21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 800 AANVULLEND VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 27 augustus 2014

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Economische Zaken over de Landbouw- en Visserijraad op 14 juli 2014. De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag.

De vragen en op opmerkingen zijn op 10 juli beantwoord door de Staatssecretaris van Economische Zaken (Kamerstuk 21 501-32, nr. 798).

De nog openstaande vragen en opmerkingen zijn op 9 juli 2014 aan de Staatssecretaris van Economische Zaken voorgelegd. Bij brief van 26 augustus 2014 zijn ze door haar beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Hamer

Adjunct-griffier van de commissie, Van Bree

Inleiding

In aanvulling op mijn brief van 10 juli jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 798) beantwoord ik met deze brief de overige vragen van de fracties van uw Kamer van 9 juli 2014 in het kader van het verslag van een schriftelijk overleg inzake de Landbouw- en Visserijraad van 14 juli 2014.

Ik heb kennis genomen van de vragen die de leden van de VVD-, CDA- en Christen Unie-fractie hebben gesteld over de terugvordering van EU-steunbedragen in het kader van de schoolfruit- en melkregeling. Ik ben met de vertegenwoordigers van schoolfruitleveranciers in gesprek om tot een gezamenlijke oplossing te komen. Over de uitkomst hiervan en de beantwoording van de vragen zal ik uw Kamer nader informeren.

I Openstaande vragen en antwoorden

Vragen van de leden van de VVD-fractie

Visserij

Aanpassing verordening technische maatregelen en controleverordening met het oog op de invoering van de aanlandplicht in het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB)

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Europese Commissie niet is overtuigd door de Nederlandse regering om het compromis aan te passen. Het is echter nog geen gelopen race en de leden van de VVD-fractie vragen welke posities de lidstaten in de Europese Raad en het Europees parlement in nemen? Bestaat er een mogelijke meerderheid bij de Europese Raad voor het Nederlandse voorstel?

In het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 16 en 17 juni jl. (Kamerstuk 21 501-32 nr. 792) staat dat Nederland ten aanzien van de omnibusverordening heeft aangegeven er niet mee te kunnen instemmen dat in het compromis 10% van de vangsten aan ondermaatse vis, zoals onder meer haring, makreel, horsmakreel, sardines en ansjovis zijn uitgezonderd van de aanlandplicht. Dit is in strijd met de basisverordening die bepaalt welke uitzonderingen op de aanlandplicht mogelijk zijn. Tevens gaat het compromis hier verder dan strikt nodig is voor de introductie van de aanlandplicht. De Europese Commissie heeft aangegeven het eens te zijn met de Nederlandse opvatting en een generieke uitzondering van 10% op de aanlandplicht voor pelagische visserijen niet acceptabel te vinden. Nederland heeft hier steun gekregen van enkele noordelijke lidstaten. De uitzondering is in het compromis gekomen op verzoek van enkele zuidelijke lidstaten. Het standpunt van het Europees parlement in de eerste lezing is nog niet bekend.

Aanlandplicht

De leden van de VVD-fractie vrezen dat de vele uitzonderingen van de aanlandplicht ten koste gaan van het gelijke speelveld. De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris hoe zij dit gaat voorkomen en, mocht dat niet lukken, of Nederland ook zelf gebruik kan maken van de uitzonderingen.

Lidstaten moeten voor zichzelf bepalen of zij een uitzondering willen indienen. Hierdoor kan het gebeuren dat de ene lidstaat wel een (beperkte) de minimis uitzondering aanvraagt en de andere niet, voor dezelfde visserij. Vervolgens wordt hierover in regionaal verband gesproken om te komen tot een gezamenlijke aanbeveling. Mijn inzet is gericht op een consistente aanpak tussen de regio’s en daarmee het bewerkstelligen van een gelijk speelveld. Uiteraard is het ook een verantwoordelijkheid van de Europese Commissie om zoveel mogelijk een gelijk speelveld te waarborgen. Mochten de regio’s niet komen tot een gezamenlijke aanbeveling, dan kan de Europese Commissie alsnog via een gedelegeerde handeling een discardplan vaststellen, met daarin minder mogelijkheden voor uitzonderingen.

Informatie over de voorstellen ter bescherming van de zeebaars

De leden van de VVD-fractie nemen kennis van de voorstellen ter bescherming van de zeebaars. Zij lezen dat er relatief weinig bekend is over de vis en vragen de Staatssecretaris of zij verder onderzoek naar de vis zal stimuleren, zodat oorzaak-gevolg relaties inzichtelijk gemaakt kunnen worden en er beleid gevoerd wordt dat economie en ecologie in balans houdt. Graag ontvangen deze leden een toelichting. Daarnaast lezen de leden van de VVD-fractie dat de Staatssecretaris rekening houdt met de Nederlandse situatie. De leden van de VVD-fractie vragen op welke punten de maatregelen van de Staatssecretaris precies afwijken van andere betrokken lidstaten? Is bijvoorbeeld de beperking van de aanvoer van zeebaars per jaar per voertuig ook in andere lidstaten niet overdraagbaar?

Met het huidige pakket maatregelen sluit Nederland aan bij de maatregelen zoals die ook al door buurlanden zijn genomen. Het pakket is tot stand gekomen in overleg met de Nederlandse stakeholders en gebaseerd op de best beschikbare kennis van IMARES en buitenlandse instituten. Om zeebaars effectief te beschermen is een gezamenlijke aanpak in de regio nodig en commitment van de landen met de grootste vangsten. Nederland neemt slechts een klein deel (9%) van de Europese vangsten voor haar rekening. De Wetenschappelijke Technische en Economische Advies Raad van de Europese Commissie (STECF) heeft zich in juli 2014 gebogen over de toestand van de zeebaars en de maatregelen die landen tot nu toe hebben genomen. STECF verwacht dat met handhaving van de huidige maatregelen door de lidstaten het bestand verder zal inzakken. Oorzaken zijn de hoge visserijsterfte en de beperkte aanwas met jonge vis. Om Maximale Duurzame Oogst (MSY) te bereiken zal de visserijsterfte zo’n 60% verlaagd moeten worden. STECF merkt daarbij op dat vanwege de diversiteit van de visserijen een pakket van maatregelen nodig zal zijn. Dit is complex en kan aanzienlijke economische en sociale gevolgen hebben. Ik heb daarom bij het vaststellen van de maatregelen ook rekening gehouden met de Nederlandse situatie.

De Britse overheid beschermt aanvullend de paaigebieden ten zuidwesten van Engeland en kraamkamers in de kustzone. Voor Nederlandse wateren wordt nog in kaart gebracht worden of er kraamkamers en paaigebieden van zeebaars voorkomen. België heeft de minimum maaswijdte voor staandwantvisserij verhoogd. Op basis van het STECF-advies zal ik met andere lidstaten bespreken welke extra maatregelen nodig, effectief en haalbaar zijn. De aanvoerbeperking is niet overdraagbaar om te voorkomen dat vissers hier rechten aan kunnen ontlenen en de effectiviteit van deze maatregel ondermijnen. Voor zover bekend zijn aanvoerbeperkingen in andere lidstaten ook niet overdraagbaar. Inmiddels heb ik kennis genomen van initiatieven van recreatieve en professionele handlijnvissers om meer gegevens over de zeebaars te gaan verzamelen. Ik juich dit van harte toe.

Invulling Operationeel Programma van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EMFZV)

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de invulling van de financiële middelen uit het EFMZV. Deze leden constateren naar tevredenheid dat de middelen ook in het belang van de visserijsector worden verdeeld. Deze leden vragen wel welke partnerschappen er tussen vissers en wetenschappers gestimuleerd (gaan) worden. Graag ontvangen zij daarop een toelichting. Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie hoe het totaalbedrag is verdeeld tussen de verschillende lidstaten en of er duidelijke accentverschillen zijn in de invulling van het EFMZV in de verschillende lidstaten. Kan de Staatssecretaris daar een beeld van schetsen? Zijn er bijvoorbeeld posten bij andere lidstaten wel die in Nederland ontbreken of andersom?

De afgelopen jaren heeft de samenwerking in partnerschappen vorm gekregen in de zogeheten Kenniskringen Visserij. Er zijn, verdeeld over het gehele visserij- en aquacultuurcluster meer dan 10 kenniskringen actief waarin wetenschappers en ondernemers samenwerken aan vraagstukken van duurzame visserij, vernieuwende vistechnieken en verbetering van de rendementen door het zoeken naar toegevoegde waarde en kostprijsverlaging. De samenwerking, zoals die binnen de kenniskringen vorm krijgt, zal in de EFMZV-periode versterkt worden voortgezet, voortdurend aangepast aan de wensen en behoeften vanuit de sector, de maatschappij en het beleid. Een concreet voorbeeld daarvan betreft bijvoorbeeld het proefproject pulsvisserij waarbinnen wetenschappers en vissers samenwerken en onderzoek doen naar de werking van de pulstechniek.

De verdeling van het EFMZV-budget over de 27 EU-lidstaten is, weergegeven in euro (€), als volgt:

België

41.746.051

 

Bulgarije

88.066.622

 

Tsjechië

31.108.015

 

Denemarken

208.355.420

 

Duitsland

219.596.276

 

Estland

100.970.418

 

Ierland

147.601.979

 

Griekenland

388.777.914

 

Spanje

1.161.620.889

 

Frankrijk

587.980.173

 

Kroatië

252.643.138

 

Italië

537.262.559

 

Cyprus

39.715.209

 

Letland

139.833.742

 

Litouwen

63.432.222

 

Hongarije

39.096.293

 

Malta

22.627.422

 

Nederland

101.523.244

 

Oostenrijk

6.965.000

 

Polen

531.219.456

 

Portugal

392.485.464

 

Roemenië

168.421.371

 

Slovenië

24.809.114

 

Slowakije

15.785.000

 

Finland

74.393.168

 

Zweden

120.156.004

 

Verenigd Koninkrijk

243.139.437

 

Totaal

5.749.331.600

 

Over welke mate er sprake is van verschillen tussen lidstaten wat betreft de inzet van de EFMZV-middelen, is op dit moment nog niets te zeggen, aangezien lidstaten bezig zijn met het opstellen van hun Operationeel Programma. Zoals ook onder het Europees Visserijfonds (EVF) het geval was, zullen er verschillen zijn in de prioriteiten die lidstaten leggen bij bepaalde type maatregelen, zoals bijvoorbeeld steun voor investeringen, tijdelijke stillegging, innovatie, werkgelegenheid of bijvoorbeeld partnerschappen tussen vissers en wetenschappers. Onder dit laatste wordt in Nederland onder meer verstaan de samenwerking die wetenschappers en ondernemers uit het viscluster gestalte geven in de Kenniskringen Visserij.

Landbouw

Expert opinion over de 4-dageneis voor zeugen in groepshuisvesting

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het besluit dat de Staatssecretaris de vierdageneis wil behouden. Deze leden hebben hierbij de volgende vragen en opmerkingen. De leden van de VVD-fractie constateren dat op basis van het rapport «Groepshuisvesting van zeugen tijdens de vroege dracht» uit 2009 beleid is geformuleerd en geconcludeerd werd dat groepshuisvesting vanaf dag vier mogelijk is ongeacht het huisvestingssysteem. De leden van de VVD-fractie merken op dat de expertgroep aangeeft dat de conclusie van het genoemde onderzoek alleen goed onderbouwd te trekken is voor voerstations.

De leden van de VVD-fractie constateren dat er geen wetenschappelijk grondslag bestaat voor de uitvoerbaarheid van de vierdageneis in andere systemen. Waarom vindt de Staatssecretaris het gerechtvaardigd om vast te houden aan de vierdageneis terwijl er geen wetenschappelijke grondslag voor bestaat? Deelt de Staatssecretaris de opvatting dat er eerst aanvullend wetenschappelijk onderzoek dient plaats te vinden, voordat een besluit kan worden genomen of de vierdageneis in stand blijft? Zo nee, waarom niet? Kan de Staatssecretaris aangeven wat de gevolgen zijn van het continueren van de vierdageneis voor het dierenwelzijn en dierengezondheid van de dieren?

De 4-dageneis is in 1998 vastgelegd in het Varkensbesluit. Op basis van een studie in 2009, die door bedrijfsleven en ministerie gezamenlijk is begeleid en onderschreven, is, geconcludeerd dat ook in systemen met voerlegboxen met uitloop groepshuisvesting tijdens de vroege dracht mogelijk is.

In overeenstemming met de sector is mede op basis van die resultaten destijds besloten tot het in stand houden van de 4-dageneis. Ook behalen bedrijven in de praktijk momenteel met dit type huisvesting goede resultaten. In de studie van 2009 is een aantal succesfactoren genoemd die van belang zijn voor het welslagen van groepshuisvesting tijdens de vroege dracht, zoals de opfok van de gelten, diergericht management, voldoende voeding en een stalinrichting waarbij de dieren voldoende gelegenheid dienen te hebben elkaar te ontwijken. De veterinaire expertgroep geeft aan dat anno 2013 een groot deel van de bedrijven gebruikt maakt van het systeem van voerligboxen met vrije uitloop. Naast nieuwbouw gaat het veelal om verbouw van bestaande stallen. Hierbij is niet in alle gevallen een optimale inrichting en management mogelijk om aan de genoemde succesfactoren te voldoen. Voorts wijst de veterinaire expertgroep er op dat van deze factoren alleen de mogelijke aanwezigheid van nog berige zeugen in de groep een specifiek issue is dat bij vroege introductie in de groep speelt. De andere factoren spelen altijd een rol, onafhankelijk van het moment van introductie in de groep.

Zoals toegezegd ben ik bereid voor bepaalde evidente knelgevallen een oplossing te zoeken. In samenwerking met de sector ben ik een begeleidingstraject gestart voor de beperkte groep van bedrijven die problemen ondervinden bij de omschakeling naar groepshuisvesting. Tot nu toe heeft zich een gering aantal bedrijven aangemeld. Het begeleidingstraject is erop gericht om op afzienbare termijn knelpunten op te lossen met behoud van een goed dierenwelzijn en diergezondheid. Alles afwegende zie ik geen reden om aanvullend wetenschappelijk onderzoek te laten verrichten.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de expertgroep aangeeft dat het niet bekend is of er gezondheidsrisico’s zijn aangaande van prostaglandines. De expertcommissie geeft aan dat de invloed gering lijkt. De leden van de VVD-fractie merken op dat op basis van het onderzoek van de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) dit voorjaar blijkt dat in alle 16 door de GD onderzochte verworpen vruchten prostaglandines zijn aangetoond, zelfs bij twee «zeer vroege» verworpen vruchten. Kan de Staatssecretaris toelichten waar de expertgroep de geringe invloed van prostaglandines op baseert? De leden van de VVD-fractie merken op dat de onderzoeksresultaten van de GD anders aantonen. Deze leden ontvangen van de Staatssecretaris graag een nadere verklaring ten aanzien van de verschillen in beide onderzoeken. De leden van de VVD-fractie zijn dan ook van mening dat nader onderzoek naar prostaglandines noodzakelijk is voordat nadere uitspraken hierover kunnen worden gedaan. Is de Staatssecretaris hiertoe bereid? Zo nee, waarom niet?

De hoge concentratie van prostaglandines in verworpen vruchten is verklaarbaar. Dit zijn aan de dracht gerelateerde hormonen waarvan de concentraties hoog zijn in baarmoeder en vruchten. De mogelijke effecten die deze hoge concentraties zouden kunnen hebben, treden pas op indien verworpen vruchten door andere zeugen opgegeten worden, én als dit dan bij dat dier daadwerkelijk verwerpen op zou roepen. De expertgroep baseert haar mening over de waarschijnlijk geringe invloed van het huisvestingssysteem op het verwerpen door zeugen op de beschikbare kennis bij internationale en nationale deskundigen op het terrein van dracht en vruchtbaarheid en een literatuuronderzoek. Hieruit kwam naar voren dat dit ook in andere landen niet als een pregnant probleem en onderzoeksvraag wordt gezien. Er zijn ook geen indicaties dat het min of meer groepsgewijs («herfst-«) verwerpen verschilt tussen huisvestingsystemen. Hierbij wijs ik er op dat de gedachte dat prostaglandines dit kettingeffect zouden kunnen veroorzaken, terug te voeren is naar uitlatingen vorig jaar van één persoon. Hier ligt echter geen wetenschappelijk bewijs aan ten grondslag. Zoals aangegeven in mijn brief van 27 juni jl. (Kamerstuk 28 286, nr. 749) hebben LTO en NVV opdracht gegeven voor een onderzoek door de Gezondheidsdienst voor Dieren naar het gehalte van prostaglandines in placenta’s. Ik zal met belangstelling kennisnemen van dit onderzoek.

De leden van de VVD-fractie lezen in het rapport van het expertrapport dat de commissie concludeert dat op basis van literatuuronderzoek introductie op dag vier mogelijk is. De leden van de VVD-fractie vinden het opmerkelijk dat dit op basis literatuuronderzoek wordt geconstateerd en willen graag weten waar deze uitspraken op gebaseerd zijn. Deze leden merken voorts op dat in het rapport van de Wageningen Universiteit (WUR) uit 2009 werd geconcludeerd dat op basis van het destijds uitgevoerde literatuuronderzoek alleen stressfactoren te vinden zijn en dat er geen informatie beschikbaar is over huisvestingsystemen. Daarnaast valt het de leden van de VVD-fractie op dat de experts aangeven dat na het WUR-rapport (2009–2014) geen literatuur te vinden is waarin wordt bewezen dat het wel kan. De leden van de VVD-fractie vragen hoe diezelfde experts op pagina 11 van het rapport dan kunnen concluderen dat het wel mogelijk is aangezien er immers geen literatuur voor handen is waaruit dit blijkt? De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat dergelijke conclusies alleen getrokken kunnen worden op basis van praktijkonderzoek. Kan de Staatssecretaris aangeven waarom er geen praktijkonderzoek heeft plaatsgevonden? Is zij alsnog bereid om praktijkonderzoek te laten uitvoeren? De leden van de VVD-fractie merken op dat het advies van de expertgroep op 10 maart 2014 gereed was. Kan de Staatssecretaris toelichten waarom het advies pas vorige week naar de Kamer is gestuurd? De leden van de VVD-fractie lezen dat de experts een aantal onzekerheden aangeven. Deze leden zijn van mening dat de tussenliggende periode gebruikt had kunnen worden om deze onzekerheden – andere systemen van voerstations en invloed van prostaglandines – nader te onderzoeken. Kan de Staatssecretaris toelichten waarom dit niet gebeurd is? Is zij hier alsnog toe bereid?

Het in opdracht van het bedrijfsleven en mijn ministerie opgestelde rapport uit 2009 is gebaseerd op zowel literatuuronderzoek als gegevensverzameling op praktijkbedrijven. Op basis van het onderzoek zijn een aantal belangrijke succesfactoren benoemd voor het slagen van groepshuisvesting. Waar onder de al eerder genoemde geltenopfok, diergericht management, voeding en beschikbaarheid van voldoende ruimte om agressief gedrag te ontwijken.

De analyse van de veterinaire experts bouwt hier op voort.

Na ontvangst van het rapport van de veterinaire experts heb ik de resultaten bestudeerd. Hierna is zowel ambtelijk als door mij overleg gevoerd met de sector. Dit heeft enige tijd geduurd. Ik heb vervolgens het rapport van de expertgroep met mijn besluit aan de Kamer gezonden.

Er loopt op dit moment praktijkonderzoek naar de optimale opfok van gelten voor groepshuisvesting. Ik zie geen aanleiding om in aanvulling hierop nog opdracht te geven voor extra praktijkonderzoek.

Voortgangsrapport Plant- en Diergezondheidspakket

De import en export van zaden, planten, gewassen en alle overige land- en tuinbouwproducten zijn van groot belang voor de Nederlandse economie en zorgen voor vele banen. Het voorstel dat het Griekse voorzitterschap heeft geschreven voor de Verordening Plantgezondheid bevat voorstellen die handelsbarrières opwerpen. De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat een open fytosanitair importsysteem de norm hoort te zijn, ook voor teeltmateriaal en houtachtige soorten. Het voorzitterschap heeft echter een gesloten importregime voorgesteld. De leden van de VVD-fractie willen graag een bevestiging van de Staatssecretaris dat zij zich tijdens de Raad nogmaals expliciet gaat uitspreken tegen dit gesloten importregime. Welke lidstaten zijn ook tegen dit gesloten importregime? Hoe groot is de kans dat er uiteindelijk een volledig of gedeeltelijk gesloten fytosanitair importsysteem zal komen? Ziet de Staatssecretaris het risico in dat derde landen minder van onze producten willen importeren als onze grenzen op slot gaan voor derde landen?

Er is op dit moment in de Raad geen meerderheid voor een gesloten of voor een open importsysteem. Beide systemen hebben hun voor- en tegenstanders, terwijl er ook een groep landen is die zich nog niet duidelijk hebben uitgesproken. Wel is duidelijk welke voorkeur de Europese Commissie heeft aangezien haar voorstel uitgaat van het huidige open importsysteem. En ook het Europees parlement is in meerderheid voor een open systeem. De inhoudelijke fytosanitaire argumenten die pleiten voor behoud van het open systeem – ook voor houtige gewassen – zijn mijns inziens nog steeds overtuigend. Deze argumenten zal ik in blijven brengen. Ik onderschrijf het door de VVD-fractie geschetste risico voor de exportpositie naar derde landen. Bij het op deze wijze omschakelen van een open naar een gesloten systeem zou de Europese Unie het importregime navenant verzwaren, zonder dat daarvoor een goede fytosanitaire onderbouwing aanwezig is. Dat vind ik disproportioneel en in strijd met afspraken gemaakt in de International Plant Protection Convention (IPPC) en de Wereldhandelsorganisatie. Ik verwacht dat dit internationaal op bezwaren zal stuiten, met als risico dat landen de import vanuit de Europese Unie op een gelijke wijze zullen gaan behandelen. Nederland als tweede handelsland ter wereld in agrarische producten kan zich dat niet veroorloven en heeft juist groot belang bij het blijven hanteren van de mondiale standaard zoals vastgelegd in de IPPC.

Daarnaast lezen de leden van de VVD-fractie dat in de raadswerkgroep ook gesproken is over de controleverordening en de zorgen van onder andere Nederland over het groot aantal grondslagen voor gedelegeerde handelingen in het voorstel. Kan de Staatssecretaris toelichten waarom het Griekse voorzitterschap de discussie hierover heeft uitgesteld? Kan de Staatssecretaris aangeven wanneer deze discussie wel gevoerd zal worden?

Verschillende lidstaten, waaronder Nederland, hebben in Raadswerkgroepverband aangegeven dat het voorstel van de Europese Commissie voor de controleverordening teveel grondslagen bevat voor gedelegeerde handelingen.

Bij de bespreking van de afzonderlijke artikelen was voldoende steun om verschillende daarvan om te zetten in een grondslag voor een uitvoeringshandeling of zelfs helemaal te schrappen. Het Griekse voorzitterschap heeft die lijn gevolgd bij zijn werk aan een verbeterde versie van een eerste reeks artikelen van het voorstel, maar heeft de bredere discussie hierover aan het Italiaanse Voorzitterschap overgelaten.

Tot slot vragen de leden hoe het vervolgtraject eruit ziet als de Europese Raad en het Europees parlement een andere importsysteem verkiezen. Kan de Staatssecretaris dat onderhandelingstraject uiteen zetten?

Ik ga ervan uit, dat de keuze voor een open of gesloten importsysteem pas definitief beslecht zal worden tijdens de finale onderhandelingen over het voorstel tussen de Raad, het Europees parlement en de Europese Commissie. Wanneer deze finale onderhandelingen zullen plaatsvinden is nog niet duidelijk, maar het is niet waarschijnlijk dat dit nog in 2014 zal zijn. Ik zal uw Kamer hierover via de geannoteerde agenda en het verslag van de Landbouw- en Visserijraad blijven informeren indien daar aanleiding toe is.

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

Visserij

Zeebaars

Gezien de alarmerende toestand van het zeebaarsbestand en het tot nu toe zo goed als ontbreken van regels is het noodzakelijk nu stappen te zetten. De leden van de PvdA-fractie juichen het toe dat de Staatssecretaris met een serie aan tijdelijke maatregelen gekomen is. Zij betreuren het dat het nog niet mogelijk is om op korte termijn de paaigronden in de zuidelijke Noordzee te beschermen omdat hiervoor de noodzakelijke kennis over de gebieden ontbreekt. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de plannen zijn voor dit nadere onderzoek en wanneer naar verwachting er wel voldoende bekend zal zijn over deze gebieden?

Ik verwijs u naar mijn eerdere antwoord op de vragen van de VVD-fractie.

IJsselmeer

De leden van de PvdA-fractie spreken hun waardering uit voor de uiterste poging van de Staatssecretaris om tot een gezamenlijke aanpak te komen van de problematiek op het IJsselmeer. Kan de Staatssecretaris aangeven of al bekend is wat de inzet van de verschillende partijen zal zijn om meer middelen naar het transitiefonds te laten vloeien en welke andere partijen mogelijk ook nog betrokken kunnen worden?

Zoals ik in mijn brief van 3 juni jl. (Kamerstuk 29 664, nr. 118) heb aangegeven hebben partijen een totaalbedrag van € 2,25 mln. toegezegd voor het «Transitiefonds». Dit is inclusief de € 1 mln. die ik heb toegezegd. In het laatste Bestuurlijk Overleg van 26 juni jl. (TK 2014D24878, 1 juli jl.) heb ik geconstateerd dat dit bedrag niet ter discussie staat. Ik heb op dit moment nog geen informatie over de inzet van de verschillende partijen om meer middelen naar het «Transitiefonds» te laten vloeien. Zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 1 juli jl. (Kamerstuk 29 664, nr. 121) werken de provincies in overleg met de andere partijen de verdere inrichting van het «Transitiefonds» uit.

Zoals gemeld in mijn brief van 3 juni jl. kan voor verdere bijdragen aan het fonds gedacht worden aan bij de natuur en/of visserijbelanghebbende partijen. In dat kader kan dan bijvoorbeeld gedacht worden aan havengemeenten aan het IJsselmeer van waaruit beroeps- en sportvisserij plaatsvindt en die vanwege de meerwaarde voor recreatie, toerisme en toeleverend bedrijfsleven baat hebben bij een duurzaam bestandsbeheer.

Landbouw

Plant- en diergezondheidspakket

Kan de Staatssecretaris aangeven of Nederland met de voorkeur voor een open importsysteem zich in een meerderheids- of minderheidspositie bevindt in de Raad en of een eventueel compromis inzake een gesloten systeem voor alleen houtige gewassen een verandering in het krachtenveld zou betekenen ten faveure van de positie van Nederland? Kan de Staatssecretaris inzage geven in het vervolg van het onderhandelingsproces als de Raad voor een gesloten systeem kiest, terwijl het EP voor een open systeem heeft gekozen?

Ik verwijs u naar de antwoorden van de VVD-fractie.

Vragen van de leden van de CDA-fractie

Visserij

IJsselmeer

De leden van de CDA hebben gelezen dat de Staatssecretaris tot overeenstemming is gekomen met alle partijen over het beheer van het IJsselmeer. Ten aanzien van de overeengekomen compensatie voor de IJsselmeervissers hebben de leden van de CDA fractie nog vragen. Deze leden vragen de Staatssecretaris waarom zij de compensatie baseert op de vangsten in 2012, die toen gemiddeld gezien laag waren? Deze leden vragen waarom er geen gemiddelde is genomen over een periode van de afgelopen drie jaar of een gemiddelde van 2011 en 2012 waarover eerder wel gesproken is?

Het Landbouw Economisch Instituut (LEI) heeft in haar rapportage van 2 december 2013 aangegeven dat de opbrengsten van schubvis uit het IJsselmeer vanaf 2009 zeer sterk gedaald zijn. In 2009 bedroegen de opbrengsten (afgerond) nog € 1,8 mln, in 2010 € 1,5 mln, in 2011 € 1,0 mln, en in 2012 waren deze gedaald naar (afgerond) € 0,4 mln. Omdat het niet reëel was te veronderstellen dat de bestanden voor 2013 substantieel toegenomen zouden zijn, is voor de meest realistische aanname voor gederfde inkomsten in het overbruggingsjaar uitgegaan van het laatst bekende jaar, in dit geval 2012.

De vangstadviezen uit het IMARES-rapport van 12 september 2013, waarin de reductie-percentages voor de onderscheiden bestanden zijn berekend, zijn eveneens als reductie ten opzichte van 2012 bepaald.

Visserij en Landbouw

Producentenorganisaties

De leden van de CDA-fractie vinden het toestaan van afspraken van producentenorganisaties over vangsten een stap in de goede richting. Deze leden vragen of dit soort van afspraken neergelegd gaat worden in de uitwerking/handleiding zoals aangekondigd in de antwoorden op vragen van de leden van de CDA-fractie met betrekking tot het kader voor erkenning van producenten- en branche organisaties (Kamerstuk 21 501-32, nr. 788 ). Daarnaast schept de ondersteuning van productie- en afzetprogramma’s nieuwe mogelijkheden aan producentenorganisaties in het EFMZV. De leden van de CDA-fractie zijn positief over deze stappen van de sector en het ministerie.

Het kader voor erkenning van producenten- en brancheorganisaties, zoals opgenomen in Kamerstuk 21 501-32, nr. 788, ziet alleen op producenten- en brancheorganisaties voor landbouwproducten, het betreft immers implementatie van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Voor producentenorganisaties in de visserijsector is de regelgeving in het kader van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid leidend. De regels voor erkenning van producentenorganisaties in de visserijsector staan in Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees parlement en de Raad houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten en in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1419/2013 van de Europese Commissie van 17 december 2013 met betrekking tot de erkenning van producenten- en brancheorganisaties, de uitbreiding van de door de producenten- en brancheorganisaties vastgestelde voorschriften en de bekendmaking van drempelprijzen.

Het kader voor het productie- en afzetprogramma van een producentenorganisatie in de visserijsector staat in Aanbeveling van de Europese Commissie van 3 maart 2014 inzake het opstellen en uitvoeren van de productie- en afzetprogramma’s (2014/117/EU).

Landbouw

4-dageneis groepshuisvesting zeugen

De leden van de CDA-fractie hebben nog vragen over het behouden van de vierdageneis voor zeugen. Ondanks de conclusies van het expertpanel houdt de Staatssecretaris vast aan de vierdageneis, die verder gaat dan Europese regelgeving, en de Staatssecretaris geeft aan niet voornemens te zijn extra onderzoek te doen in aanvulling op het onderzoek van 2009 van de WUR. De vierdageneis kan tot grote problemen leiden voor dierenwelzijn en hoge kosten voor ondernemers. Daarom vragen deze leden of de Staatssecretaris bereid is om geen kop op Europees beleid te zetten en ook in Nederland te werken met de Europese norm. Voorlopers zouden dan via marktconcepten de groepshuisvesting voor zeugen vanaf vier dagen kunnen verwaarden in de markt. Daarnaast vragen de leden van de CDA-fractie de Staatssecretaris of zij bereid is verder onderzoek te doen naar de effecten van verschillende stalsystemen en de vierdageneis voor zeugen op het dierenwelzijn.

Ik verwijs u naar de antwoorden op de vragen van de VVD-fractie.

Voortgangsrapport Plant- en Diergezondheidspakket

De leden van de CDA fractie steunen het standpunt van de Staatssecretaris inzake de plantgezondheidsverordening. Deze leden vragen de Staatssecretaris hoe zij op zoek gaat naar meerderheden om het huidige open importsysteem te behouden en snel ingrijpen te bevorderen

Ik verwijs u naar de antwoorden op de vragen van de VVD-fractie. Ik zal op alle mogelijke manieren steun zoeken en coalities vormen voor mijn streven om het fytosanitaire importsysteem open te houden. Ik zal de Europese Commissie steunen in haar oorspronkelijke voorstel van de verordening, waarin het open importsysteem genoemd staat. Naast Nederland zijn er ook andere landen die pleiten voor behoud van het open importsysteem. Samen met deze landen zal ik hiervoor blijven pleiten. Gezamenlijk zullen we ook argumenten naar voren brengen die duidelijk maken dat een gesloten importsysteem niet uitvoerbaar is en slecht zal zijn voor de internationale handel in plantaardige producten. Ik verwacht ook dat het Europese bedrijfsleven zich actief zal inzetten om het belang van een verantwoord open systeem naar voren te brengen in de onderhandelingen.

Toegang mijn.rvo.nl

De leden van de CDA-fractie zouden graag de stand van zaken vernemen rondom de toegang tot mijn.rvo.nl. Per 1 juli is toegang alleen mogelijk met e-herkenning. Wanneer heeft de Tweede Kamer besloten om ondernemers te dwingen een betaald abonnement af te laten sluiten voor dit soort wettelijk verplichte handelingen?

Zijn er meer overheidsdiensten die deze verplichting hebben opgelegd of gaan opleggen? