31 066 Belastingdienst

Nr. 628 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 april 2020

Antwoorden op vragen van de vaste commissie voor Financiën van 12 maart 2020 over berichtgeving van Follow The Money (FTM) over de toeslagenaffaire

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van de publicatie van Follow The Money (FTM) d.d. 8 maart 2020 met titel: Politieke top werd intern meermaals gewaarschuwd, maar greep niet in bij toeslagenaffaire en daaropvolgende publicaties in andere media omtrent dit onderwerp?

Antwoord 1

Ja hiervan heb ik kennisgenomen.

Vraag 2

Hoeveel kinderdagverblijven voerden het beleid om de eigen bijdrage voor ouders over te nemen en in casu dus kwijt te schelden?

Vraag 3

Is duidelijk tot welk inkomen kinderdagverblijven dit deden?

Antwoord 2 en 3

In een aantal gevallen is bekend dat de ouders, mede op initiatief van de houder(s) van een kinderopvangorganisatie, geen eigen bijdrage hebben betaald en daardoor de aan hen verstrekte voorschotten kinderopvangtoeslag in zijn geheel hebben moeten terugbetalen. Deze situatie heeft zich in ieder geval bij vier kinderopvangorganisaties voorgedaan. In een specifiek geval ging het hierbij om een (verzamel)inkomen van € 51.564. In de overige gevallen betrof het een afspraak waarbij, ongeacht de hoogte van het inkomen, geen eigen bijdrage betaald werd.

Vraag 4

Was bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bekend dat kinderdagverblijven dit beleid voerden? Zo ja, vanaf wanneer was dit bekend?

Antwoord 4

In de brief van 12 maart jl.1 is uw Kamer geïnformeerd dat naar aanleiding van de Raad van State uitspraak van 19 december 20122 er op 7 januari 2013 overleg heeft plaatsgevonden tussen de Belastingdienst/Toeslagen en SZW. In dit overleg is de uitkomst van de uitspraak besproken. Deze uitspraak zag op het volledig terugvorderen van de kinderopvangtoeslag als een ouder een deel van de kosten voor kinderopvang niet had betaald of was «teruggeschonken» door de kinderopvangorganisatie.

Vraag 5

Welke actie heeft het Ministerie van SZW richting ouders en kinderdagverblijven genomen om betrokkenen erop te wijzen dat de gehanteerde constructie van het overnemen of kwijtschelden van de eigen bijdrage door ouders als consequentie heeft dat er geen recht meer is op kinderopvangtoeslag?

Antwoord 5

Ouders en kinderopvangorganisaties worden primair via de site en andere communicatiekanalen van Toeslagen geïnformeerd. Hier staat voor het recht op kinderopvangtoeslag de voorwaarde vermeld dat de aanvrager of toeslagpartner kosten voor kinderopvang behoren te maken. En dat een deel van de kosten wordt vergoed met de kinderopvangtoeslag en het andere deel daadwerkelijk zelf betaald moet worden aan de kinderopvangorganisatie. Voor zover bekend zijn er geen andere acties ondernomen door het Ministerie van SZW en Toeslagen om ouders te wijzen op het betalen van de eigen bijdrage. Mogelijk komen er specifiek door het Ministerie van SZW ondernomen acties naar boven in de toegezegde geauditeerde zoektocht naar nadere stukken.

Vraag 6

Welk oordeel had het memo over de oplossingen aangaande de disproportionele gevolgen van het stopzetten van de kinderopvangtoeslag, toen deze terug kwam uit de «kersttas» van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid?

Vraag 24

Wanneer is de in het artikel van FTM genoemde notitie (11 december 2014) van de Belastingdienst met geboden praktische oplossing, het zogenaamd proportioneel terugvorderen, bij de Minister van SZW onder de aandacht gebracht?

Vraag 60

Hebben de ambtenaren van SZW de suggesties van Financiën over proportioneel terugvorderen voorgelegd aan hun Minister? Zo ja, wat was zijn reactie? Zo niet, op welk niveau in de organisatie is dit gestrand?

Vraag 63

Heeft notitie DGB/14/6754 of een andere notitie met vergelijkbare strekking de kersttas van de Minister van SZW bereikt? Zo ja, hoe heeft de Minister van SZW hierop gereageerd? Zo niet, waarom niet?

Vraag 64

Heeft de directeur kinderopvang in januari 2015 zelf besloten om niks te doen met de suggesties over proportioneel terugvorderen of heeft hij dit moeten afstemmen met collega’s hoger in de ambtelijke hiërarchie? Is de Minister van SZW hierover geïnformeerd?

Antwoord 6, 24, 60, 63 en 64

Zoals in de Kamerbrief van 12 maart jl. is vermeld, is er op dit moment geen oordeel bekend van de bewindspersoon van SZW op de oplossingsrichtingen. Er kan uit de systemen niet herleid worden dat er een memo in de «kersttas» van de bewindspersoon van SZW is opgenomen. Een concept-nota van een latere datum, die een aanzet doet voor oplossingsrichtingen, lijkt tevens niet aan de bewindspersoon te zijn aangeboden. Deze lijkt niet verder te zijn gekomen dan het interne ambtelijke afstemmingsproces tussen de SZW-directies. In dezelfde periode werd er gewerkt aan het voorstel voor een nieuwe financieringsvorm voor de kinderopvang. Het vermoeden bestaat dat het signaal over de gevolgen van het niet volledig betalen van de eigen bijdrage voor de kinderopvang niet verwerkt werd in de aanpassing van toen geldende regelgeving, maar is meegewogen in de uitwerking van de nieuwe financieringsvorm. In april 2018 is besloten de voorbereiding voor een nieuwe financieringsvorm (directe financiering kinderopvang) te stoppen en verbeteringen aan te brengen binnen de kinderopvangtoeslag. Hieruit is het Verbetertraject Kinderopvangtoeslag ontstaan.3 Proportionaliteit was daar een onderdeel van en is sinds de zomer van 2019 separaat opgepakt. Helaas heeft deze nadere zoektocht nog niet kunnen beginnen, vanwege de coronamaatregelen. Het thuiswerken en afstand houden bemoeilijken ook het opzetten van een gedegen en geauditeerde werkwijze, waardoor dit meer tijd in beslag neemt. Uw Kamer wordt geïnformeerd na het afronden van de zoektocht.

Vraag 7

Is er na het oordeel van de bewindspersonen over een oplossing en/of alternatief voor de nihilzetting nog nader overleg geweest in het kabinet en/of de ministeriële commissie aanpak fraude?

Antwoord 7

In de ministeriële commissie Aanpak Fraude is hierover niet gesproken. De ministeriële commissie Aanpak Fraude richtte zich voornamelijk op departement overstijgende onderwerpen zoals gegevensuitwisseling, mogelijke frauderisico’s met rijkssubsidies en identiteitsfraude. Ook buiten deze commissie is, voor zover kon worden nagegaan, hierover geen nader overleg geweest in het kabinet.

Vraag 8

Heeft u kennisgenomen van de constatering van de commissie-Donner, die stelt dat oplossingen die mogelijk waren met betrekking tot het volledig terugvorderen van kinderopvangtoeslag, niet tot uitvoering zijn gekomen omdat er mediaberichten over fraude met toeslagen waren? Is terug te vinden of besluiten afgeblazen zijn, omdat er mediahypes waren?

Antwoord 8

Ik heb kennisgenomen van de constatering van de Adviescommissie. Voor de reconstructie verwijs ik naar de Kamerbrieven die de Staatssecretaris van SZW en ik 12 maart jl. aan uw Kamer verstuurd hebben. In de brief van de Staatssecretaris van SZW wordt daarbij aangegeven dat de komende periode wordt benut om het bestaande beeld zo compleet mogelijk te maken, met een geauditeerde werkwijze. Dit zal onderdeel uitmaken van het al lopende programma informatiebeheer SZW, waarmee ook geleerd kan worden voor de toekomst. Helaas heeft deze nadere zoektocht nog niet kunnen beginnen vanwege de coronamaatregelen. Het thuiswerken en afstand houden bemoeilijken ook het opzetten van een gedegen en geauditeerde werkwijze, waardoor dit meer tijd in beslag neemt. Na deze zoektocht zal de Kamer nader geïnformeerd worden.

Vraag 9

Geeft het artikel van FTM (in grote lijnen) een goede opsomming van de feitelijke gang van zaken weer? Zo niet, op welke punten is het artikel feitelijk niet juist en kunt u aangeven wat wel de correcte feiten zijn?

Vraag 57

Hoe kan het dat journalisten van Follow The Money wél achter het bestaan van de waarschuwingsnotitie (DGB/2014/6160) zijn gekomen maar de Kamer de afgelopen twee jaar niet of nauwelijks over de inhoud hiervan is geïnformeerd?

Vraag 58

In hoeverre is de Kamer destijds (2014–2015) geïnformeerd over de inhoud van de waarschuwingsnotitie DGB/2014/6160? Hoe kan het dat de Kamer nooit is geïnformeerd over de noodkreet van Financiën en over de kant-en-klare oplossing (proportionele terugvordering) die beschikbaar was?

Antwoord 9, 57 en 58

In antwoord op de hier gestelde vragen zullen de verschillende aspecten van het artikel van FTM aan de orde komen. Graag wil ik twee aspecten in de samenvatting van het artikel («Dit stuk in 1 minuut») eruit lichten. Als eerst wordt gesteld dat de ambtelijke waarschuwingen worden gebagatelliseerd en worden beschreven als een «signaal dat op de achtergrond is geraakt». Hierbij wordt geciteerd uit de brief van 4 februari jl. waarbij echter de zin; «dit betreuren we zeer» niet geciteerd wordt.4 De in de samenvatting van het artikel verder gedane constatering dat niet gemeld is dat de waarschuwingen indertijd de politieke top bereikt hadden is onjuist. Deze notities en de inhoud hiervan zijn mede beschreven in de volgende met de Tweede Kamer gewisselde documenten:

  • het interim- advies van de Adviescommissie uitvoering toeslagen dd. 14 november 2019 (bijlage bij Kamerstuk 31 066, nr. 546, pagina 43 en 44),

  • de brief van 15 november 2019 (Kamerstuk 31 066, nr. 538, pagina 16),

  • de antwoorden op vragen van de vaste commissie van Financiën dd. 29 november 2019 (Kamerstuk 31 066, nr. 550, vraag/antwoord 3),

  • de brief van 4 februari 2020 (Kamerstuk 31 066, nr. 596, pagina 3 en 4).

Vraag 10

Wat is de omvang van de tweede groep getroffen burgers, waarvan in het artikel van FTM wordt gesteld dat deze een «veelvoud» van de (ongeveer) 9500 CAF-gerelateerde gedupeerden betreft?

Antwoord 10

Zoals in de Kabinetsreactie op het eindrapport van de Adviescommissie Uitvoering Toeslagen, het rapport van de ADR en het Zwartboek genoemd, gaat het om een groep van potentieel 20.000 ouders. Het exacte aantal is onbekend, omdat steeds per dossier nog zal moeten worden uitgezocht of de volledige toeslag is teruggevorderd op grond van een klein verzuim, zoals het ontbreken van een handtekening.

Vraag 11

Zit er overlap tussen de eerste en tweede groep gedupeerden?

Antwoord 11

Ja, overlap is mogelijk.

Vraag 12

Hoeveel burgers van de tweede groep verdienen een modaal (+/- € 36.500) of lager inkomen?

Vraag 13

Hoeveel burgers zijn daadwerkelijk in financiële problemen geraakt als gevolg van deze affaire?

Antwoord 12 en 13

Hier kan ik nog geen antwoord op geven, omdat het niet mogelijk is om deze groep zonder nader onderzoek te identificeren.

Vraag 14

Voor hoeveel burgers van de zogenaamd tweede groep burgers geldt een betalingsregeling?

Vraag 15

Hoeveel burgers van de zogenaamde tweede groep hebben te maken gehad met dwanginvorderingen en loonbeslag?

Antwoord 14 en 15

Zoals bij de beantwoording van vraag 10 al is aangegeven gaat het potentieel om een groep van 20.000 ouders die in aanmerking komen voor compensatie, reparatie of kwijtschelding. Omdat op dit moment nog onbekend is welke ouders tot deze groep behoren kan nu nog niet worden vastgesteld voor hoeveel burgers een betalingsregeling geldt en hoeveel burgers te maken hebben gehad met een dwanginvordering en loonbeslag. Naast de groep ouders bij wie de volledige toeslag is teruggevorderd in verband met een kleine tekortkoming, is er ook nog een groep die bij een verzoek om een persoonlijke betalingsregeling is geconfronteerd met een zeer strenge uitleg van het criterium opzet/grove schuld. Waardoor het verzoek tot een regeling is geweigerd. Van deze groep is op dit moment nog niet in beeld in hoeverre zij betalingsregelingen hadden, of te maken hebben gehad met dwanginvordering. Voor de mensen bij wie opzet/grove schuld is gesteld en die nog een openstaande schuld hebben, is de invordering gepauzeerd. Vanuit de herstelorganisatie wordt contact opgenomen om alsnog tot een persoonlijke betalingsregeling te komen.

Vraag 16

Heeft u kennisgenomen van de volgende passage uit de door FTM aangehaalde notitie? «Vanuit DGBel en BT is bij SZW inmiddels meerdere malen aangegeven dat de regels met betrekking tot het terugvorderen van de gehele toeslag wanneer de eigen bijdrage niet is betaald, tot grote financiële problemen kunnen leiden bij ouders.»?

Antwoord 16

Ja, ik heb hier kennis van genomen.

Vraag 17

Hoe vaak is er al voor 2014 bij het Ministerie van SZW aangekaart dat handhaving van de regels tot grote financiële problemen kan leiden bij burgers?

Vraag 18

Waarom is er niet al voor 2014 ingegrepen door het Ministerie van SZW?

Antwoord 17 en 18

In de Kamerbrief van 12 maart 2020 is de reconstructie gegeven wanneer het Ministerie van SZW signalen heeft ontvangen over de financiële problemen vanwege het volledig terugvorderen van de kinderopvangtoeslag als ouders een deel van de eigen bijdrage niet hadden betaald. Voor zo ver bekend is er voor 2014 ook in 2012 gesproken over de eigen bijdrage voor de kinderopvang. Dit naar aanleiding van de casus «Appelbloesem». Op 19 december 2012 deed de Raad van State een voor toeslaggerechtigden nadelige uitspraak. Hierin stelde de Raad van State dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht het gehele bedrag aan kinderopvangtoeslag had teruggevorderd. Dit nadat de ouder niet kon aantonen dat de kosten zoals deze waren opgenomen in de overeenkomst geheel waren voldaan. Op grond van het huidige beeld lijkt door de Raad van State uitspraak verder geen gevolg te zijn gegeven aan de signalen uit 2012.

Vraag 19

Heeft u kennisgenomen van de volgende aantekening van de toenmalige Staatssecretaris in de kantlijn van de notitie: «Als minder ingewijde vraag je je af waarom het hele bedrag wordt teruggevorderd ipv het bedrag van de noodzakelijk geachte eigen bijdrage.» Kan de toenmalige Staatssecretaris zich deze notitie herinneren? Kan de toenmalige Staatssecretaris bevestigen dat dit inderdaad zijn handschrift is? Heeft de toenmalige Staatssecretaris de aantekening en de daaruit voortvloeiende overweging met de Minister of enig ander persoon gedeeld? Zo ja, met wie? Zo nee, waarom niet?

Vraag 20

Onderkende de toenmalige Staatssecretaris en onderkent u de ernst van het door de Belastingdienst afgegeven signaal en de daaruit mogelijke verstrekkende financiële gevolgen voor burgers?

Vraag 25

Wanneer is de in het artikel van FTM genoemde notitie (11 december 2014) van de Belastingdienst met geboden praktische oplossing, het zogenaamd proportioneel terugvorderen, bij de Staatssecretaris van Financiën nader onder de aandacht gebracht?

Vraag 70

Klopt het dat de heer Wiebes, destijds als Staatssecretaris van Financiën verantwoordelijk voor Belastingdienst, is gewezen op de disproportionele gevolgen van het invorderingsbeleid van Toeslagen? Kunt u dit uitsluiten?

Vraag 71

Welke reactie heeft de heer Wiebes gegeven op deze verontrustende informatie? Klopt het dat hij deze essentiële informatie heeft genegeerd?

Vraag 72

Klopt het dat de handgeschreven aantekeningen van de heer Wiebes bewijzen dat de strekking van de indringende waarschuwingen van DGBel en Belastingdienst/Toeslagen (BT) heeft begrepen, maar heeft genegeerd?

Vraag 76

Klopt het dat het harde beleid na 2014 jarenlang door deze twee bewindspersonen is verdedigd in parlementaire debatten en anderszins?

Antwoord 19, 20, 25, 70, 71, 72 en 76

Ja hier heb ik kennis van genomen, het betreft inderdaad de aantekeningen van de voormalige Staatssecretaris. Conform gebruikelijk zijn deze aantekeningen gedeeld met de betrokken medewerkers (inclusief leidinggevenden) van het Ministerie van Financiën inclusief Belastingdienst. Er kan niet vastgesteld worden dat deze aantekeningen met de toenmalige Minister van Financiën zijn gedeeld. In een hierop volgende nota, waaruit Follow The Money ook citeert, aan dezelfde Staatssecretaris van 11 december 2014 is hieraan gevolg gegeven met een voorstel voor een verdiepingsslag door ambtenaren van de Belastingdienst en SZW en een vraag of de Staatssecretaris bereid zou zijn om, indien ambtelijk niet tot een overeenstemming kan worden gekomen, de Minister van SZW hierover zelf te bellen. Ik heb geen documenten kunnen vinden waaruit blijkt dat de Staatssecretaris aan dit verzoek is herinnerd. Dit betreur ik zeer. In deze periode lag de focus op fraudebestrijding, zoals ook de Adviescommissie uitvoering toeslagen in haar eerste deelrapport beschrijft. Destijds werd tevens gewerkt aan het voorstel voor een nieuwe financieringsvorm voor de kinderopvang. Het vermoeden bestaat dat het signaal over de gevolgen van het niet volledig betalen van de eigen bijdrage voor de kinderopvang niet verwerkt werd in de aanpassing van toen geldende regelgeving, maar is meegewogen in de uitwerking van de nieuwe financieringsvorm.

Vraag 21

Waarom heeft de toenmalige Staatssecretaris c.q. Minister ondanks aandringen van de Belastingdienst het beleid in deze casus niet aangepast?

Vraag 22

Waarom heeft de toenmalige Staatssecretaris c.q. Minister ondanks aandringen van de Belastingdienst geen pogingen ondernomen om de wetgeving aan te passen?

Antwoord 21 en 22

De beleidsverantwoordelijkheid voor de kinderopvangtoeslag is belegd bij het Ministerie van SZW. Naar aanleiding van de signalen van de Belastingdienst/Toeslagen heeft er overleg plaatsgevonden tussen het Ministerie van SZW en het Ministerie van Financiën. In dezelfde periode werd er gewerkt aan het voorstel voor een nieuwe financieringsvorm voor de kinderopvang. Het vermoeden bestaat dat het signaal over de gevolgen van het niet volledig betalen van de eigen bijdrage voor de kinderopvang niet verwerkt werd in de aanpassing van toen geldende regelgeving, maar is meegewogen in de uitwerking van de nieuwe financieringsvorm. In de brief van 11 juni 2019 heeft de Staatssecretaris van Financiën aangekondigd om samen met de Staatssecretaris van SZW een meer proportionele benadering van de kinderopvangtoeslag te onderzoeken.5 Daartoe is besloten en is hierover op 20 december 2019 een beleidsbesluit gepubliceerd.6 Dit besluit is onlangs geactualiseerd waarbij ook gedeeltelijk uitvoering is gegeven aan de kabinetsreactie op het eindadvies van de Adviescommissie uitvoering toeslagen. Op 22 april jl. heb ik u hierover geïnformeerd.7 Zoals 12 maart jl. per Kamerbrief is gedeeld, zal SZW met een geauditeerde werkwijze zoeken naar nadere stukken om het geschetste beeld zo compleet mogelijk te maken.

Vraag 23

Welke afwegingen lagen er bij de Staatssecretaris c.q. Minister aan ten grondslag om de Tweede Kamer niet te informeren omtrent deze problematiek?

Antwoord 23

Uw Kamer is indertijd geïnformeerd met betrekking tot de voorwaarden voor de kinderopvangtoeslag en de gevolgen als hier niet aan voldaan is, bijvoorbeeld middels onderstaand antwoord op Kamervragen van 13 oktober 2010 over een uitzending van RADAR over het met terugwerkende kracht moeten terugbetalen van de kinderopvangtoeslag wanneer het gastouderbureau verdacht wordt van fraude8.

«Vraag 7

Waarom worden ouders gesommeerd de ontvangen toeslag terug te betalen, terwijl deze gebruikt is voor waar zij voor bedoeld is, de gastouderopvang?

Antwoord 7

Terugvordering vindt plaats in de gevallen dat er (gedeeltelijk) geen recht op kinderopvangtoeslag bestaat. In de wet- en regelgeving zijn eisen gesteld waaraan ouders moeten voldoen om in aanmerking te komen voor de kinderopvangtoeslag. In de gevallen waarbij de vraagouders hun gehele kinderopvangtoeslag moeten terugbetalen is niet voldaan aan de vereisten die voortvloeien uit Wet kinderopvang. Het ten onrechte uitbetaalde bedrag dient te worden teruggevorderd. Bedragen zijn onterecht uitbetaald indien er sprake is van: het claimen van meer dan 52 weken kinderopvang (in een jaar), het zonder bewijs indienen van een aanvraag met terugwerkende kracht, het niet betalen van een eigen bijdrage voor de kinderopvang, het gebruik van kinderopvangtoeslag voor de betaling van de premie van een studieverzekering, voor de spaarpot van kinderen of ten behoeve van het eigen besteedbare inkomen.»

Tevens is het meerdere keren aan de orde geweest bij debatten, onder meer met de Minister van SZW op 12 maart 2015, hierbij is aangegeven:»Een ouder heeft de plicht om aan te tonen dat hij daadwerkelijk kosten voor de kinderopvang heeft gemaakt. Als blijkt dat die ouder niet kan voldoen aan die verplichting, dan heeft dat consequenties. Dan is er namelijk geen recht op toeslag.» 9 Bijgaand treft u nog een aantal plaatsen waarbij soortgelijke bewoordingen aan de orde zijn geweest:

Vraag 26

Heeft de Minister van SZW, vanaf 2014, op enig moment overlegd met de Staatssecretaris van Financiën omtrent deze problematiek?

Vraag 62

Wat is er precies gebeurd met de suggesties voor proportioneel terugvorderen (notitie DGB/14/6754)? Heeft de Staatssecretaris van Financiën hierover contact opgenomen met de Minister van SZW? Zo ja, wat was zijn reactie? Zo niet, tot op welk niveau is er binnen SZW opvolging gegeven aan deze notitie?

Antwoord 26 en 62

In het kader van een zorgvuldig feitenonderzoek is de afgelopen periode gezocht naar stukken om het beeld te reconstrueren wat er destijds met de signalen van de Belastingdienst/Toeslagen is gebeurd binnen het Ministerie van SZW. De gevonden stukken ondersteunen het beeld dat de signalen op de achtergrond zijn geraakt doordat fraudezaken in de actualiteit stonden en het bestrijden van fraude op dat moment voorrang kreeg. Dit beeld is bevestigd in het eerste advies van de Adviescommissie uitvoering toeslagen waarin de volgende passage is opgenomen:

«Ook hadden uitvoerende ambtenaren binnen Toeslagen al in 2013 geconcludeerd dat het disproportioneel is om ook bij het geringste betalingstekort een toeslag voor een heel jaar af te wijzen en voorschotten, die dan al uitgegeven zijn, weer terug te vorderen. Dit werd tot op het hoogste niveau binnen Toeslagen overgenomen. Hiervoor heeft interdepartementaal overleg

met SZW, dat in deze eerstverantwoordelijk is, plaatsgevonden eind 2014/begin 2015, maar het voornemen om dit in voorkomende gevallen anders te gaan aanpakken, verzandde. Zo gebeurde er op dat vlak niets, tot de Raad van State op 23 oktober besloot dat nihilstelling in dat soort gevallen onredelijk kan zijn.»

Tegelijkertijd werd in dezelfde periode gewerkt aan het voorstel voor een nieuwe financieringsvorm voor de kinderopvang. Het vermoeden bestaat dat het signaal over de gevolgen van het niet volledig betalen van de eigen bijdrage voor de kinderopvang niet verwerkt werd in de aanpassing van toen geldende regelgeving, maar is meegewogen in de uitwerking van de nieuwe financieringsvorm. Uit de stukken valt niet op te maken of er wel of niet gesproken is tussen de Minister van SZW en Staatssecretaris van Financiën. In de Kamerbrief van 12 maart jl. heeft de Staatssecretaris van SZW aangegeven om het feitenonderzoek door middel van een geauditeerde werkwijze voort te zetten om het geschetste beeld zo compleet mogelijk te maken. Mogelijk dat andere relevante stukken die nog niet zijn getraceerd hierover uitsluitsel kunnen bieden. Na de zoektocht zal uw Kamer nader geïnformeerd worden over de resultaten.

Vraag 27

Heeft de Minister van SZW bewust besloten, zoals bedoeld in de notitie van 11 december 2014, om de regels met betrekking tot de eigen bijdrage te handhaven? Zo ja, op grond van welke overwegingen? Zo nee, waarom niet?

Vraag 28

Indien het antwoord op de vorige vraag «ja» luidde, is er aansluitend conform het verzoek van de Belastingdienst contact gezocht met de Staatssecretaris om de voorgestelde oplossingsrichting te bespreken? Zo ja, wanneer was dat gesprek, wat was de uitkomst van dat gesprek, is er een verslag van en kunt u dit overleggen? Zo nee, waarom is de Minister niet ingegaan op het verzoek om de voorgestelde oplossingsrichting te bespreken?

Vraag 30

Heeft de toenmalige Staatssecretaris, al dan niet in overleg met de Minister van SZW, al in 2014 de afweging gemaakt het staande beleid in ieder geval niet aan te passen? Zo ja, wanneer en welke overwegingen lagen hieraan ten grondslag? Zo nee, waarom niet en is de toenmalige c.q. huidige Staatssecretaris of de toenmalige c.q. huidige Minister nimmer tot een ander inzicht gekomen?

Vraag 47

Wat waren de redenen van het Ministerie van SZW om het beleid niet te willen wijzigen? Wat is hierover besproken in het gesprek tussen de Belastingdienst en de directeur kinderopvang op het Ministerie van SZW?

Vraag 55

Waarom en op basis waarvan hebben de Minister van SZW en de Staatssecretaris van Financiën na de signalen in 2014 besloten om het alles-of-niets-karakter van deze regelingen niet aan te pakken en te handhaven?

Vraag 73

Klopt het dat de heer Asscher, als Minister van SZW, is gewezen op de disproportionele gevolgen van het invorderingsbeleid van Toeslagen?

Vraag 74

Welke reactie heeft de heer Asscher gegeven op deze verontrustende informatie? Klopt het dat hij deze essentiële informatie heeft genegeerd? Klopt het dat deze informatie in zijn «kersttas» van december 2014 zat? Klopt het dat er parafen staan op de gelezen stukken? Kunt u deze geparafeerde stukken aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet?

Vraag 75

Bestaan er handgeschreven handtekeningen van de heer Asscher, of andere bewijzen, dat hij de strekking van de indringende waarschuwingen van DGBel en BT heeft begrepen, maar heeft genegeerd?

Antwoord 27, 28, 30, 47, 55, 73, 74 en 75

De afgelopen periode is gezocht naar stukken om te reconstrueren wat er in 2014/2015 is gebeurd met de signalen van de Belastingdienst/Toeslagen over de eigen bijdrage voor de kinderopvang. De Kamerbrief van de Staatssecretaris van SZW van 12 maart 2020 zet het beeld uiteen dat momenteel gereconstrueerd is. Uit de gevonden stukken blijkt dat de Minister van SZW een terugkoppeling is aangereikt van het gesprek dat ambtenaren van het Ministerie van SZW en van Financiën op 21 november 2014 hadden over de eigen bijdrage. Dit was een ter informatie bericht wat deel uit maakte van een set van meerdere ter informatie berichten over verschillende onderwerpen die wekelijks aan de bewindspersonenstaf worden toegevoegd. Uit de systemen kan niet worden herleid of besluitvorming over de eigen bijdrage voor de kinderopvang aan de bewindspersoon van SZW is voorgelegd. Tegelijkertijd werd in dezelfde periode gewerkt aan het voorstel voor een nieuwe financieringsvorm voor de kinderopvang. Het vermoeden bestaat dat het signaal over de gevolgen van het niet volledig betalen van de eigen bijdrage voor de kinderopvang niet verwerkt werd in de aanpassing van toen geldende regelgeving, maar is meegewogen in de uitwerking van de nieuwe financieringsvorm. In de Kamerbrief van 12 maart jl. heeft de Staatssecretaris van SZW verder aangegeven om het feitenonderzoek door middel van een geauditeerde werkwijze voort te zetten om het geschetste beeld zo compleet mogelijk te maken. Na deze zoektocht zal de Kamer nader geïnformeerd worden.

Vraag 29

Heeft de Minister van SZW en/of de Staatssecretaris van Financiën ooit een formele reactie gegeven richting de Belastingdienst aangaande de problematiek en de voorgestelde beleidswijziging? Zo ja, waaruit bestond deze reactie? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 29

In de tot op heden gevonden stukken is er geen formele reactie aan de Belastingdienst/Toeslagen aangaande de problematiek van de Minister van SZW gevonden. De reactie van de Staatssecretaris van Financiën zijn de aantekeningen die zichtbaar zijn op de nota’s.

Vraag 31

Heeft u na de CAF-toeslagenaffaire in 2019 overwogen het beleid, conform de aanbeveling van de Belastingdienst, aan te passen inzake deze zogenoemde tweede groep burgers? Zo ja, wat belette u om een beleidswijziging dan wel wetswijziging in gang te zetten? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 31

In 2019 is aan de Adviescommissie uitvoering Toeslagen gevraagd om een advies uit te brengen over CAF-11 en vergelijkbare zaken. Op 7 februari heb ik in een brief aan uw Kamer aangegeven dat mij uit vele signalen is gebleken dat meer ouders zich gedupeerd voelen dan ouders die onderdeel uitmaken van de CAF-brede groep.10 En dat ik het van groot belang vond ook deze ouders te betrekken in mijn acties om de situatie van gedupeerde ouders op te lossen. Ik heb dit met de Adviescommissie besproken en de Adviescommissie heeft daarom ook aandacht aan deze ouders besteedt in haar eindrapport. In de kabinetsreactie op het rapport van de Adviescommissie is uitgebreid ingegaan op de oplossingen die ik met terugwerkende kracht bied voor de groep burgers die nadeel heeft ondervonden van de hardheid van het stelsel van Kinderopvangtoeslag. Daarnaast is in december 2019 het beleid voor de toekomst aangepast.

Vraag 32

Heeft u, gelet op het feit dat de Belastingdienst in deze affaire wederom, in korte tijd, negatief in het staat, cijfers omtrent het vertrouwen dat burgers nog hebben in het correct functioneren van de Belastingdienst? Zo ja, kunt u ons informeren hoe deze affaire het vertrouwen en de belastingmoraal in Nederland hebben beïnvloed? Zo nee, bent u bereid onderzoek te doen naar deze cijfers, meer specifiek de invloed van de affaire op de belastingmoraal van belastingplichtigen en burgers?

Antwoord 32

Jaarlijks laat de Belastingdienst de Fiscale Monitor uitvoeren. Hiervoor worden burgers en bedrijven ondervraagd over een groot aantal aspecten over de Belastingdienst, onder meer over belastingmoraal en vertrouwen. Enkele resultaten uit de Fiscale Monitor verschijnen in het jaarplan Belastingdienst. Cijfers over de belastingmoraal (ook afkomstig uit de Fiscale Monitor) worden elk jaar in het jaarverslag opgenomen. Na het verschijnen van het jaarplan worden de resultaten van de Fiscale Monitor integraal geplaatst op de website van de Belastingdienst (www.fiscalemonitor.nl). De meest recente resultaten zijn die van de meting 2019. Belastingmoraal en vertrouwen kunnen worden uitgedrukt op een schaal van 1 tot 5, waarbij 5 het hoogste is. Belastingmoraal scoort bij particuliere belastingplichtigen een 3,6, bij toeslaggerechtigden een 3,7 en ondernemers 3,9. De belastingmoraal vertoont enige schommeling van jaar tot jaar, maar blijft de afgelopen jaren min of meer gelijk bij elke doelgroep. Het vertrouwen scoort 3,7 bij ondernemers, 3,5 bij particuliere belastingplichtigen en 3,4 bij toeslaggerechtigden. Deze meting heeft plaatsgevonden in de periode mei/juni 2019, zodat er nu geen recente cijfers over belastingmoraal en vertrouwen beschikbaar zijn voor de periode waarop de vraag met name betrekking heeft. De volgende meting staat gepland voor mei/juni 2020, waarin ook belastingmoraal en vertrouwen worden uitgevraagd. Na verwerking en analyse zullen de resultaten op de hierboven beschreven wijze bekend gemaakt worden via de website van de Belastingdienst en wordt hierover aan de Tweede Kamer gerapporteerd via het jaarplan en het jaarverslag.

Vraag 33

Welke feitelijke en praktische maatregelen overweegt u te nemen in de organisatie van de Belastingdienst om dergelijke affaires in de toekomst te voorkomen?

Antwoord 33

In de brief van 27 februari jl. hebben de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst en ik geschetst op welke gebieden er hiervoor interventies noodzakelijk zijn.11

Vraag 34

Bent u van mening dat het gevolgde beleid in deze affaire inderdaad disproportioneel was? Zo ja, waarom heeft u niet eerder ingegrepen en welke stappen gaat u nemen om dit recht te trekken? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 34

Ik deel het beeld van harde regelgeving met een buitenproportioneel «alles of niets»-karakter

Vorig jaar is het verzamelbesluit Toeslagen van 20 december 2019 van kracht geworden op grond waarvan niet langer sprake is van disproportioneel terugbetalen bij het niet volledig voldoen van de eigen bijdrage kinderopvangtoeslag. Verder verwijs ik u naar de maatregelen in de kabinetsreactie op het rapport van de Adviescommissie uitvoering toeslagen van 13 maart 2020.

Vraag 35

Bent u voornemens om gedupeerde burgers (financieel) te compenseren? Zo ja, waaruit zal die compensatie bestaan, hoeveel burgers betreft het en welke kosten zijn er met compensatie gemoeid? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 35

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de kabinetsreactie op het rapport van de Adviescommissie uitvoering toeslagen van 13 maart 2020.

Vraag 36

Herinnert u zich de antwoorden op eerdere Kamervragen, waaruit naar voren komt dat er altijd sprake is van menselijke tussenkomst als afgeweken wordt van aangifte? Herinnert u zich eveneens dat uit dezelfde antwoorden blijkt dat (geautomatiseerde) signalen nooit rechtstreeks tot de conclusie leiden dat er sprake is van een verdenking (van fraude)? Hoe verhoudt de berichtgeving van FTM, waaruit valt af te leiden dat ouders veelal geen idee hadden dat ze verdacht werden van fraude, zich met het de beantwoording van Kamervragen van de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst (J.A. Vijlbrief) inzake CAF-onderzoeken bij de inkomstenbelasting?12

Antwoord 36

De beoordeling van de kinderopvangtoeslag van ouders verbonden aan een CAF dossier en het besluit om deze toeslag al dan niet stop te zetten is altijd gedaan door een medewerker van de directie Toeslagen. Het risicoselectiemodel van Toeslagen selecteert alleen de aanvragen die vervolgens nog door een medewerker beoordeeld moeten worden. Bij de selectie krijgt de medewerker niet de reden van de selectie van die aanvraag. De medewerker moet op basis van de aanvraag dus zelfstandig een oordeel vormen. Indien er twijfel was bij de juistheid werd aanvullend bewijs gevraagd. De ADR geeft in zijn rapport Toeslaggerelateerde CAF-zaken aan dat in een aantal gevallen niet duidelijk werd gecommuniceerd met de betrokken ouders welke bewijsstukken nog ontbraken. Hierdoor is er in meerdere gevallen onterecht een toeslag stopgezet.

Vraag 37

Hoeveel burgers van de zogenaamde tweede groep zijn opgenomen in de Fraude Signalering Voorziening (FSV)?

Vraag 38

Hoeveel burgers van de zogenaamde tweede groep zijn geïnformeerd dat ze opgenomen zijn/waren in de FSV?

Vraag 39

Hoeveel burgers van de zogenaamde tweede groep zijn geïnformeerd omtrent de mogelijke gevolgen van opname in de FSV?

Vraag 40

Hoeveel burgers van de zogenaamde tweede groep zijn door de Belastingdienst geïnformeerd dat ze verdacht werden van fraude?

Vraag 41

Hoe is de verdenking van fraude gecommuniceerd met deze burgers?

Vraag 50

Herinnert u zich dat de vorige Staatssecretaris bij het debat over het evaluatierapport over het onterecht terugvorderen van kinderopvangtoeslagen heeft aangegeven dat er geen kafkasysteem of zwarte lijst is waar je zomaar op komt, dat dit nooit het geval is geweest en nooit het geval zal zijn? Hoe is het mogelijk dat 5.000 medewerkers toegang hebben tot de FSV, maar de bewindspersoon niet over het bestaan van deze lijst op de hoogte is of wordt gebracht?

Vraag 56

Kunt u alle documenten naar de Kamer sturen waarin is gewezen op de risico’s, kwetsbaarheden en bezwaren tegen de inzet van de FSV, bijvoorbeeld als het gaat om het ontbreken van logging?

Vraag 83

In hoeverre is de geheime zwarte lijst destijds al toegepast op toeslaggerechtigden? In hoeveel gevallen is dit gebeurd? Kunt u de heer Donner vragen om ook voor de slachtoffers van de zwarte lijst een schaderegeling te ontwerpen?

Antwoord 37, 38, 39, 40, 41, 50, 56 en 83

In het Algemeen Overleg Belastingdienst van 4 maart jl.(Kamerstuk 31 066, nr. 622) hebben de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst en ik uw Kamer toegezegd om een brief te sturen over de Fraude Signalering Voorziening (FSV). De beantwoording van deze schriftelijke vragen hangt nauw samen met de toegezegde brief over de FSV. Voor de beantwoording van deze vragen verwijs ik u naar de separaat gezonden brief (Kamerstuk 31 066, nr. 629).

Vraag 42

Hoeveel burgers van de zogenaamde tweede groep, waarbij de toeslag is stopgezet en teruggevorderd, hebben niet te horen gekregen dat ze verdacht werden van fraude?

Vraag 43

Waaruit blijkt de menselijke tussenkomst in deze kwestie?

Antwoord 42 en 43

Zoals bij de beantwoording van vraag 10 al is aangegeven gaat het potentieel om een groep van 20.000 ouders die in aanmerking komen voor compensatie, reparatie of kwijtschelding. Omdat op dit moment nog onbekend is welke ouders tot deze groep behoren, kan nu nog niet worden vastgesteld welke aantallen het betreft.

Vraag 44

Kloppen de in het artikel geschetste feiten dat de problematiek van het geheel terugvorderen bij het niet (geheel) betalen van een kleine eigen bijdrage door de Belastingdienst bij de politieke leiding is aangekaart?

Antwoord 44

Ja, deze signalen zijn bij de Staatssecretaris van Financiën aangekaart.

Vraag 45

In welke artikelen van de wet- en regelgeving is dit zogenoemde «knock-out-criterium» opgenomen?

Antwoord 45

Het volledig terugvorderen van de kinderopvangtoeslag als een deel van de eigen bijdrage voor kinderopvang niet is betaald, is gebaseerd op een combinatie van de Wet kinderopvang (Wko) en de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir). In artikel 1.5, eerste lid Wko staat dat een ouder aanspraak heeft op kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten. Door jurisprudentie werd ingevuld dat een ouder in zijn volledigheid geen recht heeft op kinderopvangtoeslag als hij niet kan aantonen dat alle kosten zijn betaald. In artikel 26 Awir staat dat bij een herziening die leidt tot een terug te vorderen bedrag, de belanghebbende het bedrag van de terugvordering in zijn geheel verschuldigd is. De Belastingdienst/Toeslagen stelt sinds 23 oktober 2019 de kinderopvangtoeslag proportioneel vast op het moment de ouder de eigen bijdrage niet volledig heeft betaald. Dit is in lijn met de uitspraak van de Raad van State van 23 oktober 2019 die een andere lezing heeft gegevens aan de wetsartikelen.13 Ik zal in samenspraak met de Staatssecretaris van SZW deze maatregelen in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en de Wet kinderopvang codificeren. De wijziging zal als separaat wetsvoorstel bij het Belastingplan 2021 aangeboden worden aan de Kamer.

Vraag 46

Klopt het dat het een bewuste keuze is geweest van het Ministerie van SZW om het beleid niet te willen aanpassen van het zogenoemde «knock-out-criterium» naar «proportioneel terugvorderen»?

Antwoord 46

Zoals in de Kamerbrief van 12 maart jl. is geschetst, zijn de signalen van de Belastingdienst/Toeslagen in 2014 op de achtergrond geraakt doordat fraudezaken in de actualiteit stonden en het bestrijden van fraude op dat moment voorrang kreeg. Dit betreuren de Staatssecretaris van SZW en ik zeer. Tegelijkertijd werd in dezelfde periode gewerkt aan het voorstel voor een nieuwe financieringsvorm voor de kinderopvang. Het vermoeden bestaat dat het signaal over de gevolgen van het niet volledig betalen van de eigen bijdrage voor de kinderopvang niet verwerkt werd in de aanpassing van toen geldende regelgeving, maar is meegewogen in de uitwerking van de nieuwe financieringsvorm. Op 24 juni 2019 heeft de toenmalige Staatssecretaris van Financiën aangekondigd samen met de Staatssecretaris van SZW een meer proportionele benadering te onderzoeken. Op 9 oktober 2019 is hiertoe het besluit genomen.14 In het Verzamelbesluit toeslagen is, in lijn met de Raad van State uitspraak van 23 oktober 2019, dit beleid doorgevoerd.15 De Belastingdienst/Toeslagen stelt sinds 23 oktober 2019 de kinderopvangtoeslag proportioneel vast op het moment de ouder de eigen bijdrage niet volledig heeft betaald. Ik zal in samenspraak met de Staatssecretaris van SZW deze maatregelen in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en de Wet kinderopvang codificeren. De wijziging zal als separaat wetsvoorstel bij het Belastingplan 2021 aangeboden worden aan de Kamer.

Vraag 48

Is er na het gesprek tussen de Belastingdienst en de directeur Kinderopvang nog contact geweest tussen het Ministerie van Financiën en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het «knock-out-criterium», zowel op ambtelijk niveau als op het niveau van de bewindspersonen?

Antwoord 48

Zie hiervoor de brief van 12 maart jl. van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het daarin aangekondigde nadere onderzoek.

Vraag 49

Welke mogelijkheden waren er voor de Belastingdienst om een ouder te wijzen op de niet betaalde eigen bijdrage en welke herstelmogelijkheden waren er dan nog voor de desbetreffende ouders? Is de herstelmogelijkheid beperkt tot twee maanden of is deze ruimer?

Antwoord 49

Wanneer lopende het berekeningsjaar wordt geconstateerd, dat niet alle kosten worden betaald, bijvoorbeeld omdat alleen de KOT wordt doorgestort maar geen eigen bijdrage wordt betaald, betekent dit niet dat iemand dan al geen recht meer heeft op KOT. Bij constatering wordt de aanvrager erop gewezen dat hij niet alle kosten heeft betaald en wordt de mogelijk geboden om dit alsnog te doen. Uiteindelijk moeten alle kosten betaald zijn voor 1 maart van het jaar volgend op het berekeningsjaar. Wordt pas na afloop van deze termijn geconstateerd dat niet alle kosten zijn betaald, dan is er in beginsel geen tijd meer voor herstel. In de praktijk doen zich echter situaties voor waarin een ouder door omstandigheden niet in staat is tijdig de kosten te betalen. Wanneer de ouder echter hierover tijdig duidelijke afspraken maakt met de kinderopvanginstelling (een betalingsregeling), waarbij de betaling als gevolg van deze betalingsregeling langer doorloopt dan de gestelde termijn van twee maanden na afloop van het berekeningsjaar, vind ik het niet redelijk de ouder, door de overschrijding van de gestelde termijn, het recht op KOT te ontnemen. Daarbij gelden de volgende uitgangspunten.

  • de afgesproken betalingsregeling moet nagekomen worden,

  • de betalingsregeling wordt tijdig, dat wil zeggen binnen de termijn van twee maanden na afloop van het jaar, te zijn afgesloten of de ouder heeft in ieder geval binnen deze termijn stappen ondernomen die hebben geleid tot een regeling die vlak daarna is afgesproken,

  • de termijn waarbinnen de schuld aan de kinderopvangorganisatie voldaan wordt, mag niet te lang duren. Uitgangspunt is een half tot een heel jaar, afhankelijk van de hoogte van de schuld. Voorschotten kinderopvangtoeslag of nabetalingen hiervan dienen in zijn geheel aangewend te worden voor kosten van kinderopvang.

Overigens is eind vorig jaar in het Verzamelbesluit Toeslagen het proportioneel vaststellen van de kinderopvangtoeslag geregeld, in lijn met de eerste uitspraak van de Raad van State. De hierboven genoemde uitgangspunten met betrekking tot het tijdig betalen van de kosten zijn daarbij overgenomen.

Vraag 51

Kunt u een uitputtend overzicht geven van wetten waar de nationaliteit en/of de tweede nationaliteit een rol speelt, een voorwaarde is en/of een (risico-)indicator is, zoals het recht op bijstand en het aanvragen van toeslag- en kindregelingen?

Antwoord 51

In de Wet kinderopvang of het Besluit kinderopvangtoeslag wordt nationaliteit niet genoemd. Wel is het criterium opgenomen dat de ouder en eventuele toeslagpartner in Nederland, een andere lidstaat of Zwitserland wonen. Dit criterium is niet verbonden aan de nationaliteit van de ouder en eventuele partner.

Vraag 52

In hoeverre maakt de inschrijving in de Registratie Niet-Ingezeten (RNI) of Basisregistratie Personen (BRP) uit voor de toekenning van toeslagen of kindregelingen?

Antwoord 52

Zowel voor de huurtoeslag als de kinderopvangtoeslag is inschrijving met een woonadres in de BRP, dan wel het RNI-gedeelte hiervan, een voorwaarde voor de toeslag. Voor de huurtoeslag moet de huurder ingeschreven zijn op het adres van de huurwoning. Voor de kinderopvangtoeslag moeten ouder en kind op hetzelfde adres ingeschreven staan. Hiervoor geldt een uitzondering in het geval een kind tot twee huishoudens behoord, ook wel co-ouderschap genoemd. Dan is het voldoende dat het kind op het adres van een van beide huishoudens ingeschreven staat om voor beide huishoudens meegeteld te kunnen worden. Om recht op kinderopvangtoeslag in het buitenland te hebben moet een ouder – naast de voorwaarden waaraan moet worden voldaan als hij of zij in Nederland zou wonen – woonachtig zijn in een EU-land, IJsland, Zwitserland, Noorwegen of Liechtenstein. Er moet sprake zijn van de Nederlandse nationaliteit of een geldige verblijfsvergunning voor Nederland.

Vraag 53

Welke acties zijn ondernomen om de nieuwe lijn uit de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 oktober 2019 om te zetten in beleid? Op welke wijze wordt deze handelwijze bestendigd? Is er wetgeving in voorbereiding? Wanneer komt deze wetgeving naar de Kamer?

Antwoord 53

In lijn met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, is eind vorig jaar een beleidsbesluit, het zogenoemde Verzamelbesluit Toeslagen, gepubliceerd over het recht op kinderopvangtoeslag bij een gedeeltelijke betaling van de kosten van kinderopvang.16 In dit Verzamelbesluit Toeslagen is aangegeven hoe de Belastingdienst/Toeslagen in deze gevallen het recht op kinderopvangtoeslag vanaf 23 oktober 2019 vaststelt. Dit beleidsbesluit is onlangs uitgebreid in verband met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over de mogelijkheid die de Belastingdienst/Toeslagen heeft om in bijzondere omstandigheden het bedrag van de terugvordering te matigen of af te zien van terugvordering.17 In dit geactualiseerde Verzamelbesluit Toeslagen is ook de mogelijkheid gecreëerd om op 23 oktober 2019 onherroepelijk vaststaande vaststellings- en terugvorderingsbeschikkingen onder voorwaarden te herzien, zodat het nieuwe beleid ook kan worden toegepast op situaties die zich afgelopen vijf jaar hebben voorgedaan. Ik zal in samenspraak met de Staatssecretaris van SZW deze maatregelen in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en de Wet kinderopvang codificeren. De wijziging zal als separaat wetsvoorstel bij het Belastingplan 2021 aangeboden worden aan de Kamer.

Vraag 54

Kunt u alle documenten naar de Kamer sturen waarmee de bewindspersonen van SZW in de periode van 2012–2015 zijn geïnformeerd over de aanpak van fraude, hardheid en het alles-of-niets-karakter van de regeling? Kunt u alle documenten voor en/of verslagen van gesprekken binnen en/of tussen de Ministeries van Financiën en SZW over de aanpak van fraude, hardheid en het alles-of-niets-karakter van de regeling naar de Kamer sturen?

Antwoord 54

Op 12 maart jl. heeft de Kamer stukken ontvangen die openbaar zijn gemaakt naar aanleiding van een Wob-verzoek over het signaleren van nadelige gevolgen voor toeslaggerechtigden door een gebrek aan proportionaliteit bij de invordering van onterecht verkregen kinderopvangtoeslag en contacten tussen het Ministerie van Financiën en het Ministerie van SZW.18 In de afgelopen periode heeft het Ministerie van SZW gezocht naar documenten waaruit zou kunnen blijken hoe omgegaan is met de signalen van de Belastingdienst/Toeslagen over de eigen bijdrage voor de kinderopvang. Hierover is de Kamer op 12 maart jl. per brief geïnformeerd. Alle getraceerde stukken zijn met de Adviescommissie uitvoering toeslagen gedeeld. Deze zijn op verzoek van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid met Kamer gedeeld.19 De komende periode wordt benut om het overzicht zo compleet mogelijk te maken, met een geauditeerde werkwijze.

Vraag 59

Wat was precies de reactie van ambtelijk SZW op de «Expertmeeting Eigenbijdrage SZW-BD» van 21 november 2014? Tot en met welk niveau binnen SZW is dit besproken? Heeft de Minister van SZW contact gehad over de expertmeeting van 21 november 2014 met zijn specialisten die hierbij aanwezig waren?

Antwoord 59

In de Kamerbrief van 12 maart jl. wordt aan de hand van de gevonden stukken geconstrueerd hoe SZW is omgegaan met de signalen van de Belastingdienst/Toeslagen over de problematiek rondom de eigen bijdrage voor de kinderopvang. Een van de getraceerde stukken is een terugkoppeling van deze expertmeeting in een ministerstafbericht.20 De uitkomst volgens deze terugkoppeling was dat de argumentaties om wet- en regelgeving aan te passen, getoetst zouden worden op effectiviteit, houdbaarheid en noodzakelijkheid. Hier is geen inhoudelijke reactie uit op te maken, maar mogelijk zijn er andere relevante stukken die nog niet zijn getraceerd. De komende periode zal benut worden om dit beeld zo compleet mogelijk te maken, met een geauditeerde werkwijze. Over de uitkomst zal de Kamer nader geïnformeerd worden.

Vraag 61

Zijn de waarschuwingsnotities ook aan de Minister van Financiën gestuurd of alleen aan de Staatssecretaris van Financiën?

Antwoord 61

Voor zover ik heb kunnen nagaan zijn de betreffende notities alleen naar de Staatssecretaris van Financiën gestuurd.

Vraag 65

Kunt u alsnog de query’s uitvoeren waar de journalisten van Follow The Money om verzocht hebben?

Antwoord 65

De journalisten van Follow The Money hebben de volgende query vragen gesteld:

  • Hoe groot is het probleem thans?

  • Hoeveel nihilstellingen zijn er vanwege de eigen bijdrage geweest en hoe groot is het teruggevorderde bedrag bij benadering? De zaken bij de RvS laten zien dat het om een flink aantal moet gaan.

Zoals in de Kabinetsreactie op het eindrapport van de Adviescommissie Uitvoering Toeslagen, het rapport van de ADR en het Zwartboek genoemd, gaat het om een groep van potentieel meer dan 20.000 ouders. De queries zijn niet uit te voeren, omdat steeds per dossier nog zal moeten worden uitgezocht of de volledige toeslag is teruggevorderd op grond van het niet voldoen van de volledige kinderopvangkosten.

Vraag 66

Hoe verhoudt de toon van de waarschuwingsnotities van Financiën zich tot de brief van de Minister van SZW van 21 april 201521 waarin hij het adagium «no show, no money» beschrijft en waarin hij waarschuwt dat «zijn beleid effect kan hebben op ouders en instellingen die te goeder trouwer handelen»?

Vraag 67

Hoe is het mogelijk dat de Minister van SZW zo’n brief schrijft (21 april 2015) zonder daarbij geïnformeerd te worden door zijn ambtenaren over de waarschuwingen van Financiën over het te strenge beleid?

Antwoord 66 en 67

Fraudezaken stonden in deze periode vol in de publiciteit. Zoals in de Kamerbrief van 12 maart jl. wordt geschetst en ook door de Adviescommissie uitvoering toeslagen bevestigd, zijn de signalen van de Belastingdienst/Toeslagen op de achtergrond geraakt en heeft het bestrijden van fraude voorrang gekregen. Een nota, waarmee de Minister om akkoord wordt gevraagd voor verzending van deze brief, is tijdens het feitenonderzoek bij het Ministerie van SZW niet gevonden. De komende periode wordt benut om de stukken zo compleet mogelijk te maken, met een geauditeerde werkwijze. Over de uitkomst zal de Kamer nader geïnformeerd worden.

Vraag 68

Herinnert u zich eerdere (feitelijke) vragen van de Kamer over de passage van de tussenrapportage van de Adviescommissie Uitvoering Toeslagen (blz. 43) waarin wordt verwezen naar het ambtelijk overleg tussen Financiën en SZW dat zou zijn verzand? Hoe beoordeelt u uw eerdere antwoord op deze vraag22, nu blijkt dat er in elk geval één bewindspersoon is geweest die wel degelijk geïnformeerd is?

Antwoord 68

In de in de voetnoot van deze vraag opgevoerde vragen en antwoorden van 29 november 2019 staat in antwoord 3 al beschreven dat deze notitie is voorgelegd aan een bewindspersoon: «Deze is binnen het Ministerie van Financiën aan de Staatssecretaris voorgelegd in december 2014.»

Vraag 69

Kunt u, in lijn met artikel 68 van de Grondwet en de aangenomen moties van het lid Omtzigt c.s.23 de Kamer volledig informeren en alle interne documenten (dus van alle ministeries) sturen die betrekking hebben op waarschuwingen van ambtenaren over het strenge beleid rondom kinderopvangtoeslagen of die betrekking hebben op suggesties van ambtenaren voor proportioneel terugvorderen?

Antwoord 69

Het kabinet heeft de aangenomen moties nog in beraad, in afwachting van het zogenaamde spontane advies van de Raad van State over de ministeriële verantwoordelijkheid. Met de antwoorden hiervoor wordt uw Kamer zo volledig mogelijk geïnformeerd. Onlangs heb ik u bij brief op de hoogte gesteld van de openbaarmaking van documenten naar aanleiding van een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur.24 Daarbij zijn ook interne documenten openbaar gemaakt. Voor zover er daarbij nog relevante informatie was waarover u volgens mij dient te beschikken, heb ik die in de genoemde brief al gegeven. Daarnaast wijs ik u graag op de reactie van de Staatssecretaris van SZW op het verzoek van de vaste commissie van SZW van 12 maart. Overigens is iedere bewindspersoon zelf verantwoordelijk voor de afweging of documenten aan uw Kamer worden verstrekt.

Vraag 77

Kan een kritische beschouwing gegeven worden van de bedenkelijke rol die de Raad van State hierin gespeeld heeft? Klopt het dat ook daar de menselijke maat ontbroken heeft?

Antwoord 77

In haar uitspraken van 23 oktober 2019 is de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State teruggekomen op eerdere jurisprudentie. Dat is het recht van deze hoogste bestuursrechter. De uitspraken zijn voor mij en de Belastingdienst een gegeven. Uiteraard wordt daaraan gevolg gegeven.

Vraag 78

Klopt het dat er aanzienlijk meer gedupeerden zijn dan de 9.500 die nu nog genoemd worden?

Antwoord 78

Zoals in de Kabinetsreactie op het eindrapport van de Adviescommissie Uitvoering Toeslagen, het rapport van de ADR en het Zwartboek genoemd, gaat het om een groep van potentieel 20.000 ouders. Het exacte aantal is onbekend, omdat steeds per dossier nog zal moeten worden uitgezocht of de volledige toeslag is teruggevorderd op grond van een klein verzuim, zoals het niet volledig voldoen van de eigen bijdrage in de kosten kinderopvang.

Vraag 79

Klopt het dat er ook sprake was van terugvordering als de eigen bijdrage door iemand anders (bijvoorbeeld de opvanginstelling) werd betaald dan de toeslaggerechtigde zelf? Waarom gebeurde dit? In het belastingrecht is het toch toegestaan dat iemand anders de belastingverplichting voldoet dan de belastingplichtige? Dit is toch gangbaar in het belastingrecht?

Antwoord 79

De ouder is zelf verantwoordelijk voor het betalen van de kosten voor kinderopvang. Net als in het belastingrecht is het mogelijk dat een derde de betaling doet. Deze derde krijgt dan een vordering op de ouder voor dat bedrag, tenzij de derde het bedrag aan de ouder schenkt. Net als bij een betaling door de ouder zelf, moet een betaling door deze derde, desgevraagd, wel aannemelijk gemaakt worden. Kon de ouder de betaling onvoldoende aannemelijk maken of kon de ouder onvoldoende aannemelijk maken dat een bepaalde betaling van een derde betrekking had op zijn kinderopvang, dan kon dat inderdaad leiden tot een terugvordering van de kinderopvangtoeslag. Betaalde de kinderopvang een deel van de kosten, dan werd (en wordt) dit aangemerkt als een korting op de kosten. Als deze korting tijdig is doorgeven, werd de kinderopvangtoeslag toegekend op basis van de lagere kosten, dus de kosten na aftrek van de korting.

Vraag 80

Klopt het dat er ook sprake was van terugvordering als er sprake was van een betalingsachterstand bij de eigen bijdrage? Wat was de reden hiervan?

Antwoord 80

Daarvan kon inderdaad sprake zijn. Tot de uitspraak van de Raad van State van 23 oktober 2019 gold dat er alleen recht bestond op kinderopvangtoeslag als alle kosten tijdig waren betaald. Dit gold zowel voor het gedeelte dat vergoed wordt via de kinderopvangtoeslag als de eigen bijdrage. Daarbij gold dat alle betalingen gedaan voor 1 maart van het jaar volgend op het berekeningsjaar meetelden. Achterstanden die lopende het jaar zijn ontstaan, maar voor deze datum waren ingelopen, hadden (en hebben) daardoor geen invloed op het recht op kinderopvangtoeslag. Daarnaast werden betalingen die gedaan waren in het kader van een betalingsregeling met de kinderopvang in bepaalde gevallen aangemerkt als tijdig. De criteria die daarbij in de praktijk werden gehanteerd komen grotendeels overeen met voorwaarden die opgenomen zijn in paragraaf 3.2 van het Verzamelbesluit Toeslagen.

Vraag 81

Klopt het dat het invorderingsbeleid de lage inkomens veel harder heeft getroffen dan de hoge inkomens?

Antwoord 81

Lage inkomens hebben doorgaans een risico op een hogere toeslagschuld. Dit komt omdat zij een hoger vergoedingspercentage van de kosten kinderopvang dan andere (hogere) inkomensgroepen ontvangen. De combinatie van hogere terugvorderingen met minder financiële capaciteit kan ertoe leiden dat lage inkomens eerder problemen ondervinden dan hogere inkomens. Wel wordt bij verzoeken om een persoonlijke betalingsregeling gekeken naar betalingscapaciteit binnen 2 jaar. Een eventueel overgebleven schuld wordt daarna buiten invordering gesteld. In dat kader kan gesteld worden dat de lage inkomens sneller in aanmerking komen voor buiten invordering stellen van hun toeslagenschuld.

Vraag 82

Waarom is het knock-out-criterium niet al in 2014 uitgeschakeld? Wie draagt hiervoor in welke mate verantwoordelijkheid?

Antwoord 82

Het volledig terugvorderen van de kinderopvangtoeslag als een deel van de eigen bijdrage voor kinderopvang niet is betaald, is gebaseerd op een combinatie van de Wet kinderopvang en de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen. In artikel 1.5, eerste lid Wko staat dat een ouder aanspraak heeft op kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten. De bewindspersoon van SZW is beleidsverantwoordelijk voor de Wko, de Staatssecretaris van Financiën is verantwoordelijke voor de Awir en de uitvoering van beide wetten. Door jurisprudentie werd ingevuld en meermaals bevestigd dat een ouder in zijn volledigheid geen recht heeft op kinderopvangtoeslag als hij niet kan aantonen dat alle kosten zijn betaald.

Vraag 84

Klopt het dat uit het rapport van de ADR blijkt dat de Belastingdienst jarenlang gediscrimineerd heeft bij het aanvragen van kinderopvangtoeslag? Klopt het dat dit zat ingebakken in het risicoselectiemodel?

Antwoord 84

De ADR heeft alleen feitelijkheden onderzocht, een oordeel (zoals de vraag impliceert) geeft de ADR niet. In de samenvatting van het rapport schrijft de ADR onder meer:

«Tot slot hebben wij onderzocht in hoeverre nationaliteit in het behandeltraject een bepalende rol heeft gespeeld. De Belastingdienst gebruikt een zogenaamd risicoselectiemodel (niet specifiek voor CAF) om te kunnen bepalen of aanvragen van toeslagen een hoog risico op fouten bevatten. Het wel of niet hebben van de Nederlandse nationaliteit is één van de indicatoren die gebruikt is in de periode 18 april 2014 tot 22 oktober 2018. Ook hebben wij geconstateerd dat bij de behandeling van CAF-zaken ongeveer 100 zoekopdrachten zijn uitgevoerd waarbij onder andere de eerste en tweede nationaliteit als attribuut zijn opgevraagd. Wij hebben niet vast kunnen stellen of nog meer van dergelijke zoekopdrachten zijn uitgevoerd.»

Er kan geen enkel misverstand over bestaan dat ik het gebruik van de tweede nationaliteit ten stelligste afwijs. Ik beschouw de door de ADR genoemde zaken als zeer onwenselijk en een voorbeeld van de ook in de brief van 13 maart jl. geschetste institutionele vooringenomenheid. Zoals eerder gemeld doet de Autoriteit Persoonsgegevens op dit moment een onderzoek of de Belastingdienst (bijzondere) persoonsgegevens waaruit nationaliteit of etniciteit blijken mogelijk onrechtmatig heeft verwerkt.

Vraag 85

Klopt het dat het vooral om ingezetenen gaat met verblijfsrechten in Nederland, maar zonder de Nederlandse nationaliteit? Klopt het dat daarmee art. 1 van de Grondwet, art. 14 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en de Wet gelijke behandeling geschonden zijn?

Antwoord 85

De Autoriteit persoonsgegevens doet momenteel onderzoek of de Belastingdienst (bijzondere) persoonsgegevens waaruit nationaliteit of etniciteit blijken mogelijk onrechtmatig heeft verwerkt. Meer specifiek richt het onderzoek zich op het verwerken van gegevens omtrent tweede nationaliteit in het Toeslagen Verstrekkingen Systeem en/of in het kader van controle op de

toeslagen voor kinderopvang. Zodra de Autoriteit Persoonsgegevens haar onderzoek heeft afgerond zal ik uw Kamer over de uitkomsten van dat onderzoek en mijn reactie daarop informeren. Zoals onder meer aangegeven in de brief van 27 februari jl. zijn er naar aanleiding van de signalen van het gebruik van bijzondere persoonsgegevens in de fraudeaanpak bij de kinderopvangtoeslag sinds de zomer maatregelen genomen om herhaling in de toekomst te voorkomen.25 Allereerst is er vorig jaar voor gezorgd dat medewerkers geen toegang meer hebben tot deze (historische) gegevens. Daarnaast is toegezegd om de gegevens van de tweede nationaliteit van Nederlanders uit de systemen te verwijderen. Dit is op dit moment voor 99,9% gereed.

De Staatssecretaris van Financiën, A.C. van Huffelen


X Noot
1

Kamerstuk 31 066, nr. 612

X Noot
2

Uitspraak ECLI:NL: 2012:BY6772

X Noot
3

Kamerstuk 31 322, nr. 361

X Noot
4

Kamerstuk 31 066, nr. 596

X Noot
5

Kamerstuk 31 066, nr. 490

X Noot
7

Kamerstuk 31 066, nr. 627

X Noot
8

Aanhangsel Handelingen II 2010/11, nr. 210

X Noot
9

Kamerstuk 31 322, nr. 273

X Noot
10

Kamerstuk 31 066, nr. 607

X Noot
11

Kamerstuk 31 066, nr. 610

X Noot
12

Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 2006

X Noot
13

ECLI:NL:RVS:2019:3535

X Noot
14

Kamerstuk 31 066, nr. 612

X Noot
18

Kamerstuk 31 066, nr. 611

X Noot
19

Brief van de vaste commissie voor SZW van 11 maart 2020

X Noot
20

Bijlage bij Kamerstuk 31 066, nr. 626

X Noot
21

Kamerstukken 17 050 en 31 322, nr. 503

X Noot
22

Kamerstuk 31 066, nr. 550

X Noot
23

Kamerstuk 28 362, nrs. 25 en 26

X Noot
24

Kamerstuk 31 066, nr. 611

X Noot
25

Kamerstuk 31 066, nr. 607

Naar boven