Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | nr. 102, item 11 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | nr. 102, item 11 |
Aan de orde is het debat over de Voorjaarsnota 2015.
De voorzitter:
Ik heet van harte welkom de minister van Financiën. Ik meld hem dat de voertaal hier Nederlands is en geef graag als eerste het woord aan de heer Van Gerven namens de fractie van de SP.
De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. Het brandt in Griekenland, maar het is ook zinnig om vandaag gewoon de Voorjaarsnota te behandelen, want er zijn weer de nodige zaken aan de hand in ons mooie Nederland. Ik wil het in het kader van de Voorjaarsnota hebben over de veiligheid, de btw in de bouw, de kinderopvang en de huren.
Ik begin met de veiligheid. "Er is geen ruimte meer". "De duimschroeven zijn al zo ver aangedraaid". "De rek is eruit". "Nieuwe bezuinigingen zijn onverantwoord". Dat hoorden we Kamerleden en bewindspersonen van de coalitiepartijen in februari nog zeggen over de verdere bezuinigingen op Veiligheid en Justitie. Dat leek mij duidelijke taal. Het moge duidelijk zijn dat mijn fractie het daarmee eens is. Als we naar de suppletoire begroting kijken, verbaast het ons dus dat er toch weer melding wordt gemaakt van een nieuwe bezuiniging op veiligheid van 30 miljoen volgend jaar en 60 miljoen structureel. Wij zijn daar ook een beetje boos over. De grenzen zijn echt al bereikt. Werkelijk alles staat enorm onder druk bij Veiligheid en Justitie. Eerder werd nog aangegeven dat de politie, het Openbaar Ministerie, de rechtspraak en het gevangeniswezen de ruimte nodig hebben. Waarom dan toch een nieuwe bezuiniging? Wij vinden dat onbegrijpelijk. Binnen Veiligheid en Justitie moet gezocht worden naar geld om de meest noodlijdende onderdelen van het ministerie wat meer lucht te geven. Daarom moet men binnen de budgetten kunnen schuiven, maar dat kan niet als daartoe de mogelijkheden worden afgepakt. Een ministerie heeft nu eenmaal te maken met mee- en tegenvallers. Je kunt niet de krenten eruit pikken door meevallers — dit maal zijn dat de lagere huurtarieven van het rijksvastgoed — maar volledig op te eisen. Dat is simpelweg een bezuiniging op veiligheid. Wij vinden dat onbegrijpelijk en onacceptabel in een periode waarin veiligheid prominent op de agenda hoort te staan. We vragen het kabinet om dit terug te draaien. Eventueel dienen wij daarvoor een motie in.
Mijn volgende punt is de btw in de bouw. Vorige week woensdag was er een belangrijke uitspraak van de rechtbank in Den Haag, die bepaalde dat de uitstoot van CO2 met een kwart naar beneden moet. Gaat het kabinet dit aanvechten of gaat het nu echt werk maken van minder CO2-uitstoot en een duurzaam energiebeleid? Hoe gaat het kabinet dat aanpakken? Het zal daarmee hard aan de slag moeten. Is het in dit verband niet juist verstandig om bijvoorbeeld het isoleren van woningen te stimuleren? Dat is een investering waarvan wij weten dat die zich dubbel en dwars uitbetaalt. In verband daarmee vragen wij of het kabinet alsnog wil overwegen om het lage btw-tarief voor de bouw langer in stand te houden. Er zal een tijdelijke opleving zijn geweest en de bouw zal even zijn aangetrokken, omdat de regeling stopt. Maar vanaf morgen geldt de regeling niet meer en dreigt de boel weer in elkaar te zakken. Indien de minister niet bereid is tot verlenging, wil ik graag weten waarom. Dat een maatregel een paar keer verlengd is, kan ik geen voldoende onderbouwing noemen. Je bekijkt toch elke keer weer opnieuw of je een maatregel nodig acht of niet? Daarbij zou het eigenlijk niet ter zake moeten doen of de regeling al een keer is verlengd. Het zou mij niet verbazen als wij later dit jaar weer een tegenvaller zien in de btw-ontvangsten, vanwege een terugval in werkzaamheden in de bouw. Worden de btw-ontvangsten uit de bouw apart bijgehouden? Indien de minister toch volhardt in het afschaffen van de lage btw, is hij dan wel bereid om te evalueren wat het effect is geweest van deze afschaffing?
In de kinderopvang zien we een zware onderbesteding van meer dan 300 miljoen. De effecten van de bezuinigingen in de kinderopvang lijken groter dan eerder gedacht. Dat heeft het Centraal Planbureau eerder ook vastgesteld. Wat was de reactie van de minister op deze constatering? Volgens hem hakken de bezuinigingen er blijkbaar toch harder in en trekken mensen zich terug van de arbeidsmarkt. Dit onderwerp is ook al aan bod gekomen in het verantwoordingsdebat. Er liggen nog twee aangehouden moties van de leden Grashoff en Koolmees. Toen werd gezegd dat het in het debat van vandaag thuishoorde en heeft de premier ons naar het debat van vandaag verwezen. Ik ben benieuwd wat de minister doet met de gebleken effecten van het bezuinigingsbeleid. Is hij bereid het geld dat is blijven liggen of blijft liggen door de onderbesteding te besteden aan kinderopvang? Uit de beantwoording van de schriftelijke vragen blijkt dat de hoge ramingsbijstelling bij de Voorjaarsnota vooral te maken heeft met een sterke daling van het gebruik in 2014 onder lagere inkomensgroepen. Welke conclusie trekt de minister daaruit? Is dat een wenselijke ontwikkeling?
Bij de huurtoeslag is sprake van een tegenvaller op de begroting. Heeft de minister een verklaring voor de toegenomen aanvragen? In de schriftelijke beantwoording noemt hij de gevolgen van de economische crisis als een oorzaak. Kan hij nader toelichten wat hij daarmee bedoelt? Dankzij de internationaal aantrekkende economie staan alle economische indicatoren toch al een tijd lang op groen? Om welke huurders gaat het? Heeft het mogelijk te maken met de koopkracht van de huurders? Heeft het er misschien mee te maken dat ze steeds meer moeten betalen voor de huur? Het tekort voor de huurtoeslag voor 2014 moet binnen de huurtoeslag worden gedekt volgens de minister. Kortom, het wordt weggehaald bij de huurders zelf. Is dat niet gek? Als er onderbesteding is bij de kinderopvang vanwege te weinig gebruik, gaat het niet terug naar de ouders die wel gebruikmaken van de kinderopvang. Bij de huren zijn er juist meer aanvragen dan verwacht. Dan zou het consequent zijn om het spiegelbeeldige te doen en zou er dus geld bij moeten. Is het eigenlijk ook niet vreemd dat de hypotheekrenteaftrek wel een openeinderegeling is en de huurtoeslag niet?
De minister zegt in dit verband dat de vormgeving van een eventuele ombuiging nog nader wordt bezien. Wanneer krijgen wij daar meer duidelijkheid over? Het is wel fijn voor de huurders om te weten waar ze aan toe zijn. De minister heeft het overigens over een eventuele ombuiging. Duidt het woordje "eventueel" er misschien toch op dat de huurders ditmaal wel worden ontzien? Als er zou worden gekozen voor de verhoging van de eigen bijdrage, dan treft dit wederom de meest kwetsbaren. In de algemene koopkrachtcijfers krijg je het niet te zien omdat de huurders niet als aparte groep worden meegenomen, maar uit de antwoorden op de suppletoire begroting Wonen en Rijksdienst blijkt dat het hier toch gaat om een bedrag van €230 per jaar. Voor sommigen is dat een groot bedrag. Huurders hebben de huren al met 10% zien stijgen in twee jaar. Wat kan het kabinet voor de huurders betekenen?
De heer Harbers (VVD):
Voorzitter. De Voorjaarsnota is de eerste stand waaruit blijkt hoe het staat met de uitvoering van de begroting voor 2015. Toen ik dit debat zat voor te bereiden, bladerde ik even terug naar wat er rondging in deze zaal bij de behandeling van de begroting tijdens de financiële beschouwingen. Ikzelf vergeleek toen Griekenland en Nederland. Misschien herinnert de minister zich dat nog. Ik beschreef hoe ik al in de jaren negentig zag hoe op mijn geliefde vakantie-eiland de lokale horecaondernemers en souvenirwinkeliers een jongetje betaalden dat in de haven zat te kijken of de fiscale politie toevallig van de veerboot af kwam. Dan belde hij naar het elektriciteitsbedrijf om snel de stroom te laten uitschakelen. Dat was voor iedereen op het eiland het signaal dat de stroom later weer aan zou gaan en dat zij die avond kassabonnetjes moesten meegeven. Bovendien deed het kasregister het na een paar uur stroomuitval niet meer. Zo stond het er daar toen voor en ik vergeleek dat met de situatie in Nederland en in dit deel van Europa. Het is een beetje een wrange, maar ook toepasselijke vergelijking op deze avond, omdat het steunprogramma voor Griekenland over een paar uur is afgelopen.
In Nederland is het sinds die Algemene Financiële Beschouwingen alleen maar beter gegaan. Destijds was het nog wat voorzichtigjes. Er waren voorzichtige lichtpuntjes. Ik breng echter in herinnering dat de ramingen van de Nederlandsche Bank, het IMF, de OESO en de Europese Commissie sindsdien naar boven zijn bijgesteld. Met de ramingen van het Centraal Planbureau is dat zelfs meerdere malen gebeurd. Daarmee zijn wij eindelijk terug op het niveau van voor de crisis en kunnen we verder gaan bouwen. Met betrekking tot de groeiverwachtingen voor 2016 behoren wij nu tot de top van de Europese Unie. Inmiddels is niet alleen de export aangetrokken, maar ook het producenten- en consumentenvertrouwen. Wij zien nu voor het eerst dat de werkloosheid licht daalt.
Voor de overheidsfinanciën betekent dit dat het tekort nu snel daalt. Soms sla je nieuwe ramingen open en denk je: zo, zo, dat gaat echt wel heel rap naar beneden. Kortom, meer groei, een lagere schuld en dus een sterker fundament voor een gezonde toekomst van de Nederlandse economie. Dit is vooral een bewijs voor iedereen die zei dat wij dit land kapot zouden bezuinigen. Zij hebben hartstikke ongelijk gekregen. Wij hebben een eindeloze stoet verwijten over ons heen gehad, soms van de PVV, maar nog vaker van de SP. Ik herinner mij uitspraken dat je niet met een heggenschaar moest snoeien. Uiteindelijk bewijst dit dat je soms stevig moet ingrijpen. Soms moet je flink snoeien en dan komt het goed. Nederland bewijst dat je de boel goed en stevig op de rails moet zetten, als de economie hapert. En hoe sneller je dat doet, hoe sneller de economie van het land weer gaat groeien.
De nu voorliggende Voorjaarsnota laat ook bij de overheidsfinanciën de weerslag zien van de betere tijden. Als ik het hele verhaal tot mij neem en ook de beantwoording van de vele vragen — waarvoor ik de minister dank — zie ik dat er weinig bijzonderheden zijn. Ook dat is op zichzelf alweer bijzonder. Denk er alleen maar aan dat je tot een jaar of twee terug ieder voorjaar zag dat er miljardenoverschrijdingen waren op de zorg die nauwelijks opgelost konden worden in het lopende jaar en dus een claim op de toekomst legden. Welk een schril contrast met de manier waarop dat tegenwoordig in de Voorjaarsnota staat.
Tegelijkertijd is nog niet alles zorgeloos, maar nu zijn zaken gewoon oplosbaar. Er zijn wat mee- en tegenvallers. Hier en daar moet er met de door mij geliefde stofkam doorheen gegaan worden, bijvoorbeeld bij het opvangen van het ruilvoetverlies, bij diverse besparingsverliezen en ook wat betreft het effect van het besluit over de gaswinning waarover morgen wordt gedebatteerd. Daartegenover staan meevallers doordat de economie gewoon uit zichzelf beter draait. Dat zien we terug in bijvoorbeeld de inkomsten van de vennootschapsbelasting.
Dat het beter gaat, betekent wat de VVD betreft ook dat we verstandig naar de toekomst moeten kijken. Want de inspanningen van alle moderniseringen van de afgelopen jaren waren er niet voor niets. Wij doen dit niet om de overheid bij het eerste zuchtje meewind weer te laten uitdijen. Wij doen dat omdat er wat ons betreft een groter doel is. Dit fundament willen wij heel graag behouden. Daar waar ruimte ontstaat — en dat is wat ons betreft ook bij de begroting voor volgend jaar, dus 2016 — willen wij focussen op de twee dingen die men van ons kent. De ene opgave is dat er geld moet zijn voor veiligheid en defensie, want de wereld is in heel rap tempo onrustig geworden, dichtbij de grenzen van Europa en verder weg. Volgens mij zijn heel veel mensen in de Kamer het erover eens dat wij daar meer inspanningen voor moeten verrichten. De andere grote opgave is een belastingverlaging waarbij wij vooral werken aantrekkelijker maken. Het bedrag dat daarvoor nodig is, gloort nu. Wij zien reikhalzend uit naar de voorstellen van het kabinet om dat bij de komende Miljoenennota in te vullen.
Aangezien de VVD gefocust is op deze twee punten, heeft mijn fractie verder geen opmerkingen over deze Voorjaarsnota en kan zij daarmee instemmen. Wij zien de minister graag terug met een ronkende begroting op Prinsjesdag.
De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. De situatie met Griekenland overschaduwt dit debat. De Voorjaarsnota laat niet heel veel spannends zien, maar de kans is zeer aanwezig dat we in december, bij het debat over de Najaarsnota, een compleet ander beeld zien. De onzekerheidsmarges zijn namelijk een stuk groter dan bij menige Voorjaarsnota. Daarom geeft het CDA hierbij een winstwaarschuwing: meevallers kunnen snel tegenvallers worden. Aangezien de situatie in Griekenland is ontploft door de aankondiging van het referendum en het stof nog niet is neergedaald, is enige behoedzaamheid op zijn plaats.
Natuurlijk is het CDA, na jaren van recessie en miljarden aan lastenverhogingen, ook van mening dat lucht voor de burger op zijn plaats is. We hoeven echter niet direct tot het gaatje te gaan wanneer dit bij een beetje tegenslag weer zal leiden tot nieuwe lastenverhoging. Herstel van vertrouwen in de economie en herstel van vertrouwen in de politiek vragen dat de overheid een geloofwaardig en langjarig verstandig beleid voert en niet met alle winden meewaait. Economische tegenslag kan op de loer liggen. Lastenverlichting is dus niet iets wat we zomaar kunnen regelen; het is een keuze, een weloverwogen keuze. Als er tegenvallers zijn, moeten deze binnen de begroting worden opgevangen. Deelt de minister dit met ons?
Een tegenvaller die de lastenverlichting misschien in de weg zit, betreft overigens niet Griekenland, maar, ironisch genoeg, de Europese Commissie zelf. De minister heeft namelijk zowel mondeling als schriftelijk aan de Kamer gemeld dat het alleen is toegestaan om lastenverlichting door te voeren en het tekort op te laten lopen als er daadwerkelijk hervormingen plaatsvinden. Onze vraag is of dit ook zal gebeuren.
Een tegenvaller waarvan we zeker weten dat deze zal plaatsvinden, is het terugbrengen van de gaswinning in Groningen. Laat ik vooropstellen dat dit een verstandig besluit van minister Kamp was. Het CDA steunt onder voorwaarden de keuze om dit jaar slechts 30 miljard kuub gas te winnen. Mijn collega Agnes Mulder gaat hier samen met een collega van de ChristenUnie morgen bij het gasdebat verder op in. Het betekent echter wel een tegenvaller van 1,6 miljard euro, bijna 0,3% van de inkomsten. Ik vraag aan de minister waarom wij geen nota van wijziging hebben ontvangen om dit in de begroting vast te leggen. Vooruitlopend daarop hebben wij samen met de ChristenUnie een amendement ingediend.
Het gas is een van de onzekerheden waarmee wij rekening moeten houden. Een andere enorme tegenvaller zijn de drie extra successievelijke EU-afdrachten die oplopen tot 1,8 miljard euro. Een groot gedeelte daarvan krijgen we later terug. Wij vragen aan de minister of het mogelijk is om ervoor te zorgen dat we netto betalen, zodat we uiteindelijk niets terugkrijgen. Dat hebben de Italianen ook gedaan. Zij hebben in 2014 precies zo veel betaald dat hetgeen ze terugkrijgen in 2015, matcht met hetgeen ze nog moeten betalen. Dat kunnen we eigenlijk wel begrijpen. Nu we het hier toch over hebben, vraag ik de minister waarom de Nederlandse regering nog steeds haar zienswijze op het openbaar maken van de stukken die zij naar de Europese Commissie gestuurd heeft, niet openbaar wil maken.
Wij hebben het eigenmiddelenbesluit hier goedgekeurd. Aangezien dit nog niet in werking is getreden, is die 1,8 geblokkeerd. Welke landen hebben dit nog niet goedgekeurd? Hoe zorgen we ervoor dat die landen het besluit wel snel ratificeren?
De Voorjaarsnota geeft altijd een inkijkje in de meevallers en tegenvallers. Bij de Miljoenennota van dit jaar werd nog uitgegaan van een olieprijs van 107 dollar. Nu is die gehalveerd naar 53 dollar. Dat is een enorme impuls voor de economie, net als de lage rentestand. Dit betekent echter dat het economische herstel fragiel is. Als de olieprijs weer omhoog gaat, wordt onze economie direct geraakt, met vele gevolgen. Dat geldt ook voor de rente. De regering heeft aangekondigd dat zij de looptijden van de staatsleningen enigszins zal verlengen, maar omdat er sprake is van een zeer volatiele markt, horen wij graag van de regering wat er gebeurt als er een renteschok van 3% tot 4% over de hele rentecurve plaatsvindt. Wat gebeurt er dan met de huizenmarkt? Wat gebeurt er met de staatsschuld? Wat gebeurt er met de private bezittingen? Een en ander komt dan weer op het langjarige gemiddelde te liggen. Dat is helemaal geen raar scenario. Dan moet het echter niet zo zijn dat bepaalde sectoren in Nederland in één keer door hun hoeven gaan. De verzekeringssector heeft bijvoorbeeld last van de lage rente. Is de regering bereid om dit door te rekenen en om te bekijken welke voorzorgsmaatregelen op hun plek zijn?
Een andere grote tegenvaller op de begroting zijn de uitvoeringskosten van de Belastingdienst. De oorzaken hiervan liggen onder andere bij de uitvoeringskosten van een nieuw beleid. Daarin zit nog wel een issue voor dit najaar. Kan de Belastingdienst veel wijzigingen in het belastingplan wel aan? Het CDA wil lastenverlichting. Nadat we de brieven van gisteravond over de SVB gelezen hebben, maken we ons echter oprecht zorgen over de gevolgen en de mogelijke chaos bij de Belastingdienst. We zitten niet te wachten op blauwe naheffingsenveloppen of opnieuw een tegenvaller van 100 miljoen. De Algemene Rekenkamer zag slechts één ernstige tekortkoming, namelijk de ICT-situatie bij de Belastingdienst. Het veranderen van tarieven zou zelfs al tot problemen kunnen leiden. Dan heb ik het dus nog niet over een stelselwijziging. We kunnen ons niet voorstellen dat de minister dit probleem niet onderkent. Hoe gaat hij ervoor zorgen dat dit niet tot grote problemen in het najaar of het volgende voorjaar zal leiden?
Een meevaller zien we bij de sectorplannen van minister Asscher. En wat voor meevaller, want het betekent dat nog niet al het geld in een bodemloze put is gestopt. Kunnen we verdere besteding van deze middelen nu stoppen voordat het te laat is? De vraag droogt op, want er is blijkbaar geen interesse meer voor de plannen. Ze zijn erg duur per gecreëerde baan. Veel partijen in de Tweede Kamer twijfelen er inmiddels ook aan. Is de minister van Financiën, als hoeder van verstandige uitgaven, dit met ons eens? En steunt hij de motie van collega's Van Weyenberg en Pieter Heerma, waarin wordt opgeroepen om nu niet verder te gaan met de sectorplannen? Is hij bereid om daarvoor te zorgen?
Dan defensie. In de Voorjaarsnota neemt het defensiebudget af, terwijl de instabiliteit in de wereld zeer hard toeneemt, en de krijgsmacht in het rood draait en door zijn hoeven dreigt te zakken. Het kabinet beloofde een trendbreuk maar in plaats daarvan zien we voortzetting van de trend. Het budget voor defensie neemt in reële termen af, maar nog meer als percentage van bbp. De motie-Van der Staaij wordt als een hete aardappel vooruitgeschoven. Het kabinet schendt daarmee de NAVO-afspraak van Wales om de defensie-uitgaven in tien jaar tijd richting de NAVO-norm van 2% te laten bewegen. Kan de minister van Financiën bevestigen dat hij ook de noodzaak ziet van toewerken naar de NAVO-norm voor defensie-uitgaven? En op welke termijn zal dat gebeuren?
Dan de zorg. De uitgaven lijken lager uit te vallen dan begroot. Daar is het CDA blij mee, maar wij zien samen met de Rekenkamer wel grote risico's. Ten eerste blijkt dat meevallers met name in beleid zitten dat enkele jaren terug is ingezet, zoals goedkopere medicijnen. De tegenvallers zitten vaak in nieuw beleid, zoals — daar is hij weer — het probleem bij de uitbetaling van de pgb's. Dat beleid leidt alleen maar tot tegenvallers en niet tot, zoals bedoeld, meevallers. Wij hebben een concrete vraag aan de minister. Is er al een reservering gemaakt op de begroting voor de vele schadeclaims die het pgb-dossiers met zich zal meebrengen, zeker na de laatste uitspraak van de rechter? Want dit kan zomaar weer een tegenvaller van meer dan 100 miljoen opleveren.
Verder is er in de zorg nog steeds veel onzekerheid over de dbc-omzet in de medisch-specialistische zorg en de ggz. De Rekenkamer geeft aan dat we met de huidige inzet van de regering waarschijnlijk nooit inzicht zullen krijgen in de werkelijke omzet van ziekenhuizen in 2012 en 2013. De Rekenkamer waarschuwt dat voor 2014 en 2015 hetzelfde dreigt en dat accountants dus geen goedkeuringsverklaring zullen geven. Deze onzekerheid werkt door naar het Zorgverzekeringsfonds. Over zijn jaarverslag 2013 heeft de accountant een verklaring met oordeelonthouding afgegeven. Al met al betekent dit dat de risicoverevening 2011, van vier jaar geleden, nog steeds niet definitief is vastgesteld. We hebben het hier over de sector voor curatieve zorg van tussen de 30 miljard en 40 miljard, waarbij de verklaringen vier jaar achterlopen en we niet weten hoeveel er wordt uitgegeven. De zorgbegroting komt hiermee op zijn zachtst gezegd houtje-touwtje over. Erkent de minister dat de financiering van de zorg veel te complex geworden is en is hier een plan van aanpak voor? Op welke wijze zal het ministerie van Financiën samenwerken met VWS om de boel op orde te krijgen? En klopt het dat de accountantsverklaring met oordeelonthouding bij het Zorgverzekeringsfonds betekent dat de premie en de risicoverevening op onzekere cijfers worden gebaseerd? Welke gevolgen heeft dit voor een betrouwbaar beeld van de overheidsfinanciën?
Ten slotte moeten we constateren dat het debat over de Voorjaarsnota door de ontwikkelingen in Griekenland onverwacht spannend geworden is. De economie kruipt uit het dal. Zoals mijn collega van de VVD aangaf, gebeurt dat sneller dan verwacht. Maar de toekomst is onzekerder dan verwacht. Daar maakt het CDA zich zorgen over. Het vraagt van de politiek dat we niet doorslaan in het verjubelen van meevallers en het aangaan van verplichtingen. Laat dat de boodschap van dit debat zijn: prudent en voorzichtig. Het debat over de voorjaarsnota is normaal gesproken het laatste plenaire debat van de minister voor het zomerreces. Ik zou mijn handen daar dit jaar niet voor in het vuur durven steken.
De heer Nijboer (PvdA):
Voorzitter. De Voorjaarsnota laat over de volle breedte zien dat het economisch herstel doorzet. De economische groei, voorzien op 1,7%, is fors hoger dan een halfjaar geleden werd voorzien. De werkloosheid daalt. Er worden meer huizen verkocht. Het consumentenvertrouwen neemt toe. De bouw trekt aan. Dat zien wij terug in de staatsschuld. Het tekort verbetert en de schuld lijkt dit jaar al onder de 70% te komen. Het kabinet legde daarvoor een goede basis. De woningmarkt is hervormd. De financiële sector is verregaand gereguleerd en is weer op weg om gezond te worden, al is hij nog niet helemaal gezond. In de zorg zijn soms pijnlijke en moeilijke maatregelen genomen en gemeenten kregen meer verantwoordelijkheden. Al deze maatregelen legden de basis voor het economisch herstel dat nu is ingezet. Sterker nog: het begrotingsbeleid van deze minister maakt het mogelijk om het belastingstelsel volgend jaar meer in het teken van werk te zetten. De PvdA heeft de afgelopen jaren steeds benadrukt dat werkgelegenheid en werkloosheidsbestrijding de belangrijkste prioriteiten zijn voor dit moment. Daaraan kan volgend jaar verder worden gewerkt op basis van de begroting die wij tegemoetzien.
Ik ga dieper in op de Voorjaarsnota. De PvdA stelt vast dat de begrotingskaders die het kabinet zich heeft gesteld, weer sluiten. Daarmee wordt een prudent en beheerst begrotingsbeleid gevoerd. Een aantal zaken valt op en daar ga ik nader op in. Ik besteed bijzondere aandacht aan een vijftal thema's. Dat zijn de ramingen, de EU-afdrachten, de kasschuiven, de taakstellende onderuitputting, een bijzonder fenomeen, en de duur van de staatsschuld.
Allereerst de ramingen. Nederland kent een omvangrijke begroting van 248 miljard euro voor dit jaar. Het is nogal wiedes dat er soms afwijkingen zijn. Dat is onvermijdelijk. Je kunt niet alles precies ramen. De werkloosheid kun je bijvoorbeeld nooit precies voorzien, maar die heeft wel een enorme impact op de overheidsuitgaven. Niettemin signaleert de PvdA op een aantal punten structurele afwijkingen. Onderkent de minister dat en wat gaat hij eraan doen? Als eerste noem ik de begroting van de zorg. De rekenkamer wijst vaak op het beperkte budgetrecht van de Kamer op dat punt. Ik wil vandaag vooral wijzen op de informatie over de effecten van het beleid en de kwaliteit van de ramingen. Het is mooi dat de uitgaven voor geneesmiddelen meevallen. Dat is een goede zaak, want niemand is gebaat bij meer uitgeven aan geneesmiddelen dan nodig. Het gebeurt echter keer op keer en met forse bedragen. Het is zaak dat de Kamer goede informatie heeft over wat de volgende jaren aan geneesmiddelen maar ook aan andere posten op de begroting wordt uitgegeven. Hetzelfde zien wij bij het deelnemingenbeleid. De dividendmeevallers zijn jaar op jaar meer dan 50% van de verwachte dividendopbrengst. Dat is veel. Het is mooi dat het meevalt, maar het is nog mooier als je het goed raamt en als de Kamer zelf kan beschikken en beslissen hoe hij die gelden wil aanwenden. Herkent de minister dat?
Wij zien ook tegenvallers. De huurtoeslag valt een aantal jaren op rij tegen, evenals de kinderopvangtoeslag. Het is mooi dat het kabinet ruimte ziet om volgend jaar extra te investeren in de kinderopvangtoeslag, zodat die betaalbaarder wordt voor gezinnen. De PvdA vraagt de tegenvallers bij de huurtoeslag nadrukkelijk te betrekken bij de besluitvorming in augustus. Wij hebben daar vorig jaar uitgebreid over gesproken. Er is immers maar één begrotingspost bij de minister van Wonen en Rijksdienst en dat is de huurtoeslag. Als daar een tegenvaller is, komt het daar direct terecht.
Ik kom bij de EU-afdrachten. Ik heb al eerder gezegd dat het begrotingsproces van de Europese Unie er een is van likmevestje. Naheffingen, suppletoire begrotingen, slechte verantwoordingen van bestedingen, nabetalingen, overigens ook vele jaren op rij bijbetalingen omdat wij geld terugkregen dat wel begroot was maar niet was uitgegeven. Dat moet echt beter, voorspelbaarder, stabieler en op vaste momenten. Ik heb daarover met de heer Harbers een motie ingediend, die ook is aangenomen. D66 heeft het initiatief genomen om voor te stellen om daaraan aandacht te besteden bij het voorzitterschap. Is hier al enig zicht op resultaten in de aanloop naar het voorzitterschap? Welke acties worden daarvoor ondernomen?
Dan het derde thema. De kasschuiven zijn elk jaar behoorlijk qua omvang. Bij infrastructuur is dat te begrijpen. Omdat je niet precies weet of daar de uitgaven in december vallen of in januari, kun je dan wat schuiven. We zien het echter bijvoorbeeld ook bij de investeringen voor defensie en duurzame energie. De PvdA wil er wel voor waken dat met name op het gebied van duurzame energie van uitstel afstel komt. Kan de minister bevestigen dat de middelen die voor duurzame energie beschikbaar zijn gesteld op lange termijn ook beschikbaar blijven?
Ik kom op het vierde van mijn vijf thema's en dat is het fenomeen van de taakstellende onderuitputting. Dat wordt gebruikt bij Buitenlandse Zaken en bij Volksgezondheid. Dat fenomeen lijkt wel ietwat te schuren met het budgetrecht van de Tweede Kamer. We kennen al de in=uittaakstelling, de aanvullende post en de begrotingsreserves. Dat zijn allemaal posten die toch kunnen worden ingezet voor dekking van maatregelen. Waar de Kamer heeft aangegeven dat ze voor die en die budgetten geld beschikbaar heeft gesteld, moet het departement toch de onderuitputting dekken. En dat vind ik toch een bijzonder fenomeen. Hoe kijkt de minister ertegen aan om er op langere termijn verandering in aan te brengen? Volgens mij bieden de genoemde posten op de begroting voldoende ruimte om tegenvallers te dekken.
Mijn vijfde thema is de looptijd van de staatsschuld. U hoort, voorzitter, dat dit echt een begrotingsverhaal is geworden. Ik dacht: daar gebruik ik dit debat over de Voorjaarsnota maar voor. Over die looptijd van de staatsschuld hebben we al vaker gesproken de afgelopen jaren. Er is ook net een rapport over verschenen. De gemiddelde looptijd van de staatsschuld is zeven jaar. Maar tussen 2012 en 2014 is bij 88% van de gevallen waarin de looptijd langer was, die eigenlijk niet meer teruggezet naar dat gemiddelde van zeven jaar. Dat juicht de PvdA-fractie op zichzelf toe, want bij extreem lage rente kun je daar je voordeel mee doen. Er is echter niet een expliciet afwegingskader voor gemaakt. Ik begrijp dat het in de maak is, maar ik zou toch wel graag willen weten wat nou precies het beleid is ten aanzien van de looptijd van de rente. Wat is nu de gemiddelde looptijd van de huidige portefeuille? De Kamer is verteld dat dit zeven jaar zou zijn, maar het lijkt toch dat door die verlenging, dus als je die 88% er niet op terugzet, het acht, negen of misschien wel tien jaar is geworden. Als dat zo is, is mijn vraag wat daar dan eigenlijk de overweging bij is geweest. Het gaat over veel geld en een procent rente kan veel schelen. Dus ik vind het wel goed dat de Kamer er ook op kan meesturen en het kan vaststellen.
De heer Harbers zag uit naar een ronkende begroting voor volgend jaar. De PvdA-fractie ziet uit naar een begroting die in het teken staat van werk en werkgelegenheid en van meer inkomen voor iedereen. Die mogelijkheid biedt het begrotingsbeleid dat het kabinet de afgelopen jaren heeft gevoerd.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Voorzitter. Ik wil de hallelujastemming niet bederven, maar ik probeer het toch. Oké, de economie groeit dit jaar en volgend jaar met wel 2% volgens de laatste juniraming van het CPB. Het valt mij op dat dit bijna een verdubbeling is van wat het CPB in september voorspelde. Toen ging men nog uit van 1,25%. Hoe is deze groeispurt nu te verklaren? Ik snap wel dat de coalitiepartijen zichzelf op de borst kloppen van "we zijn zo goed bezig en het is allemaal op ons conto te schrijven", maar wie goed kijkt, ziet dat de olieprijs in september was gecalculeerd op 107 dollar terwijl die nu op 53 dollar staat. Dat is een halvering. Dat is natuurlijk goed ter compensatie van die belachelijke accijnsverhogingen. We zien het allemaal aan de pomp. De benzine is een stuk betaalbaarder. In september stond de lange rente op 1,8% en die is nu 0,5%. Dat is natuurlijk een ontzettende stimulans voor de huizenverkoop. Huizenkopers denken: ik moet nu kopen, want nu is de lange rente lekker laag.
In september stond de eurokoers op 1,35. Op dit moment staat deze op 1,10. Dat is natuurlijk hartstikke goed voor de export. In september ging men nog uit van een inflatie van 1,25%; nu is dat bijgesteld naar 0,4%. Dat is weer goed voor de consumptie. Het is geen wonder dat de economie er beter voor staat en aantrekt. De economie groeit niet dankzij dit kabinet, maar ondanks dit kabinet. Waar heeft het kabinet wel invloed op? Neem bijvoorbeeld de koopkracht: deze duikt volgend jaar weer in de min en wordt -0,3%. Voor ouderen met een klein aanvullend pensioen gaat de koopkracht naar -1,5%. Dat is waar het kabinet invloed op heeft. De werkloosheid daalt niet. Deze blijft 650.000, dus torenhoog. Volgens het CBS groeit de werkloosheid zelfs: in het laatste kwartaal van vorig jaar was deze 660.000 en in het eerste kwartaal van dit jaar 664.000. De dalende trend waarover het kabinet spreekt, zien wij niet terug in de CBS-cijfers. Hoe is dit te verklaren? Wat voor boodschap heeft deze minister aan de 165.000 mensen die sinds het aantreden van dit kabinet hun baan hebben verloren? De verwachte banengroei van 6.000 in het eerste kwartaal van dit jaar wordt ook niet gehaald volgens het CBS. Het lukt maar niet om dit beeld te kantelen, ondanks alle voorspoed, ondanks alle beloften en ondanks alle sectorplannen. Over sectorplannen gesproken — de heer Omtzigt zei het al — wat is er gebeurd met die 700 miljoen? Hoeveel banen heeft dit opgeleverd? Is dit geen weggegooid geld? Waar blijven de banen?
Nu komt het kabinet met een douceurtje van lastenverlichting. Eerst verhoogt het de lasten met 15 miljard en nu geeft het een kruimel van 5 miljard terug. Daar moeten we dan blij van worden. Het ergste is nog dat de ouderen bewust worden vergeten. Deze mensen hebben de crisis het hardst gevoeld in hun portemonnee en mogen volgend jaar hun toeslag en hun belastingkorting inleveren bij deze minister. Daardoor daalt hun koopkracht met 1,5%. Dit is ronduit asociaal.
Dan kom ik op de EU-afdrachtensoap. Over deze afdrachten wordt veel geschreven in de Voorjaarsnota. Deze staat zelfs bijna volledig in het teken van meer en meer geld naar de Europese Unie. Hoe kan het ook anders? Allereerst is er een tegenvaller van 1,8 miljard, omdat we weer een jaartje langer moeten wachten op onze korting. Waarom moet deze ratificatie van het eigenmiddelenbesluit zo lang duren? Als Nederland moet betalen, staat de minister vooraan met zijn chequeboek, maar als we wat terug moeten krijgen, mogen we drie jaar wachten. Van uitstel komt afstel.
Hetzelfde geldt voor de naheffing vanwege de CBS-bronnenrevisie. In december maakte de minister 1,1 miljard over en we hopen maar dat we dit jaar 460 miljoen terugkrijgen. Is er al zicht op die terugstorting van 460 miljoen? Voor dit jaar werd nog eens 600 miljoen gereserveerd voor de nieuwe berekeningsmethode ESA 2010. Deze reservering was iets te ruim bemeten en wordt nu met 220 miljoen naar beneden bijgesteld. Dat is mooi, maar laten we niet te vroeg juichen. Het CBS heeft namelijk gelukkig nog wat tussentijdse bni-aanpassingen gedaan, waardoor we over 2011 en 2012 weer 218 miljoen extra mogen afdragen. Snapt u het nog? De meevaller die we tegemoet konden zien, werd gelijk weer de nek omgedraaid. Hoe staat het met de extra afdracht voor 2013 en 2014? De minister verwacht dat we nog een keer 200 miljoen extra mogen afdragen aan de Europese Unie. Kortom, de Europese Unie in de Voorjaarsnota is één grote tegenvaller, niet alleen voor de minister, maar voor heel Nederland. Inmiddels hebben we sinds december vorig jaar 1,5 miljard extra afgedragen bovenop de 7 miljard die we jaarlijks sowieso kwijt zijn aan die Europese nachtmerrie. De minister-president heeft op Verantwoordingsdag een overzicht beloofd van alle mutaties in de EU-afdrachten van 2014, maar hij belooft wel vaker wat; zo kennen we hem. Daarom vraag ik nu aan deze minister wanneer we dat overzicht tegemoet kunnen zien. Door al die naheffingen zien we door de bomen het bos niet meer.
Dan kom ik op de asielopvang. In september vorig jaar werd 375 miljoen extra uitgetrokken om de asieltsunami het hoofd te kunnen bieden. Dat was 375 miljoen voor de rest van 2014 en voor 2015. Dat blijkt nu, zes maanden later, al op te zijn. Sterker nog, men komt nog 400 miljoen tekort. Nederland heeft dus in twee jaar tijd bijna 1,6 miljard uitgegeven aan asielopvang. Ik herhaal: 1,6 miljard! En dat is nog maar de eerstejaarsopvang. De kosten van huisvesting, zorg, onderwijs en uitkeringen mogen we niet eens weten. Dit kabinet maakt de verkeerde keuzes. Het kabinet kiest voor asielzoekers en geeft 1,6 miljard aan opvang uit, maar bezuinigt tegelijkertijd 1,4 miljard op de ouderenzorg. Het kabinet kiest voor Afrika en geeft 4,3 miljard uit aan ontwikkelingshulp, maar verhoogt tegelijkertijd de btw met 4 miljard. Het kabinet kiest voor Brussel en niet voor koopkracht en banen. Het kabinet kiest voor noodhulp en niet voor onze gepensioneerden.
De PVV kiest voor Nederland. Het kabinet laat Nederland keihard vallen en is, vooral de laatste weken, meer bezig met Griekenland, Europa en Afrika — denk aan de asielzoekers — dan met Nederland. De tegenvaller van 258 miljoen bij de huurtoeslag is natuurlijk niet verbazingwekkend: als je eerst de huren gigantisch verhoogt, moet je niet raar opkijken dat er meer toeslagen moeten worden uitgekeerd. Het ergste is nog dat deze tegenvaller moet worden opgelost binnen de begroting Wonen. Dat betekent dus dat de mensen volgend jaar minder toeslag krijgen en een hogere huur moeten betalen.
De heer Koolmees (D66):
Voorzitter. Het wordt in de vijf jaar dat ik nu in de Kamer zit steeds leuker om financieel woordvoerder te zijn. De eerste jaren ging het alleen maar over de crisis, over bezuinigingen, over steeds meer moeilijke maatregelen om de begroting op orde te krijgen. Gelukkig begint het tij nu echt te keren. Een tijdje geleden moest je bij elke raming van het Centraal Planbureau je hart vasthouden en hopen dat de raming niet nog slechter werd. Inmiddels is het echter bijna de vraag of directeur Laura van Geest geen roze bril op heeft. Ik hoor de heer Nijboer zeggen dat mevrouw Van Geest over het algemeen geen roze brillen draagt. Dat ben ik met hem eens, maar dat terzijde.
Het gaat steeds beter met de economie en met de overheidsfinanciën. De uitgaven blijven onder het uitgavenkader, het begrotingstekort daalt en ook de schuld beweegt zich in de richting van het maximum van 60%. Het is echter nog geen tijd om achterover te leunen. Het begrotingstekort is nog steeds hoger dan 2% van het bbp. Volgend jaar zou het tekort uitkomen op 0,8%, maar dat zal nog wel veranderen. Bij de Voorjaarsnota heb ik vragen over vier enigszins technische onderwerpen: de kinderopvangtoeslag, de cao voor ambtenaren, de begrotingsreserve duurzame energie en de dividenden van de staatsdeelnemingen.
Ik begin met de kinderopvangtoeslag. Ook bij het verantwoordingsdebat heb ik daar aandacht voor gevraagd. Al sinds 2012 blijkt namelijk dat er aan de kinderopvangtoeslag elk jaar veel minder wordt uitgegeven dan verwacht. Het effect van de eerder ingezette bezuinigingen is groter dan verwacht. In totaal gaat het om bijna 800 miljoen minder dan in 2012. Dat zijn weliswaar meevallers op de begroting, maar eigenlijk zijn het tegenvallers in de werkelijkheid. Vaak betekent dit namelijk dat er meer mensen — in de praktijk geldt dit met name voor vrouwen — thuis zitten terwijl ze liever zouden werken. Bij het verantwoordingsdebat heeft D66 samen met GroenLinks twee moties ingediend. De ene motie vraagt het kabinet om de onderbesteding na 2016 te benutten door de regeling te verruimen. Die onderbesteding was in 2014 309 miljoen en bij de Voorjaarsnota wordt er een bedrag afgeboekt dat oploopt tot 455 miljoen in 2019. Een verhoging met 250 miljoen, zoals het kabinet nu wil voorstellen, is dan wat mager. Waarom wordt niet de hele onderbenutting teruggeboekt, zoals gevraagd in de motie die collega Grashoff en ik hebben ingediend bij het Verantwoordingsdebat?
De raming is nu meerjarig flink bijgesteld, maar wie zegt ons dat er volgend jaar niet alsnog een afwijking van honderden miljoenen kan zijn? Dat is namelijk al drie jaar achter elkaar het geval. Al drie jaar achter elkaar is er een afwijking van 200 miljoen of 300 miljoen. Wat is het oordeel van de minister over de motie waarin wij voorstellen om een onafhankelijke second opinion te laten uitvoeren op die raming?
Mijn volgende vraag gaat over de cao voor rijksambtenaren. Daar is morgen nog een algemeen overleg over met minister Blok, maar ik heb ook een aantal vragen aan de minister van Financiën. D66 vindt het belangrijk dat het kabinet de nullijn nu eindelijk gaat loslaten. Die belofte maakt schuld. Maar ik wil graag weten waar het kabinet de ruimte gaat vinden voor een loonsverhoging. De lonen van rijksambtenaren zijn naar aanleiding van een motie van D66 met 0,8% verhoogd. Het was een compensatie omdat ambtenaren ook minder pensioen opbouwen. Die 0,8% was dus geen compensatie voor de nullijn, maar betrof de pensioenpremie die het Rijk als werkgever betaalt en die is gedaald. Begrijp ik het goed dat vanwege de daling van de pensioenpremie in de marktsector de totale loonbijstelling daalt en dat het voordeel van die dalende pensioenpremie dus uiteindelijk niet bij de departementen maar in de schatkist terechtkomt? Dat terwijl de departementen die loonsverhoging van 0,8% in het kader van de pensioenen wel zelf moeten betalen.
Het moet niet zo zijn dat het kabinet nu zegt dat er geen ruimte meer is voor een normale loonsverhoging omdat die 0,8% al is uitgekeerd. Ik krijg graag wat meer gevoel bij de bedragen waar we het dan over hebben. Hoeveel geld heeft het kabinet beschikbaar voor een loonsverhoging? Welk bedrag zou er nodig zijn voor de looneis van 3% van de vakbonden? Onderhandelen is ingewikkeld; dat begrijp ik. De minister begint te lachten. Is het mogelijk om dit te realiseren, zonder op een andere plek te bezuinigen? Ik hoor hierop graag een diplomatiek antwoord van de minister.
Ik kom op de begrotingsreserve voor duurzame energie op de EZ-begroting. Daar gebeuren toch gekke dingen. Mevrouw Mulder knikt. Zij heeft daar vorige week uitgebreid over gesproken met collega Van Veldhoven. Voor de periode 2015-2020 wordt de begrotingsreserve leeggehaald, om met een omweg tegenvallers in het generale beeld te dekken. De begrotingsreserve gaat naar de begroting en het geld dat oorspronkelijk op die begroting stond, wordt ingezet als dekking voor tegenvallers op de rijksbegroting. Na 2021 wordt de begrotingsreserve wel weer aangevuld, maar ik houd er toch een ongemakkelijk gevoel aan over. Die begrotingsreserves zijn er immers niet om elk willekeurig probleem met de schatkist op te lossen. Ze zijn juist bedoeld om een hekje te zetten om bepaalde uitgaven. Als ze daar wel voor worden gebruikt, vraag ik mij toch af of we die begrotingsreserves wel zouden moeten willen of dat we scherper moeten afspreken dat het geld uit de begrotingsreserve echt alleen voor tegenvallers binnen het doel van de reserve wordt gebruikt. Ook daar graag een reactie op.
Ik ga verder met de dividenden. De heer Nijboer sprak er ook al over. In de Voorjaarsnota wordt de dividendraming voor de staatsdeelnemingen weer verhoogd. Dat is ondertussen vaste prik. Steeds zijn de dividenden hoger dan begroot. De afgelopen vijf jaar was de realisatie gemiddeld 54% hoger dan de raming. Elk jaar was er een meevaller van gemiddeld 220 miljoen euro. En zo zijn de dividenden een aantrekkelijk potje smeerolie voor de minister van Financiën. Maar als je bekijkt hoe vervelend sommige bezuinigingen van de laatste jaren waren, dan had ik liever vooraf dan achteraf geweten dat er jaarlijks 200 miljoen extra in de schatkist stroomt. Ook voor het budgetrecht van de Kamer is het niet goed als er structureel te laag geraamd wordt. Over de inzet van de dividenden praat ik het liefst bij de begrotingsbehandelingen in het najaar. Wordt het geen tijd om de raming iets realistischer te maken?
De heer Krol (50PLUS):
Voorzitter. Het toenemend aantal uitkeringen op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen is niet alleen volgens 50PLUS een indicatie voor de nog steeds hardnekkige ouderenwerkloosheid. Wij vragen hiervoor opnieuw dringend aandacht, zeker nu het langzamerhand gelukkig wat beter gaat met de jeugdwerkloosheid. De ouderenwerkloosheid blijft zorgwekkend. De uitstroom uit de WW is bedroevend laag. In het antwoord op onze feitelijke vragen noemt het kabinet het onverminderd van belang om langdurige werkloosheid onder ouderen te bestrijden. De vraag is dan: hoe? Cijfers tonen aan dat het Actieplan 50PlusWerkt en de activiteiten voor ouderen in sectorplannen nauwelijks tot resultaat leiden. Is het kabinet nu eindelijk bereid om de aanpak van de ouderenwerkloosheid te intensiveren en, zo ja, hoe?
Na jaren van harde bezuinigingen ontstaat ruimte voor lastenverlichting. 50PLUS vindt het onbegrijpelijk dat het kabinet spreekt van solide en sociaal beleid als gepensioneerden en uitkeringsgerechtigden ook volgens de cijfers van het kabinet niet of nauwelijks meedelen in die verlichting van lasten.
Het overleg met de geliefde oppositie 2.0 over de belastingherziening is na slechts twee uur gestrand. Wat is nu de status van pakket 1: de lastenverlichting van 5 miljard? Mag ik aannemen dat dat nu open voorligt aan de Kamer? De CPB-studie getiteld Minder zorg om vergrijzing uit 2014 toont glashelder aan dat met de al doorgevoerde hervormingen, onder meer rond de AOW, vergrijzing in de toekomst niet meer zal leiden tot onhoudbare overheidsfinanciën. Maar dat was wel hét argument voor eenzijdig ongunstige maatregelen ten aanzien van gepensioneerden. Waarom diezelfde ouderen dan nu niet evenredig laten delen in die lastenverlichting? Volgens mij kan de regering onmogelijk rechtvaardigen dat gepensioneerden en uitkeringsgerechtigden niet of nauwelijks delen in lastenverlichting. 50PLUS heeft daarover een motie ingediend bij het debat over de hoofdlijnenbrief belastingherziening.
In tegenstelling tot het kabinet ziet 50PLUS de tegenvaller bij de huurtoeslag in de Voorjaarsnota vooral als een teken dat de betaalbaarheid van huren door de verhuurdersheffing zwaar onder druk is komen te staan. Huren stijgen jaar op jaar aanzienlijk, boven op de inflatie. Welke extra inspanning wordt geleverd om huren betaalbaar te houden? Wij vinden dat de rekening voor deze tegenvaller bij de huurtoeslag niet bij de huurders mag worden gelegd.
In de Voorjaarsnota zijn extra bedragen ingeboekt in verband met de uitvoeringskosten van het trekkingsrecht pgb. Er komt hierover deze week nog een AO, maar ik wil dit belangrijke punt toch alvast markeren. Hoe kan het dat de oplossing van deze problematiek keer op keer vooruit wordt geschoven? Hoe worden de uitvoeringskosten gedragen? Met welke totale uitvoeringskosten wordt rekening gehouden? Cliënten mogen niet nog meer de dupe worden.
Tot slot. Het kabinet ziet geen nadelige effecten van de btw-verhoging van 6% naar 21%, ook niet in de bouw. Wij vinden dat onbegrijpelijk. Ik heb nog geen enkel argument gehoord waarom het verstandig zou zijn het lage tarief te beëindigen zoals morgen zal gebeuren, ook niet bij de beantwoording van onze gerichte feitelijke vragen. Welk belang wordt gediend met de verhoging van het btw-tarief naar 21%? Ik wil het wel begrijpen, maar ik kan het niet. Levert dat lagere tarief uiteindelijk niet veel meer op aan financiële effecten, economische effecten, werkgelegenheidseffecten, duurzaamheidseffecten en milieueffecten dan de 256 miljoen die het de schatkist per jaar kost? Kan het kabinet daar nog eens grondig op ingaan?
De voorzitter:
Daarmee zijn wij interruptieloos gekomen aan het einde van de eerste termijn van de Kamer. Mede gelet op het grote aantal redelijk technische vragen dat gesteld is, stel ik voor te schorsen tot 22.00 uur exact.
De vergadering wordt van 21.38 uur tot 22.00 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik deel u mee dat de minister iets langer de tijd nodig heeft.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Minister Dijsselbloem:
Voorzitter. Ik orden nog even mijn papieren, want er zijn zo veel verschillende onderwerpen voorbij gekomen. Ik probeer een soort logische volgorde te construeren, maar misschien moet ik dat maar opgeven.
De voorzitter:
Ik wil nog wel een keer schorsen, hoor.
Minister Dijsselbloem:
Nee, dat helpt niet, vrees ik.
Door verschillende sprekers is gezegd dat wij er beduidend beter voor staan en dat opeenvolgende ramingen opwaarts zijn bijgesteld. Dat is zo. Dat zie je ook terug in de inbreng van de leden. De leden zoomen dit jaar wat meer in op departementale knelpunten, verschuivingen, bijstellingen van ramingen et cetera, en wat minder op de grote, bovenliggende thema's. Dat is een geruststellende gedachte, want ik stel dan vast dat de grote, bovenliggende thema's zich goed ontwikkelen. Dit staat de leden echter ook toe om wat dieper in bepaalde, specifieke vragen te duiken. Dat levert voor mij op zichzelf weer een uitdaging op, want daar moet ik dan allemaal kennis van hebben. Wat natuurlijk ook zo is.
(Hilariteit)
Minister Dijsselbloem:
Na dat gezegd te hebben houd ik verder geen lange inleiding en ga ik maar meteen op die kwesties in. Het is immers al 22.00 uur.
Er zijn vragen gesteld door verschillende leden, onder andere door de heer Nijboer, over ramingen die bij herhaling anders zijn dan gedacht. Bij bijvoorbeeld de zorguitgaven zijn er meevallers. Ook bij de kinderopvangtoeslag zijn er meevallers, die door sommigen overigens worden gepercipieerd als reële tegenvallers, omdat het gebruik van de kinderopvang afneemt. En bij de huurtoeslag zijn er keer op keer tegenvallers. Hoe gaan we daarmee om? Het is in het belang van het hele kabinet, maar zeker van Financiën, om accurate ramingen te hebben. Dat creëert ook weer rust in het begrotingsbeleid. Tegelijkertijd blijft er natuurlijk een hoge mate van onzekerheid. In sommige regelingen is dat sterker dan in andere.
Op het gebied van de zorg zit bijvoorbeeld een grote vertraging. De Kamer vraagt daar vaak aandacht voor. Hoe krijgen we daar eindelijk een keer sturing op? Dat heeft ook te maken met het budgetrecht van de Kamer. Hoe kun je dat recht gebruiken, als je niet eens weet wat er de afgelopen jaren is uitgeven aan verschillende vormen van zorg? Dat maakt ook het maken van ramingen op onderdelen van het zorgbeleid lastig. De minister van VWS is daarmee bezig. Eerlijkheidshalve zeg ik erbij dat zij daar al langere tijd mee bezig is. Het zit ten dele ook echt in de systematiek hoe in de cure handelingen kunnen worden gedeclareerd. Denk daarbij aan de dbc-systematiek. Een dbc kan heel lang openstaan. Zolang zij niet gesloten is, wordt zij niet afgerekend. Zolang een behandeling nog doorgaat, kan een dbc openstaan. Ik ben geen expert op dit terrein, maar ik meen dat men nu onlangs afspraken heeft gemaakt om het laten openstaan van de dbc te verkorten. Dat betekent dat een dbc eerder wordt gesloten en ook eerder financieel wordt afgehandeld. Dat zijn pogingen om de lange tijd die het duurt voordat de cijfers worden afgesloten, te verkorten.
De voorzitter:
Ik realiseer mij dat er op dit moment niemand op de publieke tribune van deze zaal zit, maar er zijn toch mensen die thuis met ons meekijken. Ik vraag de minister daarom om bijvoorbeeld een begrip als dbc de eerste keer gewoon voluit te benoemen.
Minister Dijsselbloem:
Nu moet ik gaan opletten! Staat dat niet voor "diagnose-behandelcombinatie"?
De voorzitter:
Ja, het staat voor "diagnose-behandelcombinatie". Dat is een begrip uit de gezondheidszorg. Wilt u dat proberen, minister? Op die manier kunnen mensen ons nog enigszins volgen, ondanks dat het al laat is.
Minister Dijsselbloem:
Ik wilde proberen om dit soort onderwerpen helemaal te vermijden, voorzitter.
De voorzitter:
Ja, maar dat gaat nou weer niet.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik zal proberen de minister te helpen om het te vermijden, want die diagnose-behandelcombinatie is nu weer opgevolgd door de DOT. Ik ben zelfs vergeten waar dat weer voor staat. "Dbc's Op weg naar Transparantie" hoor ik de heer Koolmees zeggen. Die DOT's waren altijd maar maximaal 365 dagen lang. Bij het Zorgverzekeringsfonds en bij de ziekenhuizen staan echter nog steeds rekeningen uit 2011 open. Nou kunnen we dat vanavond niet oplossen, dus …
Minister Dijsselbloem:
Nee.
De heer Omtzigt (CDA):
De minister zegt dat de minister van VWS hiermee bezig is. Het zou dus heel goed zijn als hij of de minister van VWS hierop terug zou komen in de Najaarsnota. Zo kunnen we bekijken hoe het hiermee staat, kan ervoor worden gezorgd dat de goedkeurende accountantsverklaringen wel binnenkomen en kunnen we zien hoe snel dat gaat. Het zou ook goed zijn als daarbij een voorspelling zou staan wanneer de achtereenvolgende jaren zullen worden afgerond in de boeken. Het gaat hier namelijk om enige tientallen miljarden per jaar waar geen accountantsverklaring voor is en waarvoor nog geen definitieve vaststelling van de uitgaven is. Is dat een goede manier om met dit dossier nu verder te gaan?
Minister Dijsselbloem:
Ik ga op dit punt even niets toezeggen. Dat doe ik omdat ik op dit vlak niet in de lead wil komen. Dat zeg ik niet alleen maar omdat het me niet bevalt en het is niet alleen maar een formele stellingname, maar ik vind echt dat de vakminister hierin het voortouw moet nemen. Zij moet ervoor zorgen dat uitgaven zo goed en zo snel mogelijk worden verantwoord. Ik weet zeker dat deze discussie ook plaatsvindt in de Kamercommissie voor VWS en met de woordvoerders zorg. Die dringen namelijk ook al jaren aan op een veel snellere verantwoording van de uitgaven voor de zorg. Dus laten we nou niet twee parallelle circuits gaan organiseren waarbij de minister van Financiën een soort apart traject gaat opzetten. Dit staat gewoon op de agenda bij de vaste commissie voor VWS met de minister van VWS. Als daar meer druk op moet komen te staan, dan is die commissie volgens mij het juiste adres om daarvoor te zorgen.
De heer Omtzigt (CDA):
Dat is een heel merkwaardige taakopvatting. Vandaag hebben we het over de Voorjaarsnota. Die gaat over de hele rijksbegroting. Niet voor niets begon een collega van de SP over de huurtoeslag. Die staat ook niet op de begroting van Financiën, maar op de begroting van het ministerie van Volkshuisvesting. Andere collega's hebben gesproken over gas of over het leger. Dat heeft allemaal betrekking op andere deelbegrotingen, maar die staan hier allemaal vandaag op de agenda om wijzigingen in aangebracht te worden. Ik hoop daarom dat de minister bereid is om over al deze punten te praten. Juist omdat het zo technisch is, wilde ik het op deze manier afdoen, maar als dat niet kan, ja, dan is dit debat snel afgelopen.
Minister Dijsselbloem:
Dit zit echt helemaal verweven in de systematiek waarmee wij de zorg financieren. Daarover kan ik beste met de woordvoerders financiën een debat voeren, maar dan komen we toch al heel snel echt op de systematiek van allerlei zorgwetgeving en op de manier waarop een en ander in elkaar zit. Het enige wat ik zeg is: laten we niet een parallel gesprek daarover voeren, maar laten we het gesprek daarover voeren waar het al plaatsvindt met de minister van VWS. Ik neem het op mij om het met haar te bespreken en de controlevraag aan haar te stellen. Is de Kamer volledig aangesloten op dit proces van verbetering? Is de Kamer geïnformeerd over wat de minister aan het doen is met de sector en met de accountantsorganisaties? Als dat niet het geval is, is zij dan bereid om de Kamer daarover uiterlijk bij de Najaarsnota verder te informeren? Zo begrijp ik althans het verzoek van de heer Omtzigt. Wat gebeurt hier? Komen er verbeteringen en, zo ja, wanneer ? Is er voortgang? Dat zeg ik dan graag toe, maar dat bespreek ik op die manier met mijn collega.
De ramingsonzekerheid zit ook bij de kinderopvangtoeslag. Daarbij is het model om te ramen onlangs verbeterd op basis van de nieuwste inzichten van het Centraal Planbureau en het Sociaal Cultureel Planbureau. De gedragseffecten zijn inderdaad veel sterker geweest dan aanvankelijk werd gedacht. Dat heeft geleid tot aanpassingen. De uitgaven worden daarnaast overigens nauwgezet gevolgd door de maandelijkse realisatiecijfers van de Belastingdienst.
Bij de huurtoeslag bleek de instroom van aanvragers de afgelopen jaren een stuk hoger te zijn dan geraamd. Dat heeft al een aantal jaren achter elkaar geleid tot overschrijdingen van het budget. Omdat de begroting van Wonen en Rijksdienst voor 90% uit huurtoeslag bestaat, moet de oplossing dan ook daar gezocht worden. Dat is natuurlijk pijnlijk. De reden van die aanhoudende stijging is inderdaad ook onderwerp van gesprek geweest tussen mij en de minister voor Wonen en Rijksdienst. Onze aanname was steeds dat het in de economische ontwikkeling zat. Of dat het nog voldoende verklaart, is echter de vraag. Een werkhypothese zou zijn dat het ook zit in de wijze waarop woningen worden toegewezen. Tussen de woonwoordvoerders en de minister wordt daarover gesproken. De minister kijkt daar ook naar en komt daar dus op enig moment bij de Kamer op terug. Als de woningtoewijzing niet goed verloopt, kan dat er natuurlijk toe leiden dat mensen in te dure huizen zitten en daardoor weer een grotere aanspraak maken op huurtoeslag. Dat moet zo veel mogelijk worden vermeden. Om dat te voorkomen is overigens voldoende beweging op de huurwoningmarkt nodig.
Ik zie de heer Van Gerven bij de interruptiemicrofoon staan. Ik heb nog veel vragen over de huurtoeslag, maar misschien wilt u nu al …
De voorzitter:
We gaan het organisch doen en kijken hoe het loopt, maar in principe vind ik het altijd aardig om het in blokjes te doen. Maar mijnheer Van Gerven, ga uw gang.
De heer Van Gerven (SP):
Ik weet niet of de minister nog terugkomt op het pleidooi van de SP om de systematiek van de openeinderegeling te volgen. Die wordt wel toegepast bij de hypotheekrenteaftrek. Als daar overschrijdingen zijn, wordt dat geaccepteerd. Bij de huurtoeslag is er sprake van een andere systematiek. Is dat principieel beschouwd geen vreemde zaak?
Minister Dijsselbloem:
Dat zijn inderdaad andere regimes. Bij fiscale regelingen is het effect dat van een openeinderegeling. Hierbij gaat het echter om uitgaveregelingen die onder de uitgavenkaders vallen. Als er overschrijdingen zijn, moeten die worden opgelost. Als er grote of structurele meevallers zijn, dan worden die benut om tegenvallers te compenseren, maar ze kunnen ook naar het generale beeld gaan en elders worden ingezet. Dat is nu eenmaal het karakter van uitgavenregelingen en uitgavenkaders. Dat is voor de huurtoeslag een probleem. Ten eerste zullen wij dus veel beter moeten begrijpen waarom die uitgaven zo oplopen en ten tweede — dat heb ik al toegezegd — zullen wij voortaan de beslissingen over de huurtoeslag betrekken bij de koopkrachtdiscussie in augustus. Als je namelijk al voor de zomer zegt dat er moet worden ingegrepen en dat er moet worden bezuinigd op de huurtoeslag en je in augustus vaststelt dat er een koopkrachtprobleem is, waarna je zegt "laten we toch wat extra geld vrijmaken voor de huurtoeslag", dan ben je wel erg ongewis bezig. Dat zullen we dus ook dit jaar doen. Er is nog geen invulling aan gegeven. Ik meen dat ook de heer Van Gerven vroeg of die bezuiniging al is ingevuld en hoe er wordt bezuinigd. Nee, dat is nog niet gebeurd. Dat hebben we doorgeschoven naar augustus. Als we de begroting afmaken, zullen we dit als een van de laatste dingen bekijken.
De heer Van Gerven (SP):
De minister schetst de systematieken en waarom het misgaat met die uitgavenraming. Als de huur met 10% stijgt maar de koopkracht niet navenant stijgt, krijg je een druk op de budgetten voor de huurtoeslag. Dat is evident, maar het gaat erom dat je moet kiezen. Als je vindt dat mensen met een bepaald inkomen recht hebben op huurtoeslag, mogen die niet de dupe worden van de overschrijdingen. Uit de beantwoording van de minister — daarin staat het woordje "eventueel" — heb ik begrepen dat er wordt nagedacht om dat op een of andere manier op te lossen. Mijn vraag aan de minister is of hij zich iets kan voorstellen bij het principe dat de SP hier verwoordt. Kan hij zich voorstellen dat er een oplossing wordt gezocht die meer de richting van een soort openeinderegeling opgaat? Als je vindt dat een bepaalde groep ergens recht op heeft en dat dat niet teruggeslagen moet worden op de huurders, moet dat immers in algemene zin worden opgelost.
Minister Dijsselbloem:
Ik kan nog niet vooruitlopen op de wijze waarop we dat gaan oplossen, als we het al kunnen oplossen in augustus. Dat is het eerlijke antwoord. We gaan het in augustus bekijken. Ik zal dit echter niet voorstellen, want dat zou toch echt een veel substantiëlere hervorming van het hele huurbeleid vergen of in ieder geval van de huurtoeslag en de begroting van W en R. Ik kan hier niet toezeggen dat het een openeinderegeling is. Het is nu gewoon een uitgavecategorie, die dus gebonden is aan uitgavenkaders. Ik heb geen plannen om haar te gaan fiscaliseren en andersom ook niet om van de hypotheekrenteaftrek een subsidie te maken. Die ongelijkheid hebben we vooralsnog dus nog niet opgelost. Of het tot bezuinigingen leidt met betrekking tot de huurtoeslag zullen we echt in augustus bezien. Veel meer kan ik er op dit moment niet over zeggen.
De voorzitter:
De minister vervolgt zijn betoog. De heer Van Gerven komt er in tweede termijn eventueel op terug.
Minister Dijsselbloem:
Ik noemde de kinderopvangtoeslag al even. De ramingen worden verbeterd, waarbij we de gedragseffecten hopelijk ook beter gaan inschatten.
De heer Koolmees stelde een vraag over een second opinion. Hij heeft ook gevraagd of ik bereid ben om de ruimte die daar ontstaat, die meevaller, weer terug te ploegen in de kinderopvangtoeslag. Ik begrijp dat daar al een motie over is ingediend. Die motie is echter nog niet in stemming gebracht. Zij is aangehouden. De insteek van het kabinet is om een sluitende begroting te realiseren en om zo nodig en zo mogelijk meevallers die zich ergens voordoen, in de eerste plaats in te zetten voor tegenvallers in dezelfde begroting dan wel elders aan te wenden. De meevaller op de kinderopvangtoeslag 2014 is ingezet om tegenvallers op de SZW-begroting op te vangen. Een mogelijke intensivering op de kinderopvang kan onderdeel zijn van de belastingherziening en het belastingplan in het najaar. Ik kan daar verder nog niet op ingaan. Daarom ontraad ik de ingediende motie. Voor zover zij nog niet van een advies was voorzien, doe ik dat graag. Ik moet de motie ontraden of de indieners verzoeken om haar aan te houden tot de debatten in het najaar. Dan kunnen ook D66 en GroenLinks — ik meen dat deze partijen die motie samen hebben ingediend — zien wat we met de kinderopvang doen en of daar extra middelen voor komen.
De heer Koolmees (D66):
Ik had inderdaad twee vragen over de ramingen, maar de minister geeft al aan dat de ramingen worden bijgesteld op basis van nieuwe inzichten van het Planbureau, het nieuwe model.
Mijn tweede vraag ging over de effecten die de afgelopen jaren veel groter zijn geweest dan oorspronkelijk was verwacht. Dat zie je ook de komende jaren. In 2015 gaat het om een meevaller van ongeveer 300 miljoen. In 2016 loopt het weer op naar 455 miljoen. Dan is eigenlijk de constatering dat het kabinet een verkeerde inschatting heeft gemaakt van de effecten van die bezuiniging toen zij werd geïmplementeerd. Dat betekent dus dat de kinderopvang harder wordt geraakt dan oorspronkelijk de bedoeling was in de plannen van het kabinet. Vandaar mijn vraag om die oploop richting 2016 — ik heb het niet over de begroting van 2015 — te reserveren voor de arbeidsmarkt. We hebben namelijk gezegd dat dat geld bedoeld was om werkgelegenheid te creëren, om mensen aan het werk te houden. Als we zien dat die effecten groter zijn, kunnen we dat geld dan niet reserveren voor de arbeidsmarkt?
Minister Dijsselbloem:
Wij zullen op Prinsjesdag plannen presenteren om de arbeidsmarkt verder te stimuleren. Dat hangt samen met belastingen zoals de Kamer wel weet of kan zien aankomen. Daarbij zal de kinderopvang zeker een rol spelen. Het kan niet zo zijn dat de ruimte die nu ontstaat op de post kinderopvang een-op-een teruggesluisd zal worden voor kinderopvangmaatregelen. Dat kan ik ook niet toezeggen. Zo zal het niet zijn.
Misschien kan ik nog een enkele opmerking over die effecten maken. Als we het al verkeerd hebben ingeschat, dan was dat op basis van ramingsmodellen die nu eenmaal gebaseerd waren op de toenmalige stand van denken. Die is nu hopelijk verbeterd, omdat we de afgelopen jaren gedragseffecten hebben gezien die sterker waren. We moeten ons ook realiseren dat het niet zo is dat deze mensen allemaal minder zijn gaan werken vanwege de veranderingen in de kinderopvang. Er zijn ook heel veel gedragseffecten geweest waardoor mensen hun kinderen niet meer bij de kinderopvang onderbrengen, maar elders. Denk aan grootouders die massaal worden ingezet. Of dat gewenst is of niet, daar kan iedereen zelf over oordelen, maar dat is ook een gedragseffect. Er zijn natuurlijk wel mensen geweest die zich van de arbeidsmarkt hebben teruggetrokken, maar de samenhang tussen besparingen op de kinderopvang en het gedragseffect terugtrekken van de arbeidsmarkt, is zeer klein. Dat zeg ik op gezag van het CPB, dat daarnaar heeft gekeken. De arbeidsparticipatie van ouders met jonge kinderen is licht gedaald door de gestegen kosten van de kinderopvang. Het grootste effect in die groep is gewoon de economische ontwikkeling, de crisis. Mensen zijn van de arbeidsmarkt geduwd of gevallen.
De heer Koolmees (D66):
Ik ben het op zich helemaal eens met de minister. Tegelijk constateer ik dat we dit debat nu al drie jaar achter elkaar voeren, iedere keer bij de Voorjaarsnota en de Najaarsnota. Ondertussen is het verschil tussen de oorspronkelijke bezuiniging en het effect al 800 miljoen groter. Is het effect daarmee niet doorgeschoten, zeker nu het Centraal Planbureau berekent dat het reserveren van dat geld voor de kinderopvang wel degelijk goede arbeidsmarkteffecten heeft?
Minister Dijsselbloem:
Ik haak vooral aan op het laatste dat de heer Koolmees zegt. Dat hebben wij ook vastgesteld. Op een goede manier geld inzetten voor kinderopvangbeleid kan heel effectief zijn in het kader van arbeidsmarktbeleid. Als wij op Prinsjesdag middelen vinden om de werkgelegenheid verder aan te jagen, bijvoorbeeld in het kader van belastingmaatregelen, dan zullen wij kinderopvang daar vast en zeker bij betrekken, omdat het zo goed werkt op de arbeidsmarkt. Dit betekent dat je het beleid inhoudelijk gaat aanpassen. Dat zullen we bezien.
De heer Van Gerven (SP):
Als ik mij niet vergis, is de minister lid van de Partij van de Arbeid.
Minister Dijsselbloem:
Voilà!
De heer Van Gerven (SP):
De minister knikt instemmend.
De voorzitter:
Ik zei nog iets over de voertaal aan het begin van het debat.
Minister Dijsselbloem:
"Ziedaar", of "inderdaad".
De heer Van Gerven (SP):
Als we het hebben over de kinderopvang, zegt de minister dat die eigenlijk maar beperkt effect heeft en dat het vooral de crisis is, maar er zijn ook cijfers die een ander beeld scheppen. De crisis heeft ongetwijfeld invloed, maar ik citeer uit de cijfers die we ook hebben ontvangen over de kinderopvangtoeslag. Die cijfers hebben betrekking op alleenstaande moeders. In de periode 2010 tot heden zijn zij teruggevallen van 63,8% naar 56,2%. 7,5% minder alleenstaande moeders is gaan werken of heeft afgezien van werk door de versobering van de kinderopvangtoeslag. Wat vindt de minister van dat gegeven?
Minister Dijsselbloem:
Ik ken alleen de analyse van het CPB. Die heb ik geciteerd. Dat was een kwalitatief citaat. Ik weet niet waar deze cijfers vandaan komen. Ik weet wel dat het kabinet de afgelopen jaren juist voor de groep alleenstaande moeders die aan het werk zijn of willen komen, een aantal vergaande fiscale maatregelen heeft genomen. Als de heer Van Gerven zich de koopkrachtplaatjes kan herinneren, was het juist deze groep die er heel fors op vooruitging. Uit mijn hoofd zeg ik dat die er met 9% op vooruit is gegaan door een aantal gerichte maatregelen. Deze mensen moeten worden gesteund als ze aan het werk gaan. Daarop hebben we gericht beleid gevoerd. De heer Van Gerven probeert voor deze groep deze maatregelen te isoleren en noemt dan een cijfer dat ik niet ken. Misschien kan ik er in tweede termijn op terugkomen als de heer Van Gerven mij de bron aan de hand doet.
De heer Van Gerven (SP):
Het betreft Kamerstuk 31322, nr. 274, pagina 5, tabel 4. Het stuk komt van het ministerie, het Sociaal en Cultureel Planbureau of het CPB, uit die gremia. Het gaat mij erom dat we juist voor de meest kwetsbaren — dat zijn ook de alleenstaande moeders als het gaat over arbeidsparticipatie — de drempels zo veel mogelijk moeten zien te verlagen voor goede kinderopvang. Is de minister het met die stelling eens? Wil hij vanuit een positieve grondhouding toch nog eens nagaan of dat op te lossen valt? Er is kennelijk heel veel geld over, omdat er te weinig gebruik wordt gemaakt van de kinderopvang. Dan moet er toch ook ruimte zijn om de drempel te verlagen voor mensen om daarvan gebruik te maken?
Minister Dijsselbloem:
Nogmaals, specifiek voor deze groep, juist de alleenstaande ouders met een laag inkomen die net aan de slag zijn of willen vanuit de bijstand, hebben we heel gerichte maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat zij er echt op vooruitgaan. Dat is het ene deel van mijn antwoord. Het tweede deel is dat ik nu geen maatregelen in de kinderopvang ga toezeggen. Ik zeg wel het volgende toe, zoals ik al heb gedaan aan de heer Koolmees. Op Prinsjesdag, wanneer wij een pakket maatregelen nemen voor de arbeidsmarkt met het doel om de werkgelegenheid aan te jagen, zou kinderopvang daar zomaar in kunnen zitten, omdat kinderopvang een effectieve maatregel is als je die goed inzet. Ook dat zeg ik weer op gezag van het CPB, dat dit betoogt. Ik ga nu geen maatregelen nemen voor extra geld in de kinderopvang voor een specifieke doelgroep.
De heer Nijboer stelde de vraag of de meevallers bij de geneesmiddelen en de tegenvallers bij de huurtoeslag structureel worden verwerkt. Als je jaar in, jaar uit meevallers ziet bij de geneesmiddelen, dan zou je haast denken dat daar lucht zit en dat we die er een keer structureel uit moeten persen. Voor beide categorieën geldt: ja, de doorwerking van zowel de meevallers als de meevallers die de heer Nijboer noemde, is structureel verwerkt. Desalniettemin is er vervolgens weer een meevaller gekomen, zoals ook eerder bij geneesmiddelen is gebeurd. Het beleid is dus blijkbaar zeer effectief. Er is het preferentiebeleid van de verzekeraars: de goedkoopste maar wel gelijkwaardige middelen vergoeden. Ook loopt het patent van veel geneesmiddelen af. Ook van dit soort ontwikkelingen worden ex-ante-effecten zo goed mogelijk door het Zorginstituut ingeschat. Daar varen wij op. Als er steeds meevallers zijn, dan halen we die er structureel uit. Financiën is daar altijd heel alert op, omdat het altijd op zoek is naar geld. Dus als wij daar mogelijkheden zien, dan doen wij dat. Dit betekent eveneens dat ook de tegenvaller bij de huurtoeslag structureel doorwerkt. Dat is dan weer vervelend voor minister Blok en voor de huurders. Maar, zoals gezegd, die beslissing schuiven we door naar augustus. Dan bekijken we wat we daarmee doen.
De verklaring voor de stijging heb ik al gegeven.
De heer Nijboer heeft verder nog gevraagd naar het fenomeen "taakstellende onderuitputting". Op alle begrotingen heb je onderuitputting. Veelal weet je dat niet van tevoren. Als je in de loop van het jaar ergens tegenvallers ziet, dan kun je tegen een departement zeggen: zorg er maar voor dat je ook onderuitputting in de begroting hebt, waarmee je de tegenvaller op enig moment kunt compenseren. De heer Nijboer kan zeggen dat hij dat ongewenst vindt, maar dan zou je voortaan lopende het jaar tegen de betreffende minister moeten zeggen: u ziet zich daar een tegenvaller ontwikkelen, dus u moet nu maatregelen nemen. We kunnen niet anticiperen of sturen op eventuele onderuitputting of die onderuitputting alvast oormerken voor een tegenvaller elders. Toch geeft dat wel erg veel flexibiliteit voor departementen en ministers. Ik ben er dus voor om dat te blijven toestaan, uiteraard op een verantwoorde wijze. Bij VWS is de taakstellende onderuitputting in het verleden groot geweest. Dat wordt afgebouwd met een redelijke overgangsperiode. Dan is het voor in ieder geval VWS vanaf 2017 weer nul. Het instrument als zodanig zou ik dus niet willen kwijtraken.
In hetzelfde kader is er een vraag gesteld over de dividendramingen. Gesuggereerd werd dat de minister van Financiën hier als het ware een portemonneetje voor zichzelf had gecreëerd. Als dat zo zou zijn, dan zou dat echt niet deugen. We stellen die ramingen uiterst prudent en realistisch op. We houden daarbij ook rekening met risico's. Het gaat om ondernemingen die in een marktomgeving of semimarktomgeving moeten opereren, dus je kunt niet zomaar zeggen: dit is het resultaat dat geboekt gaat worden. Dit is natuurlijk omgeven met risico's, met veel meer risico's dan bij een ambtelijke dienst, waarbij je veelal nog kunt sturen op bestedingen, kosten et cetera. Er zitten dus veel risico's in. Die hebben zich in de afgelopen jaren minder voorgedaan. Verschillende deelnemingen, zoals Gasunie en Schiphol, hebben gewoon beter gepresteerd dan verwacht. De staatsdeelnemingen bezorgen mij ook veel hoofdpijn, dus laat er dan ter compensatie van die vele hoofdpijn ook een keer een positief resultaat zijn in termen van dividend.
De heer Koolmees (D66):
Over die staatsdeelnemingen gaan we het morgen ook nog even hebben. Het klopt dat er prudent wordt begroot. Er is dus per jaar gemiddeld een meevaller van 54% van de verwachte dividenden. Daar gaat het me vooral om. Ik begrijp dat er risico's in zitten. Ik begrijp ook dat het kan tegenvallen als een bedrijf slecht functioneert of als het gewoon een slechte markt is. Het gaat mij om die 54%, op een bedrag van 400 miljoen, per jaar. Het valt dus gemiddeld 220 miljoen per jaar hoger uit dan verwacht. Dat is misschien toch een reden om een keer naar die raming te kijken. Is de minister dat met mij eens?
Minister Dijsselbloem:
De staatsdeelnemingen worden gewoon uitermate goed geleid, wat leidt tot goede resultaten! Nee, nu het serieuze antwoord. Ik neem een slokje en dan geef ik het serieuze antwoord.
Het serieuze antwoord is dat we veel specifieker per staatsdeelneming gaan werken met een normrendement. Dat heeft de heer Koolmees kunnen lezen in de nieuwe nota staatsdeelnemingen. We hebben nu gewoon een raming over de hele portefeuille: het zou ongeveer zo veel moeten zijn, hatseflats. We gaan dat veel preciezer ramen. We gaan het ook differentiëren. Sommige krijgen dus een normrendement … Sorry, voorzitter: hatseflats?
De voorzitter:
Toegestaan!
Minister Dijsselbloem:
Dank u wel.
Bij sommige gaan we dus sturen op een hoger normrendement. Zo kunnen we onze ramingen ook specificeren. Dat is het serieuze antwoord op de vraag van de heer Koolmees. We gaan het veel preciezer doen in de toekomst, en differentiëren per deelneming.
Ik kom op defensie. De heer Omtzigt heeft gezegd dat het budget voor defensie in reële termen afneemt. Dat is vooral te wijten aan de grote bezuinigingen van het vorige kabinet, waarin … Enfin, laat ik mijn zin niet afmaken. De motie-Van der Staaij is ons zeer bekend. Die staat voor op ons netvlies. Op Prinsjesdag zullen wij daarop terugkomen. Zoals gezegd willen wij de trend van alsmaar dalende defensie-uitgaven keren. We hebben daar een klein beginnetje mee gemaakt. Wij hebben toen al gezegd dat wij in de komende jaren gaan bekijken wat daarbij nog meer mogelijk is. De heer Omtzigt zal dus nog even geduld moeten hebben. Op Prinsjesdag komen wij daarop terug. Maar het is duidelijk dat met de toegenomen internationale spanningen op allerlei plekken dicht om ons heen, onze defensie-uitgaven echt aandacht verdienen. Dat is volgens mij een breed gevoelde wens.
De heer Nijboer heeft een heel concrete vraag gesteld over kasschuiven in het investeringsbudget bij Defensie. Wat betekenen die voor de knelpunten in het materieel, die nu al ernstig zijn, en voor de inzetbaarheid van militairen? Defensie past de investeringsbegroting periodiek aan. Eigen aan dit soort investeringsbegrotingen is dat er vertragingen kunnen optreden bij allerlei projecten die een lange doorlooptijd hebben. Dat is ook zo bij Defensie, hoewel de planning steeds beter verloopt. Het is bijna eigen aan het karakter van een investeringsbegroting. Dat zie je ook bij het infrafonds en op andere plekken. Er is dus een tijdelijke verlaging van investeringen, die niet leidt tot beperking van de gereedstelling en de inzet. Bestaande wapensystemen worden in stand gehouden vanuit het exploitatiebudget. Als er ergens een knelpunt zit op de inzetbaarheid van Defensie, zit het veeleer op de exploitatiekant, met onvoldoende middelen voor onderhoud en vernieuwing of om te oefenen et cetera. Daar zitten echt knelpunten. Dat hangt ook samen met de vele missies op dit moment. Daar wordt ook naar gekeken.
Ik moet nog even terugkomen op de zorg. De heer Omtzigt heeft gevraagd of wij al rekening houden met tegenvallers rond de pgb en met name met de schadeclaims die zich zouden opstapelen rond het pgb-dossier. Zoals de heer Omtzigt weet, is de Sociale Verzekeringsbank in hoger beroep gegaan tegen de uitspraak van de Amsterdamse kantonrechter. Die zaak is dus onder de rechter. Ik kan er niet op vooruitlopen. Ik kan er ook inhoudelijk niet op ingaan. Er is nog geen reservering voor getroffen. Dat is het concrete antwoord op zijn vraag.
De heer Krol heeft gevraagd naar de extra kosten van het trekkingsrecht voor pgb's. Hoe kan het dat de oplossing van de pgb-problematiek steeds maar vooruit wordt geschoven? Hoe worden uitvoeringskosten gedragen? Met welke kosten wordt nu rekening gehouden? Er zijn in deze Voorjaarsnota extra middelen uitgetrokken voor de problematiek bij de Sociale Verzekeringsbank. De uitvoeringskosten 2015 zijn nu geraamd op 68 miljoen. Zoals de heer Krol weet, wordt er op dit moment hard gewerkt aan het herstel van de uitvoeringsproblematiek. De situatie is al sterk verbeterd. Voor die extra uitvoeringskosten is wel geld gereserveerd.
De heer Krol en de heer Van Gerven hebben opnieuw aandacht gevraagd voor het btw-tarief in de bouw, met name op herstel en renovatie. Dat was een tijdelijke maatregel om een sector die het buitengewoon zwaar had een extra stimulans te geven. Zo'n maatregel heeft alleen effect als die tijdelijk is. Dan stimuleer je mensen om er misschien extra geld in te steken. Op een gegeven moment is die maatregel uitgewerkt. De heer Krol zei dat het nu in zal storten en vroeg of dat in beeld gebracht en onderzocht kan worden. Nee, dat gaan we niet doen. Het is immers een tijdelijke maatregel. Als we al iets zouden evalueren, dan zou het juist het effect van de tijdelijke verlaging moeten zijn. Daar zou ik overigens ook niet voor zijn. Het duurt jaren voor die cijfers überhaupt binnen zijn bij de Belastingdienst. We maken bij de Belastingdienst geen uitsplitsing per sector van hoeveel btw er binnenkomt. Bovendien zou je ook nog het effect van een btw-verlaging of -verhoging en economische ontwikkelingen, zoals het aantrekken van de bouw als gevolg van economisch herstel, uit elkaar moeten trekken. Ik zou dat niet willen adviseren. De enige schatting die we kunnen doen over de relatie btw en bouw, is die op basis van nationale rekeningcijfers, maar dat is echt zeer indirect. Daaraan kun je namelijk zien hoe de sector zich ontwikkelt. Maar ook daarin lopen economische effecten en effecten van beleid door elkaar.
Ik verwacht zeker dat er sprake zal zijn van een piek nu de maatregel afloopt. Mensen zullen nog snel een opdracht geven. Er zullen dus ongetwijfeld een piek en daarna een korte terugval in de opdrachten plaatsvinden. Ik ben er echter van overtuigd dat met het aantrekken van de woningmarkt, de economie en de koopkracht het herstel in de bouwsector gewoon door zal zetten. Daarom hebben we ook besloten deze tijdelijke maatregel tijdelijk te laten zijn. Dat is de beste manier om dit soort maatregelen op de goede momenten effect te laten hebben.
De heer Nijboer heeft meerdere vragen over rentelasten en het beleid van onze Agent gesteld. Hij stelt vast dat een deel van het nieuw uitgegeven schuldpapier niet langer terug is geswapt naar zeven jaar, wat wel de hoofdregel in het geldende kader is. Hij vroeg hoe dat kan, want er is volgens hem niet met het parlement gesproken over de aanpassing van dat beleid. Dat is feitelijk niet waar. Er is echt meerdere keren over gesproken. Ik verwijs ook naar het kader. Dat geeft expliciet aan dat onder voorwaarden mag worden afgeweken van die zevenjaarsbenchmark. Voor de mensen thuis: die zevenjaarsbenchmark komt erop neer dat we lenen tegen verschillende lengtes, maar we swappen dat dan terug naar het zevenjaarspunt. Ik ben u kwijt, voorzitter, ik zie het aan uw ogen. Of volgt u het volledig? Maar daar komt die gemiddelde zevenjaarsbenchmark voor de lange leningen dus vandaan. Die afwijking is dus toegestaan en heeft expliciet als doel om de rentelasten, als die heel laag zijn, voor een langere periode vast te kunnen zetten. Dan wordt de looptijd verlengd. Daar is in de Kamer over gesproken. Ook in het kader dat nog door mijn voorganger met de Kamer is besproken, zit die afwijkingsmogelijk. We hebben ook jaarlijks verantwoording afgelegd over de manier waarop we het kader toepassen. Er ligt nu een evaluatie van het kader en een brief bij de Kamer. Na de zomer komen we met uitgebreidere en gedetailleerdere voorstellen voor het nieuwe kader. Ik zie uit naar het debat dat we dan uitgebreider kunnen voeren.
De heer Nijboer heeft ook gevraagd wat de gemiddelde rentelooptijd is. Bij een zevenjaarsbenchmark hoort een gemiddelde looptijd van drieënhalf jaar. Dat heeft te maken met het feit dat er tegenover elke nieuwe zevenjarige lening ook eentje afloopt: gemiddeld drieënhalf jaar. Dat was de looptijd in de periode 2008-2012. Door de afwijkingen waarover ik net sprak, is de looptijd eind 2014 opgelopen naar vierenhalf jaar. Eind dit jaar is dat waarschijnlijk 4,9 jaar. In het nieuwe kader waar ik de Kamer al over heb geschreven, is het streven om uit te komen tussen vijfenhalf en zesenhalf jaar.
De heer Nijboer (PvdA):
Dit was precies waar ik naar vroeg. Ik erken volledig dat de discretionaire bevoegdheid en de afwijking met de Kamer is gedeeld. Alleen lijkt het er nu op dat de materiële consequentie van 7 jaar — 4,9 jaar als het dit jaar wordt — eigenlijk al naar 10 jaar is gegaan. Dat is een vrij forse verschuiving die de PvdA ook heeft bepleit. Daar neem ik inhoudelijk geen afstand van, maar dat vind ik wel een vrij forse verschuiving in het risicoprofiel van de rentelasten. Daarom vraag ik daar in dit debat een beetje op door. Ik ben er verheugd over dat wij daar in het najaar een fundamenteel debat over kunnen voeren, want dit gebeurt toch een beetje op basis van ad-hocbesluiten. 88% is dan verlengd. De uitkomst blijkt dan ineens te zijn dat de looptijd van de leningen fors is verlengd, terwijl de Kamer daar al anderhalf jaar naar vroeg.
Minister Dijsselbloem:
Dat is niet een toevallige uitkomst, want wij zijn hierop gaan sturen, aangemoedigd door de Kamer. Ik heb steeds gezegd dat wij gebruik zullen maken van de ruimte die het oude kader biedt en dat er een nieuw kader komt. De voorwaarden zijn en blijven overigens dat er geen groter risico mag volgen, dat de rente inpasbaar is in de begroting en dat er een reële kans is op financieel voordeel op de langere termijn. Dat wordt allemaal uitgewerkt in het kader en daar kunnen wij over spreken. Dat is de afweging. Het risico wordt in die afweging steeds gekwantificeerd en ingeschat. Dit is dus niet at random. Het is een weloverwogen en ook geleidelijke aanpassing. Laten wij daar aan de hand van de stukken gewoon apart een keer bij stilstaan.
Er zijn ook vragen gesteld over de sectorplannen. Dat is ook een van mijn specialiteiten. De heer Omtzigt heeft gezegd dat de steun voor de sectorplannen opdroogt, maar ik dacht dat er nog steeds een meerderheid achter de sectorplannen stond. Als dat anders is, hoor ik dat graag. Minister Asscher heeft de motie over het stopzetten van de sectorplannen dan ook ontraden. Hij is daar vorige week tijdens een wetgevingsoverleg op ingegaan. In het najaar komt er weer een rapportage over de sectorplannen. Het lijkt mij echt veel te vroeg om de specifieke inzet binnen sectoren en binnen regio's die daarin wordt geboden, te verlaten.
De heer Koolmees vroeg in het kader van de cao's om de onderhandelingspositie van het kabinet te openbaren. Hoeveel geld is er beschikbaar? Waar komt dat vandaan et cetera? Dat kan ik niet doen. Wij zijn in serieuze onderhandelingen. Er is een gedeeld belang om te komen tot een nieuwe cao. Als de heer Koolmees het goedvindt, leg ik hier niet de onderhandelingspositie van het Rijk bloot. Ik kan daar dus niet veel over zeggen.
De heer Koolmees (D66):
Ik ga niets vragen over de miljarden en ik vraag ook niet naar de onderhandelingspositie, want dat is inderdaad gewoon aan werkgevers en werknemers. Toen ik de systematiek aan het bekijken was en de ruimtebrief van minister Plasterk las, verbaasde het mij dat het erop lijkt — sorry, nu komt een beetje techniek — dat de loonbijstellingsruimte voor rijksambtenaren, politieagenten en leraren is afgeleid van wat er in de markt-cao's gebeurt. In de markt-cao's zie je nu juist dat de pensioenpremies dalen, ook door de aanpassing van het Witteveenkader. Daardoor is er nu eigenlijk bijna geen loonruimte beschikbaar in het referentiemodel voor de cao's. Dat betekent dus ook dat er heel weinig geld beschikbaar is voor loonruimte, terwijl meerdere partijen hier ook hebben gezegd dat de ambtenaren juist weer van de nullijn af moeten. Hoe verhoudt het een zich tot het ander? Kan de minister die vraag beantwoorden zonder miljarden of percentages te noemen?
Minister Dijsselbloem:
De heer Koolmees beschrijft hoe de systematiek werkt en dat is gewoon juist. Dat is ook een extra knelpunt in deze onderhandelingen. Daarom moet je bekijken wat je dan wel kunt doen. Daar wil ik nu niet verder over uitweiden. Geef ons de kans om daar goed uit te komen, want het is niet kansloos. De systematiek klopt. Overigens is die 0,8% niet alleen ter beschikking gesteld vanwege een motie van D66. Dat percentage zou sowieso wel ter beschikking zijn gekomen, want dat was gewoon bedoeld voor loonruimte. Sommige partijen zullen dat proberen te claimen als hun gedachte, maar die gedachte was niet origineel.
De heer Koolmees (D66):
Voor de volledigheid: we hebben het wat versneld.
Minister Dijsselbloem:
Als de heer Koolmees dat wil denken, dan gun ik hem dat. Dat is het wat de cao betreft.
Dan kom ik op een paar Europese punten. De heer Omtzigt heeft gevraagd of de aangekondigde lastenverlichting wel past binnen de Europese begrotingseisen. Vooralsnog rekenen wij met een nettolastenverlichting van ongeveer 5 miljard. Die zoeken wij en wij denken dat dit mogelijk is. Als minister van Financiën moet ik er echter prudent mee omgaan. De heer Omtzigt moedigt mij hierin ook altijd aan. Het zal echt moeten blijken of die ruimte er straks is. De seinen staan op groen, maar we kunnen er pas echt over besluiten in augustus.
De Europese begrotingsvereiste — dan gaat het vooral over het structurele tekort — kent natuurlijk bepaalde marges. Dat is ook terecht, omdat het een lastige indicator is die beweeglijk is, die moeilijk voorspelbaar is en die lang niet zo betrouwbaar is als het feitelijke tekort. Het structurele saldo kent daarom grotere marges. Die marges kun je bekijken als je bekijkt hoeveel ruimte er is om qua begrotingssaldo af te wijken van het uiteindelijke MTO (medium-term objective), het middellangetermijndoel. Voorzichtigheid blijft dus geboden. Ik denk dat de heer Omtzigt zich ook afvroeg hoe het zit met de hervormingsclausule. Als je hervormt, mag je meer afwijken en mag je er langer over doen om dat MTO te bereiken. Dat is juist. Ik heb me ook zeer ingezet voor een koppeling tussen structurele hervormingen en begrotingsaanpassingen, althans voor landen die in het preventieve deel van het pact zitten. Nederland heeft er nog geen aanvraag voor ingediend. We hebben slechts aangekondigd dat we dit mogelijk zullen doen. Het hangt natuurlijk ook af van het pakket van belastingwijzigingen en van de omvang en de diepte van de stelselherziening. Zoals u weet, is dit nog in beweging, tenminste, daar ga ik van uit.
Ik meen dat de heer Krol heeft gevraagd of de Kamer nog wat kan met pakket 1. Ik zeg het even in mijn eigen woorden. Uiteraard. Of de belastingvoorstellen nu neerkomen op pakket 1, 2 of 3, de Kamer heeft het eindoordeel. Sterker nog, er is nog een Kamer aan de overkant die er ook een opvatting over mag hebben. Op enig moment landt het namelijk in het belastingplan. Wat de uitkomsten van gesprekken binnen of buiten de coalitie ook zullen zijn, op Prinsjesdag komen ze naar de Kamer toe.
In de reeks Europese onderwerpen heeft de heer Nijboer gevraagd naar de Europese begroting. In Nederland hebben we een traditie om rust te brengen in het begrotingsproces, met vaste momenten en een beperkt aantal wijzigingen. In Europa is het één bron van onrust, met een oneindig aantal aanvullende begrotingen die elkaar snel kunnen opvolgen. Soms is de vijfde al aangenomen, maar ligt de derde nog ergens te wachten op behandeling. Het is echt buitengewoon moeilijk te volgen. Wij zullen ons er dus voor inzetten om dat proces te verbeteren.
Er ontsnapte mij overigens een kleine glimlach toen de heer Nijboer vroeg of er al resultaten zijn. Ik moest daar om lachen, omdat ik had gezegd dat we ons voorzitterschap mede zullen gebruiken om te proberen er enige verbetering in te bewerkstelligen. Ons voorzitterschap moet nog beginnen en de heer Nijboer vraagt al naar resultaten. Ik hoor de heer Nijboer zeggen dat het om ambities gaat. Dat herken ik van de heer Pechtold. Ambities wil ik niet temperen, maar verwachtingen wel. Het begrotingsproces in Brussel is qua systematiek en zeker ook qua uitvoering buitengewoon politiek en buitengewoon moeilijk. Laat niemand het idee hebben dat wij tijdens ons voorzitterschap even een eenvoudige begrotingssystematiek in Brussel zullen invoeren. Zo zal het niet gaan. We gaan ons er wel voor inzetten. Ik krijg er namelijk een behoorlijk punthoofd van. Het zal echter een lang proces zijn, met veel spelers. Wij gaan uw Kamer informeren over de wijze waarop wij dat zullen doen en wat wij hopen te bereiken. Dat zal gebeuren nog voor het voorzitterschap begint.
Dan de naheffing, ook een favoriet onderwerp. De heer Omtzigt heeft gevraagd: Nederland heeft het brutobedrag voor de naheffing al betaald, maar is nettobetaling ook mogelijk? Hij refereerde daarbij aan Italië. Ik heb er even op moeten studeren. Volgens mij is het zo dat Italië eerst zal moeten betalen voordat het kan worden terugbetaald. Italië was een van de landen die pas dit jaar betaald heeft, zo zeg ik uit mijn hoofd. De meeste landen hebben net als Nederland gewoon betaald voor het einde van het jaar. Zeven landen hebben dat dus niet gedaan. Iedereen kan zijn eigen afweging maken over de vraag of die betaling wel of niet voor 1 januari wordt gedaan. Wij hebben dat voor 1 januari gedaan omdat dit beter uitkwam uit het oogpunt van kasbeheer, saldo et cetera. Het saldo verandert netto natuurlijk niet. Dat saldo is vervelend, want dat is negatief voor ons. Ik weet niet of dat voldoende antwoord is op de vraag met het voorbeeld van Italië. Italië heeft dus een wat andere positie en heeft inderdaad pas in 2015 betaald. Het eerste deel van de terugontvangst is inmiddels binnen. Wij hebben in februari 210 miljoen ontvangen van het bedrag van vierhonderdzoveel miljoen dat wij terug zouden krijgen. De rest krijgen wij later dit jaar in kas. Daar hoeft u niet aan te twijfelen.
De heer Omtzigt heeft opnieuw gevraagd naar het openbaar maken van stukken, specifiek naar de briefwisseling die wij met de Commissie hebben gehad over de vraag wat er in het kader van een WOB-procedure wel of niet openbaar zou moeten worden gemaakt. Hiervoor geldt de vaste kabinetslijn dat wij brief- of e-mailwisselingen tussen onze diplomatieke dienst in Brussel en de Commissie niet openbaar maken. Wij vinden dat het diplomatieke verkeer in de beslotenheid van het ambtelijke proces moet blijven. Dat heeft echt te maken met de effectiviteit van ons optreden in het buitenland en in Brussel. Wij hebben daar dus een vaste lijn in.
De heer Omtzigt (CDA):
Het gaat om de zienswijze op het WOB-verzoek van De Telegraaf waar de Nederlandse regering om gevraagd is. Uit antwoorden op Kamervragen blijkt vandaag dat de regering regelmatig zienswijzen op plannen van de Commissie openbaar naar de Kamer stuurt. Nu is er een zienswijze waarbij dat niet zo goed uitkomt. Deze wordt niet openbaar naar de Kamer gestuurd, terwijl die laat zien waarom het wel of niet zou kunnen volgens de Nederlandse regering. Is de regering bereid om die zienswijze net als alle andere zienswijzen openbaar naar de Kamer te sturen? Want hiervoor geldt het diplomatieke verkeer niet. Dit is het enige document waarom ik vandaag vraag.
Minister Dijsselbloem:
Dat heb ik gehoord. Ik heb daar geen eigen opvatting over. Wij hebben daar een kabinetsopvatting over, namelijk dat wij het verkeer tussen Buitenlandse Zaken en de Commissie niet vrijgeven. Dat gebeurt gewoon om de effectiviteit van het optreden in het diplomatieke verkeer van onze mensen in het buitenland te kunnen beschermen en verbeteren. Het zou de positie van Nederland schaden. Volgens mij valt de brief waarnaar de heer Omtzigt vraagt daaronder. Ik heb dus geen reden om een uitzondering te maken.
De heer Omtzigt (CDA):
Een zienswijze op een WOB-verzoek heeft niets met het diplomatiek verkeer te maken. Het gaat hier niet om ingewikkeld diplomatiek verkeer. Het gaat erom dat de Commissie vraagt: wij willen de stukken openbaar maken en bent u het daarmee eens? Alle andere zienswijzen die de regering indient, inclusief die van de staatssecretaris en van de minister van Financiën, worden wel naar de Kamer gestuurd. Zij vallen dus ook niet onder het diplomatieke verkeer. Met deze zienswijze gebeurt dat niet. Onder artikel 68 van de Grondwet over de informatieplicht aan de Kamer is het dus mijn uitdrukkelijke verzoek om dit stuk aan de Kamer ter beschikking te stellen.
Minister Dijsselbloem:
Ik heb het verzoek van de heer Omtzigt gehoord en heb het ook al vaak gehad. Hij heeft er al heel veel vragen over gesteld, maar het antwoord blijft hetzelfde. Het kabinet heeft één lijn getrokken in het niet openbaren van stukken die in het diplomatieke verkeer worden gewisseld, inclusief stukken en gedachtewisselingen met de Europese Commissie, vanuit de overtuiging dat, als wij dat wel doen, wij voortaan te maken krijgen met een veel moeilijker verhouding met onze internationale partners in Europa en daarbuiten. Zij zullen zich dan immers voortaan voortdurend beraden op de communicatie met Nederlandse diplomaten, omdat die kan worden geopenbaard. Die afweging hebben wij kabinetsbreed gemaakt, niet specifiek op dit dossier, maar als algemene lijn. Ik kan en wil daar niet van afwijken.
De voorzitter:
Ik wijk even af van het aantal interrupties. Mijnheer Omtzigt, gaat uw gang.
De heer Omtzigt (CDA):
Dank u. Dat verschil van inzicht kennen wij en ik heb dat bewust vandaag niet opgebracht. De regering is van mening dat verkeer tussen de Commissie en de regering valt onder het diplomatieke geheim. Dat is met de organisatie en de zaken die de EU regelt een opvatting die wij betwisten, maar goed. Hier gaat het echter om een zienswijze die actief gevraagd is op een bestuursrechtelijke handeling, net zoals er zienswijzen gevraagd worden op groen- en witboeken. Dan worden ze wél gepubliceerd. Als er informeel gepolst wordt, zoals vanavond over hoe het met Griekenland gaat, kun je je goed voorstellen dat wij niet vragen om alles met een cc aan de Kamer te sturen. Hier wordt echter op een officieel stuk een officiële mening van de Nederlandse regering gevraagd. Dan is het toch logisch dat die ter inzage aan de Kamer wordt gegeven? De enige uitzondering die in de wet staat, is als het belang van de Staat in het geding is. Het belang van de Staat is naar ik aanneem niet in het geding bij een zienswijze op een WOB-verzoek.
Minister Dijsselbloem:
Mijn antwoord verandert niet. Wij verschillen daarover van mening. Het kabinet heeft hierin één lijn getrokken en volhardt daarin.
Dan kom ik bij andere vragen over naheffingen en afdrachten. Een van de redenen waarom de afdracht aan de Europese Unie per saldo is verslechterd, is de ratificatie van het eigenmiddelenbesluit. Wij krijgen geld terug, maar dat is nu voor de tweede keer over een jaargrens heen verschoven. Het geld zou dit jaar voor twee jaarschijven binnenkomen, maar is weer doorgeschoven.
De heer Van Dijck vraagt waarom het allemaal zo lang duurt. Ik hoor hem bijna zeggen: grijp nou eens vanuit Brussel in in die landen en dwing ze om dat geld af te dragen. In lijn met zijn gedachtegoed zou ik zeggen: dat moest Brussel nou maar niet doen. Er zijn ratificatieprocedures gaande in verschillende landen. In sommige landen duurt dat langer en in andere landen gaat zo'n ratificatieproces heel snel. Dat is vervelend, vooral als je geld terugkrijgt, maar wij zullen dat moeten afwachten. Het geld schuift door. Wij krijgen het nog steeds, maar het komt pas in een volgend jaar binnen.
De heer Van Dijck heeft ook gevraagd wanneer hij het overzicht krijgt van alle mutaties in die afdrachten, dat de minister-president heeft beloofd. Hij zegt dat het allemaal steeds slechter is geworden en dat wij soms geld terugkrijgen. Hij had dat kunnen zien in een overzicht dat hij al heeft gehad. Dat zat bij de antwoorden bij het financieel jaarverslag van het Rijk over 2014. Dat was het antwoord op vraag 23. Daar ziet u een mooi schema, beginnend bij de Miljoenennota 2014. Daar staan het bedrag dat toen geraamd was en daarna alle aanpassingen in de loop van het jaar tot en met het financieel jaarverslag 2014. Ik verwijs dus naar het uitgebreide antwoord op vraag 23 bij het financieel jaarverslag.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Dat overzicht heb ik natuurlijk gezien. Al die aanvullende begrotingen staan er echter niet in verwerkt. Vorig jaar kregen wij acht aanvullende begrotingen voor onze kiezen. Ik zie door de bomen het bos niet meer. Dan krijgen wij weer eens 15 miljoen terug en dan moeten wij weer 200 miljoen bijbetalen. Dat overzicht is de grote lijn, maar er staat niet per aanvullende begroting opgesomd hoeveel wij terugkrijgen. De aanpassing van het CBS van de begroting 2013/2014 staat er ook nog niet in verwerkt. Ik zou graag periodiek een overzicht krijgen van alle geldstromen die naar Brussel gaan en terugkomen.
Minister Dijsselbloem:
Ik denk dat de heer Van Dijk nu een beetje bluft door te zeggen dat hij het overzicht heeft gezien, want de dingen die hij vraagt, staan er in. Ik zie er bijvoorbeeld staan: vierde aanvullende begroting 2014, surplus lenteraming, Nederland krijgt 165 miljoen terug. Een paar regels eronder zie ik staan: naheffing grondslagen eigen middelen, Nederland moet betalen 1,1 miljard. Dus de verschillende onderdelen staan er wel in. Misschien dat ik het stuk zo meteen aan de heer Van Dijck kan geven. Als hij dan behoefte heeft aan nog meer details, gaan we ons best doen. Het is allemaal openbare informatie en ik ben graag bereid de heer Van Dijck volledig ter wille te zijn. Ik dacht dat we de informatie al hadden gegeven, maar dan geef ik die hem zo meteen en kan hij er op terugkomen in tweede termijn, om aan te geven of die informatie voor hem al dan niet voldoende is.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Dat is welkom.
De voorzitter:
En Kamerleden bluffen nooit.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Nee, wij bluffen nooit.
Een andere vraag die ik had, ging over de begrotingssystematiek rondom de teruggave. We bouwen nu voor volgend jaar een incidentele meevaller in van 2,7 miljard.
Minister Dijsselbloem:
Voor het eigenmiddelenbesluit.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Voor het eigenmiddelenbesluit. Dat is natuurlijk een rare systematiek. Dit jaar hebben we een tegenvaller van 1,8 miljard en vorig jaar hadden we een tegenvaller van 0,9 miljard en volgend jaar hebben we een incidentele meevaller. Is de begrotingssystematiek daar wel op geënt? Moet er niet iets veranderen vanwege het feit dat het zo dubieus begroot wordt op deze manier?
Minister Dijsselbloem:
Dit probleem doet zich gelukkig maar een keer in de zeven jaar voor. Nadat het nieuw Meerjarig Financieel Kader is vastgesteld, wordt het eigenmiddelenbesluit aangepast en dat moet daarna worden geratificeerd. Dat is dus een keer in de zeven jaar, waar we ook dankbaar voor mogen zijn. Het probleem van de voortdurend aanvullende begrotingen, soms vele per jaar, hangt daar niet mee samen. Beide leiden in ieder geval wel tot een rommelig beeld. Nogmaals, ik ga niet hier pretenderen dat we dat even snel oplossen. Dat is in Brussel allemaal buitengewoon taai.
Dan heb ik nog een paar losse vragen. De heer Krol heeft gesproken over het CPB en de vergrijzing. Hij heeft gezegd dat vergrijzing niet langer leidt tot onhoudbare overheidsfinanciën. Dat klopt, hoewel dat overigens nog wel met onzekerheden is omgeven. Denk aan de zorguitgaven waarvan we hopen dat die op dit rustige pad blijven. Deze situatie is natuurlijk wel bereikt doordat het kabinet een aantal hervormingen heeft doorgevoerd. Ik miste soms de steun van de fractie van de heer Krol maar desalniettemin is hij blij met de uitkomst. Zo begrijp ik zijn opmerking althans.
Vervolgens vraagt hij of ouderen nu niet evenredig mogen delen in de lastenverlichting. Wij kijken in het najaar natuurlijk ook naar de loopkrachtontwikkeling van ouderen. Dat zullen we zeker doen, maar we hebben wel aangegeven dat als er ruimte is voor extra lastenverlichting, die prioritair zal worden ingezet om de arbeidsmarkt te stimuleren. Sommige ouderen zijn nog aan het werk en zullen daar dus rechtstreeks van profiteren. Andere ouderen zijn niet meer aan het werk en zullen dat deel van de lastenverlichting dus waarschijnlijk niet krijgen. Het accent ligt op de arbeidsmarkt en op werk. De heer Krol heeft zelf ook gesproken over de werkloosheid onder ouderen. Dat is ook echt een knelpunt.
De heer Van Dijck heeft met betrekking tot de werkloosheid nog aangegeven dat hij de dalende trend niet terugziet in de CBS-cijfers. Volgens mij vergist hij zich. Er is wel degelijk een dalende trend in de CBS-cijfers. Je kunt daarin zien dat de werkloze beroepsbevolking is afgenomen van 674.000 in januari van dit jaar naar 614.000 in mei van dit jaar. Ook het seizoensgecorrigeerde cijfer van de werkloze beroepsbevolking nam tussen januari en mei af.
De heer Krol (50PLUS):
Ik ben blij dat ik te horen krijg dat ik gesproken heb over de werkloosheid onder ouderen en dan bedoel ik vooral de jongere ouderen, de mensen boven de 45 jaar die wanneer ze werkloos worden niet meer aan een baan komen. Mijn vraag die er aan gekoppeld was, is wat dit kabinet daaraan gaat doen. Er zijn al diverse plannen geweest om jongeren aan het werk te helpen, maar ik heb nog geen echte plannen gezien die structureel ouderen aan het werk helpen.
Minister Dijsselbloem:
Hoewel de werkgelegenheid aantrekt, heeft de heer Krol gelijk. Vooral de langdurige werkloosheid van ouderen vergt echt nog aandacht, want het is voor ouderen buitengewoon moeilijk om terug te komen op de arbeidsmarkt. De sectorplannen, waarover sommigen zich negatief hebben uitgelaten, en het actieplan 50+ Werkt zijn de instrumenten om in sectoren en regio's maatregelen te nemen die specifiek bedoeld zijn voor deze doelgroep, om ouderen te helpen om terug te komen op de arbeidsmarkt. Dat is het antwoord op de vraag van de heer Krol.
De heer Krol (50PLUS):
Kunt u de mensen die zonder werk zitten en gezien hebben dat er bijvoorbeeld wel een jongerenambassadeur is gekomen, enig vooruitzicht bieden? Zij zien namelijk nog steeds niet dat het kabinet echt inzet op het zoeken naar werk voor ouderen boven de 45 jaar.
Minister Dijsselbloem:
Ik heb gezegd langs welke weg we dat doen. De inzet is er en de resultaten komen er ook, nu de economie aantrekt. Er is en blijft aandacht voor deze specifieke groep, omdat het juist voor deze groep moeilijk is om er weer tussen te komen. Werkgevers nemen toch als eerste de wat jongere werklozen of de mensen die net op de arbeidsmarkt komen aan. Het blijft aandacht vragen om ook de oudere werkloze een kans te geven. Nogmaals, op Prinsjesdag zullen we zeer gerichte maatregelen presenteren om de kosten van arbeid te verlagen aan zowel de werkgevers- als de werknemerskant. Dat zal hieraan een verdere impuls geven.
Zowel het CDA als 50PLUS heeft gevraagd hoe het nu staat met de belastingherziening. Die komt er. De omvang, diepte en breedte worden nog nader bezien. Wij rekenen op u aller steun en wensen onszelf moed. Op Prinsjesdag presenteren we hierover meer informatie. De focus blijft liggen op het terugdringen van de complexiteit van het stelsel, de uitvoeringsproblematiek voor de Belastingdienst en de werkgelegenheid en werking van onze arbeidsmarkt. Zoals gezegd, is ons streven een lastenverlichting van 5 miljard. Dat moet gewoon kunnen, ook binnen onze eigen begrotingsregels en afspraken.
De heer Omtzigt heeft gezegd dat de tegenvaller bij de gaswinning verwerkt had moeten worden. Hij heeft ook een amendement ingediend over de opbrengsten van de gaswinning. Hij vroeg waarom er geen nota van wijziging aan de Kamer is gestuurd. Het eerlijke antwoord is dat dit gekund had. Het gasbesluit voor 2015 is tot stand gekomen nadat de Voorjaarsnota en de suppletoire begrotingen waren verschenen. We hadden dat dus kunnen doen bij nota van wijziging. Het was echter ons voornemen om het in de tweede suppletoire begroting op te nemen. Dat maakt niet heel veel uit. Er is geen reden om te twijfelen aan onze intentie omdat we het niet verwerkt hebben in de nu voorliggende suppletoire begroting. Dat lijkt me niet nodig.
De voorzitter:
Misschien heb ik het gemist, maar wat is uw expliciete advies over het amendement?
Minister Dijsselbloem:
Mag ik daar in tweede termijn op terugkomen? Ik heb het amendement inhoudelijk nog niet kunnen bekijken; ik heb alleen gezien dat het er is. Het heeft onze voorkeur om dat in de tweede suppletoire begroting te verwerken, omdat het echt geen haast heeft. Dat zal dus in het najaar zijn. Ik zal hier in tweede termijn nog op terugkomen.
De heer Omtzigt heeft gevraagd naar de risico's van de lage rente. De rente is nu laag, maar wat gebeurt er als die ineens stijgt? We zullen hierop ingaan in de Miljoenennota. Een echte doorrekening van verschillende concrete scenario's staat ons niet voor ogen. Een stijging van de rente zal ook vast niet op zichzelf staan. Zij kan bijvoorbeeld onderdeel zijn van het sterk aantrekken van de wereldeconomie. Dat zou internationaal een renteverhoging kunnen veroorzaken. Je moet het dus echt zien in de context van een scenario. Het CPB besteedt in onzekerheidsvarianten aandacht aan alternatieve ontwikkelingen van factoren. Het kijkt daarbij ook naar de wereldhandel en de olieprijs. Er zijn verschillende factoren, zoals de energieprijzen, de rente en de stand van de euro, die op dit moment gunstig zijn. Ja, het is waar: waar je op dit moment voordeel van hebt, kan zich in de toekomst tegen je keren. We komen daar in de Miljoenennota op terug. Ook het CPB komt met onzekerheidsvarianten.
De voorzitter:
De heer Koolmees heeft nog een valreepvraag.
De heer Koolmees (D66):
Om te voorkomen dat ik een tweede termijn moet houden, herinner ik aan mijn vraag over de begrotingsreserve, met name over de tegenvallers bij de duurzame energie.
Minister Dijsselbloem:
Ja, daar zijn verschillende vragen over gesteld. Ik zou in mijn papieren kunnen gaan zoeken, maar ik doe het even uit mijn hoofd. Ja, het is waar. Uit de reservering voor investeringen in duurzame energie zijn met een schuif andere problemen gefinancierd. Dat geld wordt teruggezet in latere jaren. Vanaf 2021 komt het weer terug. In die zin gaat er geen geld voor dit doel verloren. Wij denken dat het geld in die jaren veel meer nodig is, terwijl het op dit moment niet benut wordt.
Er was nog een andere categorie waarin middelen voor duurzame energie nu niet worden aangewend. Ook daar geldt dat de middelen voor duurzame energie, die veelal worden opgehaald met specifieke doelheffingen, beschikbaar blijven voor duurzame energie. Dat is mijn toezegging.
De heer Koolmees (D66):
Dank voor dit heldere antwoord, maar mijn vraag ging meer over het principe van de begrotingsreserves. Wij hebben begrotingsreserves om een hek te zetten om bepaalde uitgaven waar wij een doel voor hebben. Het bedrag verandert niet — dat is prima — maar er wordt wel een trucje uitgehaald of, om dat negatieve woord te vermijden, geschoven met geld om die reserve te omzeilen. Is dat nou de bedoeling van zo'n reserve?
Minister Dijsselbloem:
Nee, de bedoeling van de reserve is te zorgen dat middelen die op enig moment nog niet tot besteding komen, voor dat doel wel beschikbaar blijven. En dat is hier het geval. In de eerste jaren zijn de middelen niet nodig en dan zijn ze wat mij betreft gewoon beschikbaar, net als andere begrotingsmiddelen, om te "kasschuiven" als het inpasbaar is. Ook deze middelen kun je "kasschuiven", maar ze moeten wel terugkomen. Daarmee blijft het doel van de begrotingsreserve in stand: het geld is bedoeld voor de stimulering van duurzame energie. Dat is de crux.
De voorzitter:
Daarmee zijn wij gekomen aan het eind van de eerste termijn van de kant van het kabinet. Bij enkele leden is er behoefte aan een tweede termijn.
De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. Ik werd getriggerd door een opmerking van de minister: wij wensen onszelf moed toe. Ik zou zeggen: minister, het roer moet om. Dat zou ik als leidraad nemen bij het opstellen van de nieuwe begroting. Wij zullen op een paar kleine punten aangeven waarom wij vinden dat het anders moet. Kennelijk is er veel ruimte; de minister spreekt van 5 miljard die moet worden weggegeven aan een bepaalde groep mensen. Maar er is veel meer dan alleen dat. Dat wil ik de minister meegeven.
Bezuinigen op veiligheid is onverantwoord; op justitie wordt niet meer bezuinigd, zegt een stellig PvdA-Kamerlid Jeroen Recourt. De duimschroeven zijn al zo ver aangedraaid, er zijn al gevangenissen gesloten, de rechtspraak en het OM leveren in, ik zie geen ruimte meer. De rek is eruit, vindt ook VVD'er Ard van der Steur: ik zou niet weten waar er nog geld moet worden gevonden; nieuwe bezuinigingen zijn niet verantwoord; er moet in de toekomst eerder geld bij dan af. Ik heb dit uit een bewaarartikel uit het Algemeen Dagblad, dat wij dan ook netjes hebben bewaard. Ik dien hierover een motie in, waarbij ik natuurlijk reken op steun van de coalitiefracties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er brede overeenstemming bestaat over het feit dat bepaalde delen van het ministerie van Veiligheid en Justitie onder grote druk staan;
overwegende dat er financiële ruimte is gevonden op deze begroting door de tarieven die het Rijksvastgoedbedrijf in rekening brengt, structureel te verlagen;
verzoekt de regering, de opbrengst van deze tariefverlaging in te zetten voor de meest noodlijdende onderdelen van het ministerie van Veiligheid en Justitie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Gerven (SP):
Kijk, er komt al een adhesiebetuiging.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik heb meer een verduidelijkende vraag over de motie. In mijn begrip van de Voorjaarsnota is dit precies gebeurd. De tarieven voor de huur, voor het vele vastgoed van Justitie en voor de gevangenissen zijn verlaagd, en de ruimte die op die manier werd gecreëerd, is ingezet om het OM en de tegenvallers te ondersteunen. Dus eigenlijk wordt de heer Van Gerven op zijn wenken bediend. En als het voorstel van het kabinet er al ligt, hebben we meestal geen motie meer nodig.
De heer Van Gerven (SP):
Dat is niet helemaal waar, want ik heb begrepen uit de beantwoording van de minister dat een gedeelte is ingezet op de taakstelling op te lossen. Ik citeer dan uit de antwoorden die het kabinet zelf heeft gegeven. Vandaar dat ik deze motie indien. Ik begrijp het punt van de heer Nijboer wel. Ik heb dat natuurlijk ook in het staatje gezien. Maar ik heb in de beantwoording van de minister heel duidelijk gelezen dat hij die middelen en die meevaller heeft ingezet voor de taakstelling. Dat is wat ons betreft niet de bedoeling. Wij vinden dus eigenlijk dat het afgelopen moet zijn met die taakstellingen voor Justitie. Gezien het brede enthousiasme dat bij de coalitie leeft, neem ik aan dat wij op steun kunnen rekenen voor deze motie.
De heer Nijboer (PvdA):
Bij Justitie is bekend dat er in sommige jaren behoorlijke tegenvallers zijn. Ik vond dit juist een mooie manier om deze op te lossen. Ik hoor graag van de minister of dat anders is gegaan dan ik heb begrepen, maar volgens mij wordt de heer Van Gerven in de Voorjaarsnota op zijn wenken bediend.
De heer Van Gerven (SP):
Ik zie in ieder geval dat die taakstelling er nog ligt. Die is dus niet helemaal weggepoetst.
Dan ga ik verder met mijn betoog. Ik heb nog iets anders. De PvdA heeft tegen woonminister Blok gezegd: Handen af van de huurtoeslag! Monasch zegt dat het gat van 250 miljoen niet gehaald moet worden uit de begroting van Blok. Er moet maar gebedeld worden bij de andere ministeries, aldus de heer Monasch. De heer Roald van der Linde zegt vervolgens dat hij dat eigenlijk wel een sympathieke gedachte vindt van Monasch. Ook hierin is er dus weer brede overeenstemming binnen de coalitiepartijen. Wij gaan ze weer helpen met de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat bijna 1 miljoen huishoudens maandelijks te weinig over zullen houden om van te leven in 2017;
constaterende dat de huurtoeslag een gericht instrument is waar steeds meer huurders in een financieel benarde positie een beroep op doen;
verzoekt de regering, niet te bezuinigen op de huurtoeslag,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Gerven (SP):
De heer Krol zal mede namens de SP een motie indienen over de btw-verlaging voor de bouw. Dat lijkt ons een zeer goed voorstel. Ik hoor graag nog van de minister in tweede instantie een antwoord op mijn vraag in de discussie over de kinderopvangtoeslag. Wat zijn de effecten op de arbeidsparticipatie van de alleenstaande moeders. Heeft hij hier bijzondere aandacht voor?
De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. Dank aan de minister voor zijn heldere antwoorden op dit moment, tijdens deze ongetwijfeld drukke dagen en week.
Ik heb een aantal korte punten. Het eerste betreft de naheffing. Als er vanuit Brussel een consultatie ergens op gedaan wordt, krijgen wij altijd het consultatiedocument. Als we zelfs het consultatiedocument niet krijgen, denk ik dat er iets mis is met de informatievoorziening aan de Kamer. Ik verzoek de regering aan te geven waarom wij, via artikel 68 van de Grondwet, geen inzage zouden mogen hebben in de consultatie rondom de openbaarheid van documenten.
Dank voor de toezegging om terug te komen op de zorg en om, samen met de minister van VWS, te bekijken hoe het daarmee staat. Als op het vereveningsfonds, waar tientallen miljarden doorheen gaan, geen goedkeurende accountantsverklaringen liggen, hebben we een structureel probleem over de verantwoording. Dat moet rechtgezet worden, al was het maar om duidelijk inzage te krijgen in wat er aan de hand was.
Wij zijn tevreden met het gasbesluit, maar de begrotingssystematiek zit volgens ons zo in elkaar dat als je een besluit neemt, je de consequenties daarvan in de begroting moet verwerken. Wij vinden dan ook dat de regering die consequenties nu moet verwerken, omdat dat dat leidt tot de beste schatting van het tekort van dit jaar. Daarbij moet dus rekening worden gehouden met een gaswinning van 30 miljard m3. Ik verzoek de regering om dat te wijzigen, hetzij met een eigen nota van wijziging, hetzij door ons amendement over te nemen en te zeggen wat het bedrag precies is.
Ik kom op het leger. Ik snap natuurlijk dat er tijdens het kabinet-Rutte I op het leger is bezuinigd. Ik merk echter toch op dat er bij Defensie dit jaar ook onderuitputting is en er tegelijkertijd grote structurele problemen zijn rondom de missies. Ik roep ertoe op om daarmee absoluut prudent om te gaan, zeker gezien de grote opgaves die er op internationaal niveau liggen. Er komt straks nog de verlenging van de missie in ISIS-gebied en er loopt ook nog een behoorlijk aantal missies. Het lijkt erop dat we gewoon ons eigen leger fysiek aan het uitputten zijn.
Ik dank de minister voor de toezegging dat er een doorrekening komt van wat er gebeurt als de rente wat hoger wordt. Ik ga daarover een specifiek verzoek doen. Ik ben al blij dat de minister heeft aangegeven dat de looptijden van de staatsleningen wat zijn verlengd. Dat hebben meerdere partijen in de Kamer gevraagd. Ik denk dat dat heel verstandig en prudent is. Ik wil echter weten of er sectoren in de economie zijn die bij zo'n schok acuut in de problemen komen en die dan natuurlijk weer hier aankloppen. Als dat zo is, kunnen wij daar beter van tevoren goed over nadenken en bekijken of we de Nederlandse economie wat stabieler kunnen maken.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de rente op dit moment zeer laag is, onder andere door het beleid van de ECB;
verzoekt de regering, een doorrekening te (laten) maken van de effecten voor de Staat, de huishoudens, bedrijven en pensioenfondsen van een plotselinge stijging van de hele rentecurve met 3% en de gevolgen die dat heeft voor de economie
verzoekt de regering tevens, indien nodig voorstellen te doen om de Nederlandse economie, inclusief de staatsfinanciën, schokbestendiger te maken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Krol (50PLUS):
Voorzitter. Ik heb goed geluisterd naar de minister. Ik heb begrepen dat hij grote moeite heeft met een verlenging van het verlaagde btw-tarief voor verbouwingen. Toch vinden wij zo'n verlenging uitermate belangrijk, niet in de laatste plaats omdat die ook heel veel ouderen in staat stelt om hun woning aan te passen zodat ze langer thuis kunnen blijven wonen. Er zijn echter veel meer redenen voor zo'n verlenging. Daarom probeer ik het toch nog een keer.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat tot 1 juli 2015 het verlaagde btw-tarief voor verbouwingen en renovaties van woningen van kracht is;
overwegende dat het verlaagde btw-tarief gunstig is gebleken voor de bouw en het levensloopbestendig maken van woningen, en geleid heeft tot positieve economische, werkgelegenheids-, duurzaamheids- en milieueffecten;
verzoekt de regering, herinvoering van het desbetreffende verlaagde btw-tarief van 6% tot 31 december 2015;
verzoekt de regering voorts, bij het Belastingplan 2016 een gefundeerd standpunt aan te bieden omtrent de wenselijkheid van continuering van het bedoelde verlaagde btw-tarief na 31 december 2015,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat sociale huren de afgelopen jaren met naar schatting gemiddeld 2% tot 3% boven inflatie gestegen zijn, waarmee betaalbaar huren zwaar onder druk is komen te staan;
overwegende dat de woningcorporaties, evenals de leden van de Woonbond inmiddels in ruime meerderheid hebben ingestemd met een gezamenlijk sociaal huurakkoord waardoor huren de komende jaren gemiddeld met maximaal 1% per jaar boven de inflatie mogen stijgen;
voorts overwegende dat hiermee een belangrijke bijdrage geleverd kan worden aan betaalbaarheid van huren en behoud van koopkracht van minder draagkrachtigen, waaronder veel ouderen;
verzoekt de regering, na doorrekening van het sociaal huurakkoord, nog vóór Prinsjesdag een kabinetsstandpunt aan de Kamer aan te bieden, en de resultaten van het onderzoek naar goedkoop en duur scheefwonen, dat Aedes en Woonbond hebben opgenomen in het huurakkoord, hier zo mogelijk bij te betrekken,
en gaat over tot de orde van de dag.
Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken, zodat de minister de moties kan ordenen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Minister Dijsselbloem:
Voorzitter. Ik kom nog even terug op een vraag van de heer Van Dijck. Hij vroeg naar alle wijzigingen in de afdrachten aan Europa. Ik verwees hem daarvoor naar het antwoord op vraag 23. Dat heb ik hem ook aangereikt. Verder breng ik het antwoord op vraag 24 onder zijn aandacht. Dat kan ik hem ook aanreiken. Daar staat een overzicht van alle DABS en de aanvullende begrotingen lopende het jaar. In de laatste brief aan de Kamer over de EU-begroting 2016 is ook een overzicht gegeven van de aanvullende begroting 2015 en de effecten daarvan op onze nationale begroting. We hebben het allemaal paraat, want de heer Van Dijck moet met alle informatie voorzien vanavond het pand verlaten.
De heer Van Gerven heeft nog een antwoord van mij tegoed. Hij heeft eerst gezegd dat het roer om moet. Dat doet het goed op een verkiezingsaffiche, maar geeft mij nog weinig informatie over de richting waarin het roer dan om moet. Verder heeft hij gesproken over het weggeven van 5 miljard. Ik heb vaak debatten meegemaakt waarin er van links tot rechts in de Kamer werd geroepen om lastenverlichting. Nu zou het daarbij gaan om het "verjubelen" of het "weggeven" van geld of welke andere kwalificaties dan ook. Ik stel het maar met verbazing vast. Het kabinet zal daar natuurlijk zeer gericht beleid mee voeren.
De voorzitter:
Mijnheer Van Gerven, in het kader van de uitlokking.
De heer Van Gerven (SP):
We zullen daar vanavond niet uitkomen. We moeten nog maar zien wat het uiteindelijk allemaal wordt, want de belastingplannen liggen grotendeels alweer in duigen, althans het btw-voorstel. Het valt de SP erg tegen dat de lastenverlichting op arbeid vooral een bepaalde bevolkingsgroep helpt. Van lastenverlichting is ook de SP voorstander; zie ons verkiezingsprogramma. We hebben daar in het verleden uitgebreid voorstellen voor gedaan. Dit voorstel werkt echter niet goed uit voor ouderen, mensen die niet werken enzovoorts. Daarnaast constateren wij dat, als het gaat over de afbraak van de welvaartsstaat die de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden, het ook heel goed is om te kijken of daar niet wat reparatiewerk verricht moet worden …
De voorzitter:
Mijnheer Van Gerven, voordat deze interruptie langzaam overgaat in een derde termijn, vraag ik u om uw vraag te formuleren.
De heer Van Gerven (SP):
Het ging erom dat ik natuurlijk een beetje uitgedaagd ben en ik de minister wilde uitleggen wat wij bedoelden met "het roer moet om".
Minister Dijsselbloem:
Dank.
Op de bezuinigingen bij V en J kom ik zo dadelijk terug bij het doorlopen van de moties. Ook kom ik terug op het verzoek over de huurtoeslag, dat is vervat in een motie.
De heer Omtzigt is nog teruggekomen op het punt van de consultatie. Hij heeft gezegd dat het een consultatiedocument is zoals de reacties van de Nederlandse regering op een witboek of een groenboek van de Commissie in een openbare consultatieronde. Alle lidstaten en overigens ook vaak maatschappelijke partijen kunnen daar dan op reageren. Dat is toch echt een heel andere procedure dan waar het hier om ging. Het ging hier om een WOB-procedure bij de Europese Commissie. Er is in het diplomatieke verkeer — dat was het toch echt — contact geweest tussen de Nederlandse vertegenwoordiging in Brussel en de Commissie om onze visie daarop te vernemen. Onze inhoudelijke opvattingen hebben we gedeeld. Dat geldt voor alle aspecten rond die naheffing. We hebben al onze inhoudelijke opvattingen, onze inzet et cetera, keer op keer met de Kamer gedeeld. Alleen het vrijgeven van die achterliggende documenten stuit bij ons op bezwaren. Ik blijf op dat punt dus bij mijn stelling.
De heer Omtzigt heeft ook aandacht gevraagd voor een bepaalde problematiek bij Defensie. Enerzijds is er sprake van onderuitputting. Anderzijds is er sprake van grote knelpunten als gevolg van die missies. Dat is een reëel punt. We zullen daar in ons antwoord op twee moties — dat is niet alleen de motie-Van der Staaij, maar ook die van de heren Ten Broeke en Servaes, die specifiek ging over knelpunten als gevolg van de vele missies — uiteindelijk bij Prinsjesdag ook in financieel opzicht op reageren.
De heer Van Gerven heeft nog een reactie tegoed op zijn punt over alleenstaande moeders. Of heb ik die reactie al gegeven? Hij vroeg wat het kabinet daaraan gaat doen in relatie tot de kinderopvangtoeslag. De netto-arbeidsparticipatie van alleenstaande moeders is inderdaad de afgelopen jaren sterker gedaald dan bij niet-alleenstaande moeders. Dat is de mate van detail waarin daarnaar gekeken is. Die ontwikkeling is natuurlijk ongewenst. Ik weet niet of de bezuinigingen op de kinderopvang de oorzaak zijn van die daling van de netto-arbeidsparticipatie. Ik weet niet of dat zo specifiek is uitgesplitst. Ik zei dat de groep werkende alleenstaande ouders met een laag inkomen er 9% op vooruit zou gaan. Het blijkt echter 11% te zijn. Hierover heb ik de heer Van Gerven onjuist geïnformeerd. Deze groep gaat er 11% op vooruit in het jaar 2015.
Zal ik eerst op het amendement of op de moties ingaan? Ik weet niet wat gebruikelijk is. Ik zal eerst ingaan op het amendement. Dat is het amendement op stuk nr. 5 van de heer Omtzigt en mevrouw Schouten. Met het amendement wordt beoogd om de inkomsten, het ontvangstenbedrag, te verlagen met het oog op het nieuwe winningsbesluit voor 2015. Het ontvangstenbedrag wordt dan teruggebracht op het begrotingsartikel, maar ik kan zo snel niet nagaan of dat het juiste bedrag is. Het is dus geen principiële kwestie. Het heeft onze voorkeur om het gewoon in het najaar te doen. Dan doen we het heel precies en correct. Als de heer Omtzigt er echter aan hecht, kunnen we ook bekijken of het nu zou kunnen. Ik zal de heer Omtzigt dat dan laten weten, zodat hij zijn amendement eventueel nog kan aanpassen en correct kan maken. Ik zal de Kamer ook laten weten wat dan ons oordeel over het amendement is. Zoals het er nu ligt, kan ik het niet valideren en moet ik het ontraden, maar ik ga informeren of we het nu al precies zouden kunnen aanpassen. Anders zou het toch mijn voorstel zijn om het in het najaar te doen. Maar laten we bekijken of we het nu kunnen doen, want ik heb daar op zich geen problemen mee. Ik zal uiteraard ook even overleggen met de collega van EZ.
De voorzitter:
Even voor mijn begrip: is het de bedoeling dat het amendement deze week nog in stemming komt?
De heer Omtzigt (CDA):
Ja, want er wordt donderdag over de Najaarsnota gestemd. Dan moet het in stemming zijn gebracht. De Kamer heeft uitgezocht hoeveel dat zou kunnen zijn. Dit was de beste schatting.
De voorzitter:
En de rest van de Kamer kan zich vinden in de procedure die de minister net beschreef, namelijk per briefje? Dan kunnen de andere fracties zich ook een fatsoenlijk oordeel vormen met het oog op de stemming daarover. Ik zie instemmend geknik, zeg ik ten behoeve van het verslag.
Ik geef graag weer het woord aan de minister.
Minister Dijsselbloem:
We gaan proberen om dat netjes te doen in de korte tijd die we hebben. Laten we ernaar kijken.
Bij de motie-Van Gerven/Van Nispen op stuk nr. 3 is een wonderlijk misverstand aan de orde. Veiligheid en Justitie is een van de grootverbruikers van het Rijksvastgoedbedrijf. We hebben vastgesteld dat er wel wat marge zit in de tarieven van het Rijksvastgoedbedrijf. Die tarieven zijn dan ook verlaagd voor de komende paar jaar. Ik meen dat we in 2016 bekijken of dat structureel zou kunnen. In ieder geval hebben we daarover een afspraak gemaakt met het Rijksvastgoedbedrijf. Nu zijn de tarieven verlaagd, wat zeer ten voordele is van V en J. Dat geld is ten dele gebruikt om de taakstelling, dus de bezuiniging in het regeerakkoord die V en J nog boven het hoofd hing, weg te nemen. Dat is zeer in lijn met het betoog van de heer Van Gerven. Ik zeg erbij dat er geen departement is waarvan deze minister van Financiën zal zeggen dat er niet op bezuinigd kan of mag worden. Ik heb ook kennisgenomen van de uitspraken van woordvoerders die zeggen: het is afgelopen; bij ons kan niet meer bezuinigd worden. Maar als alle woordvoerders dat in koppeltjes gaan zeggen, hebben we een groot probleem in het beheersen van de begrotingsdiscipline. Zulke departementen bestaan dus niet. Elk departement moet de eigen problemen oplossen. Dat geldt ook voor V en J. Maar goed, V en J heeft op het specifieke punt van de tarieven van het Rijksvastgoedbedrijf, die zijn verlaagd, een behoorlijk voordeel gehad en zal dat ook volgend jaar hebben.
De heer Van Gerven (SP):
Ik heb toch goed begrepen dat de minister zegt dat het maar ten dele is ingezet om de taakstelling te corrigeren? Ik lees zijn antwoord op vraag 80 voor: Naar het zich laat aanzien kan ook 2016 en deels 2017 ontzien worden. Ik heb het dan over de gewijzigde tariefstructuren van het Rijksvastgoedbedrijf. 2015 en 2016 worden dus kennelijk ontzien, maar 2017 niet. De motie behelst om die hele taakstelling via de huur van het Rijksvastgoedbedrijf volledig weg te poetsen. Is de minister daartoe bereid?
Minister Dijsselbloem:
Dat kan ik nu niet toezeggen. In de motie staat dat de tarieven van het Rijksvastgoedbedrijf structureel moeten worden verlaagd. Dat gaat net iets te snel. We hebben afgesproken met het Rijksvastgoedbedrijf dat in 2015 en 2016 — in de ambtenarenloge wordt ja geknikt — de tarieven worden verlaagd. Daarna wordt bekeken of dat structureel kan. We moeten natuurlijk niet ervoor zorgen dat er daardoor allerlei problemen achterblijven in het Rijksvastgoedbedrijf. Als de motie nu al stelt dat dit structureel moet, dan zeg ik dat dit nog niet kan en dat dit te snel gaat. We hebben nu de tarieven verlaagd voor het lopende jaar en volgend jaar. Dat is heel prettig voor een aantal departementen die veel gebouwen hebben. V en J hoort daarbij. Of dat naar de toekomst kan worden doorgetrokken, gaan we later bekijken. Ik moet de motie op stuk nr. 3 op die grond ontraden.
In de motie-Van Gerven/Karabulut op stuk nr. 4 wordt de regering verzocht, niet te bezuinigen op de huurtoeslag. Dat kan ik op dit moment nog niet toezeggen. Zoals gezegd kijken we naar mogelijkheden om de overschrijdingen terug te brengen dan wel die in het licht van de koopkrachtdiscussie in augustus te compenseren, maar ik kan op dit punt geen garanties geven. De motie zou kunnen worden aangehouden. Anders moet ik haar ontraden. Overigens ontbreekt bij deze motie een dekking. Er is immers een overschrijding. Als de SP zegt dat er niet mag worden bezuinigd op de huurtoeslag, moet zij ook zeggen waar het geld dan wordt gevonden. Ik stel er prijs op dat ook de SP financieel degelijk blijft.
De heer Van Gerven (SP):
We hebben een actieve minister, die heel veel kan. We vragen hem dan ook twee dingen. Is hij het eens met het principe? Als er een overschrijding is in de ramingen, bijvoorbeeld bij de hypotheekrenteaftrek, dan wordt die niet per se afgewenteld op degene die een hypotheek heeft. Dat wordt wel stante pede gedaan, vanwege de systematiek, bij de huurders. Dat is een principiële onjuistheid. Het verzoek aan de minister is om daar linksom of rechtsom dekking voor te zoeken en het niet op de begroting van minister Blok te laten neerslaan, omdat het inderdaad bijna de hele begroting uitmaakt en het daardoor lastig is.
De voorzitter:
Uw punt is duidelijk.
Minister Dijsselbloem:
Nergens staat geschreven dat de Kamer gedekte voorstellen moet doen, maar we hebben daar wel een goede traditie in in dit huis. Ik hecht daar ook zeer aan. Als de heer Van Gerven bijvoorbeeld zou voorstellen om de hypotheekrenteaftrek verder te verruimen, dan zou ik hem ook vragen om dekking, want ook dat kost geld. In die zin maakt het mij niet uit of het om een uitgave of om een lastenverlichting gaat. En de dekking ontbreekt. Ik moet de motie dus echt, alleen al om die reden, ontraden.
In de motie van de heer Omtzigt op stuk nr. 5 wordt de regering verzocht om een doorrekening te maken van één geïsoleerd feit, namelijk een mogelijke plotselinge stijging van de rentecurve met 3% en daarbij aan te geven wat dat voor de Nederlandse economie en staatsfinanciën betekent. Wat betreft de staatsfinanciën weten we dat 1% extra rentelasten op jaarbasis ongeveer 0,5 miljard kost. Dus als de rente op de staatsschuld over het hele jaar 1% hoger zou zijn dan geraamd, dan kost dat 0,5 miljard. Dat weten we. Verder hebben we vorig jaar in de schokproef die we vorig jaar hebben gedaan, aandacht besteed aan een renteschok, als onderdeel van een scenario, want zo'n ontwikkeling staat nooit op zichzelf, zoals ik net al zei. We gaan ook in de Miljoenennota aandacht besteden aan lage rente en de risico's daarvan voor de economie. Verder voeren we beleid om Nederland en de Nederlandse economie schokbestendiger te maken. Een van de grootste problemen daarbij is gewoon nog steeds de lange balansen van huishoudens. Ik zal nu geen discussie met de Kamer voeren over het voorstel van de heer Knot om de LTV in de toekomst verder te verlagen, maar dat is het type thema's waarbij je dan terechtkomt. Helaas moet ik deze motie ontraden, omdat we op dit punt echt al veel hebben gedaan, met name vorig jaar, met de schokproef. Daar verwijs ik graag naar. Meer in algemene of, zo u wil, kwalitatieve zin komen we terug op de gevolgen van de lage rente voor onze economie, voor de financiële instellingen en voor de overheid. Dat doen we in de Miljoenennota volgend jaar. Maar zoals deze motie is geformuleerd, moet ik haar helaas ontraden.
Ik kom op de motie van de heren Krol en Van Gerven op stuk nr. 6, die gaat over het btw-tarief. Daarover verschillen we echt van mening. Er is een btw-tarief voor deze werkzaamheden in de bouw. Dat is tijdelijk verlaagd, in een periode waarin de sector het buitengewoon moeilijk had, om een stimulans mogelijk te maken. Nu trekt de bouwsector enorm aan. Een tijdelijke maatregel werkt alleen als die ook echt tijdelijk is. Dit is een terugkerende discussie. Je ziet altijd bij dit soort tijdelijke verlagingen dat die dan weer moeten worden verlengd, en nog een keer, en nog een keer. Het heeft alleen maar effect als je het tijdelijk doet. Dan trek je iets los, dan stimuleer je. Onze inschatting is dat, zoals we er nu voor staan, die maatregel niet meer nodig is. En dat nog los van het feit dat ook hier dekking ontbreekt. Ik moet dus de motie op stuk nr. 6 ontraden.
Ik kom op de motie op stuk nr. 7 van het lid Krol. Het is een hele lap tekst. Ik probeer die te doorgronden. Er staat: nog voor Prinsjesdag een kabinetsstandpunt aan te bieden. De woningcorporaties en de Woonbond hebben een sociaal huurakkoord gesloten. In deze motie wordt de regering verzocht om een standpunt daarover aan te bieden en specifiek te reageren op een onderzoek naar "goedkoop", "duur" en "scheefwonen". Ik weet dat minister Blok op dit moment zeer bezig is met dit onderwerp, en dat hij ook heeft gesproken met de partijen die hierin worden genoemd. Die kabinetsreactie komt dus. Dat dat nog voor Prinsjesdag gebeurt, kan ik niet toezeggen. Ik zie geen groot bezwaar tegen deze motie, maar in feite is zij overbodig, omdat er een reactie onderweg is. Ik vraag het even aan mijn ambtenaren: is die reactie voor Prinsjesdag voorzien of eerder? Die komt op Prinsjesdag. Ik laat het oordeel aan de Kamer maar de motie is overbodig, zo zeg ik er in alle eerlijkheid bij.
De voorzitter:
Mocht deze ontboezeming de heer Krol aanleiding geven om nu iets met de motie te doen, dan moet hij het even komen zeggen. Dat is niet het geval, zie ik.
Minister Dijsselbloem:
Ik had vijf moties, klopt dat?
De voorzitter:
Ja.
Minister Dijsselbloem:
Dan ben ik klaar.
De voorzitter:
Dan … wil de heer Van Gerven u nog iets vragen. Dat kan.
De heer Van Gerven (SP):
Ja, even ter lering, want ik ben hier vanavond ingevallen. In het amendement van de leden Omtzigt en Schouten wordt gevraagd om een verlaging van het ontvangstenbedrag met 1,6 miljard. Hoe wordt dat gedekt?
Minister Dijsselbloem:
Dit zijn de gasbaten en daarvoor gelden weer aparte begrotingsregels. Die vallen namelijk buiten kaders en hoeven dus niet te worden gecompenseerd met stijgende inkomsten op een andere post. Gasbaten zijn buiten de kaders geplaatst. Helaas.
De heer Van Gerven (SP):
Ik wilde maar zeggen: hier is dus ook geen dekking voor. Het is dus aan de minister om anders te oordelen als hij dat wil.
Minister Dijsselbloem:
Nou, als ik mij daarbij te veel vrijheid permitteer, krijg ik de Financiënwoordvoerders echt in mijn nek. Die hechten aan begrotingsdiscipline en begrotingsregels. Voor gasbaten is echt in de begrotingsregels een aparte regel opgenomen. Dat geldt niet voor uw categorie, de huurtoeslag. Daar heb ik geen aparte begrotingsregel voor aangetroffen.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Daarmee zijn wij gekomen aan het eind van de tweede termijn van de zijde van het kabinet. Ik dank de minister zeer voor de gegeven antwoorden en voor het tijdstip waarop hij naar de Kamer heeft willen komen.
Donderdag stemmen wij over de moties, over het amendement en over de suppletoire begroting.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20142015-102-11.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.