32 627 Glastuinbouw

Nr. 9 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 19 maart 2012

De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1 heeft op 15 februari 2012 vervolgoverleg gevoerd met staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over:

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 6 oktober 2011 inzake de Glastuinbouw situatie na EHEC crisis (32 801, nr. 10);

  • de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 28 juni 2010 met het Adviesrapport «Vitaal Tuinbouwcluster 2040» van adviesgroep Vijfkamp (32 123-XIV, nr. 214)

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 1 februari 2011 met Reactie op het visiedocument toekomst van de glastuinbouw en over importcontroles op hoog risico producten (32 627, nr. 1);

  • de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 30 maart 2010 betreffende Schriftelijke reactie NMa op hoorzittingen prijsvorming in de agri-nutriketen (32 266, nr. 3);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 24 mei 2011 met Lijst van vragen en antwoorden inzake visie prijsvorming in agro-nutriketen en positie NMa (32 266, nr. 6);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 27 oktober 2011 met Reactie op verzoek commissie over de Europese regelgeving inzake biologische teelt in de glastuinbouw (32 627, nr. 3);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 10 november 2011 over onevenwichtigheden in de schaderegeling EHEC (32 801, nr. 11);

  • de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 21 december 2011 inzake beantwoording toezeggingen tijdens het AO EHEC op 9 juni 2011 (32 801, nr. 12);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 27 januari 2012 met reactie op een brief m.b.t. tot de besluitvorming van het Productschap Tuinbouw inzake de promotie van kiemgroenten(28 625, nr. 143);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 1 februari 2012inzake openstaande vragen uit 1e termijn AO tuinbouw d.d. 1 februari 2012 (32 627, nr. 4);

  • de brief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 1 februari 2012 inzake convenant glastuinbouw (32 813, nr. 16).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Van der Ham

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Franke

Voorzitter: Van der Ham

Griffier: Schüssel

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Houwers, Koopmans, Jacobi, De Mos, Van der Ham, Wiegman-van Meppelen Scheppink, Van Gerven, Dijkgraaf,

en staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Goedemorgen. Ik open de vergadering en heet de staatssecretaris en zijn ambtenaren welkom, evenals de andere aanwezigen. Dit is de tweede termijn van het algemeen overleg over de tuinbouw. We hebben daarvoor een uur uitgetrokken. Ik stel een spreektijd voor van twee minuten per fractie, zodat we ook nog even de degens kunnen kruisen met de staatssecretaris. Nadat alle leden het woord hebben gevoerd, zal ik namens de D66-fractie wat opmerkingen maken.

Ik geef eerst het woord aan de heer De Mos.

De heer De Mos (PVV): Voorzitter. Vandaag vindt de tweede termijn plaats van het algemeen overleg over de tuinbouw. Met de antwoorden ben ik nog niet echt blij. In eerste termijn heb ik gevraagd waarom de Spanjolen er op GMO-gebied beter vanaf komen dan wij als Nederlanders. Ik heb gevraagd of dat bedrag is gestoeld op areaalgrootte, marktaandeel of andere zaken.

In zijn beantwoording in eerste termijn stelde de staatssecretaris dat tuinders al gebruik kunnen maken van het innovatiefonds MKB+. Dat tuinders van groenten en fruit hiermee uit de voeten kunnen, is ons bekend. We hoorden echter van de bloemen- en bollensector dat dit voor hen nog niet geldt. Is de staatssecretaris bereid om hier nog eens goed naar te kijken?

Onze tuinders betalen zich blauw aan energierekeningen. De prijzen zijn in vijf jaar tijd verdubbeld. Is dat niet een concurrentienadeel voor ons als Nederlanders?

In 2007 presenteerde het CBS op basis van cijfers van Eurostat de uitkomst van zijn onderzoek naar gas- en elektriciteitsprijzen. Daaruit blijkt dat de Nederlandse gas- en elektriciteitsprijzen tot de hoogste in Europa behoren. Volgens het CBS wordt de hoge gas- en elektriciteitsprijs veroorzaakt door een relatief hoge basisprijs, hoge heffingen en de btw. Wat kan de staatssecretaris hierin betekenen?

Als gevoelsmens heb ik mij natuurlijk gehouden aan de belofte die ik de vorige keer heb gedaan: op de vensterbank in de kamer van mijn secretaresse staat een prachtige bos bloemen. Is de staatssecretaris bereid om de «made in China»-tierelantijnen van plastic te laten vervangen door prachtige Hollands waar, dus door bloemen? Is dit niet bij uitstek de plek waar het goede voorbeeld moet worden gegeven?

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik maak een punt van orde. De heer De Mos praat zo snel dat ik zijn betoog amper kan volgen. Kan hij een beetje langzamer praten?

De heer De Mos (PVV): We hebben twee minuten en binnen die tijd moet ik alles zeggen wat ik wil zeggen.

De voorzitter: De heer De Mos houdt zich uitstekend aan de afspraak!

De heer De Mos (PVV): Precies!

Gaat de staatssecretaris de leden van het kabinet, topambtenaren en leden van de Eerste Kamer en die van de Tweede Kamer oproepen om wekelijks een bos bloemen te kopen voor hun steun en toeverlaat? Laten we eerlijk zijn, we moeten ervoor zorgen dat de bloemensector onze topsector blijft. Laten we daarom allemaal gek zijn op bloemen, bloemrijke teksten schrijven, thuis bloemetjesbehang plakken, met enige regelmaat de bloemetjes buitenzetten en meisjes die bloemen dragen, zonder kussen vragen. Laten we de boel nooit verbloemen.

Ik laat het hierbij in deze termijn.

De voorzitter: U mag twee keer interrumperen. Wilt u interrumperen, mevrouw Wiegman?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik sluit mij graag aan bij het warme pleidooi van de heer De Mos voor de bloemensector, maar ik vraag mij wel af of dat inclusief de Poolse plukkers is.

De heer De Mos (PVV): Dat is een ander debat, maar goed. Nederlanders zijn gek op bloemen en volgens mij zijn de kaartenbakken nog steeds vol, dus er zijn nog veel werkzoekenden die prima in staat zijn om bloemen te snijden. Volgens mij moet je bloemen namelijk niet plukken maar snijden.

De voorzitter: Mevrouw Wiegman, hebt u hiermee antwoord op uw vraag gekregen?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ach, wat zal ik daarop zeggen? Ik hoop dat de PVV, inclusief de heer De Mos, mijn hint heeft begrepen en dat hij beseft dat onze bloemensector bestaat en succesvol is, mede dankzij heel veel mensen met allerlei nationaliteiten die daaraan meewerken.

Voorzitter, zal ik nu mijn bijdrage houden?

De voorzitter: Ja. Mevrouw Wiegman, uw twee minuten gaan nu in.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. Ik dank de bewindspersonen voor de antwoorden in eerste termijn en de schriftelijke antwoorden die volgden.

Twee antwoorden kwamen neer op: u hoort nog van ons. Dat antwoord werd gegeven op mijn vraag wat de afschaffing van de productschappen betekent, zeker wat de voortgang van onderzoek betreft. Ik doel op teeltonderzoek en op aanvragen voor energie-initiatieven. We zouden daarover worden geïnformeerd. Op welke termijn gaat dat gebeuren?

Dat antwoord werd ook gegeven op mijn vraag hoe het zit met de onafhankelijke voorzitter van het sectoroverleg over de kwekersvrijstelling. Op welke termijn horen we meer over die voorzitter?

Ik kom op de plek die de biologische sector heeft in de tuinbouw. De staatssecretaris schrijft over het aandeel «biologisch» in onderzoek het volgende: het is zaak om de onderzoeksvragen zo goed mogelijk te beleggen. Dat is inderdaad zo. De kracht van het jarenlange stimuleringsbeleid van de overheid voor de biologische sector was grotendeels te danken aan het feit dat prioritering, monitoring en evaluatie van relevant onderzoek geconcentreerd waren bij één orgaan. De ervaring leert ook dat onderzoek alleen leidt tot valorisatie als de sector zelf betrokkenheid en draagvlak voelt. Dat is inderdaad mogelijk met biologische publiek-private samenwerking (pps) waarvan nu tot mijn vreugde sprake is. Daarnaast gaat het erom dat biologische thema's geïntegreerd kunnen worden in andere pps-constructies. Dan is het vooral een uitdaging om betrokkenheid van de biologische sector te organiseren en een goede afstemming te verkrijgen met de sector, het liefst via één organisatie. Ik denk dat Bionext daarin een goede partner is. Het gaat dan om sturing op de mate waarin het onderzoeken werkelijk bijdraagt aan het realiseren van de verdere verduurzaming van de biologische keten.

In de eerste termijn van dit algemeen overleg werd ten aanzien van het biologisch keurmerk op een moment de indruk gewekt dat het om een privaat keurmerk gaat. Dat is natuurlijk niet zo. Biologische landbouw wordt in Europa gereguleerd door middel van een publieke verordening. Er wordt gebruik gemaakt van een certificatensysteem en het gebruikmaken van het woord «biologisch» wordt aan strenge productievoorwaarden gebonden. De keuze van deze ondernemers moet dan ook gerespecteerd worden bij het formuleren van het standpunt van de Nederlandse overheid. Dat wilde ik graag nog even kwijt.

De heer Houwers (VVD): Voorzitter. In eerste termijn hebben wij op drie zaken ingezet, te weten: de biologische substraatteelt, de schaderegeling EHEC en de mededingingswetgeving.

We zijn tevreden met het positieve antwoord van de staatssecretaris over die biologische substraatteelt.

Op de twee andere punten wil ik toch wel even wat nader inzoomen. De staatssecretaris is voorstander van ketensamenwerking binnen de glastuinbouwsector om zodoende te komen tot een beter verdienmodel. De regiegroep verduurzaming die in het leven is geroepen om verduurzaming binnen de landbouwsector te stimuleren, kan hierin volgens de staatssecretaris een rol van betekenis spelen. Het is voor de VVD onduidelijk hoe die regiegroep concreet voor de tuinbouwsector wordt ingezet om te komen tot een beter verdienmodel. Graag wil ik een reactie van de staatssecretaris hierop.

Een brede groep glasgroentetelers heeft zich verenigd om de afzetpositie van de glasgroentetelers te verbeteren. Dit soort initiatieven juicht de VVD toe. Deelt de staatssecretaris de mening van de VVD-fractie dat dit een goed voorbeeld is van hoe marktpartijen zelf in staat zijn om de handschoen op te pakken? Wat is volgens de staatssecretaris dan de toegevoegde waarde van een regiegroep en hoe wordt voorkomen dat die groep een vergaarbak van «van alles en nog wat» wordt, of zelfs een praatgroep? Daarin speelt natuurlijk ook de NMa een belangrijke rol. De staatssecretaris heeft gezegd – dat juichen wij toe – dat de NMa al in het voorstadium betrokken moet worden bij de planvorming van private partijen en dat laatstgenoemden zich vrij moeten voelen om met deze mededingingsautoriteit in overleg te gaan. De staatssecretaris en wij hopen dat de NMa en de relevante sectoren hiervan een gewoonte maken om op die manier vooroverleg te hebben, maar we vragen ons wel af wat we kunnen of willen doen als blijkt dat dit toch niet tot resultaat leidt. Heeft de staatssecretaris daar al een beeld van?

De heer Koopmans (CDA): Zou de vraag wat er dan moet gebeuren niet gewoon beantwoord kunnen worden door de motie-Dijkgraaf aan te nemen? Later werd die de motie-Van der Staaij genoemd. Daarin is namelijk heel precies beschreven wat er dan zou moeten gebeuren of, beter gezegd, wat er nu al moet gebeuren.

De heer Houwers (VVD): Gaat u dan nog even precies vertellen wat er in die motie staat?

De heer Koopmans (CDA): Daarin heeft de SGP-fractie buitengewoon precies beschreven op welke wijze mededinging in dit land in vergelijking met de werkwijze van de NMa en de Europese regelgeving beter en preciezer georganiseerd zou kunnen worden.

De heer Houwers (VVD): Ik zal ernaar kijken. Dat neemt niet weg dat ik ook erg geïnteresseerd ben in het antwoord van de staatssecretaris. Ik begrijp dat u wat dat betreft al een helder standpunt hebt ingenomen.

Ik kom op de schaderegeling EHEC. Er is geld over. Ons is niet helemaal duidelijk wat er gaat gebeuren met de middelen die niet worden uitgekeerd in de vorm van een schadevergoeding. Wij hebben de vorige keer al aangedragen dat dat geld wellicht kan worden gebruikt voor het project Facebility. Wij zouden graag van de staatssecretaris willen weten of hij daar ook iets in ziet of hoe hij daarmee zou willen omgaan.

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn constructieve opstelling en zijn beantwoording in eerste termijn.

Ik stel drie punten aan de orde, waaronder de mededinging. De heer Koopmans haalde al een «mooie» motie aan van de heer Van der Staaij. Hij vergeet daarbij altijd te vermelden dat zijn naam er ook onder staat. Dat is een soort bescheidenheid van een CDA'er.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Dat zijn we niet van hem gewend!

De heer Koopmans (CDA): Dat doe ik alleen als ik denk dat ik daar voordeel bij heb.

De heer Dijkgraaf (SGP): Mijn punt op het terrein van de mededinging betreft de crisismaatregelen. in het EG-verdrag staat dat je maatregelen mag nemen ten behoeve van marktstabilisatie en redelijke levensstandaarden. De GMO-verordening geeft ook ruimte om iets te doen met interventie en interventieprijzen, maar in de praktijk zie je dat een en ander vastloopt. Er is eigenlijk geen goede structuur om dat op tijd te doen. Je moet de regie uit handen geven om dat mogelijk te maken, dus je loopt in de praktijk tegen die mededingingsregels aan. Is de staatssecretaris bereid om met de ketenregisseur en de sectoren na te gaan welke vorm reëel en wenselijk is? Mocht het nodig zijn om een GMO-verordening aan te passen – dat zou jammer zijn, want dat kost tijd en dat is moeilijk – dan moet dat misschien gebeuren. Het zou echter nog mooier zijn als dat op basis van de bestaande regelgeving gerealiseerd kon worden. Ik verzoek de staatssecretaris om ons daarover te berichten.

Mijn tweede vraag over de mededinging is of de ketenregisseur expliciet gaat kijken naar de maximale ruimte voor uitwisseling van markt- en prijsinformatie. Ik neem aan dat dit het geval is, maar dat hoor ik nog graag.

Ik kom op de Wet ketenaansprakelijkheid. De staatssecretaris heeft gezegd dat je, als je gecertificeerde uitzendbureaus gebruikt, niet geconfronteerd wordt met een naheffing van 100% maar met een naheffing van 75%. Eerlijk gezegd vind ik een korting van 25% op de naheffing te beperkt. Je mag er toch van uitgaan dat het goed zit als je met gecertificeerde uitzendbureaus werkt en dat je niet aansprakelijk gesteld wordt voor fouten die zij maken? Is de staatssecretaris bereid om dat aan te kaarten bij minister Kamp – hij gaat daarover – en ons daarover te rapporteren?

Mijn laatste punt betreft de natuurlijke bestrijdingsmiddelen. Die waren in het verleden vrijgesteld van de toelatingsprocedure. In 2007 is er een nieuwe wet in werking getreden. Er zou een officiële toelatingsprocedure moeten plaatsvinden, maar er werd gedoogd. Het Ctgb wil deze middelen echter per 1 juli verbieden. Kan de staatssecretaris ervoor zorgen dat dat niet gebeurt? Het zijn heel simpele middelen maar zij moeten dan wel weer door die hele toelatingsprocedure heen. Dan is er sprake van bureaucratie en dat brengt kosten met zich mee, met name voor de biologische telers. Daar moet toch een mouw aan te passen zijn?

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Over de mededinging is wat mij betreft genoeg gezegd.

Ik kom terug op de EHEC-crisis. We moeten constateren – dat heb ik in eerste termijn al gezegd – dat de kiemgroentetelers, die in Nederland nog ontzettend veel potentie hebben, op een vreemde manier buiten de boot vallen. Ik denk dat dat niet terecht is. Bovendien zijn zij op het beklaagdenbankje gezet. Dat gebeurde zelfs in dit debat. Er is op een gegeven moment gezegd dat de kiemgroente terzijde wordt geschoven, alsof de kiemgroentetelers schuld hadden aan de EHEC-crisis. Dat is er overigens nooit uit gekomen. Mocht dat wel het geval zijn geweest, dan nog ... Die sector wordt in mijn beleving door twee zaken benadeeld. Het eerste punt is dat de sector geen GN heeft. Kunnen we de kiemgroentetelers niet steunen door die code zo spoedig mogelijk te verstrekken?

Het tweede punt is dat zij buiten de GMO, de marktordening, vallen. Ik heb begrepen dat ze niet eens een schadevergoeding hoeven te hebben, maar zij zouden geholpen zijn met een stimuleringsfonds van 0,5 mln. per jaar gedurende een periode van drie jaar om de schade te compenseren en de groei te bevorderen. Ik heb begrepen dat ze nog met een factor 10 moeten groeien in de markt. Ik stel voor dat de staatssecretaris er alles aan doet om geld te vinden voor een tegemoetkoming voor deze sector.

De voorzitter: Gaat u afronden? U hebt nog maar dertig seconden.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik zal snel afronden, net zo snel als de heer De Mos dat deed.

Ik heb gevraagd om een toekomstvisie voor de tuinbouw. De kwetsbaarheden moeten er namelijk uit worden gesloopt. Daarbij is de wetenschap heel belangrijk. De sector klaagt over de ineffectiviteit van wetenschappelijk onderzoek. Dat zou dichter bij de praktijk moeten worden gedaan. Verder is de vraag wat we met de productschappen gaan doen. Gaan we daarvan expertisecentra maken? Ze vervullen een heel belangrijke rol.

Ik kom op de breinlozing. In eerste termijn ben ik afgescheept met de opmerking dat staatssecretaris Atsma daarover gaat. Het gaat echter over de tuinbouw. Ik wil dat deze staatssecretaris op dit punt actie onderneemt, want er zijn alternatieven.

De heer Koopmans (CDA): Voorzitter. Allereerst dank ik de bewindslieden voor de mondelinge beantwoording in eerste termijn, alsmede voor de schriftelijke beantwoording.

Het is belangrijk dat de regiegroep er komt, ook voor de tuinbouw. Ik verzoek de bewindspersonen om ervoor te zorgen dat daarin voldoende mensen zitting hebben die als het ware van die visie naar de praktijk kunnen gaan, dus dat het niet alleen maar bobo's zijn.

De vorige keer heb ik gesproken over de communicatie over de EHEC. Ik heb gevraagd welke ontwikkeling het Voedingscentrum voorstaat. Ik heb begrepen dat daarover afspraken zijn gemaakt, maar die zijn mij nog niet bekend. Graag hoor ik welke afspraken dat zijn.

De staatssecretaris spreekt in zijn beantwoording over de unie van producentenorganisaties binnen de GMO. Welke initiatieven wil hij zelf ontplooien? Hij vroeg in zijn beantwoording, voorbeelden te geef.

Ik geef drie voorbeelden. Het eerste voorbeeld is dat de GMO-verordening in artikel 176 de mogelijkheid biedt om in bijzondere situaties zaken op te pakken. Kunnen we een notitie ontvangen over hoe we dat gaan doen? Blijven we dat fanatiek doen op momenten van crises? Het tweede voorbeeld is dat telers die voor een bepaald ras of gewas willen samenwerken, dat in een verkoop-bv niet mogen. De erkende producentenorganisaties dienen op grond van de GMO-regelgeving gezamenlijk de regiefunctie op de verkoop te behouden. Dat kan botsen met de mededinging. Hoe lossen we dat probleem op? Het derde voorbeeld is dat een handelaar bij tien telersverenigingen de prijzen kan opvragen, maar dat telers van elkaar niet mogen weten wat de prijzen zijn. Dat is geen goede gang van zaken en evenmin een normale marktontwikkeling. Ik verzoek de staatssecretaris dan ook om de motie-Van der Staaij, die niet is aangenomen, uit te voeren.

De voorzitter: U hebt nog tien seconden.

De heer Koopmans (CDA): Wij komen bij de Raad Concurrentievermogen met die vertaalde motie van de Duitsers.

Wij wachten de meibrief over het glasfonds af. De antwoorden van de staatssecretaris op de vragen over dat fonds zijn tot nu toe te terughoudend. De hoeveelheid geld die wij aan natuur besteden, kunnen wij ook stoppen in het Ontwikkelings- en Saneringsfonds als een soort garantiestelling om de motie-De Mos over de herstructurering van de glastuinbouw uit te voeren.

De heer Van Gerven (SP): Voorzitter, hoeveel tijd heb ik?

De voorzitter: U hebt twee minuten spreektijd.

De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Ik sta kort stil bij de kwekersvrijstelling. Die is van groot belang om de toegang tot genetisch materiaal en de innovatiekracht van de sector te behouden. Dat gevoel wordt breed gedeeld. Toch vraag ik mij af hoe actief de staatssecretaris zich daarvoor inzet. Laat hij de belangen van de glastuinbouw meewegen of weegt hij toch de belangen mee van de multinationals? Kan de staatssecretaris zich duidelijk uitspreken over wat zwaarder weegt? Wij hebben de indruk dat er in internationaal verband en in Europa halfslachtig wordt geopereerd. Die internationale sondering stelt immers nog weinig voor. Ik denk dat de aangenomen motie die vanuit het Duits is vertaald, duidelijk laat zien dat er in Europa een unieke kans is om de bio-octrooirichtlijn ten faveure van die kwekersvrijstelling te herzien. Als zich een mogelijkheid voordoet, zal de SP-fractie daarover een motie indienen. Is de staatssecretaris bereid om in Europa een kwekersvrijstelling te bepleiten en, dat punt proactief te agenderen? Gaat het kabinet dit punt agenderen voor de volgende vergadering van de Raad Concurrentievermogen en gaat het bepleiten wat ik zojuist heb gezegd? Zo nee, wanneer en waar gaat het dat dan wel doen? Wat vindt de staatssecretaris van die Duitstalige motie?

In Nederland is er eindeloos overleg gevoerd naar aanleiding van de motie-Jacobi. Er had afgelopen zomer al een eindverslag moeten liggen. Er is ook nog geen onafhankelijke voorzitter op basis van de motie-Ormel. Ik heb het gevoel dat er getraineerd en gesaboteerd wordt. Gaat de staatssecretaris hier een eind aan maken en gaat hij echt opkomen voor de tuinders?

Ik kom tot slot op de reactie van de staatssecretaris op het idee van de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) voor het behoud van de heffingskorting voor groen beleggen. Hij zegt dat daarover wordt nagedacht. Kan hij toezeggen dat dit op een positieve wijze gaat gebeuren? Ik denk namelijk dat het een goede impuls kan geven aan de glastuinbouw en dat zowel de natuur als de economie daarbij gebaat is.

Voorzitter: De Mos

De heer Van der Ham (D66): Voorzitter. Mevrouw Van Veldhoven is verhinderd. Daarom maak ik een paar opmerkingen namens de D66-fractie.

Wij danken de staatssecretaris voor de nagezonden antwoorden op de vragen in eerste termijn. We krijgen van het ministerie van SZW meer informatie over de toename van detacheringsconstructies voor Oost-Europeanen. Onze fractie, zoals zij in eerste termijn heeft gezegd, maakt zich zorgen over het feit dat deze werknemers nu via de achterdeur moeten worden ingehuurd. Zij wacht die cijfers dus af.

Vandaag is er in het Agrarisch Dagblad een nieuw onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) gepubliceerd over het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Dat onderzoek bevat slechte cijfers over de tuinbouw. Veel boeren en tuinders houden zich niet aan de regels. Zij hebben verboden bestrijdingsmiddelen in voorraad of in gebruik en de doelen op het gebied van arbeidsveiligheid worden niet behaald. Het is nog maar een «vers» rapport, maar ik wil wel weten wanneer wij daarop een reactie kunnen krijgen. Misschien heeft de staatssecretaris daar zelfs wel direct een reactie op. Is hij het met ons eens dat de handhaving dringend aangescherpt moet worden in het belang van de gezondheid van werknemers, consumenten en het milieu? Welke mogelijkheden ziet hij daartoe? Hoe kan hij de pakkans vergroten en kan hij zich ervoor inzetten dat het mogelijk wordt om overtreders hogere straffen op te leggen? Of is het mogelijk om een veel sterkere set aan afspraken te maken met de sectoren?

De heer Koopmans (CDA): Het lijkt mij terecht dat de heer Van der Ham aandacht vraagt voor een goede handhaving, maar zou niet een bijbehorende vraag aan de staatssecretaris moeten zijn dat hij er met collega Atsma voor zorgt dat met name voor de kleine teelten veel meer middelen worden toegelaten en dat dit op een meer structurele manier gebeurt? Ik ben net vergeten om die vraag te stellen. Zou het niet goed zijn om die alsnog aan de staatssecretaris te stellen?

De heer Van der Ham (D66): Ik zie dat u uw spreektijd een beetje aan het oprekken bent. Ik ben lange tijd woordvoerder geweest op dit terrein. Er wordt heel veel gediscussieerd over de toetreding van nieuwe bestrijdingsmiddelen. Soms blijven betere bestrijdingsmiddelen die minder belastend zijn voor het milieu, heel lang op de plank liggen. Daardoor moeten slechtere bestrijdingsmiddelen gebruikt worden. Dat is een slechte gang van zaken. Uit het verleden weet ik dat D66 daarvoor ook wel eens aandacht heeft gevraagd. Als dat mogelijk is, ben ik daar een groot voorstander van. Als via uw vraag het verzoek bij de staatssecretaris kan worden neergelegd om dat te versnellen, ben ik daar dus voorstander van, mits het beter is voor het milieu, voor consumenten en voor werknemers.

Tot slot vraag ik welke gevolgen het overtreden van onze internationale verplichtingen heeft. Ik doel dan op het overtreden van de Kaderrichtlijn Water.

Voorzitter: Van der Ham

Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. Gelet op de grote variëteit aan vragen, opmerkingen en stellingnames, hanteer ik de volgorde van inbreng. Dat houdt in dat ik bij onze bloemist, de heer De Mos, begin. Hij heeft een vraag gesteld over de Gemeenschappelijke Marktordening (GMO) in relatie tot Nederland en Spanje. Op die vraag is eerder geantwoord dat de GMO-bijdrage uit het Europese budget is gebaseerd op de omzet die producentenorganisaties behalen. Spanje heeft meer producentenorganisaties en een groter areaal. Het is een feit dat dit leidt tot een hogere bijdrage.

Verschillende leden hebben de interventie- en volumemaatregelen in geval van crises aangekaart. Gevraagd is wat producentenorganisaties wel mogen doen en wat niet. Ik zal me in het kader van de discussie over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) inzetten met als doel, meer mogelijkheden te creëren om met volumeafspraken, volumemaatregelen, tussen producentenorganisaties in perioden van extreme crises te handelen. Recent heb ik hierover overleg gehad met mijn collega in Spanje. Daar wordt ook positief gedacht over het verruimen van die mogelijkheden, maar het is nog geen gelopen race. In de agrisector kunnen we dat wel wenselijk vinden, maar in Europees verband moeten we ook de commissaris die over mededinging gaat, zien mee te krijgen. Ik zeg nogmaals dat ik me zal inzetten om op dat punt de mogelijkheden te vergroten.

De heer Koopmans vroeg om een notitie over datgene wat mogelijk zou zijn en wat niet. Hij heeft drie specifieke punten genoemd. Die notitie krijgt de Kamer heel snel, namelijk eind maart.

De heer Houwers heeft gevraagd wat er moet gebeuren als die preconsultatie van de NMa niet gaat functioneren. Ik heb dit voorgelegd aan een aantal sleutelfiguren die in die regiegroep komen te zitten. Zij komen op vrij korte termijn met een analyse van de problemen en de mogelijkheden op grond van goede afspraken met de NMa binnen de huidige wetgeving. Dat zal een van de eerste punten op hun agenda zijn. Als er toch nog een restprobleem is, kom ik bij de niet-aangenomen motie-Van der Staaij en die van een minder bekend Kamerlid. Dan ga ik na welke elementen uit die motie bruikbaar zijn. Dat is de volgorde der dingen.

De voorzitter: Mevrouw Jacobi heeft een feitelijke vraag. Feitelijke vragen mogen altijd gesteld worden.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Is hierbij ook een schadefondsregeling in beeld?

Staatssecretaris Bleker: We hebben het hier over iets wat voorafgaat aan een schaderegeling. Het gaat om de vraag welke maatregelen je kunt nemen in geval van crises die de marktsituatie beïnvloeden en die tot gevolg hebben dat er minder schade wordt aangericht.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ja, maar zou een integrale benadering mogelijk zijn?

Staatssecretaris Bleker: Ja, maar die zit in het GLB. Tijdens de vorige vergadering van de Landbouwraad, waarvan u de stukken hebt gezien, hebben we erover gesproken hoe er moet worden gehandeld in geval van schade, het noodfonds, extreme gevallen, de condities waaronder een en ander kan worden toegepast enzovoorts. Dat is echter een ander verhaal.

De heer De Mos zei dat de bloemen- en de sierteelt niet van het innovatiefonds MKB+ gebruik kunnen maken. Er zouden op zichzelf geen belemmeringen zijn wat de innovatiekredieten voor de primaire sector betreft. Het is volgens mij dus niet zo dat bepaalde sectoren of deelsectoren zijn uitgesloten. Als dit een concreet probleem is, wil ik met de sector bespreken wat de belemmeringen zijn. Ik zeg nu dus toe dat ik met de glastuinbouwsector bespreek of er concrete hinderpalen zijn voor delen van die sector om gebruik te maken van het innovatiefonds MKB+.

Wat de gasprijzen betreft zeg ik dat het een open markt is. Wij spannen ons in voor behoud van de lage energiebelasting voor 2013. De Kamer weet dat die lage energiebelasting voor 2012 is gegarandeerd.

Mevrouw Wiegman vroeg wanneer het kabinet zijn standpunt zal bepalen ten aanzien van datgene wat de Tweede Kamer in het debat heeft gewisseld over de productschappen. Ik kan dat niet voorzien en ik weet niet welke toezeggingen minister Kamp en minister Verhagen over de termijn aan de Kamer hebben gedaan. Dat antwoord op die vraag moet ik de Kamer dus echt schuldig blijven. Ik weet wel dat er vanuit de sector, LTO en andere partijen op dit moment nagedacht wordt over de vraag hoe enkele kernfuncties van die productschappen die heel erg van belang zijn, in geval dat het formeel tot afschaffing van productschappen komt, behouden kunnen blijven. En er liggen daarover ook voorstellen op tafel. Die voorstellen lopen dus vooruit op het scenario dat inhoudt dat het komt tot afschaffing van de productschappen. We moeten even afwachten hoe een en ander precies gaat. Het kabinet komt op een zeker moment met een reactie. Zoals gezegd, heb ik de planning niet voorhanden.

De heer Koopmans (CDA): Ik moet er toch niet aan denken dat het zo ver komt. Ik neem aan dat ook de staatssecretaris daar niet aan moet denken.

Staatssecretaris Bleker: We kunnen er een heel groot verhaal van maken, maar ik denk dat, in de hele discussie over de toekomst van de productschappen, het specifieke belang van deze structuur voor de agrisector niet altijd even scherp in beeld is geweest. Juist in deze sector – dat blijkt op allerlei momenten, namelijk in geval van crisis of tijdens het verzamelen van geld voor innovatie – heb je dit type organiserend vermogen nodig. Ik hoop ook dat het in ieder geval voor deze sector tot een bevredigend eindresultaat leidt. Ik vind het echter wel verstandig dat er binnen de sector wordt nagedacht over het in het uiterste geval behouden van de essentie van de functie, al veranderen de naam en de vorm daarvan wellicht.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik onderstreep de woorden van de staatssecretaris dat dit met name voor deze sector essentieel is. Ik kan me voorstellen dat er andere manieren zijn om dat voor elkaar te krijgen, maar de staatssecretaris heeft altijd nog de mogelijkheid om te zeggen dat het maatschappelijk belang groter is dan dat van het uitvoeren van een motie.

Staatssecretaris Bleker: Het is de zaak van de beide bewindslieden om die uitspraak te doen. Gelet op het feit dat het een politiek gevoelig dossier is, laat ik dat even voor wat het is.

De voorzitter: We gaan er natuurlijk van uit dat moties altijd door de regering worden uitgevoerd, ongeacht de motie die het betreft.

Staatssecretaris Bleker: Er geldt slechts voor één motie dat daarmee iets moet gebeuren, al had die maar één of twee stemmen gekregen. Dat is de motie-Van der Staaij. Verder zijn er bij mij geen moties bekend waarmee iets bijzonders aan de hand is.

Ik kom op de betrokkenheid van Bionext bij het onderzoek naar publiek-private samenwerking (pps). Ja, die betrokkenheid is heel belangrijk. We zijn afgestapt van het specifiek voeren van beleid voor deze sector. Desalniettemin moet deze sector – het is ook een groeisector – kijken naar de vraag in de markt. We moeten er wel voor zorgen dat die sector een goede plek heeft in onderzoekinnovatieprogramma's. Daarom is Bionext ook gesprekspartner ten aanzien van de innovatieprogrammering.

Er is een vraag gesteld over een onafhankelijke voorzitter van de commissie die over de kwekersvrijstelling moet rapporteren. We hebben iemand op het oog. Volgens mij heb ik dat een half jaar geleden ook gezegd. De Kamer krijgt zeer binnenkort een brief over de stand van zaken van het proces en zij krijgt antwoord op de vraag wie dat verder gaat trekken.

De voorzitter: Wat bedoelt de staatssecretaris met zeer binnenkort? Is dat deze week?

Staatssecretaris Bleker: Dat is de week na het reces. Ik herinner mij dat deze vraag ook werd gesteld tijdens een van de eerste vergaderingen waarin ik met de Kamer mocht spreken. Ik vraag me nu wel af ... Het zal heel ingewikkeld zijn. Mij wordt ingefluisterd dat de personen die we willen hebben, ja moeten zeggen. Dat is inderdaad zo, maar als iemand een halfjaar nodig heeft om ja te zeggen ...

De voorzitter: Dan is het waarschijnlijk nee.

Staatssecretaris Bleker: De heer Houwers vroeg of de staatssecretaris de mening deelt dat STAP een goed initiatief is. Ja, het is zeker een goed initiatief. Er komt een niet al te grote groep waarin de primaire sector is vertegenwoordigd, evenals retail en de industrie. Daarin zullen als het ware de verschillende sectoren, te weten tuinbouw, varkenshouderij, pluimvee enzovoorts – het betreft de sectoren waarin de verduurzaming moet plaatsvinden – een representant hebben. Die representanten zullen zich met name bezighouden met sectoroverstijgende kwesties, bijvoorbeeld die met betrekking tot het verdienmodel en mededinging. Dat moet de Kamer zien als de toegevoegde waarde van die regiegroep. Daarnaast is het een plek om ervaringen te delen die zijn opgedaan in de verschillende ketens en waar men elkaar scherp houdt. Verder is het een plek waar private partijen tegen de overheidspartij, te weten het kabinet, kunnen zeggen in welke fase zij zich bevinden en waar zij kunnen aangeven welke publieke voorwaarden van belang zijn om verder te komen of om een en ander te borgen. Wij zijn dan in beeld om die voorwaarden te scheppen. Dat is de werkwijze. Het is geen groep die vijf keer per jaar vergadert. Het is een groep die twee tot drie keer per jaar de mind opmaakt, zaken uitwisselt en die een aantal specifieke agendapunten heeft, zoals het verdienmodel en de mededinging. Het echte werk in de keten wordt gedaan door de meer operationele ketenpartijen zelf. Het gaat daarbij om de vragen welke afspraken, hoe een en ander gebeurt, in welk tempo enzovoorts. Ook de tuinbouw zit daar dus in. Ik heb hierover overigens de toezegging gedaan dat ik in mei of juni met een brief kom over de transitie in de tuinbouwsector.

Door de heer Houwers is gevraagd wat ik ga doen als het overleg met de NMa onvoldoende oplevert. Ik heb aangegeven wat ik in dat geval ga doen.

Gevraagd is of er geld uit het EHEC-fonds over is en, zo ja, wat daarmee gebeurd is. Het gaat net als in Nederland. Als je een geraamd budget hebt van 220 mln. waarvan 180 mln. wordt benut, blijft dat niet voor die sector beschikbaar. Dan gaat het terug naar de algemene middelen. Dat is een lijn die veel liberale bewindslieden aanhangen en die dus ook in Europa wordt gevolgd.

Er is ook gevraagd naar de ketenregisseur. Daarop ben ik ingegaan.

Wat de kiemgroenten betreft zeg ik de Kamer toe dat ik heel binnenkort met een vertegenwoordiging van de kleine sector in gesprek ga om de door de Kamer genoemde punten gezamenlijk onder ogen te zien. Tijdens de landbouwborrel in Brussel heb ik al met iemand uit die kring gesproken. Het is een kleine sector, maar die moet in het geheel wel eerlijk behandeld worden. Ik ga dus met een persoon of met twee personen uit die hoek om de tafel zitten. In juni krijgt de Kamer daarover een schrijven.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik heb ook gevraagd naar de ontwikkeling van de GN.

Staatssecretaris Bleker: Dat punt komt in dat gesprek aan de orde. Dat zal ik ook in Brussel agenderen en ik zal vragen of de kiemgroenten een apart GN kunnen krijgen.

De voorzitter: De heer Koopmans heeft een vraag.

De heer Koopmans (CDA): Het is meer een technisch puntje. De vorige keer heeft de minister een zogenaamde meibrief aangekondigd. Nu zegt hij toe dat er een brief komt in juni.

Staatssecretaris Bleker: Nou, dat doen we allemaal in dezelfde brief, namelijk in de meibrief. Dat lijkt me heel goed.

Op 13 december heeft de Kamer naar aanleiding van de motie-Koopmans/Snijder een brief van staatssecretaris Atsma gehad over de breinlozing. Als de Kamer meer over de breinlozing wil weten, moet zij dat vooral in het overleg met staatssecretaris Atsma aankaarten.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Dat is precies datgene waar ik doorheen wil breken. Aan de hand van de lijst met agrarische activiteiten valt te constateren dat, als gevolg van de bijdrage van de leden Snijder en Koopmans, de breinlozingen weer worden gedoogd, terwijl er voldoende alternatieven zijn. De sector, vooral het Westland, is daar redelijk boos over, Ik vind dat de staatssecretaris die verantwoordelijk is voor de tuinbouw, contact moet zoeken met de staatssecretaris die verantwoordelijk is voor, in dit geval, milieu en water om na te gaan op welke wijze die breinlozing kan stoppen. We moeten wat dit betreft niet de achterblijvers dienen, maar we moeten juist de voorlopers dienen. Ik wil dus dat deze staatssecretaris actie onderneemt en dat hij niet verwijst naar een collega. Zo ken ik hem niet. Hij is toch van de daadkracht en de ontwikkelingen? Dan vind ik dit geen goede houding. Ik laat mij niet verwijzen naar een collega.

De heer Koopmans (CDA): Ik heb een vraag die tegengesteld is aan die van mevrouw Jacobi.

Staatssecretaris Bleker: Juist omdat ook staatssecretaris Atsma voor daadkracht is, is dit bij hem volgens mij in goede handen. Dat is het verhaal. Ik heb hieraan niets toe te voegen.

Gevraagd is welke initiatieven ik ontplooi voor unies van producentenorganisaties. Dat is een initiatief van de sector. Hij kan een aanvraag indienen bij het Productschap Tuinbouw. In het verleden is er al enkele malen met de sector over de mogelijkheden gesproken, maar hij moet zelf met een aanvraag komen. Daarna gaan wij daarover in gesprek.

Het Productschap Tuinbouw heeft een evaluatie gedaan. Deze is beschikbaar via zijn website. Het Voedingscentrum heeft jaarlijks een budget van € 600 000 voor voedselveiligheid. Dat budget kan in geval van crises flexibel worden ingezet. Als we nieuwe afspraken maken op dit punt, zal een en ander kritisch worden bekeken. De heer Koopmans heeft een punt, namelijk dat we moeten benoemen dat er in geval van crises specifieke inzet dient te worden gepleegd. Ik ben bereid om daarover te overleggen, ook in het kader van de subsidieverstrekking.

Gevraagd is naar de garantstelling herstructurering glastuinbouw. We hebben daarover eerder gesproken. Wat de ruimtelijke kant betreft, is het primair een zaak van provincies. Ik heb toegezegd dat ik in overleg met de partijen op creatieve wijze zal nagaan wat de mogelijkheden zijn. Dat neemt niet weg dat de provincies primair verantwoordelijk zijn. Dat punt komt in de veelbelovende meibrief tot uiting. Ik zeg nogmaals dat herinzet van gronden, grondpot enzovoorts dusdanig nauw samenhangen met de ruimtelijke kant van de herstructurering dat die zaken primair de lagere overheden toebehoren.

De heer Koopmans (CDA): Dit is een immense opgave voor de tuinbouw. Dat geldt met name voor het Westland, maar dat geldt ook voor andere streken. Daarbij zou een garantstelling of een achtervang van de overheid via een borgstellingsfonds, een ontwikkelings- en stimuleringsfonds, een groenfonds of wat dan ook, een rol kunnen spelen. Dan wordt men niet primair verantwoordelijk, maar we zouden hier en daar best iets kunnen doen waarvan de samenleving echt beter wordt. Dat gebeurt blijkbaar ook bij Vestia: gegoochel met miljarden.

Staatssecretaris Bleker: Achter-/achtervang. Die optie gaan we in de meibrief serieus verkennen.

De heer Houwers (VVD): Ik zou graag zien dat daarbij ook alle risico's werden vermeld die daaraan vastzitten. Ik vraag mij namelijk af of je wel op die manier in de markt moet ingrijpen. Ik wil weten hoe het zit voordat ik waar dan ook aan begin, zelfs al is het achter-, achter-, achtervang. Het voorbeeld dat de heer Koopmans geeft, jaagt ons allen naar mijn idee de stuipen op het lijf.

Staatssecretaris Bleker: We gaan die optie in de meibrief beschrijven: de achter-, achter-, achtervang, de risico's, de toegevoegde waarde, de mogelijkheden et cetera.

De heer Koopmans vroeg wat telersorganisaties kunnen en wat niet ten aanzien van bijvoorbeeld een verkoop-bv. Die vraag maakt onderdeel uit van de reeks aan vragen die ik eigenlijk in maart wilde beantwoorden, maar we nemen ook die mee in de meibrief. Samenwerken is overigens mogelijk, maar je kunt geen prijsafspraken maken. Het geven van openbare prijsinformatie is echter wel denkbaar.

De heer Van Gerven vroeg naar groen beleggen. Dat is een zaak van de collega van Financiën. Hierover vindt inmiddels op een goede manier overleg plaats met banken en het bedrijfsleven. Over dit onderwerp wordt dus op een positieve manier nagedacht. Dat is de stand van zaken op dit moment. Een uitkomst is niet verzekerd.

Er is gevraagd naar de inzet met betrekking tot de kwekersvrijstelling in Europa in het kader van de Octrooirichtlijn. Mij is verzocht om dat punt te agenderen voor de vergadering van de Raad Concurrentievermogen. Samen met staatssecretaris Atsma zet ik me in Europa in voor een beperkte kwekersvrijstelling. Dat konden de leden in diverse brieven lezen. We moeten daarbij ook de legitieme belangen van andere sectoren, de farmacie en de chemie, in ogenschouw nemen. Er is nooit sprake van één spoor. Ik wacht op de vertaling van de Duitstalige motie. Ik ben voor een achtste deel Duitser. Ik woon drie kilometer van de Duitse grens vandaan en voel me dus zeer verwant met Duitsland.

De heer Koopmans (CDA): Ik overweeg om namens de Kamer iets te sturen wat betrekking heeft op die motie. De Kamer heeft die motie vertaald. We moeten er dus voor zorgen dat die vertaalde motie bij staatssecretaris Bleker terechtkomt.

Staatssecretaris Bleker: Een vertaling van de Kamer? Op welke termijn komt die?

De voorzitter: Die komt na het reces. Nee, die komt binnen tien minuten na dit algemeen overleg. We doen het toch een stuk sneller dan het ministerie dat zo veel personeel heeft. Vindt u niet?

Staatssecretaris Bleker: Ik kom op het eenvoudiger toelaten van biologische middelen.

De heer Van Gerven (SP): Ik kom nog even terug op het vorige punt. Ik kan me niet voorstellen dat de staatssecretaris of zijn ambtenaren niet op de hoogte is c.q. zijn van de motie die in de Duitse taal is opgesteld. Wat is het standpunt van de staatssecretaris daarover? Het idee is dat, als wij samen volgens die lijn optrekken, de kwekersvrijstelling er kan komen die door de grote meerderheid gewenst wordt. Duitsland is een niet onbelangrijke speler in Europa, dus dat biedt perspectief.

Staatssecretaris Bleker: Ik vind dat we de goede volgorde moeten hanteren. Wij hebben nu de gelegenheid om die motie goed te bestuderen. Wij wachten af of dit leidt tot indiening van een Nederlandse variant daarop. Vervolgens kunnen we snel reageren. We moeten het wel in die volgorde doen.

De heer Van Gerven (SP): De staatssecretaris moet die motie lezen. Kunnen wij dan direct na het reces het commentaar van hem daarop verwachten? De politiek zit zo in elkaar dat de Kamer de staatssecretaris vraagt naar zijn standpunt over die Duitstalige motie. Van dat standpunt hangt immers het handelen van de Kamer af.

Verder verneem ik graag hoe het staat met de Rijksoctrooiwet in Nederland in relatie tot de kwekersvrijstelling. Daar wachten we namelijk al lange tijd op.

Staatssecretaris Bleker: Ik zou het een beetje een wonderbaarlijke gang van zaken vinden als ik nu moest reageren op een Duitstalige motie die in de Nederlandse taal is vertaald of dat ik dat apart via een brief zou moeten doen, terwijl fracties zich nu misschien beraden op een motie van het Nederlandse parlement. Normaal gesproken wordt er een reactie van de regering gevraagd nadat er een motie is ondertekend en ingediend. Als een dergelijke motie er komt, zal ik daar dus op reageren.

De heer Van Gerven (SP): Ik constateer dat er gewoonweg gedoken wordt. Wij vragen de staatssecretaris om het standpunt van in dit geval een buurland te geven. Als de staatssecretaris zich daarover buigt en hij daarover zijn mening geeft, is daar toch niets mis mee?

De voorzitter: Staatssecretaris, ik wil echt om 11.00 uur klaar zijn.

Staatssecretaris Bleker: Wij volgen de Duitse methode en doen het dus gründlich in plaats van zomaar even.

De heer Van Gerven (SP): Gründlich, dus direct na het reces.

De voorzitter: Nee, het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Bleker: Binnenkort komen wij met een wetsvoorstel dat is gericht op het inbouwen van een beperkte veredelingsvrijstelling in de Rijksoctrooiwet. Dat staat ook in de brief die we recent aan de Kamer hebben gestuurd.

Ik zal advies inwinnen bij het Ctgb en bezien of een aantal van de door de heer Dijkgraaf genoemde middelen weer door die heel zware procedure moeten, of dat we die snel en op een eenvoudige wijze kunnen toelaten. Dat punt is vaker aangekaart. Soms is dat mogelijk maar soms is dat niet het geval. We zullen een en ander serieus nagaan. Mijn houding hierin is: probeer dat op die manier te doen.

De heer Koopmans (CDA): Deze vraag heb ik al zeven jaar lang gesteld. Die vraag werd slechts één keer, zonder dat ik die had gesteld, snel beantwoord. Dat gebeurde de dag na het aantreden van minister Veerman. Ik verzoek de regering om met het Ctgb voor een aantal kleine sectoren snel plannen uit te werken voor het toelaten van middelen. Anders gaan sectoren kapot – kijk naar de rozensector – als gevolg van een gebrek aan middelen.

Staatssecretaris Bleker: Dat zal heel snel gebeuren.

De heer Koopmans (CDA): Wat is heel snel?

De heer Van Gerven (SP): Ik heb het woord gekregen.

In maart komt er een brief van het Ctgb over de neonicotinoïden. Dat heeft de staatssecretaris toegezegd in zijn schriftelijke beantwoording. In die brief zou het vraagstuk van die eenvoudige bestrijdingsmiddelen kunnen worden meegenomen.

Staatssecretaris Bleker: Deze gouvernementele opstelling van de heer Van Gerven honoreer ik direct.

De heer Van Gerven (SP): Kijk eens aan!

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter, ik hoor u zuchten. Het is echter wel van belang. Per 1 juli worden die middelen namelijk verboden.

Staatssecretaris Bleker: Ik zei dat ik het in maart zou doen. Ik zei de vorige keer al dat ik in maart iets zou doen, maar ik zal het op dit punt doen.

De heer Van der Ham vroeg naar het rapport dat vanmiddag aan mij zal worden gepresenteerd. Dat zal ook worden gepresenteerd aan het platform Duurzame Gewasbescherming. Daarin hebben de waterschappen, de sector enzovoorts zitting. Dat platform heeft gefunctioneerd onder leiding van de heer Alders. De Kamer kan in maart een reactie op dat rapport verwachten, ook naar aanleiding van de bespreking die vanmiddag plaatsvindt in het platform.

De voorzitter: Er resteren twee vragen.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik heb gevraagd naar de ketenaansprakelijkheid, de korting van 25% op die naheffing.

Staatssecretaris Bleker: De heer Dijkgraaf heeft mij gevraagd om dat onder de aandacht te brengen van minister Kamp. Dat zal ik doen.

De heer Dijkgraaf (SGP): En ik heb de staatssecretaris gevraagd om ons te rapporteren dat die korting behoorlijk wat groter wordt.

Staatssecretaris Bleker: Nee, u hebt mij gevraagd om het onder de aandacht van de heer Kamp te brengen. Dat zal ik doen en het is vervolgens aan de heer Kamp om te bepalen wat er uitkomt.

De heer Dijkgraaf (SGP): Verzoekt u de heer Kamp dan ook om ons daarover te berichten?

Staatssecretaris Bleker: Ja.

De heer Houwers (VVD): Zou de staatssecretaris in zijn brief in reactie op het rapport willen meenemen dat wellicht de oorzaak – dit ligt in het verlengde van de opmerking van de heer Koopmans – van het feit dat mensen overtredingen begaan bij het gebruik van bestrijdingsmiddelen is dat we allerlei dingen die mogelijk zouden kunnen zijn, onmogelijk maken?

Staatssecretaris Bleker: Als het rapport daartoe aanleiding geeft, zullen we dat doen. Dat rapport bevat overigens ook een aantal heel positieve punten. Daarover zal de Kamer nader worden geïnformeerd.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik heb gevraagd naar de positie van het onderzoek en opgemerkt dat tuinders daaraan niet zo veel hebben, dat het niet praktisch is enzovoorts. Ik vroeg om meer praktijkgestuurde effectiviteitsonderzoeken. Ik heb daarover niets gehoord, maar misschien past dat bij de toekomstvisie voor de tuinbouw, bij innovatieonderzoek enzovoorts.

Staatssecretaris Bleker: We hebben daar gisteren over gesproken in het regulier overleg met LTO. Dat had betrekking op de vraag hoe de onderzoeksprogrammering, die gesteund wordt door de topsectoren, voldoende vraaggericht kan worden gemaakt. We hebben geconstateerd dat er twee fasen zijn. De agenda voor onderzoek en ontwikkeling moet mede vanuit de praktijk gevoed worden. Minstens zo belangrijk zijn implementatie, toepassing en verbreding. We kunnen daarvoor de reguliere middelen in de sector gebruiken, los van de topsectoren. Mevrouw Jacobi kaartte dat punt terecht aan en dat is dus heel nadrukkelijk in het overleg aan de orde geweest. In het volgende overleg komen we met een A4'tje waarop we ingaan op de vraag hoe we de praktijkvraag koppelen aan onderzoek, ontwikkeling en programmering.

De heer Koopmans (CDA): Kan de staatssecretaris in de maartbrief over de wasbeschermingsmiddelen ook betrekken het intrekken van de Regeling uitzondering bestrijdingsmiddelen? Het gaat daarbij om melk, bijenwas en zeewier. Die middelen mag je niet zomaar gebruiken vanwege een belachelijke verordening van Europa. De vraag is hoe we dat ordentelijk kunnen regelen. Zelfs zeepsop – het zijn allemaal middelen die in de biologische sector en in huis-, tuin- en keukensituaties worden gebruikt – wordt genoemd. Ik verzoek de om staatssecretaris actie te ondernemen zodat een en ander goed wordt georganiseerd.

Staatssecretaris Bleker: Dat kan in die maartbrief worden meegenomen. Wat de uitkomst zal zijn, weet ik niet.

De heer De Mos (PVV): Volgens mij zijn twee van mijn vragen niet beantwoord.

Ik heb gevraagd of die malle bezuiniging op echte bloemen teruggedraaid kan worden en doelde daarmee op het «made in China»-gebeuren.

Verder heb ik gevraagd of de staatssecretaris bereid is om het kabinet, de topambtenaren en de Kamerleden – ik doel op de leden van de Eerste Kamer en op die van de Tweede kamer – op te roepen, wekelijks voor de secretaresses een bosje bloemen te kopen.

Staatssecretaris Bleker: Ik wist helemaal niet dat hier plastic bloemen worden gebruikt, maar dat is een zaak van het Presidium van de Kamer. Ik kan er ook niets aan doen.

Op mijn bureau en op het bureau van het secretariaat in ons ministerie worden elke week verse Hollandse bloemen gepresenteerd. En in mijn privéleven doe ik met bloemen wat ik wil.

De heer Koopmans (CDA): Ik vraag een VAO aan over het kwekersrecht. Dat zou nog voor het reces moeten plaatsvinden, inclusief de stemming.

De voorzitter: Dat VAO zal worden aangevraagd.

Er zijn enkele toezeggingen gedaan. De toezeggingen die in eerste termijn zijn gedaan, zijn al voorgelezen door de heer Jansen. Dat zal ik niet nogmaals doen.

Ik som de toezeggingen op die in tweede termijn zijn gedaan:

  • de staatssecretaris zal in de eerste week na het krokusreces een «stand van zaken»-brief sturen met daarin de naam van de onafhankelijke voorzitter van het sectoroverleg kwekersvrijstelling;

  • in de eerder toegezegde meibrief zal de staatssecretaris ook ingaan op de kiemgroentensector en de mogelijkheden van de achter-, achtervang, de risico's en de toegevoegde waarde van een garantstelling voor de tuinbouw;

  • binnenkort stuurt de staatssecretaris een wetsvoorstel voor wijziging van de Rijksoctrooiwet naar de Kamer voor een in te bouwen beperkte kwekersvrijstelling;

  • in de maartbrief aan de Kamer over het Ctgb en de neonicotinoïden zal de staatssecretaris ook ingaan op de toelating van niet-chemische bestrijdingsmiddelen;

  • in maart stuurt de staatssecretaris zijn reactie aan de Kamer op het PBL-rapport over de bestrijdingsmiddelen;

Ik sluit de vergadering.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Dijksma (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), voorzitter, Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Paulus Jansen (SP), ondervoorzitter, Jacobi (PvdA), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Ouwehand (PvdD), Gesthuizen (SP), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Van Tongeren (GroenLinks), Ziengs (VVD), Braakhuis (GroenLinks), Gerbrands (PVV), Lodders (VVD), Van Vliet (PVV), Dijkgraaf (SGP), Schaart (VVD), Verhoeven (D66), Van der Werf (CDA) en Hilkens (PvdA).

Plv. leden: Jadnanansing (PvdA), Elias (VVD), Blanksma-van den Heuvel (PvdA), Koolmees (D66), Dikkers (PvdA), Dekken (PvdA), Irrgang (SP), Groot (PvdA), Holtackers (CDA), Tony van Dijck (PVV), Ouwehand (PvdD), Van Gerven (SP), Hazekamp (PvdD), Schouten (ChristenUnie), Van Gent (GroenLinks), Leegte (VVD), Grashoff (GroenLinks), De Mos (PVV), Taverne (VVD), Van Bemmel (PVV), Van der Staaij (SGP), Houwers (VVD), Van Veldhoven (D66) en Ormel (CDA).

Naar boven