsen van na 30-09-2000 in gebruik genomen personenauto’s niet voorzien zijn van gordels

5.2.47 RV

130

                               

N

470

b

de gordels voor de voorzitplaatsen die aan een portier grenzen van na 01-01-1971 en voor 01-01-1990 in gebruik genomen voertuigen niet aanwezig zijn

5.*.47 RV

130

                               

N

470

c

de gordels niet deugdelijk zijn (bevestigd) (geldt voor cat 7, 8 en 10 indien aanwezig)

5.*.47 RV

130

130

130

 

130

90

130

130

 

50

             

N

470

d

de gordels voor alle naar voren gerichte zitplaatsen, van T-100 bussen en na 31-12-1997 in gebruik genomen andere bussen en bedrijfsauto’s niet aanwezig zijn

5.*.47 lid 1 RV

 

130

130

                           

N

470

h

de naar voren en naar achteren gerichte zitplaatsen van na 30-09-2002 in gebruik genomen bussen met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg of van na 30-09-2000 in gebruik genomen bussen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg niet voorzien zijn van gordels

5.3a.47 lid 2 RV

   

130

                           

N

470

i

de naar voren gerichte zitplaatsen van bromfietsen op meer dan twee wielen met een gesloten carrosserie en een ledige massa van meer dan 250 kg, in gebruik genomen na 31-12-2006, niet zijn voorzien van gordels

5.6.47 lid 1 RV

         

90

                     

N

470

j

het na 01-09-2008 in gebruik genomen en voor het vervoer van één of meer passagiers in een rolstoel ingericht voertuig niet voldoet aan de gestelde eisen

5.*.47a RV

130

130

                             

N

470

k

de ligplaats(en) niet voldoe(t)(n) aan de gestelde eisen

art 5.2.47a jo. 5.2.79 en 5.3a.48 RV

130

 

130

                           

N

470

g

de naar voren gerichte zitplaatsen van na 31-12-1989 in gebruik genomen voertuigen met gesloten carrosserie niet voorzien zijn van gordels of de naar achteren gerichte zitplaatsen van na 16-06-2003 in gebruik genomen voertuigen met gesloten carrosserie niet voorzien zijn van gordels

5.5.47 RV

       

130

                       

N

480

a

het voertuig scherpe delen heeft

5.*.48 en 5.6.92 lid 1 RV

220

220

220

220

220

150

220

220

85

85

85

220

220

220

220/150

 

85

N

480

b

het voertuig uitstekende niet afgeschermde delen heeft

5.*.48 RV

220

220

220

 

220

 

220

220

 

85

 

220

220

220

220/150

 

85

N

480

c

de wielen niet goed afgeschermd zijn, aanlopen of te ver buiten de afscherming uitsteken

5.*.48 RV

220

220

220

220

220

       

85

 

220

220

 

220/150

   

N

480

e

gevaar bestaat voor het losraken van enig deel van de buitenzijde

5.*.48 RV

130

130

130

130

130

90

130

130

 

50

 

130

130

130

130/90

   

N

480

f

de wielen/banden aanlopen

5.*.48 en 5.6.92 lid 2 RV

         

90

             

130

     

N

480

g

het voertuig niet is voorzien van de vereiste zijdelingse afscherming

5.*.48 RV

 

360

360

               

360

         

N

490

 

het na 30-06-1967 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een stootbalk (cat 3 en 12) of beschermingsinrichting (cat 3a) tegen klemrijden die aan de vereisten voldoet (afst. stootbalk/beschermingsinrichting wegdek: in gebruik voor 01-01-1998 70 cm, daarna 55 cm; afst. achterzijde voertuig tot stootbalk: tot 01-01-2005 60 cm, daarna cat 3, 3a en 12: 45 cm)

5.*.49 RV

 

360

360

               

360

         

N

491

 

het na 09-08-2004 in gebruik genomen bedrijfsvoertuig met een toegestane maximummassa van meer dan 3500 kg aan de voorzijde niet op deugdelijke wijze voorzien is van een beschermingsinrichting tegen klemrijden

5.3.49 RV

360

                               

N

500

 

de aanhangwagen aan de achterzijde niet is voorzien van een mogelijkheid tot bevestiging van een kentekenplaat

5.*.50 RV

                     

90

 

90/60

     
                                           
     

10 – Verlichting

                                   
     

Noot

                                   
     

1. Bij het ontbreken of niet branden van dim-/kop- of achterlicht moeten de bepalingen uit het RVV 1990 worden toegepast;

                                   
     

2. Bij de feitcodes zijn alle data vermeld van verlichting die na 1 januari 1980 verplicht is geworden;

                                   
     

3. Er is geen sprake van verlichting in de zin van de Regeling Voertuigen als de armatuur niet is aangesloten en niet is voorzien van een lampje.

                                   
     

het niet is voorzien van (een) goed werkend(e)

                                   

N

514

a

– richtingaanwijzers (cat 4 na 31-12-1996 met zijspan na 31-10-1997; cat. 6 = 3 of 4 wielig en gesloten carrosserie)

5.*.51-63 en 5.6.92 lid 2 RV

90

90

90

90

90

60

90

90

 

35

 

90

90

90

90/–

   

N

514

b

– waarschuwingsknipperlichten (cat. 2, 3(a) na 31-12-1997; cat. 5 na 31-12-1996; cat. 10 na 01-01-2005)

5.*.51-63 RV

90

90

90

 

90

 

90

90

 

35

             

N

514

c

– zijrichtingaanwijzer(s) (cat. 2 na 31-12-1997; cat. 3(a) langer dan 6 m of na 31-12-1997; cat. 7 langer dan 6 m)

5.*.51-63 RV

90

90

90

     

90

                   

N

514

d

– remlichten (cat. 6: 3 of 4 wielig en 2 wielig voertuig in gebruik na 31-12-2006 en vermogen meer dan 0,5 kW en max. snelheid meer dan 25 km/h)

5.*.51-63 RV

130

130

130

130

130

90

130

130

   

50

130

130

130

130/–

   

N

514

f

– rode retroreflectoren

5.*.51-63 en 5.6.93 lid 2 RV

90

90

90

90

90

60

90

90

35

35

35

90

90

90

90/60

35

35

N

514

g

– mistachterlicht(en) (cat. 2, 3(a) en 12 na 31-12-1997; cat. 13 voor zover het trekkende voertuig is voorzien van een mistachterlicht)

5.*.51-63 RV

90

90

90

               

90

90

       

N

514

h

– achteruitrijlicht(en) (in gebruik na 31-12-1997)

5.*.51-63 RV

45

45

45

                           

N

514

i

– markeringslichten (voor- en achterzijde) (cat. 2, 3(a) en 12 breder dan 2.60 m of na 31-12-1997 breder dan 2.10 m; cat. 13 en 14 breder dan 2.10 m)

5.*.51-63 RV

90

90

90

               

90

90

90

     

N

514

j

– zijmarkeringslichten (cat. 2, 3(a) en 12 na 31-12-1997 en langer dan 6 m; cat. 13 langer dan 6 m)

5.*.51-63 RV

90

90

90

               

90

90

       

N

514

k

– 3e remlicht (na 30-09-2001)

5.*.51-63 RV

90

                               

N

514

l

– witte retroreflectoren (cat. 9: 3 wielig breder dan 75 cm; cat. 12 na 31-12-1997)

5.*.51-63 RV

               

35

   

90

90

90

     

N

514

m

– zijretroreflectoren (cat. 2 na 31-12-1997 en langer dan 6 m; cat. 3(a) en 7 langer dan 6 m; cat. 6: 2-wielig na 31-12-2006)

5.*.51-63 RV

90

90

90

   

60

90

       

90

90

90

90/60

   

N

514

o

– trapreflectie (cat 6 alleen indien vaste trappers bij 3 of 4 wielig)

5.*.51-63 RV

         

60

   

35

               

N

514

p

– wielreflectie

5.*.51-63 RV

               

35

           

35

 

N

515

 

de verlichting/retroreflecterende voorzieningen niet de vereiste kleur hebben (cat 9 alleen retroreflectie)

5.*.51-59 en 5.6.95 RV

130

130

130

130

130

90

130

130

50

50

50

130

130

130

130/90

50

50

N

517

 

de verlichting of retroreflectoren niet op de juiste plaats zijn bevestigd (cat 9 alleen retroreflectie)

5.*.51-61 RV

90

90

90

90

90

60

90

90

35

35

35

90

90

90

90/60

35

35

N

518

 

de verlichte transparant(en) voldoet (voldoen) niet aan de eisen (niet afzonderlijk geschakeld/breder/langer dan voertuig)

5.*.59 RV

90

90

 

90

                         

N

550

 

de glazen van de verlichtingsarmaturen of de retroreflectoren niet aan de gestelde eisen voldoen (cat 9, 11, 16 en 17 alleen eisen rode retroreflectie)

5.*.55 RV

90

90

90

90

90

60

90

90

35

35

35

90

90

90

90/60

35

35

N

551

 

de verlichtingsarmaturen of onderdelen daarvan niet deugdelijk zijn bevestigd (geldt ook voor niet verplichte verlichting)

5.*.55 RV

90

90

90

90

90

60

90

90

 

35

 

90

90

90

90/60

   

N

552

 

de lichten of retroreflectoren voor meer dan 25% zijn afgeschermd (cat 9, 11, 16 en 17 alleen afscherming rode retroreflectie)

5.*.55 RV

90

90

90

90

90

60

90

90

35

35

35

90

90

90

90/60

35

35

N

560

 

de dimlichten niet aan de eisen voldoen

5.*.51 RV jo. 5.*.56 RV (cat. 6: 5.6.51, 5.6.53 en 5.6.55 RV)

90

90

90

90

90

60

90

90

 

35

             

N

620

 

het niet is voorzien van een controlelampje of schakelaar met herkenbare stand (cat 4) voor ingeschakeld(e) mistachterlicht(en)

5.*.62 RV

45

45

45

45

45

 

45

45

 

15

             

N

621

 

het ingeschakeld zijn van het grootlicht en/of de mistvoorlichten van het na 31-12-2012 in gebruik genomen voertuig niet door middel van een controlelampje aan de bestuurder kenbaar wordt gemaakt

5.2.62 RV

45

45

                             

N

622

 

het ingeschakeld zijn van de richtingaanwijzers en/of de waarschuwingsknipperlichten niet door middel van een controlelampje of akoestisch signaal aan de bestuurder kenbaar wordt gemaakt

5.2.62 RV

45

45

                             

N

640

 

het is voorzien van niet toegestane verblindende/ knipperende verlichting

5.*.64 en 5.6.96 RV

130

130

130

130

130

90

130

130

   

50

130

130

130

130/90

50

50

N

650

 

het is voorzien van meer lichten of retroreflecterende voorzieningen dan is toegestaan (cat 9 uitsluitend retroreflectie)

5.*.65 en 5.6.97 RV

130

130

130

130

130

90

130

130

50

50

50

130

130

130

130/90

50

50

N

651

 

in het voertuig aanwezige lichten of objecten die licht uitstralen dit naar de buitenzijde van het voertuig doen

5.*.65 RV

130

130

130

130

130

90

130

130

                 
                                           
     

11 – Verbinding tussen trekkend voertuig en aanhangwagen

                                   

N

660

a

de koppeling niet deugdelijk is (bevestigd) of niet voldoet aan de daaraan gestelde eisen

5.*.66-70 en 5.6.98 RV

220

220

220

220

220

150

220

220

                 

N

660

b

de (hulp)koppeling, trekdriehoek, trekboom of onderdelen daarvan niet aanwezig is/zijn, deugdelijk is/zijn (bevestigd) of niet voldoet/voldoen aan de daaraan gestelde eisen

5.*.66-70 RV

                     

220

220

220

     

N

660

c

de middenasaanhangwagen, die is voorzien van een losbreekreminrichting, tevens is voorzien van een hulpkoppeling

5.*.66 lid 5 RV

                     

90

90

       

N

660

d

de koppeling, dissel, of onderdelen daarvan niet deugdelijk is/zijn (bevestigd) of niet voldoet/voldoen aan de daaraan gestelde eisen

5.15.66-70 RV

                           

220/150

   
                                           
     

12 – Diversen

                                   

N

710

a

het niet is voorzien van een goed werkende geluidssignaalinrichting

5.*.71 RV

90

90

90

90

90

 

90

90

                 

N

710

b

het niet is voorzien van een goed werkende bel of hoorn met vaste toonhoogte

5.*.71 en 5.6.99 RV

         

60

     

35

35

           

N

710

c

het niet is voorzien van een goed werkende bel

5.9.71 RV

               

35

               

N

720

 

het aan de voorzijde niet is voorzien van een sleepbevestigingspunt

5.*.72 RV

           

45

45

                 
                                           
     

Gebruikseisen voertuigen

                                   
                                           
     

Als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden (terwijl):

                                   
                                           
     

0 – Algemeen

                                   
     

de maximum toegestane lengte van het samenstel van voertuigen, bestaande uit een zogenoemde LZV-combinatie wordt overschreden

                                   

P

001

 

een verwisselbaar uitrustingsstuk wordt gebruikt terwijl dit niet is toegestaan (cat 3 uitsluitend toegestaan voor gladheidsbestrijding)

5.18.0 RV

130

130

   

130

                       

P

010

a

meer dan één aanhangwagen wordt voortbewogen

5.18.1 lid 1 RV

220

 

220

220

220

150

                     

P

010

b

met de gelede bus een aanhangwagen wordt voortbewogen

5.18.1 lid 2 RV

   

220

                           

P

010

c

met het gehandicaptenvoertuig een aanhangwagen wordt voortbewogen

5.18.1 lid 3 RV

                 

50

50

           

P

010

d

met de motorfiets met onberemde zijspanwagen een aanhangwagen wordt voortbewogen

5.18.1 lid 4 RV

     

220

                         

P

020

a

met het motorvoertuig meer dan één motorvoertuig wordt gesleept

5.18.2 lid 1 RV

220

220

220

220

220

150

220

220

                 

P

020

b

met het motorvoertuig een tweewielig motorvoertuig wordt gesleept

5.18.2 lid 6 RV

220

220

220

220

220

150

220

220

                 

P

020

c

met het tweewielig motorvoertuig, de gelede bus of het samenstel van voertuigen, een motorvoertuig of een samenstel van voertuigen wordt gesleept

5.18.2 lid 7 RV

220

220

220

220

220

150

220

220

                 

P

020

da

een voertuig voorzien van een drukluchtsysteem niet met behulp van een sleepstang wordt gesleept

5.18.2 lid 2 RV

 

220

220

     

220

220

                 

P

020

e

het drukluchtsysteem van het gesleepte voertuig niet is aangesloten op het drukluchtsysteem van het trekkend voertuig

5.18.2 lid 3 RV

220

220

                             

P

020

f

met een dolly of afsleepas waarop zich een motorvoertuig bevindt, terwijl de reminrichting van de dolly of afsleepas ontbreekt

5.18.2 lid 4 RV

220

220

       

220

220

                 

P

020

g

terwijl een afsleepas wordt gebruikt zonder dat zich daarop een motorvoertuig bevindt

5.18.2 lid 5 RV

220

220

       

220

220

                 

P

030

 

hij wordt gehinderd door passagiers, lading of op andere wijze

5.18.3 RV

220

220

220

220

220

150

220

220

85

85

85

220

220

220

220/150

85

85

P

031

 

in dat voertuig, waarin vervoer van een passagier in rolstoel plaatsvindt, losse voorwerpen die het risico op letsel bij een noodstop, aanrijding of botsing kunnen verhogen, aanwezig zijn

5.18.3 lid 2 RV

220

220

220

 

220

150

     

85

             

P

041

a

de bestuurder niet voldoende zicht door de voorruit en/of de voorste zijruiten naar voren en opzij heeft

 

220

220

220

220

220

150

220

220

 

85

             

P

041

b

de bestuurder met behulp van de voor dat voertuig of samenstel van voertuigen voorgeschreven spiegels of camera-monitorsysteem niet voldoende zicht heeft op het naast en/of achter hem gelegen weggedeelte

5.18.4 aanhef en onder b RV

130

130

130

130

130

90

130

130

 

50

             

P

041

c

de bestuurder niet voldoende zicht door de voorruit en de voorste zijruiten naar voren en opzij heeft en met behulp van de voor dat voertuig of samenstel van voertuigen voorgeschreven spiegels of camera-monitorsysteem niet voldoende zicht heeft op het naast en achter hem gelegen weggedeelte

5.18.4 aanhef onder c RV

360

360

360

360

360

250

360

360

 

140

             

P

050

 

het niet is voorzien van de vereiste buitenspiegels, indien het zicht door lading achter het voertuig of door een achter het voertuig gekoppelde aanhangwagen is beperkt

5.18.5 lid 2 RV

220

220

220

220

220

150

220

220

85

85

             

P

051

 

de spiegels of gezichtsveldverbeterende voorzieningen niet zodanig zijn geplaatst dat de bestuurder in normale rijhouding de vereiste gezichtsvelden kan overzien

5.18.5 lid 1 RV

 

220

                             

P

052

 

het gezichtveld van de voor de landbouw- of bosbouwtrekker voorgeschreven spiegels wordt beperkt door lading die aan de achterzijde van het voertuig is aangebracht of door een door het voertuig voortbewogen aanhangwagen met inbegrip van de lading en het voertuig niet is voorzien van een linkerbuitenspiegel onderscheidenlijk een rechterbuitenspiegel waarmee de bestuurder het in artikel 5.8.45, eerste lid vastgestelde weggedeelte kan overzien

5.18.5 lid 3 jo. 5.8.46 lid 1 RV

             

220

                 
     

de lading of delen daarvan niet of zodanig zijn gezekerd dat deze onder normale verkeerssituaties waaronder begrepen volle remmingen, plotselinge uitwijkmanoeuvres en slecht wegdek niet van het voertuig kunnen vallen, te weten

5.18.6 lid 1 RV

                                 

P

060

a

– voertuig gebonden lading, zoals stophout, bezems, dekzeilen, spanbanden e.d.

 

360

360

360

360

360

250

360

360

140

140

140

360

360

360

360/250

140

140

P

061

 

de losse lading ten aanzien waarvan het gevaar bestaat dat deze of delen daarvan tijdens het rijden van het voertuig vallen niet deugdelijk is afgedekt (zoals zand, grind en puin)

5.18.6 lid 2 RV

360

360

360

360

360

250

360

360

140

140

140

360

360

360

360/250

140

140

     

bij het vervoer van goederen aan de achterzijde van een personenauto, bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg of een driewielig motorrijtuig

5.18.7 lid 1 RV

                                 

P

070

a

– de goederen niet deugdelijk zijn bevestigd op, in of aan een deugdelijke lastdrager

 

130

130

   

130

                       

P

070

b

– de lastdrager niet deugdelijk is bevestigd

 

130

130

   

130

                       

P

070

c

– de lastdrager inclusief lading meer dan 0,20 m buiten de zijkanten uitsteekt

 

130

130

   

130

                       

P

070

d

– meer specifieke goederen worden vervoerd dan waarvoor de lastdrager is geconstrueerd

 

130

130

   

130

                       

P

070

e

– de lastdrager aan de achterzijde niet op de voorgeschreven wijze is voorzien van twee rode achterlichten, twee rode remlichten, twee niet driehoekige rode retroreflectoren en twee ambergele richtingaanwijzers aangezien de verlichting en retroreflectoren van het voertuig worden afgeschermd

 

130

130

   

130

                       

P

070

f

– de lastdrager niet is voorzien van een goed leesbare, van een goedkeuringsmerk voorziene en niet afgeschermde kentekenplaat met het kenteken van het voertuig waarop de lastdrager is aangebracht aangezien de op het voertuig aangebrachte kentekenplaat wordt afgeschermd

 

130

130

   

130

                       

P

070

g

– de koppelingsdruk van de op de trekhaak bevestigde lastdrager meer bedraagt dan voorgeschreven of meer bedraagt dan 75 kg

 

90

90

   

90

                       

P

070

h

– de lastdrager het wegdek kan raken

 

90

90

   

90

                       

P

070

i

– de achtergebleven bevestigingsdelen van de lastdrager de bewegingsvrijheid van een aangekoppelde aanhangwagen beperken

 

90

90

   

90

                       
     

bij het vervoer van goederen op het dak van een personenauto, bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg of een driewielig motorrijtuig

5.18.7 lid 2 RV

                                 

P

070

j

– de goederen niet deugdelijk zijn bevestigd op, in of aan een deugdelijke lastdrager

 

130

130

   

130

                       

P

070

k

– de lastdrager niet deugdelijk is bevestigd

 

130

130

   

130

                       

P

070

l

– de maximale daklast wordt overschreden

 

130

130

   

130

                       

P

070

m

– meer specifieke goederen worden vervoerd dan waarvoor de lastdrager is geconstrueerd

 

130

130

   

130

                       
     

bij het vervoer van glas, plaatmateriaal of soortgelijke goederen aan één of beide zijkanten van een bedrijfsauto of aanhangwagen met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg

5.18.7 lid 3 RV

                                 

P

071

a

– de lading niet deugdelijk is bevestigd op, in of aan een deugdelijke lastdrager

   

130

                 

130

130

       

P

071

b

– de lastdrager niet deugdelijk is bevestigd

   

130

                 

130

130

       

P

071

c

– de lastdrager met inbegrip van de lading meer dan 0,35 m buiten de zijkanten van het voertuig uitsteekt en/of de totale breedte van het voertuig inclusief de lastdrager en de lading meer bedraagt dan 2,75 m

   

130

                 

130

130

       

P

071

d

– de lading meer dan 1 m achter het voertuig uitsteekt

   

130

                 

130

130

       

P

071

e

– de lastdrager die in de breedte meer dan 0,10 m buiten de zijkant van het voertuig uitsteekt aan de voor- en/of achterzijde niet is voorzien van een markering die aan de gestelde eisen voldoet

   

130

                 

130

130

       

P

080

 

de lading van het voertuig scherpe delen heeft (geldt niet voor lading of delen hoger dan 2 m boven wegdek)

5.18.8 RV

220

220

220

220

220

150

220

220

85

85

85

220

220

220

220/150

85

85

P

081

 

het verwisselbare uitrustingsstuk scherpe delen heeft (geldt niet voor delen hoger dan 2 m boven wegdek)

5.18.8 lid 1 RV

 

220

       

220

220

                 

P

082

 

het verwisselbare uitrustingsstuk niet afgeschermde uitstekende delen heeft die in geval van botsing het gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers aanzienlijk kunnen vergroten

5.18.8 lid 2 RV

 

220

       

220

220

                 

P

083

 

een deel van de buitenzijde van het verwisselbare uitrustingsstuk zodanig is bevestigd, beschadigd, versleten of door corrosie aangetast dat gevaar bestaat voor losraken

5.18.8 lid 3 RV

 

220

       

220

220

                 

P

090

 

de opgeklapte opklapbare delen aan de buitenzijde van het voertuig niet deugdelijk zijn vergrendeld

5.18.9 RV

220

220

220

220

220

150

220

220

85

85

85

220

220

220

220/150

85

85

P

091

 

het niet voor gebruik op de weg noodzakelijke opklapbare deel of delen van het verwisselbare uitrustingsstuk tijdens het transport niet deugdelijk in opgeklapte toestand is/zijn vergrendeld

5.18.9 lid 2 RV

 

220

       

220

220

                 

P

100

a

de aanhangwagen, met een toegestane maximum massa van niet meer dan 750 kg, niet is voorzien van het kenteken van het trekkend motorvoertuig

5.18.10 lid 1 RV

                       

130

 

130/90

   

P

100

b

de aanhangwagen, met een toegestane maximum massa van niet meer dan 750 kg, niet is voorzien van een deugdelijk bevestigde, goed leesbare, niet afgeschermde en van een goedkeuringsmerk voorziene, kentekenplaat

5.18.10 lid 3-4 RV

                       

130

 

130/90

   

P

100

c

de aanhangwagen, met een toegestane maximum massa van meer dan 750 kg, afkomstig uit een land waar voor deze aanhangwagens geen afzonderlijk kenteken is opgegeven, niet is voorzien van het kenteken van het trekkend motorvoertuig

5.18.10 lid 1 RV

                     

130

         

P

100

d

de aanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 750 kg, afkomstig uit een land waar voor deze aanhangwagens geen afzonderlijk kenteken is opgegeven, niet is voorzien van een deugdelijk bevestigde, goed leesbare, niet afgeschermde en van een goedkeuringsmerk voorziene, kentekenplaat gelijk aan trekkend voertuig

5.18.10 lid 2-3 RV

                     

130

         
                                           
     

1 – Afmetingen en massa’s

                                   
     

Noot afmetingen: Als bij ondeelbare lading meer dan één afmeting wordt overschreden, dan wordt uitsluitend proces-verbaal opgemaakt terzake de afmeting die het meest wordt overschreden.

                                   
     

De overige overschrijdingen worden als bevinding eveneens in het proces-verbaal vermeld.

                                   
     

Lengte samenstel (onbeladen), c.q. indien geen sprake is van uitstekende lading

                                   
     

Noot: Lengte trekker met oplegger max. 16,50 m; bedrijfsauto/bus met aanhangwagen max.18,75 m; personenauto/ driewielig motorvoertuig met aanhangwagen max. 18 m; samenstel kermis-/circusvoertuigen max. 24 m; rijdend werktuig met aanhangwagen 20 m; land- bosbouwtrekker/motorrijtuig beperkte snelheid met één of meer aanhangwagens en/of verwisselbare getrokken machines 18 m

                                   
     

de maximum toegestane lengte van het samenstel van voertuigen wordt overschreden, met een overschrijding

5.18.11 en 5.18.20 RV

                                 

P

111

a

– t/m 0,25 m

 

180

180

180

 

180

 

180

180

                 

P

111

b

– van meer dan 0,25 m en t/m 0,50 m

 

270

270

270

 

270

 

270

270

                 
                                           
     

Lengte deelbaar; uitstekende lading voorzijde

                                   

P

120

aa

de lading voor het voertuig uitsteekt (geldt niet voor kermis- en circusvoertuigen)

5.18.12 RV, 5.18.21 RV

130

130

   

130

 

130

130

     

130

130

       
                                           
     

Lengte deelbaar; uitstekende lading achterzijde

                                   
     

de lading meer dan 1 m achter het voertuig en/of meer dan 5 m achter de achterste as van het voertuig uitsteekt en/of de vereiste stootbalk, voor het na 01-01-1996 in gebruik genomen voertuig, meer dan 0,60 m van de uiterste achterzijde is aangebracht, terwijl de afstand van de lading tot het wegdek meer bedraagt dan 0,55 m (categorie 12 bedrijfsmatig gebruik), een overschrijding

5.18.12 RV

                                 

P

121

a

– t/m 0,25 m

   

260

                 

260

         

P

121

b

– van meer dan 0,25 m en t/m 0,50 m

   

390

                 

390

         

P

121

g

het zicht op de verlichting, de retroreflectoren, de richtingaanwijzers of voor zover van toepassing de kentekenplaat aan de achterzijde van het voertuig wordt belemmerd door uitstekende lading

5.18.12, 5.18.13 en 5.18.21 RV

130

130

   

130

 

130

130

     

130

130

130

     

P

121

h

de lading uitsluitend op de uitschuiflade, laadklep of andere laadvloerverlenging rust

5.18.12 lid 5 en 5.18.21 lid 3 RV

 

260

       

260

260

     

260

 

260

     
     

de uitsteek van de afneembare bovenbouw of gestandaardiseerde laadstructuur achter het hart van de achterste as meer dan 0,5 maal de lengte van het voertuig bedraagt en/of meer dan 5 m bedraagt of bij een oplegger de uitsteek van de afneembare bovenbouw of gestandaardiseerde laadstructuur achter het hart van de achterste as meer bedraagt dan 0,5 maal de afstand van hart koppeling tot de achterzijde en/of meer dan 5 m bedraagt

5.18.12 lid 7 RV

                                 

P

123

a

– t/m 0,25 m

   

260

                 

260

         

P

123

b

– van meer dan 0,25 t/m en t/m 0,50 m

   

390

                 

390

         
     

de lading meer dan 1 m achter het voertuig en/of meer dan 5 m achter het hart van de achterste as van het voertuig uitsteekt en/of de vereiste stootbalk, voor het na 01-01-1996 in gebruik genomen voertuig, meer dan 0,60 m van de uiterste achterzijde is aangebracht, terwijl de afstand van de lading tot het wegdek meer bedraagt dan 0,55 m (stootbalk uitsluitend cat. 12, particulier gebruik), een overschrijding

5.18.12 en 5.18.21 RV

                                 

P

121

j

– t/m 0,75 m

 

130

     

130

 

130

130

     

130

130

130

     

P

121

k

– van meer dan 0,75 m

 

190

     

190

 

190

190

     

190

190

190

     
     

de aan de achterzijde van het voertuig bevestigde meeneemheftruck meer dan 1.20 m achter het voertuig uitsteekt of indien een verklaring is afgegeven dat de aslasten en de last onder de koppeling van het voertuig bij belading met uitsluitend de meeneemheftruck voldoen aan de wettelijke eisen meer dan 1,50 m achter het voertuig uitsteekt

5.18.12 lid 6 RV

                                 

P

121

l

– t/m 0,25 m

   

260

                 

260

         

P

121

m

– van meer dan 0,25 m en t/m 0,50 m

   

390

                 

390

         
     

de lading van een samenstel van bedrijfsauto en aanhangwagen, niet zijnde een oplegger, dat is ingericht voor het vervoer van voertuigen,

5.18.13 lid 2 RV

                                 

P

130

f

– meer dan 2 m achter de aanhangwagen en/of meer dan 5 m achter het hart van de achterste as van de aanhangwagen uitsteekt

                       

220

         

P

130

g

– meer dan 0,50 m voor de voorzijde van de bedrijfsauto uitsteekt

   

130

                             

P

130

h

– die meer dan 1 m achter het voertuig uitsteekt, aan de achterzijde niet is voorzien van een markering die voldoet aan de eisen

   

130

                             
     

het samenstel van bedrijfsauto en aanhangwagen, niet zijnde een oplegger, met inbegrip van de lading dat is ingericht voor het vervoer van voertuigen, langer is dan 20,75 m een overschrijding

5.18.13 lid 2 RV

                                 

P

130

i

– t/m 0,25 m

   

260

                 

260

         

P

130

j

– van meer dan 0,25 m en t/m 0,50 m

   

390

                 

390

         
     

de lengte van het voertuig met inbegrip van één of meer verwisselbare uitrustingsstukken meer bedraagt dan de maximum toegestane lengte van het voertuig, een overschrijding

5.18.21a RV

                                 

P

211

a

– t/m 0,75 m

             

130

130

                 

P

211

b

– van meer dan 0,75 m

             

190

190

                 
     

bij het voertuig dat is voorzien van één of meer verwisselbare uitrustingsstukken

5.18.21 a RV

                                 

P

211

c

– de/het verwisselbare uitrustingsstuk(ken) niet zoveel mogelijk is/zijn ingeschoven, ingetrokken, in- of opgeklapt en/of deugdelijk vergrendeld

             

220

220

                 

P

211

d

– lading rust op een verwisselbaar uitrustingsstuk die niet is gerelateerd aan de functie van het verwisselbare uitrustingsstuk

             

130

130

                 

P

211

e

– het zicht op de verlichting, de retroreflectoren of de richtingaanwijzers door een verwisselbaar uitrustingsstuk wordt belemmerd

             

130

130

                 

P

211

f

– het verwisselbaar uitrustingsstuk dat voor of achter meer dan 1 m het voertuig uitsteekt niet is voorzien van een markering die aan de gestelde eisen voldoet

             

130

130

                 
                                           
     

Lengte; ondeelbare lading

                                   
     

de in lengte ondeelbare lading aan de voorzijde van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg, niet zijnde een kermis- of circusvoertuig, meer dan 4,30 m voor het hart van de voorste as uitsteekt, een overschrijding

5.18.13 RV

                                 

P

130

n

– t/m 0,25 m

   

260

                             

P

130

o

– van meer dan 0,25 m t/m 0,50 m

   

390

                             
     

de in lengte ondeelbare lading van het voertuig of samenstel van voertuigen, niet zijnde een samenstel van kermis- of circusvoertuigen

                                   

P

130

c

– voor de voorzijde van de aanhangwagen, niet zijnde een oplegger, uitsteekt

                       

130

130

       

P

130

d

– die meer dan 1 m voor of achter het voertuig uitsteekt aan de voor- of achterzijde niet is voorzien van een markering die aan de eisen voldoet

   

130

                 

130

130

       
     

de uitsteek van de in lengte ondeelbare lading achter het hart van de achterste as meer dan 0,5 maal de lengte van een bedrijfsauto met een toegestane maximummassa van meer dan 3500 kg of een aanhangwagen en/of meer dan van 5 m bedraagt of bij een oplegger de uitsteek van de lading achter het hart van de achterste as meer bedraagt dan 0,5 maal de afstand van hart koppeling tot de achterzijde en/of meer dan 5 m bedraagt (categorie 12 en 13 bedrijfsmatig gebruik), een overschrijding

                                   

P

131

a

– t/m 0,25 m

   

260

                 

260

260

       

P

131

b

– van meer dan 0,25 m en t/m 0,50 m

   

390

                 

390

390

       

P

131

f

de uitsteek van de in lengte ondeelbare lading achter het hart van de achterste as meer dan 0,5 maal de lengte van een aanhangwagen en/of meer dan 5 m bedraagt of bij een oplegger de uitsteek van de lading achter het hart van de achterste as meer bedraagt dan 0,5 maal de afstand van hart koppeling tot de achterzijde en/of meer dan 5 m (categorie 12 en 13 particulier gebruik)

5.18.13 RV

                     

130

130

       

P

131

i

de in lengte ondeelbare lading bij een personenauto, een bedrijfsauto met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3500 kg of een driewielig motorrijtuig aan de voor- en/of achterzijde van het voertuig meer dan 1 m uitsteekt

5.18.13 RV

130

130

   

130

                       
     

de in lengte ondeelbare lading van het voertuig of samenstel van voertuigen

5.18.21 RV

                                 

P

210

e

– meer dan 3,50 m voor het hart van het stuurwiel van het voertuig uitsteekt

             

130

130

         

130

     

P

210

f

– meer dan 1 m voor en/of achter het voertuig uitsteekt, terwijl de voor-/ en of achterzijde niet is voorzien van de vereiste markering

             

130

130

         

130

     

P

210

g

– meer dan 5 m achter het hart van de achterste as van het voertuig uitsteekt

             

130

130

         

130

     
                                           
     

Afstand achteras trekkend voertuig / achterzijde voertuig

                                   

P

190

c

de afstand van de achteras van het trekkende voertuig tot de achterzijde van de aanhangwagen, met inbegrip van de lading, meer bedraagt dan 2,50 m

5.18.19, 5.18.27 RV

                           

130/90

   
                                           
     

Breedte; lading

                                   
     

Noot: De feitcodeserie P 141 geldt voor de categorieën 7, 8 en 14 voor alle lading. Bij deze categorieën wordt geen onderscheid gemaakt tussen deelbare en ondeelbare lading. Voor de overige categorieën betreft het uitsluitend deelbare lading.

                                   

P

140

d

de lading of het verwisselbare uitrustingstuk die meer dan 0,10 m buiten de zijkant van het voertuig uitsteekt, niet is voorzien van de vereiste markering (geldt niet voor lading op driewielige motorrijtuigen in gebruik na 31-10-1997 of voor lading op personenauto’s)

5.18.14 lid 3 en 5.18.22 lid 3 RV

 

130

   

130

 

130

130

     

130

130

130

     

P

140

e

de lading meer dan 0,20 m buiten de zijkant(en) van het voertuig uitsteekt (cat 5 in gebruik na 31-10-1997; cat 4 motor op 2 wielen)

5.18.14 en 5.18.19 RV

130

   

130

130

                       
     

het voertuig met inbegrip van de (deelbare) lading (of verwisselbaar uitrustingsstuk) de maximum toegestane breedte overschrijdt, een overschrijding

5.18.14 lid 1 en 5.18.22 RV

                                 

P

141

a

– t/m 0,20 m

 

260

260

260

 

260

 

260

260

     

260

260

260

     

P

141

b

– van meer dan 0,20 m en t/m 0,45 m

 

390

390

390

 

390

 

390

390

     

390

390

390

     

P

260

a

de bromfiets op twee wielen met inbegrip van de lading breder is dan 1 m

5.18.26 lid 1 RV

         

90

                     

P

260

b

het voertuig met inbegrip van de lading breder is dan 2 m (cat 6 bromfiets > 2 wielen)

5.18.26 lid 2 en 5.18.19 lid 2 RV

         

90

               

130/–

   

P

270

a

de aangekoppelde aanhangwagen met inbegrip van de lading breder is dan 1 m

5.18.27 en 5.18.29 RV

                           

–/90

50

 

P

280

a

de fiets op twee wielen met inbegrip van de lading breder is dan 0,75 m

5.18.28 lid 1 RV

               

50

               

P

280

b

de fiets op meer dan twee wielen of voorzien van een zijspanwagen met inbegrip van de lading breder is dan 1,50 m

5.18.28 lid 2 RV

               

50

               
     

het voertuig met inbegrip van de lading

                                   

P

300

a

– breder is dan 1,10 m

5.18.30 lid 1 RV

                 

50

50

           

P

300

b

– breder is dan 1,50 m

5.18.30 lid 2 RV

                               

50

P

300

c

– in bespannen toestand breder is dan 2,60 m of indien de lading bestaat uit losse veldgewassen breder is dan 3,50 m

5.18.30 lid 3 RV

                               

75

                                           
     

Hoogte

                                   

P

270

b

de aangekoppelde aanhangwagen met inbegrip van de lading hoger is dan 1 m

5.18.19 en 5.18.27 RV

                           

130/90

   
     

het voertuig met inbegrip van de lading

                                   

P

300

d

– hoger is dan 2 m

5.18.30 lid 4 RV

                 

35

35

           

P

300

e

– hoger is dan 4 m

5.18.30 lid 5 RV

                               

100

                                           
     

Massa

                                   
     

Noot

                                   
     

De feiten, die betrekking hebben op de massa of de last onder wiel of as, gelden uitsluitend voor particulieren. Indien er sprake is van beroepsmatig vervoer is de Wet op de economische delicten van toepassing.

                                   
     

de op het Nederlandse kentekenbewijs of in het kentekenregister vermelde toegestane maximum massa (van het samenstel) wordt overschreden, een overschrijding met

5.18.17a, b en c alle lid 1 RV

                                 

P

171

a

– meer dan 10% t/m 25%

   

130

130

 

130

           

130

         

P

171

b

– meer dan 25% t/m 50%

   

190

190

 

190

           

190

         

P

171

c

– meer dan 50% t/m 75%

   

290

290

 

290

           

290

         
     

geen toegestane maximummassa op het Nederlandse kentekenbewijs of in het kentekenregister is vermeld dan wel de bedrijfsauto of bus niet in Nederland is geregistreerd en de massa of de som van de aslasten meer bedraagt dan: a. 50.000 kg of bij een rijdend werktuig 60.000 kg; b. de technisch toegestane maximum massa; c. vijf maal de toegestane maximum last onder de aangedreven as(sen); d. de uitkomst van de som: het vermogen van de motor in kW, gedeeld door 0,00368 kW/kg, een overschrijding met

5.18.17a en b beide lid 2 en 3 RV

                                 

P

171

e

– meer dan 10% t/m 25%

   

130

130

                           

P

171

f

– meer dan 25% t/m 50%

   

190

190

                           

P

171

g

– meer dan 50% t/m 75%

   

290

290

                           
     

de som van de aslasten van de middenasaanhangwagen of oplegger vermeerderd met de last onder de koppeling van het voertuig in beladen toestand meer bedraagt dan de toegestane maximum massa, een overschrijding met

5.18.17c lid 1 RV

                                 

P

171

j

– meer dan 10% t/m 25%

                       

130

         

P

171

k

– meer dan 25% t/m 50%

                       

190

         

P

171

l

– meer dan 50% t/m 75%

                       

290

         
     

op het Nederlandse kentekenbewijs van de middenasaanhangwagen of in het kentekenregister geen toegestane maximum massa is vermeld dan wel de middenasaanhangwagen niet in Nederland is geregistreerd en de massa of de som van de aslasten vermeerderd met de last onder de koppeling in beladen toestand meer bedraagt dan 20.000 kg of meer bedraagt dan 24.000 kg bij een middenasaanhangwagen die voorzien is van gasvering of als gelijkwaardig aangemerkte vering en is voorzien van drie assen, een overschrijding met

5.18.17c lid 2 RV

                                 

P

171

n

– meer dan 10% t/m 25%

                       

130

         

P

171

o

– meer dan 25% t/m 50%

                       

190

         

P

171

p

– meer dan 50% t/m 75%

                       

290

         
     

de toegestane maximummassa niet op de voorgeschreven wijze kan worden vastgesteld en de toegestane maximummassa meer bedraagt dan 750 kg, een overschrijding met

5.18.17c lid 3 RV

                                 

P

171

s

– meer dan 10% t/m 25%

                         

130

       

P

171

t

– meer dan 25% t/m 50%

                         

190

       

P

171

v

– meer dan 50% t/m 75%

                         

290

       
     

de op het Nederlandse kentekenbewijs of de in het kentekenregister vermelde toegestane maximum last van enige as of asstel wordt overschreden, een overschrijding met

5.18.17d en e beide lid 1 RV

                                 

P

172

a

– meer dan 10% t/m 25%

   

130

130

               

130

         

P

172

b

– meer dan 25% t/m 50%

   

190

190

               

190

         

P

172

c

– meer dan 50% t/m 75%

   

290

290

               

290

         
     

geen waarde op het kentekenbewijs of in het kentekenregister is vermeld dan wel het voertuig niet in Nederland is geregistreerd en de last van enige as of asstel meer bedraagt dan voor zover van toepassing één van de in de artikelen 5.18.17 d lid 2 en 3 en 5.18.17 e lid 2 RV vermelde waarden, een overschrijding met

5.18.17 d lid 2 en 3 en e lid 2 RV

                                 

P

172

e

– meer dan 10% t/m 25%

   

130

130

               

130

         

P

172

f

– meer dan 25% t/m 50%

   

190

190

               

190

         

P

172

g

– meer dan 50% t/m 75%

   

290

290

               

290

         
     

het voertuig zodanig is beladen dat de in het Nederlandse kentekenbewijs of de in het kentekenregister van de aanhangwagen vermelde toegestane maximumlast onder de koppeling wordt overschreden een overschrijding met

5.18.17f lid 1RV

                                 

P

172

j

– meer dan 10% t/m 25%

                       

130

         

P

172

k

– meer dan 25% t/m 50%

                       

190

         

P

172

l

– meer dan 50% t/m 75%

                       

290

         
     

de op het Nederlandse kentekenbewijs of de in het kentekenregister vermelde toegestane maximum te trekken massa van de aanhangwagen wordt overschreden of de som van de aslasten meer bedraagt dan de vermelde toegestane maximum te trekken massa, een overschrijding met

5.18.17g lid 1RV

                                 

P

172

n

– meer dan 10% t/m 25%

   

130

130

                           

P

172

o

– meer dan 25% t/m 50%

   

190

190

                           

P

172

p

– meer dan 50% t/m 75%

   

290

290

                           
     

geen waarde op het kentekenbewijs of in het kentekenregister is vermeld dan wel het voertuig niet in Nederland is geregistreerd en de getrokken massa of de som van de aslasten van de aanhangwagen meer bedraagt dan in één van de in artikel 5.18.17 g lid 2 en 3 RV vermelde waarden, een overschrijding met

5.18.17g lid 2 en 3 RV

                                 

P

173

a

– meer dan 10% t/m 25%

   

130

130

                           

P

173

b

– meer dan 25% t/m 50%

   

190

190

                           

P

173

c

– meer dan 50% t/m 75%

   

290

290

                           
     

de toegestane maximum last van enige as, de last onder de koppeling, de toegestane maximummassa of de som van de aslasten meer bedraagt dan de toegestane maximummassa, een overschrijding met

5.18.17h lid 1 RV

                                 

P

173

e

– meer dan 10% t/m 25%

 

130

                               

P

173

f

– meer dan 25% t/m 50%

 

190

                               

P

173

g

– meer dan 50% t/m 75%

 

290

                               

P

174

 

meer passagiers worden vervoerd dan op het kentekenbewijs of in het kentekenregister, danwel op de plaat als bedoeld in art 5.3a.1 RV is vermeld of indien dit niet is vermeld het aantal passagiers meer bedraagt dan de toegestane maximummassa verminderd met de massa in rijklare toestand gedeeld door 68 kg

5.18.17h lid 2 RV

   

360

                           
     

de totale massa of de som van de aslasten van de aanhangwagen meer bedraagt dan de maximum massa die volgt uit het op de koppeling van het trekkend voertuig (toegestane massa max. 3500 kg) aangebrachte identificatiekenmerk of goedkeuringsmerk, of indien zo’n merk niet aanwezig is, de massa meer bedraagt dan 750 kg en meer dan de ledige massa van het trekkend motorvoertuig en meer dan de massa in rijklare toestand van het trekkend motorrijtuig, een overschrijding met

5.18.18 RV

                                 

P

180

e

– meer dan 10% t/m 25%

                       

130

130

       

P

180

f

– meer dan 25% t/m 50%

                       

190

190

       

P

180

g

– meer dan 50% t/m 75%

                       

290

290

       

P

181

a

de last onder de bestuurde as(sen) van een motorvoertuig in beladen toestand minder bedraagt dan 1/5 deel van de massa van het voertuig in beladen toestand

5.18.18 lid 2 RV

220

220

220

 

220

                       

P

181

b

de last onder de bestuurde as(sen) van een gelede bus minder bedraagt dan 1/5 deel van de massa van het voorste deel van het motorrijtuig in beladen toestand

5.18.18 lid 2 RV

   

220

                           

P

181

c

de last onder de gestuurde as(sen), niet zijnde zelfsturende assen, van autonome aanhangwagens in beladen toestand, minder bedraagt dan 1/5 deel van de massa van de aanhangwagen in beladen toestand

5.18.18 en 24 RV

                     

220

220

220

     

P

181

d

de last onder de koppeling van opleggers in beladen toestand minder bedraagt dan 1/5 deel van de massa van de oplegger in beladen toestand

5.18.18 lid 5 RV

                     

220

         

P

190

b

de totale massa van de aanhangwagen meer bedraagt dan de helft van de ledige massa van het trekkende voertuig

5.18.19, 5.18.27 RV

                           

130/90

   
     

de totale massa van de aanhangwagen met een bedrijfsremsysteem achter een personenauto meer bedraagt dan de laagste van in artikel 5.18.18a, lid 1, RV vermelde waarden dan wel de massa of de som van de aslasten van de autonome aanhangwagen meer bedraagt dan 3500 kg, een overschrijding met

5.18.18a lid 1 RV

                                 

P

183

a

– meer dan 10% t/m 25%

                       

130

130

       

P

183

b

– meer dan 25% t/m 50%

                       

190

190

       

P

183

c

– meer dan 50% t/m 75%

                       

290

290

       
     

de totale massa van de aanhangwagen zonder bedrijfsremsysteem achter een personenauto meer bedraagt dan de laagste van in artikel 5.18.18a, lid 2, RV vermelde waarden dan wel de massa of de som van de aslasten van de autonome aanhangwagen meer bedraagt dan 750 kg, een overschrijding met

5.18.18a lid 2 RV

                                 

P

184

a

– meer dan 10% t/m 25%

                       

130

130

       

P

184

b

– meer dan 25% t/m 50%

                       

190

190

       

P

184

c

– meer dan 50% t/m 75%

                       

290

290

       
     

de last onder de niet aangedreven as van het beladen samenstel meer bedraagt dan 10.000 kg (particulier gebruik), een overschrijding met

5.18.25 lid 2 RV

                                 

P

252

a

– meer dan 10% t/m 25%

               

130

                 

P

252

b

– meer dan 25% t/m 50%

               

190

                 

P

252

c

– meer dan 50% t/m 75%

               

290

                 
     

de last onder de aangedreven as van het beladen samenstel meer bedraagt dan 11.500 kg (particulier gebruik, een overtreding)

5.18.25 lid 2 RV

                                 

P

254

a

– meer dan 10% t/m 25%

               

130

                 

P

254

b

– meer dan 25% t/m 50%

               

190

                 

P

254

c

– meer dan 50% t/m 75%

               

290

                 
     

de last onder enige as van het beladen samenstel meer bedraagt dan 10.000 kg (particulier gebruik en betreft motorrijtuigen met beperkte snelheid), een overschrijding met

5.18.25 lid 3 RV

                                 

P

256

a

– meer dan 10% t/m 25%

             

130

                   

P

256

b

– meer dan 25% t/m 50%

             

190

                   

P

256

c

– meer dan 50% t/m 75%

             

290

                   
     

de som van de aslasten van de aangekoppelde middenasaanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 12.000 kg meer bedraagt dan 1,5 maal de som van aslasten van het trekkend motorvoertuig, een overschrijding met

5.18.31 RV

                                 

P

310

a

– meer dan 10% t/m 25%

                       

220

         

P

310

b

– meer dan 25% t/m 50%

                       

330

         

P

310

e

de koppelingsdruk van de middenasaanhangwagen met een massa van niet meer dan 750 kg meer bedraagt dan 50 kg dan wel niet neerwaarts is gericht

5.18.31 RV

                       

130

       

P

310

f

de koppelingsdruk van de middenasaanhangwagen met een toegestane massa van meer dan 750 kg minder bedraagt dan 1% van de toegestane maximum massa van dat voertuig (de koppelingsdruk behoeft niet meer dan 50 kg te bedragen)

5.18.31 RV

                     

130

         
                                           
     

2 – Ophanging

                                   

P

320

 

de banden op één as niet dezelfde maataanduiding hebben vanwege het gebruik van een nood- of reservewiel en de rijsnelheid en het rijgedrag niet zijn aangepast aan de door de fabrikant voor dat nood- of reservewiel vastgestelde voorschriften

5.18.32 RV

220

220

220

 

220

                       
                                           
     

3 – Reminrichting

                                   

P

330

a

de aanhangwagen, niet is voorzien van een reminrichting, terwijl de totale massa hoger is dan de helft van de massa in rijklare toestand van het trekkend voertuig

5.18.33 RV

                       

220

       

P

340

a

de aanwezige reminrichting van de aanhangwagen niet in werking treedt bij het bedienen van de bedrijfsrem van het trekkend voertuig

5.18.34 lid 1 RV

                     

220

220

220

     

P

340

b

de losbreekreminrichting niet op de vereiste wijze met het trekkend voertuig is verbonden

5.18.34 lid 2 RV

                     

90

90

90

     

P

340

c

zonder dat de aanhangwagen en het trekkend voertuig, terwijl deze zijn uitgerust met een ABS- of EBS-systeem, via de ISO 7638 stekkers met elkaar zijn verbonden

5.18.34 lid 3 RV

 

220

                 

220

         
     

niet wordt voldaan aan de minimale remvertraging van de bedrijfsrem van het samenstel, de vermindering bedraagt

5.18.35 lid 1 RV

                                 

P

350

a

– 0 t/m 0,5 m/s2

 

220

   

220

220

                       

P

350

b

– 0,51 t/m 1,0 m/s2

 

330

   

330

330

                       
     

niet wordt voldaan aan de minimale remvertraging van de bedrijfsrem van het samenstel, de vermindering bedraagt

5.18.35 lid 1 RV

                                 

P

350

f

– 0 t/m 0,5 m/s2

   

360

360

                           
     

de remvertraging van het samenstel niet voldoet aan die van het trekkend voertuig, de vermindering bedraagt

5.18.35 lid 2 RV

                                 

P

351

a

– 0 t/m 0,5 m/s2

             

220

220

                 

P

351

b

– 0,51 t/m 1,0 m/s2

             

330

330

                 

P

352

 

het dubbel uitgevoerde rempedaal niet is gekoppeld

5.18.35a RV

             

130

                 

P

360

 

de parkeerrem het samenstel op een helling van 10% niet in stilstand kan houden

5.18.36 RV

90

90

90

 

90

 

90

90

                 
                                           
     

4 – Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

                                   

P

361

b

aan de achterzijde niet is voorzien van een rode retroreflector in de vorm van een afgeknotte driehoek

5.18.36b RV

           

90

90

         

90

   

35

P

370

 

een aanhangwagen wordt voortbewogen zonder dat iedere zijkant van het trekkend voertuig is voorzien van een zijrichtingaanwijzer

5.18.37 RV

90

90

90

 

90

 

90

90

                 

P

380

 

de verlichtingsinstallatie van de aanhangwagen niet zodanig functioneert, dat de functies van de verlichting en de lichtsignalen overeenkomen met die van het trekkend voertuig

5.18.38 lid 1 RV

                     

130

130

130

130/90

50

 

P

382

 

de verlichtingsinstallatie van de lastdrager(s) niet zodanig functioneert dat de functies van verlichting en lichtsignalen op de lastdrager overeenstemmen met die van het voertuig

5.18.38 lid 2 RV

130

130

   

130

           

130

130

       
                                           
     

5 – Verbinding tussen voertuigen

                                   

P

540

 

de aanhangwagen niet middels een deugdelijke koppeling zodanig met het trekkend voertuig is verbonden dat zijdelings uitwijken van de aanhangwagen zoveel mogelijk wordt voorkomen

5.18.54 RV

                     

220

220

220

220/150

85

 

P

550

 

het bewegen van de aanhangwagen ten opzichte van het trekkend voertuig in een uiterste stand tot 90 graden wordt begrensd door delen van de reminrichting, de elektrische installatie, de koppeling of, indien aanwezig, de hulpkoppeling of besturingsonderdelen

5.18.55 RV

                     

90

90

       

P

560

a

het trekoog of de kogelkoppeling van de gekoppelde aanhangwagen niet nagenoeg horizontaal ligt op een horizontaal wegdek

5.18.56 lid 1 RV

                     

130

130

       

P

560

c

geen hoekverdraaiing van de opleggerschotel naar boven en naar beneden mogelijk is indien het samenstel van trekker en oplegger zich op een horizontaal wegdek bevindt

5.18.56 lid 3 RV

 

90

                             

P

570

 

de hulpkoppeling van een aanhangwagen met een toegestane maximum massa van niet meer dan 1500 kg niet op de vereiste wijze is aangebracht

5.18.57 RV

                     

90

         

P

590

 

de gekoppelde aanhangwagen niet goed is verbonden

5.18.59 RV

                             

50

 
                                           
     

6 – Diversen

                                   

P

600

 

de drie- of meerwielige bromfiets met gesloten carrosserie aan de achterzijde niet voorzien is van het vereiste ronde bord of vlak met de aanduiding 45

5.18.60 RV

         

60

                     

P

601

 

de afsleepas niet voldoet aan de in artikel 5.18.62, lid 1 en 2, gestelde eisen

5.18.62 lid 1 en 2 RV

                     

220

         

P

602

 

aan de achterzijde van het door de afsleepas gesleepte voertuig geen lichtbalk is geplaatst die is aangesloten op de verlichting van het trekkende voertuig met ten minste twee rode achterlichten, twee rode remlichten, twee rode retroreflectoren en twee ambergele richtingaanwijzers

5.18.62 lid 3 RV

                     

130

         

ARTIKEL II

Bijlage I, bedoeld in artikel 3.3 van het Besluit OM-afdoening, en de bijlage, bedoeld in artikel 3 van het Transactiebesluit 1994, komen te luiden:

     

Afdeling A. Verkeer te land

     

Categorie-indeling B:

     

1 – Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;

     

2 – Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

     

3 – Bromfietsers en snorfietsers;

     

4 – Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor;

     

5 – Voetgangers;

     

6 – Overige weggebruikers;

     

7 – Gezagvoerders/schippers;

     

8 – Een ieder.

       
     

NB De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen

     

Feit

Artikel

Categorie

     

Nummers K 006 – K 175: Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994); Reglement Rijbewijzen (RR)

   
     

als bestuurder van een motorrijtuig rijden terwijl krachtens de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften

9 lid 8 WVW 1994

 

K

006

a

– het rijbewijs is ingenomen

 

1/2/3

     

als bestuurder van een motorrijtuig rijden, terwijl het kentekenbewijs is ingevorderd

36 lid 3 sub c WVW 1994

 

K

020

a

– na deugdelijk herstel

 

1/2/3

           
     

Noot K 070 a/d

   
     

de vermelde tarieven bij deze feitcodes dienen gehalveerd en op hele euro’s naar boven te worden afgerond

   
     

als bestuurder beneden de 16 jaar een motorrijtuig besturen, zijnde (serie K 070 a/d vervalt per 19-01-2013)

110 lid 1 WVW 1994 jo. 5 sub b RR

 

K

070

a

– een bromfiets

 

3

K

070

b

– een gehandicaptenvoertuig

 

4

K

070

c

– een landbouw- of bosbouwtrekker

 

1

K

070

d

– een motorrijtuig met beperkte snelheid, niet zijnde een stoom- of motorwals

 

1

           
     

Noot K 072 a/d

   
     

de vermelde tarieven bij deze feitcodes dienen gehalveerd en op hele euro’s naar boven te worden afgerond

   
     

als bestuurder beneden de 16 jaar een motorrijtuig besturen, zijnde (K 072 a/d treedt in werking per 19-01-2013)

110 WVW 1994 jo.

 

K

072

a

– een bromfiets niet zijnde bestuurders van een aangewezen bromfiets in bezit van gehandicaptenparkeerkaart of aangewezen gehandicaptenvervoerskaart

5 lid 1 sub a RR

3

K

072

b

– een gehandicaptenvoertuig, niet zijnde een gehandicaptenvoertuig uitgerust met een elektromotor dat niet sneller kan rijden dan 10 km/h

5 lid 4 RR

4

K

072

c

– een landbouw- of bosbouwtrekker

5 lid 4 RR

1

K

072

d

– een motorrijtuig met beperkte snelheid, niet zijnde een stoom- of motorwals

5 lid 4 RR

1

K

071

 

als bestuurder optreden zonder te beschikken over een ingevolge de richtlijn vakbekwaamheid vereist geldig getuigschrift

151c WVW 1994

1

K

145

b

als bestuurder handelen in strijd met het aan de ontheffing verbonden voorschrift betreffende de begeleiding of vakbekwaamheid

150 lid 2 WVW 1994

1

K

160

a

als bestuurder, die in overtreding wordt bevonden van een bij of krachtens de WVW 1994 vastgesteld voorschrift, de gegeven bevelen niet opvolgen

160 lid 7 WVW 1994

1/2/3/4/6

K

160

b

als bestuurder van een voertuig die, in het kader van beroepsgoederenvervoer of personenvervoer, in overtreding wordt bevonden van een bij of krachtens de WVW 1994 vastgesteld voorschrift, betreffende het vervoer van lading of personen, de gegeven bevelen niet opvolgen

160 lid 7 WVW 1994

1

           
     

Nummers R 301 – R 631: Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)

   
     

Categorie-indeling B:

   
     

1 – Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;

   
     

2 – Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

   
     

3 – Bromfietsers en snorfietsers;

   
     

4 – Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor;

   
     

5 – Voetgangers;

   
     

6 – Overige weggebruikers;

   
     

7 – Schippers;

   
     

8 – Een ieder.

   
           
     

NB De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen

   
           
     

Hoofdstuk 2. Verkeersregels

   
     

XI. Het plaatsen van fietsen en bromfietsen

   

R

412

 

een (brom)fiets plaatsen anders dan op het trottoir, voetpad, in de berm of door het bevoegde gezag aangewezen plaatsen

27 RVV 1990

3/4

           
     

Hoofdstuk 3. Verkeerstekens

   
     

II. Verkeersborden

   

R

587

 

een (brom)fiets plaatsen in strijd met bord E3 (verbod (brom)fietsen te plaatsen)

62 jo. bord E3 RVV 1990

3/4

           
     

Hoofdstuk 4. Aanwijzingen

   
     

I. Verplichtingen weggebruikers

   
     

als weggebruiker niet stoppen voor een stopteken

83 RVV 1990

 

R

628

c

– gegeven met een aan een voertuig van weginspecteurs van Rijkswaterstaat aangebracht verlicht transparant

 

1/2/3/4/5/6

     

als weggebruiker niet opvolgen van de in de bijlage II RVV 1990 vastgestelde aanwijzingen

   

R

627

a

– om te stoppen, gegeven door daartoe bevoegde en als zodanig kenbare verkeersbrigadier

82 lid 1 jo. 82 lid 3 ivm Bijlage II RVV 1990

1/2/3/4/6

R

630

b

– gegeven door daartoe bevoegde en als zodanig kenbare verkeersregelaar

82 lid 1 ivm Bijlage II RVV 1990

1/2/3/4/5/6

     

als weggebruiker niet opvolgen van aanwijzingen gegeven door middel van verlichte transparant op personen-, bedrijfsauto of motorfiets van

   

R

631

b

– Rijkswaterstaat of bedrijfsauto van transportbegeleider

82a jo. 41 a lid 1 onder a, sub 1 en 4 RVV 1990

1/2/3/4/5/6

           
     

Nummers K 805 – K 825: Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 (WRM 1993)

   
     

rijonderricht geven terwijl het certificaat

   

K

810

a

– niet geldig is voor het rijonderricht dat wordt gegeven

7 lid 3 onder a WRM 1993

8

K

820

 

het certificaat niet op eerste vordering behoorlijk ter inzage afgeven

24 WRM 1993

8

K

825

 

het instructeursbewijs, dan wel het bewijs van ontheffing niet op eerste vordering behoorlijk ter inzage afgeven

27 WRM 1993

8

           
     

Nummers N 010 – P 600: Besluit voertuigen (BV) en Regeling voertuigen (RV)

   
     

Categorie-indeling A: (Besluit en Regeling voertuigen)

   
     

2 – personenauto’s;

   
     

3 – bedrijfsauto’s;

   
     

3a – bussen;

   
     

4 – motorfietsen;

   
     

5 – driewielige motorrijtuigen;

   
     

6 – bromfietsen;

   
     

7 – motorrijtuigen met beperkte snelheid;

   
     

8 – land- of bosbouwtrekkers;

   
     

9 – fietsen en gehandicaptenvoertuigen zonder motor (o.g.v. art. 5.1.4 RV m.u.v. afmetingen genoemd in 5.9.6 RV);

   
     

10 – gehandicaptenvoertuigen voorzien van een gesloten carrosserie en gehandicaptenvoertuigen die zijn uitgerust met een verbrandingsmotor en niet voorzien van een gesloten carrosserie en t.a.v. de afmetingen genoemd in 5.10.6 RV de gehandicaptenvoertuigen zonder motor;

   
     

11 – gehandicaptenvoertuigen, uitgerust met een elektromotor en niet voorzien van een gesloten carrosserie;

   
     

12 – aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 750 kg achter personenauto’s, bedrijfsauto’s, bussen en driewielige motorrijtuigen en afsleepassen;

   
     

13 – aanhangwagens met een toegestane maximum massa van niet meer dan 750 kg achter personenauto’s, bedrijfsauto’s, bussen en driewielige motorrijtuigen;

   
     

14 – aanhangwagens en verwisselbare getrokken machines achter landbouw- of bosbouwtrekkers en achter motorrijtuigen met beperkte snelheid;

   
     

15 – aanhangwagens achter motorfietsen (15a) of bromfietsen (15b);

   
     

16 – aanhangwagens achter fietsen op twee wielen;

   
     

17 – wagens.

   
           
     

Noot Regeling Voertuigen (RV):

   
     

– De feiten met betrekking tot de Regeling Voertuigen zijn in 17 categorieën onderverdeeld en deze categorieën zijn genummerd van 2 t/m 17. Deze categorie-indeling komt overeen met de indeling van de Regeling Voertuigen.

   
     

– Bij categorie 15 kan het trekkende voertuig verschillend zijn (motor of bromfiets). Voor deze voertuigen gelden verschillende tarieven. Achter de categorie-aanduiding moet daarom voor de motorfiets een A en voor de bromfiets een B worden vermeld.

   
     

categorie: 15A – motorfiets

   
     

categorie: 15B – bromfiets

   
     

– Indien bij «artikel» een «*» staat vermeld, dan dient dit teken te worden vervangen door het nummer van de categorie waarop de feitcode betrekking heeft, om zo het op die categorie betrekking hebbende artikel van de Regeling Voertuigen te verkrijgen.

   
     

– De feiten in deze afdeling die betrekking hebben op de massa of de last onder wiel of as gelden uitsluitend voor particulieren. Indien sprake is van beroepsmatig vervoer is de Wet op de economische delicten van toepassing. Zie hiervoor de feitcodeserie E 850 t/m E 856.

   
     

– Op de kennisgeving/aankondiging moet een nadere toelichting op het feit worden vermeld, omdat de bepalingen van de Regeling Voertuigen in algemene feitomschrijvingen zijn weergegeven.

   
     

– Voor feiten gebaseerd op de Regeling Voertuigen geldt dat deze feiten niet slechts op kenteken kunnen worden geconstateerd. (Dit volgt uit de voor de eerste feitcode geplaatste koptekst, geldend voor de gehele Regeling voertuigen: «Als bestuurder rijden terwijl...».)

   
           
     

Regeling Voertuigen

   
     

Als bestuurder van een voertuig rijden (terwijl):

   
     

2 – Afmetingen en massa’s

   
     

Breedte

   
     

het voertuig breder is dan 3 m (cat 3 en 7 rijdend werktuig)

5.*.6 RV

 

N

060

hd

– van meer dan 0,75 m

 

3/7/8/14

           
     

Hoogte

   
     

het voertuig hoger is dan 4 m (cat 5 in gebruik voor 01-11-1997) een overschrijding

5.*.6 RV

 

N

062

a

– van 0,01 m t/m 0,10 m

 

2/3/3a/5/7/8/12/13/14/17

N

062

b

– van meer dan 0,10 m t/m 0,20 m

 

2/3/3a/5/7/8/12/13/14/17

N

062

c

– van meer dan 0,20 m

 

2/3/3a/5/7/8/12/13/14/17

           
     

4 – Krachtoverbrenging

   

N

150

dd

dan wel als eigenaar of houder doen of laten rijden terwijl de snelheidsbegrenzer wegens frauduleus handelen niet aan de eisen voldoet. (bedrijfsauto bestemd voor het vervoer van goederen niet meer dan 90 km/h en een bus maximaal 100 km/h)

5.*.15 lid 3 en 4 RV

3/3a

N

150

d

dan wel als eigenaar of houder doen of laten rijden terwijl de snelheidsbegrenzer wegens een defect niet aan de eisen voldoet. (bedrijfsauto bestemd voor het vervoer van goederen niet meer dan 90 km/h en een bus maximaal 100 km/h)

5.*.15 lid 3 en 4 RV

3/3a

           
     

6 – Ophanging

   
     

de wielen niet voorzien zijn van luchtbanden

5.*.27 en 5.6.87 lid 1 RV

 

N

270

d

– 4 banden

 

2/3/3a/6

     

een band/de banden beschadigd is/zijn, waarbij het karkas zichtbaar is of uitstulpingen vertoont/vertonen

5.*.27 RV

 

N

270

h

– 4 banden

 

2/6/7/8/10/11/13/14

     

het loopvlak uitstekende metalen elementen bevat, per (band) beschadiging

5.*.27 en 5.6.87 lid 2 RV

 

N

270

l

– 4 banden

 

2/3/3a/6/7/8/10/11/12/13/14

     

de band(en) is/zijn beschadigd waarbij het karkas zichtbaar is, de band(en) uitstulpingen vertoont/vertonen of de daarop vermelde load-index kleiner is dan toegestaan

5.*.27 RV

 

N

270

p

– 4 banden

 

3/3a/13

     

de profilering van een band/de banden niet voldoet aan de gestelde eisen of is/zijn nageprofileerd (naprofilering geldt niet voor cat 3, 3a en 12 i.g.v. opschrift regroovable; cat 2, 3(a), 5, 12 en 13 min. 1,6 mm; cat 4 min 1,0 mm; cat 6, 10 en 11 profilering moet aanwezig zijn over de gehele omtrek en breedte)

5.*.27 RV

 

N

270

u

– 4 banden

 

2/3/3a/6/10/11/12/13

     

de aanhangwagen is voorzien van banden waarvan het loopvlak bestaat uit metaal of een materiaal dat voor wat betreft hardheid en vervormbaarheid dezelfde eigenschappen heeft

5.*.27 RV

 

N

271

h

– 4 banden

 

12/13/14

           
     

8 – Reminrichting

   
     

niet wordt voldaan aan de vereiste remvertraging (cat 12 toegestane maximum massa minder dan 3500 kg); de vermindering bedraagt

5.*.38 RV

 

N

381

c

– 1,01 t/m 1,5 m/s2

 

2/4/5/12

N

381

d

– 1,51 t/m 2,0 m/s2

 

2/4/5/12

N

381

e

– meer dan 2,0 m/s2

 

2/4/5/12

     

niet wordt voldaan aan de vereiste remvertraging (cat 12 toegestane maximum massa 3500 kg of meer); de vermindering bedraagt

5.*.38 RV

 

N

381

g

– 0,51 t/m 1,0 m/s2

 

3/3a/12

N

381

h

– 1,01 t/m 1,5 m/s2

 

3/3a/12

N

381

i

– 1,51 t/m 2,0 m/s2

 

3/3a/12

N

381

j

– meer dan 2,0 m/s2

 

3/3a/12

           
     

1 – Afmetingen en massa’s

   
     

Noot afmetingen: Als bij ondeelbare lading meer dan één afmeting wordt overschreden, dan wordt uitsluitend proces-verbaal opgemaakt terzake de afmeting die het meest wordt overschreden.

   
     

De overige overschrijdingen worden als bevinding eveneens in het proces-verbaal vermeld.

   
     

Lengte samenstel (onbeladen), c.q. indien geen sprake is van uitstekende lading

   
     

Noot: Lengte trekker met oplegger max. 16,50 m; bedrijfsauto/bus met aanhangwagen max.18,75 m; personenauto/driewielig motorvoertuig met aanhangwagen max. 18 m; samenstel kermis-/circusvoertuigen max. 24 m; rijdend werktuig met aanhangwagen 20 m; land- bosbouwtrekker/motorrijtuig beperkte snelheid met één of meer aanhangwagens en/of verwisselbare getrokken machines 18 m

   
     

de maximum toegestane lengte van het samenstel van voertuigen wordt overschreden, met een overschrijding

5.18.11 en 5.18.20 RV

 

P

111

c

– van meer dan 0,50 m en t/m 0,75 m

 

2/3/3a/5/7/8

P

111

d

– van meer dan 0,75 m en t/m 1,00 m

 

2/3/3a/5/7/8

           
     

Lengte deelbaar; uitstekende lading achterzijde

   
     

de lading meer dan 1 m achter het voertuig en/of meer dan 5 m achter de achterste as van het voertuig uitsteekt en/of de vereiste stootbalk, voor het na 01-01-1996 in gebruik genomen voertuig, meer dan 0,60 m van de uiterste achterzijde is aangebracht, terwijl de afstand van de lading tot het wegdek meer bedraagt dan 0,55 m (categorie 12 bedrijfsmatig gebruik), een overschrijding

5.18.12 RV

 

P

121

c

– van meer dan 0,50 m en t/m 0,75 m

 

3/12

P

121

d

– van meer dan 0,75 m en t/m 1,00 m

 

3/12

     

het samenstel van bedrijfsauto en aanhangwagen, niet zijnde een oplegger, met inbegrip van de lading dat is ingericht voor het vervoer van voertuigen, langer is dan 20,75 m een overschrijding

5.18.13 lid 2 RV

 

P

130

k

– van meer dan 0,50 m en t/m 0,75 m

 

3/12

P

130

l

– van meer dan 0,75 m en t/m 1,00 m

 

3/12

           
     

Lengte; ondeelbare lading

   
     

de in lengte ondeelbare lading aan de voorzijde van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg, niet zijnde een kermis- of circusvoertuig, meer dan 4,30 m voor het hart van de voorste as uitsteekt, een overschrijding

5.18.13 RV

 

P

130

p

– van meer dan 0,50 m t/m 0,75 m

 

3

P

130

q

– van meer dan 0,75 m t/m 1,00 m

 

3

     

de uitsteek van de in lengte ondeelbare lading achter het hart van de achterste as meer dan 0,5 maal de lengte van een bedrijfsauto met een toegestane maximummassa van meer dan 3500 kg of een aanhangwagen en/of meer dan van 5 m bedraagt of bij een oplegger de uitsteek van de lading achter het hart van de achterste as meer bedraagt dan 0,5 maal de afstand van hart koppeling tot de achterzijde en/of meer dan 5 m bedraagt (categorie 12 en 13 bedrijfsmatig gebruik), een overschrijding

   

P

131

c

– van meer dan 0,50 m en t/m 0,75 m

 

3/12/13

P

131

d

– van meer dan 0,75 m en t/m 1,00 m

 

3/12/13

           
     

Breedte; ondeelbare lading

   
     

het voertuig met inbegrip van de ondeelbare lading de maximum toegestane breedte overschrijdt, een overschrijding

5.18.14 lid 2 RV

 

P

142

a

– t/m 0,25 m

 

3/12/13

P

142

b

– van meer dan 0,25 m en t/m 0,50 m

 

3/12/13

           
     

Hoogte

   
     

het voertuig met inbegrip van de lading hoger is dan 4 m, een overschrijding

5.18.15 en 5.18.23 RV

 

P

150

a

– t/m 0,10 m

 

2/3/5/7/8/12/13/14

P

150

b

– van meer dan 0,10 m en t/m 0,20 m

 

2/3/5/7/8/12/13/14

P

150

c

– van meer dan 0,20 m

 

2/3/5/7/8/12/13/14

           
     

Massa

   
     

Noot

   
     

De feiten, die betrekking hebben op de massa of de last onder wiel of as, gelden uitsluitend voor particulieren. Indien er sprake is van beroepsmatig vervoer is de Wet op de economische delicten van toepassing.

   
     

de op het Nederlandse kentekenbewijs of in het kentekenregister vermelde toegestane maximum massa (van het samenstel) wordt overschreden, een overschrijding met

5.18.17a, b en c alle lid 1 RV

 

P

171

d

– meer dan 75%

 

3/3a/5/12

     

geen toegestane maximummassa op het Nederlandse kentekenbewijs of in het kentekenregister is vermeld dan wel de bedrijfsauto of bus niet in Nederland is geregistreerd en de massa of de som van de aslasten meer bedraagt dan: a. 50.000 kg of bij een rijdend werktuig 60.000 kg; b. de technisch toegestane maximum massa; c. vijf maal de toegestane maximum last onder de aangedreven as(sen); d. de uitkomst van de som: het vermogen van de motor in kW, gedeeld door 0,00368 kW/kg, een overschrijding met

5.18.17a en b beide lid 2 en 3 RV

 

P

171

h

– meer dan 75%

 

3/3a

     

de som van de aslasten van de middenasaanhangwagen of oplegger vermeerderd met de last onder de koppeling van het voertuig in beladen toestand meer bedraagt dan de toegestane maximum massa, een overschrijding met

5.18.17c lid 1 RV

 

P

171

m

– meer dan 75%

 

12

     

op het Nederlandse kentekenbewijs van de middenasaanhangwagen of in het kentekenregister geen toegestane maximum massa is vermeld dan wel de middenasaanhangwagen niet in Nederland is geregistreerd en de massa of de som van de aslasten vermeerderd met de last onder de koppeling in beladen toestand meer bedraagt dan 20.000 kg of meer bedraagt dan 24.000 kg bij een middenasaanhangwagen die voorzien is van gasvering of als gelijkwaardig aangemerkte vering en is voorzien van drie assen, een overschrijding met

5.18.17c lid 2 RV

 

P

171

r

– meer dan 75%

 

12

     

de toegestane maximummassa niet op de voorgeschreven wijze kan worden vastgesteld en de toegestane maximummassa meer bedraagt dan 750 kg, een overschrijding met

5.18.17c lid 3 RV

 

P

171

w

– meer dan 75%

 

13

     

de op het Nederlandse kentekenbewijs of de in het kentekenregister vermelde toegestane maximum last van enige as of asstel wordt overschreden, een overschrijding met

5.18.17d en e beide lid 1 RV

 

P

172

d

– meer dan 75%

 

3/3a/12

     

geen waarde op het kentekenbewijs of in het kentekenregister is vermeld dan wel het voertuig niet in Nederland is geregistreerd en de last van enige as of asstel meer bedraagt dan voor zover van toepassing één van de in de artikelen 5.18.17 d lid 2 en 3 en 5.18.17 e lid 2 RV vermelde waarden, een overschrijding met

5.18.17 d lid 2 en 3 en e lid 2 RV

 

P

172

h

– meer dan 75%

 

3/3a/12

     

het voertuig zodanig is beladen dat de in het Nederlandse kentekenbewijs of de in het kentekenregister van de aanhangwagen vermelde toegestane maximumlast onder de koppeling wordt overschreden een overschrijding met

5.18.17f lid 1RV

 

P

172

m

– meer dan 75%

 

12

     

de op het Nederlandse kentekenbewijs of de in het kentekenregister vermelde toegestane maximum te trekken massa van de aanhangwagen wordt overschreden of de som van de aslasten meer bedraagt dan de vermelde toegestane maximum te trekken massa, een overschrijding met

5.18.17g lid 1RV

 

P

172

r

– meer dan 75%

 

3/3a

     

geen waarde op het kentekenbewijs of in het kentekenregister is vermeld dan wel het voertuig niet in Nederland is geregistreerd en de getrokken massa of de som van de aslasten van de aanhangwagen meer bedraagt dan in één van de in artikel 5.18.17 g lid 2 en 3 RV vermelde waarden, een overschrijding met

5.18.17g lid 2 en 3 RV

 

P

173

d

– meer dan 75%

 

3/3a

     

de toegestane maximum last van enige as, de last onder de koppeling, de toegestane maximummassa of de som van de aslasten meer bedraagt dan de toegestane maximummassa, een overschrijding met

5.18.17h lid 1 RV

 

P

173

h

– meer dan 75%

 

2

     

de totale massa of de som van de aslasten van de aanhangwagen meer bedraagt dan de maximum massa die volgt uit het op de koppeling van het trekkend voertuig (toegestane massa max. 3500 kg) aangebrachte identificatiekenmerk of goedkeuringsmerk, of indien zo’n merk niet aanwezig is, de massa meer bedraagt dan 750 kg en meer dan de ledige massa van het trekkend motorvoertuig en meer dan de massa in rijklare toestand van het trekkend motorrijtuig, een overschrijding met

5.18.18 RV

 

P

180

h

– meer dan 75%

 

12/13

P

182

 

een aanhangwagen voortbewegen terwijl in het kentekenregister of op het kentekenbewijs geen maximum te trekken massa aanhangwagen is vermeld

5.18.18a RV

2

     

de totale massa van de aanhangwagen met een bedrijfsremsysteem achter een personenauto meer bedraagt dan de laagste van in artikel 5.18.18a, lid 1, RV vermelde waarden dan wel de massa of de som van de aslasten van de autonome aanhangwagen meer bedraagt dan 3500 kg, een overschrijding met

5.18.18a lid 1 RV

 

P

183

d

– meer dan 75%

 

12/13

     

de totale massa van de aanhangwagen zonder bedrijfsremsysteem achter een personenauto meer bedraagt dan de laagste van in artikel 5.18.18a, lid 2, RV vermelde waarden dan wel de massa of de som van de aslasten van de autonome aanhangwagen meer bedraagt dan 750 kg, een overschrijding met

5.18.18a lid 2 RV

 

P

184

d

– meer dan 75%

 

12/13

     

de last onder de niet aangedreven as van het beladen samenstel meer bedraagt dan 10.000 kg (particulier gebruik), een overschrijding met

5.18.25 lid 2 RV

 

P

252

d

– meer dan 75%

 

8

     

de last onder de aangedreven as van het beladen samenstel meer bedraagt dan 11.500 kg (particulier gebruik, een overtreding)

5.18.25 lid 2 RV

 

P

254

d

– meer dan 75%

 

8

     

de last onder enige as van het beladen samenstel meer bedraagt dan 10.000 kg (particulier gebruik en betreft motorrijtuigen met beperkte snelheid), een overschrijding met

5.18.25 lid 3 RV

 

P

256

d

– meer dan 75%

 

7

     

de som van de aslasten van de aangekoppelde middenasaanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 12.000 kg meer bedraagt dan 1,5 maal de som van aslasten van het trekkend motorvoertuig, een overschrijding met

5.18.31 RV

 

P

310

c

– meer dan 50% t/m 75%

 

12

P

310

d

– meer dan 75%

 

12

           
     

3 – Reminrichting

   
     

niet wordt voldaan aan de minimale remvertraging van de bedrijfsrem van het samenstel, de vermindering bedraagt

5.18.35 lid 1 RV

 

P

350

c

– 1,01 t/m 1,5 m/s2

 

2/4/5

P

350

d

– 1,51 t/m 2,0 m/s2

 

2/4/5

P

350

e

– meer dan 2,0 m/s2

 

2/4/5

     

niet wordt voldaan aan de minimale remvertraging van de bedrijfsrem van het samenstel, de vermindering bedraagt

5.18.35 lid 1 RV

 

P

350

g

– 0,51 t/m 1,0 m/s2

 

3/3a

P

350

h

– 1,01 t/m 1,5 m/s2

 

3/3a

P

350

i

– 1,51 t/m 2,0 m/s2

 

3/3a

P

350

j

– meer dan 2,0 m/s2

 

3/3a

     

de remvertraging van het samenstel niet voldoet aan die van het trekkend voertuig, de vermindering bedraagt

5.18.35 lid 2 RV

 

P

351

c

– 1,01 t/m 1,5 m/s2

 

7/8

P

351

d

– 1,51 t/m 2,0 m/s2

 

7/8

P

351

e

– meer dan 2,0 m/s2

 

7/8

           
     

Afdeling B. Verkeer te water

   
     

Categorie-indeling E (scheepvaartwetgeving)

   
     

1 – gezagvoerder/schipper;

   
     

2 – bestuurder;

   
     

3 – bemanningslid;

   
     

4 – waterskiër;

   
     

5 – werkgever;

   
     

6 – exploitant;

   
     

7 – eigenaar of houder;

   
     

8 – een ieder.

   
           
     

NB Categorie bemanningslid of een ieder geldt in voorkomend geval mede voor een bemanningslid of ieder ander persoon die tijdelijk zelfstandig koers en snelheid schip bepaalt (1.03 lid 3 BPR/RPR)

   
           
     

Nummers W 500 – W 530; W 065 – W 182:

   
     

Binnenvaartpolitiereglement (BPR), Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer (BABS), Scheepvaartreglement Eemsmonding (SRE), Plaatselijk geldende verordeningen (Pl.V)

   
     

Snelle motorboten

   
     

als schipper van een snelle motorboot aan de scheepvaart deelnemen zonder dat, dan wel als eigenaar of houder er niet mede zorg voor hebben gedragen dat

   

W

500

a

– de snelle motorboot is geregistreerd

8.01 lid 1 jo. 8.04 cq 1.02 lid 2 BPR

1/7

W

500

b

– de snelle motorboot ten name van de huidige eigenaar is geregistreerd

8.01 lid 1 jo. 8.04 cq 1.02 lid 2 BPR

1/7

W

500

c

– het registratiebewijs aan boord van de snelle motorboot is

8.01 lid 2 jo. 8.04 cq 1.02 lid 2 BPR

1/7

W

500

d

– de snelle motorboot is voorzien van het registratieteken

8.02 lid 1 jo. 8.04 cq 1.02 lid 2 BPR

1/7

W

500

e

– het registratieteken op de voorgeschreven wijze op de snelle motorboot is aangebracht

8.02 lid 1 jo. 8.04 cq 1.02 lid 2 BPR

1/7

W

500

f

– de snelle motorboot is voorzien van het in verband met de constructie voorgeschreven registratieteken van 100 x 60 x 15 mm

8.02 lid 2 jo. 8.04 cq 1.02 lid 2 BPR

1/7

W

500

g

– de snelle motorboot op de juiste wijze is voorzien van het in verband met de constructie voorgeschreven registratieteken van 100 x 60 x 15 mm

8.02 lid 2 jo. 8.04 cq 1.02 lid 2 BPR

1/7

W

500

h

– bij de snelle motorboot de afgewerkte gassen door een behoorlijk geluiddempende voorziening worden afgevoerd

8.03 aanhef en onder b jo. 8.04 cq 1.02 lid 2 BPR

1/7

W

500

i

– de snelle motorboot is voorzien van een technische inrichting waardoor bij het onderbreken van de besturing de middelen tot voortbeweging onmiddellijk tot stilstand of nagenoeg tot stilstand komen (dodemansknop)

8.03 aanhef en onder d jo. 8.04 cq 1.02 lid 2 BPR

1/7

W

500

j

– aan boord van de snelle motorboot een deugdelijk brandblusapparaat is

8.03 aanhef en onder f jo. 8.04 cq 1.02 lid 2 BPR

1/7

     

als schipper van een snelle motorboot aan de scheepvaart deelnemen zonder dat, dan wel als eigenaar of houder er niet mede zorg voor hebben gedragen dat een reddingsvest onder handbereik is voor ieder der opvarenden aan boord van de snelle motorboot

8.03 aanhef en onder e jo. 1.02 lid 2 en 8.04 BPR

 

W

501

a

– één ontbreekt

 

1/7

W

501

b

– twee ontbreken

 

1/7

W

501

c

– drie ontbreken

 

1/7

W

501

d

– vier ontbreken

 

1/7

W

501

e

– vijf of meer ontbreken

 

1/7

W

514

 

als bestuurder van een snelle motorboot, die qua constructie niet veilig staande kan worden bestuurd, tijdens het varen niet zijn gezeten op de voor hem bestemde zitplaats

8.05 lid 1 aanhef en onder a jo.8.05 lid 4 BPR

2

W

516

 

als bestuurder van een snelle motorboot deze, niet vanaf een gesloten binnenbesturing, staande besturen zonder een reddingsvest te dragen

8.05 lid 5 BPR

2

W

518

 

als bestuurder van een snelle motorboot varen zonder gebruik te maken van de dodemansknop

8.05 lid 1 aanhef en onder b jo. 8.03 onder d BPR

2

W

528

 

waterskiën, doen waterskiën of op soortgelijke wijze van de vaarweg gebruik maken, waar c.q. wanneer dat verboden is

8.06 lid 2 jo. 1.02 lid 2 BPR

1/2/4/8

W

529

a

als bestuurder van een snelle motorboot zich zodanig gedragen dat hinder of gevaar voor andere gebruikers van het vaarwater wordt veroorzaakt

8.05 lid 1 aanhef en onder c BPR

2

W

529

b

als waterskiër of persoon die op soortgelijke wijze van de vaarweg gebruik maakt, zich zodanig gedragen, dat gevaar of hinder voor andere gebruikers van de vaarweg kan worden veroorzaakt

8.06 lid 4 BPR

4/8

W

530

 

als bestuurder van een snelle motorboot één of meer waterskiërs of personen, die op soortgelijke wijze van de vaarweg gebruik maken, voortbewegen zonder zich bij te laten staan door een medeopvarende van tenminste 15 jaar oud als uitkijk

8.06 lid 3 BPR

2

           
     

Snelheidsovertredingen

   
     

als schipper van een snelle motorboot sneller varen dan 20 km/h, waar dat verboden is, met een overschrijding

8.06 lid 1 BPR

 

W

065

a

– tot 6 km/h

 

1

W

065

b

– van 6 tot 15 km/h

 

1

W

065

c

– van 15 tot 25 km/h

 

1

     

als schipper van een klein schip sneller varen dan toegestaan, met een overschrijding

5.01 BPR ivm verkeersteken B6 of bekendmaking 13 BABS

 

W

075

a

– tot 6 km/h

 

1

W

075

b

– van 6 tot 15 km/h

 

1

W

075

c

– van 15 tot 25 km/h

 

1

           
     

Overige

   

W

150

 

als schipper van een in art. 1.09 lid 1 aanhef en onder b BPR bedoeld schip varen terwijl het sturen niet wordt verricht door een daartoe bekwaam en tenminste 16 jaar oud persoon

1.09 lid 1 aanhef en onder b BPR

1

W

152

 

als schipper van een snelle motorboot varen terwijl het sturen niet wordt verricht door een daartoe bekwaam en tenminste 18 jaar oud persoon

1.09 lid 1 aanhef en onder a BPR

1

W

156

 

geen bijgewerkt exemplaar van het Binnenvaartpolitiereglement aan boord aanwezig hebben

1.11 lid 1 BPR

1

     

bij het meren of verhalen gebruik maken van

   

W

158

a

– verkeerstekens

1.13 lid 1 jo. 1.02 lid 2 en/of 5 onder b BPR

1/8

W

158

b

– andere voorwerpen dan die daarvoor bestemd zijn

7.04 lid 3 jo. 1.02 lid 2 en/of 5 onder b BPR

1/8

W

160

a

varen met een zeilplank op een voor de doorgaande vaart bestemd gedeelte van een in de bijlage 16 van het BPR opgenomen vaarweg

9.05 lid 1 BPR

1/8

W

160

b

varen met een door een vlieger voortbewogen zeilplank

9.05 lid 2 BPR

1/8

W

162

 

als schipper van een zeilplank, daarmee varen in een gedeelte van de vaarweg waar dit verboden is

PL.V

1

     

als schipper deelnemen aan de scheepvaart terwijl de voorgeschreven kentekens niet zijn aangebracht, te weten op een

   

W

164

a

– groot schip

2.01 lid 1 jo. 1.02 lid 2 en/of 5 onder a BPR

1/6

W

164

b

– klein schip

2.02 lid 1 jo. 1.02 lid 2 en/of 5 onder a BPR

1/6

     

als schipper deelnemen aan de scheepvaart terwijl de voorgeschreven kentekens niet op de voorgeschreven wijze zijn aangebracht, te weten op een

   

W

166

a

– groot schip

2.01 lid 1 jo. 1.02 lid 2 en/of 5 onder a BPR

1/6

W

166

b

– klein schip

2.02 lid 1 jo. 1.02 lid 2 en/of 5 onder a BPR

1/6

W

170

 

als schipper varen in strijd met een duidelijk zichtbaar geplaatst en voor hem geldend verbodsteken als bedoeld onder A.1 van de bijlage 7 van het BPR

6.08 aanhef en onder a BPR

1

W

180

 

als persoon die zwemt dan wel die op andere wijze watersport zonder schip bedrijft niet voldoende afstand houden van een varend schip, varend drijvend voorwerp of drijvend werktuig in bedrijf

8.08 lid 1 BPR

8

W

181

a

zwemmen, watersport zonder schip of onderwatersport bedrijven bij een wachtplaats, of in de onmiddellijke nabijheid van een brug, een sluis of een stuw

8.08 lid 2 aanhef en onder a BPR

8

W

181

b

zwemmen, watersport zonder schip of onderwatersport bedrijven in een gedeelte van de vaarweg bestemd voor doorgaande scheepvaart

8.08 lid 2 aanhef en onder b BPR

8

W

181

c

zwemmen, watersport zonder schip of onderwatersport bedrijven in de route van een veerpont

8.08 lid 2 aanhef en onder c BPR

8

W

181

d

zwemmen, watersport zonder schip of onderwatersport bedrijven in een haven of nabij de ingang daarvan

8.08 lid 2 aanhef en onder d BPR

8

W

181

e

zwemmen, watersport zonder schip of onderwatersport bedrijven in de nabijheid van een meergelegenheid

8.08 lid 2 aanhef en onder e BPR

8

W

181

f

zwemmen, watersport zonder schip of onderwatersport bedrijven in gebied dat is aangewezen voor snelvaren of waterskiën

8.08 lid 2 aanhef en onder f BPR

8

W

181

g

zwemmen, watersport zonder schip of onderwatersport bedrijven in een door een bevoegde autoriteit aangewezen verboden gebied

8.08 lid 2 aanhef en onder g BPR

8

W

182

a

in het vaarwater van de Eemsmonding waterskiën of varen met waterscooter

22 lid 1 SRE

1/8

W

182

b

in de Eemsmonding varen met zeilplank in het vaarwater of buiten het vaarwater op de door de bevoegde autoriteit vastgestelde wateroppervlakken

22 lid 3 SRE

1/8

W

182

c

’s nachts, bij beperkt zicht of gedurende de door de bevoegde autoriteit vastgestelde tijd waterskiën of varen met waterscooter of zeilplank op de vrijgegeven wateroppervlakken van de Eemsmonding

22 lid 4 SRE

1/8

           
     

Nummers W 300 – W 310: Binnenvaartwet (BVW), Rijnvaartpolitiereglement 1995 (RPR), Binnenvaartpolitiereglement (BPR)

   
     

als schipper van een schip op binnenwateren varen zonder in het bezit te zijn van een geldig

25 lid 4 BVW jo. 17 BVB

 

W

300

b

– klein vaarbewijs

 

1

     

niet op eerste vordering de vereiste bescheiden en documenten overleggen

1.10 lid 4 RPR/BPR

 

W

310

a

– één document

 

1/3/8

W

310

b

– twee documenten

 

1/3/8

W

310

c

– drie documenten

 

1/3/8

W

310

d

– vier documenten

 

1/3/8

W

310

e

– vijf documenten

 

1/3/8

           
     

Nummers W 601- W 619; W 701 – W 711: Binnenvaartpolitiereglement (BPR), Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer (BABS), Rijnvaartpolitiereglement 1995 (RPR), Scheepvaartreglement voor het kanaal van Gent naar Terneuzen (SRKGT), Scheepsvaartreglement Gemeenschappelijke Maas (SRGM), Scheepvaartreglement Westerschelde 1990 (SRW), Scheepvaartreglement Eemsmonding (SRE)

   
           
     

Verkeerstekens. Bijlage 7 BPR

   
     

A. Verbodstekens

   

W

601

a

met een schip in- of uit- of doorvaren waar dat verboden is (verkeersteken A1)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51SRKGT alle jo. verkeersteken A.1 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

601

b

met een schip varen waar dat verboden is (verkeersteken A.1 a) (uitgezonderd klein schip, zonder motor)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51SRKGT alle jo. verkeersteken A.1a cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

602

a

met een groot schip het verbod voorbijlopen negeren (verkeersteken A.2)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51SRKGT alle jo. verkeersteken A.2 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

602

b

met een klein schip het verbod voorbijlopen negeren (verkeersteken A.2)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51SRKGT alle jo. verkeersteken A.2 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

603

 

met een samenstel het verbod voorbijlopen voor samenstellen onderling negeren (verkeersteken A.3) (nvt als één van beide een duwstel is dat kleiner is dan 110 x 12 m)

5.01 BPR/RPR en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.3 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

604

a

met een groot schip het verbod ontmoeten en voorbijlopen bij engte negeren (verkeersteken A.4)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51SRKGT alle jo. verkeersteken A.4 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

604

b

met een klein schip het verbod ontmoeten en voorbijlopen bij engte negeren (verkeersteken A.4)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51SRKGT alle jo. verkeersteken A.4 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

605

a

met een schip het verbod ligplaats te nemen (ankeren en meren) aan de zijde van de vaarweg waar bord is geplaatst negeren (verkeersteken A.5)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51SRKGT alle jo. verkeersteken A.5 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

605

b

met een schip het verbod ligplaats te nemen (ankeren en meren) binnen de in meters aangegeven breedte te rekenen vanaf het bord negeren (verkeersteken A.5.1)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51SRKGT alle jo. verkeersteken A.5.1 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

606

 

met een schip het verbod te ankeren negeren of negeren van het verbod ankers, kabels en kettingen laten slepen aan de zijde van de vaarweg waar het bord is geplaatst (verkeersteken A.6)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51SRKGT alle jo. verkeersteken A.6 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

607

 

met een schip het verbod te meren negeren aan de zijde van de vaarweg waar het bord is geplaatst (verkeersteken A.7)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51SRKGT alle jo. verkeersteken A.7 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

608

 

met een schip het verbod te keren negeren (verkeersteken A.8)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51SRKGT alle jo. verkeersteken A.8 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

609

 

met een schip het verbod hinderlijke waterbeweging te veroorzaken negeren (verkeersteken A.9)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51SRKGT alle jo. verkeersteken A.9 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

610

 

met een schip het verbod buiten de aangegeven begrenzing te varen negeren (verkeersteken A.10)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51SRKGT alle jo. verkeersteken A.10 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

611

a

met een schip het verbod in-, uit- of doorvaren negeren (wordt aanstonds toegestaan) (verkeersteken A.11)

5.01 BPR/RPR en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.11 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

611

b

met een schip het verbod doorvaren negeren, terwijl stilhouden redelijkerwijs mogelijk was (verkeersteken A.11.1)

5.01 BPR/RPR en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.11.1 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

612

 

met een motorschip het verbod voor motorschepen negeren (verkeersteken A.12)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51SRKGT alle jo. verkeersteken A.12 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

613

 

met een klein schip het verbod voor kleine schepen negeren (verkeersteken A.13)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51SRKGT alle jo. verkeersteken A.13 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

614

 

met een schip het verbod te waterskiën negeren (verkeersteken A.14)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51SRKGT alle jo. verkeersteken A.14 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

615

 

met een zeilschip het verbod voor zeilschepen negeren (verkeersteken A.15)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51SRKGT alle jo. verkeersteken A.15 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

616

 

met een door spierkracht voortbewogen schip het verbod voor door spierkracht voortbewogen schepen negeren (verkeersteken A.16)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51SRKGT alle jo. verkeersteken A.16 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

617

 

met een zeilplank het verbod voor zeilplanken negeren (verkeersteken A.17)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51SRKGT alle jo. verkeersteken A.17 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

618

 

met een snelle motorboot het verbod einde van het vaarweggedeelte waar door snelle motorboten zonder beperking van de snelheid mag worden gevaren negeren (verkeersteken A.18)

5.01 BPR/ SRGM beide jo. verkeersteken A.18 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

619

 

met een waterscooter het verbod voor waterscooters negeren (verkeersteken A.20)

5.01 BPR/ RPR beide jo. verkeersteken A.20 cq bekendmaking 13 BABS

1/8

           
     

B. Gebodstekens en -regels

   

W

701

a

met een schip de verplichting te varen in de richting aangegeven door de pijl negeren (verkeersteken B.1a)

6.12/5.01 BPR/ RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM alle jo. verkeersteken B.1a cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

701

b

met een schip de verplichting te varen in de richting aangegeven door de pijl negeren (verkeersteken B.1b)

6.12/5.01 BPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM alle jo. verkeersteken B.1b cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

702

a

met een groot schip de verplichting zich naar de bakboordszijde van het vaarwater te begeven negeren (verkeersteken B.2a)

6.12/5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM alle jo. verkeersteken B. 2a cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

702

b

met een groot schip de verplichting zich naar de stuurboordszijde van het vaarwater te begeven negeren (verkeersteken B.2b)

6.12/5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM alle jo. verkeersteken B. 2b cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

702

c

met een klein schip de verplichting zich naar de bakboordszijde van het vaarwater te begeven negeren (verkeersteken B.2a)

6.12/5.01 BPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM alle jo. verkeersteken B. 2a cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

702

d

met een klein schip de verplichting zich naar de stuurboordszijde van het vaarwater te begeven negeren (verkeersteken B.2b)

6.12/5.01 BPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM alle jo. verkeersteken B. 2b cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

703

a

met een groot schip de verplichting de bakboordszijde van het vaarwater te houden negeren (verkeersteken B.3a)

6.12/5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM alle jo. verkeersteken B. 3a cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

703

b

met een groot schip de verplichting de stuurboordszijde van het vaarwater te houden negeren (verkeersteken B.3b)

6.12/5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM alle jo. verkeersteken B. 3b cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

703

c

met een klein schip de verplichting de bakboordszijde van het vaarwater te houden negeren (verkeersteken B.3a)

6.12/5.01 BPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM alle jo. verkeersteken B. 3a cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

703

d

met een klein schip de verplichting de stuurboordszijde van het vaarwater te houden negeren (verkeersteken B.3b)

6.12/5.01 BPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM alle jo. verkeersteken B. 3b cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

703

e

met een schip bij slecht zicht niet zo veel mogelijk aan de stuurboordszijde van het vaarwater varen

6.30 lid 2 BPR, 9.11 RPR, 6.30 lid 6 SRGM

1/3/8

W

703

f

met een klein schip niet zoveel mogelijk aan stuurboordszijde van het vaarwater varen op een aangegeven vaarweg van bijlage 15 onder a BPR

9.04 lid 2 jo. bijlage 15 onder a BPR

1/3/8

W

703

g

met een afvarend schip vóór het invaren van het boventoeleidingskanaal van de sluizen bij Grave en Limmel niet zo dicht mogelijk langs de rechteroever varen

11.01 lid 1 tweede volzin BPR

1/3/8

W

703

h

met een afvarend schip vóór het invaren van de boventoeleidingskanalen van de sluizen bij Roermond, Belfeld en Sambeek alsmede bij het bevaren van het boventoeleidingskanaal van de sluizen bij Roermond niet zo dicht mogelijk langs de linkeroever varen

11.01 lid 1 eerste volzin BPR

1/3/8

W

703

i

met een schip dat in het kanaal van Gent naar Terneuzen vaart en de richting ervan volgt, niet zo dicht als veilig en uitvoerbaar is, de oever van het kanaal aan stuurboordszijde houden

9 lid 1 SRKGT

1

W

703

k

met een schip dat in een vaargeul vaart en de richting ervan volgt niet, zo dicht als veilig en uitvoerbaar is, de rand van de vaargeul aan stuurboordszijde houden (Westerschelde)

9 lid 1 SRW

1

W

703

l

met een schip met een lengte van 12 m of meer dat stroomopwaarts van het Oude Hoofd van Walsoorden buiten de vaargeul vaart en de richting ervan volgt niet, zo dicht als veilig en uitvoerbaar is, stuurboordswal houden

9 lid 2 SRW

1

W

703

m

zich met een schip met een lengte van minder dan 12 m, niet uit de hoofdvaargeul verwijderd houden, terwijl dit veilig en uitvoerbaar is (stroomopwaarts van het Oude Hoofd van Walsoorden of in de Sardijngeul en het Oostgat tussen de parallel van het licht «Noorderhoofd» en de parallel van het licht «Leugenaar»)

9 lid 3 SRW

1

W

703

o

met een schip in het vaarwater van de Eemsmonding niet zoveel mogelijk aan de rechterzijde varen

15 lid 1 SRE

1

W

704

a

met een groot schip de verplichting het vaarwater over te steken naar bakboord negeren (verkeersteken B.4a)

6.12/5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGMT jo. verkeersteken B.4a cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

704

b

met een groot schip de verplichting het vaarwater over te steken naar stuurboord negeren (verkeersteken B.4b)

6.12/5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGMT jo. verkeersteken B.4b cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

704

c

met een klein schip de verplichting het vaarwater over te steken naar bakboord negeren (verkeersteken B.4a)

6.12/5.01 BPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM jo. verkeersteken B.4a cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

704

d

met een klein schip de verplichting het vaarwater over te steken naar stuurboord negeren (verkeersteken B.4b)

6.12/5.01 BPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM jo. verkeersteken B.4b cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

705

 

met een schip de verplichting vóór het bord stil te houden onder bepaalde omstandigheden negeren (verkeersteken B.5)

6.12/5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM jo. verkeersteken B.5 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

     

met een groot schip geen gevolg geven aan de verplichting om de vaarsnelheid te beperken zoals is aangegeven door middel van verkeersteken B.6 (in km/h); overschrijding

6.12/5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM jo. verkeersteken B.6

 

W

706

a

– tot 2 km/h

 

1/3/8

W

706

b

– van 2 tot 3 km/h

 

1/3/8

W

706

c

– van 3 tot 4 km/h

 

1/3/8

W

706

d

– van 4 tot 5 km/h

 

1/3/8

W

706

e

– met meer dan 5 km/h

 

1/3/8

     

met een groot schip geen gevolg geven aan de verplichting de vaarsnelheid te beperken zoals is aangegeven (in km/h); overschrijding

5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM alle ivm bekendmaking 13 BABS

 

W

706

g

– tot 2 km/h

 

1/3/8

W

706

h

– van 2 tot 3 km/h

 

1/3/8

W

706

i

– van 3 tot 4 km/h

 

1/3/8

W

706

k

– van 4 tot 5 km/h

 

1/3/8

W

706

l

– met meer dan 5 km/h

 

1/3/8

W

707

 

met een schip de verplichting een geluidssein te geven negeren (verkeersteken B.7)

6.12/5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM jo. verkeersteken B.7 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

708

 

met een schip de verplichting bijzonder op te letten negeren (verkeersteken B.8)

6.12/5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM jo. verkeersteken B.8 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

709

a

met een schip in strijd met verkeersteken B. 9a het hoofdvaarwater opvaren of oversteken, waardoor schepen op het hoofdvaarwater worden genoodzaakt hun koers of snelheid te wijzigen

5.01 BPR, 51 SRKGT beide jo. verkeersteken B.9a cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

709

b

met een schip in strijd met verkeersteken B. 9b het hoofdvaarwater opvaren of oversteken, waardoor schepen op het hoofdvaarwater worden genoodzaakt hun koers of snelheid te wijzigen

5.01 BPR, 51 SRKGT beide jo. verkeersteken B.9b cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

709

c

met een schip in strijd met verkeersteken B. 9a het hoofdvaarwater opvaren of oversteken, waardoor schepen op het hoofdvaarwater worden genoodzaakt hun koers of snelheid te wijzigen (NB 6.02 RPR: geldt niet voor grote schepen t.o.v. kleine schepen of slepen en gekoppelde samenstellen die uit kleine schepen bestaan)

6.16/5.01 RPR jo. verkeersteken B.9 a

1/3/8

W

709

d

met een schip in strijd met verkeersteken B. 9b het hoofdvaarwater opvaren of oversteken, waardoor schepen op het hoofdvaarwater worden genoodzaakt hun koers of snelheid te wijzigen (NB 6.02 RPR: geldt niet voor grote schepen t.o.v. kleine schepen of slepen en gekoppelde samenstellen die uit kleine schepen bestaan)

6.16/5.01 RPR jo. verkeersteken B.9b

1/3/8

W

711

 

met een schip de verplichting gebruik te maken van marifoon overeenkomstig de daartoe bij algemene regeling vastgestelde voorschriften negeren (verkeersteken B.11(a/b))

5.01 BPR/ RPR, 51 SRKGT alle jo. verkeersteken B.11(a/b) cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

           
     

Afdeling C. Milieu

   
     

Categorie-indeling B:

   
     

1 – Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;

   
     

2 – Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

   
     

3 – Bromfietsers en snorfietsers;

   
     

4 – Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor;

   
     

5 – Voetgangers;

   
     

6 – Overige weggebruikers;

   
     

7 – Gezagvoerders/schippers;

   
     

8 – Een ieder.

   
           
     

NB De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen

   
           
     

Nummers H 002 – H 110: Wet Milieubeheer (Wm), Wet Bodembescherming (WBB), Wet verontreiniging oppervlakte wateren (WVO), de Model-Algemene plaatselijke verordening of Modelafvalstoffenverordening (Pl. V)

   
     

Afvalstoffen

   
     

Aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

   

H

002

 

huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aanbieden, terwijl men geen gebruiker van het perceel is

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

H

003

a

de aangewezen categorieën huishoudelijke afvalstoffen aanbieden aan anderen dan de aangewezen inzameldienst of inzamelaar

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

H

004

 

huishoudelijke afvalstoffen anders aanbieden dan via het aangewezen of verstrekte inzamelmiddel

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

H

005

 

andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen via inzamelmiddel aanbieden, dan waarvoor het is bestemd

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

H

006

 

huishoudelijke afvalstoffen niet op de voorgeschreven wijze aanbieden

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

H

007

 

afvalstoffen via het voor dat perceel toegewezen inzamelmiddel aanbieden, terwijl men niet de gebruiker van dat perceel is

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

H

008

 

via een inzamelvoorziening voor een groep percelen of op wijkniveau andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen aanbieden, dan de categorie waarvoor de inzamelvoorziening bestemd is

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

H

009

 

huishoudelijke afvalstoffen niet op de voorgeschreven wijzen via een inzamelvoorziening voor groep percelen of op wijkniveau aanbieden

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

H

010

 

via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen aanbieden, dan de categorie waarvoor het brengdepot bestemd is

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

H

011

 

huishoudelijke afvalstoffen niet op de voorgeschreven wijzen via brengdepot op lokaal of regionaal niveau aanbieden

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

H

012

 

categorieën huishoudelijke afvalstoffen, die zonder inzamelmiddel moeten worden aangeboden, niet op de voorgeschreven wijze ter inzameling aanbieden

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

H

013

 

huishoudelijke afvalstoffen op andere dan de vastgestelde dagen en tijden ter inzameling aanbieden

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

           
     

Aanbieden van andere dan huishoudelijke afvalstoffen

   

H

014

 

andere categorieën van afvalstoffen dan huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst aanbieden

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

H

015

 

de door het College aangewezen categorieën van afvalstoffen, niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen, niet op de voorgeschreven wijze ter inzameling aanbieden

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

           
     

Doorzoeken van afvalstoffen

   

H

016

 

afvalstoffen die ter inzameling gereed staan doorzoeken en verspreiden

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

           
     

Handelingen verrichten waardoor zwerfafval kan ontstaan (door een particulier)

   

H

017

 

andere afvalstoffen dan straatafval achterlaten in daartoe van gemeentewege geplaatste of voorgeschreven bakken, manden of soortgelijke voorwerpen

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

H

020

 

afvalstoffen, stoffen of voorwerpen laden, lossen, vervoeren of andere werkzaamheden verrichten, zodanig dat de weg wordt verontreinigd of het milieu nadelig kan worden beïnvloed

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

H

022

 

straatafval achterlaten in de openbare ruimte zonder gebruik te maken van de van gemeentewege of anderszins geplaatste of voorgeschreven bakken, manden of soortgelijke voorwerpen

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

H

096

 

als particulier een afvalstof, stof of voorwerp buiten een daarvoor bestemde plaats en buiten een inrichting in de zin van de Wet Milieubeheer op of in de bodem houden, achterlaten of anderszins plaatsen op een zodanige wijze die aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

           
     

Afvalstoffen storten of op of in bodem brengen (buiten een inrichting)

   

H

025

 

als particulier zich van een afvalstof ontdoen door deze buiten een inrichting te storten, op of in de bodem te brengen of te verbranden (betreft kleine hoeveelheden afvalstoffen zoals klein consumptieafval, papier, peuken etc.)

10.2 Wm

8

           
     

Afvalstoffen verbranden op bedekte bodem (buiten een inrichting)

   

H

101

 

als particulier verbranden van afval waardoor de bodem kan worden verontreinigd of aangetast, zonder maatregelen te nemen die verontreiniging of aantasting voorkomen, beperken of ongedaan maken

13 WBB en 10.2 Wm

8

           
     

Huishoudelijke afvalstoffen in riolering

   

H

099

 

als particulier zich van afvalwater of afvalstoffen ontdoen door deze anders dan vanuit een inrichting te laten weglopen in een rioolput

10.30 lid 1 Wm

8

           
     

Huishoudelijk afval in oppervlaktewateren door particulier (in niet kwetsbaar gebied)

   

H

098

 

als particulier een stof in een oppervlaktewaterlichaam brengen

6.2 lid 1 Waterwet

8

           
     

Opslaan van afvalstoffen buiten een inrichting

   

H

019

 

afvalstoffen op voor het publiek zichtbare plaats in de open lucht en buiten een inrichting in de zin van de Wet Milieubeheer opslaan of opgeslagen hebben

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

           
     

Wrakken

   

H

107

 

een voertuigwrak plaatsen of aanwezig hebben op de weg

Pl.V

8

H

109

 

zich als eigenaar of kentekenhouder ontdoen van een autowrak, dat afkomstig is van een huishouden, anders dan door afgifte aan inrichtingen, genoemd in artikel 6 van het Besluit Beheer Autowrakken

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

           
     

Handelingen verrichten met betrekking tot een voertuig waardoor de bodem kan worden verontreinigd

   

H

100

 

als particulier handelingen verrichten, met betrekking tot een voertuig, waardoor de bodem wordt/kan worden verontreinigd of aangetast zonder maatregelen te nemen die verontreiniging of aantasting te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken

13 WBB

8

           
     

Nummers H 631 – H 670: Visserijwet 1963 (ViW), Besluit verbod gebruik van levende aasvis (BLVA), Reglement voor de Binnenvisserij 1985 (RB, Reglement minimummaten en gesloten tijden 1985 (RMGT) en Uitvoeringsregeling Visserij 2008 (Uv)

   
           
     

Noot: De op de visserijwetgeving betrekking hebbende feitcodes zijn uitsluitend van toepassing op door particulieren gepleegde overtredingen. Indien sprake is van beroepsmatig handelen dan moet proces-verbaal worden opgemaakt.

