28 165 Deelnemingenbeleid rijksoverheid

Nr. 182 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 26 maart 2015

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Financiën over de brief van 9 december 2014 inzake het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen 2013 (Kamerstuk 28 165, nr. 180).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 25 maart 2015. Vragen en antwoorden, voorzien van een inleiding, zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Duisenberg

Adjunct-griffier van de commissie, Van den Eeden

Inleiding

Hierbij ontvangt u de antwoorden op de schriftelijke vragen inzake het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen 2013 (Kamerstuk 28 165, nr. 180) zoals op 30 januari 2015 aan mij voorgelegd.

Een deel van de ingebrachte Kamervragen betreft de zogenaamde «beleidsdeelnemingen», dus deelnemingen waarvan het aandeelhouderschap wordt ingevuld door een andere bewindspersoon. Het betreft de vragen over Prorail, DC-ANSP en Winair, waarvan het aandeelhouderschap is belegd bij de Staatssecretaris van IenM; SSCS B.V., waarvan het aandeelhouderschap is belegd bij de Minister van BZK; en de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen, waarvan het aandeelhouderschap is belegd bij de Minister van EZ. De antwoorden op deze vragen zijn opgesteld door de betreffende bewindspersonen en worden namens hen verstuurd. Eventuele vervolgvragen kunnen aan de betreffende verantwoordelijke bewindspersoon worden gesteld.

Vragen en antwoorden

Vraag 1

Recent is de Wet modernisering Vpb-plicht overheidsbedrijven in de Tweede Kamer behandeld. Heeft deze nog gevolgen voor de staats- en beleidsdeelnemingen? Zo ja, welke? Welke moesten onder het oude regime vennootschapsbelasting betalen en welke moeten dat nu na de wetswijziging? En wat zijn de (financiële) gevolgen daarvan?

Antwoord 1

In dit kader ga ik slechts in op de staats- en beleidsdeelnemingen die zijn aan te merken als indirecte overheidsondernemingen. Hieronder worden begrepen de privaatrechtelijke rechtspersonen (nv’s, bv’s, stichtingen, etc.) die – kort gezegd – volledig in eigendom zijn van publiekrechtelijke rechtspersonen. Het voorgaande is het geval als bijvoorbeeld alle aandelen worden gehouden door de Staat en/of andere publiekrechtelijke rechtspersonen of het bestuur uitsluitend wordt benoemd en ontslagen door publiekrechtelijke rechtspersonen en het liquidatiesaldo bij liquidatie van de privaatrechtelijke rechtspersoon uitsluitend ten goede komt aan publiekrechtelijke rechtspersonen. Privaatrechtelijke rechtspersonen die niet volledig in eigendom zijn van publiekrechtelijke rechtspersonen zijn niet aan te merken als indirecte overheidsondernemingen. Voor de vennootschapsbelastingplicht van deze privaatrechtelijke rechtspersonen heeft het wetsvoorstel Wet modernisering Vpb-plicht overheidsondernemingen geen gevolgen.

Indirecte overheidsondernemingen zijn op dit moment slechts vennootschapsbelastingplichtig indien zij genoemd worden in artikel 2, zevende lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb 1969) dan wel indien zij activiteiten verrichten zoals genoemd in artikel 2, derde lid, van de Wet Vpb 1969). De staats- en beleidsdeelnemingen die nu niet reeds vennootschapsbelastingplichtig zijn (omdat zij niet zijn opgenomen in de lijst van artikel 2, zevende lid, van de Wet Vpb 1969 en geen activiteiten verrichten zoals genoemd in artikel 2, derde lid, van de Wet Vpb 1969), zullen dat als gevolg van de beoogde wetswijziging van de Wet Vpb 1969 vermoedelijk wel worden. Die Vpb-plicht hoeft echter niet te betekenen dat ook daadwerkelijk Vpb verschuldigd zal zijn. Ten aanzien van alle staats- en beleidsdeelnemingen zal immers bezien dienen te worden of al dan niet gebruik kan worden gemaakt van de vrijstellingen zoals deze zijn opgenomen in het wetsvoorstel Wet modernisering Vpb-plicht overheidsondernemingen (dan wel reeds bestaande vrijstellingen). Net als voor andere vennootschapsbelastingplichtigen hangt de fiscale behandeling van staats- en beleidsdeelnemingen af van de feiten en omstandigheden van het desbetreffende geval. Derhalve is op voorhand niet te zeggen wat de (financiële) gevolgen van de gemoderniseerde vennootschapsbelastingplicht zullen zijn.

Vraag 2

Welke garanties (impliciet dan wel expliciet) geeft de Staat of heeft de Staat gegeven bij deelnemingen? Graag een overzicht per deelneming.

Antwoord 2

Via de begroting en het jaarverslag van het Rijk wordt de Kamer periodiek geïnformeerd over de garanties. Onderstaande tabel geeft de garanties weer van alle operationele deelnemingen van het Ministerie van Financiën op basis van de begroting en het jaarverslag van het Rijk.

Garanties operationele deelnemingen (groter dan EUR 5 mln.)

Deelneming

Omschrijving

Tennet

Het Ministerie van Financiën heeft als aandeelhouder aan Tennet Holding een garantie (van maximaal € 300 mln.) afgegeven ten gunste van de Stichting Beheer Doelgelden. De middelen uit deze stichting dienen altijd direct beschikbaar dienen te zijn, bijvoorbeeld indien er een investering in interconnectiecapaciteit dient te worden gedaan.

Nederlandse Spoorwegen

De staat garandeert leningen die NS heeft afgesloten via Eurofima. Eurofima is een multilaterale bank, opgericht op basis van een Europees verdrag en gevestigd in Zwitserland, die zich specialiseert in de financiering van rollend materieel. Alle nationale Europese spoorvervoerders kunnen hier financiering aantrekken onder garantie van het land van herkomst.

Propertize

Bij de nationalisatie van SNS REAAL is een vastgoedbeheerorganisatie noodzakelijk gebleken. Deze vastgoedbeheerorganisatie krijgt tot doel om de vastgoedportefeuille op de middellange termijn zo kostenefficiënt en rendabel mogelijk af te wikkelen. De Staat heeft een garantie verstrekt op de financiering van de vastgoedbeheerorganisatie.

FMO

De Staat heeft op grond van haar overeenkomst met FMO (overeenkomst Staat-FMO van 16 november 1998) instandhoudingsverplichtingen ten opzichte van FMO na eventuele uitputting van haar Reserverekening Algemene Risico's (RAR Fonds) en bij onvoldoende dekking van bijzondere bedrijfsrisico’s.

Vraag 3

Zie vanaf pagina 158 voor de antwoorden namens de medebewindspersonen.

Vraag 4

Hoeveel staatsdeelnemingen hebben variabele beloningen uitgekeerd die hoger zijn dan 20% van de vaste beloning? Om welke staatsdeelnemingen gaat het?

Antwoord 4

Van de operationele deelnemingen in beheer bij het Ministerie van Financiën hebben over verslagjaar 2013 in totaal vier deelnemingen een hogere variabele beloning dan 20% uitgekeerd. Het betrof Gasunie, Schiphol, Tennet en KLM. Het ging in deze gevallen om bestuurders die op basis van hun bestaande contracten (van voor de Nota Deelnemingenbeleid) recht hebben op een variabele beloning hoger dan 20%.

Naast de hierboven genoemde operationele deelnemingen in beheer bij Financiën is er ook bij één beleidsdeelneming een hogere variabele beloning dan 20% uitgekeerd. Het betrof de voorzitter van de Raad van Bestuur van Gasterra. Het aandeelhouderschap in de beleidsdeelneming Gasterra wordt uitgevoerd door, en onder verantwoordelijkheid van de Minister van Economische Zaken.

Vraag 5

Kan een overzicht worden verstrekt van de procentuele hoogte van de variabele beloning per staatsdeelneming, gesorteerd van laag naar hoog?

Antwoord 5

De maximale variabele beloning is opgenomen in het beloningsbeleid van de betreffende deelnemingen. In onderstaande tabel zijn de variabele beloningen opgenomen zoals nu onderdeel uitmaken van het beloningsbeleid van de betreffende onderneming. Alle operationele deelnemingen in beheer bij het Ministerie van Financiën zijn opgenomen. Deze percentages gelden als maximum. De feitelijk uitgekeerde variabele beloning ligt doorgaans lager, omdat verwacht wordt dat de rvc uitdagende doelstellingen stelt.

Bij Gasunie is de variabele beloning voor de huidige bestuurders reeds gemaximeerd op 20%, ondanks dat het beloningsbeleid formeel nog melding maakt van een variabele beloning van 35%.

Deelneming

Maximale variabele beloning

Covra

0,0%

UCN

0,0%

FMO

0,0%

KNM

7,2%

SENS

8,3%

NWB

15,0%

BNG

20,0%1

NS

20,0%

Schiphol

20,0%

Holland Casino

25,0%

Gasunie

35,0%

Tennet

35,0%

HbR

35,0%

X Noot
1

Het beloningsbeleid van BNG bevat geen maximum van de variabele beloning, maar deze is in de praktijk gemaximeerd op 20%.

Het beloningsbeleid is steeds van toepassing op de bestuurders die zijn aangetreden na de vaststelling van het beloningsbeleid. Bij Schiphol is bijvoorbeeld nu sprake van een variabele beloning van maximaal 20%, maar de bestuurders met oudere contracten hebben nog recht op een hogere variabele beloning (zie tevens het antwoord op vraag 4).

Vraag 6

Wat is de rol van de Nederlandse overheid geweest bij de aanschaf van de Fyra en het vervolgens weer uit de dienst nemen van de Fyra bij de NS?

Antwoord 6

Deze vragen zijn momenteel onderwerp van onderzoek door de parlementaire enquêtecommissie Fyra. De aangewezen weg is om te wachten op de uitkomsten van dit onderzoek.

Vraag 7

In 2013 reed 94% van de treinen volgens het vooraf gestelde schema, wat was de doelstelling van de Nederlandse overheid?

Antwoord 7

De doelstelling met betrekking tot de punctualiteit in 2013 was 93%. Met een score van 94% van de treinen die op tijd rijden is de doelstelling over 2013 gehaald.

Vraag 8

Zijn de geleasede treinen van de dochteronderneming van de NS in Ierland nu allemaal terug in Nederland (fiscaal gezien zaten ze in Ierland)?

Vraag 123

Eerder heeft de Minister als aandeelhouder van NS gevraagd om te bezien of een verplaatsing van de Ierse dochtermaatschappij naar Nederland te realiseren is, en ook is verzocht de aanschaf van nieuw materieel in de toekomst niet langer via Ierland te laten verlopen. Wat is de stand van zaken?

Antwoord 8 en 123

Op dit moment lopen nog niet alle leases van treinen via Nederland. Om dit te effectueren heb ik met NS de volgende afspraken gemaakt:

  • Alle nieuw te bestellen treinen voor de nieuwe Hoofd Rail Net concessie (HRN) worden met ingang van het nieuwe HRN (2015) vanuit Nederland aangeschaft. Ook zullen nieuwe treinen voor aanbestedingen voor decentrale lijnen in Nederland die door NS vanaf 2015 worden ingediend, vanuit Nederland worden aangeschaft.

  • NS bouwt de leases via NSFSC van het bestaande materieel op het HRN in Nederland af tijdens het verloop van de concessieperiode tot 2024. Aan het einde van de concessieperiode bevindt circa 90% van het materieelbestand zich dan in Nederland. Voor buitenlandse activiteiten is het uitgangspunt dat belasting daar betaald dient te worden waar de concessie zich bevindt. Ik heb met NS afgesproken dat NS zich actief zal inzetten voor de toepassing van dit uitgangspunt door concessieverleners in het buitenland. NS zal dit uitgangspunt in acht nemen waar het door concessieverleners meegenomen wordt als onderdeel van de aanbesteding. In die situaties wordt niet langer materieel vanuit Ierland aangeschaft voor buitenlandse concessies.

Vraag 9

Hoeveel fte wordt op dit moment ingezet op de afdeling Deelnemingen?

Antwoord 9

Op het ministerie worden 17 medewerkers ingezet bij het uitvoeren van het deelnemingenbeleid in de rol van aandeelhouder.

Vraag 10

Waarom is het jaarverslag over 2013 pas verschenen op 9 december 2014? In hoeverre kan dit vervroegd worden? Klopt het dat de aandeelhouder kan vragen om het jaarverslag sneller aan te leveren? Is het mogelijk om het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen 2014 aan te leveren bij de Tweede Kamer voor 1 juni 2015, zodat het nog voor de zomer behandeld kan worden?

Antwoord 10

De verschijningsdatum van het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen is afhankelijk van de verschijningsdata van de onderliggende gegevens, zijnde de door de accountant goedgekeurde en door de RvC en RvB ondertekende jaarverslagen van de deelnemingen zelf. Op basis van de wet, dient een besloten vennootschap binnen vijf maanden na afloop van het boekjaar de jaarrekening opgemaakt te hebben1. Een vennootschap met een regulier boekjaar heeft dus op basis van de wet tot 1 juni de tijd om het jaarverslag aan de aandeelhouders voor te leggen. Onder bepaalde omstandigheden kan deze termijn verlengd worden met zes maanden, dus tot 1 december. Pas na dit gehele proces zijn de cijfers definitief en gereed om op te nemen in het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen.

Vraag 11

Op welke wijze en voor welke bedragen heeft het Fyra debacle de resultaten van de NS en Pro-Rail beïnvloed?

Antwoord 11

Bij het antwoord op deze vraag ga ik er vanuit dat u onder het «Fyra debacle» het uit dienst nemen van de V250-treinen verstaat. Deze vraag is onderdeel van het onderzoek door de parlementaire enquêtecommissie Fyra. Ik beperk mij daarom tot die bedragen die ik eerder aan uw Kamer heb gemeld over het uit dienst nemen van de V250. Er is sprake van een waardevermindering als gevolg van het alternatieve aanbod HSL bij de NS van € 340 mln (Kamerstuk 22 026, nr. 430). Daarnaast kan ik melden, zoals aan uw Kamer toegezegd, dat NS dit bedrag vanaf 2017 via efficiencymaatregelen zal gaan terugverdienen.

Het uit dienst nemen van de V250-treinen heeft geen invloed gehad op de resultaten van ProRail.

Vraag 12

Hoe staat het met de beleidsvoornemens van de deelnemers in Urenco om hun aandelen te vervreemden?

Vraag 21

Het Verenigd Koninkrijk en Duitsland hadden de intentie om hun aandelen in URENCO te verkopen. Volgens het jaarverslag zou ook Nederland moeten reflecteren op wat zij met deze aandelen gaan doen. Wat heeft het Kabinet tot nu toe gedaan met de eventuele verkoop van de aandelen?

Vraag 22

Wat was de uitslag van de reflectie op de mogelijke verkoop van aandelen in URENCO van het Kabinet?

Vraag 34

Wat is de stand van zaken ten aanzien van een eventuele verkoop van het belang van de Nederlandse staat in Urenco?

Vraag 144

Begin 2013 heeft de Staat als indirect aandeelhouder van Urenco het voornemen bekendgemaakt de aandelen van Urenco te vervreemden onder voorbehoud dat de publieke belangen adequaat kunnen worden geborgd. Wat is de stand van zaken van dit traject? Wanneer komt een eventuele vervolgstap en/of informatie naar de Tweede Kamer?

Vraag 145

Wat is de laatste stand van zaken m.b.t. Urenco? In hoeverre wordt het ronde tafelgesprek in de Tweede Kamer van december 2013 hierbij betrokken, waarin geen draagvlak was voor een verkoop? Op welke manier worden de vestigingsplaats, regionale werkgelegenheid en behoud van de financiële reserves geborgd in het geval van een eventuele vervreemding van de aandelen?

Antwoord vraag 12, 21, 22, 34, 144, 145

De afgelopen anderhalf jaar hebben er intensieve gesprekken plaatsgevonden met de Verdragstaten die bij het Verdrag van Almelo zijn betrokken, de private medeaandeelhouders in Urenco en met Urenco zelf. Het onderwerp van deze gesprekken was het ontwerp van een instrumentarium om de met Urenco gemoeide publieke belangen te borgen zonder dat een meerderheid van de aandelen in overheidshanden is. De bevoegdheden zoals genoemd in mijn brief van 23 mei 2013 vormen hiervoor de basis (Kamerstuk 28 165, nr. 161). Deze gesprekken naderen hun conclusie, maar zijn op dit moment nog niet volledig afgegrond. Ik verwacht u voor het zomerreces hierover te kunnen berichten. De beleidsvoornemens van de andere deelnemers om hun aandelen in Urenco te vervreemden zijn niet veranderd ten opzichte hetgeen ik daarover in mijn brief van 23 mei 2013 heb genoemd.

Vraag 13

T.a.v. de NWB Bank en de BNG Bank wordt gesteld: «door het aandeelhouderschap van de Staat, kunnen deze deelnemingen goedkopere financiële dienstverlening aanbieden aan overheden». Komt dit uitsluitend door het aandeelhouderschap van de Staat, of ook door het feit dat de BNG Bank en de NWB Bank vrijwel uitsluitend uitlenen aan gegarandeerde entiteiten?

Vraag 14

Kunt u feitelijk aantonen, dat het verminderen of afstoten van het aandeelhouderschap van de Staat in de BNG Bank en de NWB Bank, onherroepelijk leidt tot hogere prijzen van dienstverlening?

Vraag 15

Om welke reden is het geen overweging om de BNG Bank en de NWB Bank, apart ofwel gezamenlijk, een andere meer geprivatiseerde rol te geven in het Nederlandse banklandschap, zonder de bijzondere opdracht van deze instellingen geheel los te laten?

Antwoord 13, 14, 15

De sectorbanken BNG Bank en NWB Bank zijn in het verleden opgericht door de decentrale overheden als een soort centrale financieringsorganisatie, die door krachtenbundeling en sectorkennis zo goed mogelijke service en zo goedkoop mogelijke financiering aan decentrale overheden en de semipublieke sector kan bieden. Het directe aandeelhouderschap van de staat en van decentrale overheden draagt hieraan bij doordat het een positieve invloed op de kredietwaardigheid van de sectorbanken heeft. Daarnaast speelt een belangrijke rol dat het merendeel van de kredieten is verstrekt aan decentrale overheden en aan de semipublieke sector. Kredieten aan de semipublieke sector hebben vaak een achtervang van de staat. Door de combinatie van aandeelhouderschap en kredietverlening tegen zeer laag risico kunnen de sectorbanken goedkoop geld op kapitaalmarkten aantrekken, wat ze vervolgens weer doorberekenen in lage tarieven aan de lagere overheden. De sectorbanken streven niet naar maximale winst, maar naar een passend optimaal resultaat, gezien het publieke karakter van de banken.

Uit gesprekken met rating agencies blijkt telkens weer dat deze voor het bepalen van de hoogte van de credit rating bijzonder veel waarde hechten aan het feit dat de sectorbanken in overheidshanden zijn. Het aandeelhouderschap van de staat speelt daarbij een belangrijke rol. In de markt kan worden aangetoond dat elke stap lagere credit rating leidt tot verhoging van de fundingkosten van een bank.

Het is de vraag welk doel gediend zou zijn met (gedeeltelijke) privatisering van de sectorbanken. De regering ziet hier geen aanleiding toe, omdat de sectorbanken hun cruciale kerntaak, namelijk het verzorgen van financiering van decentrale overheden en van de semipublieke sector, tot volle tevredenheid uitoefenen. Het aandeelhouderschap van Rijk en decentrale overheden in de sectorbanken staat niet ter discussie. De bijzondere opdracht van de sectorbanken is gebaseerd op de lage fundingkosten die deze instellingen hebben. Als deze wegvallen, komt het business model van de sectorbanken in gevaar, met als gevolg dat het niet mogelijk zal zijn om alle klanten van de sectorbanken van goedkope kredietverlening te voorzien. De fundingkosten van commerciële banken zijn over het algemeen hoger en zij hanteren hogere marges.

Vraag 16

Wat is de precieze status rondom de verkoop van SNS Reaal, ABN AMRO en ASR?

Vraag 17

Op welke termijn voorziet het Kabinet de verkoop van SNS Reaal, ASR en ABN AMRO?

Vraag 18

Wat heeft de Minister gedaan in de periode 2013 tot nu om de verkoop van SNS Reaal, ABN AMRO en SNS te bewerkstelligen?

Antwoord 16, 17 en 18

Ik zal de Kamer op korte termijn een brief sturen over de verkoop van ABN AMRO.

Op 6 juni 2014 heeft het kabinet in een brief aan de Kamer de verkoopplannen voor ASR Nederland N.V. en REAAL N.V. (thans Vivat) gepresenteerd (Kamerstuk 33 532, nr. 36) en heeft vervolgens op 24 juni een AO hierover plaatsgevonden(Kamerstuk 33 532, nr. 38). Zoals in de brief is aangekondigd is na Kamerbehandeling gestart met het verkoopproces van REAAL. Zoals aangekondigd in de brief van 16 februari 2015 heeft SNS REAAL een voorwaardelijk verkoopovereenkomst getekend voor de verkoop van REAAL aan Anbang (Kamerstuk 33 532, nr. 39). Er moeten de komende periode nog verschillende stappen worden gezet die moeten uitwijzen of de verkoop definitief kan plaatsvinden.

Ik zal de Kamer in de loop van 2015 informeren inzake mijn verdere plannen met SNS Bank en ASR. Voor alle financiële instellingen geldt dat ik de Kamer zal informeren, voordat onomkeerbare stappen worden gezet richting vervreemding van de aandelen.

Vraag 17

Op welke termijn voorziet het Kabinet de verkoop van SNS Reaal, ASR en ABN AMRO?

Antwoord 17

Zie antwoord vraag 16.

Vraag 18

Wat heeft de Minister gedaan in de periode 2013 tot nu om de verkoop van SNS Reaal, ABN AMRO en SNS te bewerkstelligen?

Antwoord 18

Zie antwoord vraag 16.

Vraag 19

Kunt u uiteenzetten wat de huidige stand van zaken is in het verkoopproces voor Reaal? Kunt u ook ingaan op de rol van private-equitypartijen in het verkoopproces?

Antwoord 19

Zoals aangekondigd in de brief van 16 februari 2015 heeft SNS REAAL een voorwaardelijk verkoopovereenkomst getekend voor de verkoop van REAAL aan Anbang. Er moeten de komende periode nog verschillende stappen worden gezet die moeten uitwijzen of de verkoop definitief kan plaatsvinden. Er is een belangrijke stap gezet in de verkoop van REAAL.

Vraag 20

«Publieke middelen zijn schaars en dienen doelmatig te worden besteed. Voor het aangaan van nieuwe staatsdeelnemingen, moeten er aantoonbaar dwingende redenen zijn om de Staat risicodragend te laten participeren in een vennootschap». Innovatiesubsidies aan bedrijven kosten de Staat miljarden maar ze leveren geen nieuwe deelnemingen op. Is dit een doelmatige besteding van schaarse publieke middelen?

Antwoord 20

Het kabinet zet zich in voor een sterker innovatievermogen van de Nederlandse economie. Innovatiesubsidies zijn een onderdeel van het instrumentarium om dat te verwezenlijken en worden zo doelmatig mogelijk ingezet. Zoals beschreven in hoofdstuk 3 van de Nota Deelnemingenbeleid rijksoverheid 2013 zijn subsidies en staatsdeelnemingen verschillende instrumenten om marktfalen te corrigeren, en ligt het aan de situatie wat het meest gepaste instrument is. Het aangaan van staatsdeelnemingen is daarom niet per definitie doelmatiger dan het verstrekken van subsidies.

Hierbij zij opgemerkt dat waar mogelijk nadrukkelijk door het Ministerie van Economische Zaken de mogelijkheid wordt bezien of middelen (subsidies) revolverend kunnen worden ingezet door middel van bijvoorbeeld de diverse kredietmogelijkheden die vallen onder het toekomstfonds (innovatiekrediet, vroege fase financiering, etc).

Vraag 21

Het Verenigd Koninkrijk en Duitsland hadden de intentie om hun aandelen in URENCO te verkopen. Volgens het jaarverslag zou ook Nederland moeten reflecteren op wat zij met deze aandelen gaan doen. Wat heeft het Kabinet tot nu toe gedaan met de eventuele verkoop van de aandelen?

Antwoord 21

Zie de beantwoording bij vraag 12.

Vraag 22

Wat was de uitslag van de reflectie op de mogelijke verkoop van aandelen in URENCO van het Kabinet?

Antwoord 22

Zie de beantwoording bij vraag 12.

Vraag 23

Op welke wijze heeft de extreem lage rente op staatsleningen, invloed op beslissingen van het kabinet inzake het wel of niet (langer) aanhouden van «bij voorbaat tijdelijke deelnemingen»? Immers, dividenden vallen dan weg terwijl de bespaarde rentelast minimaal is.

Antwoord 23

Het belang in financiële instellingen is niet ingegeven vanuit het oogpunt om winst te realiseren, aangezien de staat geen belegger is. De instellingen zijn verworven om op dat moment de stabiliteit van het financiële stelsel te borgen. Daarbij is direct aangekondigd dat de deelnemingen van tijdelijke aard zullen zijn. De publieke belangen die samenhangen met de financiële instellingen zijn geborgd middels wet- en regelgeving en voor alle financiële instellingen gelijk.

De afweging tussen enerzijds de lage rente op staatsleningen en anderzijds het verlies van dividendontvangsten is daarmee geen overweging bij het bepalen van het moment dat het belang in een financiële instelling wordt afgebouwd. Indien is voldaan aan de exitvoorwaarden worden de belangen afgebouwd.

Naast effecten op de rentelasten en dividendopbrengsten doet zich ook een effect voor op de staatsschuld, die lager wordt door de verkoop van de deelneming.

Vraag 24

De «bij voorbaat tijdelijke deelnemingen» zijn overwegend winstgevend. Wat is de te verwachten contante waarde van de dividenden van deze bedrijven in de komende 10 jaar? En tevens, wat is de contante waarde is van de rentelasten die voortkomen uit het bezit van deze deelnemingen?

Antwoord 24

De afgelopen jaren is jaarlijks ca. 400 mln. dividend uitgekeerd aan de staat. De hoogte van het toekomstig dividend is o.a. afhankelijk van ontwikkelingen in de markt en regelgeving en de prestaties van de financiële instellingen de komende jaren hanteren en daarmee onzeker. De staat heeft geen specifieke schuld/rentelasten toegewezen aan de deelnemingen als gevolg van de financiële crisis. Bijlage 13 van de Miljoenennota bevat een overzicht van de interventies t.b.v. de financiële sector. Hierin zijn wel de toerekenbare rentelasten voor alle interventies in de financiële sector opgenomen.

Vraag 25

Als het aantoonbaar is dat de te verwachten dividenden aanzienlijk hoger zijn dan de te besparen rentelasten, dan leidt verkoop van deze deelnemingen toch onherroepelijk tot een verslechtering van de kasstroom van het Rijk?

Antwoord 25

De verkoopopbrengst van een deelneming komt ten goede aan de EMU-schuld en leidt daarmee tot schuldverlaging. Als gevolg hiervan dalen de rentelasten. Hiertegenover staat dat de dividendopbrengsten van de deelneming wegvallen. De kasstroom van het Rijk, en daarmee het EMU-saldo, verandert met het saldo van enerzijds de rentemeevaller, anderzijds de dividendtegenvaller.

Wanneer de dividendopbrengsten groter zijn dan de te besparen rentelasten, zal het EMU-saldo verslechteren. Dividendopbrengsten zijn echter ook aan risico’s onderhevig. Deze toekomstige risico’s vallen weg wanneer een deelneming wordt verkocht, en ook het wegvallen van risico’s heeft een (positieve) waarde, die in ogenschouw moet worden genomen bij het beoordelen van een verkoop. Het effect op het EMU-saldo hangt dan ook af van de omvang van de verkoopprijs, de rentelasten en de dividenduitkering.

Hierbij zij opgemerkt dat de beslissing tot het wel of niet verkopen van een staatsdeelneming in eerste instantie wordt gedreven door de bijdrage van het aandeelhouderschap aan de borging van het publieke belang. Met de begrotingsgevolgen wordt vanzelfsprekend rekening gehouden, maar deze vormen niet de hoofdoverweging bij het nemen van een verkoopbeslissing.

Vraag 26

Waarom worden winstgevende «bij voorbaat tijdelijke deelnemingen» mogelijk verkocht, als verkoop een negatief effect heeft op de kasstroom van het Rijk?

Antwoord 26

Zoals in de Nota Deelnemingenbeleid rijksoverheid is opgenomen, is het publieke belang de drijvende reden achter het aandeelhouderschap van de staat. De beslissing tot verkoop van een deelneming wordt daarom genomen na de afweging van de toegevoegde waarde van het overheidsaandeelhouderschap voor de borging van het publieke belang naast wet- en regelgeving. De winstgevendheid van een deelneming is niet de drijvende kracht achter die afweging.

Vanzelfsprekend worden bij de beslissing tot verkoop van een deelneming de begrotingsgevolgen inzichtelijk gemaakt. Negatieve gevolgen zijn het wegvallen van dividendinkomsten. Positieve gevolgen voor de kasstroom van de staat zijn een lagere rentelast voor de staat, omdat verkoopopbrengsten direct ten goede komen aan de overheidsschuld.

Vraag 27

Wat zijn de geschatte boekwaarden van de financiële deelnemingen in NLFI?

Antwoord 27

De boekwaarden van de financiële deelnemingen zijn opgenomen in de betreffende jaarverslagen van deze deelnemingen. De boekwaarden van het eigen vermogen zijn per eind 2013:

  • ABN AMRO – € 13,6 miljard

  • SNS REAAL – € 4,5 miljard

  • ASR – € 3,0 miljard

Vraag 28

Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over een eventuele beursgang van ABN AMRO?

Antwoord 28

Zie antwoord vraag 16.

Vraag 29

Wat is het marktaandeel van online gokken t.o.v. andere kansspelen?

Vraag 30

Wat is het marktaandeel van Holland Casino op de markt van online gokken? Is er feitelijk nog sprake van een staatsmonopolie?

Antwoord 29 en 30

De wet staat het momenteel nog niet toe om online kansspelen aan te bieden, ook niet voor Holland Casino. Afhankelijk van het verloop van de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel Kansspelen op afstand wordt het voor vergunninghouders mogelijk om legaal online kansspelen aan te bieden. Hiermee ontstaat dus ook voor Holland Casino perspectief om een vergunning voor online kansspelen in Nederland te verwerven.

Volgens cijfers van H2 Gambling Capital uit oktober 2014 bedroeg de totale omzet van de online markt in Nederland in 2013 € 207,9 mln. De totale omzet op de landgebonden markt (inclusief loterijen en e-commerce activiteiten) bedroeg in 2013 € 2,03 miljard. Het aandeel van de online markt komt daarmee op zo’n 10,2%. Indien de loterijen niet worden meegerekend is de omzet op de landgebonden markt in totaal ruim € 1 miljard en komt het online aandeel uit op 20,8%.

Vraag 30

Wat is het marktaandeel van Holland Casino op de markt van online gokken? Is er feitelijk nog sprake van een staatsmonopolie?

Antwoord 30

Zie de beantwoording bij vraag 29.

Vraag 31

«Het kabinet hecht onverkort aan borging van de publieke belangen, maar het acht de tijd rijp dit op een andere wijze te doen». Waarom is de tijd nu wel rijp en 10 of 15 jaar geleden niet?

Vraag 53

Het strategisch plan van Holland Casino moet in 2016 leiden tot een structureel verbeterd resultaat. Houdt dit in dat Holland Casino tot 2016 verliesgevend zal zijn? Hoe moet dit gezien worden tot het voornemen om Holland Casino te privatiseren?

Vraag 111

Welke verwachtingen heeft het kabinet ten aanzien van het bedrijfsresultaat van Holland casino in 2014?

Vraag 113

In hoeverre zijn de plannen van de regering om Holland Casino te privatiseren ingegeven door het feit dat het bedrijf verlies maakt?

Antwoord 31, 53, 111 en 113

In het verleden werd het aanbieden van kansspelen vaak als «noodzakelijk kwaad» gezien. De overtuiging bestond dat om tegemoet te komen aan de kennelijke speelbehoefte slechts zou moeten worden voorzien in een zeer beperkt (legaal) kansspelaanbod. Om die reden gaat de huidige Wet op de kansspelen uit van een vergunningstelsel waarbij o.a. speelcasino’s uitsluitend door één – aan de Staat gelieerde – aanbieder mogen worden georganiseerd. Naar de overtuiging van het kabinet is het aanbieden van kansspelen echter geen overheidstaak. Wel heeft de overheid tot taak om een regelgevend kader te scheppen om de risico’s die inherent zijn aan kansspelen het hoofd te bieden. Om die reden zijn verschillende wijzigingen van de Wet op de kansspelen in voorbereiding. Overigens staat Nederland in internationaal opzicht niet alleen in deze ontwikkeling. De afgelopen jaren kon een aantal ontwikkelingen op kansspelgebied worden waargenomen (waaronder de maatschappelijke acceptatie van het deelnemen aan kansspelen), alsmede op hoe tegen staatsmonopolies aangekeken wordt. Zo zijn in de Nota Deelnemingenbeleid rijksoverheid 2013 de eerdere motto’s van «privatiseren, tenzij» of «publiek, tenzij», waarmee de voorgangers van de nota kunnen worden samengevat, losgelaten en wordt er daarvoor in de plaats per individuele deelneming gekeken of de publieke belangen allereerst via wet- en regelgeving geborgd kunnen worden. Hierbij hebben ervaringen in bepaalde deelmarkten – o.a. speelautomaten – geleerd dat de te borgen publieke belangen ook afdoende in een meer open vergunningstelsel kunnen worden geborgd. Tot slot worden speelcasino’s in het huidige tijdsbestek in (vrijwel alle) andere lidstaten van de EU niet van overheidswege, maar door (verschillende) private bedrijven georganiseerd. Dit alles heeft geleid tot het voornemen van het kabinet om een meer eigentijds speelcasinoregime in te richten en Holland Casino te privatiseren.

Het voornemen om Holland Casino te privatiseren staat dan ook los van het feit dat Holland Casino in 2013 verlies heeft gemaakt. Holland Casino heeft het jaar 2014 afgesloten met een positief resultaat. Bovendien verwacht Holland Casino op dit moment voor 2015 en verder een verdere omzetgroei en bijbehorende resultaatontwikkeling.

Vraag 32

URENCO behaalt hoge rendementen en heeft een markt aandeel van 29%. Is er een idee hoeveel het zou kosten om de overige twee deelnemers uit te kopen en URENCO tot een 100% deelneming van UCN te maken?

Antwoord 32

Ik acht het niet in het belang van de staat om inschattingen hierover publiek te maken. Mocht er uiteindelijk tot een verkoop worden besloten dan is het de verwachting dat er een biedingsproces zal worden gevolgd om de uiteindelijke prijs te bepalen. Het is ook niet uitgesloten dat er voor een beursgang zal worden gekozen.

Vraag 33

Is er in de articles/statuten van Urenco een aanbiedingsplicht of een voorkeursrecht opgenomen ten aanzien van de vervreemding van aandelen van zittende aandeelhouders aan medeaandeelhouders?

Antwoord 33

In de huidige statuten van Urenco Ltd. is niet een dergelijke aanbiedingsplicht of een voorkeursrecht opgenomen. De statuten van Urenco dienen echter te worden beschouwd in samenhang met andere documenten die niet openbaar zijn. Hierop zal ik te zijner tijd in een vertrouwelijke briefing op ingaan.

Vraag 34

Wat is de stand van zaken ten aanzien van een eventuele verkoop van het belang van de Nederlandse staat in Urenco?

Antwoord 34

Zie de beantwoording bij vraag 12.

Vraag 35

Klopt het dat in het najaar van 2014 partijen zijn gevraagd een indicatief bod uit te brengen op Urenco? Als deze berichtgeving klopt: welke voorwaarden om het publiek belang te waarborgen heeft de staat meegegeven aan de biedende partijen?

Antwoord 35

Nee. Wel is in het najaar van 2014, op initiatief van de medeaandeelhouders, door de adviseurs een marktverkenning uitgevoerd om de belangstelling van potentieel geïnteresseerde partijen te toetsen. In dat verband is ook gevraagd naar de waarde die partijen mogelijk zouden toekennen aan Urenco.

Vraag 36

Heeft de Minister het afgelopen jaar, bij enige staatsdeelneming geïntervenieerd dan wel een bijzondere toezichthouder aangesteld zonder dit te vermelden in het jaarverslag Staatsdeelnemingen?

Antwoord vraag 36

Er is in 2013 geen bijzondere toezichthouder aangesteld bij één van de deelnemingen in beheer bij Financiën.

Ik heb ook niet op een andere wijze geïntervenieerd bij staatsdeelnemingen. Natuurlijk heb ik wel de gebruikelijke aandeelhoudersbevoegdheden uitgeoefend, zoals het benoemen van bestuurders, gesprekken voeren met bestuurders en commissarissen en het al dan niet goedkeuren van investeringsvoorstellen. Het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen doet verslag van de uitoefening van dergelijke normale aandeelhoudershandelingen.

Vraag 37

Aan de hand van het nieuwe kader voor het beperken van de variabele beloningen tot maximaal 20% van de vaste beloning zullen vanaf 2014 gesprekken worden gevoerd met de deelnemingen om het beloningsbeleid van de ondernemingen te herijken. Wat zijn uitkomsten van deze gesprekken?

Vraag 40

In hoeverre vindt er een verschuiving plaats van de variabele beloning naar een verhoging van de vaste beloning? Waar gebeurt dit?

Vraag 41

Is, sinds het verschijnen van de Nota Deelnemingenbeleid 2013 door Staatsdeelnemingen al aanstalten gemaakt om de variabele beloningen te beperken tot 20%?

Vraag 42

Welke staatsdeelnemingen hebben sinds de Nota Deelnemingenbeleid actief de variabele beloning verlaagd?

Antwoord 37, 40, 41 en 42

Het is de bedoeling om het beloningsbeleid de komende jaren bij alle operationele deelnemingen in beheer bij het Ministerie van Financiën te herijken. In die herijking zal de variabele beloning worden gemaximeerd op 20%. Het herijkte beloningsbeleid zal gaan gelden voor bestuurders die daarna aantreden. Het herijken van het beloningsbeleid is een proces dat zorgvuldig dient te gebeuren en daarom soms enige tijd kost. De Raad van Commissarissen speelt hierin ook een belangrijke rol.

Bij het verschijnen van de Nota Deelnemingenbeleid rijksoverheid 2013 hadden van de operationele deelnemingen in beheer bij Financiën vijf deelnemingen in het beloningenbeleid de mogelijkheid tot een hogere variabele beloning dan 20%. Bij Schiphol bestond de mogelijkheid tot een variabele beloning van maximaal 100%. Tennet, Gasunie en het Havenbedrijf Rotterdam kennen een maximale variabele beloning van 35%, en Holland Casino kent een maximale variabele beloning van 25%.

Op de aandeelhoudersvergadering van 2014 van Schiphol is een nieuw beloningsbeleid vastgesteld, waarmee de variabele beloning (voor nieuwe bestuurders) is verlaagd van 100% tot 20%. Voor de zittende bestuurders van Gasunie is een afspraak gemaakt dat voor hen een maximale variabele beloning van 20% geldt. Zoals in de Nota Deelnemingenbeleid 2013 is opgenomen zal dit ook worden besproken met de bestuurders van de overige deelnemingen met een variabele beloning van meer dan 20%. Indien bestuurders een arbeidsovereenkomst hebben waarin een hogere variabele beloning is opgenomen, kunnen zij hiertoe niet worden gedwongen. De aandeelhouder zal dit dan met de raad van commissarissen bespreken.

Het is in marktsectoren niet ongebruikelijk dat het verlies van (een deel van) de variabele beloning wordt omgezet in een gedeeltelijke toename van de vaste beloning. De variabele beloning vertegenwoordigt immers ook een beloningscomponent waar de bestuurder rechten aan kan ontlenen en dat ook onderdeel uitmaakt van marktvergelijkingsanalyses die worden gemaakt voor het vaststellen van een beloningsmaximum in het beloningsbeleid van de staatsdeelnemingen.

Bij de herijking van het beloningskader, zoals opgenomen in de Nota Deelnemingenbeleid, ga ik als aandeelhouder op sobere wijze om met een eventuele conversie in een vaste beloning. Ik zal daarbij onder andere kijken naar de (gepercipieerde) waarde die wordt toegekend aan de variabele beloning en wat doorgaans wordt uitgekeerd aan variabele beloningen als de doelstellingen worden behaald.

Het beloningsbeleid zal ook worden herijkt bij deelnemingen met een variabele beloning die reeds voldoet aan het maximum van 20%.

Vraag 38

In hoeverre is een variabele beloning tot maximaal 20% marktconform in sommige branches?

Vraag 39

In welke branches is een hogere maximale variabele beloning gebruikelijk?

Antwoord 38 en 39

Voor de Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen waren variabele beloningen hoger dan 20% niet ongebruikelijk in de financiële sector. Ook in overige (private) sectoren ligt de variabele beloning van bestuurders doorgaans hoger dan 20%.

Vraag 40

In hoeverre vindt er een verschuiving plaats van de variabele beloning naar een verhoging van de vaste beloning? Waar gebeurt dit?

Antwoord 40

Zie de beantwoording bij vraag 37.

Vraag 41

Is, sinds het verschijnen van de Nota Deelnemingenbeleid 2013 door Staatsdeelnemingen al aanstalten gemaakt om de variabele beloningen te beperken tot 20%?

Antwoord 41

Zie de beantwoording bij vraag 37.

Vraag 42

Welke staatsdeelnemingen hebben sinds de Nota Deelnemingenbeleid actief de variabele beloning verlaagd?

Antwoord 42

Zie de beantwoording bij vraag 37.

Vraag 43

Kunt u voor iedere staatsdeelneming die niet voldoet aan de norm voor het aantal vrouwen in de Raad van Commissarissen en/of de Raad van Bestuur, afzonderlijk toelichten waarom de betreffende staatsdeelneming niet aan deze norm voldoet?

Antwoord 43

In het bestuur en de RvC van grote vennootschappen is het streven dat van de leden ten minste 30% man en ten minste 30% vrouw zijn. In het jaarverslag moet melding worden gemaakt van afwijking van de bepaling en worden uitgelegd waarom deze niet is nagekomen («pas toe of leg uit»-beginsel).

In tabel 4.1 op bladzijde 13 van het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen 2013 is een overzicht gegeven in hoeverre de raden van commissarissen en raden van bestuur voldoen aan de 30%-eis. De redenen waarom niet alle deelnemingen aan deze eis voldoen kunnen de volgende zijn:

  • Er is maar één statutair bestuurder. In die situatie kan nooit worden voldaan aan de eis dat 30% van de leden van de raad van bestuur vrouw of man moet zijn.

  • Er zijn geen personele wisselingen geweest, waardoor er nog geen gelegenheid is geweest de verhouding aan te passen.

  • Bij goedfunctionerende bestuurders of commissarissen is het niet voldoen aan het wettelijk streven voor de staat als aandeelhouder geen reden om niet tot herbenoeming over te gaan.

  • Het is niet gelukt een goede vrouwelijke kandidaat te vinden die in het profiel past.

Ik neem het wettelijk bepaalde streven van een onderneming, om tenminste 30% van de leden van de raden van bestuur en raden van commissarissen uit vrouwen te laten bestaan, serieus. Mijn beleid als aandeelhouder is om bij iedere benoeming bij een staatsdeelneming, waar nog niet aan dit wettelijk streven is voldaan, de raad van commissarissen te vragen om een shortlist te presenteren waarop tenminste één vrouw staat. In het jaarverslag over 2014 verwacht ik te kunnen rapporteren dat de percentages verder verbeterd zijn.

Overigens is het zo dat alle deelnemingen voldoen aan de wettelijke bepaling, omdat dit een pas-toe-of-leg-uit-bepaling is. Alle deelnemingen die onder het regime vallen hebben voldaan aan het wettelijk streven of hebben de uitlegverplichting in hun jaarverslag opgenomen waarom zij eventueel niet aan de doelstelling voldoen.

Vraag 44

Bij welke staatsdeelnemingen zijn de statuten al gewijzigd en bij welke gaat dit nog gebeuren?

Vraag 50

Van welke deelnemingen zijn de statuten in 2014 aangepast?

Antwoord vraag 44 en 50

Zoals in de Nota Deelnemingenbeleid is aangekondigd, is het Ministerie van Financiën in 2014 met de staatsdeelnemingen in gesprek gegaan over het doorvoeren van de aangescherpte standaardstatuten bij de staatsdeelnemingen. Er is voor gekozen om dit stapgewijs aan te pakken. Allereerst is gesproken met de grootste staatsdeelnemingen waarvan het Ministerie van Financiën enig aandeelhouder is, zijnde Gasunie, Tennet en NS. De statuten van deze ondernemingen zullen binnen afzienbare tijd zijn gewijzigd.

Vervolgens zijn de gesprekken aangegaan met COVRA, de aandeelhouders van Schiphol en de medeaandeelhouder van het Havenbedrijf Rotterdam. Het streven is ook de statuten van deze ondernemingen nog dit jaar te wijzigen.

Voor Holland Casino bestaat de wens om deze te transformeren van de stichting Holland Casino naar een naamloze vennootschap. In dat geval zullen de standaardstatuten ingevoerd worden bij de oprichting van Holland Casino NV. Bij de Staatsloterij is doorvoer van de standaard afhankelijk van de uitkomst van de besprekingen over samenwerking met De Lotto. De statuten van de KNM vertonen op veel punten al gelijkenis met de standaard en hebben om die reden op dit moment geen prioriteit. Bij de overige staatsdeelnemingen, zijnde BNG, NWB, UCN, FMO, Thales en KLM, zal het Ministerie van Financiën niet pogen om de standaard in te voeren, gelet op het minderheidsbelang dat het Ministerie van Financiën heeft in deze staatsdeelnemingen, danwel gelet op een mogelijke aanstaande verkoop.

Vraag 45

Op welke manier worden de publieke belangen die bij een deelneming horen, opgenomen in de statuten?

Antwoord vraag 45

Bij het doorvoeren van de standaardstatuten wordt gecontroleerd of de geïdentificeerde betrokken publieke belangen van een staatsdeelneming nog adequaat opgenomen zijn in, en blijken uit, de statutaire doelomschrijving. Indien nodig, wordt de statutaire doelomschrijving aangepast.

Vraag 46

Zijn de leden van de RvB en RvC aanspreekbaar op de statuten? Zo ja, op welke manier?

Antwoord vraag 46

De statuten geven een bevoegdheidsverdeling weer. Uit de statuten blijkt wat de taken, rechten en plichten zijn van de organen van de vennootschap, zijnde de raad van bestuur, de raad van commissarissen en de algemene vergadering van aandeelhouders. De statuten kennen in combinatie met de wet bevoegdheden aan deze actoren toe, die de grondslag en het kader voor hun handelen vormen. De raad van bestuur en de raad van commissarissen kunnen aangesproken worden indien zij buiten dit kader handelen.

Vraag 47

Op welke manier wordt gebruik gemaakt van de instructiebevoegdheid van art. 2:129 BW? Welke soort instructies kan Financiën als aandeelhouder geven aan de deelnemingen?

Antwoord vraag 47

Artikel 2:129BW bepaalt voor een naamloze vennootschap allereerst in lid 1 dat «het bestuur belast is met het besturen van de vennootschap». Dit is de grondslag voor de bestuursbevoegdheid en de bestuursautonomie; het bestuur bestuurt de vennootschap en niemand anders. De bevoegdheden van het bestuur vinden hierbij hun grenzen in de wet, de doelomschrijving van de vennootschap en in de statuten van de vennootschap.

In lid 4 wordt deze bestuurszelfstandigheid nader gerelativeerd, middels de zogenaamde «instructiebevoegdheid». Deze instructiebevoegdheid is vooral van belang voor concernverhoudingen, namelijk om het geven van centrale leiding aan het concern te faciliteren. De wettekst maakt het niet mogelijk om een statutaire bepaling op te nemen waarbij voor bijvoorbeeld de aandeelhouder de mogelijkheid wordt gecreëerd om concrete, danwel bindende, instructies aan de onderneming te geven.

Vraag 48

Statuten: Kunt u de zogenaamde aangescherpte standaardstatuten ter beschikking stellen?

Vraag 61

Kan de regering de «standaardstatuten» ook aan de Kamer doen toekomen?

Antwoord vraag 48 en 61

De «standaardstatuten» bestaan uit een lijst met 27 kernonderwerpen waarin per onderwerp is aangegeven hoe het Ministerie van Financiën het betreffende onderwerp geregeld wenst te zien. Het is aan de staatsdeelneming om de doorlopende tekst van diens statuten te wijzigen conform hetgeen is opgenomen in de «standaardstatuten». De statuten per deelneming zullen dus niet (tekstueel) identiek zijn, maar wel een identieke inhoud kennen ten aanzien van de onderwerpen die het Ministerie van Financiën van belang acht voor het optimaal kunnen vervullen van de aandeelhoudersrol, met dien verstande dat er wel afwijkingen kunnen zijn indien dit expliciet door de wet is voorgeschreven voor een specifieke deelneming.

Hierbij gaat het om de volgende onderwerpen en de bijbehorende standaardbepalingen:

Nr.

Onderwerp

Standaard van Ministerie van Financiën

1

Statutaire doelomschrijvingen

De statutaire doelomschrijving dient voldoende in lijn te zijn met het publiek belang.

2

Benoeming bestuurders

AvA benoemt, op bindende voordracht RvC, AvA kan bindend karakter ontnemen. Na 2 maal afwijzen (bindend karakter ontnemen) is AvA vrij in de benoeming.

3

Benoemingstermijn bestuurders

Benoeming kan voor periode van maximaal 4 jaar met mogelijkheid tot herbenoeming voor telkens een periode van maximaal 4 jaar plaatsvinden.

4

Schorsing bestuurders

AvA na raadplegen RvC en RvC zelfstandig.

5

Ontslag bestuurders

Door AvA op niet bindend voorstel RvC en AvA op eigen initiatief na raadplegen RvC.

6

Bezoldigingsbeleid bestuurders

Het bezoldigingsbeleid wordt vastgesteld door de algemene vergadering op voorstel van de raad van commissarissen.

De algemene vergadering kan de raad van commissarissen schriftelijk verzoeken tot het doen van een voorstel van het bezoldigingsbeleid. Indien de raad van commissarissen niet binnen drie maanden na ontvangst van een dergelijk verzoek een voorstel heeft gedaan aan de algemene vergadering danwel het gedane voorstel is afgewezen in een algemene vergadering, is de algemene vergadering vrij tot het vaststellen van een bezoldigingsbeleid, met dien verstande dat de commissarissen in de gelegenheid zijn gesteld advies uit te brengen aan de algemene vergadering over het voorgestelde bezoldigingsbeleid.

7

Bezoldiging bestuurders

Door RvC, met verplichting AvA 14 dagen voor vaststellen te informeren over de hoogte van de bezoldiging.

8

Benoeming commissarissen

Na aanbevelingsrecht van AvA en OR volgt een bindende voordracht van RvC aan AvA tot benoeming.

Het «ten minste» aantal commissarissen statutair vastleggen.

9

Benoemingstermijn commissarissen

Benoeming voor maximaal 4 jaar per keer, met verlenging tot eerst volgende AvA max. 3 termijnen.

10

Schorsing commissarissen

Dwingend door RvC.

11

Ontslag commissarissen/RvC

Ontslag individuele commissaris: door de Ondernemingskamer op verzoek vennootschap (vertegenwoordigd door RvC), vertegenwoordiger AvA of vertegenwoordiger OR.

Ontslag gehele RvC: AvA kan vertrouwen opzeggen bij volstrekte meerderheid van uitgebrachte stemmen, vertegenwoordigend ten minste een derde van het geplaatste kapitaal, met onmiddellijk ontslag als gevolg. Standpuntbepaling door ondernemingsraad voorafgaand aan besluit AvA noodzakelijk.

12

Bezoldiging commissarissen

De algemene vergadering kan de raad van commissarissen schriftelijk verzoeken tot het doen van een voorstel voor de bezoldiging. Indien de raad van commissarissen niet binnen drie maanden na ontvangst van een dergelijk verzoek een voorstel heeft gedaan aan de algemene vergadering danwel het gedane voorstel is afgewezen in een algemene vergadering, is de algemene vergadering vrij tot het vaststellen van de bezoldiging, met dien verstande dat de commissarissen in de gelegenheid zijn gesteld advies uit te brengen aan de algemene vergadering over de voorgestelde bezoldiging.

13

Invulling recht AvA verlangen inlichtingen RvB en/of RvC

De RvB en RvC verschaffen de AvA onverwijld alle verlangde inlichtingen, tenzij een zwaarwichtig belang van de vennootschap zich daartegen verzet.

14

Oproeping AvA door aandeelhouders

Aandeelhouders, die samen ten minste 10%, of zoveel minder indien bij statuten bepaald, van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen, kunnen aan de RvB en de RvC verzoeken een AvA te houden, met opgave van de te behandelen onderwerpen. Indien de AvA niet binnen vier weken wordt gehouden, dan zijn de betrokken aandeelhouders zelf bevoegd de AvA bijeen te roepen.

15

Aankondigingstermijn AvA

Minimaal 21 dagen voor oproeping.

16

Oproepingstermijn AvA

Oproeping niet later dan de 21e dag voor de AvA.

17

Stukken behorende bij de agenda voor de AvA

Verzending van de in de wet vermelde stukken alsmede alle overige bijlagen gelijktijdig met oproeping aan de aandeelhouders.

18

Verslag AvA

Na afloop van de vergadering wordt het conceptverslag gezonden aan AvA, binnen vier weken.

In volgende AvA verslag vaststellen.

19

Agenderingsrecht AvA

Houders van ten minste 3% van kapitaal, of lager gedeelte indien statuten dat bepalen, kunnen een onderwerp op laten nemen.

Termijn: uiterlijk 28e dag voor AvA (dus 7 dgn voor oproeping).

20

Statutenwijziging

Op voorstel van RvB en onder goedkeuring van RvC besluit AvA tot wijziging statuten.

AvA is vrij in het nemen van besluit tot wijziging van statuten, met dien verstande dat de bestuurders en de commissarissen in de gelegenheid zijn gesteld binnen 3 maanden advies uit te brengen aan de AvA over voorgestelde wijziging van statuten.

21

Emissiebevoegdheid, uitsluiting voorkeursrecht en machtiging tot inkoop eigen aandelen

Ava is bevoegd tot uitgifte van aandelen.

AvA kan het voorkeursrecht beperken of uitsluiten.

RvB kan slechts met machtiging van de AvA eigen aandelen verkrijgen.

22

Invloed AvA op vermogensstructuur

Winst: De AvA stelt winstuitkering vast na vaststelling jaarrekening.

Superdividend: De AvA kan, op basis van een voorstel van RvB goedgekeurd door RvC, besluiten een tussentijdse uitkering ten laste van de reserves of van de winst van het lopende boekjaar te doen.

De AvA kan de raad van bestuur schriftelijk verzoeken tot het doen van een voorstel tot een uitkering als hiervoor bedoeld.

a. Indien de AvA een voorstel van de RvB tot een uitkering heeft afgewezen, kan de AvA de RvB opnieuw schriftelijk verzoeken tot het doen van een voorstel tot uitkering binnen acht weken na ontvangst van een dergelijk verzoek. Een dergelijk voorstel aan de AvA behoeft de goedkeuring van de RvC. Indien de AvA het voorstel van de RvB opnieuw afwijst, is de AvA vrij in het nemen van een besluit tot uitkering.

b. Indien de RvB niet binnen zes maanden een door de RvC goedgekeurd voorstel heeft gedaan, is de AvA vrij te besluiten tot uitkering, zonder een voorafgaand door de RvC goedgekeurd voorstel van de RvB.

23

Invloed AvA op dochters

Het uitbrengen van een stem op aandelen in het kapitaal van een dochtermaatschappij omtrent het al dan niet verlenen van goedkeuring aan een besluit van de Raad van Bestuur van die dochtermaatschappij dat, ware het een besluit van de Raad van Bestuur zelf geweest (dus moeder), aan de goedkeuring van de algemene vergadering zou zijn onderworpen.

24

Strategie

RvB stelt strategie vast onder toezicht RvC na raadplegen AvA.

25

Businessplan, Investeringsplan, Financieringsplan

(Afwijkingen/wijzigingen van) het (iig jaarlijkse) investeringsplan, de interne beheers/controle systemen, financieringsplan en business plan (die onder meer een beschrijving van de algemene/financiële risico’s bevatten) en de meerjaarlijkse strategie worden minimaal 14 dagen voor vaststelling aan de AVA ter informatie verzonden.

26

Tegenstrijdig belang

Bestuurder neemt niet deel aan besluitvorming en beraadslaging ter zake besluiten waar een direct of indirect persoonlijk tegenstrijdig belang speelt.

27

(Des-)Investeringen/deelnemingen

Besluiten m.b.t. (des-)investeringen en deelnemingen dienen aan de AvA (en RvC) te worden voorgelegd; in statuten dient een onderscheid te worden gemaakt tussen binnenlandse en buitenlandse (des-)investeringen, investeringsdrempels worden opgenomen als ook (des-)investeringen die van ingrijpende en/of principiële aard en/of afwijken van het vastgestelde strategisch plan.

Vraag 49

In de loop van 2014 zouden een aantal statuten worden aangepast om te voldoen aan de aangescherpte standaard voor investeringsbeslissingen. Zou van de ondernemingen waar bij de statuten zijn aangepast zowel de oude als de nieuwe statuten beschikbaar kunnen stellen en voor de overige ondernemingen de (nog niet gewijzigde) statuten?

Antwoord vraag 49

U kunt de actuele statuten van de staatsdeelneming vinden op de website van de betreffende onderneming. Voor zover de statuten niet op de website staan, kunt u deze ook bij de Kamer van Koophandel opvragen. Indien de Kamer daar prijs op stelt kunnen de statuten toegestuurd worden nadat deze gewijzigd zijn.

Vraag 50

Van welke deelnemingen zijn de statuten in 2014 aangepast?

Antwoord vraag 50

Zie de beantwoording bij vraag 44.

Vraag 51

Kan per deelneming een overzicht worden gegeven van de grens waarboven de investeringsbeslissingen aan de aandeelhouder moeten worden voorgelegd?

Vraag 60

Wanneer en op welk niveau zullen de goedkeuringsdrempels worden vastgesteld voor investeringen en deelnemingen?

Vraag 62

Goedkeuringsdrempels: kunt u een overzicht geven per deelneming op welke wijze statutaire goedkeuring-drempels zijn vorm gegeven?

Antwoord 51, 60 en 62

Nadat de discussie met de deelnemingen over de goedkeuringsdrempels voor investeringen is afgerond, zullen de gewijzigde goedkeuringsdrempels met de Kamer worden gedeeld. Hieronder treft u de huidige goedkeuringsdrempels.

Investeringsdrempel per deelneming

Deelneming

Investeringsdrempel

BNG

Alle investeringen/overnames: Eenderde van het balanstotaal

NWB

Alle investeringen/overnames: Eenderde van het balanstotaal

Holland Casino

Alle investeringen/overnames: Eenderde van het balanstotaal

FMO

Alle investeringen/overnames: Eenderde van het balanstotaal

Gasunie

Investeringen: € 100 mln.

Overnames: € 50 mln.

KNM

Investeringen/overnames binnenland: € 1 mln.

Investeringen/overnames buitenland: € 0

NS

Alle investeringen/overnames: Eenderde van het balanstotaal

Tennet

Investeringen:€ 100 mln.

Overnames: € 50 mln.

Schiphol

Alle investeringen/overnames: 10% van het balanstotaal

Havenbedrijf Rotterdam

Investeringen: € 50 mln.

Overnames binnenland: ~ € 16,7 mln.

Overnames buitenland: € 0

Covra

€ 1 mln.

Vraag 52

Aanverwante activiteiten mogen niet leiden tot marktverstoring, indien sprake is van een concurrerende markt. Wat wordt hiermee bedoeld? Welke voorbeelden zijn er bij de deelnemingen van aanverwante activiteiten waarvoor wel een concurrerende markt geldt? En wat gebeurt daarmee?

Antwoord vraag 52

Een concurrerende markt is een markt waarop meerdere spelers actief zijn. Niet alle staatsdeelnemingen opereren (volledig) op een concurrerende markt. Zo is de markt waarop bijvoorbeeld Gasunie of Tennet actief is, een monopolie voor zover het ziet op de hoofdtaak: het beheer van respectievelijk het gastransportnet en het hoogspanningsnet. Gasunie en Tennet hebben ook andere, aanverwante activiteiten. Zo stelt Tennet de datakabels die ook in de hoogmasten hangen open voor andere partijen en heeft Gasunie in een joint venture met Vopak een LNG terminal ontwikkeld. Op de markt voor het aanbieden van dataverkeer concurreert Tennet dan ook met andere marktspelers. Hetzelfde geldt in dat geval voor Gasunie. In zulke gevallen dienen staatsdeelnemingen op te treden als een normale marktpartij en zich te houden aan de regels die gelden voor het voorkomen van eventuele marktverstoring.

Voor activiteiten die niet tot de hoofdtaak behoren, maar die (deels) de hoofdtaak ondersteunen of een logisch gevolg daarvan zijn, beoordeelt de staat als aandeelhouder allereerst in welke mate het passend is bij de gedefinieerde publieke belangen en daarnaast kijkt het verscherpt naar de risico- rendementverhouding die hieraan verbonden is. Het mag niet zo zijn dat aanverwante activiteiten op enige moment de hoofdtaak, volgend uit de gedefinieerde publieke belangen, in gevaar brengen of kunnen brengen.

Vraag 53

Het strategisch plan van Holland Casino moet in 2016 leiden tot een structureel verbeterd resultaat. Houdt dit in dat Holland Casino tot 2016 verliesgevend zal zijn? Hoe moet dit gezien worden tot het voornemen om Holland Casino te privatiseren?

Antwoord vraag 53

Zie de beantwoording bij vraag 31.

Vraag 54

Heeft een aanhoudend negatief resultaat bij Holland Casino effect op de verkoopbaarheid van deze deelneming? Welke waarde vertegenwoordigt een bedrijf dat steeds verlies maakt?

Vraag 84

Wat kan Holland Casino onder de huidige marktomstandigheden nog opleveren? Zijn er actuele schattingen bekend van de waarde? Hebben de beoogde wijzigingen van de Wet op de kansspelen een substantieel positief effect op de financiële vooruitzichten van Holland Casino?

Vraag 108

Wat zijn de kosten van de voorgestelde hervormde marktordening en de voorgenomen privatisering, die conform het besliskader van het rapport «Verbinding Verbroken» in beeld moeten worden gebracht voor de Tweede Kamer? Wat zijn de financiële en waarde- en netto-consequenties voor de Staat?

Vraag 109

In hoeverre kan het derven van dividend in het geval van Holland Casino gecompenseerd worden door de verkoopopbrengst (in de situatie dat het rendement in 2016 structureel is verbeterd)? Welke verkoopopbrengst van Holland Casino is nodig om de structurele negatieve effecten van € 10 miljoen euro per jaar op het EMU-saldo vanaf het moment van verkoop «goed te maken»? Wat kan in het traject voorafgaand aan de verkoop worden gedaan om de waarde van Holland Casino te verhogen?

Antwoord 54, 84, 108 en 109

Indien sprake zou zijn van een aanhoudend negatief resultaat bij Holland Casino, dan heeft dit vanzelfsprekend een negatief effect op de verkoopbaarheid van deze deelneming. De laatste jaren heeft Holland Casino een omvangrijke herstructurering ingezet, waarvan de eerste positieve resultaten in 2014 zichtbaar werden. In 2014 heeft Holland Casino weer winst gemaakt (€ 12 mln.). Ter voorbereiding op de privatisering is het van belang dat aan potentiële kopers aangetoond kan worden wat het verdienpotentieel van Holland Casino zelf en de individuele vestigingen zijn. Om deze zo goed mogelijk te weerspiegelen is het zaak dat de vestigingen efficiënt werken en er zo min mogelijk onzekerheid is in de markt (over bijvoorbeeld toekomstige wetgeving). Tot aan de privatisering bouwt Holland Casino verder aan een sterk en toekomstbestendig bedrijf.

In het besliskader van het rapport Verbinding Verbroken is opgenomen dat er onderzoek gedaan moet worden naar de kosten van de voorgenomen privatisering of verzelfstandiging, onder andere naar de transitie- en toezichtskosten. In de Beleidsvisie herinrichting speelcasinoregime d.d. 11 juli 2014 («Beleidsvisie») is dit inzichtelijk gemaakt in hoofdstuk 13 en 14. Deze beleidsvisie is 11 juli jl. aan uw Kamer gezonden (Kamerstuk 24 557, nr. 135).

In de Beleidsvisie zijn verschillende reguleringsaspecten verbonden die effect hebben op de waarde van de onderneming. Drie elementen hebben de grootste impact: 1) het omzetten van de vergunning voor onbepaalde tijd in bepaalde tijd met een looptijd van vijftien jaar, 2) het introduceren van twee additionele vergunningen, en 3) het separeren van vier bestaande vestigingen. Daarnaast zal de Staat, evenals Holland Casino, kosten maken voor de transactie. De verkoopopbrengsten van Holland Casino, de vier separate vestigingen en twee licenties komen conform de begrotingsregels ten goede aan de algemene middelen.

Zoals gebruikelijk bij voorgenomen verkooptransacties van de Staat kan geen gedetailleerd inzicht worden geven in cijfers over de waardering van de onderneming. De onderhandelingspositie van de Staat als verkopende partij zou daarmee immers worden geschaad en het belang van de schatkist om een optimale verkoopopbrengst te realiseren zou dan niet zijn geborgd.

Voor zover u vraagt naar de gevolgen van het feit dat na de privatisering de Staat niet langer dividendinkomsten van Holland Casino zal ontvangen, het volgende. Sinds 2009 is er – helaas – geen dividend voor Holland Casino meer ontvangen. De dividendinkomsten over de afgelopen periode zagen er als volgt uit:

 

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Dividend

85.300

79.000

33.500

0

0

0

0

0

In de begroting is geen afdracht geraamd voor de periode 2014 tot en met 2016. Onder de aanname van ongewijzigd beleid (geen privatisering van Holland Casino), is vanaf 2017 € 10 mln. aan dividendontvangsten geraamd tot aan 2019. De verkoopopbrengst van een deelneming komt ten goede aan de EMU-schuld en leidt daarmee tot schuldverlaging. Als gevolg hiervan dalen de rentelasten. Hiertegenover staat dat de dividendopbrengsten van de deelneming wegvallen. De kasstroom van het Rijk, en daarmee het EMU-saldo, verandert met het saldo van enerzijds de rentemeevaller, anderzijds de dividendtegenvaller.

Wanneer de dividendopbrengsten groter zijn dan de te besparen rentelasten, zal het EMU-saldo verslechteren. Dividendopbrengsten zijn echter ook aan risico’s onderhevig. Deze toekomstige risico’s vallen weg wanneer een deelneming wordt verkocht, en ook het wegvallen van risico’s heeft een (positieve) waarde, die in ogenschouw moet worden genomen bij het beoordelen van een verkoop. Het effect op het EMU-saldo hangt dan ook af van de omvang van de verkoopprijs, de rentelasten en de dividenduitkering van Holland Casino.

Hierbij zij opgemerkt dat de beslissing tot het wel of niet verkopen van een staatsdeelneming in eerste instantie wordt gedreven door de bijdrage van het aandeelhouderschap aan de borging van het publieke belang. Met de begrotingsgevolgen wordt vanzelfsprekend rekening gehouden, maar deze vormen niet de hoofdoverweging bij het nemen van een verkoopbeslissing.

Vraag 55

Wat houdt de «focus op vaste gasten» precies in? Betekent dit dat gokverslaafden worden aangezet tot nog meer gokken? Hoe verhoudt dit zich tot het publieke belang van het tegengaan van gokverslaving?

Vraag 56

Hoe wordt in de strategie van Holland Casino met een focus op vaste gasten, voorkomen dat de vaste gasten ongewenst vaste gast zijn vanwege een gokverslaving?

Vraag 112

Hoe draagt het kabinet er zorg voor dat Holland Casino kansspelverslaving blijft tegengaan, ook na een eventuele privatisering?

Antwoord 55, 56 en 112

De strategie van Holland Casino bestaat uit drie pijlers; lokaal ondernemerschap, focus op vaste gasten en een goedkoper en efficiënter bedrijf. Focus op vaste gasten houdt in dat Holland Casino haar klanten, en dan met name de vaste gasten, centraal zet door deze zo goed mogelijk te bedienen, zowel middels innovatief spelaanbod als middels loyaliteitsprogramma’s. Door te streven naar maatwerk binnen de muren van Holland Casino poogt Holland Casino onder meer te voorkomen dat gasten doorspelen in een ongecontroleerde omgeving. Dat is immers de taak van Holland Casino.

Het preventiebeleid van Holland Casino, dat zonder uitzondering ook van toepassing is op de vaste gasten, is allereerst door de Algemene Rekenkamer onderzocht, waarbij het in haar rapport «Holland Casino: naleving overheidsbeleid (15 februari 2011)» constateert dat Holland Casino met dit preventiebeleid op een goede manier invulling geeft aan haar zorgplicht om kansspelverslaving zoveel mogelijk te voorkomen (Kamerstuk 32 636, nr. 2). Het preventiebeleid van Holland Casino is een internationaal toonaangevende aanpak die voortkomt uit samenwerking met verslavingszorg en wetenschap en door jarenlange praktijkervaring. Hierbij wordt feedback van (vaste) gasten en ervaringen van medewerkers gebruikt om het preventiebeleid steeds verder te ontwikkelen. Daarnaast heeft de Kansspelautoriteit (KSA) Holland Casino een jaar lang onder verscherpt toezicht geplaatst. Gedurende het verscherpt toezicht heeft de KSA bezien of de focus op vaste gasten zou leiden tot problemen in de uitvoering van het preventiebeleid en of deze focus strijdig zou zijn met het voorkomen en bestrijden van gokverslaving. De KSA heeft dit onderzoek in 2014 afgerond en heeft geconstateerd dat er geen problemen in de uitvoering van het preventiebeleid bij Holland Casino zijn.

De verkoop van Holland Casino betekent niet dat de overheid haar handen van de casinomarkt af trekt. Integendeel: de opheffing van het casinomonopolie en de privatisering van Holland Casino vereisen dat de maatregelen ter bescherming van de publieke belangen stevig worden verankerd in wet- en regelgeving. In hoofdstuk 6 van de vorig jaar aan de Tweede Kamer gestuurde beleidsvisie «herinrichting van het speelcasinoregime» wordt uitgebreid beschreven hoe het kabinet kansspelverslaving in de nieuwe marktordening wil tegengaan.

Vraag 56

Hoe wordt in de strategie van Holland Casino met een focus op vaste gasten, voorkomen dat de vaste gasten ongewenst vaste gast zijn vanwege een gokverslaving?

Antwoord vraag 56

Zie de beantwoording bij vraag 55.

Vraag 57

In hoeveel deelnemingen is al vastgelegd dat strategieplannen eerst ter goedkeuring worden voorgelegd aan de aandeelhouder? In hoeveel deelnemingen heeft dit geleid tot een wijziging van de strategieplannen?

Vraag 58

Kan worden aangegeven in hoeverre de staat als aandeelhouder de invulling en vaststelling van de strategie van Staatsdeelnemingen heeft beïnvloed?

Antwoord vraag 57 en 58

Het vaststellen van de strategie gebeurt door het bestuur van de onderneming, in samenspraak met de raad van commissarissen. De staat als aandeelhouder wenst (vroegtijdig) betrokken te worden in het besluitvormingsproces. In de standaardstatuten, die voor alle staatsdeelnemingen zullen gelden is dan ook opgenomen dat de strategie eerst met de aandeelhouder besproken dient te worden, alvorens deze door de onderneming kan worden vastgesteld. Een dergelijke bepaling staat nog niet in de huidige statuten van de meeste deelnemingen, maar is in de meeste gevallen wel de staande praktijk.

Door een constructieve dialoog over de strategieplannen wordt juist voorkomen dat er tussentijdse, door de aandeelhouder afgedwongen wijzigingen van de strategie nodig zijn. De staatsdeelneming is immers vroeg in het proces en zo volledig mogelijk op de hoogte van de positie van de staat.

Vraag 58

Kan worden aangegeven in hoeverre de staat als aandeelhouder de invulling en vaststelling van de strategie van Staatsdeelnemingen heeft beïnvloed?

Antwoord vraag 58

Zie de beantwoording bij vraag 57.

Vraag 59

Op welke manier laat de Nederlandse overheid zijn invloed bij bijvoorbeeld ABN AMRO omtrent de beloningsstructuur gelden, nu op dit moment ABN AMRO voor 100% in bezit van de Nederlandse overheid is?

Antwoord 59

Via de vaststelling van het beloningsbeleid voor de bestuurders. Het vaststellen van het beloningsbeleid voor bestuursleden en commissarissen is een expliciete bevoegdheid van de aandeelhouder. Het beloningsbeleid bevat onder andere de maximale totale beloning, de maximale variabele beloning, en de maximale vertrekvergoeding. NLFI vervult de aandeelhoudersrol van de Staat in ABN Amro. Voor beslissingen omtrent het beloningsbeleid dient NLFI de toestemming te hebben van de Minister van Financiën.

Vraag 60

Wanneer en op welk niveau zullen de goedkeuringsdrempels worden vastgesteld voor investeringen en deelnemingen?

Antwoord 60

Zie de beantwoording bij vraag 50.

Vraag 61

Kan de regering de «standaardstatuten» ook aan de Kamer doen toekomen?

Antwoord vraag 61

Zie de beantwoording van vraag 48.

Vraag 62

Goedkeuringsdrempels: kunt u een overzicht geven per deelneming op welke wijze statutaire goedkeuring-drempels zijn vorm gegeven?

Antwoord 62

Zie de beantwoording bij vraag 50.

Vraag 63

Is er inmiddels concrete interesse voor een (kruislingse) participatie in Tennet en Gasunie van andere netwerkbedrijven?

Vraag 103

Wat is de stand van zaken van de strategische samenwerkingsverbanden die zijn aangekondigd voor Gasunie? Met welke mogelijke strategische partners wordt gesproken? Wat betekent dit voor het percentage aandelen in handen van de Staat?

Vraag 138

Wat is de stand van zaken van de strategische samenwerkingsverbanden die zijn aangekondigd voor Tennet? Met welke mogelijke strategische partners wordt gesproken? Wat betekent dit voor het percentage aandelen in handen van de Staat?

Vraag 142

Zijn er op dit moment plannen voor Kruisparticipaties in Tennet of Gasunie? Zo ja, hoe zien deze plannen eruit?

Antwoord 63, 103, 138 en 142

Er zijn op dit moment nog geen concrete plannen voor een strategische samenwerking. Wel is de wereld van de netwerkbedrijven volop in beweging en zijn veel netwerkbedrijven informeel de mogelijkheden voor samenwerking aan het verkennen. Als dit voor Gasunie of Tennet tot een concreet samenwerkingsvoorstel leidt, zal het parlement vooraf worden geïnformeerd.

In februari 2014 is een Kamerbrief verstuurd over strategische samenwerkingsvormen van Gasunie of Tennet (Kamerstuk 28 165, nr. 176). Zoals in die Kamerbrief is aangegeven, wordt een kruisparticipatie (of andere grensoverschrijdende samenwerkingsvorm die invloed heeft op de aandelenpositie van de staat) alleen toegestaan met netbeheerders die op grond van Europese regels gecertificeerd en volledig onafhankelijk zijn, wanneer het publieke belang gediend is met de samenwerking, en wanneer er sprake is van een goede business case. Daarnaast is in de Kamerbrief opgenomen dat een (kruislingse)participatie alleen doorgang kan vinden wanneer de staat altijd de meerderheid van de aandelen en zeggenschap in Gasunie of Tennet zal behouden. Het percentage aandelen in handen van de staat kan dus nooit minder worden dan 50% van de aandelen plus één aandeel.

Vraag 64

Branchevreemde activiteiten kunnen passen binnen de strategie van staatsdeelnemingen als deze aantoonbaar bijdragen aan het publieke belang. Kan een overzicht van branchevreemde activiteiten per deelneming worden gegeven?

Antwoord vraag 64

Bij de toetsing van investeringsvoorstellen wordt meegenomen of deze wel of niet branchevreemd zijn. Indien het om een branchvreemde activiteit zou gaan, dan moet deze aan extra strenge eisen voldoen om de goedkeuring van de aandeelhouder te krijgen. Zo mag deze activiteit allereerst niet strijdig zijn met de gedefinieerde publieke belangen van de staatsdeelneming. Daarnaast kan er een opslag op het rendement worden geëist voor een dergelijke activiteit, mocht het feit dat het een branchvreemde activiteit is meer risico’s met zich meebrengen (al dan niet volgend uit de onbekendheid met de betreffende markt.) Branchevreemde activiteiten an sich zijn dus niet automatisch uitgesloten. De beoordeling van investeringen is het toetsmoment, er wordt niet separaat beoordeeld en bijgehouden welke activiteiten van de deelnemingen branchevreemd zijn en welke niet.

Vraag 65, 79 en vraag 80

  • Is er een standaard rendement dat gevraagd wordt van de deelneming? Is dit afhankelijk van het risicoprofiel? Kan de regering een tabel geven met de gevraagde rendementen van alle deelnemingen?

  • De verwachting is dat het normrendement eind 2014 voor een groot deel van de deelnemingen zal zijn vastgesteld; Kan hier een overzicht van gegeven worden (incl. de afweging van de hoogte van de norm)? Zo nee, wanneer en hoe wordt de Tweede Kamer hierover geïnformeerd?

  • Is inmiddels eind 2014 het normrendement per deelneming vastgesteld? Hoe is hierbij het CAPM toegepast? Voor toepassing van het CAPM is toch de standaarddeviatie in de koersontwikkeling nodig? Dit is toch niet voorhanden omdat de staatsdeelnemingen niet op de beurs staan genoteerd? Hoe wordt dan de standaarddeviatie vastgesteld of anderszins het CAPM toegepast?

Antwoord 65, 79 en 80

Voor de berekening van het normrendement hanteert de staat als aandeelhouder een model dat de relatie tussen risico en verwacht rendement beschrijft. Het Capital Asset Pricing Model (CAPM) is het meest gebruikelijke model voor deze wijze van berekening van het rendement dat minimaal benodigd is om de vermogenskosten terug te verdienen en daarmee van belang voor het voortbestaan van de onderneming.

Binnen dit model zijn drie parameters van belang, te weten de risicovrije rente, marktrisicopremie en de zogenoemde béta. De aannames rondom de risicovrije rente en markrisicopremie zijn voor iedere deelneming gelijk. De risicovrije rente wordt gebaseerd op het eenjarige gemiddelde van een Nederlandse staatsobligatie (looptijd van tien jaar). De marktrisicopremie is het te verwachten additionele rendement bovenop de risicovrije rente dat een belegger kan realiseren door te investeren in aandelen in plaats van staatsobligaties. De marktrisicopremie, die we gebruiken voor het bepalen van het normrendement is gebaseerd op verschillende bedrijfseconomische wetenschappelijke artikelen. De bèta geeft het risico van het specifieke bedrijf weer. Deze wordt berekend op basis van gegevens van beursgenoteerde ondernemingen die voor wat betreft het risicoprofiel vergelijkbaar zijn met de betreffende staatsdeelneming. Op deze manier kan een inschatting worden gemaakt van het risicoprofiel van de staatsdeelneming en het daarbij passend rendement dat de aandeelhouder mag verwachten ter compensatie voor het gelopen risico op het geïnvesteerde vermogen.

De uitkomst van het Capital Asset Pricing Model is dus een verwachtingswaarde. Er kunnen goed uitlegbare oorzaken zijn waardoor een deelneming over een boekjaar een lager of juist een hoger rendement realiseert. Daarom kies ik er voor om de afgesproken normrendementen in bandbreedtes te publiceren in de vorm van drie groepen: een normrendement tussen i) 5% en 6%, ii) 6% en 7%, en iii) 7% en 8%. Ik zal dat in het jaarverslag over 2014 doen, op het moment dat met alle staatsdeelnemingen een normrendement is afgesproken. Deze vaststelling bevindt zich momenteel in de afrondende fase.

Vraag 66

In hoeveel van de 12 investeringsbeslissingen was er geen goedkeuring van de aandeelhouder?

Antwoord 66

In 2013 zijn alle twaalf investeringsvoorstellen goedgekeurd.

Vraag 67

Zijn er door staatsdeelnemingen investeringen gedaan, waarbij de aandeelhouder betrokken had moeten worden, maar waarbij dit niet is gebeurd? Zo ja, in welke gevallen is dit voorgekomen?

Antwoord 67

Ik heb niet geconstateerd dat er in 2013 investeringen zijn gedaan waarbij de aandeelhouder betrokken had moeten worden, maar waarbij dat niet is gebeurd.

Vraag 68

Zijn er door staatsdeelnemingen investeringen gedaan waarbij de aandeelhouder niet formeel betrokken had hoeven worden, maar waarbij de aandeelhouder wel betrokken had willen worden?

Antwoord 68

Nee. Het komt andersom wel voor dat deelnemingen investeringen toch informeel consulteren bij de aandeelhouder, terwijl er statutair geen formele rol voor de AVA is.

Vraag 69

Welke investeringen groter dan 25 miljoen euro door staatsdeelnemingen zijn tot stand gekomen zonder betrokkenheid van de aandeelhouder?

Antwoord 69

De staat heeft als aandeelhouder een goedkeuringsrecht bij grote investeringen en voor investeringen die nieuw of bepalend zijn voor de koers van een staatsdeelneming. Deze investeringsdrempel ligt doorgaans hoger dan € 25 mln. Zo zijn de huidige investeringsdrempels van bijvoorbeeld Tennet € 100 mln en het Havenbedrijf Rotterdam € 50 mln. Ik beschik dan ook niet over de gevraagde gegevens. Zoals in het jaarverslag is terug te vinden is de staat bij twaalf investeringen betrokken geweest, waarvan bij tien sprake was van formele betrokkenheid.

Vraag 70

BNG: Wat was de ratio achter de leningen aan buitenlandse partijen door de BNG? Kunt u daar een overzicht van geven?

Antwoord 70

BNG Bank heeft in de jaren rondom de eeuwwisseling een aantal transacties met buitenlandse debiteuren binnen de Europese Unie gesloten om hoofdzakelijk twee redenen. Allereerst om zich voor te bereiden op de toen door de bank verwachte effecten van de verdere eenwording van de Europese bankenmarkt. De bank hield rekening met een verdergaande concurrentie vanuit de landen van de Europese Unie en onderzocht haar mogelijkheden in de Europese Unie. Na het uitbreken van de financiële crisis is deze trend gekeerd en is de kredietverlening weer volledig op Nederland gericht. Deze beperkte portefeuille bestaat mede uit een aantal pps-transacties. De bank heeft meegedaan in deze transacties om ervaring op te doen met dit soort projectfinanciering. De opgedane kennis en ervaring zijn gebruikt om de Nederlandse pps-markt te stimuleren. Deze was toen aan het ontstaan en kon kennis, ervaring en stimulans goed gebruiken.

Vraag 71

De totaalbalans van de BNG Bank is met circa 11 miljard euro gedaald. Wat is hiervan de reden c.q. oorzaak?

Vraag 73

Wat is de oorzaak en de ratio van/achter de daling van het balanstotaal van de BNG Bank?

Vraag 93

Wat is de oorzaak van daling van het balanstotaal, vreemd vermogen en de inkomsten bij de BNG Bank van 2012 op 2013?

Antwoord 71, 73 en 93

De daling van het balanstotaal in 2013 wordt vooral veroorzaakt door boekhoudkundige effecten als gevolg van IFRS-regelgeving. De relatief forse toename van de lange rentetarieven en de stijging van de euro ten opzichte van de Amerikaanse dollar in 2013 hadden een neerwaarts effect op het balanstotaal. De reële waarde van in dollars opgenomen leningen en de ten behoeve van het elimineren van valuta- en renterisico's afgesloten transacties (veelal swaps) zijn hierdoor per saldo sterk afgenomen. Deze boekhoudkundige gevolgen komen vooral tot uitdrukking in een sterke daling van het vreemd vermogen. Daarnaast heeft de bank haar balanstotaal scherp beheerd om de lasten vanuit de bankenbelasting zoveel mogelijk te beperken. De kredietportefeuille, een veel betere maatstaf voor de activiteiten van de bank, is licht gestegen in 2013. De inkomsten (rentebaten) in 2013 stonden onder druk van de dalende trend in de marktrente. De winst 2013 was lager dan 2012, vooral als gevolg van ongerealiseerde negatieve marktwaardeveranderingen in het resultaat financiële transacties, eveneens veroorzaakt door de IFRS-regelgeving.

Vraag 72

Kan het verschil tussen de tekst over het balanstotaal en figuur 6.1 worden toegelicht?

Antwoord 72

Zoals in de voetnoot onder figuur 6.1 reeds is toegelicht, zijn de balanstotalen van BNG en NWB niet meegenomen in de figuur. De reden is gelegen in het feit dat financiële instellingen (zoals BNG en NWB) een relatief groot balanstotaal hebben. Het opnemen van BNG en NWB in figuur 6.1 zou de zichtbaarheid van de andere deelnemingen (met een veel kleiner balanstotaal) doen afnemen.

De totale activawaarde per ultimo 2013 van de operationele deelnemingen in beheer bij het Ministerie van Financiën bedroeg circa 250 miljard euro. Het totaal van de jaarkolom 2013 in figuur 6.1 bedraagt iets meer dan 45 miljard euro. Het verschil wordt dus veroorzaakt door de totale activa van BNG en NWB (van respectievelijk 131 miljard euro en 73 miljard euro, in totaal circa 204 miljard euro).

Vraag 73

Wat is de oorzaak en de ratio van/achter de daling van het balanstotaal van de BNG Bank?

Antwoord 73

Zie de beantwoording bij vraag 71

Vraag 74

Deelnemingen moeten zich zelfstandig kunnen financieren door vreemd vermogen aan te trekken op de geld- of kapitaalmarkt. Bij welke deelnemingen is het de afgelopen vijf jaar niet gelukt om zich zelfstandig te financieren? En is dit in de toekomst een reëel uitgangspunt voor alle deelnemingen? Voor welke wel en welke niet?

Antwoord 74

De afgelopen vijf jaar is het alle deelnemingen gelukt om vreemd vermogen aan te trekken op de geld- of kapitaalmarkt of via bankfinanciering. Tennet heeft een kapitaalinjectie gehad in 2011 en 2012. De reden daarvoor was echter om een forse investeringsagenda in Nederland te kunnen financieren met behoud van de credit rating.

Vraag 75

Klopt het dat financiële deelnemingen minimaal een credit rating van AAA zouden moeten hebben? Klopt het dat de BNG Bank (AA+), FMO (AA+) en de NWB Bank (AA+) dit volgens S&P alle drie niet hebben? Klopt dit en heeft dit geleid tot aanpassingen?

Antwoord 75

De norm is opgesteld vanuit de gedachte dat de Nederlandse Staat een AAA rating heeft. In oktober 2013, toen de Nota Deelnemingenbeleid rijksoverheid verscheen, was dat het geval. In november 2013 heeft Standard and Poors de credit rating van de Nederlandse Staat verlaagd naar AA+. Als gevolg daalde de credit rating van Standard and Poors voor BNG Bank, FMO en NWB Bank van AAA ook naar AA+. Dit heeft niet geleid tot aanpassingen in de uitgangspunten, omdat het voor de banken niet realistisch is om een hogere credit rating dan de Nederlandse Staat na te streven.

Overigens waarderen de twee andere vooraanstaande ratingbureaus Fitch en Moody’s zowel de Nederlandse Staat als deze banken met een AAA rating.

Vraag 76

Welke onderbouwing wordt gegeven voor de lagere credit rating van UCN?

Antwoord 76

Urenco is begin 2014 door Standard & Poors op «negative watch» gezet in verband met de verslechtering van de vooruitzichten voor de afname van haar diensten en de druk op haar financiële indicatoren. De credit rating is hiermee nog niet verlaagd en het is ook niet de verwachting dat dit zal gaan gebeuren. Op dit moment staat Urenco niet meer op «negative watch».

Vraag 77

Van welke staatsdeelnemingen is de credit rating in 2013 of 2014 verlaagd? Wat was hiervan de reden?

Antwoord 77

In november 2013 heeft Standard and Poors de credit rating van de Nederlandse Staat verlaagd naar AA+. Als gevolg hiervan daalde in 2013 de credit rating van Standard en Poors voor BNG Bank, FMO en NWB Bank van AAA ook naar AA+ en de credit rating van Gasunie van AA- naar A+.

Vraag 78

Er wordt gesteld: «Met de vermogenspositie wordt de verhouding tussen eigen en vreemd vermogen bedoeld». Waarom ontbreken de vermogensposities per deelneming op deze pagina? Kunt u deze alsnog leveren?

Antwoord 78

De vermogensposities (hoogte van eigen vermogen en vreemd vermogen) ontbreken niet, en zijn opgenomen in de deelnemingspecifieke cijferbladen in hoofdstuk 7 van het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen 2013.

Vraag 79

De verwachting is dat het normrendement eind 2014 voor een groot deel van de deelnemingen zal zijn vastgesteld; Kan hier een overzicht van gegeven worden (incl. de afweging van de hoogte van de norm)? Zo nee, wanneer en hoe wordt de Tweede Kamer hierover geïnformeerd?

Antwoord 79

Zie de beantwoording bij vraag 65.

Vraag 80

Is inmiddels eind 2014 het normrendement per deelneming vastgesteld? Hoe is hierbij het CAPM toegepast? Voor toepassing van het CAPM is toch de standaarddeviatie in de koersontwikkeling nodig? Dit is toch niet voorhanden omdat de staatsdeelnemingen niet op de beurs staan genoteerd? Hoe wordt dan de standaarddeviatie vastgesteld of anderszins het CAPM toegepast?

Antwoord 80

Zie de beantwoording bij vraag 65.

Vraag 81

Wat is de oorzaak van de negatieve rendementen van COVRA? Heeft dit nog gevolgen voor de verwezenlijking van de doelstelling van de COVRA? Zo nee, waarom niet? Zo, ja wat wordt er gedaan om de doelstelling van COVRA niet in gevaar te brengen?

Vraag 96

Wat zijn de gevolgen van het achterblijven van het beleggingsresultaat Waarborgfonds Eindberging? Wat is de reden voor het achterblijven? Hoe wordt dit opgelost voor de toekomst?

Vraag 98

Waaruit bestaan de inkomsten van COVRA? Kunt u nader ingaan op de oorzaak van het plots optredende verlies in 2013? Kunt u nader in gaan op het eindbergingsfonds?

Antwoord 81, 96 en 98

De winst- en verliesrekening van COVRA bestaat – kort gezegd – uit het bedrijfsresultaat en uit het renteresultaat van het Waarborgfonds Eindberging.

De omzet (inkomsten) van COVRA komt uit tarieven die zij in rekening brengt aan de aanbieders van radioactief afval. Deze tarieven zien zowel op de verwerking als de tijdelijke en definitieve opslag van het radioactief afval. Het bedrijfsresultaat betreft het operationele resultaat van het verwerken en tijdelijk opslaan van dit radioactief afval. Het bedrijfsresultaat over 2013 was positief.

Het renteresultaat van het Waarborgfonds Eindbergingsfonds was over 2013 negatief, waardoor COVRA over 2013 verlies heeft geleden.

Het renteresultaat van COVRA over 2013 was negatief doordat de ontvangen rente op de gelden in het Waarborgfonds Eindberging lager was dan de rente die ontvangen had moeten worden, namelijk de rente die nodig is om in 2130 een vermogen te bereiken dat volgens de huidige technische inzichten beschikbaar moet zijn om het dan aanwezige radioactief afval definitief op te slaan (de eindberging van het radioactief afval). Inclusief inflatie zou jaarlijks een renteresultaat van 4,3% moeten worden gerealiseerd om dit vermogen in 2130 te bereiken. De door COVRA gerealiseerde rente was lager dan deze 4,3%, doordat COVRA de voor eindberging bestemde middelen dient aan te houden bij de schatkist. Zoals bekend is de rente op staatsleningen op dit moment lager dan 4,3% en de rente op deposito’s bij de schatkist daarmee ook.

COVRA vult het verschil tussen de rente die zij heeft ontvangen en de rente die zij had moeten ontvangen om in 2130 het vermogen voor eindberging te hebben, zelf aan in het Waarborgfonds Eindberging. Daardoor ontstaat het verlies. Dit verlies betekent overigens niet dat COVRA een tekort heeft in haar liquiditeitspositie en haar betalingsverplichtingen niet zou kunnen voldoen.

Hoewel het niet zeker is dat COVRA in de toekomst de benodigde rente en het benodigde vermogen voor eindberging niet behaalt, is het op de (middel)lange termijn niet wenselijk als COVRA verliezen blijft lijden door tegenvallende renteresultaten. Deze situatie en mogelijke oplossingsrichtingen worden momenteel onderzocht in samenwerking met COVRA. De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over de uitkomsten daarvan.

Vraag 82

UCN heeft een 5 jaars-gemiddelde rendement van 25%. Hoeveel bedraagt het 5 jaars gemiddelde rendement van haar dochter URENCO.? Hoeveel dividend is in die periode aan de staat uitgekeerd?

Antwoord 82

De afgelopen 5 jaar is voor in totaal € 284,2 mln. dividend aan de Staat uitgekeerd. Het gemiddelde rendement op eigen vermogen over de afgelopen vijf jaar ligt rond de 24%.

Vraag 83

Kunt u ons de articles/statuten van Urenco te beschikking stellen?

Antwoord 83

De huidige statuten zal ik ter inzage leggen.

Vraag 84

Wat kan Holland Casino onder de huidige marktomstandigheden nog opleveren? Zijn er actuele schattingen bekend van de waarde? Hebben de beoogde wijzigingen van de Wet op de kansspelen een substantieel positief effect op de financiële vooruitzichten van Holland Casino?

Antwoord vraag 84

Zie de beantwoording bij vraag 54.

Vraag 85

Kan de regering een tabel geven met de in 2014 vastgestelde (dividend)payout ratio’s per deelneming, in procenten?

Antwoord 85

De payout ratio’s die in 2014 zijn vastgesteld (over 2013) zijn opgenomen in hoofdstuk 7 van het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen. De (dividend)payout ratio’s over 2014 worden tijdens de aandeelhoudersvergaderingen in het voorjaar van 2015 vastgesteld.

Vraag 86

Waarom staan in figuur 6.4 alleen de dividendontvangsten vermeld van de operationele deelnemingen en niet van de beleidsdeelnemingen?

Antwoord 86

In de beschrijvende hoofdstukken van het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen 2013 (i.c. hoofdstukken 1 tot en met 6) wordt steeds verslag gedaan van (de inzet van de aandeelhoudersbevoegdheden bij) de operationele deelnemingen die in beheer zijn bij het Ministerie van Financiën. Bij de beleidsdeelnemingen vervult een ander ministerie dan het Ministerie van Financiën de aandeelhoudersrol. Figuur 6.4 bevat dan ook alleen de dividendontvangsten van de operationele deelnemingen waar de Minister van Financiën de aandeelhoudersrol invult.

Vraag 87

Hoe kan het grote verlies in 2013 verklaard worden bij COVRA en Holland Casino? Hoe heeft zich dit ontwikkeld in 2014?

Antwoord 87

Sinds medio 2008 staan de resultaten van Holland Casino sterk onder druk als gevolg van onder andere de economische crisis en de concurrentie van illegaal kansspelaanbod op internet. Door de moeilijke economische omstandigheden was fors ingrijpen in de bedrijfsvoering noodzakelijk. De nadruk lag in 2013 op het oplossen van de korte termijn continuïteitsproblemen en het opstellen van een strategisch plan om de koers voor de langere termijn te bepalen. In de eerste helft van 2013 heeft Holland Casino haar strategie herijkt. Het strategisch plan omvat € 122 mln. aan maatregelen en moet in 2016 leiden tot een structureel verbeterd resultaat. In 2014 heeft Holland Casino weer winst gemaakt (€ 12 mln.).

Het verlies bij COVRA is het gevolg van het achterblijvende renteresultaat van het Waarborgfonds Eindberging. Ik verwijs u verder naar de beantwoording van de vragen 81, 96 en 98.

Vraag 88

Wat is de totale behaalde winst van de staatsdeelnemingen, daar bij rekening houdende met het deelnemingspercentage van de staat?

Antwoord 88

De totale behaalde winst van de staatsdeelnemingen rekening houdende met het deelnemingspercentage van de staat is EUR 1,4 miljard. In onderstaande tabel treft u het aandeel van de staat, de winst per deelneming en de winst naar rato van het aandeelpercentage. De bedragen zijn in miljoenen euro.

Deelneming

Aandeel

Winst

Gewogen winst

1

BNG

50,0%

283,0

141,5

2

COVRA

100,0%

– 2,9

– 2,9

3

FMO

51,0%

133,3

68,0

4

Gasunie

100,0%

464,0

464,0

5

Havenbedrijf Rotterdam

29,2%

226,6

66,2

6

Holland Casino

100,0%

– 22,3

– 22,3

7

KLM

5,9%

133,0

7,8

8

KNM

100,0%

0,9

0,9

9

Nederlandse Staatsloterij

100,0%

97,6

97,6

10

NS

100,0%

– 43,0

– 43,0

11

NWB

17,2%

34,0

5,8

12

Schiphol

69,8%

227,5

158,7

13

Tennet

100,0%

357,0

357,0

14

Thales Nederland

1,0%

25,8

0,3

15

UCN

100,0%

110,8

110,8

 

Totale gewogen winst

   

1.410,5

Vraag 89

Waarom is wel de NWB Bank in figuur 6.5 opgenomen en niet de BNG Bank?

Antwoord 89

In figuur 6.5 zijn zowel de NWB Bank als de BNG Bank opgenomen.

Vraag 90

De BNG Bank moet gaan voldoen aan het Bazel III-toezichtkader met een leverage ratio van 3%. Nederland kiest eenzijdig in Europa voor een leverage ratio van 4%. Waarom wordt dat hier niet genoemd? In hoeverre wordt er voor de BNG Bank een uitzonderingspositie geregeld, zoals eerder is gesuggereerd, waarbij mag worden afgeweken van dit percentage? Waarom? Wat zijn de gevolgen als de BNG Bank tijdig aan dit percentage moet voldoen?

Vraag 130

De leverage ratio van de NWB Bank bedroeg in 2014 1,9%. Dit moet naar 4%. In hoeverre wordt er voor de NWB Bank een uitzonderingspositie geregeld, zoals eerder is gesuggereerd, waarbij mag worden afgeweken van dit percentage? Waarom? Wat zijn de gevolgen als de NWB Bank tijdig aan de 4% moet voldoen en hoe gaat men dit realiseren?

Antwoord 90 en 130

In Nederland is – vooruitlopend op afspraken over de leverage ratio eis op Europees niveau – een minimum leverage ratio eis geïntroduceerd van 4% voor systeemrelevante banken, uiterlijk te bereiken in 2018. Deze eis is niet van toepassing op NWB Bank en BNG Bank. Daarnaast zal de Europese Commissie eind 2016 een rapport publiceren over de leverage ratio, met de bedoeling om te komen tot een geharmoniseerde minimum Europese leverage ratio, die vanaf 2018 zou moeten gaan gelden. Dit rapport wordt gebaseerd op een advies van de European Banking Authority (EBA), dat voor eind oktober 2016 zal verschijnen. In dit rapport zal de EBA ook expliciet kijken naar verschillen in de bedrijfsmodellen en balanskenmerken van banken. Omdat op voorhand niet duidelijk is hoe een eventuele Europese leverage ratio ratio eis er voor banken als de NWB Bank en BNG Bank uit zal komen te zien en de voorlopige afspraken in Bazel III over de leverage ratio op 3% zijn vastgesteld, is het wenselijk dat beide banken de komende jaren stappen blijven zetten om de leverage ratio verder te verbeteren. Zij kunnen dit doen door het inhouden van winst en het uitgeven van vermogensinstrumenten, zoals hybride kapitaal.

Vraag 91

Wat is het effect geweest van de Wet schatkistbankieren op de BNG Bank?

Antwoord 91

Schatkistbankieren heeft ertoe geleid dat de rekening-courantsaldi en deposito’s die decentrale overheden aanhielden bij de bank zijn overgeheveld naar de centrale Treasury van het Ministerie van Financën. Dit heeft ertoe geleid dat de bank een bedrag van circa € 1,5 miljard heeft moeten herfinancieren in de professionele geldmarkt. De directe resultaateffecten daarvan zijn verwaarloosbaar geweest.

Vraag 92

Waarom is de Wet schatkistbankieren ingevoerd als het ook mogelijk was om de lokale overheden te verplichten om alle overschoten bij de BNG Bank uit te zetten?

Antwoord 92

Het doel van schatkistbankieren was het leveren van een significante bijdrage aan EMU-schuldverlaging en daarnaast het verminderen van het financiële risico voor decentrale overheden. Dit kan door de tegoeden van decentrale overheden in de schatkist te laten aanhouden, in plaats van bij derden. Tegoeden van decentrale overheden bij BNG Bank worden niet geconsolideerd in de sector overheid, dus deze kunnen niet verrekend worden met de overheidsschuld.

Vraag 93

Wat is de oorzaak van daling van het balanstotaal, vreemd vermogen en de inkomsten bij de BNG Bank van 2012 op 2013?

Antwoord 93

Zie de beantwoording bij vraag 71.

Vraag 94

Wat is de onderbouwing van de pay-out ratio van 25% bij de BNG Bank?

Antwoord 94

In verband met de kapitaalseisen onder Bazel III heeft BNG Bank met ingang van het boekjaar 2011 besloten om jaarlijks de pay-out ratio te verlagen van 50% naar 25%. Dit reserveringsbeleid blijft in stand zolang de bank niet voldoet aan de norm voor de leverage ratio van 3%. De groei van het eigen vermogen zal voor een deel moeten komen uit ingehouden winsten en voor het restant uit andere vermogensinstrumenten zoals hybride schuldtitels.

Vraag 95

Wat is het effect van de Wet Normering Topinkomens op personen die naast een functie die onder het bereik van de WNT valt, een nevenfunctie uitoefenen bij een staatsdeelneming? Valt de bezoldiging die zij uit hoofde van hun commissariaat ontvangen, ook onder de WNT?

Antwoord 95

Nee, staatsdeelnemingen vallen niet onder de WNT. De commissarisvergoedingen van staatsdeelnemingen dus ook niet. Dat geldt ook niet voor de vergoedingen van eventuele commissarissen die, naast hun commissariaat bij een staatsdeelneming, een functie hebben die wel onder de WNT valt.

Vraag 96

Wat zijn de gevolgen van het achterblijven van het beleggingsresultaat Waarborgfonds Eindberging? Wat is de reden voor het achterblijven? Hoe wordt dit opgelost voor de toekomst?

Antwoord 96

Zie beantwoording bij vraag 81.

Vraag 97

Is de vigerende structuur van een NV voor COVRA nog wel passend? Dit met name in het licht van de grootte van het personeelsbestand (+/- 55 werknemers).Is de structuur ook niet erg aangezet, 4 commissarissen?

Antwoord 97

Bij de evaluatie van het aandeelhouderschap in COVRA – zoals toegezegd in de Nota Deelnemingenbeleid – zal tevens worden onderzocht of een NV voor COVRA de best passende rechtspersoonsvorm is.

De activiteiten van COVRA vereisen expertise in de raad van commissarissen ten aanzien van de operationele taak van COVRA om het radioactief afval op een veilige manier te verwerken en op te slaan. Daarnaast dient de raad van commissarissen, gevraagd en ongevraagd, advies te geven over de bestuurlijke inrichting en aangelegenheden van COVRA. Gelet op deze diverse aandachtsgebieden is deze bezetting van de raad van commissarissen op z’n plaats.

Vraag 98

Waaruit bestaan de inkomsten van COVRA? Kunt u nader ingaan op de oorzaak van het plots optredende verlies in 2013? Kunt u nader in gaan op het eindbergingsfonds?

Antwoord 98

Zie beantwoording bij vraag 81.

Vraag 99

De pay-out ratio staat op 0%. Is dit een bewuste keuze, die afgeleid is uit de doelstelling van COVRA?

Antwoord 99

Ja. In het verleden is geoordeeld dat het opportuun was om winst van COVRA in principe toe te voegen aan het eigen vermogen. Dit gelet op de doelstelling van COVRA om (ongeacht de hoeveelheid aangeleverd radioactief afval) de kapitaalintensieve verwerking, tijdelijke opslag en eindberging van het radioactief afval te verzorgen.

Vraag 100

49% van de aandelen in FMO is grotendeels in handen van de commerciële banken. Kan de Minister aangeven welke aandeelhouders dit zijn en welk percentage zij in handen hebben?

Antwoord 100

Naast de staat heeft FMO ook commerciële banken als aandeelhouder. De staat houdt 51% van de aandelen, ABN AMRO Bank 19,6%, ING Bank 9,0%, Rabobank 8,8%, Triodos Bank 2,0% en Regiobank 1,8%. Daarnaast heeft FMO een groot aantal andere aandeelhouders. Deze vertegenwoordigen samen een aandelenbelang van 7,8%.

Vraag 101

Betekent het feit dat bij FMO sinds 2013 geen variabele beloningen worden verstrekt maar de totale beloning ten opzichte van 2012 niet afwijkt, dat de variabele beloning als het ware is geïntegreerd in de vaste beloning?

Antwoord 101

Sinds 2012 maakt variabele beloning geen onderdeel meer uit van de beloningsstructuur van de bestuurders van FMO. Het afschaffen van de variabele beloning is slechts gedeeltelijk gecompenseerd met een stijging van het vaste salaris. Hierdoor is de totale beloning over 2012 en 2013 lager dan over 2011.

Vraag 102

Wat zijn de regels omtrent het vervullen van een commissariaat door personen die actief zijn als politicus, bijvoorbeeld in de Tweede Kamer of het Europees parlement?

Antwoord 102

Met het oog op de gewenste onafhankelijkheid of tenminste het voorkomen van de schijn van belangenverstrengeling voorziet het beleid met betrekking tot benoemingen er in dat Ministers en leden van de Eerste en Tweede Kamer niet voor benoeming in aanmerking komen. Bij een mogelijke kandidatuur van een lid van het Europees parlement als commissaris moet per geval worden beoordeeld of de kandidaat in zijn hoofdfunctie voldoende afstand heeft tot de dagelijkse, politiek-bestuurlijke praktijk om zich in zijn rol als commissaris onafhankelijk te kunnen opstellen.

Vraag 103

Wat is de stand van zaken van de strategische samenwerkingsverbanden die zijn aangekondigd voor Gasunie? Met welke mogelijke strategische partners wordt gesproken? Wat betekent dit voor het percentage aandelen in handen van de Staat?

Antwoord 103

Zie de beantwoording bij vraag 63.

Vraag 104

Op welke manier wordt er bij Gasunie samengewerkt tussen de Ministeries van Financiën en EZ in de uitoefening van het aandeelhouderschap van Gasunie? Hoe vaak is er overleg? Wie gaat uiteindelijk naar de AVA? Hoe wordt er teruggekoppeld?

Vraag 140

Op welke manier wordt er bij Tennet samengewerkt tussen de Ministeries van Financiën en EZ in de uitoefening van het aandeelhouderschap van Tennet? Hoe vaak is er overleg? Wie gaat uiteindelijk naar de AVA? Hoe wordt er teruggekoppeld?

Antwoord 104 en 140

In het geval van de deelnemingen Gasunie en Tennet wordt de aandeelhoudersrol ingevuld door het Ministerie van Financiën. Het Ministerie van Economische Zaken is beleidsverantwoordelijk voor het energiebeleid en de betreffende publieke belangen. Het Ministerie van Financiën zorgt derhalve voor de afvaardiging naar de AVA.

In de Nota Deelnemingenbeleid rijksoverheid 2013 is (in paragraaf 4.3) weergegeven hoe de samenwerking tussen aandeelhouder en beleidsdepartement vorm krijgt.

Voor de staatsdeelnemingen Tennet en Gasunie zijn er evenwel duidelijke grenzen aan de samenwerking tussen aandeelhouder en beleidsdepartement. Dit vloeit voort uit het derde energiepakket en de certificering van Tennet TSO BV en Gasunie Transport Services BV (TSO) als onafhankelijke transmissiesysteembeheerders. De Minister van Financiën neemt zijn beslissingen in aandeelhoudersvergaderingen onafhankelijk van de Minister van Economische Zaken. Ten aanzien van Tennet TSO BV en GTS BV (TSO) oefent de Minister van Economische Zaken geen bevoegdheden uit anders dan expliciet voorzien in respectievelijk de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet, een en ander in de overeenstemming met richtlijnen 2009/72/EG en richtlijn 2009/73/EG. Voor zover belangen van het deelnemingenbeleid en het energiebeleid met elkaar verenigd moeten worden, gebeurt dat in de ministerraad. Ten slotte is er sprake van een gestructureerde informatie-uitwisseling tussen beide ministeries binnen de grenzen die de Europese kaders stellen.

Vraag 105

Kan een overzicht gegeven worden van de winst en dividend van het Havenbedrijf Rotterdam in de afgelopen tien jaar? Hoe worden de verschillen verklaard?

Antwoord vraag 105

 

winst

dividend

   

Rotterdam

Staat

2003

€ 56 mln.

€ 45 mln.

0

2004

€ 7 mln.

€ 6 mln.

0

2005

€ 73 mln.

€ 66 mln.

0

2006

€ 92 mln.

€ 72 mln.

0

2007

€ 124 mln.

€ 51 mln.

€ 1 mln.

2008

€ 151 mln.

€ 41 mln.

€ 2 mln.

2009

€ 189 mln.

€ 54 mln.

€ 17 mln.

2010

€ 154 mln.

€ 45 mln.

€ 19 mln.

2011

€ 195 mln.

€ 46 mln.

€ 19 mln.

2012

€ 227 mln.

€ 61 mln.

€ 25 mln.

2013

€ 227 mln.

€ 62 mln.

€ 26 mln.

De Staat is, in verband met de aanleg van de Tweede Maasvlakte, sinds 2006 medeaandeelhouder in het Havenbedrijf Rotterdam (HbR). Gemeente Rotterdam heeft een belang van 70,83% en de Staat van 29,17%. De toename van de winst is een direct gevolg van de significante investeringen die HbR – mede ingegeven door Maasvlakte 2 – heeft gedaan. Deze investeringen hebben geleid tot nieuwe terreinuitgiftes en een toename van de overslag. Beide leiden tot een groei van de omzet. Voorts is HbR in staat geweest om de interne bedrijfskosten en de havengerelateerde kosten constant te houden. Dit leidt tot een verbetering van de nettowinst.

De hoogte van de dividenduitkering vloeit voort uit de afspraken die beide aandeelhouders over de jaren met HbR hebben gemaakt. In 2011 zijn afspraken gemaakt over het eerder uitkeren van een gedeelte van het extra dividend en het terugbetalen van een deel van de Rijksbijdrage. De verdeling van het dividend is naar verhouding van de kapitaalinleg.

Vraag 106

Het tijdpad voor de privatisering is afhankelijk van de voorgang van het wetgevingstraject. Aan welke voorwaarden dient te worden voldaan wil men tot de conclusie komen dat «de relevante wet- en regelgeving voldoende wordt geacht om de publieke belangen te borgen»? Beoogd wordt in het najaar van 2017 een transactie af te kunnen ronden. Wat houdt dat precies in? Is dit de formele uitvoering van de transactie of is dit het besluit over de transactie? Wanneer is het go/no go-moment voor de privatisering van Holland Casino? Wat is de planning voor het nemen van een onomkeerbaar besluit met betrekking tot Holland Casino?

Vraag 110

De wijze waarop de Staat invulling zal geven aan de verkoop van de onderneming Holland Casino en aan de verkoop van de vier af te stoten vestigingen moet nader worden uitgewerkt. Hiervoor is overleg tussen kabinet en Kamer noodzakelijk. Hoe ziet het kabinet dit overleg? Hoe ziet het tijdpad daarvoor uit? Wanneer vindt dit plaats?

Vraag 114

Wanneer wordt Holland Casino geprivatiseerd?

Antwoord vraag 106, 110 en 114

Het tijdpad voor de privatisering is – als aangegeven – afhankelijk van de voortgang van het wetgevingstraject. Pas nadat de Tweede Kamer en Eerste Kamer met de wijziging van de Wet op de kansspelen in verband met de modernisering van het speelcasinoregime ingestemd hebben, wordt het mogelijk om de kansspelmarkt te openen voor andere casinoaanbieders dan Holland Casino.

De parlementaire onderzoekscommissie «Privatisering en verzelfstandiging overheidsdiensten» van de Eerste Kamer heeft op 30 oktober 2012 haar rapport «verbinding verbroken» gepresenteerd.2 In de kabinetsreactie op dit rapport heeft het kabinet toegezegd het ontwikkelde besliskader ten behoeve van toekomstige besluitvorming over privatiseringen en verzelfstandigingen waarmee een publiek belang gemoeid is te gebruiken om het parlement tijdig en adequaat te informeren.

Het besliskader bestaat uit vijf stappen die doorlopen moeten worden bij een privatisering:

  • 1. Voornemen

  • 2. Ontwerp

  • 3. Besluit

  • 4. Uitvoering

  • 5. Opvolging

In de beleidsvisie herinrichting speelcasinoregime is zoveel mogelijk rekening gehouden met de aandachtspunten en procedures die zijn benoemd in stap 1 en stap 2. De stappen 3 t/m 5 zullen worden doorlopen bij de verdere uitwerking van de wetgeving en de Kamerbrief over de privatisering. Deze laatste zal gelijktijdig met het wetsvoorstel aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

Het wettekstvoorstel voor de aangepaste Wet op de Kansspelen is op 30 januari in consultatie gegaan en wordt naar verwachting medio 2015 naar de Raad van State gestuurd en in de eerste helft van 2016 aan de Tweede Kamer voorgelegd. Bij de behandeling van het wetsvoorstel door de Tweede Kamer zal het besluit voor de privatisering van tien vestigingen onder de naam Holland Casino, de verkoop van de vier vestigingen en de twee te veilen vergunningen worden voorgelegd. Na behandeling van het wetsvoorstel door de Eerste Kamer volgt de uitvoering van de verkoop.

Vooralsnog wordt beoogd dat de wetswijziging per 1 januari 2017 in werking zal treden en dat in het najaar van 2017 de formele uitvoering van de transactie afgerond wordt, wat betekent dat in het najaar van 2017 de overdracht van de aandelen aan de nieuwe – door de KSa goedgekeurde – kopers zal plaatsvinden. Hierbij dient opgemerkt te worden dat Holland Casino momenteel een stichting is. Mocht, gegeven de reeds lang bestaande wens om uniformiteit onder de staatsdeelnemingen aan te brengen, de stichting voor een eventuele privatisering getransformeerd worden in een kapitaalvennootschap, dan zal de Kamer hierbij betrokken worden voor zover de voorhangprocedure van toepassing is. Dit zal dan ruim voor een eventuele privatisering gebeuren.

Vraag 107

De lijn bij de privatisering is dat Holland Casino vier van zijn veertien huidige casinovestigingen zal moeten prijsgeven. Waarom is gekozen voor vier van de veertien, want daarmee houdt Holland Casino tien van de in totaal zestien vergunningen in Nederland in handen en daarmee het grootste deel van de casinomarkt, zeker als de overige zes vergunningen over zes verschillende bedrijven verdeeld zouden worden? Wie bepaalt uiteindelijk welke vier vestigingen worden afgestoten? Op basis van welke criteria worden deze vier vestigingen geselecteerd? Hoe wordt de Tweede Kamer daar bij betrokken?

Antwoord vraag 107

Met de voorgestelde lijn van privatisering houdt het kabinet de verschillende na te streven belangen in evenwicht. Zo is het streven van het kabinet er aan de ene kant op gericht om het casinomonopolie los te laten en ook andere partijen de mogelijkheid te bieden om de speelcasinomarkt te betreden. Aan de andere kant is zorgvuldigheid geboden bij de privatisering van Holland Casino. De onderneming bevindt zich al enige tijd in een uitdagende financiële positie en het kabinet acht het van belang dat Holland Casino in een nieuwe marktomgeving zicht op continuïteit heeft. De afweging van die verschillende belangen heeft geleid tot de voorgenomen maatregelen.

Het verkopen van vier vestigingen van Holland Casino is een «desinvestering», waarmee de staat als (pseudo)aandeelhouder dient in te stemmen. De staat als aandeelhouder zal dit voorstel beoordelen overeenkomstig het beoordelingskader uit de Nota Deelnemingenbeleid rijksoverheid 2013. Onderdelen van dit kader zijn onder meer: de strategische rationale, de financiële onderbouwing van het voorstel, een inschatting van de risico’s en het effect op de governancestructuur. Kortweg bepaalt de staat als aandeelhouder, in overleg met Holland Casino, welke vier casino’s zullen worden afgestoten. Een belangrijk criterium dat hierbij wordt gehanteerd is dat Holland Casino in vier van de vijf regio’s een casinovestiging dient af te stoten. Andere criteria zullen nog worden uitgewerkt.

Vraag 108

Wat zijn de kosten van de voorgestelde hervormde marktordening en de voorgenomen privatisering, die conform het besliskader van het rapport «Verbinding Verbroken» in beeld moeten worden gebracht voor de Tweede Kamer? Wat zijn de financiële en waarde- en netto-consequenties voor de Staat?

Antwoord vraag 108

Zie de beantwoording bij vraag 54.

Vraag 109

In hoeverre kan het derven van dividend in het geval van Holland Casino gecompenseerd worden door de verkoopopbrengst (in de situatie dat het rendement in 2016 structureel is verbeterd)? Welke verkoopopbrengst van Holland Casino is nodig om de structurele negatieve effecten van € 10 miljoen euro per jaar op het EMU-saldo vanaf het moment van verkoop «goed te maken»? Wat kan in het traject voorafgaand aan de verkoop worden gedaan om de waarde van Holland Casino te verhogen?

Antwoord vraag 109

Zie de beantwoording bij vraag 54.

Vraag 110

De wijze waarop de Staat invulling zal geven aan de verkoop van de onderneming Holland Casino en aan de verkoop van de vier af te stoten vestigingen moet nader worden uitgewerkt. Hiervoor is overleg tussen kabinet en Kamer noodzakelijk. Hoe ziet het kabinet dit overleg? Hoe ziet het tijdpad daarvoor uit? Wanneer vindt dit plaats?

Antwoord vraag 110

Zie de beantwoording bij vraag 106.

Vraag 111

Welke verwachtingen heeft het kabinet ten aanzien van het bedrijfsresultaat van Holland Casino in 2014?

Antwoord vraag 111

Zie de beantwoording bij vraag 31.

Vraag 112

Hoe draagt het kabinet er zorg voor dat Holland Casino kansspelverslaving blijft tegengaan, ook na een eventuele privatisering?

Antwoord vraag 112

Zie de beantwoording bij vraag 55.

Vraag 113

In hoeverre zijn de plannen van de regering om Holland Casino te privatiseren ingegeven door het feit dat het bedrijf verlies maakt?

Antwoord vraag 113

Zie de beantwoording bij vraag 31.

Vraag 114

Wanneer wordt Holland Casino geprivatiseerd?

Antwoord vraag 114

Zie de beantwoording bij vraag 106.

Vraag 115

NS is met dochter Abellio met treinen en bussen actief in Nederland, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Waarom wordt Abellio ingezet op aanbestedingen in Nederland voor treinen, zoals in Limburg? In hoeverre is dit wenselijk?

Antwoord 115

De focus van NS ligt op het vervoer over het hoofdrailnet. Daarbij past dat NS niet zal meedingen naar nieuwe vervoerconcessies voor het spoor (dit betreft niet bus en tram) die in Nederland op de markt komen, tenzij er sprake is van substantiële samenloop met het hoofdrailnet. In het geval van concessie Limburg is er sprake van samenloop, dus mag Abellio meedoen aan de aanbesteding.

Vraag 116

Het hoofdrailnet is voor NS maar circa 50% van haar activiteiten, de rest is overige, verwante en niet-verwante activiteiten. Kan een compleet overzicht geleverd worden van alle deelnemingen (ook kleine) van de NS en al haar dochterondernemingen?

Antwoord 116

NS Groep NV heeft zich in overeenstemming met het bepaalde in art. 403 Boek 2 BW aansprakelijk gesteld voor de uit rechtshandelingen voortvloeiende schulden van de met * aangemerkte deelnemingen.

De belangrijkste vennootschappen die zijn opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening zijn:

 

Percentage deelname

 

Statutaire zetel

Werkmaatschappijen

     

NS Reizigers BV*

100

 

Utrecht

NS Internationaal BV*

100

 

Utrecht

Abellio Transport Holding BV

100

 

Utrecht

NedTrain BV*

100

 

Utrecht

NS Financial Services (Holdings) Ltd

100

 

Dublin

NS Stations BV*

100

 

Utrecht

NS Vastgoed BV*

100

 

Utrecht

NS Insurance NV

100

 

Utrecht

NS Opleidingen BV*

100

 

Utrecht

NS Spooraansluitingen BV

100

 

Utrecht

NS Lease BV*

100

 

Utrecht

Dochterondernemingen van werkmaatschappijen

     

Thalys Nederland NV*

100

 

Utrecht

HSA Beheer NV

95

 

Rotterdam

NedTrain Ematech BV

100

 

Utrecht

NS Stations Retailbedrijf BV*

100

 

Utrecht

NS Fiets BV

100

 

Utrecht

NS-OV Fiets BV

100

 

Utrecht

Qbuzz BV

100

 

Amersfoort

Stationsfoodstore BV*

100

 

Utrecht

NS Poort Ontwikkeling BV

100

 

Utrecht

NS Financial Services Company

100

 

Dublin

Abellio Transport Holdings Ltd

100

 

London

Abellio Greater Anglia Ltd

100

 

London

Abellio GmbH

100

 

Essen

Abellio ScotRail Ltd

100

 

Glasgow

Abellio West London Ltd

100

 

London

Abellio London Ltd

100

 

London

Joint ventures

     

Stationslocaties OG CV

55,8

 

Utrecht

Basisfonds Stationslocaties CV

50,9

 

Utrecht

Merseyrail Services Holding Company Ltd

50

 

Hampshire

Northern Rail Holdings Ltd

50

 

Hampshire

Trans Link Systems BV

68,75

 

Amersfoort

Joint operations

     

Stationsdrogisterijen CV

50

 

Zaandam

Waterkant CV

51

 

Amsterdam

Bron: Jaarverslag NS 2014

Vraag 117

Hoe en wanneer wordt de aandeelhouder van de NS geïnformeerd over deelnemingen van de NS of één van haar dochterondernemingen in andere bedrijven en organisaties? Welke zeggenschap heeft de aandeelhouder daarin?

Antwoord 117

De aandeelhouder heeft regelmatig overleg met de NS. Tijdens deze overleggen wordt de aandeelhouder ook geïnformeerd over de dochters van NS Groep zoals Abellio, NS Stations en NS Reizigers. NS bespreekt ook de concernstrategie met de aandeelhouder. Belangrijke investeringen en overnames worden tijdig met de aandeelhouder besproken en formeel ter goedkeuring voorgelegd.

Vraag 118

Kan per dochteronderneming of deelneming van NS een totaaloverzicht van winst/verlies en bijdrage aan dividend worden gegeven? Het gaat dan bijvoorbeeld om de stations, retail, etc., maar ook bijvoorbeeld de deelname in Thalys (Thalys vervoert tussen Parijs en Oostende maar vier passagiers per dag).

Antwoord 118

Het is alleen mogelijk om de inkomsten per bedrijfsonderdeel te geven (zie hieronder). NS stuurt haar activiteiten aan op basis van bedrijfseconomische kerncijfers. Inzicht geven in deze financiële gegevens zoals omzetten, marges, kosten leiden zowel op micro- als macroniveau rechtstreeks tot een verslechtering van de onderhandelings- en concurrentiepositie van NS.

Bron: Jaarverslag NS 2014

Vraag 119

In hoeverre wordt er bij de NS gekeken naar de activiteiten die het meest opleveren en de activiteiten die het minst opleveren en of ze eventueel afgestoten moeten worden? Wat zijn de plannen in het kader van de strategie met verschillende dochterondernemingen en deelnemingen voor de toekomst?

Antwoord 119

Het uitgangspunt is dat alle activiteiten die de NS ontplooit passen binnen de strategie van NS en in lijn zijn met het publiek belang. Dat willen zeggen dat de activiteiten meerwaarde toevoegen voor de reiziger en operationeel winstgevend zijn. NS monitort haar strategische rol op haar verschillende activiteiten.

Vraag 120

Hoe staan de stations op de balans van NS en hoe heeft zich dat zich in de afgelopen jaren ontwikkeld?

Antwoord 120

De stations staan tegen boekwaarde op de balans, zie daarvoor onder andere de geconsolideerde jaarrekening 2014 van de NS. De grondslag voor de geconsolideerde jaarrekening zijn de International Financial Reporting Standards (IFRS). De balanswaarde van stations is stabiel doordat deze veelal lang in bezit zijn bij NS.

Vraag 121

Circa 35% van de omzet van NS komt uit buitenlandse activiteiten. Wat is de lijn van de aandeelhouder hierin? Mag het percentage bijvoorbeeld nog verder toenemen? Hoe scoren de buitenlandse activiteiten van NS ten opzichte van de Nederlandse financieel gezien?

Antwoord 121

NS mag buitenlandse activiteiten ontplooien om zo voorbereid te zijn op een mogelijk geliberaliseerde Europese spoormarkt. Afhankelijk van de uitkomsten van het vierde spoorwegpakket is het van belang dat NS relevante ervaring opdoet in het buitenland. Het uitgangspunt hierbij is te allen tijde dat dit niet ten koste gaat van het HRN en dat buitenlandactiviteiten niet overheersen in de werkzaamheden van NS. Daarbij wordt rekening gehouden met hoe omliggende landen hier mee omgaan en zullen deze activiteiten alleen ontplooid worden wanneer aan de rendementseis wordt voldaan.

Vraag 122

Onderdeel van de strategie van NS is om samen met andere partijen in de vervoersketen het «deur-tot-deur»-aspect verder te verbeteren. In dit kader is eerder HTM overgenomen. Waarom kan dit niet in samenwerking gebeuren en moet NS eigenaar zijn? Welke overnames of eventueel afstoten van deelnemingen of onderdelen past in de langetermijnstrategie van NS?

Antwoord 122

Er is geen sprake van een «overname « van HTM door NS. Er is sprake van een 49% participatie van NS in HTM. Participatie is feitelijk een vorm van samenwerken, waarbij partners kapitaal inbrengen om hun committent te tonen en ter financiering van gezamenlijke investeringen. Over de rationale van deze deelparticipatie heb ik u geïnformeerd met mijn brieven d.d. 3 december 2012 (kamerstuk 28 165, nr. 138) en d.d. 13 maart 2013 (kamerstuk 28 165, nr. 149).

Vraag 123

Eerder heeft de Minister als aandeelhouder van NS gevraagd om te bezien of een verplaatsing van de Ierse dochtermaatschappij naar Nederland te realiseren is, en ook is verzocht de aanschaf van nieuw materieel in de toekomst niet langer via Ierland te laten verlopen. Wat is de stand van zaken?

Antwoord 123

Zie de beantwoording bij vraag 8.

Vraag 124

De NS neemt deel in de joint venture Passenger Terminal Amsterdam (PTA). Wat is het publieke belang voor de Nederlandse Staat, dat voor NS is geformuleerd, van deelname in de PTA? Hoe draagt de joint venture bij aan een belangrijke maatschappelijke mobiliteitsbehoefte? Waarom kan elders een cruiseterminal wel gewoon door private bedrijven worden geëxploiteerd?

Antwoord 124

Met de huidige strategie «De reiziger op 1,2 en 3» ligt de focus van de onderneming nadrukkelijker dan voorheen op de kerntaak. Tegenwoordig zou NS een dergelijke joint venture niet meer aangaan.

Vraag 125

Aanverwante activiteiten mogen niet leiden tot marktverstoring, indien sprake is van een concurrerende markt. De NS heeft ook een forse retail-tak (Julia’s, Broodzaak, AH-winkels, etc.). In hoeverre is hier sprake van marktverstoring in een concurrerende markt? Wat gaat hier in de toekomst mee gebeuren in de strategie van NS?

Antwoord 125

Tien tot vijftien jaar geleden was er nauwelijks vraag en aanbod vanuit de markt om commerciële activiteiten op stations te ontplooien terwijl er wel behoefte vanuit de reiziger was. Het retailbedrijf van NS Stations heeft toen veelal zelf commerciële activiteiten ontwikkeld en ingevuld, die specifiek op het station en de treinreiziger afgestemd waren. Inmiddels wordt reeds 60% van de commerciële activiteiten op de stations ingevuld door derden. Dit percentage zal de komende periode toenemen. Bij het onderzoek (Kamerstuk 28 165, nr. 178) naar mogelijke kruissubsidiëring heb ik aan de Kamer toegezegd dat ik de NS groep en diens dochters er in de toekomst aan blijf houden dat het alle internationale normen en Europese regels naleeft opdat eerlijke concurrentie bij openbare aanbestedingen gewaarborgd is.

NS heeft vastgoed buiten stations waarvan NS zich afvraagt hoezeer dit bijdraagt aan de strategische focus en het reizigersbelang. NS stoot geleidelijk onderdelen hiervan af en wil in de toekomst deze lijn doorzetten. NS wil wel de regierol op de stations houden om maximaal aan de behoefte van de reiziger tegemoet te komen.

Vraag 126

Wat is de betrokkenheid van de aandeelhouder bij investeringsbeslissingen zoals de opdracht tot levering van ca. 60 sprinters en ook om dit onderhands te gunnen?

Antwoord 126

Door diverse omstandigheden (behoud ov-studentenkaart, het toevoegen van MBO-scholieren, etc.) bleek dat NS relatief snel ca. 60 extra Sprinters nodig heeft dan eerder voorzien. Aangezien het tekort aan Sprinters zich al op korte termijn (eind 2016) voordoet, is het doorlopen van een aanbesteding niet mogelijk. In een dergelijke situatie mag een spoorwegbedrijf overgaan tot onderhandse gunning, zoals NS heeft gedaan bij Stadler. De keuze om extra treinen te bestellen heeft NS gemaakt vanuit het belang van de Nederlandse treinreiziger. De aandeelhouder is vooraf geïnformeerd over deze extra bestelling sprinters.

Vraag 127

Kunt u toelichten op welke wijze het Fyra debacle is verwerkt in de jaarstukken van de NS?

Antwoord 127

Zie vraag 11.

Vraag 128

Waarom is de beloning van twee leden van de RvB van NS gestegen ten opzichte van 2012?

Antwoord 128

De beloning van de twee leden van de RvB is gestegen conform de afspraken uit het beloningsbeleid. Hierin is overeengekomen dat het vaste inkomen van de directie van de NS per 1 februari 2013 met 3% stijgt conform de NS CAO voor werknemers.

Vraag 129

De Nederlandse spoorwegen bestaan van oudsher uit een verlieslatend onderdeel «reizigers» en het winstgevende onderdeel «vastgoed exploitatie». Kunt u het financieel overzicht zoals weergegeven op pagina 43, ook uitsplitsen voor deze zo extreem afwijkende bedrijfsonderdelen?

Antwoord 129

Behoudens het HSL Zuid deel laat het onderdeel «reizigers» van oudsher positieve resultaten zien. NS rapporteert geen aparte winst- en verliesrekening en balans per bedrijfsonderdeel.

Vraag 130

De leverage ratio van de NWB Bank bedroeg in 2014 1,9%. Dit moet naar 4%. In hoeverre wordt er voor de NWB Bank een uitzonderingspositie geregeld, zoals eerder is gesuggereerd, waarbij mag worden afgeweken van dit percentage? Waarom? Wat zijn de gevolgen als de NWB Bank tijdig aan de 4% moet voldoen en hoe gaat men dit realiseren?

Antwoord 130

Zie beantwoording bij vraag 90.

Vraag 131

Vermeld wordt dat de NWB Bank de woningcorporaties heeft als grootste klantengroep. Waarom zijn dat niet de waterschappen, de organisaties waar de bank van oorsprong voor is opgericht?

Antwoord 131

De financieringsbehoefte van de waterschappen lag de afgelopen jaren op € 600 à 700 mln. per jaar. Het marktaandeel van de NWB Bank bedroeg steeds ruim 80% en is daarmee de grootste kredietverlener. Van de totale uitstaande lange schuld van de waterschappen van zo’n € 6,2 miljard per eind 2013 is 83% gefinancierd door de NWB Bank. Zodoende is de bank altijd invulling blijven geven aan haar kerntaak richting aandeelhouders.

Het financieringsvolume van de woningcorporaties is vele malen hoger dan dat van de waterschappen. Eind 2013 bedroeg het totale volume aan door het Waarborgfonds Sociale Woningbouw geborgde leningen ruim € 86 miljard. Hiervan is ruim 38% gefinancierd door de NWB Bank.

Vraag 132

Wat is de reden dat er door de NWB Bank geen dividend wordt uitgekeerd?

Antwoord 132

In verband met de kapitaalseisen onder Bazel III heeft de NWB Bank met ingang van het boekjaar 2011 besloten om jaarlijks de nettowinst volledig aan de reserves toe te voegen zolang de bank niet voldoet aan de norm voor de leverage ratio van 3%. De benodigde groei van het eigen vermogen zal voor een deel moeten komen uit ingehouden winsten en voor het restant uit andere vermogensinstrumenten zoals hybride schuldtitels.

Vraag 133

Wat is de meerwaarde van een bank als de NWB Bank naast de BNG Bank?

Antwoord 133

Beide banken hebben hun eigen specifieke expertise. Daarnaast houden zij elkaar scherp in de concurrentieslag om de financieringsbehoefte van de (overlappende) klantenkring te mogen invullen. Deze concurrentie heeft bewezen toegevoegde waarde voor de klanten en daarmee voor de Nederlandse burger.

Voorts financieren beide banken zich nagenoeg geheel op de internationale kapitaalmarkt. Beleggers in het schuldpapier van deze banken zijn voor het overgrote deel buitenlandse investeerders, die tegenpartijlimieten hanteren. De beschikbaarheid van funding voor de twee individuele banken is groter dan voor een (fictieve) combinatie. Dit is positief voor de kostprijs en daarmee voor de overheden.

Vraag 134

Waarom wordt bij de buitenlandse activiteiten Terminal 4 op JFK niet genoemd? Hoe past de exploitatie van een luchthaven in Brazilië in de strategie voor Schiphol en hoe past dit in het publiek belang van Schiphol?

Antwoord 134

Bij de buitenlandse activiteiten wordt de Terminal 4 op JFK niet met zoveel woorden genoemd, maar er wordt wel op JFK gedoeld bij «de activiteiten in de Verenigde Staten».

Eén van de publieke belangen die met de luchthaven Schiphol zijn gemoeid is de borging van een optimale internationale bereikbaarheid en netwerkkwaliteit. Een essentieel onderdeel van de strategie van Schiphol Group is Nederland zo goed mogelijk te verbinden met de rest van de wereld, waarbij haar buitenlandse activiteiten bijdragen aan de versterking van het hubnetwerk van Schiphol. De verwachting was dat de mogelijke exploitatie van een belangrijke luchthaven in Brazilië de netwerkkwaliteit van Schiphol zou kunnen verbeteren en de positie van het hubnetwerk van Schiphol zou kunnen versterken. De bieding paste dan ook goed binnen de strategie en het publieke belang. Voorts paste de bieding ook bij de groei van Schiphol’s belangrijkste klant Air France KLM en Delta Air Lines in Brazilië op dat moment. Helaas hebben Schiphol en haar partners de bieding niet gewonnen.

Vraag 135

Er wordt een samenwerking onderzocht tussen de Staatsloterij en de Lotto. Hoe wordt hier een link gelegd met het besliskader voor privatiseringen en verzelfstandiging, zoals dat is afgesproken? Wat is de rol van Financiën in dit kader? Welke vormen van samenwerking worden allemaal onderzocht? En wanneer worden de verschillende opties voor samenwerking voorgelegd aan de Tweede Kamer? In hoeverre gaat het hier over samenwerking in de zin dat de Staatsloterij de Lotto overneemt of andersom? Of wordt publiek-private samenwerking onderzocht? Kort na het zomerreces zou de Tweede Kamer geïnformeerd worden over de voortgang van de uitwerking van de in deze brief genoemde keuzes en de samenhang ervan in de tijd. Het is nu 2015: wanneer kan de Tweede Kamer de informatie ontvangen?

Antwoord 135

Een eventueel besluit tot privatisering van de Staatsloterij wordt conform het besliskader voor privatiseringen en verzelfstandiging genomen. Dit betekent onder andere dat een besluit tot privatisering wordt bezien in het licht van de nadere visie op de loterijmarkt.

Een nadere samenwerking tussen de Staatsloterij en de Lotto staat in principe los van de vraag of de Staatsloterij op termijn al dan niet meer in overheidshanden zou moeten zijn. Het besliskader voor privatiseringen en verzelfstandiging is op de voorgenomen samenwerking dan ook niet van toepassing.

Zolang de Staatsloterij in handen is van de staat dient te worden nagedacht over de vraag hoe de onderneming het beste de publieke belangen kan borgen en hoe haar continuïteit op termijn het beste kan worden gediend. De staat als aandeelhouder vindt het ook van belang dat het maatschappelijk vermogen in de Staatsloterij zo goed mogelijk behouden kan blijven binnen de te borgen publieke belangen. Zoals ook uit het jaarverslag van de Staatsloterij blijkt, loopt de omzet van de Staatsloterij terug. Deze ontwikkeling raakt ook de afdracht van de Staatsloterij aan de staat. Daarnaast heeft de Staatssecretaris van V&J het Wetsvoorstel kansspelen op afstand aan de Kamer verstuurd, waardoor het voor de Staatsloterij mogelijk wordt de online kansspelmarkt te betreden. Dergelijke ontwikkelingen hebben geleid tot het voornemen een nadere samenwerking te onderzoeken.

Als (pseudo-) aandeelhouder van de Staatsloterij zal de Staatssecretaris van Financiën besluiten over het al dan niet aangaan van een verdergaande samenwerking met de Lotto en de vorm daarvoor. Onderzoek daarnaar loopt nu en de Kamer wordt geïnformeerd zodra er een definitief voornemen is tot nadere samenwerking.

Vraag 136

De Staatsloterij is in het staatsdeelnemingenbeleid aangemerkt als een niet-permanente staatsdeelneming. Welke acties onderneemt het kabinet om de Staatsloterij af te stoten nu binnenkort de Wet op de kansspelen als beleidsmatige kader wordt geactualiseerd, en dus de wet- en regelgeving op orde is? Waarom moet worden gewacht tot 2017 om met een nadere visie op de toekomst van de loterijen te komen? Kan dit worden vervroegd? Zo ja, naar welk jaar? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 136

De Staatssecretaris van VenJ heeft de Kamer in juli 2014 het wetsvoorstel Kansspelen op afstand gestuurd (Kamerstuk 33 996, nr. 2). Hiermee wordt niet de gehele Wet op de kansspelen als beleidsmatig kader geactualiseerd. Voor wat betreft de loterijenmarkt heeft de Staatssecretaris van V&J in zijn brief van 11 juli 2014 aan de Kamer gemeld dat de periode tot 2017 zal worden gebruikt om tot een nadere visie te komen. Een vervroeging is niet mogelijk. Zoals de Staatssecretaris van V&J heeft geschreven kiest het kabinet voor een behoedzame aanpak, en wordt eerst overgegaan tot regulering van kansspelen op afstand.

In het licht van deze visieontwikkeling kan vervolgens worden beoordeeld of het voornemen tot privatisering van de Staatsloterij dan opportuun is. Zie ook het antwoord op vraag 135. Als het aandeelhouderschap niet langer nodig wordt geacht om de met de Staatsloterij gemoeide publieke belangen te borgen, dan zullen de stappen uit het besliskader van de onderzoekscommissie privatisering/verzelfstandig overheidsdiensten van de Eerste Kamer (POC) worden gevolgd en zal de intentie om het belang in de Staatsloterij te vervreemden met de Kamer worden gedeeld.

Vraag 137

In hoeverre kan bij een privatisering van de Staatsloterij dezelfde opbrengst gerealiseerd worden? Kan een geslachte gouden kip nog steeds even veel gouden eieren leggen? Klopt het dat in de Kansspelbelasting geen uitzondering kan worden gemaakt voor één bedrijf?

Antwoord 137

De vraag of en zo ja, wanneer, de Staatsloterij geprivatiseerd kan worden en welke opbrengst dan gerealiseerd zou kunnen worden is afhankelijk van verschillende factoren, waaronder de loterijmarkt waarop de geprivatiseerde onderneming moet opereren. Zie tevens het antwoord op de vragen 135 en 136.

Voorts klopt het dat de kansspelbelasting geldt voor alle kansspelbelastingplichtigen. Er kan geen uitzondering worden gemaakt voor één bedrijf.

Vraag 138

Wat is de stand van zaken van de strategische samenwerkingsverbanden die zijn aangekondigd voor Tennet? Met welke mogelijke strategische partners wordt gesproken? Wat betekent dit voor het percentage aandelen in handen van de Staat?

Antwoord 138

Zie de beantwoording bij vraag 63.

Vraag 139

In 2014 spreken de onderneming (Tennet) en de aandeelhouder over de vraag hoe invulling te geven aan de kapitaalbehoefte als gevolg van de ophanden zijnde investeringen (ca. € 16 miljard). Wat is de uitkomst? In hoeverre moet de Nederlandse belastingbetaler nog meer bijdragen in de financieringsbehoefte van Tennet?

Antwoord 139

Met Tennet wordt een continue dialoog gevoerd over de investeringsagenda en de financieringsbehoefte. Verschillende interne en externe factoren, zoals het reguleringsregime, kosten van financiering en de timing van investeringen hebben effect op de hoogte en timing van de financieringsbehoefte van Tennet.

De Kamer zal vooraf worden geïnformeerd bij een eventueel voornemen om te voorzien in de financieringsbehoefte van Tennet Nederland via een kapitaalinjectie. Tennet Duitsland heeft genoeg middelen om de huidige Duitse investeringsagenda te financieren.

Vraag 140

Op welke manier wordt er bij Tennet samengewerkt tussen de Ministeries van Financiën en EZ in de uitoefening van het aandeelhouderschap van Tennet? Hoe vaak is er overleg? Wie gaat uiteindelijk naar de AVA? Hoe wordt er teruggekoppeld?

Antwoord 140

Zie de beantwoording bij vraag 104.

Vraag 141

Waarom hanteert Tennet geen vaste pay-out ratio?

Antwoord 141

Het huidige dividendbeleid voor Tennet is een pay-out ratio van 50%. De afgelopen jaren is na overleg tussen de onderneming en de aandeelhouder besloten om minder dividend uit te keren omdat Tennet een uitdagende investeringsagenda heeft en een daarbij behorende kapitaalbehoefte, waarin gedeeltelijk voorzien kan worden door het inhouden van winst. Het inhouden van de winst betekent overigens niet dat de aandeelhouder waarde misloopt. Ingehouden winst draagt immers bij aan de waardevermeerdering van de onderneming.

Vraag 142

Zijn er op dit moment plannen voor Kruisparticipaties in Tennet of Gasunie? Zo ja, hoe zien deze plannen eruit?

Antwoord 142

Zie de beantwoording bij vraag 63.

Vraag 143

Waarom wordt aangegeven dat UCN geen buitenlandse activiteiten heeft, terwijl ze die indirect via Urenco wel heeft?

Antwoord 143

Urenco is een Britse onderneming met, onder andere, Nederlandse activiteiten. Het overzicht met deelnemingen met buitenlandse activiteiten uit paragraaf 5.3 van het jaarverslag heeft tot doel om de Kamer inzicht te geven in deelnemingen die naast hun primair Nederlandse activiteiten ook buitenlandse activiteiten ontplooien.

Vraag 144

Begin 2013 heeft de Staat als indirect aandeelhouder van Urenco het voornemen bekendgemaakt de aandelen van Urenco te vervreemden onder voorbehoud dat de publieke belangen adequaat kunnen worden geborgd. Wat is de stand van zaken van dit traject? Wanneer komt een eventuele vervolgstap en/of informatie naar de Tweede Kamer?

Antwoord 144

Zie de beantwoording bij vraag 12

Vraag 145

Wat is de laatste stand van zaken m.b.t. Urenco? In hoeverre wordt het ronde tafelgesprek in de Tweede Kamer van december 2013 hierbij betrokken, waarin geen draagvlak was voor een verkoop? Op welke manier worden de vestigingsplaats, regionale werkgelegenheid en behoud van de financiële reserves geborgd in het geval van een eventuele vervreemding van de aandelen?

Antwoord 145

Zie de beantwoording bij vraag 12

Vraag 146

In hoeverre is er gekeken of de Nederlandse pensioenfondsen belangstelling hebben voor de aandelen Urenco van het Verenigd Koninkrijk en de Duitse bedrijven, zodat een Nederlandse meerderheid behouden kan blijven? Past een rendement van 25% in het beleid van de pensioenfondsen om een goed rendement te behalen?

Antwoord 146

Als er een besluit tot verkoop wordt genomen zullen meerdere partijen in de gelegenheid gesteld worden om biedingen uit te brengen.

Vraag 147

Kan Urenco met wet- regelgeving gedwongen worden om in Nederland te blijven? Kan Urenco met wet- en regelgeving gedwongen worden om de werkgelegenheid in stand te houden?

Antwoord 147

Op dit moment is er geen regelgeving die dit mogelijk maakt. Overigens is het op grond van de regels voor de interne markt van de Europese Unie slechts mogelijk om op grond van dwingende redenen van algemeen belang beperkingen te stellen aan de vestigingsplaats te stellen. Behoud van werkgelegenheid is geen dwingende reden van algemeen belang die een dergelijke beperking kan rechtvaardigen.

Vraag 148

Hoeveel bedragen de reserves van UCN?

Antwoord 148

UCN heeft een wettelijke reserve van € 604 mln.

Vraag 149

Waarom werd er voorheen niet een pay-out ratio gehanteerd van 100% voor UCN?

Antwoord 149

De afspraak met UCN is dat zij al het dividend dat zij ontvangt uit haar 33% belang in Urenco uitkeert aan de staat als 100% aandeelhouder van UCN. In de winst van UCN wordt echter ook de boekhoudkundige ontwikkeling van het aandeel in Urenco meegenomen waardoor de pay out ratio (dividend/winst) niet altijd 100% is.

Vraag 150

Voor de kleine deelnemingen, de deelnemingen in afbeheer en de beleidsdeelnemingen wordt enkel het financieel overzicht met de kerncijfers gepresenteerd. Waarom valt in ieder geval KLM hieronder? Er is weliswaar een beperkt aandeel, maar wel van groot economisch belang en waar veel ontwikkelingen plaatsvinden. Kan KLM in toekomstige jaarverslagen weer uitgebreid worden opgenomen?

Antwoord 150

De Minister van Financiën is de aandeelhouder van de kleine deelnemingen en van de deelnemingen in afbeheer, maar het is niet zinvol een (uitvoerige) verantwoording te geven over de invulling van het aandeelhouderschap gegeven het zeer beperkte aandelenbelang (bij kleine deelnemingen), of vanwege het feit dat de deelneming niet/nauwelijks activiteiten uitvoert (deelnemingen in afbeheer). Bij de «kleine deelnemingen» is het aandeelhoudersbelang van de staat in het verleden welbewust afgebouwd, waarmee het ministerie geen mogelijkheden meer heeft om zelfstandig richting te geven aan de invulling van het aandeelhouderschap. De staat heeft immers geen doorslaggevende zeggenschap (meer) in de aandeelhoudersvergadering van deze ondernemingen. Daarom wordt volstaan met een financieel overzicht met de kerncijfers, en is voor deze deelnemingen geen beschrijving van de invulling van het aandeelhouderschap opgenomen. Het geringe aandelenbelang wordt om specifieke redenen (vooralsnog) aangehouden. Zie voor die redenen de toelichtingen in het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen.

Bij de beleidsdeelnemingen is het niet de Minister van Financiën die de aandeelhoudersrol invult. Daarom wordt ook bij de beleidsdeelnemingen volstaan met alleen het financieel overzicht met de kerncijfers.

Vraag 151

Toegezegd is dat de inzet van de aandeelhouder bij de ontwikkelingen van KLM via een brief naar de Tweede Kamer wordt gestuurd. Kan deze brief voor het Algemeen Overleg Staatsdeelnemingen van 19 maart 2015 beschikbaar zijn? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 151

Deze toezegging is mij niet bekend. Wel is door mij en de Staatssecretaris van I&M veel informatie gedeeld met de Tweede Kamer in de diverse brieven, antwoorden op vragen en het debat dat hierover is gevoerd.

Bij de fusie van KLM met Air France in 2004 is besloten een zeer beperkt deel van de aandelen in KLM te houden om de landingsrechten voor KLM veilig te stellen. De inzet van de staat als aandeelhouder in algemene zin is gebaseerd op het publieke belang dat met KLM samenhangt, namelijk de bereikbaarheid van Nederland voor de economie en concurrentiekracht van Nederland. Door de aandeelhouder zijn er gesprekken gevoerd met het bestuur en de raad van commissarissen van KLM met andere aandeelhouders in KLM, alsook met de Franse staat als aandeelhouder in Air France KLM. Deze gesprekken waren enerzijds gericht op het vergaren van informatie en waren anderzijds bedoeld om het publieke belang van KLM onder de aandacht te brengen van de diverse gesprekspartners. Meer in het bijzonder is aandacht gevraagd voor de zelfstandige positie van KLM terzake het financiële beheer. Natuurlijk blijft het kabinet de ontwikkelingen op de voet volgen en is er regelmatig contact met relevante stakeholders.

Vraag 152

Wat voor invloed heeft de Nederlandse overheid gehad op het functioneren van KLM? Wat heeft de Nederlandse overheid daarnaast gedaan omtrent de voorgenomen plannen van Air France om jaarlijks 1 miljard uit de kas van KLM te afromen?

Antwoord 152

De Staat bezit 5,9% van de aandelen in KLM en heeft als zodanig beperkte invloed op het functioneren van KLM. Bij de fusie in 2004 zijn afspraken gemaakt met de gefuseerde onderneming; de zogenaamde staatsgaranties. Dit betreft garanties van Air France KLM aan de Nederlandse staat. Deze afspraken hadden ten doel om een aantal publieke belangen te borgen ten aanzien van markttoegang (verkeersrechten) en netwerkkwaliteit. Een aantal van deze garanties is op basis van een memorandum of Understanding (MoU) in 2010 verlengd. Bij brief van 26 mei 2010 heeft de toenmalige Minister van Verkeer en Waterstaat de Kamer daarover geïnformeerd.

Met het oog op de Nederlandse luchtvaartpolitieke status van KLM is de afspraak verlengd dat KLM gevestigd is in Nederland en hier de thuisbasis heeft. Verder blijft de afspraak staan dat KLM zijn bestaande operationele en andere Nederlandse vergunningen houdt en zich, samen met de nationale luchtvaartautoriteiten, er ook voor inzet om de bestaande routevergunningen te behouden. Wat betreft het aspect netwerkkwaliteit blijft de afspraak geldig dat Air France KLM opereert met een multi-hub systeem in Europa waarbij zowel Parijs Charles de Gaulle als Schiphol als Europese en intercontinentale hub de hoekstenen zijn. De CEO van Air France KLM, dhr. De Juniac heeft de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu recentelijk bevestigd dat Air France KLM de genoemde stichtingen SAK I en SAK II in stand houdt en ook het Memorandum of Understanding wordt gehandhaafd waarmee een aantal staatsgaranties is verlengd.

De betrokken Ministers hebben ieder vanuit hun rol bij hun collega Ministers in Frankrijk, bij diverse bestuurders van KLM en bij Air France KLM, het belang van een zelfstandige positie van KLM binnen de holding Air France KLM, ook op het gebied van het financieel beheer, onder de aandacht gebracht. KLM heeft bevestigd dat het zogenaamde cashpoolen (verschuiving van kasgeld van KLM naar de holding) niet aan de orde is. Ik verwijs naar de kamerbrieven van Staatssecretaris Mansveld dd. 20 januari 2015, Kamerstuk 31 936, nr. 244, dd. 27 januari 2015, Kamerstuk 31 936, nr. 245, 10 februari 2015, Kamerstuk 31 936, nr. 256, 19 februari 2015 en Kamerstuk 31 936, nr. 259.

Vraag 153

De Nederlandse Staat houdt 5,9% van de aandelen/certificaten KLM. Wie zijn de overige aandeel/certificaathouders? En voor welk percentage?

Antwoord 153

De Nederlandse Staat houdt een belang van 5,9% in KLM. De Nederlandse stichtingen SAK I en SAK II hebben samen 44,2% van de aandelen en 0,9% is in handen van particuliere beleggers. Deze stichtingen zijn opgericht om de landingsrechten van KLM veilig te stellen. De overige 49% is in handen van de holding Air France KLM.

Antwoorden namens medebewindspersonen

Vraag 3

Waarom is de deelneming SSCS BV (zeekabel op de Antillen) niet in de overzichten opgenomen? Wat is de stand van zaken van de nieuw gestarte deelneming SSCS BV? Is deze staatsdeelneming inmiddels weer afgebouwd? Zo ja, wanneer en hoe en wat zijn de financiële gevolgen daarvan? Zo nee, wanneer gebeurt dit en wat zijn de financiële gevolgen daarvan?

Antwoord 3

SSCS BV is abusievelijk niet opgenomen in de categorie beleidsdeelnemingen. Dat zal in het volgende jaarverslag wel gebeuren.

De aandelen van SSCS BV zijn ondergebracht bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het beheer van de kabel en de verdere exploitatie wordt verzorgd door de BV. In het verleden zijn afspraken gemaakt met de openbare lichamen Saba en Sint-Eustatius over de overdracht van de aandelen naar de openbare lichamen. Hierover dient nog, in overleg met de eilanden, een definitieve beslissing genomen te worden, waarbij eventuele financiële gevolgen worden meegewogen. De kabel leidt tot maatschappelijke voordelen op scholen, bedrijven en instellingen en kan nog verder geëxploiteerd worden.

Vraag 154

Is de Staat nog steeds voor 49,9% aandeelhouder van de BOM?

Antwoord 154

De Staat heeft per 1 januari 2013 49,9% van de aandelen BOM Capital I en BOM Business Development Foreign Investment. Dit zijn twee (van de vele) dochters van BOM Holding. Dat is een 100% deelneming van Provincie Noord-Brabant.

De asterix die had aan moeten geven dat het 49,9% belang in BOM alleen betrekking heeft op BOM Capital I en BOM Business Development & Foreign Investment, is helaas in het jaarverslag weggevallen. De genoemde raad van commissarissen (rvc) is rvc van BOM Holding en daarmee de groep als geheel. De genoemde directeur is directeur bij alle drie de vennootschappen. De vermelde bezoldiging is de totale bezoldiging voor de werkzaamheden van de groep.

Vraag 155

Wat is het doel van de staatsdeelneming in DC-ANSP?

Antwoord 155

DC-ANSP op Curacao is bij wet is aangewezen om de luchtverkeersleiding te verlenen in het (Nederlandse) luchtruim van Bonaire. De luchtverkeersdienstverlening wordt beschouwd als een publiek belang, enerzijds vanwege de veiligheidsaspecten en anderzijds vanwege het belang van een goede bereikbaarheid van Bonaire door de lucht en de economische belangen van Bonaire (luchthaven, toerisme) en de (Nederlandse) luchtvaartmaatschappijen. Door de deelname in het aandelenkapitaal van DC-ANSP ontvangt het Ministerie van IenM enerzijds alle informatie van de NV en kan de Nederlandse overheid zich een beeld vormen van de bedrijfsvoering en van de gezondheid van de onderneming. Anderzijds kunnen we als mede-eigenaar van de NV onze stempel drukken op de strategische koers van de organisatie. Tegen deze achtergrond is er vanuit beleidsmatige overwegingen geen aanleiding om de aandelen te vervreemden.

Vraag 156

Wat is het totale rendement op de staatsdeelneming in DC-ANSP in de afgelopen 10 jaar?

Antwoord 156

Het gemiddelde rendement van DC ANSP in de jaren 2011 (eerste volledige boekjaar na de verkrijging van het aandelenpakket van 7,95% in DC ANSP in 2010 in het kader van de boedelscheiding gerelateerd aan de staatkundige hervorming) tot en met 2013 als quotiënt van de netto winst en het eigen vermogen is gelijk geweest aan 2,7%.

Vraag 157

Wat zijn de totale opbrengsten van de staatsdeelneming in DC-ANSP in 2013?

Antwoord 157

DC ANSP heeft geen dividend uitgekeerd aan aandeelhouders. Winsten worden weer teruggeploegd in het bedrijf ter verbetering van de dienstverlening. De opbrengst van deze staatsdeelneming is dus gelijk aan nul.

Vraag 158

Wat zijn de totale beheerskosten van de staatsdeelneming in DC-ANSP in 2013?

Antwoord 158

Het beheer van de beleidsdeelneming Dc-ANSP is onderdeel van de reguliere werkzaamheden van de directie Luchtvaart van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Hiervoor is geen apart budget gereserveerd.

Vraag 159

Waarom is de Kamer pas geïnformeerd over benoeming van de nieuwe President-directeur van ProRail nadat dit besluit is genomen?

Antwoord 159

Het is de taak van de raad van commissarissen om tot een bindende voordracht te komen van ten minste twee personen, waarna de algemene vergadering tot benoeming over gaat. De RvC heeft in elke fase van het wervingsproces de aandeelhouder op de hoogte gehouden en betrokken (bijvoorbeeld bij het formuleren van het profiel). De Raad heeft een voordracht opgesteld en de kandidaten hebben voor de benoeming gesproken met de aandeelhouder. Daarbij is gebleken dat de aandeelhouder zich kon vinden in het oordeel van de RvC, waarna de arbeidsovereenkomst is vastgesteld. De bekendmaking is onderling afgestemd met Prorail, zodat de Kamer bij brief van 19 februari gelijktijdig met de organisatie en haar belangrijkste stakeholders geïnformeerd is.

Vraag 160

Welke reden draagt het kabinet aan voor het besluit om de nieuwe president-directeur een hoger salaris te gunnen dan de beloning die is vastgesteld in het bezoldigingsbesluit ProRail?

Antwoord 160

Voor de beantwoording verwijs ik [Staatssecretaris I&M] naar mijn eerdere brieven van 19 januari 2015 en 26 januari 2015 die ik [Staatssecretaris I&M] aan uw Kamer heb gestuurd inzake de benoeming van de president-directeur van Prorail.

Vraag 161

Is getracht een kandidaat te vinden die deze functie wilde invullen voor een salaris conform het bezoldigingsbesluit ProRail?

Antwoord 161

Onderdeel van de wervingsprocedure is geweest een toetsing op de salariseisen van de kandidaten. Daarbij is het Beloningsbeleid van Prorail als toetssteen gehanteerd. Voor een aantal geïnteresseerden was dit aanleiding om zich «terug te trekken» omdat de verschillen te groot bleken.

Vraag 162

Hoeveel kandidaten hebben zich voor deze functie gemeld?

Vraag 163

Met hoeveel kandidaten is gesproken?

Antwoord 162 en 163

De raad van Commissarissen heeft in overleg met een searchbureau ongeveer 20 kandidaten beoordeeld. Uiteindelijk zijn er 5 kandidaten in de afweging betrokken. Vervolgens heeft de voltallige RvC met twee kandidaten gesproken. Het oordeel van de RvC is gedeeld met de aandeelhouder, die evenzeer met hen gesproken heeft.

Vraag 164

Kunt u toelichten op welke wijze het Fyra debacle is verwerkt in de jaarstukken van de NS?

Antwoord 164

Zie vraag 127 (en 11).

Vraag 165

Waarom bleek het niet mogelijk om voor de maximale bezoldiging conform het bezoldigingsbesluit ProRail een goede President directeur te vinden?

Antwoord 165

Voor de beantwoording verwijs ik [Staatssecretaris I&M] naar mijn eerdere brieven van 19 januari 2015 en 26 januari 2015 die ik aan uw Kamer heb gestuurd inzake de benoeming van de president-directeur van Prorail.

Vraag 166

Hoe hoog is de waarde van de onkostenvergoeding, de auto van de zaak en het werkgeversdeel pensioen van de nieuwe President-directeur van ProRail?

Antwoord 166

Onkosten:

7.550,–

Fiscale bijtelling auto van de zaak

4.760,–

Werkgeversdeel pensioenpremie

5.650,–

Vraag 167

Wat is het doel van de staatsdeelneming in Winair?

Antwoord 167

Winair is de enige luchtvaartmaatschappij die de eilanden Saba en Sint Eustatius met Sint Maarten verbindt. Saba en Sint Eustatius zijn in hoofdzaak afhankelijk van de luchtverbinding met Sint Maarten voor hun bereikbaarheid met de buitenwereld. Voor Sint Eustatius is de luchtvaart op dit moment zelfs de enige vervoersdienst. Het toenmalige Ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft de aandelen in Winair per oktober 2010 overgenomen om zo goed mogelijk de betrouwbare, veilige en kostenefficiënte bereikbaarheid van Saba en Sint Eustatius – een publiek belang – te borgen. Het aandelenbelang van 7,95% in Winair geeft de Nederlandse Staat de mogelijkheid de ontwikkelingen goed te monitoren en met het bestuur van Winair te spreken over zaken die betrekking hebben op de duurzame verbinding naar Saba en Sint Eustatius.

Vraag 168

Zijn er plannen om de staatsdeelneming in Winair in de toekomst af te bouwen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, met welk tijdpad?

Antwoord 168

Nee, daarvoor zijn er geen plannen. Het aandeelhouderschap in Winair is van belang om de duurzame bereikbaarheid van Saba en Sint Eustatius te borgen.

Vraag 169

Wat is het totale rendement op de staatsdeelneming in Winair in de afgelopen tien jaar?

Antwoord 169

Het belang in Winair van 7,95% is verworven in het kader van de boedelscheiding gerelateerd aan de staatkundige hervorming van de Nederlandse Antillen in oktober 2010. Het eigen vermogen van Winair was toen negatief en dat is nog steeds het geval, waardoor het niet zinvol is een rendementspercentage te noemen. In 2011 was sprake van een verlies van ca. € 1 mln. In 2012 was sprake van een winst van ca. € 2 mln. en in 2013 een winst van ca. € 1,1 mln. De winst is in 2011 en 2012 toegevoegd aan het eigen vermogen, waardoor het negatieve vermogen is teruggelopen van € – 8,6 mln. in 2011 tot € – 5,2 mln. in 2013.

Vraag 170

Wat zijn de totale opbrengsten van de staatsdeelneming in Winair in 2013?

Antwoord 170

Er is geen dividend uitgekeerd, de winst van € 1,1 mln. is toegevoegd aan het eigen vermogen.

Vraag 171

Wat zijn de totale beheerskosten van de staatsdeelneming in Winair in 2013?

Antwoord 171

Het beheer van de beleidsdeelneming Winair is onderdeel van de reguliere werkzaamheden van de directie Luchtvaart van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Hiervoor is geen apart budget gereserveerd.


X Noot
1

Artikel 2:210 BW bepaalt dat een besloten vennootschap jaarlijks, binnen vijf maanden na afloop van het boekjaar der vennootschap een jaarrekening op dient te maken en deze voor dient te leggen aan de aandeelhouders.

X Noot
2

Kamerstuk C, A.

Naar boven