Besluit van 3 december 2010 tot wijziging van enkele besluiten in verband met het gebruik van door de Minister van Infrastructuur en Milieu aangewezen bijzondere bromfietsen in het verkeer en tot wijziging van het RVV 1990 in verband met een nieuw bushalte- en tramhaltebord

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 11 juni 2010, nr. CEND/HDJZ-2010/757 sector AWW, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op artikel 13, eerste lid, artikel 37, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 1, artikel 110, tweede lid, en artikel 118, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 14, eerste lid, en 38, eerste lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 21 juli 2010, nr. W09.10.0238/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 30 november 2010, nr. VENW/BSK-2010/198176, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het besluit van 16 september 1965, houdende vaststelling van het bewijs van verzekering voor de niet-kentekenplichtige motorrijtuigen en enkele regelen met betrekking tot het bewijs van vrijstelling (Stb. 414) wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 5 worden drie leden toegevoegd, luidende:

  • 7. De bestuurder van een bromfiets als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, subonderdeel d, van de Wegenverkeerswet 1994 heeft tevens een geldige verzekeringsplaat bij zich, welke op de in het achtste lid voorgeschreven wijze op de bromfiets is bevestigd en welke behoort bij de verzekering bedoeld in het eerste lid.

  • 8. De verzekeringsplaat wordt bevestigd op de achterzijde van de bromfiets, op zodanige wijze dat de letters zich boven de cijfers bevinden en de letters en cijfers goed zichtbaar zijn. Artikel 3, eerste en derde tot en met zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 9. De verzekeringsplaat wordt verstrekt door de verzekeraar.

B

In artikel 8 wordt onder vernummering van het tweede lid tot derde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Wanneer aan de bestuurder van een bromfiets als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, subonderdeel d, van de Wegenverkeerswet 1994, welke aan de Staat toebehoort, dan wel aan de bezitter of de in artikel 2, tweede lid, van de wet bedoelde houder van een bromfiets als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, subonderdeel d, van de Wegenverkeerswet 1994, die is vrijgesteld van de verplichting tot het sluiten van een verzekering, een vrijstellingsplaat is uitgereikt, wordt deze plaat op de bromfiets bevestigd op dezelfde wijze als is voorgeschreven ten aanzien van de verzekeringsplaten.

C

Aan artikel 9 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 3. Het is verboden om als bezitter dan wel als houder in de zin van artikel 2, tweede lid, van de wet, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, subonderdeel d, van de Wegenverkeerswet 1994, waarop ingevolge paragraaf 2 een verzekeringsplaat moet zijn bevestigd, op een weg te doen rijden of te laten staan of toe te laten dat daarmee op een weg wordt gereden of gestaan, of buiten een weg met zodanige bromfiets deel te nemen of toe te laten dat daarmee wordt deelgenomen aan het verkeer op een terrein zonder dat een geldige verzekeringsplaat op de voorgeschreven wijze op de bromfiets is bevestigd of indien de letters en cijfers van de verzekeringsplaat niet goed zichtbaar zijn. Het voorgaande is niet van toepassing jegens de bezitter en de houder op wie de verplichting tot verzekering niet rust.

  • 4. Het is verboden om als bestuurder met een bromfiets als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, subonderdeel d, van de Wegenverkeerswet 1994, waarop ingevolge het bepaalde in paragraaf 2 een verzekeringsplaat moet zijn bevestigd, op een weg te rijden of te staan of buiten een weg met zodanige bromfiets deel te nemen aan het verkeer op een terrein zonder dat een geldige verzekeringsplaat op de voorgeschreven wijze op de bromfiets is bevestigd of indien de letters en cijfers van de verzekeringsplaat niet goed zichtbaar zijn.

D

Aan artikel 10 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 3. Het is verboden om als bezitter dan wel als houder in de zin van artikel 2, tweede lid, van de wet, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, subonderdeel d, van de Wegenverkeerswet 1994, waarop ingevolge artikel 8 een vrijstellingsplaat moet zijn bevestigd, op een weg te doen rijden of te laten staan of toe te laten dat daarmee op een weg wordt gereden of gestaan, of buiten een weg met een zodanige bromfiets deel te nemen of toe te laten dat daarmee wordt deelgenomen aan het verkeer op een terrein zonder dat een geldige vrijstellingsplaat op de voorgeschreven wijze op de bromfiets is bevestigd of indien de letters en cijfers van de vrijstellingsplaat niet goed zichtbaar zijn. Het voorgaande is niet van toepassing jegens de bezitter van de bromfiets als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, subonderdeel d, van de Wegenverkeerswet 1994, indien de houder van de bromfiets een houder is als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de wet.

  • 4. Het is verboden om als bestuurder met een bromfiets als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, subonderdeel d, van de Wegenverkeerswet 1994, waarop ingevolge artikel 8 een vrijstellingsplaat moet zijn bevestigd, op een weg te rijden of te staan of buiten een weg met zodanige bromfiets deel te nemen aan het verkeer op een terrein zonder dat een geldige vrijstellingsplaat op de voorgeschreven wijze op de bromfiets is bevestigd of indien de letters en cijfers van de vrijstellingsplaat niet goed zichtbaar zijn.

ARTIKEL II

Artikel 1a van het Kentekenreglement wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen a tot en met c worden geletterd b tot en met d.

2. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • a. bromfietsen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, subonderdeel d, van de wet;.

ARTIKEL III

Het Reglement rijbewijzen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt voor «gehandicaptenvoertuigen» ingevoegd: bestuurders van.

2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt voor «bromfietsen» ingevoegd: bestuurders van.

3. In het eerste lid, onderdeel b, wordt na «bromfietsen,» ingevoegd:, niet zijnde bestuurders van bromfietsen als bedoeld in onderdeel c,.

4. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «zij mogen slechts worden bestuurd» vervangen door: deze motorrijtuigen mogen slechts worden bestuurd.

5. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma wordt aan het eerste lid een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. bestuurders van bromfietsen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, subonderdeel d, van de wet die beschikken over een gehandicaptenparkeerkaart of een kaart ten behoeve van het vervoer van gehandicapten als bedoeld in artikel 5, zesde lid, van het RVV 1990.

B

In artikel 15, eerste lid, onderdeel a, wordt na «bromfietsen» ingevoegd:, niet zijnde bromfietsen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, subonderdeel d, van de wet.

ARTIKEL IV

Het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onderdeel af, komt te luiden:

af. snorfiets:

bromfiets die blijkens de gegevens in het kentekenregister of het voor het voertuig afgegeven kentekenbewijs is geconstrueerd voor een maximumsnelheid die niet meer bedraagt dan 25 km per uur of bromfiets als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, subonderdeel d, van de wet;.

B

Artikel 5, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de tweede volzin van het derde lid wordt «Snorfietsers» vervangen door: Bestuurders van snorfietsen uitgerust met een verbrandingsmotor.

2. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:

  • 5. Bestuurders vanaf 16 jaar van snorfietsen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, subonderdeel d, van de wet die beschikken over een gehandicaptenparkeerkaart of een bij ministeriële regeling aangewezen kaart ten behoeve van het vervoer van gehandicapten mogen het trottoir en het voetpad gebruiken.

  • 6. Bestuurders jonger dan 16 jaar van snorfietsen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, subonderdeel d, van de wet die beschikken over een gehandicaptenparkeerkaart of een bij ministeriële regeling aangewezen kaart ten behoeve van het vervoer van gehandicapten gebruiken het trottoir of het voetpad.

  • 7. Het eerste lid, het tweede lid en het vierde lid gelden niet voor bestuurders als bedoeld in het zesde lid.

C

Aan artikel 20, onderdeel c, wordt na «uitgerust met een motor,» ingevoegd: en snorfietsen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, subonderdeel d, van de wet.

D

Aan artikel 21, onderdeel c, wordt na «uitgerust met een motor,» ingevoegd: en snorfietsen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, subonderdeel d, van de wet.

E

In artikel 32, eerste lid, wordt na «een snorfiets» ingevoegd:, niet zijnde een bromfiets als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, subonderdeel d, van de wet.

F

Na artikel 35b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 35c

De artikelen 35, eerste tot en met vierde lid en zesde lid, en 35a zijn van overeenkomstige toepassing op bestuurders van snorfietsen, zijnde bromfietsen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, subonderdeel d, van de wet.

G

Bord L3 en de bijbehorende omschrijving uit bijlage 1 worden vervangen door:

L3 Omschrijving: Bushalte / tramhalte

L3Omschrijving: Bushalte / tramhalte

ARTIKEL V

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 3 december 2010

Beatrix

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Uitgegeven de veertiende december 2010

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Dit wijzigingsbesluit heeft enkele wijzigingen aangebracht in het Kentekenreglement, het Reglement rijbewijzen, het RVV 1990 en het besluit van 16 september 1965, houdende vaststelling van het bewijs van verzekering voor de niet-kentekenplichtige motorrijtuigen en enkele regelen met betrekking tot het bewijs van vrijstelling (Stb. 414). Deze wijzigingen zijn noodzakelijk in verband met het gebruik in het verkeer van door de Minister van Infrastructuur en Milieu aangewezen bijzondere bromfietsen, waarvoor geen Europese typegoedkeuring vereist is.1 Een eerste voorbeeld van een dergelijke bijzondere bromfiets is de Segway.

Het is wenselijk om voor deze aangewezen bromfietsen en de bestuurders ervan afwijkende regels te stellen ten aanzien van onder meer de kentekenplicht, de rijbewijsplicht, de minimumleeftijd en de verlichting. Door middel van dit besluit is mogelijk gemaakt dat iedereen vanaf 16 jaar zonder rijbewijs en zonder helm, met een maximumsnelheid van 25 km/uur, op het fiets(/bromfiets)pad, of indien dat ontbreekt de rijbaan, mag rijden op een aangewezen bijzondere bromfiets die niet is voorzien van een kentekenplaat, maar wel van een geldig verzekeringsplaatje.

Dit besluit regelt bovendien dat er geen minimumleeftijd geldt voor bestuurders van deze aangewezen bijzondere bromfietsen, indien zij beschikken over een gehandicaptenparkeerkaart of een bij ministeriële regeling aangewezen kaart ten behoeve van vervoer van gehandicapten. Gehandicapte bestuurders die beschikken over een dergelijke kaart mogen gebruik maken van het trottoir en het voetpad met een maximumsnelheid van 6 km/uur. Het voornemen is om in ieder geval de OV-begeleiderskaart, de Valyspas en de WMO-pas aan te wijzen als kaarten ten behoeve van vervoer van gehandicapten.

Verder leidt dit besluit ertoe dat bijzondere bromfietsen bij gebruik ’s nachts of overdag bij slecht zicht voorzien moeten zijn van een wit of geel voorlicht en een rood achterlicht, tenzij de bestuurder dat voorlicht op zijn borst en dat achterlicht op zijn rug voert.2

De technische eisen waaraan voertuigen bij gebruik in het verkeer moeten voldoen, zullen voor de verschillende aangewezen typen bijzondere bromfietsen afzonderlijk vastgesteld worden. Voor de zogenoemde zelfbalancerende bromfiets (Segway) zijn deze eisen reeds opgenomen in hoofdstuk 5, afdeling 6, §13, van de Regeling voertuigen.3

Verder heeft dit wijzigingsbesluit het in het RVV 1990 voor bus- en tramhaltes voorgeschreven verkeersbord vervangen door de twee verkeerstekens die zijn voorgeschreven in het Weens Verdrag inzake verkeerstekens (Trb. 1975, 114). Deze wijziging leidt ertoe dat bus- en tramhaltes in de zin van het RVV 1990 worden aangegeven door middel van een bord waarop in ieder geval een zwarte autobus of tram wordt weergegeven in een wit vlak, dat zich in een blauw vlak bevindt.

Indien dit teken duidelijk zichtbaar onderdeel uitmaakt van een bushaltebord en het bord voldoet aan de Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens verbindt het RVV 1990 een aantal verkeersregels aan het bushaltebord:

  • a. niet stilstaan bij de geblokte markering of indien die ontbreekt, op een afstand van minder dan 12 meter;

  • b. binnen de bebouwde kom aan bestuurders van een autobus de gelegenheid geven van een bushalte weg te rijden, wanneer de bestuurder van die autobus door het geven van een teken met zijn richtingaanwijzer zijn voornemen om weg te rijden kenbaar maakt.

Deze aanpassing van het RVV 1990 volgt uit een toezegging van de toenmalige Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat aan de Tweede Kamer.4

Dit wijzigingsbesluit is ter consultatie voorgelegd aan de Raad van Hoofdcommissarissen en het OM. De Raad van Hoofdcommissarissen acht de keuze voor verzekeringsplaatjes in plaats van kentekens niet praktisch, omdat dit wellicht betekent dat handhavers met een extra register zullen moeten werken. In geval van een overtreding met een aangewezen bijzondere bromfiets wordt niet het kentekenregister geraadpleegd, maar kunnen de NAW-gegevens van de eigenaar van het voertuig via het Verbond van Verzekeraars achterhaald worden. Deze procedure is gelijk aan die in geval van gehandicaptenvoertuigen.

Het OM heeft enkele tekstuele opmerkingen gemaakt. Deze zijn in dit besluit verwerkt.

Dit besluit leidt niet tot een toename of een afname van de administratieve lasten voor burgers en bedrijven. Mogelijke administratieve lasten als gevolg van de met dit besluit samenhangende wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 zijn voorgelegd aan het adviescollege Actal. Zoals in de bijbehorende memorie van toelichting vermeld is, had het adviescollege besloten dat wetsvoorstel niet te selecteren voor een toets naar de gevolgen voor het bedrijfsleven.5

Dit besluit was reeds vóór 1 januari 2010 in voorbereiding. Daarom hoeft dit besluit niet uiterlijk twee maanden voor de inwerkingtredingsdatum – 1 januari 2011 – gepubliceerd te worden.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A

Door middel van deze aanpassing dienen de door de Minister van Infrastructuur en Milieu aangewezen bijzondere bromfietsen te zijn voorzien van een geldig verzekeringsplaatje. Ook wordt door deze wijziging geregeld waar en hoe het verzekeringsplaatje op die bijzondere bromfietsen dient te worden bevestigd en aan welke eisen het plaatje dient te voldoen.

Artikel I, onderdeel B

De aanpassing van artikel 8 heeft tot doel te regelen hoe een vrijstellingsplaat op een aangewezen bijzondere bromfiets dient te worden bevestigd en hoe lang deze plaat geldig is.

Artikel I, onderdeel C

Door middel van dit onderdeel zijn de volgende twee strafbepalingen toegevoegd:

  • 1. een verbod om als bezitter of houder een door de Minister van Infrastructuur en Milieu aangewezen bijzondere bromfiets, waarop een verzekeringsplaat moet zijn bevestigd, te gebruiken of te laten gebruiken in het verkeer op een weg of een terrein, indien geen geldige verzekeringsplaat op de voorgeschreven wijze op de bromfiets is bevestigd of indien de letters en cijfers van de verzekeringsplaat niet goed zichtbaar zijn; en

  • 2. een verbod om als bestuurder met een door de minister aangewezen bijzondere bromfiets, waarop een verzekeringsplaat moet zijn bevestigd, te gebruiken in het verkeer op een weg of een terrein, indien geen geldige verzekeringsplaat op de voorgeschreven wijze op de bromfiets is bevestigd of indien de letters en cijfers van de verzekeringsplaat niet goed zichtbaar zijn.

Artikel I, onderdeel D

Door middel van dit onderdeel zijn de volgende twee strafbepalingen toegevoegd:

  • 1. een verbod om als bezitter of houder een door de Minister van Infrastructuur en Milieu aangewezen bijzondere bromfiets, waarop een vrijstellingsplaat moet zijn bevestigd, te gebruiken of te laten gebruiken in het verkeer op een weg of een terrein, indien geen geldige vrijstellingsplaat op de voorgeschreven wijze op de bromfiets is bevestigd of indien de letters en cijfers van de vrijstellingsplaat niet goed zichtbaar zijn.

  • 2. een verbod om als bestuurder met een door de Minister van Infrastructuur en Milieu aangewezen bijzondere bromfiets, waarop een vrijstellingsplaat moet zijn bevestigd, te gebruiken of te laten gebruiken in het verkeer op een weg of een terrein, indien geen geldige vrijstellingsplaat op de voorgeschreven wijze op de bromfiets is bevestigd of indien de letters en cijfers van de vrijstellingsplaat niet goed zichtbaar zijn.

Artikel II

Door middel van dit onderdeel is aan de lijst bromfietsen waarvoor geen kentekenplicht geldt de subcategorie bromfietsen uit artikel 1, eerste lid, onderdeel e, subonderdeel d, van de Wegenverkeerswet 1994 toegevoegd. Binnen deze subcategorie vallen de door de Minister van Infrastructuur en Milieu aangewezen bijzondere bromfietsen, waarvoor geen Europese typegoedkeuring is vereist.

Artikel III, onderdeel A

De aanpassing van artikel 5 van het Reglement rijbewijzen heeft tot doel te regelen dat er geen minimumleeftijd geldt voor bepaalde bestuurders van door de Minister van Infrastructuur en Milieu aangewezen bijzondere bromfietsen. Het gaat daarbij om gehandicapte bestuurders die beschikken over een gehandicaptenparkeerkaart of een bij ministeriële regeling aangewezen kaart ten behoeve van het vervoer van gehandicapten. Het voornemen is om in ieder geval de OV-begeleiderskaart, de Valyspas en de WMO-pas aan te wijzen als kaarten ten behoeve van het vervoer van gehandicapten.

Artikel III, onderdeel B

Artikel 15 van het Reglement rijbewijzen is zodanig gewijzigd dat de rijbewijsplicht voor bromfietsers niet geldt voor bestuurders van de door de minister aangewezen bijzondere bromfietsen, zoals Segways.

Artikel IV, onderdeel A

De definitie van «snorfiets» in het RVV 1990 is uitgebreid met de door de minister aangewezen bijzondere bromfietsen.

Artikel IV, onderdeel B

Artikel 5, derde lid, van het RVV 1990 is zodanig aangepast, dat bestuurders van snorfietsen met een elektromotor, zoals Segways, gebruik kunnen maken van het onverplichte fietspad. Deze aanpassing leidt ertoe dat de regel dat snorfietsers slechts met een uitgeschakelde motor op een onverplicht fietspad mogen rijden, alleen geldt voor de bestuurders van snorfietsen met een verbrandingsmotor. Dit onderscheid is gemaakt, omdat elektromotoren – in tegenstelling tot verbrandingsmotoren – weinig of geen geluid voortbrengen en daardoor niet tot geluidsoverlast leiden.

Als gevolg van het toegevoegde zevende lid kunnen bestuurders van Segways en andere aangewezen bijzondere bromfietsen jonger dan 16 jaar – in tegenstelling tot bestuurders vanaf 16 jaar – geen gebruik maken van het (brom)fietspad of de rijbaan. Het zesde lid bepaalt dat bestuurders jonger dan 16 jaar met deze voertuigen op het trottoir of het voetpad kunnen rijden, indien zij beschikken over een gehandicaptenparkeerkaart of een bij ministeriële regeling aangewezen kaart ten behoeve van het vervoer van gehandicapten. Verder regelt het vijfde lid dat bestuurders vanaf 16 jaar met deze voertuigen eveneens op het trottoir of het voetpad kunnen rijden, indien zij beschikken over een gehandicaptenparkeerkaart of een dergelijke aangewezen kaart. Zoals eerder gemeld, is het voornemen om in ieder geval de OV-begeleiderskaart, de Valyspas en de WMO-pas aan te wijzen als kaarten ten behoeve van het vervoer van gehandicapten.

Artikel IV, onderdelen C en D

Met de aanpassing van de artikelen 20 en 21 van het RVV 1990 is de maximumsnelheid geregeld voor Segways en andere door de Minister van Infrastructuur en Milieu aangewezen bijzondere bromfietsen bij gebruik op het trottoir en het voetpad: 6 km/uur.

Artikel IV, onderdelen E en F

Door een wijziging van artikel 32 van het RVV 1990 en de toevoeging van artikel 35c aan het RVV 1990 is bepaald wanneer bestuurders van Segways en andere aangewezen bijzondere bromfietsen welke verlichting moeten voeren. ’s Nachts en overdag indien het zicht slecht is, moeten

  • ofwel de door de Minister van Infrastructuur en Milieu aangewezen bijzondere bromfietsen zijn voorzien van een wit of geel voorlicht en een rood achterlicht;

  • ofwel de bestuurders van deze bromfietsen een wit of geel voorlicht op de borst voeren en een rood achterlicht op de rug.6

Artikel IV, onderdeel G

Door middel van deze aanpassing zijn de tekens voor bushaltes en tramhaltes, zoals voorgeschreven in het Weens Verdrag inzake verkeerstekens (Trb. 1975, 114), zonder toevoeging overgenomen in het RVV 1990. Dat betekent dat de verkeersborden waarmee bushaltes en tramhaltes in de zin van het RVV 1990 worden aangegeven in ieder geval dit symbool voor bushalte of tramhalte bevatten. Dit symbool dient duidelijk zichtbaar te zijn voor passerende bestuurders. Hoe deze borden er verder uitzien – bijvoorbeeld hoe de halteplaatsen van bus- of tramlijnen worden aangeduid – schrijft het RVV 1990 niet langer voor.

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus


XNoot
1

Zie artikel 1, eerste lid, onderdeel e, subonderdeel d, van de Wegenverkeerswet 1994.

XNoot
2

Vergelijk het besluit van 3 oktober 2008 houdende wijziging van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en het Voertuigreglement in verband met het toestaan van fietsverlichting die niet op de fiets is bevestigd (Stb. 406).

XNoot
4

Handelingen II 2009–2010, nr. 30, p. 2836.

XNoot
5

Kamerstukken II 2009–2010, 32 225, nr. 3.

XNoot
6

Vergelijk Stb. 2008, 406.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionale aard bevat.

Naar boven