   
     

Kustvisserij

   
     

Documenten

   
     

de kustvisserij uitoefenen zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op het visrecht van dat water, met

7 lid 1 ViW

 

H

631

a

– meer dan twee hengels

 

8

     

de kustvisserij uitoefenen of plegen uit te oefenen en niet op eerste vordering van een opsporingsambtenaar ter inzage afgeven

55 lid 1 sub b ViW

 

H

633

a

– de schriftelijke toestemming (meer dan twee hengels)

 

8

H

633

b

– de schriftelijke toestemming (bij overige toegestane vistuigen)

 

8

           
     

Binnenvisserij

   
     

Documenten

   
     

de binnenvisserij uitoefenen zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op het visrecht van dat water, met

21 lid 1 ViW

 

H

645

a

– één of twee hengels

 

8

H

645

b

– één peur

 

8

H

645

c

– meer dan twee hengels

 

8

H

645

d

– twee of meer peuren of met andere toegestane vistuigen

 

8

     

de binnenvisserij uitoefenen of plegen uit te oefenen en niet op eerste vordering van een opsporingsambtenaar ter inzage afgeven

55 lid 1 sub b ViW

 

H

647

b

– een schriftelijke toestemming

 

8

H

647

c

– de huurovereenkomsten en andere bescheiden

 

8

           
     

Vistuigen

   
     

vissen met een toegestaan vistuig dat niet aan de vereiste voorwaarden voldoet, bij

4 RB

 

H

650

a

– 1 of 2 toegestane vistuigen

 

8

           
     

Gesloten tijden (visserij)

   
     

vissen in de periode van 1 april tot en met 31 mei met

   

H

652

a

– een hengel geaasd met in die periode verboden aas

6 lid 1 a RB

8

H

652

b

– een staand net

6 lid 1 e RB

8

H

654

 

vissen tijdens de door de minister van Economische Zaken vastgestelde periode, in een door hem aangewezen water

6 lid 3 RB

8

H

656

 

vissen tussen twee uur na zonsondergang en één uur voor zonsopgang

7 RB

8

           
     

Stuw/vispassage

   

H

660

 

vissen in de Neder-Rijn, de Maas, de Lek of de Overijsselsche Vecht binnen een afstand van 75 m stroomafwaarts van een stuw, in een bij een stuw aangebrachte vispassage of binnen een straal van 25 m voor de bovenmond van deze vispassage

28c Uv

8

           
     

Voorhanden hebben

   
     

een vistuig voorhanden hebben op of in de nabijheid van enig binnenwater

10 lid 1 RB

 

H

662

a

– terwijl het gebruik van dat vistuig in het betrokken water of op dat moment verboden is

 

8

H

662

b

– te weten één of twee hengel(s), terwijl men niet bevoegd of gerechtigd is in dat water te vissen

 

8

H

662

c

– te weten één peur of meer dan twee hengels, terwijl men niet bevoegd of gerechtigd is in dat water te vissen

 

8

H

662

d

– te weten een ander toegestaan vistuig, terwijl men niet bevoegd of gerechtigd is in dat water te vissen

 

8

           
     

Levend aas

   

H

664

 

bij het vissen in kust- of binnenwater levende vis als aas gebruiken

2c lid 2 ViW jo 2 BVLA

8

           
     

Geluidhinder

   
     

Nummers H 200 – H 205: Wetboek van strafrecht (WvSr), Plaatselijke verordeningen (Pl.V)

   

H

200

 

rumoer of burengerucht verwekken waardoor de nachtrust kan worden verstoord

431 WvSr

8

H

205

 

als particulier met toestellen of geluidsapparaten dan wel op andere wijze handelingen verrichten, waardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt, of toelaten dat deze handelingen worden verricht

Pl.V

8

           
     

Nummers H 300 – H 325c: Plaatselijke verordeningen (Pl.V)

   

H

300

 

zonder daartoe bevoegd te zijn zich bevinden buiten wegen of paden, die liggen in/op voor publiek toegankelijke parken, wandelplaatsen, plantsoenen, groenstroken of grasperken dan wel in/tussen aanplantingen, bloemperken, heester- of struikgewassen, die op of aan de weg liggen

Pl.V

8

H

305

 

zonder daartoe bevoegd te zijn schade toebrengen aan bomen, heesters, bloemen of grasperken in een park, een bos of op andere dergelijke plaatsen

Pl.V

8

H

310

 

met een voertuig rijden door een park/plantsoen of op een niet van de weg deel uitmakende, van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook

Pl.V

1/2/3/4/6

H

311

 

met een voertuig rijden (crossen) door een park/ plantsoen of op een niet van de weg deel uitmakende, van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook

Pl.V

1/2/3/4/6

H

315

 

roken in bos, duin dan wel andere dergelijke gebieden op tijd en plaats waarop dit niet is toegestaan

Pl.V

8

H

320

 

in de openlucht vuur aanleggen, stoken of hebben

Pl.V

8

     

als eigenaar of houder van een hond er niet voor zorgen dat deze hond zich niet van uitwerpselen ontdoet op

Pl.V

 

H

325

a

– een weggedeelte (mede) bestemd voor voetgangers

 

8

H

325

b

– een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide

 

8

H

325

c

– een andere (dan) door het College aangewezen plaats

 

8

           
     

Afdeling D. Wetboek van strafrecht

   
     

Categorie-indeling B:

   
     

1 – Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;

   
     

2 – Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

   
     

3 – Bromfietsers en snorfietsers;

   
     

4 – Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor;

   
     

5 – Voetgangers;

   
     

6 – Overige weggebruikers;

   
     

7 – Gezagvoerders/schippers;

   
     

8 – Een ieder.

   
           
     

NB De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen

   
           
     

Nummers D 505 – D 537: Boek 3 Wetboek van Strafrecht (WvSr)

   

D

530

 

zich in kennelijke staat van dronkenschap op de openbare weg bevinden

453 WvSr

8

D

515

 

door het bevoegd gezag naar zijn identiteitsgegevens gevraagd, een valse naam, voornaam, geboortedatum, geboorteplaats, adres waarop hij in de basisadministratie persoonsgegevens als ingezetene staat ingeschreven, of woon- of verblijfplaats opgeven

435, onder 4 WvSr

8

     

zonder daartoe gerechtigd te zijn zich bevinden

460 WvSr

 

D

535

i

– op grond die bezaaid, bepoot of beplant is, of ter bezaaiing, bepoting of beplanting is gereedgemaakt

 

8

D

535

j

– gedurende de maanden mei tot en met oktober op enig wei- of hooiland

 

8

D

537

 

zonder daartoe gerechtigd te zijn zich bevinden op eens anders grond, waarvan de toegang hem op voor hem blijkbare wijze verboden is

461 WvSr

8

           
     

Afdeling E. Bijzondere wetten

   
     

Categorie-indeling B:

   
     

1 – Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;

   
     

2 – Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

   
     

3 – Bromfietsers en snorfietsers;

   
     

4 – Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor;

   
     

5 – Voetgangers;

   
     

6 – Overige weggebruikers;

   
     

7 – Gezagvoerders/schippers;

   
     

8 – Een ieder.

   
           
     

NB De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen

   
           
     

Nummers E 100 – E 162: Wet personenvervoer 2000 (Wp 2000), Besluit personenvervoer 2000 (Bp 2000), Regeling maximumtarief en bekendmaking tarieven taxivervoer (RMBTT), Regeling periodieke controle taxameters (RPCT),Spoorwegwet 1875 (Spww1875), Spoorwegwet (Spww) en Algemeen Reglement Vervoer (ARV), Reglement Dienst Hoofd en Lokaalspoorwegen (RDHL)

   
           
     

Vervoerder/bestuurder

   
           
     

Noot:

   
     

1. Categorie 8 betreft bij deze feitcodeserie de vervoerder;

   
     

2. Indien de verdachte onder een andere categorie valt dan bij de betreffende feitcode is aangegeven en deze is normadressaat volgens de Wp 2000 dan moet proces-verbaal worden opgemaakt.

   

E

105

b

met een bus of auto meer personen vervoeren dan wel deze bus of auto voor ander vervoer gebruiken dan blijkens het kentekenbewijs is toegestaan

77 lid 2 Bp 2000

1

E

105

d

openbaar vervoer met een bus of besloten busvervoer verrichten terwijl op het kentekenbewijs de vermelding ontbreekt dat het voertuig is goedgekeurd als bus

76 lid 1 Bp 2000

8

E

105

e

taxivervoer of openbaar vervoer met een auto verrichten terwijl op het kentekenbewijs de vermelding ontbreekt dat het voertuig is goedgekeurd als taxi

76 lid 1 Bp 2000

8

     

geen geldig vergunningbewijs aanwezig hebben in bus of auto waarmee openbaar vervoer of besloten busvervoer wordt verricht, te weten

5a lid 1 Wp 2000

 

E

106

a

– door hiervoor als bestuurder geen zorg te dragen

 

1

E

106

b

– door hiervoor als vervoerder geen zorg te dragen

 

8

     

in de auto waarmee taxivervoer wordt verricht geen voor de reiziger zichtbaar vergunningbewijs aanwezig hebben, te weten

76 lid 3 Wp 2000

 

E

107

a

– door hiervoor als bestuurder geen zorg te dragen

 

1

E

107

b

– door hiervoor als vervoerder geen zorg te dragen

 

8

E

110

a

een bestuurder met besturen van een bus belasten die niet in het bezit is van een niet ouder dan vijf jaar zijnde geneeskundige verklaring waaruit blijkt dat hij geen lichamelijke of geestelijke afwijkingen heeft welke hem zouden beletten een bus naar behoren te besturen en dat hij beschikt over voldoende gehoor- en gezichtsvermogen

74 lid 1 Bp 2000

8

E

111

a

als bestuurder van een bus geen geneeskundige verklaring bij zich hebben

74 lid 3 Bp 2000

1

E

112

 

als vervoerder taxivervoer verrichten zonder er voor zorg te dragen dat terstond voor aanvang en na beëindiging van de rit volledig en naar waarheid een controledocument (rittenstaat) wordt ingevuld

127 lid 1 onderdeel d Bp 2000 gelet op art. IV lid 6 Stb. 2009, nr. 472

8

E

113

a

als bestuurder van een auto waarmee taxivervoer wordt verricht niet in het bezit zijn van een geldige, behoorlijk leesbare chauffeurspas/-kaart of chauffeurspas/-kaart onder beperkingen

81 lid 5 Bp 2000

1

E

113

aa

een bestuurder belasten met het besturen van een auto, waarmee taxivervoer wordt verricht, zonder dat die bestuurder in het bezit is van een geldige, behoorlijk leesbare chauffeurspas/-kaart of chauffeurspas/-kaart onder beperkingen

81 lid 3 en 4 Bp 2000

8

     

als bestuurder van een auto waarmee taxivervoer wordt verricht

75 lid 3 Bp 2000 gelet op art. IV lid 6 Stb. 2009, nr. 472

 

E

113

b

– de chauffeurspas/-kaart niet bij zich hebben

 

1

E

113

c

– de chauffeurspas/-kaart niet voor de reiziger zichtbaar aanwezig houden in de auto

 

1

E

114

 

als vervoerder taxivervoer aanbieden, terwijl het tarief, bedoeld in artikel 1, eerste of vijfde lid, dan wel artikel 1b RMBTT niet zowel in de auto waarmee taxivervoer wordt verricht als aan de buitenzijde voor de consument duidelijk leesbaar wordt getoond

80 Wp 2000 jo. 2 lid 1 RMBTT

8

E

115

 

als vervoerder in een auto waarmee taxivervoer wordt verricht, geen taxameter aanwezig hebben die zichtbaar voor de reiziger de vervoerprijs overeenkomstig de kenbaar gemaakte tarieven aangeeft

78 lid 1 BP 2000

8

E

116

 

als vervoerder er geen zorg voor dragen dat de taxameter voldoet aan de regels die bij en krachtens de Metrologiewet zijn gesteld

78 lid 2 Bp 2000

8

E

117

 

taxivervoer verrichten zonder de in de auto aanwezige taxameter te gebruiken

78 lid 3 BP 2000

1

E

118

 

als vervoerder taxivervoer verrichten terwijl de ingebouwde taxameter niet binnen een termijn van één jaar is gekeurd

1 lid 1 RPCT jo. 78 lid 4 Bp 2000

8

           
     

Een ieder

   
     

de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang verstoren door het verhinderen of belemmeren van

72 Wp 2000 jo. 52 lid 1a Bp 2000

 

E

120

a

– de bediening en het gebruik van voorzieningen

 

8

E

120

b

– de bediening en het gebruik van een vervoermiddel

 

8

E

120

c

– de taakuitoefening van het personeel van de vervoerder

 

8

     

de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang verstoren door voorzieningen te gebruiken

72 Wp 2000 jo. 52, lid 1b Bp 2000

 

E

121

a

– op een tijdstip waarop deze niet voor gebruik beschikbaar zijn

 

8

E

121

b

– op een andere dan de daarvoor bestemde wijze

 

8

E

121

c

de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang verstoren door misbruik te maken van voorzieningen

72 Wp 2000 jo. 52, lid 1b Bp 2000

8

     

de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang verstoren door een vervoermiddel te gebruiken

72 Wp 2000 jo. 52, lid 1b Bp 2000

 

E

122

a

– op een tijdstip waarop deze niet voor gebruik beschikbaar is

 

8

E

122

b

– op een andere dan de daarvoor bestemde wijze

 

8

E

123

 

de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang verstoren door stoffen of voorwerpen uit een vervoermiddel te werpen

72 Wp 2000 jo. 52, lid 1c Bp 2000

8

     

de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang verstoren door zich

72 Wp 2000 jo. 52, lid 1d Bp 2000

 

E

124

a

– in kennelijke staat van dronkenschap te bevinden

 

8

E

124

b

– onder kennelijke invloed van verdovende middelen te bevinden

 

8

E

125

a

de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang verstoren door te roken in, een gedeelte van, een vervoermiddel, waarvan de vervoerder heeft aangegeven dat dit niet is toegestaan

72 Wp 2000 jo. 52, lid 1i Bp 2000

8

E

125

b

de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang verstoren door te roken in, een gedeelte van, een station, waarvan de vervoerder heeft aangegeven dat dit niet is toegestaan

72 Wp 2000 jo. 52, lid 1i Bp 2000

8

E

126

 

de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang verstoren door zich te bevinden op een, gedeelte van een, station of halte op een tijdstip dat deze gesloten dan wel niet toegankelijk is

72 Wp 2000 jo. 52, lid 1j Bp 2000

8

E

127

 

de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang verstoren door zich op een station of halte te begeven langs een andere dan de daarvoor bestemde weg

72 Wp 2000 jo. 52, lid 1k Bp 2000

8

E

128

 

niet opvolgen van de aanwijzingen betreffende de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang, die door of vanwege de vervoerder duidelijk kenbaar zijn gemaakt

73 Wp 2000

8

     

de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang verstoren door

72 Wp 2000 jo. 52,

 

E

129

a

– zodanig geluid voort te brengen dat anderen daarvan hinder ondervinden

lid 1e Bp 2000

8

E

129

b

– het uitoefenen van een beroep, bedrijf of het aanbieden van diensten

lid 1f Bp 2000

8

E

129

c

– het tentoonstellen van voorwerpen, maken van reclame of propaganda

lid 1g Bp 2000

8

E

129

d

– het verspreiden van drukwerken (uitsluitend handelsreclame)

lid 1g Bp 2000

8

E

129

f

– hinder, gevaar, verontreiniging of beschadiging te veroorzaken of te kunnen veroorzaken door dieren, stoffen of voorwerpen in een vervoermiddel mee te nemen

lid 1h Bp 2000

8

E

129

g

– het op andere wijze veroorzaken of kunnen veroorzaken van hinder, gevaar, verontreiniging of beschadiging

lid 1l Bp 2000

8

E

138

 

het niet opvolgen van de aanwijzingen betreffende de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang, die door of vanwege de spoorweg duidelijk kenbaar zijn gemaakt

7 ARV

8

E

145

 

op of langs de spoorweg rijden of lopen

43 jo. 63 Spww 1875

8

E

146

 

paarden, vee of andere dieren op of langs de spoorweg drijven of laten lopen

44 jo. 63 Spww 1875

8

E

149

 

zich op of langs gedeelten van een hoofdspoorweg, met uitzondering van een perron, die niet zijn gelegen in een gelijkvloerse kruising met een weg of in een voor het openbaar verkeer openstaande weg, bevinden of daarop of daarlangs dieren drijven of laten lopen

22 lid 1 onderdeel c Spww

8

           
     

Nummer E 320: Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)

   

E

320

a

niet voldoen aan vordering van toezichthouder

34 lid 1, onderdeel a WAHV

8

E

320

b

onjuiste gegevens opgeven, na vordering van toezichthouder

34 lid 1, onderdeel b WAHV

8

E

320

c

niet voldoen aan de vordering van de officier van justitie het rijbewijs op een bepaalde tijd en aangewezen plaats in te leveren

34 lid 1, onderdeel c WAHV

8

           
     

Nummers E 801 – E 837: Vreemdelingenwet 2000 (VrW 2000) en Vreemdelingenbesluit 2000 (VB 2000)

   

E

805

d

als gezagvoerder van een zeeschip of in diens plaats de natuurlijke of rechtspersoon die de reder in al zijn functies als reder vertegenwoordigd, bij aankomst in de Nederlandse haven niet onmiddellijk aan grenswachters een bemanningslijst dan wel passagierslijst in tweevoud afgeven

3.1.2. bijlage VI SGC

8

E

801

 

als vreemdeling die Nederland in- of uitreist zich niet begeven langs een doorlaatpost, binnen de tijd dat deze is opengesteld, en zich niet aldaar vervoegen bij een ambtenaar, belast met de grensbewaking

4 lid 1 SGC

8

E

803

 

zich op of nabij een plaats bevinden, waar een grensdoorlaatpost is gevestigd, zonder zich te houden aan de aldaar door de ambtenaren, belast met de grensbewaking, in het belang van de uitoefening van hun taak gegeven aanwijzingen

4.6 VB 2000

8

E

808

 

als gezagvoerder van een zeeschip niet tijdig van het voorgenomen vertrek van zijn schip uit Nederland kennis geven aan het hoofd van de grensdoorlaatpost

4.13 lid 1 VB 2000

8

     

als vreemdeling niet op vordering van de korpschef van het regionale politiekorps waarin de gemeente is gelegen waar de vreemdeling verblijft, namens de Minister van Veiligheid en Justitie, binnen de in de vordering aangegeven tijd

   

E

817

a

– de gevraagde gegevens verstrekken

4.38 lid 1 VB 2000

8

E

817

b

– de gevraagde gegevens in persoon verstrekken

4.38 lid 2 VB 2000

8

     

als vreemdeling, die geen rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000, niet onmiddellijk van zijn aanwezigheid mededeling doen aan de korpschef van de gemeente waar hij verblijft

4.39 VB 2000 jo. 108 VrW 2000

 

E

822

a

– gedurende een illegaal verblijf van 1 tot 15 dagen

 

8

E

822

b

– gedurende een illegaal verblijf van 15 dagen tot 3 maanden

 

8

E

822

c

– gedurende een illegaal verblijf van 3 tot 6 maanden

 

8

E

822

d

– gedurende een illegaal verblijf van 6 maanden tot 1 jaar

 

8

E

822

e

– gedurende een illegaal verblijf van 1 jaar tot 2 jaar

 

8

E

822

f

– gedurende een illegaal verblijf van 2 jaar of langer

 

8

     

als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd (anders dan met toepassing van artikel 66a, zevende lid, Vrw 2000)

108 lid 1 en 6 jo. 66a VrW 2000

 

E

824

a

– voor een periode van 1 tot 15 dagen

 

8

E

824

b

– voor een periode van 15 dagen tot 3 maanden

 

8

E

824

c

– voor een periode van 3 maanden tot 6 maanden

 

8

E

824

d

– voor een periode van 6 maanden tot 1 jaar

 

8

E

824

e

– voor een periode van 1 jaar tot 2 jaar

 

8

E

824

f

– voor een periode van 2 jaar of langer

 

8

E

824

g

– periode onbekend

 

8

E

825

 

als vreemdeling aan wie het krachtens artikel 12 van de Vreemdelingenwet 2000 is toegestaan in Nederland te verblijven en die naar Nederland is gekomen voor een verblijf langer dan drie maanden, zich niet binnen drie dagen na zijn binnenkomst in Nederland in persoon melden bij de korpschef van de gemeente waar hij verblijft

4.47 VB 2000

8

E

827

 

als vreemdeling te zijner identificatie op vordering van een ambtenaar, belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen, niet een goedgelijkende pasfoto ter beschikking stellen of vingerafdrukken van zich laten nemen indien daartoe in het belang van het toezicht op vreemdelingen gegronde reden bestaat

4.45 VB 2000

8

E

830

 

als vreemdeling aan wie het krachtens artikel 12 van de Vreemdelingenwet 2000 is toegestaan in Nederland te verblijven en die naar Nederland is gekomen voor een verblijf van ten hoogste drie maanden, zich niet binnen drie dagen na zijn binnenkomst in Nederland in persoon melden bij de korpschef van de gemeente waar hij verblijft

4.48 VB 2000

8

E

832

 

als vreemdeling die houder is van een visum of een document voor grensoverschrijding waarin door de daartoe bevoegde autoriteit een aantekening is gesteld omtrent aanmelding bij een vreemdelingendienst in Nederland, zich niet binnen drie dagen na binnenkomst in Nederland in persoon aanmelden bij de korpschef van de in deze aantekening vermelde gemeente

4.49 VB 2000

8

     

niet voldoen aan de verplichting tot wekelijkse aanmelding bij de korpschef van de gemeente van verblijf, behoudens door deze verleende ontheffing

   

E

836

a

– als vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft, in afwachting van de feitelijke mogelijkheid tot vertrek of uitzetting

4.51 lid 1 sub a VB 2000

8

E

836

b

– als vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8, onder f, g of h van de Vreemdelingenwet 2000

4.51 lid 1 sub b VB 2000

8

           
     

Noot: het vermelde tarief bij deze feitcode dient gehalveerd en op hele euro’s naar boven afgerond te worden

   
     

Nummer E211: Drank- en horecawet (DHW)

   

E

211

 

als persoon onder de 16 jaar op voor het publiek toegankelijke plaatsen alcoholhoudende drank aanwezig of voor consumptie gereed hebben, anders dan op plaatsen waar bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank voor gebruik elders dan ter plaatse wordt verstrekt

45 DHW

8

           
     

Afdeling F. Overige overtredingen

   
     

Categorie-indeling B:

   
     

1 – Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;

   
     

2 – Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

   
     

3 – Bromfietsers en snorfietsers;

   
     

4 – Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor;

   
     

5 – Voetgangers;

   
     

6 – Overige weggebruikers;

   
     

7 – Gezagvoerders/schippers;

   
     

8 – Een ieder.

   
           
     

NB De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen

   
           
     

Nummers F 050 – F 310: Plaatselijk geldende verordeningen (Pl.V)

   

F

070

a

zonder vergunning van de burgemeester op of aan de weg een evenement, feest of wedstrijd geven of houden

Pl.V

8

F

070

b

zonder vergunning van de burgemeester een georganiseerde dropping houden of daaraan deelnemen op een ander terrein dan een daarvoor bestemd sportterrein

Pl.V

8

F

095

 

zonder vergunning op of aan de weg als dienstverlener optreden of zijn diensten als zodanig aanbieden

Pl.V

8

F

100

 

als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids voor publiek optreden op of aan door de burgemeester aangewezen (gedeelte van een) weg, waar dit niet is toegestaan

Pl.V

8

F

101

 

zonder vergunning of anders dan de daarin gestelde voorwaarden de weg of weggedeelte gebruiken anders dan overeenkomstig de bestemming (bijv. terrasverbod, reclameborden)

Pl.V

8

F

105

 

als houder van een horecabedrijf, dit voor bezoekers geopend hebben of aldaar bezoekers toelaten of laten verblijven, buiten de vastgestelde openingstijden

Pl.V

8

F

110

a

de weg of dat gedeelte van een onroerend goed dat vanaf de weg zichtbaar is bekrassen of bekladden

Pl.V

8

F

110

b

de weg of dat gedeelte van een onroerend goed dat vanaf de weg zichtbaar is, zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding dan wel met enigerlei stof enige afbeelding, letter, cijfer of teken hierop aanplakken of op andere wijze aanbrengen

Pl.V

8

F

111

 

op of aan door het College aangewezen wegen of gedeelten daarvan gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen onder publiek verspreiden dan wel openlijk aanbieden, aanbevelen of bekendmaken

Pl.V

8

F

114

 

de weg of op of aan de weg een voertuig, woonwagen, tent of soortgelijk ander onderkomen als slaapplaats gebruiken

Pl.V

8

F

115

 

tijdens uren waarop het niet is toegestaan op de weg of openbaar water enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur- of verfstof of verfgereedschap te vervoeren of bij zich te hebben

Pl.V

8

F

118

 

op de weg (binnen een door het College aangewezen gebied) skaten of skateboarden

Pl.V

8

F

120

a

op of aan de weg klimmen of zich bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hek, heining of andere afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemd straatmeubilair

Pl.V

8

F

120

b

op of aan de weg zich zodanig ophouden dat voor weggebruikers of bewoners van nabij de weg gelegen woningen onnodige overlast of hinder wordt veroorzaakt

Pl.V

8

F

121

a

op de weg (binnen een door het College aangewezen gebied) alcoholhoudende drank nuttigen

Pl.V

8

F

121

b

op de weg (binnen een door het College aangewezen gebied) aangebroken flessen, blikjes e.d. met alcoholhoudende drank bij zich hebben

Pl.V

8

F

125

a

zich zonder redelijk doel zich in een portiek of poort ophouden of in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw zitten of liggen

Pl.V

8

F

125

b

zonder redelijk doel zich anders dan als bewoner of gebruiker van flatgebouwen, appartementsgebouwen en soortgelijke meergezinshuizen of van publiek toegankelijke gebouwen bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte

Pl.V

8

F

126

 

op de weg vervoeren, bij zich dragen of anderszins voorhanden hebben van kerstbomen, autobanden en andere voorwerpen of stoffen, met het kennelijk doel deze op de weg te verbranden

Pl.V

8

F

130

a

(in of op) een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke ruimte zich zonder redelijk doel en op een voor anderen hinderlijke wijze ophouden

Pl.V

8

F

130

b

(in of op) een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke ruimte verontreinigen

Pl.V

8

F

130

c

(in of op) een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke ruimte voor een ander doel bezigen dan waarvoor de ruimte bestemd is

Pl.V

8

F

131

 

op of aan de weg een fiets, snorfiets of bromfiets plaatsen of laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw of in de ingang van een portiek, waardoor de doorgang wordt versperd, dan wel in strijd met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of portiek

Pl.V

8

F

133

 

een motorvoertuig, bromfiets of fiets op of aan de weg laten staan, anders dan deugdelijk afgesloten of onder behoorlijk toezicht

Pl.V

8

F

135

 

zich met een fiets of bromfiets bevinden op een terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid wordt gehouden, welke publiek trekt

Pl.V

8

F

136

 

zich met een winkelwagentje op of aan de weg bevinden op meer dan de toegestane afstand van het bedrijf dat het winkelwagentje ter beschikking heeft gesteld

Pl.V

8

F

140

a

zich in de nabijheid van een persoon, gebouw, woonwagen of woonschip ophouden met de kennelijke bedoeling deze persoon of een zich daarin bevindende persoon te bespieden

Pl.V

8

F

140

b

een persoon in een gebouw, woonwagen of woonschip door middel van een verrekijker bespieden

Pl.V

8

F

145

a

als eigenaar of houder van een hond, deze laten verblijven of laten lopen op een weg gelegen binnen de bebouwde kom zonder dat de hond is aangelijnd

Pl.V

8

F

145

b

als eigenaar of houder van een hond, deze laten verblijven of laten lopen op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak, speelweide of andere door het College aangewezen plaats

Pl.V

8

F

145

c

als eigenaar of houder van een hond, deze laten verblijven of laten lopen op een weg zonder dat de hond is voorzien van een halsband of een door middel van tatoeage aangebracht identificatiemerk, die de eigenaar of houder van de hond duidelijk doet kennen

 

8

F

145

d

als eigenaar of houder van een hond, deze laten verblijven of laten lopen op een weg zonder een deugdelijk middel dat is bestemd voor het verwijderen van uitwerpselen bij zich te dragen en/of dit middel niet op eerste vordering tonen aan de met het toezicht belaste ambtenaar

Pl.V

8

F

150

a

als eigenaar of houder van een hond deze laten verblijven/lopen op of aan de weg of op een terrein van een ander, terwijl na schriftelijke aanzegging van het College deze hond niet kort is aangelijnd

Pl.V

8

F

150

b

als eigenaar of houder van een hond deze laten verblijven/lopen op of aan de weg of op een terrein van een ander, terwijl na schriftelijke aanzegging van het College deze hond niet kort is aangelijnd en gemuilkorfd

 

8

F

151

 

als degene die één of meer dieren onder zijn hoede heeft, niet door voorzorgsmaatregelen die van hem mogen worden verwacht, voorkomen dat deze dieren voor de omgeving hinderlijk zijn

Pl.V

8

F

155

 

als rechthebbende er niet voor zorgen dat zodanige maatregelen worden getroffen dat het vee/pluimvee in een aan een weg liggend weiland of terrein, die weg niet kan bereiken

Pl.V

8

F

180

a

de weg niet terstond (doen) reinigen na een verontreiniging ontstaan bij het laden, lossen of vervoeren van stoffen of voorwerpen of bij andere werkzaamheden, bij gevaar voor de verkeersveiligheid of bij gevaar voor beschadiging van het wegdek

Pl.V

8

F

180

b

de weg niet (doen) reinigen na een verontreiniging ontstaan bij het laden, lossen of vervoeren van stoffen of voorwerpen of bij andere werkzaamheden na het beëindigen van de werkzaamheden (iedere dag) in overige situaties

Pl.V

8

F

185

 

binnen de bebouwde kom buiten een daarvoor bestemde inrichting/plaats op of aan de weg zijn natuurlijke behoefte doen

Pl.V

8

F

190

 

een geparkeerd voertuig op een aangewezen weg of weggedeelte, waar dit niet is toegestaan, te koop aanbieden of verhandelen

Pl.V

8

F

195

 

een defect voertuig langer dan de vastgestelde termijn op een weg parkeren

Pl.V

8

F

205

 

een kampeerwagen, caravan, magazijnwagen, keetwagen, aanhangwagen of ander dergelijk voertuig op een aangewezen weg waar dit niet is toegestaan, langer dan de vastgestelde termijn te plaatsen of hebben

Pl.V

8

F

210

 

een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame op een weg parkeren met als doel handelsreclame te maken

Pl.V

8

F

212

a

een recreatiegebied gebruiken in strijd met de bepalingen geldend voor dat gebied door het parkeren of aanwezig hebben van een voertuig of vaartuig

Pl.V

1/2/3/4/6/7/8

F

212

b

een recreatiegebied gebruiken in strijd met de bepalingen geldend voor dat gebied anders dan tot doel van dagrecreatie

Pl.V

8

F

212

c

een recreatiegebied gebruiken in strijd met de bepalingen geldend voor dat gebied door met geluid voortbrengende apparatuur overlast te veroorzaken

Pl.V

8

F

212

d

een recreatiegebied gebruiken in strijd met de bepalingen geldend voor dat gebied door te graven of te spitten of doen graven of spitten op buiten het strand, de zandhelling, speelkuilen of zandbakken gelegen gedeelten

Pl.V

8

F

212

e

een recreatiegebied gebruiken in strijd met de bepalingen geldend voor dat gebied door anders dan in de aanwezige afvalbakken wegwerpen, neerleggen en/of achterlaten van afval, vuilnis, resten van levensmiddelen, papier, blikken, flessen of verpakkingsmateriaal

Pl.V

8

F

212

f

een recreatiegebied gebruiken in strijd met de bepalingen geldend voor dat gebied door een afvalmand, -bak of soortgelijk voorwerp op andere wijze te gebruiken dan tot het deponeren van klein afval

Pl.V

8

F

212

g

een recreatiegebied gebruiken in strijd met de bepalingen geldend voor dat gebied door zich als eigenaar of houder van een hond zich met die hond in een vastgestelde periode te bevinden buiten een aangewezen gebied, waar het verblijf van de hond is toegestaan

Pl.V

8

F

216

 

een voertuig parkeren of enig ander voorwerp plaatsen of laten staan op een weggedeelte waarvan door het bevoegd gezag is bekend gemaakt dat dit niet is toegestaan op de in die bekendmaking genoemde dagen en tijden (markt, evenement, kermis enz)

Pl.V

1/2/3/4/6/8

F

235

 

met of voor een vaartuig een ligplaats innemen, hebben of beschikbaar stellen op een gedeelte van een openbaar water waar dit niet is toegestaan

Pl.V

7/8

F

236

a

het zonder ontheffing van het College varen, doen of laten varen met enig vaartuig

Pl.V

7/8

F

237

a

het varen, doen of laten varen zonder dat de ontheffing in het vaartuig aanwezig is of zonder dat de corresponderende sticker op de juiste wijze is bevestigd

Pl.V

7/8

F

240

 

als bader of zwemmer in openbaar water zich zodanig gedragen dat het scheepvaartverkeer daarvan hinder of gevaar kan ondervinden

Pl.V

8

F

245

 

zich zonder redelijk doel aan, op, of in een vaartuig in openbaar water vasthouden, klimmen, begeven of bevinden

Pl.V

8

F

250

a

zich in/op voor publiek toegankelijke natuurgebieden, bossen, parken, plantsoenen of recreatieterreinen bevinden ten aanzien waarvan door het bevoegd gezag is verklaard dat het gebruik van een motorvoertuig, bromfiets, fiets, rij- of trekdier overlast kan veroorzaken of schade kan berokkenen aan milieuwaarden, te weten met een vervoermiddel in gesloten tijd of gesloten gebied

Pl.V

1/2/3/4/6

F

250

b

zich in/op voor publiek toegankelijke natuurgebieden, bossen, parken, plantsoenen of recreatieterreinen bevinden ten aanzien waarvan door het bevoegd gezag is verklaard dat het gebruik van een motorvoertuig, bromfiets, fiets, rij- of trekdier overlast kan veroorzaken of schade kan berokkenen aan milieuwaarden, te weten met een motorvoertuig, bromfiets, fiets of paard buiten de (onverharde) wegen of gemarkeerde paden

Pl.V

1/2/3/4/6

F

250

c

zich in/op voor publiek toegankelijke natuurgebieden, bossen, parken, plantsoenen of recreatieterreinen bevinden ten aanzien waarvan door het bevoegd gezag is verklaard dat het gebruik van een motorvoertuig, bromfiets, fiets, rij- of trekdier overlast kan veroorzaken of schade kan berokkenen aan milieuwaarden, te weten met een rij- of trekdier buiten de daarvoor bestemde paden

Pl.V

6

F

260

a

met een motorrijtuig gebruik maken van een weg in strijd met de verordening tot het bevorderen van ongestoord wetenschappelijk onderzoek van de RadioSterrenWacht (storingsvrije zone), te weten rijdend

Pl.V

1/2/3/6

F

260

b

met een motorrijtuig gebruik maken van een weg in strijd met de verordening tot het bevorderen van ongestoord wetenschappelijk onderzoek van de RadioSterrenWacht (storingsvrije zone), te weten parkeren danwel laten staan

Pl.V

1/2/3/6

           
     

Afdeling G. Misdrijven

   
     

Categorie-indeling B:

   
     

1 – Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;

   
     

2 – Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

   
     

3 – Bromfietsers en snorfietsers;

   
     

4 – Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor;

   
     

5 – Voetgangers;

   
     

6 – Overige weggebruikers;

   
     

7 – Gezagvoerders/schippers;

   
     

8 – Een ieder.

   
           
     

NB De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen

   
           
     

Nummer G 100: Boek 2 Wetboek van Strafrecht (WvSr)

   
     

goederen uit een winkel/vanaf een benzinestation wegnemen/toe-eigenen, waarde van het ontvreemde goed

310/321 WvSr

 

G

100

a

– t/m € 50

 

8

G

100

b

– meer dan € 50 en t/m € 120

 

8

ARTIKEL III

Het Besluit OM-afdoening wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4.4, onderdeel b, wordt «een openbaar lichaam» vervangen door: een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 134 van de Grondwet.

B

Bijlage II, bedoeld in artikel 4.3 van het Besluit OM-afdoening, komt te luiden:

     

Bestuurlijke strafbeschikking milieu

   
     

Categorie-indeling F:

   
     

1 – Natuurlijk persoon;

   
     

2 – Rechtspersoon.

   
           
     

Nummers BM 001 – BM 010: Wet Milieubeheer

   

BM

001

a

zich hebben ontdaan van afvalstoffen, door die afvalstoffen – al dan niet in verpakking – buiten een inrichting te storten en/of anderszins op of in de bodem te brengen en/of te verbranden: 0–5 m3

art. 10.2 Wet milieubeheer

1/2

BM

001

b

zich hebben ontdaan van afvalstoffen, door die afvalstoffen – al dan niet in verpakking – buiten een inrichting te storten en/of anderszins op of in de bodem te brengen en/of te verbranden: 5–10 m3

art. 10.2 Wet milieubeheer

1/2

BM

002

 

zich hebben ontdaan van afvalwater en/of andere afvalstoffen, anders dan vanuit een inrichting, door deze in een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater te brengen

art. 10.30 Wet milieubeheer

1/2

BM

003

 

zich door afgifte aan een ander hebben ontdaan van bedrijfsafvalstoffen; max. 10 m3

art. 10.37 Wet milieubeheer

1/2

BM

004

 

als degene die zich van bedrijfsafvalstoffen heeft ontdaan door deze af te geven aan een persoon als bedoeld in artikel 10.37, tweede lid, onder a tot en met f Wet milieubeheer, niet registreren van een of meer gegevens als bedoeld in art. 10.38 lid 1 onder a tot en met f Wet milieubeheer

art. 10.38 lid 1 Wet milieubeheer jo Art. 10.37 lid 2 sub a t/m f Wet milieubeheer

1/2

BM

005

 

als een persoon als bedoeld in artikel 10.37, tweede lid, onder a of b Wet milieubeheer, die zich van bedrijfsafvalstoffen heeft ontdaan door deze af te geven aan een andere zodanige persoon, niet melden van, met betrekking tot een zodanige afgifte, de in artikel 10.38, eerste lid Wet milieubeheer bedoelde gegevens aan een door onze minister aan te wijzen instantie

art. 10.38 lid 3 Wet milieubeheer jo Art. 10.38 lid 1sub a tot en met f jo Art. 10.37 lid 2 sub a of b Wet milieubeheer

1/2

BM

006

 

als degene die zich van bedrijfsafvalstoffen heeft ontdaan door afgifte aan een persoon als bedoeld in artikel 10.37, tweede lid, onder a tot en met e Wet milieubeheer, aan degene die opdracht heeft de afvalstoffen naar die persoon te vervoeren, niet verstrekken van een begeleidingsbrief, welke ten minste de in het eerste lid, onder a, en de in artikel 10.38, eerste lid Wet milieubeheer, bedoelde gegevens bevatte

art. 10.39 lid 2 Wet milieubeheer jo Art. 10.39 lid 1 jo Art. 10.37 lid 2 sub a t/m e Wet milieubeheer

1/2

BM

007

 

als degene als bedoeld in artikel 10.37, tweede lid, onder a of b Wet milieubeheer, aan wie bedrijfsafvalstoffen worden afgegeven, zodanige afgifte niet melden aan een door onze minister aan te wijzen instantie

art. 10.40 lid 1 Wet milieubeheer jo Art. 10.37 lid 2 sub a of b Wet milieubeheer

1/2

BM

008

 

als degene als bedoeld in artikel 10.40, eerste lid Wet milieubeheer, bedrijfsafvalstoffen in ontvangst nemen zonder dat hem daarbij een omschrijving en een begeleidingsbrief als bedoeld in artikel 10.39, eerste lid, onder a en b Wet milieubeheer, is verstrekt

art. 10.40 lid 2 Wet milieubeheer jo Art. 10.40 lid 1 Wet milieubeheer jo Art. 10.39 lid 1 sub a en b Wet milieubeheer

1/2

BM

009

 

als degene die bedrijfsafvalstoffen vervoert, terwijl hij die afvalstoffen onder zich heeft, geen begeleidingsbrief als bedoeld in artikel 10.39 Wet milieubeheer bij die afvalstoffen aanwezig hebben

art. 10.44 lid 1 Wet milieubeheer

1/2

BM

010

 

bedrijfsafvalstoffen inzamelen zonder vermelding op een lijst van inzamelaars

art. 10.45 lid 1 sub a Wet milieubeheer

1/2

           
     

Nummers BM 029 – BM 042: Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA)

   

BM

029

 

overbrengen van afvalstoffen in strijd met de vervoersvoorwaarden verbonden aan de kennisgeving

art. 10.60 lid 6 onder a Wm i.v.m. art. 10 lid 1 of lid 2 EVOA in combinatie met artikel 11 en 12 EVOA

1/2

BM

030

 

overbrengen van afvalstoffen zonder de betrokken bevoegde autoriteiten (tijdig) op de hoogte te brengen van een – wegens onvoorziene omstandigheden benodigde – routewijziging bij een algemene kennisgeving

art. 10.60 lid 5 onder a Wm i.v.m. art. 13 lid 2 EVOA

1/2

BM

031

 

overbrengen van afvalstoffen in strijd met de voorwaarde dat naderhand aanvullende informatie en documentatie wordt verstrekt aan de betrokken bevoegde autoriteiten in geval van een algemene kennisgeving

art. 10.60 lid 6 onder a Wm i.v.m. art. 13 lid 3 EVOA

1/2

BM

032

 

overbrengen van afvalstoffen terwijl niet binnen drie dagen na ontvangst van de afvalstoffen door de, met voorlopige nuttige toepassing of verwijdering belaste, inrichting een schriftelijke bevestiging van ontvangst van die afvalstoffen is toegestuurd

art. 10.60 lid 5 onder a Wm i.v.m. art. 15 onder c EVOA

1/2

BM

033

a

overbrengen van afvalstoffen terwijl niet: zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 30 dagen na de voltooiing en uiterlijk één kalenderjaar na ontvangst van de afvalstoffen, door de inrichting die de voorlopige nuttige toepassing of voorlopige verwijdering heeft verricht, is bevestigd dat de voorlopige nuttige toepassing of voorlopige verwijdering is voltooid

art. 10.60 lid 7 onder a Wm i.v.m. art. 15 onder d of e EVOA

1/2

BM

033

b

overbrengen van afvalstoffen terwijl niet: afschriften van het vervoersdocument met de verklaring aan de kennisgever en/of de betrokken autoriteiten zijn verstuurd door de betrokken inrichting

art. 10.60 lid 7 onder a Wm i.v.m. art. 15 onder d of e EVOA

1/2

BM

034

 

overbrengen van afvalstoffen terwijl het vervoersdocument niet volledig of onjuist is ingevuld of niet is ondertekend door de kennisgever

art. 10.60 lid 5 onder a Wm i.v.m. art. 16 onder a EVOA

1/2

BM

035

 

overbrengen van afvalstoffen terwijl niet het ingevulde vervoersdocument aan de bevoegde autoriteit minimaal drie werkdagen voorafgaand aan het transport is toegezonden

art. 10.60 lid 5 onder a Wm i.v.m. art. 16 onder b EVOA

1/2

BM

036

 

overbrengen van afvalstoffen waarbij het transport van afvalstoffen op andere dan opgegeven transportdatum plaatsvindt

art. 10.60 lid 5 onder a Wm i.v.m. art. 16 onder b EVOA

1/2

BM

037

 

overbrengen van afvalstoffen waarbij het vervoer niet vergezeld gaat van de juiste documenten (vervoersdocument, de afschriften van het kennisgevingsdocument met de schriftelijke toestemmingen en de voorwaarden die door de betrokken bevoegde autoriteiten resp. zijn verleend en gesteld)

art. 10.60 lid 5 onder a Wm i.v.m. art. 16 onder c EVOA

1/2

BM

038

 

overbrengen van afvalstoffen terwijl de inrichting de ontvangst van de afvalstoffen niet binnen drie dagen na ontvangst van de afvalstoffen heeft bevestigd

art. 10.60 lid 5 onder a Wm i.v.m. art. 16 onder d EVOA

1/2

BM

039

a

overbrengen van afvalstoffen terwijl niet: zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 30 dagen na de voltooiing en uiterlijk één kalenderjaar na ontvangst van de afvalstoffen door de inrichting die de definitieve nuttige toepassing of definitieve verwijdering heeft verricht, is bevestigd dat de definitieve nuttige toepassing of definitieve verwijdering is voltooid

art. 10.60 lid 7 onder a Wm i.v.m. art. 16 onder e EVOA

1/2

BM

039

b

overbrengen van afvalstoffen terwijl niet: afschriften van het vervoersdocument met deze verklaring aan de kennisgever en de betrokken autoriteiten zijn verstuurd door de betrokken inrichting

art. 10.60 lid 7 onder a Wm i.v.m. art. 16 onder e EVOA

1/2

BM

041

a

overbrengen van afvalstoffen voor nuttige toepassing als bedoeld in artikel 3, tweede en/of vierde lid, van de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen, terwijl de overbrenging: niet vergezeld gaat van informatie als bedoeld in bijlage VII van de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen

art. 10.60 lid 2 Wm i.v.m. art. 2 onder 35 sub g iii EVOA

1/2

BM

041

b

overbrengen van afvalstoffen voor nuttige toepassing als bedoeld in artikel 3, tweede en/of vierde lid, van de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen, terwijl de overbrenging: vergezeld gaat van onjuiste informatie als bedoeld in bijlage VII van de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen

art. 10.60 lid 2 Wm i.v.m. art. 2 onder 35 sub g iii EVOA

1/2

BM

041

c

overbrengen van afvalstoffen voor nuttige toepassing als bedoeld in artikel 3, tweede en/of vierde lid, van de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen, terwijl de overbrenging: vergezeld gaat van onvolledige informatie als bedoeld in bijlage VII van de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen

art. 10.60 lid 2 Wm i.v.m. art. 2 onder 35 sub g iii EVOA

1/2

BM

042

 

niet gedurende ten minste 5 jaar door de kennisgever en/of de ontvanger en/of de inrichting die de afvalstoffen heeft ontvangen, bewaren van aan of door de bevoegde autoriteiten verzonden documenten inzake de overbrenging van afvalstoffen

art. 10.56 Wm i.v.m. art. 5 Regeling EG-verordening overbrenging van afvalstoffen

1/2

           
     

Nummer BM 011: Besluit inzamelen afvalstoffen

   

BM

011

 

als inzamelaar tijdens het inzamelen geen gewaarmerkte kopie van het certificaat waaruit blijkt dat hij op de lijst van inzamelaars staat vermeld, zichtbaar ten behoeve van de handhaving aanwezig hebben

art. 6 Besluit inzamelen afvalstoffen

1/2

           
     

Nummers BM 012 – BM 015: Besluit beheer autowrakken

   

BM

012

a

als producent en/of importeur van voertuigen die onder zijn verantwoordelijkheid in Nederland aan een ander ter beschikking zijn gesteld geen zorg dragen voor: een landelijk dekkend innamesysteem voor autowrakken

art. 8 sub a Besluit beheer autowrakken

1/2

BM

012

b

als producent en/of importeur van voertuigen die onder zijn verantwoordelijkheid in Nederland aan een ander ter beschikking zijn gesteld geen zorg dragen voor: het om niet kunnen afgeven van autowrakken

art. 8 sub b Besluit beheer autowrakken

1/2

BM

012

c

als producent en/of importeur van voertuigen die onder zijn verantwoordelijkheid in Nederland aan een ander ter beschikking zijn gesteld geen zorg dragen voor: het opzetten van een verwerkingssysteem voor autowrakken

art. 8 sub c Besluit beheer autowrakken

1/2

BM

013

 

als producent en/of importeur van voertuigen niet binnen dertien weken nadat dit besluit op hem van toepassing is geworden, aan Onze Minister mededeling doen over de wijze waarop uitvoering zal worden geven aan de verplichtingen

art. 12 lid 1 Besluit beheer autowrakken

1/2

BM

014

 

als producent en/of importeur van voertuigen niet de verplichtingen uitvoeren overeenkomstig de mededeling, zoals onze minister daarmee heeft ingestemd

art. 14 Besluit beheer autowrakken

1/2

BM

015

 

als producent en/of importeur van voertuigen niet voor 1 augustus van elk jaar aan Onze Minister een verslag zenden over de uitvoering van de verplichtingen in het voorafgaande kalenderjaar

art. 15 lid 1 Besluit beheer autowrakken

1/2

           
     

Nummer BM 016: Besluit beheer batterijen en accu’s 2008

   

BM

016

 

als producent en/of fabrikant van batterijen en/of accu’s niet binnen dertien weken nadat de Regeling beheer batterijen en accu’s 2008 op hem van toepassing is geworden, mededeling doen aan Onze Minister

art. 2 lid 1 Besluit beheer batterijen en accu’s 2008

1/2

           
     

Nummers BM 017 – BM 021: Regeling beheer batterijen en accu’s 2008

   

BM

017

 

als producent van draagbare batterijen en/of accu’s geen zorg dragen voor een inzamelingssysteem dat de eindgebruikers in staat stelt om zich in hun nabijheid kosteloos op een in voldoende mate toegankelijk inzamelpunt in Nederland van die draagbare batterijen en accu’s te ontdoen

art. 5 lid 1 Regeling beheer batterijen en accu’s 2008

1/2

BM

018

 

als producent van draagbare batterijen en/of accu’s geen zorg dragen voor een systeem voor de verwerking en de recycling als materiaal van afgedankte batterijen en accu’s

art. 7 lid 1 sub a Regeling beheer batterijen en accu’s 2008

1/2

BM

019

 

batterijen en/of accu’s en/of batterijpakken zijn voorzien van het symbool, bedoeld in bijlage II, van richtlijn 2006/66/EG (afvalcontainer met kruis)

art. 9 lid 1 sub a Regeling beheer batterijen en accu’s 2008

1/2

BM

020

 

als producent van draagbare batterijen en/of accu’s zich niet laten registreren bij de Minister van Infrastructuur en Milieu

art. 12 Regeling beheer batterijen en accu’s 2008

1/2

BM

021

 

als fabrikant en/of producent van draagbare batterijen en/of accu’s niet voor 1 augustus van elk jaar aan de Minister van Infrastructuur en Milieu een verslag zenden

art. 13 lid 1 Regeling beheer

1/2

           
     

Nummer BM 022: Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur

   

BM

022

 

als producent van elektrische en/of elektronische apparatuur niet binnen dertien weken nadat de Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur op hem van toepassing is geworden mededeling doen aan onze minister

art. 4 lid 1 Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur

1/2

           
     

Nummers BM 023 – BM 026: Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur

   

BM

023

 

als producent van elektrische en/of elektronische apparatuur niet zorg dragen voor een gescheiden inzameling van afgedankte, door hem geproduceerde elektrische en/of elektronische apparatuur, niet zijnde van particuliere huishoudens

art. 7 Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur

1/2

BM

024

 

als producent van elektrische en/of elektronische apparatuur geen zorg dragen voor vervoer en/of verwerking van afgedankte elektrische en/of elektronische apparatuur

art. 8 lid 1 en 2 Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur

1/2

BM

025

a

als producent van elektrische/elektronische apparatuur de door hem geproduceerde elektrische/elektronische apparatuur niet voorzien van: een symbool zoals opgenomen is in bijlage IV bij richtlijn nr. 2002/96/EG (afvalcontainer met kruis)

art. 13 lid 1 sub a Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur

1/2

BM

025

b

als producent van elektrische en/of elektronische apparatuur de door hem geproduceerde elektrische en/of elektronische apparatuur niet voorzien van: een aanduiding waardoor de producent duidelijk is te identificeren

art. 13 lid 1 sub b Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur

1/2

BM

025

c

als producent van elektrische/elektronische apparatuur de door hem geproduceerde elektrische/elektronische apparatuur niet voorzien van: een aanduiding waaruit blijkt dat het apparaat na 13 augustus 2005 op de markt is gebracht

art. 13 lid 1 sub c Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur

1/2

BM

026

 

als producent van elektrische en/of elektronische apparatuur niet binnen 6 maanden na afloop van ieder kalenderjaar de Minister van Infrastructuur en Milieu informeren

art. 16 Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur

1/2

           
     

Nummers BM 027 – BM 028: Regeling meetmethoden verbranden afvalstoffen

   

BM

027

 

niet voor 1 april van elk kalenderjaar de met betrekking tot het voorafgaande kalenderjaar geregistreerde gegevens vastgelegd in een rapport toezenden aan het bevoegd gezag

art. 14 lid 2 Regeling meet-methoden verbranden afvalstoffen

1/2

BM

028

 

niet binnen drie maanden nadat een meting of parallelmeting is uitgevoerd de rapportage aan het bevoegd gezag zenden

art. 15 lid 2 Regeling meet-methoden verbranden afvalstoffen

1/2

           
     

Nummers BM 043 – BM 044: Asbestverwijderingsbesluit (Avb)

   

BM

043

 

bij het gehele of gedeeltelijk slopen van een gebouw of object, niet beschikken over een asbestinventarisatierapport

artikel 3.1 Avb

1

BM

044

 

bij het verwijderen van asbest uit een gebouw of object, niet beschikken over een asbestinventarisatierapport

artikel 3.2 Avb

1

           
     

Nummers BM 045 – BM 066: Besluit gebruik meststoffen (BGM)

   

BM

045

 

gebruiken van meststoffen

art. 1a lid 1 BGM

1/2

BM

046

 

gebruiken van zuiveringsslib en overige organische meststoffen

art. 1b lid 1 BGM

1/2

BM

047

 

gebruiken van zuiveringsslib op weideland gedurende de periode van beweiding

art. 1d onderdeel a BGM

1/2

BM

048

 

gebruiken van zuiveringsslib op grond die wordt gebruikt voor de teelt van voedergewassen, minder dan drie weken voor de oogst

art. 1d onderdeel b BGM

1/2

BM

049

 

gebruiken van zuiveringsslib op grond die wordt gebruikt voor groente- of fruitaanplant, met uitzondering van fruitbomen, gedurende de groeiperiode van de groente onderscheidenlijk het fruit

art. 1d onderdeel c BGM

1/2

BM

050

 

gebruiken van zuiveringsslib op grond die is bestemd voor de teelt van groenten of vruchten, die gewoonlijk in rechtstreeks contact met de bodem staan en rauw worden geconsumeerd, minder dan tien maanden voor de oogst alsmede tijdens de oogst

art. 1d onderdeel d BGM

1/2

BM

051

a

gebruiken van dierlijke meststoffen of compost: op natuurterrein

art. 2 lid 1 BGM

1/2

BM

051

b

gebruiken van dierlijke meststoffen of compost: op overige grond

art. 2 lid 1 BGM

1/2

BM

052

 

gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, of een mengsel met deze meststoffen, terwijl de bodem geheel of gedeeltelijk is bevroren of geheel of gedeeltelijk is bedekt met sneeuw

art. 3 lid 1 BGM

1/2

BM

053

 

gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, compost, overige organische meststoffen of een mengsel met deze messtoffen, terwijl de bovenste bodemlaag met water is verzadigd

art. 3a BGM

1/2

BM

054

 

gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, compost, overige organische meststoffen of een mengsel met deze meststoffen in de periode van 1 september tot en met 31 januari, terwijl de bodem tegelijkertijd wordt bevloeid, beregend of geïnfiltreerd

art. 3b lid 1 BGM

1/2

BM

055

 

gebruiken van vaste dierlijke meststoffen of steekvast zuiveringsslib in de periode van 1 september tot en met 31 januari

art. 4 lid 1 BGM

1/2

BM

056

 

gebruiken van drijfmest of vloeibaar zuiveringsslib in de periode van 1 augustus tot en met 15 februari

art. 4 lid 3 BGM

1/2

BM

057

 

gebruiken van stikstofkunstmest op bouwland of grasland in de periode van 16 september tot en met 31 januari

art. 4a lid 1 BGM

1/2

BM

058

 

vernietigen van de graszode op grasland

art. 4b lid 1 BGM

1/2

BM

059

 

niet-emissie-arm aanwenden van dierlijke meststoffen, zuiveringsslib of een mengsel met deze meststoffen op grasland of bouwland

art. 5 BGM

1/2

BM

060

 

gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, compost, overige organische meststoffen of een mengsel met deze meststoffen anders dan door een zo gelijkmatig mogelijke verspreiding over het perceel waarop de meststoffen worden gebruikt

art. 6 BGM

1/2

BM

061

 

gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, compost, overige organische meststoffen of een mengsel met deze meststoffen op grond met een hellingspercentage van 7 of meer indien de desbetreffende grond is aangetast door geulenerosie

art. 6a lid 1 BGM

 

BM

062

 

gebruiken van dierlijke meststoffen, zuiveringsslib, compost, overige organische meststoffen of een mengsel met deze meststoffen op niet-beteelde grond met een hellingspercentage van 7 of meer

art. 6b lid 1 BGM

1/2

BM

063

 

gebruiken van stikstofkunstmest op niet-beteelde grond met een hellingspercentage van 7 of meer

art. 6c BGM

1/2

BM

064

 

gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, compost, overige organische meststoffen of een mengsel met deze meststoffen op bouwland met een hellingspercentage van 18 of meer

art. 6d BGM

1/2

BM

065

 

niet direct aansluitend na de teelt van maïs op zand- en lössgronden telen van een bij ministeriële regeling aangewezen gewas

art. 8a lid 1 BGM

1/2

BM

066

 

vernietigen van gewassen die na maïs worden geteeld, bedoeld in het eerste lid, voor 1 februari van het daarop volgende jaar

art. 8a lid 2 BGM jo art. 8a lid 1 BGM

1/2

           
     

Nummers BM 067 – BM 078: Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (Bhvbz)

   

BM

067

 

door de houder van een badinrichting geen zorg dragen dat voorafgaand aan de ingebruikneming van de badinrichting een analyse wordt uitgevoerd met betrekking tot het risico dat niet wordt voldaan aan het eerste lid van artikel 2a Bhvbz

art 2a lid 2 Bhvbz jo art. 2a lid 1 Bhvbz

2

BM

068

 

door de houder van een badinrichting niet binnen drie maanden na het gereedkomen van de risicoanalyse bedoeld in artikel 2a Bhvbz een beheersplan opstellen voor het zwem- of badwatersysteem van de badinrichting of niet binnen drie maanden een bestaand beheersplan herzien, terwijl uit risicoanalyse blijkt dat sprake is van het in artikel 2a, tweede lid, Bhvbz bedoelde risico

art 2b lid 1 Bhvbz jo art. 2a Bhvbz

2

BM

069

 

door de houder van een badinrichting de in het beheersplan, bedoeld in artikel 2b, eerste lid, Bhvbz, vermelde risicopunten niet ten minste halfjaarlijks op de aanwezigheid van Legionella laten onderzoeken door een laboratorium als bedoeld in artikel 10 Bhvbz

art 2c lid 1 jo art. 10 Bhvbz

2

BM

070

 

door de houder van een badinrichting niet onmiddellijk na de vaststelling van een concentratie van legionellabacteriën van 100 of meer kolonievormende eenheden per liter op de in artikel 2a, vierde lid, onder d, Bhvbz bedoelde risicopunten, gedeputeerde staten hiervan in kennis stellen

art 2d lid 1 Bhvbz

2

BM

071

 

ontbreken in de toevoer naar of afvoer van de filters, die deel uitmaken van de waterzuiverings¬installatie van een badinrichting, van een voorziening waarmee de hoeveelheid water kan worden bepaald, die in een bepaalde tijdseenheid wordt toegevoerd, onderscheidenlijk afgevoerd

art. 6 lid 1 Bhvbz

2

BM

072

 

ontbreken bij gesloten zandfilters, die deel uitmaken van de waterzuiverings¬installatie van een badinrichting, waarbij het filtermateriaal in fluïdisatie geraakt, van een voorziening waardoor dit in fluïdisatie geraken waargenomen kan worden

art 7 lid 2 Bhvbz

2

BM

073

 

door de houder van een badinrichting de parameters die zijn aangegeven in bijlage I van Bhvbz, niet ten minste zo vaak als in die bijlage is aangegeven, onderzoeken

art 9 lid 1 Bhvbz jo bijlage I Bhvbz

2

BM

074

 

door de houder van een badinrichting de parameters die zijn aangegeven in de bij dit besluit behorende bijlage I van Bhvbz niet ten minste zo vaak als in die bijlage is aangegeven, op de in de bijlage IV van Bhvbz aangegeven wijze, laten onderzoeken door een laboratorium dat voldoet aan de in artikel 10, eerste lid, Bhvbz gestelde eisen

art 10 lid 1 Bhvbz

2

BM

075

 

door de houder van een badinrichting de uitkomsten van een onderzoek als bedoeld in artikel 10 lid 1 Bhvbz, niet laten noteren in een aan hem uit te brengen rapport

art 10 lid 2 Bhvbz jo art 10 lid 1 Bhvbz

2

BM

076

 

vloeren van badinrichtingen die bestemd zijn om met blote voeten te worden betreden, zijn niet zodanig aangelegd dat het afvloeien van schrobwater of regenwater in het bassin niet mogelijk is

art 15 lid 1 onder c Bhvbz

2

BM

077

 

diepte van het zwem- en badwater van een badinrichting is voor de zwemmers en baders niet duidelijk zichtbaar aangegeven op alle punten waar dit met het oog op hun veiligheid van belang is

art 21 Bhvbz

2

BM

078

 

in de badinrichting wordt gedurende de openstelling niet in voldoende mate toezicht uitgeoefend

art 25 Bhvbz

2

           
     

Nummers BM 079 – BM 081: Ontgrondingenwet (Ogw)

   

BM

079

a

ontgronden zonder vergunning: als degene die ontgrondt

art. 3 Ogw

1/2

BM

079

b

ontgronden zonder vergunning: als zakelijk gerechtigde of als gebruiker van enig onroerende zaak

art. 3 Ogw

1/2

BM

080

 

niet melden van een van de vergunningplicht vrijgestelde ontgronding

art. 7 Ogw

1/2

BM

081

 

starten met een ontgronding zonder machtiging verleend door bevoegd gezag na verstrijken termijn als bedoeld in artikel 3:16 Awb

art. 12 Ogw

1/2

           
     

Nummers BM 082 – BM 089: Wet bodembescherming (WBB)

   

BM

082

a

door degene die de bodem saneert, alsmede degene die de sanering feitelijk uitvoert niet melden van (voorschriften opgenomen in beschikking, provinciale of gemeentelijke verordening): start sanering overeenkomstig vastgestelde termijn of voorafgaand aan de feitelijke sanering

39a WBB / Provinciale Milieu Verordening (PMV)

1/2

BM

082

b

door degene die de bodem saneert, alsmede degene die de sanering feitelijk uitvoert niet melden van (voorschriften opgenomen inbeschikking, provinciale of gemeentelijke verordening): het bereiken van de einddiepte van een grondsanering vóór het aanbrengen van aanvulgrond of deklaag

39a WBB / Provinciale Milieu Verordening (PMV)

1/2

BM

083

 

door degene die voornemens is te saneren dan wel handelingen te verrichten ten gevolge waarvan de verontreiniging van de bodem wordt verminderd en/of verplaatst overeenkomstig de regels gesteld krachtens het eerste lid van artikel 39 a, eerste lid WBB, dat voornemen niet vijf werkdagen voor de start van de bussanering melden aan gedeputeerde staten van de betrokken provincie

39b lid3 WBB (jo 2.1 RUS)

1/2

BM

084

a

door degene die op en/of in de bodem handelingen verricht met betrekking tot niet gevaarlijk afval, terwijl hij of zij wist of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat door die handelingen de bodem kan worden verontreinigd en/of aangetast, niet nemen van alle maatregelen die redelijkerwijs van hem/haar kunnen worden gevergd, teneinde die verontreiniging en/of aantasting te voorkomen, dan wel te beperken en/of verminderen: 0 t/m 5 m3

13 WBB

1/2

BM

084

b

door degene die op en/of in de bodem handelingen verricht met betrekking tot niet gevaarlijk afval, terwijl hij of zij wist of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat door die handelingen de bodem kan worden verontreinigd en/of aangetast, niet nemen van alle maatregelen die redelijkerwijs van hem/haar kunnen worden gevergd, teneinde die verontreiniging en/of aantasting te voorkomen, dan wel te beperken en/of verminderen: 6 t/m 10 m3

13 WBB

1/2

BM

085

 

door degene die voornemens is de bodem te saneren, bij de melding daarvan bij gedeputeerde staten van de betrokken provincie niet verstrekken van de juiste gegevens

28 WBB

1/2

BM

086

 

door degene die de bodem saneert of degene die de sanering feitelijk uitvoert, hebben van een depot langer dan de duur van de sanering of langer dan 6 maanden

39a WBB en 2.1. Wabo

1/2

BM

087

a

door degene die bouw- en sloopafval bewerkt met een mobiele puinbreker niet (tijdig) melden van dat bewerken aan burgemeester en wethouders

art. 4 lid 1 Besluit mobiel breken bouw- en sloopafval

1

BM

088

 

door degene die de bodem heeft gesaneerd, dan wel een fase van de sanering heeft uitgevoerd, daarvan niet zo spoedig mogelijk een verslag indienen bij gedeputeerde staten of in dat verslag niet de vereiste gegevens verstrekken

39c WBB

1/2

BM

089

 

door degene die de bodem heeft gesaneerd, dan wel een fase van de sanering heeft uitgevoerd, het nazorgplan niet tegelijk, dan wel niet zo spoedig mogelijk na de toezending van het saneringsverslag indienen

39d WBB

1/2

           
     

Nummers BM 090 – BM 104: Besluit uniforme saneringen (BUS) en Regeling uniforme saneringen (RUS)

   

BM

090

 

door degene die de bodem saneert of degene die de sanering feitelijk uitvoert, niet afdoende afsluiten en/of omgeven van de saneringslocatie en/of depots met een hekwerk

2 lid 2 BUS (jo 2.2 lid 3 RUS)

1/2

BM

091

 

door de milieukundig begeleider van de sanering niet bijhouden van een logboek

2 lid 2 BUS (jo 2.3, derde lid RUS)

1/2

BM

092

 

door degene die de bodem saneert of degene die de sanering feitelijk uitvoert, niet (tijdig) melden van wijzigingen o.b.v. het Besluit uniforme saneringen en de daarbij behorende Regeling uniforme saneringen

10 lid 1 en 2 bus en art. 1.4 lid 1 en 2 RUS

1/2

BM

093

 

door degene die de bodem saneert of door degene die de sanering feitelijk uitvoert, niet deugdelijk afdekken van opgeslagen bij de sanering vrijkomende verontreinigde grond en/of bodemvreemd materiaal

2 lid 2 BUS (jo 2.4 RUS) 8.1 Wm

1/2

BM

094

 

door degene die de bodem saneert, of degene die de sanering feitelijk uitvoert, niet deugdelijk afdekken van containers voor tijdelijke opslag van bij de sanering vrijkomende verontreinigde grond en/of bodemvreemd materiaal

2 lid 2 BUS (jo 2.4 RUS) 8.1 Wm

1/2

BM

095

 

door degene die de bodem saneert, of degene die de sanering feitelijk uitvoert, tijdelijke depots met bij de sanering vrijkomende verontreinigde grond of bodemvreemd materiaal na afronding van de grondsanering of langer dan 6 maanden in werking hebben

2 lid 2 BUS (jo 2.4 RUS) 8.1 Wm

1/2

BM

096

 

door degene die de bodem saneert, of degene die de sanering feitelijk uitvoert, vrijgekomen asbesthoudende grond of bodemmateriaal niet uiterlijk binnen vier weken na het vrijkomen ervan afvoeren

2 lid 2 BUS (jo 2.5 RUS)

1/2

BM

097

 

door degene die de bodem saneert, of degene die de sanering feitelijk uitvoert, de verontreinigingsituatie onder de isolatielaag niet beschrijven in het evaluatieverslag m.b.t. kleinschalige immobiele verontreinigingen

2 lid 2 BUS (jo 3.1.9 RUS)

1/2

BM

098

a

door degene die de bodem saneert, of degene die de sanering feitelijk uitvoert, niet afvoeren van de ontgraven verontreinigde grond m.b.t. kleinschalige immobiele verontreinigingen: t/m 10 m3

2 lid 2 en 3 BUS (jo 3.1.2 RUS, jo 3.2.2 onder b

1/2

BM

098

b

door degene die de bodem saneert, of degene die de sanering feitelijk uitvoert, niet afvoeren van de ontgraven verontreinigde grond m.b.t. kleinschalige immobiele verontreinigingen: van 11 m3 tot 40 m3

2 lid 2 en 3 BUS (jo 3.1.2 RUS, jo 3.2.2 onder b

1/2

BM

099

 

door degene die de bodem saneert, of degene die de sanering feitelijk uitvoert, langer dan 3 werkdagen opslaan van verontreinigde grond op de saneringslocatie ter bepaling van de afvoerbestemming m.b.t. kleinschalige mobiele verontreinigingen

2 lid 2 BUS (jo 3.2.7 RUS)

1/2

BM

100

 

door degene die de bodem saneert, of degene die de sanering feitelijk uitvoert, niet melden van de datum waarop de einddiepte van de ontgraving zal worden bereikt uiterlijk één werkdag voorafgaande aan het bereiken van dat punt aan het bevoegd gezag gemeld m.b.t. kleinschalige mobiele verontreinigingen

2 lid 2 BUS (jo 3.2.6 RUS)

1/2

BM

101

 

door degene die de bodem saneert, of degene die de sanering feitelijk uitvoert m.b.t. tijdelijk uitplaatsen van verontreinigde grond de grond niet terugplaatsen in de ontgraving

2 lid 2 en en 3 en 7 BUS (jo 3.3.2 RUS)

1/2

BM

102

 

niet schriftelijk melden van de datum van voltooiing van de sanering binnen twee weken na beëindiging van de saneringswerkzaamheden aan het bevoegd gezag

11 BUS (jo 4.1 RUS)

1/2

BM

103

 

door degene die de landbodem of waterbodem heeft gesaneerd, niet na de uitvoering van de sanering daarvan binnen acht weken na beëindiging van de saneringswerkzaamheden schriftelijk verslag doen aan het bevoegd gezag of niet de juiste gegevens verstrekken in het verslag

13 BUS

1/2

BM

104

 

door degene die saneert, niet uiterlijk vijf werkdagen voorafgaande aan de aanvang van de sanering aan het bevoegd gezag schriftelijk de datum of het tijdstip van de feitelijke aanvang van de saneringswerkzaamheden melden

39b lid3 Wbb, art 2, lid 2 BUS jo 2.1 RUS

1/2

           
     

Nummers BM 105 – BM 112: Besluit bodemkwaliteit (Bbk)

   

BM

105

a

vervaardigen en/of invoeren en/of voor toepassing in Nederland en/of voor handelsdoeleinden voor de Nederlandse markt voorhanden hebben en/of vervoeren en/of aan een ander ter beschikking stellen en/of toepassen van bouwstoffen terwijl niet: de samenstellings- en emissiewaarden van de bouwstof zijn bepaald overeenkomstig de bij ministeriele regeling gestelde methoden door of onder toezicht van een persoon of instelling die daartoe beschikt over een erkenning

art. 28 lid 1 onder a Bbk

1/2

BM

105

b

vervaardigen en/of invoeren en/of voor toepassing in Nederland en/of voor handelsdoeleinden voor de Nederlandse markt voorhanden hebben en/of vervoeren en/of aan een ander ter beschikking stellen en/of toepassen van bouwstoffen terwijl niet: een bij ministeriele regeling aangewezen persoon of instelling op een bij ministeriele regeling voorgeschreven wijze heeft vastgesteld dat de vastgestelde maximale samenstellings- en emissiewaarden niet zijn overschreden

Art. 28 lid 1 onder b Bbk

1/2

BM

105

c

vervaardigen en/of invoeren en/of voor toepassing in Nederland en/of voor handelsdoeleinden voor de Nederlandse markt voorhanden hebben en/of vervoeren en/of aan een ander ter beschikking stellen en/of toepassen van bouwstoffen terwijl niet: uit een milieuhygiënische verklaring blijkt dat wordt voldaan aan het bepaalde in onderdeel a en b

art. 28 lid 1 onder c Bbk

1/2

BM

105

d

vervaardigen en/of invoeren en/of voor toepassing in Nederland en/of voor handelsdoeleinden voor de Nederlandse markt voorhanden hebben en/of vervoeren en/of aan een ander ter beschikking stellen en/of toepassen van bouwstoffen terwijl niet: een afleveringsbon bij de desbetreffende partij aanwezig is die de bij ministeriele regeling vastgestelde gegevens bevat

art. 28 lid 1 onder d Bbk

1/2

BM

106

 

door degene die voornemens is een bouwstof toe te passen, dit voornemen niet ten minste vijf werkdagen voor het toepassen aan de Minister van Infrastructuur en Milieu melden

art. 32 lid 1 Bbk

1/2

BM

107

 

door degene die voornemens is een IBC-bouwstof toe te passen als bedoeld in artikel 30, dat voornemen niet ten minste vier weken voor het toepassen aan de Minister van Infrastructuur en Milieu melden

art. 32 lid 2 Bbk

1/2

BM

108

 

door degene die voornemens is grond en/of baggerspecie toe te passen, niet overeenkomstig de bij ministeriele regeling bepaalde methoden door een persoon of instelling die daartoe beschikt over een erkenning, de kwaliteit van de grond of baggerspecie laten vaststellen

art. 38 lid 1 Bbk

1/2

BM

109

 

geen milieuhygiënische verklaring aanwezig hebben bij een partij grond en/of baggerspecie

art. 38 lid 2 Bbk

1/2

BM

110

 

de kwaliteit van de bodem waarop of waarin de grond en/of baggerspecie wordt toegepast, niet laten vaststellen overeenkomstig de bij regeling van Onze Ministers bepaalde methoden door een persoon of instelling die daartoe beschikt over een erkenning

art. 40 lid 1 jo 9 lid 1 Bbk

1/2

BM

111

 

niet aanwezig hebben van een milieuhygiënische verklaring waaruit de kwaliteit van de bodem blijkt

art. 40, lid 2 Bbk

1/2

BM

112

 

door degene die voornemens is grond en/of baggerspecie toe te passen, dat voornemen niet ten minste vijf werkdagen van tevoren aan de Minister van Infrastructuur en Milieu melden

art. 42 jo art. 35 Bbk

1/2

           
     

Nummers BM 337 – BM 346: Besluit risico’s zware ongevallen (BRZO)

   

BM

337

 

als drijver van de inrichting niet voorhanden hebben van het document, bedoeld in artikel 5, tweede lid, BRZO met betrekking tot het beleid ter voorkoming van zware ongevallen

art. 5 lid 2 BRZO

2

BM

338

 

als drijver van de inrichting niet ingevoerd hebben van een veiligheidsbeheerssysteem, bedoeld in artikel 5, derde lid, BRZO

art. 5 lid 3 BRZO

2

BM

339

 

als drijver van de inrichting niet onverwijld schriftelijk in kennis van het bevoegd gezag stellen van de significante wijzigingen als bedoeld in artikel 6 BRZO

art. 6 lid 1 BRZO

2

BM

340

 

in de inrichting niet aanwezig zijn van een veiligheidsrapport, bedoeld in artikel 9 van het BRZO

art. 9 BRZO

2

BM

341

 

niet tijdig toezenden van het bijgewerkte veiligheidsrapport aan het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 14 BRZO

art. 14 lid 1 BRZO

2

BM

342

 

niet beschikken over een bijgewerkte lijst van in de inrichting aanwezige gevaarlijke stoffen, bedoeld in artikel 21 van het BRZO

art. 21 lid 1 BRZO

2

BM

343

 

het niet tijdig door degene die de BRZO-inrichting gaat drijven, toezenden aan het bevoegd gezag van de nog niet verstrekte gegevens als bedoeld in bijlage III, onder e, 3 en onder r, BRZO

13 lid 2 jo lid 1 BRZO

2

BM

344

 

het niet tijdig door degene die de BRZO-inrichting gaat drijven, toezenden aan het bevoegd gezag van de nog niet verstrekte gegevens als bedoeld in artikel 4.13, eerste lid, van de Regeling omgevingsrecht

13 lid 2 BRZO j. 4.13 lid 1 Regeling omgevingsrecht

2

BM

345

 

het niet tijdig door de drijver van een inrichting toezenden aan het bevoegd gezag van de nog niet verstrekte gegevens als bedoeld in bijlage III, onder 1, onder e, 3o, en onder r, BRZO

13 lid 3 jo lid 1 BRZO

2

BM

346

 

het niet tijdig door degene die de BRZO-inrichting gaat drijven, toezenden aan het bevoegd gezag van de nog niet verstrekte gegevens als bedoeld in artikel 4.17 van de Regeling omgevingsrecht

artikel 13, lid 3 BRZO jo artikel 4.17 van de Regeling omgevingsrecht

2

           
     

Nummers BM 119 – BM 126: Besluit detectie radioactief besmet schroot

   

BM

119

a

een inrichting drijven en niet onverwijld de ioniserende straling van het schroot dat binnen de inrichting wordt gebracht meten: meetapparatuur wel aanwezig

art. 3 Besluit detectie radioactief besmet schroot

1/2

BM

119

b

een inrichting drijven en niet onverwijld de ioniserende straling van het schroot dat binnen de inrichting wordt gebracht meten: meetapparatuur niet aanwezig

art. 3 Besluit detectie radioactief besmet schroot

1/2

BM

120

 

een inrichting drijven zonder een register van de metingen, bedoeld in art. 3 Besluit detectie radioactief besmet schroot, bij te houden

art. 5 Besluit detectie radioactief besmet schroot jo art. 3 Besluit detectie radioactief besmet schroot

1/2

BM

121

 

metingen als bedoeld in artikel 3 Besluit detectie radioactief besmet schroot niet door deskundige laten verrichten

art. 6 jo art.3 Besluit detectie radioactief besmet schroot

2

BM

122

 

de registratie van de gegevens als bedoeld in artikel 5 Besluit detectie radioactief besmet schroot niet door deskundige laten verrichten

art. 6 jo art. 5 Besluit detectie radioactief besmet schroot

2

BM

123

 

het niet stellen van financiële zekerheid ter dekking van de kosten die voortvloeien uit verwijderen van radioactief besmet schroot

art. 7/8/9 Besluit detectie radioactief besmet schroot

2

BM

124

 

het niet stellen van financiële zekerheid ter dekking van de kosten die voortvloeien uit het afvoeren van afgedankte hoogactieve bron

art. 20d Besluit stralingsbescherming

2

BM

125

a

voor het verwerven van een hoogactieve bron niet aan de Minister van Economische Zaken verstrekken van: iinformatie over volume van de bron en bronhouder en vaste afscherming

art. 20f Besluit stralingsbescherming

1/2

BM

125

b

voor het verwerven van een hoogactieve bron niet aan de Minister van Economische Zaken verstrekken van: schriftelijk bewijs dat fin. zekerheid is gesteld

art. 20f Besluit stralingsbescherming

1/2

BM

126

 

als ondernemer die handelingen als bedoeld in art. 120 van het Besluit stralingsbescherming verricht geen administratie bij houden van die handelingen

art. 120 Besluit stralingsbescherming

1/2

           
     

Nummers BM 127 – BM 135: Scheepsafvalstoffenbesluit (SAB)

   

BM

127

 

als schipper er geen zorg voor dragen dat bilgewater en overige olie- en vethoudende scheepsafvalstoffen aan boord in de bilge van de machinekamer, onderscheidenlijk gescheiden in de daarvoor bestemde verzamelreservoirs, worden verzameld en bewaard

art. 11 SAB

1/2

BM

128

 

als schipper voor de opslag van afgewerkte olie los aan dek staande verzamelreservoirs gebruiken

art. 12 lid 2 SAB

1/2

BM

129

 

als schipper er niet zorg voor dragen dat een geldig olie-afgifteboekje aan boord aanwezig is

art. 14 lid 1 SAB

1/2

BM

130

 

als schipper, na verkrijging van een nieuw olie-afgifteboekje, niet het voorgaande olie-afgifteboekje ten minste zes maanden na de datum van de laatste daarin opgenomen vermelding van een afgifte aan boord bewaren

art. 14 lid 4 SAB

1/2

BM

131

a

als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: het schip bij het laden vrij van overslagresten of het verwijderen van overslagresten na het laden

art. 33 jo 41 SAB

2

BM

131

b

als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: aansluitend aan het lossen van droge lading van of uit het laadruim van een schip de in het laadruim achtergebleven restlading en/of verpakkings- en stuwingsmateriaal verwijderen en zoveel mogelijk toevoegen aan geloste lading

art 33 jo 42 SAB

2

BM

131

c

als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: aansluitend aan het lossen van vloeibare lading uit een ladingtank van een schip met behulp van een leiding, aangesloten op het nalenssysteem van het schip, de restlading uit de ladingtank verwijderen, zodanig dat de losstandaard nagelensde ladingtank wordt bereikt

art 33 jo 43 SAB

2

BM

131

d

als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: bij het lossen uit een laadruim of een ladingtank van een schip het laadruim of die ladingtank wassen en het afvalwater met ladingrestanten innemen

art. 33 jo 45 SAB

2

BM

131

e

als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: wassen van het laadruim en de ladingtank en het innemen en op de bedrijfsriolering lozen van afvalwater dat ladingrestanten bevat in een geval als bedoeld in artikel 46, eerste en tweede lid, SAB

art. 33 jo 46 SAB

2

BM

131

f

als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: in het laadruim achterlaten van afvalwater dat ladingrestanten bevat en zich na het lossen of wassen in dat laadruim bevindt, in een geval als bedoeld in artikel 48, onder a t/m c, SAB

art. 33 jo 48 SAB

2

BM

131

g

als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: voorleggen van de losverklaring in drievoud aan de schipper dan wel, als het schip niet onder gezag van de schipper staat, aan de exploitant van het schip

art. 33 jo 53, vierde lid SAB

2

BM

131

h

als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: het bewaren van het ingevolge artikel 54 SAB ontvangen exemplaar van de losverklaring in de bedrijfsadministratie

art 33 SAB

2

BM

132

 

de schipper draagt er geen zorg voor dat de losverklaringen, ontvangen overeenkomstig art 53 SAB, het transport begeleiden

art 56 SAB

1/2

BM

133

 

als schipper met het schip na het laden de laadplaats verlaten zonder zich ervan te vergewissen dat de overslagresten zijn verwijderd

art.55, lid 1

1/2

BM

134

a

als schipper met het schip na het lossen de losplaats verlaten zonder zich ervan te vergewissen dat: de overslagresten zijn verwijderd

art. 55, lid 2, onderdeel a SAB

1/2

BM

134

b

als schipper met het schip na het lossen de losplaats verlaten zonder zich ervan te vergewissen dat: alle geloste laadruimen zijn nagelost en/of ladingtanks nagelensd

art. 55, lid 2, onderdeel a SAB

1/2

BM

134

c

als schipper met het schip na het lossen de losplaats verlaten zonder zich ervan te vergewissen dat: voldaan is aan de wasverplichting indien die van toepassing is dan wel hem daartoe volgens de bepalingen uit art 47 SAB een voorziening is toegewezen

art. 55, lid 2, onderdeel a SAB

1/2

BM

134

d

als schipper met het schip na het lossen de losplaats verlaten zonder zich ervan te vergewissen dat: het afvalwater dat ladingresten bevat, is ingenomen, dan wel hem daartoe een ontvangstvoorziening is toegewezen, in een geval als bedoeld in de artikelen 45, 46 of 49 SAB

art. 55, lid 2, onderdeel a SAB

1/2

BM

135

 

als schipper met het schip na het lossen de losplaats verlaten zonder te voldoen aan de bepalingen ten aanzien van de losverklaring uit artikel 54 SAB

art. 55, lid 2, onderdeel a SAB

1/2

           
     

Nummers BM 136 – BM 165: Vuurwerkbesluit (Vwb)

   

BM

136

 

als ondernemer consumentenvuurwerk aan een particulier afleveren buiten de verkoopruimte

art. 2.3.4 Vwb

1/2

BM

137

a

andere werkzaamheden in de bufferbewaarplaats verrichten dan volgens vs. 3.2 van Bijlage I Vuurwerkbesluit is toegestaan: inrichtingen t/m 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.2

1/2

BM

137

b

andere werkzaamheden in de bufferbewaarplaats verrichten dan volgens vs. 3.2 van Bijlage I Vuurwerkbesluit is toegestaan: inrichtingen vanaf 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.2

2

BM

138

a

in de bufferbewaarplaats andere werkzaamheden verrichten dan het inbrengen/uitnemen van verpakt vuurwerk: inrichtingen t/m 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.3

1/2

BM

138

b

in de bufferbewaarplaats andere werkzaamheden verrichten dan het inbrengen/uitnemen van verpakt vuurwerk: inrichtingen vanaf 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.3

2

BM

139

a

de deur van de bufferbewaarplaats niet gesloten houden anders dan ten tijde van het inbrengen of uitnemen van consumentenvuurwerk: inrichtingen t/m 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.4

1/2

BM

139

b

de deur van de bufferbewaarplaats niet gesloten houden anders dan ten tijde van het inbrengen of uitnemen van consumentenvuurwerk: inrichtingen vanaf 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.4

2

BM

140

a

niet voldoen aan inrichting bufferbewaarplaats volgens vs. 3.6 van Bijlage I Vuurwerkbesluit: inrichtingen t/m 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.6

1/2

BM

140

b

niet voldoen aan inrichting bufferbewaarplaats volgens vs. 3.6 van Bijlage I Vuurwerkbesluit: inrichtingen vanaf 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.6

2

BM

141

a

tijdens de toegestane verkoopdagen voor de verkoop van consumentenvuurwerk meer dan 500 kg consumentenvuurwerk aanwezig hebben in de verkoopruimte: inrichtingen t/m 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.1

1/2

BM

141

b

tijdens de toegestane verkoopdagen voor de verkoop van consumentenvuurwerk meer dan 500 kg consumentenvuurwerk aanwezig hebben in de verkoopruimte: inrichtingen t/m 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.1

2

BM

142

a

buiten de openingstijden van de winkel tijdens de toegestane verkoopdagen voor de verkoop van consumentenvuurwerk anders dan 200 kg fop- en schertsvuurwerk in de verkoopruimte aanwezig hebben: inrichtingen t/m 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.1

1/2

BM

142

b

buiten de openingstijden van de winkel tijdens de toegestane verkoopdagen voor de verkoop van consumentenvuurwerk anders dan 200 kg fop- en schertsvuurwerk in de verkoopruimte aanwezig hebben: inrichtingen vanaf 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.1

2

BM

143

a

het in de verkoopruimte aanwezige vuurwerk niet hebben opgeslagen in een vitrine, stelling of winkelkast: inrichtingen t/m 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.2

1/2

BM

143

b

het in de verkoopruimte aanwezige vuurwerk niet hebben opgeslagen in een vitrine, stelling of winkelkast: inrichtingen vanaf 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.2

2

BM

144

a

het in de verkoopruimte aanwezige vuurwerk hebben opgeslagen in een vitrine, stelling of winkelkast, welke vitrine, stelling of winkelkast zich niet buiten het bereik van het publiek bevindt: inrichtingen t/m 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.2

1/2

BM

144

b

het in de verkoopruimte aanwezige vuurwerk hebben opgeslagen in een vitrine, stelling of winkelkast, welke vitrine, stelling of winkelkast zich niet buiten het bereik van het publiek bevindt: inrichtingen vanaf 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.2

2

BM

145

a

het niet voldoen aan de constructie-eisen zonder dat vuurwerk aanwezig is: inrichtingen t/m 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb paragraaf 2

1/2

BM

145

b

het niet voldoen aan de constructie-eisen zonder dat vuurwerk aanwezig is: inrichtingen vanaf 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb paragraaf 2

2

BM

146

a

het niet voldoen aan de constructie-eisen terwijl vuurwerk aanwezig is: inrichtingen t/m 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb paragraaf 2

1/2

BM

146

b

het niet voldoen aan de constructie-eisen terwijl vuurwerk aanwezig is: inrichtingen vanaf 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb paragraaf 2

2

BM

147

a

het niet voldoen aan de voorschriften m.b.t. brandveiligheidsinstallatie zonder dat vuurwerk aanwezig is: inrichtingen t/m 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb paragraaf 5

1/2

BM

147

b

het niet voldoen aan de voorschriften m.b.t. brandveiligheidsinstallatie zonder dat vuurwerk aanwezig is: inrichtingen vanaf 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb paragraaf 5

2

BM

148

a

het niet voldoen aan de voorschriften m.b.t. brandveiligheidsinstallatie terwijl vuurwerk aanwezig is: inrichtingen t/m 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb paragraaf 5

1/2

BM

148

b

het niet voldoen aan de voorschriften m.b.t. brandveiligheidsinstallatie terwijl vuurwerk aanwezig is: inrichtingen vanaf 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb paragraaf 5

2

BM

149

a

in gebruik nemen van bewaarplaats, bufferbewaarplaats en verkoopruimte zonder dat voldaan is aan vs. 5.3 van Bijlage I Vuurwerkbesluit met betrekking tot inspectierapport en/of certificaat B: inrichtingen t/m 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 5.3

1/2

BM

149

b

in gebruik nemen van bewaarplaats, bufferbewaarplaats en verkoopruimte zonder dat voldaan is aan vs. 5.3 van Bijlage I Vuurwerkbesluit met betrekking tot inspectierapport en/of certificaat B: inrichtingen vanaf 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 5.3

2

BM

150

 

als degene die vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik vervaardigt, binnen het grondgebied van Nederland brengt, of voor handelsdoeleinden voorhanden heeft, niet registreren hetgeen onder artikel 1.4 lid 1, sub a en b is aangeduid

art. 1.4.2 lid 1 Vwb

2

BM

152

 

als degene die vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengt, niet een melding doen bij bevoegd gezag die voldoet aan art. 1.3.2 lid 1 Vuurwerkbesluit

art. 1.3.2 lid 1 Vwb

2

BM

153

 

als degene die consumentenvuurwerk aan een groothandelaar ter beschikking stelt of professioneel vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik aan een ander ter beschikking stelt, niet een melding doen bij bevoegd gezag die voldoet aan art. 1.4.1 lid 1 Vuurwerkbesluit

art. 1.4.1 lid 1 Vwb

2

BM

154

 

vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik in de handel brengen, voorhanden hebben of aan een ander ter beschikking stellen dat/die niet voldoen aan de fundamentele veiligheidseisen

art. 1A.2.1 lid 1 Vwb

2

BM

155

 

vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik in de handel brengen voorhanden hebben of aan een ander ter beschikking stellen terwijl dat/die niet zijn onderworpen aan de conformiteitsbeoordelingsprocedure

art. 1A.2.1 lid 2 Vwb

2

BM

156

 

vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik in de handel brengen, voorhanden hebben, aan een ander ter beschikking stellen of gebruiken anders dan met inachtneming van de voorschriften gesteld bij of krachtens de artikelen 1A.4.1, 2.1.3, 3.1.1 en 3A.1.1 met betrekking tot de aanduiding en het bezigen van vermeldingen

art. 1A.2.1 lid 3 Vwb

2

BM

157

 

in strijd met artikel 1.2.5 Vuurwerkbesluit niet ononderbroken een vervoermiddel met vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik beladen en/of daaruit lossen

art. 1.2.5 lid 1 onder b Vwb

1/2

BM

159

a

als degene die een inrichting drijft als bedoeld in artikel 1.1.4, 2.2.1, 3.2.1 of 3A.2.1 Vuurwerkbesluit er niet voor zorgen dat B&W en/of de burgemeester van de gemeente waarin de inrichting is gelegen en/of de commandant van de regionale brandweer, bij de toegang tot de inrichting direct toegang hebben tot in ieder geval de actuele gegevens als bedoeld in artikel 1.4.3 Vuurwerkbesluit: opslag voor doorvoer

art. 1.4.3 Vwb jo art. 1.4.1 Vwb jo art. 2.2.1 Vwb jo art. 3.2.1 Vwb jo art. 3A.2.1 Vwb

2

BM

159

b

als degene die een inrichting drijft als bedoeld in artikel 1.1.4, 2.2.1, 3.2.1 of 3A.2.1 Vuurwerkbesluit er niet voor zorgen dat B&W en/of de burgemeester van de gemeente waarin de inrichting is gelegen en/of de commandant van de regionale brandweer, bij de toegang tot de inrichting direct toegang hebben tot in ieder geval de actuele gegevens als bedoeld in artikel 1.4.3 Vuurwerkbesluit: opslag cons.vuurwerk

art. 1.4.3 Vwb jo art. 1.4.1 Vwb jo art. 2.2.1 Vwb jo art. 3.2.1 Vwb jo art. 3A.2.1 Vwb

1/2

BM

159

c

als degene die een inrichting drijft als bedoeld in artikel 1.1.4, 2.2.1, 3.2.1 of 3A.2.1 Vuurwerkbesluit er niet voor zorgen dat B&W en/of de burgemeester van de gemeente waarin de inrichting is gelegen en/of de commandant van de regionale brandweer, bij de toegang tot de inrichting direct toegang hebben tot in ieder geval de actuele gegevens als bedoeld in artikel 1.4.3 Vuurwerkbesluit: opslag professioneel evt. met cons. vuurwerk en/of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik

art. 1.4.3 Vwb jo art. 1.4.1 Vwb jo art. 2.2.1 Vwb jo art. 3.2.1 Vwb jo art. 3A.2.1 Vwb

2

BM

159

d

als degene die een inrichting drijft als bedoeld in artikel 1.1.4, 2.2.1, 3.2.1 of 3A.2.1 Vuurwerkbesluit er niet voor zorgen dat B&W en/of de burgemeester van de gemeente waarin de inrichting is gelegen en/of de commandant van de regionale brandweer, bij de toegang tot de inrichting direct toegang hebben tot in ieder geval de actuele gegevens als bedoeld in artikel 1.4.3 Vuurwerkbesluit: opslag pyrotechnische artikelen voor theatergebruik evt. met cons.vuurwerk en/of professioneel vuurwerk

art. 1.4.3 Vwb jo art. 1.4.1 Vwb jo art. 2.2.1 Vwb jo art. 3.2.1 Vwb jo art. 3A.2.1 Vwb

2

BM

160

 

zonder daartoe verleende vergunning consumentenvuurwerk, professioneel vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik tot ontbranding brengen, ten behoeve daarvan opbouwen, installeren, bewerken, dan wel na ontbranding verwijderen

art. 3B.1 lid 1 Vwb

1/2

BM

162

 

als aanvrager naar het oordeel van het bevoegd gezag bij de aanvraag niet op genoegzame wijze door verzekering of anderszins financiële zekerheid stellen ter dekking van de aansprakelijkheid, en/of welke zekerheid tenminste € 2 500 000,00 per gebeurtenis bedraagt en welke zekerheid in ieder geval in stand wordt gehouden tot het moment waarop de vergunning vervalt

art. 3B.2 Vwb

2

BM

163

 

geen melding doen als bedoeld in artikel 3B.4 lid 1 Vuurwerkbesluit aan bevoegd gezag voorafgaand aan het tot ontbranding brengen van theatervuurwerk en/of consumentenvuurwerk

art. 3B.4 lid 1 Vwb j. 3B.1 lid 1 Vwb

1/2

BM

164

 

niet ten minste 2 weken voordat de artikelen tot ontbranding worden gebracht een melding als bedoeld in art. 3b.4 lid 1 Vwb doen toekomen aan het bevoegd gezag

art. 3B4 lid 4 Vwb

1/2

BM

165

 

als degene aan wie een vergunning, als bedoeld in artikel 3B.1, eerste lid, Vuurwerkbesluit is verleend, niet voldoen aan hetgeen in voorschrift 3B.6 Vuurwerkbesluit met betrekking tot het bijhouden van een register is opgenomen

art. 3B.6 Vwb jo art. 3B.1 lid 1 Vwb

1/2

           
     

Nummers BM 166 – BM 168: Wet explosieven voor civiel gebruik (Wecg)

   

BM

166

 

als houder van een vergunning of een bewijs van toestemming voor de overbrenging van explosieven, niet deze explosieven tot aan de plaats waar de overbrenging eindigt en/of bij het verlaten van het grondgebied van Nederland, doen vergezellen van deze vergunning of dit bewijs van toestemming

artikel 14 Wecg

1/2

BM

167

 

als degene voor wie de explosieven bestemd zijn en/of als onderneming uit de sector explosieven niet op verzoek van de autoriteit, die daarom verzoekt als bedoeld in artikel 16 Wet explosieven civiel gebruik, de gegevens die hem ter beschikking staan, zenden aan deze bevoegde autoriteit

artikel 16 Wecg

1/2

BM

168

 

geen registratie bijhouden die voldoet aan hetgeen in artikel 21 Wet exposieven voor civiel gebruik is gesteld

artikel 21 Wecg

1/2

           
     

Nummer BM 169 en BM 332: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

   

BM

169

e

zonder omgevingsvergunning aanwezig hebben van gevaarlijke stoffen in een BRZO-inrichting

2.1, lid 1, onder e, 3o Wabo

1/2

BM

169

f

in strijd met de voorschriften van de omgevingsvergunning aanwezig hebben van gevaarlijke stoffen in een BRZO-inrichting

2.3, onder a, Wabo

1/2

BM

169

a

een bouwwerk slopen zonder de vereiste vergunning of ontheffing volgens een provinciale of gemeentelijke verordening: particulier-eigenaar/opdrachtgever

art. 2.2 Wabo

1

BM

169

b

een bouwwerk slopen zonder de vereiste vergunning of ontheffing volgens een provinciale of gemeentelijke verordening: bedrijfsmatig-eigenaar/opdrachtgever

art. 2.2 Wabo

2

BM

169

c

een bouwwerk slopen zonder de vereiste vergunning of ontheffing volgens een provinciale of gemeentelijke verordening: particulier-aannemer

Art. 2.2 Wabo

1

BM

169

d

een bouwwerk slopen zonder de vereiste vergunning of ontheffing volgens een provinciale of gemeentelijke verordening: bedrijfsmatig-aannemer

art. 2.2 Wabo

2

BM

332

 

zonder een omgevingsvergunning oprichten, veranderen of veranderen van de werking, of in werking hebben van een inrichting

2.1 lid 1 onder e Wabo

1/2

           
     

Nummers BM 170 – BM 172: Wet milieubeheer BRZO

   

BM

170

 

niet zo spoedig mogelijk melden van een ongewoon voorval in een inrichting, niet zijnde een BRZO-inrichting

art. 17.2, 1e lid Wm

1/2

BM

170

a

niet zo spoedig mogelijk melden van een ongewoon voorval in een BRZO-inrichting

17.2, 1e lid Wet Milieubeheer jo 4 jo 8 BRZO

1/2

BM

171

 

niet (tijdig) verstrekken van voorgeschreven gegevens met betrekking tot een ongewoon voorval in een inrichting, niet zijnde een BRZO-inrichting

art. 17.2, 2e lid jo 1e lid Wm

1/2

BM

171

a

niet (tijdig) verstrekken van voorgeschreven gegevens met betrekking tot een ongewoon voorval in een BRZO-inrichting

17.2, 2e lid jo 1e lid Wm jo 4 jo 8 BRZO

1/2

BM

172

 

niet zo spoedig mogelijk (binnen 48 uur) melden van een gebeurtenis m.b.t. een afvalvoorziening, niet zijnde een BRZO-inrichting

art. 17.5a, 1e lid WM

1/2

BM

172

a

niet zo spoedig mogelijk (binnen 48 uur) melden van een gebeurtenis m.b.t. een afvalvoorziening, zijnde een BRZO-inrichting

17.5a, 1e lid Wm jo 4 jo 9 BRZO

1/2

           
     

Nummers BM 173 – BM 220 en BM 329-330: Besluit Algemene Regels voor Inrichtingen Milieubeheer (Barim)

   

BM

173

 

niet ten minste vier weken voor de oprichting van een nieuwe inrichting dit melden aan het bevoegd gezag

art. 1.10 lid 1 Barim

1/2

BM

174

 

verbranden van afvalstoffen (hout) in een inrichting

art. 1.4 jo 2.14a, 1e lid Barim

1/2

BM

175

 

niet binnen 8 weken na beëindiging van de inrichting de daarin aanwezige afvalstoffen uit de inrichting afvoeren

art. 1.4 jo 2.14a, 7e lid Barim

1/2

BM

176

 

niet aanwezig hebben van een actuele beschrijving van de procedures van acceptatie en controle van ontvangen afvalstoffen, i.v.m. doelmatig beheer van de op- en/of overgeslagen en/of te verwerken afvalstoffen binnen de inrichting

art. 1.4 jo 2.14b, 1e lid Barim

1/2

BM

177

 

vanuit een inrichting lozen op en/of in de bodem en/of in een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, niet zijnde een vuilwaterriool

art. 1.4 jo 2.2, 1e lid Barim

1/2

BM

178

 

niet aanwezig zijn van een bedrijfsnoodplan in een inrichting waar gasdrukmeet- en regelstations categorie B en/of C in werking zijn

art. 1.4 jo 3.12, 1e lid Barim

1/2

BM

179

 

ontbreken van de in artikel 3.12, tweede lid, Barim voorgeschreven informatie in het bedrijfsnoodplan, bedoeld in artikel 3.12, eerste lid, Barim

art. 1.4 jo 3.12, 2e lid Barim

1/2

BM

180

 

niet aan de regionale brandweer en/of bevoegd gezag toesturen van een bedrijfsnoodplan, bedoeld in artikel 3.12, eerste lid, Barim, of wijzigingen daarvan

art. 1.4 jo 3.12, 3e lid Barim

1/2

BM

181

 

bedienend personeel geen toegang bieden tot de documenten, bedoeld in artikel 3.12, vijfde lid, Barim

art. 1.4 jo 3.12, 5e lid Barim

1/2

BM

182

 

niet tenminste eenmaal per kalenderjaar laten beoordelen van een windturbine op de noodzakelijke beveiligingen, onderhoud en reparaties door een deskundige op dat gebied

art. 1.4 jo 3.14, 1e lid Barim

1/2

BM

183

 

niet onverwijld opheffen van afwijkingen geconstateerd tijdens de uitvoering van de in artikel 3.20, vierde lid, bedoelde controle van een systeem voor dampretour Stage-II

art. 1.4 jo 3.20, 5e lid jo 4e lid Barim

1/2

BM

184

 

de resultaten van de metingen en/of herkeuring en/of controle, bedoeld in artikel 3.20, Barim worden niet tenminste drie jaar opgenomen in een installatieboek

art. 1.4 jo 3.22, 1e lid jo 3e lid Barim

1/2

BM

185

 

ontbreken in het installatieboek van een plattegrond op een schaal van ten minste één op tweehonderdvijftig aanduidende uit- en inwendige samenstelling van de inrichting en toebehoren en/of alle bewijzen van gecertificeerde en/of geaccrediteerde aanleg en inspectie uit te voeren op grond van het Barim

art. 1.4 jo 3.22, 2e lid Barim

1/2

BM

186

 

niet tenminste eenmaal per twee kalenderjaren keuren van een koelinstallatie met een inhoud van 12 kg of meer aan natuurlijk koudemiddel op veilig functioneren en/of lekkages en/of energiezuinigheid

art.1.4 jo 4.20, 1e lid jo. 3e lid Barim

1/2

BM

187

 

niet tenminste eenmaal per twee kalenderjaren keuren van een ammoniakkoelsysteem, als bedoeld in artikel 4.20, tweede lid, Barim op veilig functioneren en/of lekkages en/of energiezuinigheid

art. 1.4 jo 4.20, 3e jo. 2e lid Barim

1/2

BM

188

 

niet laten uitvoeren van een keuring van een koelinstallatie en/of een ammoniakkoelsysteem, als bedoeld in artikel 4.20, derde lid, Barim door een onafhankelijk deskundig persoon, die van de keuring een rapport opmaakt dat hij ter beschikking stelt aan de drijver van de inrichting

art. 1.4 jo 4.20, 4e lid jo. 3e lid Barim

1/2

BM

189

 

niet binnen twee weken uitvoeren van onderhoud, terwijl uit een keuring aan een koelinstallatie en/of een ammoniakkoelsysteem blijkt dat onderhoud vereist is

art. 1.4 jo 4.20, lid 5e jo 3e lid Barim

1/2

BM

190

 

als drijver van de inrichting niet vragen van een bewijs waaruit blijkt wanneer, door wie en welk onderhoud aan een koelinstallatie is verricht

art. 1.4 jo 4.20, 1e jo. 3e jo. 5e lid of artikel 4.20, 2e jo. 3e jo. 5e lid Barim

1/2

BM

191

 

niet bewaren van het laatst opgestelde keuringsrapport en/of het laatst opgestelde onderhoudsbewijs met betrekking tot een koelinstallatie en/of een ammoniakkoelsysteem

art. 1.4 jo 4.20, 6e lid Barim

1/2

BM

192

 

in een inrichting de buitenlucht hout en/of kurk en/of houten en/of kurken en/of houtachtige voorwerpen met behulp van een nevelspuit coaten en/of lijmen en/of reinigen met vluchtige organische stoffen houdende producten

art. 1.4 jo 4.22 Barim

1/2

BM

193

 

in een inrichting in de buitenlucht kunststof en/of kunststof producten met behulp van een nevelspuit coaten en/of lijmen en/of reinigen met vluchtige organische stoffen houdende producten

art. 1.4 jo 4.28, 1e lid Barim

1/2

BM

194

 

in een inrichting in de buitenlucht verspanende en/of thermische bewerkingen en/of mechanische eindafwerking van metalen uitvoeren

art. 1.4 jo 4.32, 1e lid Barim

1/2

BM

195

 

in een inrichting in de buitenlucht verrichten van laswerkzaamheden

art. 1.4 jo 4.39, 1e lid Barim

1/2

BM

196

 

in een inrichting in de buitenlucht straalwerkzaamheden verrichten

art. 1.4 jo 4.49, 1e lid Barim

1/2

BM

197

 

in een inrichting in de buitenlucht anorganische deklagen op metalen aanbrengen

art. 1.4 jo 4.57, 1e lid Barim

1/2

BM

198

 

in een inrichting in de buitenlucht natuursteen en/of kunststeen mechanisch bewerken

art. 1.4 jo 4.74a Barim

1/2

BM

199

 

in een inrichting in de buitenlucht met behulp van een nevelspuit lijmen en/of harsen en/of coatings aanbrengen op natuursteen en/of kunststeen

art. 1.4 jo 4.74e Barim

1/2

BM

200

 

niet aanhouden van een afstand van ten minste 20 meter tussen een op de wal geplaatste vaste afleverinstallatie voor het afleveren van lichte olie aan vaartuigen en buiten de inrichting gelegen kwetsbare objecten

art. 1.4 jo 4.77, 2e lid Barim

1/2

BM

201

 

toestaan van overnachting en/of recreatief verblijf door derden binnen een afstand van 20 meter van een bunkerstation voor opslag van lichte olie en/of binnen een afstand van 20 meter van een op de wal geplaatste vaste afleverinstallatie voor het afleveren van lichte olie aan vaartuigen

art. 1.4 jo 4.77, 3e lid Barim

1/2

BM

202

 

bij aflevering van vloeibare brandstoffen aan vaartuigen niet voldoende absorptiemiddelen en/of andere hulpmiddelen aanwezig hebben voor de eerste bestrijding van een waterverontreiniging als gevolg van morsingen en/of een calamiteit bij de aflevering

art. 1.4 jo 4.78, 1e lid Barim

1/2

BM

204

 

aanwezig hebben van meer dan 4 autowrakken in een inrichting voor onderhoud en/of reparatie van motorvoertuigen, niet zijnde een autodemontagebedrijf of een inrichting voor het opslaan van autowrakken in het kader van hulpverlening aan kentekenhouders door een daartoe aangewezen instantie of in het kader van onderzoek door politie of justitie

art. 1.4 jo 4.84, 1e lid Barim

1/2

BM

205

 

anders dan bij een demontagebedrijf verwijderen en/of nuttig toepassen van een autowrak en/of de daarin aanwezige materialen of onderdelen, tenzij sprake is van de uitzondering vermeld in artikel 4.84, tweede lid, onder 1e en/of 2e, Barim

art. 1.4 jo 4.84, 2e lid Barim

1/2

BM

206

 

in een inrichting in de buitenlucht proefdraaien van verbrandingsmotoren

art. 1.4 jo 4.84, 3e lid Barim

1/2

BM

207

 

in een inrichting niet uitsluitend voor de eindreiniging van zeefdrukramen gebruiken van reinigingsmiddelen met een vlampunt groter dan 55 graden Celsius en op waterbasis

art. 1.4 jo 4.90, 1e lid Barim

1/2

BM

208

 

geen registratie bijhouden van het verbruik aan vluchtig organische stoffen in kilogram per jaar bij het gebruik voor zeefdruk per jaar van meer dan 1000 kilogram inkt op basis van organische oplosmiddelen

art. 1.4 jo 4.90, 2e lid Barim

1/2

BM

209

 

niet tenminste drie jaren in de inrichting bewaren en/of ter inzage houden van een registratie als bedoeld in artikel 4.90, tweede lid, Barim

art. 1.4 jo 4.90, 3e lid Barim

1/2

BM

210

 

niet voeren van een oplosmiddelenboekhouding waarin het verbruik van vluchtig organische stoffen per kilogram per jaar wordt geregistreerd bij uitoefening van activiteiten als bedoeld in artikel 4.95, eerste lid, Barim

art. 1.4 jo 4.95, 3e jo 1e lid Barim

1/2

BM

211

 

niet ten minste gedurende drie jaar in de inrichting bewaren en/of ter inzage houden van de oplosmiddelenboekhouding als bedoeld in artikel 4.95, derde lid, Barim

art. 1.4 jo 4.95, 5e lid Barim

1/2

BM

212

 

in een inrichting meetinstrumentarium niet ter plaatse van een meetplaats bevestigen

art. 1.4 jo 4.99, 17e lid Barim

1/2

BM

213

 

als drijver van de inrichting niet bewaren van het laatste keurings- en/of onderhoudsrapport met betrekking tot een machine bestemd voor het reinigen met een koolwaterstof, waaruit mede blijkt wie en wanneer de keuring of het onderhoud heeft en/of is verricht

art. 1.4 jo 4.101, 3e lid Barim

1/2

BM

214

 

niet in het belang van het doelmatig beheer van afvalstoffen in een jachthaven van gebruikers van de jachthaven innemen van in ieder geval de afvalstoffen, genoemd in artikel 4.106, 1e lid, onder a tot en met d, Barim

art. 1.4 jo 4.106, 1e lid Barim

1/2

BM

215

 

aan de gebruikers van een jachthaven vragen van een aparte financiële vergoeding voor de inzameling van afvalstoffen, bedoeld in artikel 4.106, 1e lid, Barim

art. 1.4 jo 4.106, 4e lid jo. 1e lid Barim

1/2

BM

216

 

bij een jachthaven, die gewoonlijk wordt aangedaan door zeegaande pleziervaartuigen, niet na overleg met betrokken partijen eens in de drie jaar een passend plan vaststellen voor het in ontvangst nemen en verder beheren van afvalstoffen

art. 1.4 jo 4.107, 3e lid Barim

1/2

BM

217

 

door degene die een jachthaven drijft, niet eens in de drie jaar een plan als bedoeld in artikel 4.107, derde lid, Barim aan het bevoegd gezag ter goedkeuring voorleggen

art. 1.4 jo 4.107, 3e lid Barim

1/2

BM

218

 

in een inrichting niet inpandig slachten van dieren en/of bewerken van dierlijke bijproducten

art. 1.4 jo 4.111, 1e lid Barim

1/2

BM

219

 

in een inrichting niet uitschakelen van de verlichting in de buitenlucht tussen 2300 uur en 0700 uur en/of als er geen sport beoefend wordt en/of als er geen onderhoud plaatsvindt

art. 1.4 jo 4.113, 1e jo 2e lid Barim

1/2

BM

220

 

in of vanuit een inrichting lozen van spuiwater uit recreatieve visvijvers op een oppervlaktewaterlichaam en/of op of in de bodem en/of in een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, niet zijnde een vuilwaterriool

art. 1.4 jo 4.113a, 2e lid Barim

1/2

BM

329

 

bij het drijven van een inrichting waar uitsluitend of in hoofdzaak horeca-, sport- of recreatieactiviteiten plaatsvinden, niet in achtnemen van het maximaal toegestane geluidsniveau overschrijding: min. 10 dB(A), max. 21 dB(A)

2.17 Barim

1/2

BM

330

 

bij het drijven van een inrichting waar uitsluitend of in hoofdzaak horeca-, sport- of recreatieactiviteiten plaatsvinden, overschrijden van het maximaal toegestane geluidsniveau (overschrijding: 22 dB(A) of meer)

2.17 Barim

1/2

           
     

Nummers BM 221 – BM 223: Regeling Algemene Regels voor Inrichtingen Milieubeheer (Rarim)

   

BM

221

 

opstellen van een op de wal geplaatste vaste installatie voor het afleveren van vloeibare brandstoffen aan vaartuigen anders dan boven een lekbak of een vloeistofdichte vloer of verharding

art. 1.4 jo 4.79 Barim jo 4.87 Rarim

1/2

BM

222

 

als drijver van de inrichting er geen zorg voor dragen dat machinaal schuren geschiedt met mechanische stofafzuiging waarbij het vrijkomende schuurstof in een stofzak wordt opgevangen

art. 1.4 jo 4.88 Barim jo 4.98 Rarim

1/2

BM

223

 

in een inrichting onderhouden, repareren en afspuiten van pleziervaartuigen of repareren, onderhouden en behandelen van de oppervlakte van pleziervaartuigen of onderdelen daarvan, waarbij vloeistoffen vrij kunnen komen, op andere wijze dan boven een bodembeschermende voorziening

art. 1.4 jo 4.88 Barim jo 4.99 Rarim

1/2

           
     

Nummers BM 224 – BM 229: Waterwet (Wtw)

   

BM

224

 

zonder vergunning minder schadelijke stoffen in een oppervlaktewaterlichaam brengen anders dan vanuit een inrichting

6.2 jo 6.6 Wtw

1/2

BM

225

 

zonder vergunning van gedeputeerde staten grondwater onttrekken of water infiltreren zonder vergunning als bedoeld in artikel 6.4 Waterwet (max. 50 m3/u)

6.4 Wtw

1/2

BM

226

 

door degene die handelingen verricht als bedoeld in artikel 6.8 Waterwet, een daardoor veroorzaakte verontreiniging of aantasting van de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam niet zo spoedig mogelijk melden aan de beheerder

6.9, lid 1 Wtw

1/2

BM

227

a

met een voertuig betreden van een waterstaatswerk in beheer bij het Rijk, in strijd met een toegangsverbod: met motorvoertuig

6.10 Wtw

1/2

BM

227

b

met een voertuig betreden van een waterstaatswerk in beheer bij het Rijk, in strijd met een toegangsverbod: zonder motorvoertuig

6.10 Wtw

1/2

BM

228

a

brengen van stoffen, niet zijnde een gevaarlijke (afval)stof, in een oppervlaktewaterlichaam in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften: 1 t/m 10% overschrijding

6.20, lid 3 Wtw

1/2

BM

228

b

brengen van stoffen, niet zijnde een gevaarlijke (afval)stof, in een oppervlaktewaterlichaam in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften: 11 t/m 20% overschrijding

6.20, lid 3 Wtw

1/2

BM

228

c

brengen van stoffen, niet zijnde een gevaarlijke (afval)stof, in een oppervlaktewaterlichaam in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften: 21 t/m 30% overschrijding

6.20, lid 3 Wtw

1/2

BM

228

d

brengen van stoffen, niet zijnde een gevaarlijke (afval)stof, in een oppervlaktewaterlichaam in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften: 31 t/m 40% overschrijding

6.20, lid 3 Wtw

1/2

BM

228

e

brengen van stoffen, niet zijnde een gevaarlijke (afval)stof, in een oppervlaktewaterlichaam in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften 41 t/m 50% overschrijding

6.20, lid 3 Wtw

1/2

BM

229

a

handelen in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningsvoorschriften: niet melden van een calamiteit van relatief geringe omvang

6.20 lid 3 Wtw

1/2

BM

229

b

handelen in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningsvoorschriften: niet voldoen aan administratieve verplichtingen

6.20 lid 3 Wtw

1/2

BM

229

c

handelen in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningsvoorschriften: niet treffen van voorgeschreven voorzieningen

6.20 lid 3 Wtw

1/2

           
     

Nummers BM 230 – BM 233: Waterbesluit (Wtb)

   

BM

230

 

niet melden bij het bevoegd gezag van een grondwateronttrekking of infiltratie van water, waarvoor geen vergunning is vereist krachtens artikel 6.4 Waterwet of een verordening van het waterschap

6.11, lid 1 Wtb

1/2

BM

231

 

niet voldoen aan de meetplicht ten aanzien van de in elk kwartaal onttrokken hoeveelheid grondwater of geïnfiltreerd water

6.11, lid 2 Wtb

1/2

BM

232

 

niet voldoen aan de verplichting tot het meten van de kwaliteit van geïnfiltreerd water overeenkomstig de bij ministeriële regeling gestelde regels

6.11, lid 3 Wtb

1/2

BM

233

 

niet binnen de hiervoor gestelde termijn opgave doen aan het bevoegd gezag over de in het voorgaande kalenderjaar gemeten hoeveelheden onttrokken grondwater, geïnfiltreerd water of de kwaliteit van het geïnfiltreerde water

6.11, lid 4 Wtb

1/2

           
     

Nummers BM 234 – BM 235: Waterregeling (Wtr)

   

BM

234

 

niet ten minste vier weken voor de uitvoering van een werk of een activiteit waarvoor krachtens artikel 6.12 of 6.13 Waterbesluit geen vergunning is vereist, dit schriftelijk melden aan de minister van I & M

6.14 lid 1 Wtr

1/2

BM

235

a

niet voldoen aan de verplichting dat de debietmeet- en bemonsteringsvoorzieningen: in goede staat verkeren

7.6 Wtr

 

BM

235

b

niet voldoen aan de verplichting dat de debietmeet- en bemonsteringsvoorzieningen: overeenkomstig de voorschriften van de leverancier zijn geïnstalleerd en/of onderhouden

7.6 Wtr

1/2

BM

235

c

niet voldoen aan de verplichting dat de debietmeet- en bemonsteringsvoorzieningen: regelmatig worden schoongemaakt

7.6 Wtr

 

BM

235

d

niet voldoen aan de verplichting dat de debietmeet- en bemonsteringsvoorzieningen: veilig toegankelijk zijn

7.6 Wtr

1/2

           
     

Nummers BM 236 – BM 239: Besluit lozing afvalwater huishoudens (Blah)

   

BM

236

 

lozen van huishoudelijk afvalwater in een oppervlaktewaterlichaam, terwijl de afstand tot het dichtstbijzijnde vuilwaterriool of een zuiveringtechnisch werk waarop aansluiting kan plaatsvinden, 40 meter of minder bedraagt

10 Blah

1/2

BM

238

 

huishoudelijk afvalwater niet voorafgaand aan het lozen in een oppervlaktewaterlichaam door een zuiveringsvoorziening geleiden

11 Blah

1/2

BM

239

 

degene die voornemens is huishoudelijk afvalwater vanuit een particulier huishouden op en/of in de bodem en/of in een oppervlaktewaterlichaam te lozen, heeft dit voornemen niet ten minste zes weken voorafgaand aan het plaatsen van een zuiveringsvoorziening gemeld aan het bevoegd gezag

13 Blah

1/2

           
     

Nummers BM 240 – BM 255: Drinkwaterbesluit (Dwb)

   

BM

240

 

niet uitvoeren van een meetprogramma

14 (via 31) Dwb jo. art. 10 Dwr

1/2

BM

241

 

niet terstond of volledig informeren van de door Onze Minister als zodanig aangewezen toezichthouder dat drinkwater niet voldoet aan artikel 21, eerste lid, Drinkwaterwet of aan een in tabel I en/of II van bijlage A van Drinkwaterbesluit gestelde eis, en/of over het onderzoek of de nemen herstelmaatregelen, bedoeld in artikel 22 Drinkwaterbesluit

23 jo 31, eerste lid Dwb

1/2

BM

242

 

eigenaar van een collectieve watervoorziening heeft niet of onvoldoende een legionella-risicoanalyse bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het Drinkwaterbesluit laten uitvoeren overeenkomstig de hiervoor gestelde regels

37 lid 1 Dwb jo art. 5 Regeling legionellapreventie

1/2

BM

243

 

eigenaar van een collectief leidingnet heeft niet een legionella-risicoanalyse bedoeld in artikel 37, tweede lid, van het Drinkwaterbesluit laten uitvoeren van overeenkomstig de hiervoor gestelde regels

37 lid 2 Dwb jo art. 5 Regeling legionellapreventie

1/2

BM

244

 

legionella-risicoanalyse, bedoeld in het eerste of tweede lid van artikel 37 Drinkwaterbesluit, laten uitvoeren door een niet daarvoor op basis van BRL 6010 gecertificeerd bedrijf

37 lid 3 Dwb

1/2

BM

245

 

niet binnen drie maanden na iedere voor het in artikel 37, eerste of tweede lid, Drinkwaterbesluit bedoelde risico relevante wijziging van een collectieve watervoorziening of collectief leidingnet, of het gebruik daarvan, dan wel een wijziging van factoren die invloed kunnen hebben op dat risico, opnieuw uitvoeren van de legionella-risicoanalyse, bedoeld in het eerste lid of tweede lid artikel 37, eerste of tweede lid, Drinkwaterbesluit

37 lid 4 Dwb

1/2

BM

246

 

niet door een daarvoor overeenkomstig BRL 6010 gecertificeerde persoon of bedrijf op basis van de legionella-risicoanalyse laten opstellen van een legionella-beheersplan, dan wel herzien van een bestaand legionella-beheersplan met betrekking tot de inrichting en het beheer van een collectieve watervoorziening, dan wel collectief leidingnet, terwijl uit een legionella-risicoanalyse als bedoeld in artikel 37, eerste, tweede of vierde lid, Drinkwaterbesluit is gebleken dat er een risico is dat niet wordt voldaan aan artikel 27 of artikel 36, eerste lid, Drinkwaterbesluit

38 lid 1 Dwb

1/2

BM

247

 

niet binnen drie maanden na het tijdstip van gereedkomen van de in artikel 37, vierde lid, Drinkwaterbesluit bedoelde legionella-risicoanalyse opstellen van een legionella-beheersplan, dan wel herzien van een bestaand legionella-beheersplan, terwijl de legionella-risicoanalyse daartoe aanleiding geeft

38 lid 2 Dwb

1/2

BM

248

 

niet uitvoeren van maatregelen en controles overeenkomstig het legionellabeheersplan

40 lid 1 Dwb

1/2

BM

249

 

niet in een logboek aantekening houden van de krachtens hoofdstuk 4 Drinkwaterbesluit uitgevoerde maatregelen, controles en onderzoeken, alsmede van de resultaten daarvan, of gedurende drie jaar bewaren van deze gegevens

40 lid 2 Dwb

1/2

BM

250

 

niet terstond en volledig informeren van de door Onze Minister als zodanig aangewezen inspecteur dat het drinkwater, bedoeld in artikel 36 lid 1 Dwb meer dan 1000 kolonievormende eenheden legionellabacteriën per liter bevat

41 lid 3 Dwb

1/2

BM

251

 

niet op de voorgeschreven wijze het drinkwater onderzoeken op de aanwezigheid van legionellabacteriën

42 Dwb jo art. 6 en 7 van de Regeling legionellapreventie

1/2

BM

252

a

bij de uitvoering van de legionella-risicoanalyse, bedoeld in artikel 37, eerste of tweede lid, van het Drinkwaterbesluit bij de tappunten, bedoeld in artikel 35 vierde lid Drinkwaterbesluit, van een collectieve watervoorziening, dan wel een collectief leidingnet: het drinkwater niet onderzoeken op de aanwezigheid van legionellabacteriën

43 lid 1 Dwb

1/2

BM

252

b

bij de uitvoering van de legionella-risicoanalyse, bedoeld in artikel 37, eerste of tweede lid, van het Drinkwaterbesluit bij de tappunten, bedoeld in artikel 35 vierde lid Drinkwaterbesluit, van een collectieve watervoorziening, dan wel een collectief leidingnet: het drinkwater daarna niet ten minste om de zes maanden onderzoeken (van toepassing op alle collectieve installaties behoudens situatie c)

43 lid 1 Dwb

1/2

BM

253

 

het drinkwater niet tenminste eenmaal per jaar onderzoeken indien de collectieve watervoorziening of het collectieve leidingnet maximaal zeven maanden per jaar in gebruik is

43 lid 2 Dwb

1/2

BM

254

 

het niet in acht nemen van de voorwaarden en voorschriften opgenomen in BRL K 14010-1 bij de toepassing van fysisch of fotochemisch beheer door de eigenaar van de collectieve watervoorziening of het collectief leidingnet

44 lid 4 Dwb

1/2

BM

255

 

het niet in acht nemen van de voorwaarden en voorschriften opgenomen in BRL K 14010-2 bij de toepassing van elektrochemisch beheer door de eigenaar van de collectieve watervoorziening of het collectief leidingnet

44 lid 5 Dwb

1/2

           
     

Nummers BM 256 – BM 259 en BM 322-336: Besluit lozen buiten inrichtingen (Blbi)

   

BM

256

 

door degene die voornemens is te lozen als bedoeld in de artikelen 3.1, tweede, derde, vierde en zesde lid, onderdeel a, 3.2, derde, vijfde, zevende en negende lid, 3.5, derde en vierde lid, 3.6, tweede lid, 3.10, eerste lid, 3.11, eerste lid, 3.12, eerste lid, 3.13, zevende en negende lid, 3.17, eerste en tweede lid, 3.20, vijfde lid, 3.21, eerste lid of 3.24 Besluit lozen buiten inrichting, niet ten minste vier weken voordat met het lozen wordt aangevangen, hiervan melding maken bij het bevoegd gezag

1.10 lid 1 Blbi

1/2

BM

256

a

door degene die voornemens is het lozen als bedoeld in de artikelen 3.1, tweede, derde, vierde en zesde lid, onderdeel a, 3.2, derde, vijfde, zevende en negende lid, 3.5, derde en vierde lid, 3.6, tweede lid, 3.10, eerste lid, 3.11, eerste lid, 3.12, eerste lid, 3.13, zevende en negende lid, 3.17, eerste en tweede lid, 3.20, vijfde lid, 3.21, eerste lid of 3.24 Besluit lozen buiten inrichting te veranderen, niet ten minste vier weken voordat met het lozen wordt aangevangen, hiervan melding maken bij het bevoegd gezag

1.10 lid 2 Blbi

1/2

BM

257

 

door degene die voornemens is te lozen vanuit een bodemsanering als bedoeld in artikel 3.1, tweede, derde of vierde lid, Besluit lozen buiten inrichting, niet ten minste vijf werkdagen voordat met het lozen wordt aangevangen, hiervan melding maken bij het bevoegd gezag, terwijl op grond van artikel 7 Besluit uniforme saneringen met een sanering kan worden begonnen nadat vijf werkdagen zijn verstreken vanaf de datum van ontvangst van de melding, bedoeld in artikel 6 van dat besluit

1.11 Blbi

1/2

BM

258

 

bij het lozen in een oppervlaktewaterlichaam ten gevolge van werkzaamheden aan vaste objecten niet of onvoldoende treffen van bij ministeriële regeling aangegeven maatregelen om het in dat oppervlaktewaterlichaam lozen van stoffen te voorkomen dan wel zoveel mogelijk te beperken

3.10 lid 2 jo lid 1 Blbi

1/2

BM

259

 

niet in een werkplan beschrijven van de maatregelen die worden getroffen om het lozen in een oppervlaktelichaam ten gevolge van sloop-, renovatie-, of nieuwbouwwerkzaamheden aan vaste objecten te voorkomen, dan wel, voor zover dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk te beperken

3.11lid 1 jo lid 3 Blbi

1/2

BM

322

 

lozen van grondwater in een vuilwaterriool vanuit een proefbronnering in het kader van een saneringsonderzoek in de zin van de Wet bodembescherming of vanuit een bodemsanering in de zin van de Wet bodembescherming

3.1, lid 1 jo lid 5 Blbi

1/2

BM

323

 

lozen van grondwater vanuit een proefbronnering in het kader van een saneringsonderzoek in de zin van de Wet bodembescherming of vanuit een bodemsanering in de zin van de Wet bodembescherming, terwijl dit grondwater niet op een doelmatige wijze kan worden bemonsterd

3.1 lid 1 jo lid 5 Blbi

1/2

BM

333

 

als degene die loost niet zo spoedig mogelijk melden aan het bevoegd gezag wanneer zich met betrekking tot het lozen een ongewoon voorval voordoet of heeft voorgedaan, waardoor nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het milieu zijn ontstaan

1.20 Blbi

1/2

BM

334

 

lozen in een oppervlaktewaterlichaam van toiletwater vanaf een pleziervaartuig, terwijl dit toiletwater niet voorafgaand aan het lozen door een zuiveringsvoorziening is geleid die voldoet aan bij ministeriële regeling gestelde eisen

art. 3.9 lid 1 Blbi

1/2

BM

335

 

bij ontgravingen of baggerwerkzaamheden in een oppervlaktewaterlichaam waarbij de kwaliteit van de te baggeren of ontgraven waterbodem een bij ministeriële regeling te bepalen interventiewaarde overschrijdt, de werkzaamheden niet uitvoeren overeenkomstig een werkplan, waarin maatregelen zijn beschreven waarmee het lozen zo veel als redelijkerwijs mogelijk wordt beperkt

art. 3.17 lid 1 Blbi

1/2

BM

336

 

lozen in zoet oppervlaktewater vanaf een niet varend vaartuig van afvalwater dat vrijkomt bij het spoelen van door dat vaartuig vervoerd zeezand

art. 3.20 lid 3 Blbi

1/2

           
     

Nummers BM 324 – 326: Lozingbesluit open teelt en veehouderij (Lot)

   

BM

324

 

bij agrarische activiteiten dan wel activiteiten die daarmee verband houden, niet voldoende zorg in acht nemen om verontreiniging van een oppervlaktewaterlichaam te voorkomen

4 lid 1 Lot

1/2

BM

325

 

lozen op oppervlaktewater van niet in het tweede lid omschreven afvalwaterstromen of van in het tweede lid omschreven afvalwaterstromen, terwijl de bijbehorende voorschriften niet in acht zijn genomen

5 lid 1 Lot

1/2

BM

326

 

door degene die voornemens is agrarische activiteiten uit te voeren ten gevolge waarvan een lozing kan plaatsvinden, het lozen niet tenminste zes weken voordat daarmee wordt aangevangen, melden aan de beheerder

19 Lot

1/2

           
     

Nummers BM 327 – 328: Besluit Glastuinbouw (Bgtb)

   

BM

327

 

door degene die een glastuinbouwbedrijf drijft, niet voldoen aan rapportage- en/of meet- en/of registratieverplichtingen uit bijlage 1

4 lid 1 jo bijlage 1 hoofdstuk 1 jo hoofdstuk 3

1/2

BM

328

 

door degene die voornemens is vanuit een glastuinbouwbedrijf type B te lozen type II, dit niet ten minste acht weken voordat met dat lozen wordt aangevangen, melden aan het Wtw-bevoegd gezag

8 lid 1 Bgtb

1/2

           
     

Nummers BM 260 – BM 277 en BM 331: Flora- en faunawet (FFW) inheems

   

BM

260

 

opzettelijk beschermde inheemse planten plukken, verzamelen, afsnijden, uitsteken, vernielen, beschadigen, ontwortelen of op andere wijze van hun groeiplaats verwijderen

8 FFW

1/2

BM

261

 

opzettelijk inheems beschermde dieren, doden, verwonden, vangen, bemachtigen of opsporen (max. 3)

9 FFW

1/2

BM

262

 

beschermde inheemse diersoorten opzettelijk verontrusten

10 FFW

1/2

BM

263

 

opzettelijk nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde inheemse dieren beschadigen, vernielen, uithalen, wegnemen of verstoren (max. 3)

11 FFW

1/2

BM

264

 

opzettelijk eieren van beschermde inheemse dieren zoeken, rapen, uit het nest nemen, beschadigen of vernielen

12 FFW

 

BM

265

 

opzettelijk planten of producten van planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort te koop te vragen, te kopen of te verwerven, ten verkoop voorhanden of in voorraad te hebben, te verkopen of ten verkoop aan te bieden, te vervoeren, af te leveren, uit te wisselen, te ruilen of in ruil aan te bieden, binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen of onder zich te hebben (1–5 stuks)

13, lid 1, onder a FFW

1/2

BM

266

 

opzettelijk planten of producten van planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort te koop te vragen, te kopen of te verwerven, ten verkoop voorhanden of in voorraad te hebben, te verkopen of ten verkoop aan te bieden, te vervoeren, af te leveren, uit te wisselen, te ruilen of in ruil aan te bieden, binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen of onder zich te hebben (6–10 stuks)

13, lid 1, onder a FFW

1/2

BM

267

 

opzettelijk dieren, dan wel eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te koop te vragen, te kopen of te verwerven, ten verkoop voorhanden of in voorraad te hebben, te verkopen of ten verkoop aan te bieden, te vervoeren, af te leveren, uit te wisselen, te ruilen of in ruil aan te bieden, binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen of onder zich te hebben (1–5 stuks)

13, lid 1, FFW

1/2

BM

268

 

opzettelijk dieren, dan wel eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort te koop te vragen, te kopen of te verwerven, ten verkoop voorhanden of in voorraad te hebben, te verkopen of ten verkoop aan te bieden, te vervoeren, af te leveren, uit te wisselen, te ruilen of in ruil aan te bieden, binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen of onder zich te hebben (6–10 stuks)

13, lid 1, FFW

1/2

BM

269

 

opzettelijk ongeoorloofde middelen die geschikt en bestemd zijn voor het doden of vangen of doden van één dier onder zich te hebben (max. 3 stuks)

15, lid 1 FFW

1/2

BM

270

 

opzettelijk ongeoorloofde middelen die geschikt en bestemd zijn voor het doden of vangen of doden van meer dan één dier onder zich te hebben (max. 3 stuks)

15, lid 1 FFW

1/2

BM

271

 

opzettelijk ongeoorloofde middelen die geschikt en bestemd zijn voor het doden of vangen of doden van één dier ten verkoop voorradig of voorhanden te hebben, te verkopen of ten verkoop aan te bieden (max. 3 stuks)

15, lid 1 FFW

1/2

BM

272

 

opzettelijk ongeoorloofde middelen die geschikt en bestemd zijn voor het doden of vangen van meer dan één dier ten verkoop voorradig of voorhanden te hebben, te verkopen of ten verkoop aan te bieden (max. 3 stuks)

15, lid 1 FFW

1/2

BM

273

 

opzettelijk zich buiten een gebouw bevinden met ongeoorloofde middelen die geschikt of bestemd zijn voor het doden of vangen of doden van één dier (max. 3 stuks)

15, lid 2 FFW

1/2

BM

274

 

opzettelijk zich buiten een gebouw bevinden met ongeoorloofde middelen die geschikt of bestemd zijn voor het doden of vangen of doden van meer dan één dier (max. 3 stuks)

15, lid 2 FFW

1/2

BM

275

 

als degene die niet voorzien is van een jachtakte, in het veld een geweer of een gedeelte van een geweer dragen, terwijl hij niet uit andere hoofde tot het gebruik van een geweer ter plaatse gerechtigd is

16, lid 1 FFW

1

BM

276

 

als degene die zich in het veld ophoudt, zich zonder gegronde reden met een fret, buidel of kastval bevinden op gronden waarop hij niet bevoegd is van die middelen gebruik te maken voor de uitoefening van de jacht of in verband met beheer en bestrijding van schade als bedoeld in de artikelen 65, 67 en 68 FFW

16, lid 2 FFW

1

BM

277

 

niet verhinderen dat een dier dat hem toebehoort of onder zijn toezicht staat, in het veld dieren opspoort, doodt, verwondt, vangt of bemachtigt

16, lid 3 FFW

1

BM

331

 

opzettelijk uitzetten van dieren of eieren van dieren in de vrije natuur

14 FFW

1/2

           
     

Nummers BM 278 – BM 291: Flora- en faunawet (FFW) uitheems

   

BM

278

a

planten of producten van planten, behorende tot een beschermde uitheemse plantensoort, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben, CITES Bijlage A. Per stuk maximaal 3 stuks: niet opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

278

b

planten of producten van planten, behorende tot een beschermde uitheemse plantensoort, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben, CITES Bijlage A. Per stuk maximaal 3 stuks: opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

279

a

een hoeveelheid kaviaar (van 0 gram tot 125 gram, zijnde een product van een dier behorende tot een beschermde uitheemse diersoort (CITES bijlage A), binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: niet opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

279

b

een hoeveelheid kaviaar (van 0 gram tot 125 gram, zijnde een product van een dier behorende tot een beschermde uitheemse diersoort (CITES bijlage A), binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

280

a

een hoeveelheid kaviaar (van 125 gram tot 350 gram, zijnde een product van een dier behorende tot een beschermde uitheemse diersoort (CITES bijlage A), binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: niet opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

280

b

een hoeveelheid kaviaar (van 125 gram tot 350 gram, zijnde een product van een dier behorende tot een beschermde uitheemse diersoort (CITES bijlage A), binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

281

a

CITES bijlage A, product van plant of dier, Ivoor, een hoeveelheid van 1 tot 100 gram, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: niet opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

281

b

CITES bijlage A, product van plant of dier, Ivoor, een hoeveelheid van 1 tot 100 gram, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

282

a

CITES bijlage A, product van plant of dier, Ivoor, een hoeveelheid van 100 tot 200 gram, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: niet opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

282

b

CITES bijlage A, product van plant of dier, Ivoor, een hoeveelheid van 100 tot 200 gram, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

283

a

CITES bijlage A, product van plant of dier, Ivoor, een hoeveelheid van 200 tot 300 gram, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: niet opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

283

b

CITES bijlage A, product van plant of dier, Ivoor, een hoeveelheid van 200 tot 300 gram, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

284

a

CITES bijlage A, product van plant of dier, Ivoor, een hoeveelheid 300 tot 400 gram, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: niet opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

284

b

CITES bijlage A, product van plant of dier, Ivoor, een hoeveelheid 300 tot 400 gram, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

285

a

CITES bijlage A product van plant of dier, Medicijn, maximaal 3 stuks, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: niet opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

285

b

CITES bijlage A product van plant of dier, Medicijn, maximaal 3 stuks, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

286

a

CITES bijlage A, product van plant of dier, souvenir/gebruiksvoorwerp, maximaal 3 stuks, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: niet opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

286

b

CITES bijlage A, product van plant of dier, souvenir/gebruiksvoorwerp, maximaal 3 stuks, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

287

a

CITES bijlage B/C, dier of plant, dood of levend, maximaal 3, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: niet opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

287

b

CITES bijlage B/C, dier of plant, dood of levend, maximaal 3, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

288

a

CITES bijlage B, product van plant of dier, kaviaar, 125 tot 250 gram, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: niet opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

288

b

CITES bijlage B, product van plant of dier, kaviaar, 125 tot 250 gram, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

289

a

CITES bijlage B/C, product van plant of dier, kaviaar, 250 tot 500 gram, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: niet opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

289

b

CITES bijlage B/C, product van plant of dier, kaviaar, 250 tot 500 gram, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

290

a

CITES bijlage B/C product van plant of dier, Medicijn, geringe hoeveelheid, maximaal 3 stuks, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: niet opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

290

b

CITES bijlage B/C product van plant of dier, Medicijn, geringe hoeveelheid, maximaal 3 stuks, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

291

a

CITES bijlage B/C, product van plant of dier, souvenir/gebruiksvoorwerp, maximaal 3, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: niet opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

291

b

CITES bijlage B/C, product van plant of dier, souvenir/gebruiksvoorwerp, maximaal 3, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

           
     

Nummers BM 292 – BM 294 Boswet (Bw)

   

BM

292

 

vellen of te doen vellen van een houtbestand, anders dan bij wijze van dunning, zonder dat een voorafgaande tijdige kennisgeving als bedoeld in art. 2, eerste lid, Boswet is gedaan (max. 1 hectare)

2, lid 3 Bw

1/2

BM

293

 

als eigenaar van grond, waarop een houtopstand, anders dan bij wijze van dunning, is geveld of op andere wijze tenietgegaan, niet voldoen aan verplichting binnen een tijdvak van drie jaren na de velling of het tenietgaan van de houtopstand te herbeplanten volgens de hiervoor gestelde regels (max. 1 hectare)

3 lid, 1Bw

1/2

BM

294

 

als eigenaar van grond, waarop een houtopstand, anders dan bij wijze van dunning, is geveld of op andere wijze tenietgegaan, niet voldoen aan verplichting beplanting die niet is aangeslagen binnen drie jaren te vervangen (max. 1 hectare)

3, lid 2 BW

1/2

           
     

Nummer BM 295: Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998)

   

BM

295

 

zich in strijd met de beperkingen die ingevolge artikel 20, eerste of tweede lid, Nbw1998 zijn opgelegd, bevinden in een beschermd natuurmonument als bedoeld in artikel 10, eerste lid, Nbw 1998, een Natura 2000-gebied of gedeelten daarvan

20, lid 3 Nbw 1998

1/2

           
     

Nummer BM 296: Wetboek van Strafrecht (WvSr)

   

BM

296

a

als bij amvb aangewezen handelaar die in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf: niet met inachtneming van de bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels aantekening hebben gehouden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij heeft verworven dan wel voorhanden heeft

art. 437 WvSr

1/2

BM

296

b

als bij amvb aangewezen handelaar die in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf: een gebruikt of ongeregeld goed verwerven van iemand, zonder dat diegene zijn identiteitsgegevens heeft opgegeven of zonder dat hij die gegevens in zijn administratie heeft aangetekend

art. 437 WvSr

1/2

           
     

Nummer BM 297: Wet op de economische delicten (Wed)

   

BM

297

 

opzettelijk niet hebben voldaan aan een vordering, krachtens enig voorschrift van de Wet op de economische delicten, gedaan door een opsporingsambtenaar

art. 26 Wed

1/2

           
     

Nummers BM 298 – BM 321: Model Keur

   

BM

298

a

zonder vergunning van het bestuur: in oppervlaktewatersysteem vis uitzetten

artikel 2, lid 2 onder a Model Keur

1/2

BM

298

b

zonder vergunning van het bestuur: vaste vistuigen te plaatsen

artikel 2, lid 2 onder b Model Keur

1/2

BM

299

 

niet een voldoende kerende afrastering aanbrengen en onderhouden langs hun gronden, welke gelegen zijn aan waterstaatswerken en die gebruikt worden voor het houden van dieren, indien dit door het bestuur verplicht is gesteld

artikel 3.1 lid 1 Model Keur

1/2

BM

301

 

stuwen niet op een daarbij bepaald stuwpeil te stellen, indien dit door het bestuur verplicht is gesteld

artikel 3.3 lid 1 Model Keur

1/2

BM

302

 

niet voldoen aan onderhoudsverplichting waterkering (gewoon)

artikel 3.5 lid 1 Model Keur

1/2

BM

303

 

het niet beplanten of nemen van andere maatregelen om verstuiving te voorkomen, in de beschermingszone en de in de keur aangewezen aangrenzende zone

artikel 3.5 lid 2 Model Keur

1/2

BM

304

 

niet voldoen aan onderhoudsverplichting waterkering (buitengewoon onderhoud)

artikel 3.6 lid 1 Model Keur

1/2

BM

305

 

onderhoud uitvoeren in gesloten periode

artikel 3.6 lid 2 Model Keur

1/2

BM

306

 

niet voldoen aan onderhoudsverplichting aan ondersteunende kunstwerken en werken met een waterkerende functie

artikel 3.7 Model Keur

1/2

BM

307

 

niet voldoen aan onderhoudsverplichting oppervlaktewaterlichaam (gewoon)

artikel 3.8 Model Keur

1/2

BM

308

 

niet voldoen aan onderhoudsverplichting oppervlaktewaterlichamen (buitengewoon onderhoud)

artikel 3.9 Model Keur

1/2

BM

309

a

zonder vergunning gebruik maken van een waterstaatwerk door daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder: werkzaamheden te verrichten

artikel 4.1 lid 1 onder a Model Keur

1/2

BM

309

b

zonder vergunning gebruik maken van een waterstaatwerk door daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder: werken of opgaande (hout)beplantingen te plaatsen, te behouden of te verwijderen

artikel 4.1 lid 1 onder b Model Keur

1/2

BM

309

c

zonder vergunning gebruik maken van een waterstaatwerk door daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder: vaste stoffen, voorwerpen of dieren te brengen, te hebben of te (be)houden

artikel 4.1 lid 1 onder c Model Keur

1/2

BM

309

d

zonder vergunning gebruik maken van een waterstaatwerk door daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder: activiteiten te houden op andere dan daarvoor aangewezen plaatsen

artikel 4.1 lid 1 onder d Model Keur

1/2

BM

309

e

zonder vergunning gebruik maken van een waterstaatwerk door daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder: buiten openbare verharde wegen met rij- of voertuigen of met een lastdier te rijden of vee te drijven

artikel 4.1 lid 1 onder e Model Keur

1/2

BM

309

f

zonder vergunning gebruik maken van een waterstaatwerk door daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder: op andere wijze bemesting toe te passen dan door het bestuur is bepaald

artikel 4.1 lid 1 onder f Model Keur

1/2

BM

309

g

zonder vergunning gebruik maken van een waterstaatwerk door daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder: de waterstand op een peil te brengen of te houden, anders dan het peil dat in het betreffende peilbesluit is opgenomen, of dat normaal wordt aangehouden

artikel 4.1 lid 1 onder g Model Keur

1/2

BM

309

h

zonder vergunning gebruik maken van een waterstaatwerk door daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder: zich anders dan als rechthebbende te bevinden, indien dat op een voor het publiek kenbare wijze is aangegeven

artikel 4.1 lid 1 onder h Model Keur

1/2

BM

309

i

zonder vergunning gebruik maken van een waterstaatwerk door daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder: binnen de in de keur vastgelegde afstand van de in- of uitstroomopening van een bemalingsinstallatie een ligplaats in te nemen met een schip, dan wel te zwemmen, te duiken of watersport te beoefenen

artikel 4.1 lid 1, onder i Model Keur

1/2

BM

309

j

zonder vergunning gebruik maken van een waterstaatwerk door daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder: binnen de in de keur vastgelegde afstand van een windbemalingsinstallatie werken of beplantingen, hoger dan twee meter te plaatsen of te hebben

artikel 4.1 lid 1, onder j Model Keur

1/2

BM

310

a

zonder vergunning van het bestuur in de beschermingszone: afgravingen en seismische onderzoeken te verrichten

artikel 4.1 lid 2 onder a Model Keur

1/2

BM

310

b

zonder vergunning van het bestuur in de beschermingszone: werken met een overdruk van in de keur vastgelegde druk of hoger te plaatsen en te hebben

artikel 4.1 lid 2 onder b Model Keur

1/2

BM

310

c

zonder vergunning van het bestuur in de beschermingszone: explosiegevaarlijk materiaal of explosiegevaarlijke inrichtingen te hebben

artikel 4.1 lid 2 onder c Model Keur

1/2

BM

310

d

zonder vergunning van het bestuur in de beschermingszone: van een primaire waterkering, als bedoeld in artikel 1.1 Waterwet, bouwwerken op te richten

artikel 4.1 lid 2 onder d Model Keur

1/2

BM

311

 

zonder vergunning van het bestuur in het profiel van vrije ruimte werken te plaatsen of te behouden

artikel 4.1, lid 3 Model Keur

1/2

BM

312

a

zonder vergunning neerslag afkomstig van nieuw verhard oppervlak versneld tot afvoer laten komen: indien daarbij meer dan de in de keur aangegeven oppervlakte onverharde grond wordt bebouwd of verhard

artikel 4.2 onder a Model Keur

1/2

BM

312

b

zonder vergunning neerslag afkomstig van nieuw verhard oppervlak versneld tot afvoer laten komen: indien sprake is van verscheidene te ontwikkelen min of meer aaneengesloten bouwplannen met een gezamenlijke oppervlakte, groter dan in de keur is aangegeven

artikel 4.2 onder b Model Keur

1/2

BM

312

c

zonder vergunning neerslag afkomstig van nieuw verhard oppervlak versneld tot afvoer laten komen: indien een nieuw aan te leggen verhard oppervlak meer dan het in de keur genoemd percentage van het oppervlak van het betreffende peilvak beslaat

artikel 4.2 onder c Model Keur

1/2

BM

312

d

zonder vergunning neerslag afkomstig van nieuw verhard oppervlak versneld tot afvoer laten komen: indien het betreffende watersysteem de toename van de piekafvoer als gevolg van de uitbreiding van het verhard oppervlak niet kan verwerken, ook als de oppervlakte minder is dan onder a of b is aangegeven

artikel 4.2 onder d Model Keur

1/2

BM

313

a

in geval van grote schaarste of overvloed aan water, aanmerkelijke verslechtering van de kwaliteit daarvan of bij het in ongerede raken van een waterstaatswerk, dan wel indien zodanige omstandigheid dreigt te ontstaan, zonodig in afwijking van verleende vergunningen of geldende peilbesluiten, wanneer dit door het bestuur verboden is: water afvoeren naar oppervlaktewaterlichamen

artikel 4.4 lid 1 onder a Model Keur

1/2

BM

313

b

in geval van grote schaarste of overvloed aan water, aanmerkelijke verslechtering van de kwaliteit daarvan of bij het in ongerede raken van een waterstaatswerk, dan wel indien zodanige omstandigheid dreigt te ontstaan, zonodig in afwijking van verleende vergunningen of geldende peilbesluiten, wanneer dit door het bestuur verboden is: water aanvoeren uit oppervlaktewaterlichamen

artikel 4.4 lid 1 onder a Model Keur

1/2

BM

313

c

in geval van grote schaarste of overvloed aan water, aanmerkelijke verslechtering van de kwaliteit daarvan of bij het in ongerede raken van een waterstaatswerk, dan wel indien zodanige omstandigheid dreigt te ontstaan, zonodig in afwijking van verleende vergunningen of geldende peilbesluiten, wanneer dit door het bestuur verboden is: water lozen op oppervlaktewaterlichamen

artikel 4.4 lid 1 onder b Model Keur

1/2

BM

313

d

in geval van grote schaarste of overvloed aan water, aanmerkelijke verslechtering van de kwaliteit daarvan of bij het in ongerede raken van een waterstaatswerk, dan wel indien zodanige omstandigheid dreigt te ontstaan, zonodig in afwijking van verleende vergunningen of geldende peilbesluiten, wanneer dit door het bestuur verboden is: water onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen

artikel 4.4 lid 1 onder b Model Keur

1/2

BM

313

e

in geval van grote schaarste of overvloed aan water, aanmerkelijke verslechtering van de kwaliteit daarvan of bij het in ongerede raken van een waterstaatswerk, dan wel indien zodanige omstandigheid dreigt te ontstaan, zonodig in afwijking van verleende vergunningen of geldende peilbesluiten, wanneer dit door het bestuur verboden is: grondwater onttrekken

artikel 4.4 lid 1 onder c Model Keur

1/2

BM

313

f

in geval van grote schaarste of overvloed aan water, aanmerkelijke verslechtering van de kwaliteit daarvan of bij het in ongerede raken van een waterstaatswerk, dan wel indien zodanige omstandigheid dreigt te ontstaan, zonodig in afwijking van verleende vergunningen of geldende peilbesluiten, wanneer dit door het bestuur verboden is: grondwater infiltreren

artikel 4.4 lid 1 onder c Model Keur

1/2

BM

314

a

in door het bestuur aangegeven kwetsbare gebieden: water afvoeren naar oppervlaktewaterlichamen

artikel 4.5 Model Keur

1/2

BM

314

b

in door het bestuur aangegeven kwetsbare gebieden: water aanvoeren uit oppervlaktewaterlichamen

artikel 4.5 Model Keur

1/2

BM

314

c

in door het bestuur aangegeven kwetsbare gebieden: water lozen op oppervlaktewaterlichamen

artikel 4.5 Model Keur

1/2

BM

314

d

in door het bestuur aangegeven kwetsbare gebieden: water onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen

artikel 4.5 Model Keur

1/2

BM

314

e

in door het bestuur aangegeven kwetsbare gebieden: grondwater onttrekken

artikel 4.5 Model Keur

1/2

BM

315

a

zonder vergunning van het bestuur: water afvoeren naar oppervlaktewaterlichamen, meer dan de in de keur vastgestelde hoeveelheid

artikel 4.6 lid 1 Model Keur

1/2

BM

315

b

zonder vergunning van het bestuur: water aanvoeren uit oppervlaktewaterlichamen, meer dan de in de keur vastgestelde hoeveelheid

artikel 4.6 lid 1 Model Keur

1/2

BM

316

 

het niet melden aan het bestuur van het aanvoeren uit of afvoeren naar oppervlaktewaterlichaam van water, indien de te verplaatsen hoeveelheid meer bedraagt dan de in de keur vastgestelde hoeveelheid

artikel 4.7 lid 1 Model Keur

1/2

BM

317

a

zonder vergunning van het bestuur: water lozen op oppervlaktewaterlichamen, meer dan de in de keur vastgestelde hoeveelheid

artikel 4.8 lid 1 onder a Model Keur

1/2

BM

317

b

zonder vergunning van het bestuur: water onttrekken uit oppervlaktewaterlichamen, meer dan de in de keur vastgestelde hoeveelheid

artikel 4.8 lid 1 onder b Model Keur

1/2

BM

318

 

het niet melden aan het bestuur van het lozen op of onttrekken aan oppervlaktewaterlichaam van water, indien de te verplaatsen hoeveelheid meer bedraagt dan de in de keur vastgestelde hoeveelheid

artikel 4.9 lid 1 Model Keur

1/2

BM

319

a

zonder vergunning van het bestuur grondwater onttrekken, meer dan de in de keur vastgestelde hoeveelheid: < 1x de in de keur vastgestelde maximum hoeveelheid, die met een melding mag worden onttrokken

artikel 4.10 lid 1 onder a Model Keur

1/2

BM

319

b

zonder vergunning van het bestuur grondwater onttrekken, meer dan de in de keur vastgestelde hoeveelheid: > 1 en < 2x het gestelde maximum

artikel 4.10 lid 1 onder a Model Keur

1/2

BM

319

c

zonder vergunning van het bestuur grondwater onttrekken, meer dan de in de keur vastgestelde hoeveelheid: > 2x het gesteld maximum

artikel 4.10 lid 1 onder a Model Keur

1/2

BM

319

d

zonder vergunning van het bestuur: grondwater in de bodem infiltreren, meer dan de in de keur vastgestelde hoeveelheid

artikel 4.10 lid 1 onder b Model Keur

1/2

BM

320

 

niet indienen vereiste gegevens bij het melden van af- of aanvoeren, lozen of onttrekken van oppervlaktewater

artikel 4.12 lid 1 Model Keur

1/2

BM

321

 

niet voldoen aan verplichting tot meten, registreren en opgave doen van waterhoeveelheden bij het af- of aanvoeren, lozen of onttrekken van oppervlaktewater

artikel 4.13 Model Keur

1/2

ARTIKEL IV

Het Besluit administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften 1994 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «giro- of bankrekening» vervangen door: bankrekening.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het openbaar ministerie, het Centraal Justitieel Incassobureau of de betrokken korpschef kan bepalen dat de betaling kan geschieden op een door de bevoegde ambtenaar aan te wijzen plaats of door het ter plaatse overschrijven op een daartoe bestemde bankrekening.

3. In het derde lid wordt na «een politiebureau,» ingevoegd: een gebouw van de organisatie van de bevoegde ambtenaar,.

B

In artikel 6, eerste lid, vervalt: bijzondere.

C

In artikel 8 wordt «giro- of bankrekeningen» telkens vervangen door bankrekeningen.

D

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt: bijzondere.

2. In het tweede lid wordt «girorekeningen» vervangen door: bankrekeningen.

ARTIKEL V

Het Besluit tenuitvoerlegging geldboeten wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3, eerste lid, eerste zin, wordt «giro- of bankrekening» vervangen door «bankrekening» en komt de tweede zin te luiden: Het openbaar ministerie of het Centraal Justitieel Incassobureau kan bepalen dat de betaling kan geschieden op een door het openbaar ministerie of door het Centraal Justitieel Incassobureau aan te wijzen plaats of aan een door het openbaar ministerie of door het Centraal Justitieel Incassobureau aan te wijzen persoon, dan wel door het ter plaatse overschrijven op een daartoe bestemde bankrekening.

B

Artikel 3a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «kan betaling van de geldboete in bijzondere gevallen eveneens geschieden op een plaats die is aangewezen door de bevoegde ambtenaar in de zin van artikel 3.1 van het Besluit OM-afdoening» vervangen door: kan de betrokken korpschef, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, van het Besluit OM-afdoening, bepalen dat betaling van de geldboete eveneens kan geschieden op een plaats die is aangewezen door de bevoegde ambtenaar in de zin van artikel 3.1 van het Besluit OM-afdoening of door het ter plaatse overschrijven op een daartoe bestemde bankrekening.

2. In het tweede lid wordt «een politiebureau of douanekantoor» vervangen door: een politiebureau, een gebouw van de organisatie van de bevoegde ambtenaar, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit OM-afdoening, of een douanekantoor.

C

Artikel 3b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «kan, in afwijking van artikel 3, eerste lid, betaling van een geldboete in bijzondere gevallen geschieden op een plaats die is aangewezen door een lichaam of een persoon, in de zin van artikel 4.1, onderdeel b, van het Besluit OM-afdoening» vervangen door: kan het bevoegde lichaam of de bevoegde persoon bedoeld in artikel 4.1, onderdeel b, van het Besluit OM-afdoening, bepalen dat betaling van de geldboete eveneens kan geschieden op een daartoe door dit lichaam of deze persoon aangewezen plaats of door het ter plaatse overschrijven op een daartoe bestemde bankrekening.

2. In het tweede lid wordt «een eigen kantoor» vervangen door: een gebouw van de organisatie van de bevoegde ambtenaar, bedoeld in artikel 4.1, onderdeel e, van het Besluit OM-afdoening,.

D

In artikel 7 wordt «giro- en bankrekeningen» telkens vervangen door: bankrekeningen.

E

In artikel 8, tweede lid, wordt «giro- of bankrekeningen» vervangen door: bankrekeningen.

ARTIKEL VI

Artikel I heeft geen gevolgen voor gedragingen die voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit hebben plaatsgevonden.

ARTIKEL VII

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 7 december 2012

Beatrix

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Uitgegeven de achttiende december 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen deel

1. Inleiding

In de bijlage bij de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (hierna: Wahv) wordt een overzicht gegeven van gedragingen waarvoor op grond van die wet een administratieve sanctie kan worden opgelegd. Voor elke gedraging bepaalt de bijlage de te betalen geldsom. In bijlage I bij het Besluit OM-afdoening en de bijlage bij het Transactiebesluit 1994, die identiek aan elkaar zijn, worden de feiten benoemd waarvoor opsporingsambtenaren op grond van artikel 257b van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) een strafbeschikking kunnen uitvaardigen, danwel op grond van artikel 74c van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) een transactie kunnen aanbieden. In bijlage II van het Besluit OM-afdoening worden de feiten genoemd waarvoor lichamen of personen met een publieke taak belast (hierna: het bevoegde gezag) op grond van artikel 257ba Sv een bestuurlijke strafbeschikking kunnen uitvaardigen. De bij de feiten uit het Besluit OM-afdoening en het Transactiebesluit 1994 behorende tarieven zijn opgenomen in de beleidsregels van het openbaar ministerie (hierna: het OM) en maken geen deel uit van dit wijzigingsbesluit. Genoemde tarieven worden jaarlijks, in de regel in de maand januari, aangepast aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex. Dit besluit strekt primair tot vastlegging van de verhoging van de tarieven in de Wahv met 2,0%. Dit percentage is gebaseerd op de ontwikkeling van de consumentenprijsindex in de periode van 1 juni 2011 tot 1 juni 2012. Deze verhoging van de tarieven wordt toegelicht in paragraaf 2. In de genoemde bijlagen worden daarnaast enkele inhoudelijke aanpassingen doorgevoerd. Deze inhoudelijke wijzigingen zijn met name het gevolg van wijzigingen in wet- en regelgeving en worden toegelicht in paragraaf 3 van deze nota van toelichting. Omwille van de leesbaarheid worden de drie bijlagen opnieuw vastgesteld.

Voorts wijzigt dit besluit het Besluit administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en het Besluit tenuitvoerlegging geldboeten om directe betaling van de geldboeten die met dit besluit worden verhoogd op meer plaatsen en in meer gevallen mogelijk te maken. Dit wordt toegelicht in paragraaf 4.

Op grond van artikel 2, vijfde lid, van de Wahv, is het ontwerpbesluit voorgehangen aan beide Kamers (Eerste Kamer 2012/13, 29 398, D en E). De inwerkingtreding van dit besluit is voorzien op 1 januari 2013.

2. Verhoging van de tarieven

Om voor de geldontwaarding te corrigeren is op basis van de ontwikkeling van de consumentenprijsindex een reguliere indexering van de tarieven doorgevoerd. Op basis van de stijging van het indexcijfer in de periode tussen 1 juni 2011 en 1 juni 2012 bedraagt deze verhoging 2,0% (bron: Centraal Bureau voor de Statistiek; prijsindex «totale bestedingen»). De procentuele verhoging van de Wahv-boetes is toegepast op de niet afgeronde bedragen die de voorgaande aanpassingen van de tarieven hebben opgeleverd. Concreet betekent dit dat de onderhavige verhoging kan zijn toegepast op een bedrag van € 152,40 (willekeurig gekozen) en niet op het afgeronde bedrag dat in de laatst gepubliceerde bijlage is neergelegd (in het voorbeeld € 150). De aldus verhoogde bedragen worden naar beneden afgerond overeenkomstig de hierna beschreven systematiek. Er wordt afgerond op een veelvoud van € 5 bij geldsommen tot € 100 en op een veelvoud van € 10 bij geldsommen vanaf € 100. Specifiek voor de gedragingen die zien op overschrijding van de maximumsnelheid wordt – op grond van de uitvoering die is gegeven aan de motie Oplaat c.s. om de boetes progressief te laten stijgen per te snel gereden kilometer per uur (Stb. 2005, 555) – het tarief naar beneden afgerond op een veelvoud van € 1.

3. Overige wijzigingen van de bijlagen

3.1 Bijlage bij de Wahv

In de bijlage bij de Wahv worden ook enkele technische wijzigingen doorgevoerd die per gewijzigde feitcode worden toegelicht in het artikelsgewijs deel van deze nota van toelichting.

3.2 Bijlage I bij het Besluit OM-afdoening en de bijlage bij het Transactiebesluit 1994

Verder worden Bijlage I bij het Besluit OM-afdoening en de bijlage bij het Transactiebesluit 1994 gezamenlijk opnieuw vastgesteld, aangezien deze bijlagen identiek aan elkaar zijn. De aangebrachte technische wijzigingen in deze bijlagen vloeien met name voort uit de implementatie van Europese regelgeving en worden per gewijzigde feitcode toegelicht in het artikelsgewijs deel van deze nota van toelichting.

3.3 Bijlage II bij het Besluit OM-afdoening

Bijlage II bij het Besluit OM-afdoening wordt eveneens opnieuw vastgesteld. Het betreft hier de strafbare feiten die in aanmerking komen voor afdoening met een bestuurlijke strafbeschikking door het bevoegde gezag. De in deze bijlage doorgevoerde wijzigingen worden per gewijzigde feitcode toegelicht in het artikelsgewijs deel van deze nota van toelichting. Net als bij de andere bijlagen betreffen de wijzigingen met name verbeteringen en aanpassingen die volgen uit gewijzigde wet- en regelgeving. Daarnaast zijn aan bijlage II bij het Besluit OM-afdoening nieuwe feitcodes toegevoegd voor milieuovertredingen van het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 (hierna: Brzo) en voor overtredingen in een Brzo-inrichting van de zogeheten ongewoon-voorval-regeling van hoofdstuk 17 van de Wet milieubeheer. Voor deze Brzo-feiten is niet direct bij de invoering van de bestuurlijke strafbeschikking (Stb. 2012, 150) strafbeschikkingsbevoegdheid toegekend aan de Regionale Uitvoeringsdiensten (hierna: RUD’s) omdat de organisatie van de uitvoering van de milieuhandhaving bij Brzo-bedrijven door gemeenten en provincies destijds nog onderwerp was van overleg met onder meer de Tweede Kamer, het Interprovinciaal Overleg (IPO), de VNG en de betrokken ministeries van Veiligheid en Justitie, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Infrastructuur en Milieu. Inmiddels is de toekomstige organisatie bekend en bestuurlijk vastgesteld. Met ingang van 1 januari 2013 wordt de milieuhandhaving bij Brzo-bedrijven in opdracht van het bevoegd gezag uitgevoerd door zes in de uitvoering van Brzo-taken gespecialiseerde RUD’s, de zogenoemde Brzo-RUD’s. De directeuren van deze zes RUD’s worden door het bevoegd gezag gemandateerd om bestuursrechtelijk handhavend op te treden. In aanvulling op de bestuursrechtelijke handhaving worden de directeuren van de RUD’s ingevolge het voorliggende besluit bevoegd om bestuurlijke strafbeschikkingen uit te vaardigen voor een aantal specifieke milieuovertredingen in een Brzo-inrichting. Dat maakt lik-op-stuk-handhaving mogelijk en vergroot de effectiviteit en doelmatigheid van de milieuhandhaving door de Brzo-RUD’s.

4. Verruiming directe betaling van geldboeten

Betaling van een geldboete geschiedt nagenoeg altijd door overschrijving van het verschuldigde bedrag op de daartoe bestemde rekening van het Centraal Justitieel Incasso Bureau (hierna: CJIB). Naast deze betaling na ontvangst van een acceptgiro van het CJIB is thans in bijzondere gevallen directe betaling mogelijk op een daartoe aangewezen plaats of aan een daartoe aangewezen persoon. De met dit besluit in het Besluit administratiefrechtelijke handhaving verkeersovertredingen (hierna: Bahv) en het Besluit tenuitvoerlegging geldboeten (hierna: Btg) doorgevoerde wijzigingen verruimen de grondslag voor directe betaling van geldboeten door directe betaling niet te beperken tot «bijzondere gevallen». Op grond van dit wijzigingsbesluit kunnen het OM, het bevoegde gezag en het CJIB zowel voor Wahv-beschikkingen als voor strafrechtelijke geldboeten als algemeen beleid bepaalde plaatsen aanwijzen waar directe betaling van een geldboete mogelijk is. Daarnaast maakt dit besluit mogelijk dat de opgelegde geldelijke sanctie in meer gevallen direct ter plaatse – op straat, op het water of op kantoor – met behulp van een (mobiel) pinapparaat kan worden voldaan. Voor alle directe betalingen geldt dat dit alleen kan aan een met de inning belaste ambtenaar.

De uitbreiding van het aantal plaatsen waar directe betaling kan plaatsvinden, houdt ten eerste verband met de ontwikkeling dat niet meer enkel aan personen zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland de mogelijkheid wordt geboden om een opgelegde geldsanctie direct te voldoen. Dit is onder meer een gevolg van het project «Zo Snel, Slim, Selectief, Simpel, Samen en Samenlevingsgericht Mogelijk» (ZSM) van het OM. In dit project werken het OM en ketenpartners aan een snelle afhandeling van veelvoorkomende criminaliteit door een landelijke werkwijze op te stellen waarin het proces van beoordelen, straffen en uitvoeren in elkaar worden geschoven. Het bieden van de mogelijkheid tot directe betaling van een door het OM of door een opsporingsambtenaar in een strafbeschikking opgelegde geldsanctie maakt onderdeel uit van het streven om de tenuitvoerlegging sneller te laten volgen op de oplegging van de straf. In welke gevallen directe betaling aan de orde kan zijn, wordt vastgelegd in de beleidsregels van het OM. Een tweede ontwikkeling die heeft geleid tot deze wijzigingen is dat Wahv-beschikkingen en door (buitengewoon) opsporingsambtenaren en het bevoegde gezag uitgevaardigde strafbeschikkingen inhoudende een geldboete, rechtstreeks vanuit de opsporingsinstantie digitaal worden aangeleverd bij het CJIB. Hierbij hoort ook dat de nieuwe aanleverende instanties zoals gemeenten en RUD’s een eigen kantoor als plaats van betaling kunnen aanwijzen. Een derde relevante ontwikkeling is dat pinbetalingen tegenwoordig – anders dan in 1994, toen de thans gewijzigde besluiten in werking traden – in beginsel overal mogelijk zijn door het breed beschikbaar komen van draadloze communicatiesystemen. Daarom wordt thans expliciet in het Bahv en het Btg opgenomen dat – als die mogelijkheid door de opleggende instantie wordt geboden en degene die de geldboete verschuldigd is daarvan gebruik wil maken – betaling van een geldboete direct op dat moment kan geschieden door overschrijving op een daartoe bestemde bankrekening van de opsporingsinstantie, het OM of het CJIB. In dit verband is tot slot vermeldenswaardig dat de bepalingen die zien op de verantwoording van de gelden (paragraaf 3 Btg en paragraaf 5 Bahv) onverkort van toepassing blijven, zodat ook na deze uitbreiding van de mogelijkheden tot directe betaling, de geïnde geldboetes (uiteindelijk) op de daartoe bestemde bankrekening van het CJIB terecht komen en de financiële boekhouding sluitend blijft.

Deze verruiming van de mogelijkheden van directe betaling laat de hoofdregel onverlet dat in de meeste gevallen betaling geschiedt door overschrijving van de geldsom op de daartoe bestemde bankrekening van het CJIB, nadat betrokkene een daartoe strekkende brief van het CJIB heeft ontvangen.

II. Artikelsgewijs deel

Artikel I – wijziging van de bijlage bij de Wahv

In paragraaf 2 is de indexering van de tarieven in de bijlage bij de Wahv toegelicht. In onderstaande tabel wordt per nieuwe of inhoudelijk gewijzigde feitcode een toelichting gegeven.

Wahv

Feitcode

Toelichting

K 010

Naar aanleiding van signalen uit de handhavingspraktijk is deze feitcodetekst verduidelijkt. «Als weggebruiker geen gevolg geven aan een aanwijzing door een opsporingsambtenaar gegeven» gewijzigd in «als weggebruiker geen gevolg geven aan een door een opsporingsambtenaar ter zake van het verkeer op de weg gegeven aanwijzing».

K035

Minister van Verkeer en Waterstaat gewijzigd in minister van Infrastructuur en Milieu

K065a

Deze feitcode vervalt met ingang van 19 januari 2013 vanwege de implementatie van de derde rijbewijsrichtlijn (Stb. 2012, 39 en Stb. 2012, 160).

K065c, K065d

Deze feitcodes – over 17-jarige bestuurders die begeleid rijden – werden strafrechtelijk afgedaan en zijn thans nieuw toegevoegd aan de bijlage bij de Wahv. Deze wijziging houdt verband met de implementatie van de derde rijbewijsrichtlijn (Stb. 2012, 39 en Stb. 2012, 160).

K107, K108, K600

Deze feitcodes vervallen vanwege de implementatie van de derde rijbewijsrichtlijn (Stb. 2012, 39 en Stb. 2012, 160).

K150cd

Tarief gelijkgetrokken met feitcode K150c (herstel omissie)

K150g

Deze feitcode is nieuw toegevoegd aan de bijlage van de Wahv omdat de inzageplicht eveneens van toepassing is geworden op de gehandicaptenparkeerkaart danwel gehandicaptenvervoerskaart (Stb. 2012, 231).

K161a, K161b

Deze feitcodes – over bestuurders met een alcoholslot in het motorrijtuig – werden strafrechtelijk afgedaan en zijn thans nieuw toegevoegd aan de bijlage bij de Wahv.

N710b

Bij deze feitcode is bij de verwijzing naar de relevante artikelen «lid 1» geschrapt om deze feitcode ook na de per 1 januari 2013 voorziene wijziging van de Regeling Voertuigen te kunnen blijven gebruiken.

VA030, VB030, VC030 categorie 2, overschrijding 30 km/h

Door indexering boetebedragen hoger dan de Muldergrens van 390 euro, worden om die reden als OM-feit opgenomen

Koptekst VR-serie

Minister van Verkeer en Waterstaat gewijzigd in minister van Infrastructuur en Milieu

R312b

In de feitomschrijving is gewijzigd dat een snorfiets niet met ingeschakelde verbrandingsmotor het onverplichte fietspad mag gebruiken (wijziging artikel 5 van het RVV 1990 (Stb. 2010, 803). Om die reden besloten dit feit niet meer op kenteken af te laten doen maar slechts op staandehouding.

R397j

In de feitomschrijving is «(borden E4 tot en met E13)» vervangen door «(borden E4 tot en met E9 of E11 tot en met E13 van bijlage 1)» in verband met een wijziging van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer en het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (Stb. 2012, PM), waarin de verkeersregels met betrekking tot het al dan niet verplicht parkeren in parkeervakken meer eenduidig zijn gemaakt.

R402d

Het woordje «indien» gewijzigd in «dat» (herstel omissie)

R461, R468

Voor een correcte verwijzing naar artikel 42, eerste en tweede lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) is «sneller mag of kan» gewijzigd in «sneller mag en kan».

R476

Deze feitcode is vervallen in verband met het vervallen van de term «stapvoets» (zie toelichting bij de wijziging van de nieuwe serie feitcodes VV004 t/m VV030.

R530a

Tekst «een zitplaats zit(ten)» gewijzigd in «de voor hem/hen bestemde zitplaats zit(ten)»

R535s

De feitomschrijving is aangevuld met «of een door de minister van Infrastructuur en Milieu aangewezen constructie» in verband met een wijziging van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer en het Reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990 (Stb. 2012, 378), waarin een aanvullende bepaling is opgenomen ter bescherming van rolstoelgebruikers tijdens vervoer.

R536a

Tarief gelijkgetrokken aan tarief R537 (herstel omissie)

R536c, R537

Bij deze feitcodes is na «driewielige motorvoertuigen» ingevoegd «zonder gesloten carrosserie» in verband met een wijziging van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer en het Reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990 (Stb. 2012, 378), waarin duidelijker is weergegeven dat bestuurders en passagiers van driewielige motorvoertuigen zonder gesloten carrosserie een helm moeten dragen als zij geen gebruik maken van de gordel.

R606

De categorieën 2 en 3 zijn toegevoegd aan deze feitcode om te kunnen handhaven op het oneigenlijk gebruik van trambanen door bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen, bromfietsers en snorfietsers.

VV004/030

Nieuwe serie snelheidsfeiten die ziet op overschrijdingen van een maximumsnelheid van 15 km/uur binnen de bebouwde kom (erven). Deze wijziging is het gevolg van het per 1 januari 2013 vervangen van de term «stapvoets» door 15 km/uur (Stb. 2012, 347). Op dit moment geldt voor de snelheidsoverschrijding op een woonerf één tarief (feitcode R476). Deze vervalt en voor bovenstaande snelheidsoverschrijdingen zal nu ook een tarief gaan gelden dat hoger wordt naarmate de overschrijding hoger wordt.

N086a

Zin «tekst tussen haakjes in werking per 1 april 2012» verwijderd en achter koptekts woordje «met» toegevoegd.

N310a

Categorie 13 toegevoegd (herstel omissie)

Artikel II – wijziging bijlage I Besluit OM-afdoening en bijlage Transactiebesluit 1994

In onderstaande tabel wordt een toelichting gegeven per nieuwe of inhoudelijk gewijzigde feitcode uit de – identieke – bijlage I bij het Besluit OM-afdoening en de bijlage bij het Transactiebesluit 1994.

Besluit OM-afdoening en Transactiebesluit 1994

Feitcode

Toelichting

K070a t/m d

Deze feitcodes vervallen met ingang van 19 januari 2013 vanwege de implementatie van de derde rijbewijsrichtlijn (Stb. 2012, 39 en Stb. 2012, 160). Artikelen waar deze serie naar verwijst, wijzigen, waardoor deze serie moet worden afgesloten en een nieuwe serie (K072a–d) per 19 januari 2013 in werking treedt.

K072a, K072b, K072c, K072d

Nieuwe feitcodes voor het als bestuurder beneden de 16 jaar besturen van (a) een motorrijtuig of een bromfiets (uitgezonderd bestuurders aangewezen bromfiets in bezit van gehandicaptenparkeerkaart of aangewezen gehandicaptenvervoerskaart), (b) een gehandicaptenvoertuig, niet zijnde een gehandicaptenvoertuig uitgerust met een elektromotor die sneller kan rijden dan 10 km/uur, (c) een landbouw- of bosbouwtrekker, (d) een motorrijtuig met beperkte snelheid, niet zijnde een stoom- of motorwals. Deze feitcodes komt voort uit de implementatie van de derde rijbewijsrichtlijn (Stb. 2012, 39 en Stb. 2012, 160) en zijn toepasbaar vanaf 19 januari 2013. Vanaf die datum zal geen gebruik meer kunnen worden gemaakt van feitcodes K070a, K070b, K070c, K070d.

K160a, K160b

In deze feitcodes is de verwijzing naar de toepasselijke wetgeving gecorrigeerd.

W619

Verwijzing naar bord A19 gewijzigd in bord A20 (herstel omissie)

H528a en H528c

Voorheen gekoppeld aan Bestuurlijke Transactie Milieu, deze bestaat echter niet meer en feitcodes dienen te worden afgesloten.

H 654

Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij gewijzigd in minister van Economische Zaken

H660

Verwijzing artikel gewijzigd van 9 Reglement Binnenvisserij in 28c Uitvoeringsregeling visserijbesluit (Stb. 2012, 439 en Stcrt. 2012, 20987)

D 535 i en j

In verband met tarifering zijn de categorieën 1 tot en met 6 verwijderd.

E105b

Deze hernieuwd opgenomen feitcode ziet op het met een bus of auto meer personen vervoeren dan wel deze bus of auto voor ander vervoer gebruiken dan blijkens het kentekenbewijs is toegestaan.

E105d, E105e

Deze hernieuwd opgenomen feitcodes zien op het als buschauffeur of taxichauffeur verrichten van openbaar vervoer met een bus of besloten busvervoer terwijl op het kentekenbewijs de vermelding ontbreekt dat het voertuig is goedgekeurd als bus.

E115, E116, E117, E118

Deze nieuwe feitcodes zien op bestuurders van bussen en taxi en houden verband met de verplichting een taxameter (boordcomputer) te gebruiken (Wet personenvervoer 2000).

E145, E146, E149

In deze feitcodes is de verwijzing naar de toepasselijke wetgeving aangepast (Spoorwegwet 1875 en Spoorwegwet).

E 808

Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij gewijzigd in minister van Economische Zaken

E 817a

Koptekst: ingevoegd «en Veiligheid» na minister van Justitie

E211

Nieuwe feitcode die ziet op de strafbaarstelling van jongeren onder de 16 jaar die alcohol in hun bezit hebben, buiten locaties als slijterijen en supermarkten (Stb. 2012, 237).

E822f, E824f

In deze feitcodes, die zien op vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf of met een inreisverbod, is de zinsnede «voor een periode langer dan 2 jaar» gecorrigeerd in «voor een periode van 2 jaar of langer».

F 125b

«zonder redelijk doel» verwijderd; dubbele tekst

F 205

De zinsnede «doen of laten staan» is gewijzigd in «plaatsen of hebben», om deze feitcodetekst beter aan te laten sluiten bij de model-APV-tekst.

H666

Toevoeging dat deze feitcode eventeens van toepassing is op zeewater vanwege aanpassing aan de Visserijwet en het Reglement minimummaten en gesloten tijden.

H 643a, H643b, H647a en H647b

H 643a, H643b, H647a vervallen vanwege wijzigingen in de Visserijwet (Stb. 346/2012 en 561/2012). Door deze wijziging is eveneens de tekst van feitcode H647b tekstueel aangepast.

Artikel III – wijziging bijlage II Besluit OM-afdoening

In paragraaf 3.3 van het algemeen deel van deze nota van toelichting is een toelichting gegeven op de aanvulling met Brzo-feiten waarvoor een bestuurlijke strafbeschikking kan worden uitgevaardigd. In onderstaande tabel wordt een toelichting gegeven per nieuwe of gewijzigde feitcode in deze bijlage II bij het Besluit OM-afdoening.

Besluit OM-afdoening

Feitcode

Toelichting

BM005, BM008, BM041a, BM041b, BM041c, BM056, BM076, BM086, BM105a, BM105b, BM105c, BM105d, BM107, BM252b

Bij deze feitcodes is de verwijzing naar het overtreden artikel gecorrigeerd of is de tekst verduidelijkt.

BM087, BM087a

Feitcode BM087 is vanwege een aanpassing van de tekst en het onderliggend wetsartikel vervangen door BM087a (door degene die bouw- en sloopafval bewerkt met een mobiele puinbreker niet (tijdig) melden van dat bewerken aan burgemeester en wethouders).

BM125a, BM125b

Bij deze feitcodes is de Minister van Infrastructuur en Milieu vervangen door de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie aangezien deze laatste minister sinds oktober 2010 bevoegd is inzake kernenergie.

BM137a, BM137b, BM138a, BM138b, BM139a, BM139b, BM140a, BM140b, BM141a, BM141b, BM142a, BM142b, BM143a, BM143b, BM144a, BM144b, BM145a, BM145b, BM146a, BM146b, BM147a, BM147b, BM148a, BM148b, BM149a, BM149b, BM159a, BM159b, BM159c, BM159d

Bij deze feitcodes over (de opslag van) vuurwerk is 1000 kg gewijzigd in 10.000 kg en 250 kg in 500 kg. Daarnaast is de verwijzing naar het vervallen artikel 2.2.2. van het Vuurwerkbesluit verwijderd (Stb. 2012, 127).

BM151

Deze feitcode is geschrapt vanwege wijziging van het Vuurwerkbesluit (Stb. 2012, 127).

BM169e, BM169f

Nieuwe feitcodes voor het zonder of in strijd met de voorschriften van de omgevingsvergunning aanwezig hebben van gevaarlijke stoffen in een Brzo-inrichting.

BM170a, BM171a, BM172a

Nieuwe feitcodes die – anders dan BM170 tot en met BM172 – zien op ongewone voorvallen in Brzo-inrichtingen.

BM 173

De tekst is verduidelijkt door «het» voor bevoegd gezag te plaatsen.

BM222

De tekst van de feitcode is gecorrigeerd door «er zorg voor dragen» te wijzigen in «er geen zorg voor dragen».

BM224

Bij deze feitcode is «oppervlaktelichaam» verbeterd naar «oppervlaktewaterlichaam».

BM240

Bij deze feitcode is de verwijzing naar het overtreden artikel aangevuld met «jo. art. 10 Dwr».

BM256a

Het niet tijdig aan het bevoegd gezag melden door degene die voornemens is het lozen als bedoeld in de genoemde artikelen van het Besluit lozen buiten inrichtingen (Blbi), te veranderen.

BM333

Het als degene die loost niet zo spoedig mogelijk melden aan het bevoegd gezag indien zich met betrekking tot het lozen een ongewoon voorval voordoet of heeft voorgedaan, waardoor nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het milieu zijn ontstaan of dreigen te ontstaan (artikel 1.20 Blbi).

BM334

Het lozen in een oppervlaktewaterlichaam van toiletwater vanaf een pleziervaartuig, terwijl dit toiletwater niet voorafgaand aan het lozen door een zuiveringsvoorziening is geleid die voldoet aan bij ministeriële regeling gestelde eisen (artikel 3.9, eerste lid, Blbi).

BM335

Het bij ontgravingen of baggerwerkzaamheden in een oppervlaktewaterlichaam waarbij de kwaliteit van de te baggeren of ontgraven waterbodem een bij ministeriële regeling te bepalen interventiewaarde overschrijdt niet uitvoeren van de werkzaamheden overeenkomstig een werkplan, waarin maatregelen zijn beschreven waarmee het lozen zo veel als redelijkerwijs mogelijk wordt beperkt (artikel 3.17, eerste lid, Blbi).

BM336

Het lozen in zoet oppervlaktewater vanaf een niet varend vaartuig van afvalwater dat vrijkomt bij het spoelen van door dat vaartuig vervoerd zeezand (artikel 3.20, derde lid, Blbi).

BM337

Het als drijver van een inrichting niet voorhanden hebben van het document, bedoeld in artikel 5, tweede lid, Brzo, met betrekking tot het beleid ter voorkoming van zware ongevallen.

BM338

Het als drijver van een inrichting niet ingevoerd hebben van een veiligheidsbeheerssysteem, bedoeld in artikel 5, derde lid, Brzo.

BM339

Het als drijver van de inrichting niet onverwijld schriftelijk in kennis stellen van het bevoegd gezag van de significante wijzigingen als bedoeld in artikel 6 Brzo.

BM340

Het in de inrichting niet aanwezig zijn van een veiligheidsrapport, bedoeld in artikel 9, Brzo.

BM341

Het niet tijdig toezenden van het bijgewerkte veiligheidsrapport aan het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 14 Brzo.

BM342, BM343, BM344, BM345, BM346

Nieuwe serie feitcodes voor Brzo-inrichtingen inzake het bijhouden van een administratie van in de inrichting aanwezige gevaarlijke stoffen en het verstrekken van gegevens aan het bevoegde gezag.

Artikel IV – wijziging Bahv

Deze wijzigingen van het Besluit administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Bahv) zijn in algemene zin toegelicht in paragraaf 4, verruiming directe betaling van geldboeten.

Met de wijziging van het tweede lid van artikel 4 van de Bahv wordt bepaald dat het OM, het CJIB of de betrokken korpschef (in de zin van artikel 1, tweede lid, Bahv) kunnen bepalen dat betaling van de opgelegde Wahv-beschikkingen kan geschieden op een door de bevoegde ambtenaar (in de zin van artikel 2 Bahv) aan te wijzen plaats of door pinbetaling («het ter plaatse overschrijven op een daartoe bestemde bankrekening»). Deze mobiele pinbetaling is in beginsel overal in Nederland mogelijk. Op de plaatsen van betaling die kunnen worden aangewezen door OM, CJIB en korpschef is naast pinbetaling soms contante betaling mogelijk. De plaatsen die hiervoor in aanmerking komen, worden omschreven in het derde lid van artikel 4 Bahv. De wijziging van dit laatstgenoemde artikellid maakt het mogelijk dat ook kantoren van buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van het bevoegde gezag kunnen worden aangewezen als plaats van directe betaling. Voor de directe betaling geldt dat alleen kan worden betaald aan ambtenaren die door de korpschef met inning zijn belast (artikel 9, eerste lid, Bahv). Degene die de administratieve sanctie heeft voldaan, ontvangt hiervan een betalingsbewijs (artikel 9, tweede lid, Bahv).

De wijzigingen van artikel 6, eerste lid, en artikel 9, eerste lid, Bahv volgen uit de wijziging van artikel 4, tweede lid, Bahv: directe betaling is niet meer alleen in bijzondere gevallen mogelijk.

De overige, redactionele wijzigingen van de Bahv volgen uit het vervallen van de girorekening als apart soort rekening naast de bankrekening.

Artikel V – wijziging Btg

Deze wijzigingen van het Besluit tenuitvoerlegging geldboeten (Btg) zijn in algemene zin toegelicht in paragraaf 4, verruiming directe betaling van geldboeten. De strekking van deze wijzigingen is verder gelijk aan de hiervoor toegelichte wijzigingen van het Bahv. De wijzigingen van artikel 3, eerste lid, Btg, zien hierbij op de directe betaling van in een rechterlijke uitspraak of in een door het OM in een strafbeschikking opgelegde geldboete. De wijzigingen van artikel 3a en artikel 3b zien specifiek op de betaling van strafbeschikkingen opgelegd op grond van artikel 257b Sv, de politiestrafbeschikking, en op grond van artikel 257ba Sv, de bestuurlijke strafbeschikking. Directe betaling is bij de politiestrafbeschikking en de bestuurlijke strafbeschikking alleen mogelijk binnen 24 uur na ontdekking van het strafbare feit. Verder geldt voor deze strafbeschikkingen eveneens dat direct kan worden betaald aan ambtenaren die met inning zijn belast (artikel 3a, derde lid, en artikel 3b, derde lid, Btg). Degene die de geldboete heeft voldaan, ontvangt hiervan een betalingsbewijs (artikel 5, eerste lid, Btg).

Artikel VI en artikel VII – inwerkingtreding

De gewijzigde feitcodes en de gewijzigde tarieven in de bijlage van de Wahv gelden enkel voor gedragingen die plaatsvinden na het moment van inwerkingtreding. Voor de strafrechtelijke bepalingen van dit besluit geldt het legaliteitsbeginsel van artikel 1 van het Wetboek van Strafrecht. Inwerkingtreding is voorzien per 1 januari 2013.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven