6 Vragenuur: Vragen Oskam

Vragen van het lid Oskam aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht "Wijkagent nog te onzichtbaar" . 

De heer Oskam (CDA):

Voorzitter. Het Algemeen Dagblad berichtte vanochtend over een flink tekort aan wijkagenten. Wijkagenten leveren een belangrijke bijdrage aan de handhaving van de openbare orde en veiligheid, maar ook aan de leefbaarheid in de samenleving. Wijkagenten zijn de ogen en oren van de politie in de buurt. Ze kunnen vroegtijdig problemen signaleren en voorkomen, buurtbewoners waarschuwen voor inbraken, contact houden met scholen over lastige jongeren en helpen in de strijd tegen radicalisering. Kortom, deze lokale verankering is onmisbaar voor de Nationale Politie. 

Daarom heeft de Kamer bij de behandeling van de kabinetsplannen voor de Nationale Politie in de wet gezet dat er per 5.000 inwoners ten minste 1 wijkagent moet zijn. Dat is een wettelijke norm. Vorig jaar heeft de Kamer een motie aangenomen waarin de minister wordt herinnerd aan die wettelijke norm. Bij het WGO in november was het quotum voor de wijkagenten niet gehaald. De minister vroeg toen respijt tot 1 juli 2015. Dat zou hij halen en dat werd ook bevestigd door de korpschef. 

Wat zien we echter in de praktijk? In een aantal regio's is het nog steeds niet gelukt om de vacatures in te vullen. We krijgen ook signalen dat agenten met ander werk het etiket "wijkagent" opgeplakt krijgen, om de cijfers op te krikken. Het gaat er echter niet om of er landelijk gemiddeld genoeg wijkagenten zijn, het gaat erom dat er overal genoeg wijkagenten zijn. In het wetgevingsoverleg dat we onlangs over het jaarverslag hebben gehad, zei de minister: wacht maar op de herijking van het reorganisatieplan. Maar dat zei de vorige minister in november ook al, en we wachten nog steeds. De situatie wordt ernstig, omdat de helft van de politiebureaus verdwijnt. De vraag is waar en wanneer de burger straks nog bij de politie terechtkan. 

Daarom heb ik de volgende vragen. Is de minister het met de CDA-fractie eens dat de wijkagent een cruciale rol speelt in de organisatie van de Nationale Politie? Hoeveel vacatures zijn er op dit moment voor wijkagenten in heel Nederland? Gaat het daarbij alleen om de regio's Oost-Nederland, Zeeland, West-Brabant en Noord-Holland, of speelt dit probleem ook in andere regio's? En hoe komt het dat de harde toezegging van minister Opstelten niet is waargemaakt? Wat gaat de minister eraan doen om het aantal wijkagenten op peil te krijgen en ook te houden, en welke termijn koppelt hij daaraan? 

Minister Van der Steur:

Voorzitter. Ik dank de heer Oskam voor de adequate omschrijving van de taak van de wijkagent en van het belang dat wij als samenleving aan de wijkagent hechten. Zij zijn onmisbaar voor de dienstverlening van de Nationale Politie. En inderdaad zijn zij, zoals de heer Oskam zegt, heel belangrijk in hun rol voor de openbare orde en veiligheid, voor de leefbaarheid in de wijken en met name als eerste aanspreekpunt voor de burgers. 

De berichtgeving van vanmorgen in het Algemeen Dagblad, en ook in het Brabants Dagblad, komt voor een deel overeen met de constateringen van de Inspectie Veiligheid en Justitie. Zij is door mijn ambtsvoorganger gevraagd om specifiek naar het punt van de wijkagenten te kijken. Dat is gebeurd in het kader van de vierde rapportage over de vorming van de Nationale Politie, die ik conform de toezegging van mijn ambtsvoorganger nog deze zomer aan de Kamer zal sturen. Daaruit blijkt dat er een enorme inhaalslag gemaakt is ten aanzien van het aantal wijkagenten, zoals mijn ambtsvoorganger ook had toegezegd, maar dat op 1 juli, dus morgen, 100% nog niet zal worden gehaald. 

De extra inspanningen hebben wel degelijk hun effect gehad. Per 1 juli zitten we landsbreed op 95% van de norm. Op een aantal punten wordt er dus nog onder de norm gepresteerd. De heer Oskam wees al op de eenheden Noord-Holland, Zeeland, West-Brabant en Oost-Nederland. In deze eenheden is, juist vanwege de problematiek die bekend was, een extra inhaalslag gemaakt. Daar is een groot aantal vacatures al ingevuld. Er staat nog maar een heel klein deel open. Daardoor zijn de verschillen die er tussen de eenheden waren in sterke mate afgenomen. 

Nu zit het knelpunt vooral nog in het volgende. Vanwege de personele reorganisatie zijn er afspraken met de medezeggenschap en de vakbonden, die weer gerelateerd zijn aan het feit dat er politieagenten zullen overblijven die niet meteen een functie zullen krijgen. Zij moeten in aanmerking kunnen komen voor de functie van wijkagent. Om dat mogelijk te maken, kunnen we op dit moment nog niet alle vacatures invullen. Aan het einde van het jaar zal dat naar verwachting zijn geregeld. 

De heer Oskam (CDA):

Ik ben blij dat de minister het belang van de wijkagent ook ziet, maar er komt nu weer een halfjaar bij. De bedoeling was dat het in 2014 al geregeld zou worden. We hebben toen tegen de minister gezegd: in april moet het rond zijn. Toen zei hij: geef me nog drie maanden respijt. Het is nog steeds niet geregeld. 

Een ander belangrijk twistpunt is de mate waarin wijkagenten daadwerkelijk wijkagentenwerk doen. Bij de politie wordt vaak de zienswijze gehanteerd: als ze 80% wijkagentenwerk doen en 20% multi-inzetbaar zijn, dan is het goed. Maar in de praktijk wordt de wijkagent vaak ingezet om de gaten in de roosters voor noodhulp te vullen. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat de wijkagent gaat doen waarvoor hij eigenlijk is bestemd? En wat is in de zienswijze van de minister een acceptabele verhouding voor een wijkagent? Voor welk percentage moet hij echt de wijk in? 

Minister Van der Steur:

Allereerst ga ik in op het laatste punt. De heer Oskam trekt de conclusie dat het niet geregeld zou zijn. Vanwege de tijd was ik nog niet in de gelegenheid om te melden dat er natuurlijk wel 100%-wijkagenten beschikbaar zijn. Deze mensen hebben niet de functie van wijkagent maar opereren wel als zodanig. Elke Nederlander die op de Politie-app of op www.politie.nl zijn eigen postcode invult — ik heb het in de pauze voorafgaand aan deze vraag toevallig nog gedaan — zal een wijkagent aantreffen met wie hij rechtstreeks contact kan opnemen en die hij op Twitter kan volgen. Iedereen heeft in zijn of haar wijk dus een wijkagent, maar dat wil niet zeggen dat het nu niet nog zo kan zijn dat diegene in een andere wijk tevens wijkagent is. Daar heeft de heer Oskam gelijk in. 

De heer Oskam vroeg hoe het met de daadwerkelijke inzet zit. De norm is dat een wijkagent 80% van zijn tijd voor zijn wijk actief moet kunnen zijn. Het is dan vervolgens aan het lokaal gezag en de leiding binnen de eenheden om die basisteams op dit punt te sturen. Dat is een keuzemogelijkheid die binnen de wijkteams kan worden gemaakt en die door de lokale eenheid kan worden gemaakt. Op die keuze moet het lokale gezag uiteindelijk worden aangesproken. Ik zal dat doen als blijkt dat die invulling niet plaatsvindt zoals wij hebben afgesproken. 

De heer Oskam (CDA):

Als een wijkagent twee wijken heeft, is het voor een deel vaak een beetje een papieren invulling. Wij hebben daarover met de korpsleiding gesproken en die zegt dat de wijkagent belangrijk is in het tegengaan van radicalisering, zeker in de grote steden en in gebieden met mbo-scholen. Herkent de minister dat belang en wat gaat hij eraan doen om dat vorm te geven? 

Minister Van der Steur:

Wijkagenten spelen met heel veel andere partijen een belangrijke rol bij het tegengaan van radicalisering. Dat zal overigens niet in elke wijk gelden. Dat zal de heer Oskam met mij eens zijn. Niet in elke wijk in Nederland hoeft de wijkagent beducht te zijn op radicalisering. In sommige wijken in Nederland is dat wel het geval. Dat doet de wijkagent echter niet alleen. Dat kan hij ook niet alleen. Daar is het probleem veel te groot en te ingewikkeld voor. Binnen het kader van de aanpak van radicalisering en jihadisme, een onderwerp dat vooral valt onder mijn collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, is er een ongelooflijke baaierd aan maatregelen, onder andere vindbaar in de aanpak tegen jihadisme die is gepresenteerd, het 38-puntenplan. Daarin kan de heer Oskam precies zien hoe de wijkagent als onderdeel past in een heel breed spectrum van de preventieve en repressieve aanpak van radicalisering en jihadisme. 

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Niet voor niets is in de Politiewet opgenomen dat er per 5.000 inwoners een wijkagent moet zijn. Wij moeten geen semantisch spelletje krijgen dat wij functionele wijkagenten hebben en wijkagenten die de functie uitoefenen. Dat vind ik echt niet kunnen. Wij weten, naar aanleiding van het rapport van de commissie-Hoekstra, hoe belangrijk de functie van wijkagent is. Ik vind het te gemakkelijk dat de minister nu weer de datum opschuift. Wij stellen dit al jaren keer op keer aan de orde, ook in het mondelinge vragenuurtje. Die wijkagent moet er gewoon zijn, moet zijn werk kunnen doen en moet geen gaten dichtlopen, bijvoorbeeld in noodhulpdiensten. Kan de minister nu eens laten zien hoe actief hij hierin wil zijn? 

Minister Van der Steur:

Ik dacht dat ik had uitgelegd waar de problematiek zit. 95% van de norm voor wijkagenten is ingevuld. De extra vacatures zijn opengesteld in de meest kwetsbare regio's. Dat heeft mijn ambtsvoorganger al gedaan. Nu hebben wij het probleem dat de plaatsingsadviescommissies tot taak hebben om ervoor te zorgen dat iedereen daadwerkelijk een plek krijgt. Daar heb je capaciteit voor nodig die je moet kunnen gebruiken voor mensen die graag wijkagent willen worden. Dat proces is gaande en daarover zijn afspraken gemaakt met de bonden. Hoe graag ik soms ook afspraken met de bonden zou willen openbreken, op dit punt is dat gegeven het belang van de personele reorganisatie niet verstandig. Om die reden zullen wij voorlopig moeten leven met de werkelijkheid die wij op dit punt hebben. 

De voorzitter:

Dank u voor uw antwoorden. Dat was de tweede vraag. De heer Ulenbelt had al eerder een vraag gesteld. Excuses, mevrouw Kooiman mag natuurlijk een tweede vraag stellen. 

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik heb een belangrijke vraag. Voorwaarde voor de oppositie om in te stemmen met de Nationale Politie was dat die wijkagent er kwam. Nu is er weer uitstel. Er komt een enorme bezuinigingsslag op de politie. De helft van de politiebureaus wordt gesloten. De wijkagent krijgt alleen maar extra taken op zijn bordje. Wanneer gaat deze minister ervoor zorgen dat de politie daadwerkelijk verankerd is in de wijken? Dat is de wens van de Kamer maar ook van het lokaal gezag. Het is niet de bedoeling dat wij alleen maar alles met de botte bijl weghakken bij de politie. 

Minister Van der Steur:

Met minimaal 49.500 politieagenten, eigenlijk veel meer dan dat, namelijk in totaal 65.000 werknemers, kan ik mij niet helemaal goed voorstellen dat we met de botte bijl bezig zijn om in de politie te hakken. De politie is een van de grootste werkgevers van Nederland. Dus ik herken mij niet in het beeld dat mevrouw Kooiman schetst. Waar het hier om gaat, is heel simpel. We hebben afspraken met de bonden en de medezeggenschap gemaakt die ertoe leiden dat niet op alle punten vacatures kunnen worden opengesteld zoals ik dat misschien graag zou willen. Dat kan pas aan het eind van het jaar. Dan weten we precies hoe het met de plaatsing van alle mensen zit, conform de afspraken met de medezeggenschap en de bonden. Ik weet dat mevrouw Kooiman daar ook aan hecht. Vervolgens kunnen we de invulling laten plaatsvinden om op die vereiste 100% te komen. Is dat zoals ik het graag zou willen? Nee, ik zou heel graag nu al die invulling willen doen. Begrijp ik waarom het gaat zoals het gaat? Ja, want als je uiteindelijk overtollig verklaard wordt, is het wel plezierig als je dan ook in staat bent om wijkagent te kunnen worden. Dat is namelijk een functie waarvan mevrouw Kooiman samen met andere leden van deze Kamer terecht zegt dat die een essentiële voorwaarde is voor een succesvol opereren van de Nationale Politie in Nederland. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

We waren onlangs in New York, waar we gezien hebben dat de wijkagenten daar op een heel bijzondere manier hun werk doen. Ze hebben daar bijvoorbeeld een soort spreekuur waardoor echt iedereen in de wijk zijn wijkagent kent en ook met de wijkagent in gesprek gaat over de problemen, waardoor die wijkagent een heleboel dingen niet meer zelf behoeft te doen. Waar de minister nu dus weer een langere periode bezig is om aan een en ander goed invulling te geven, vraag ik hem om die tijd wel nuttig gebruiken door ook specifiek naar deze taak te kijken zodat we ervoor kunnen zorgen dat in alle wijken iedereen echt weet: dit is mijn wijkagent. 

Minister Van der Steur:

Mijn indruk is dat dit al het geval is in grote delen van Nederland. Ik zeg het hier nog maar even in de openbaarheid: iedereen die nu op www.politie.nl of op de politie-app gaat kijken naar zijn eigen postcode zal zien wie de wijkagent is en hoe je die bereiken kunt. Ik heb zelf net de tweets van mijn eigen wijkagent gelezen. Ik voel mij daar buitengewoon dicht bij, ondanks het feit dat ik de betrokkene weliswaar een paar keer heb ontmoet maar nog niet elke dag heb benaderd. Ik heb ook zelf geen behoefte aan een spreekuur, maar ik weet wel dat die er zijn. Dus ik denk dat mevrouw Van Toorenburg haar opmerking zo bedoelt, dat het noodzakelijk is dat de minister zelf in New York gaat kijken hoe het met de wijkagenten daar zit. Die uitnodiging van mevrouw Van Toorenburg neem ik natuurlijk graag aan, zij het dat er misschien op het gebied van de Nationale Politie de komende weken en maanden nog wel een paar andere aspecten zijn die zodanig urgent zijn dat ik mij daar eerst mee ga bezighouden voordat ik naar het buitenland zal vertrekken om dit persoonlijk te gaan bekijken. 

De voorzitter:

Dank u wel voor uw antwoorden en dank voor uw komst naar de Kamer. 

Naar boven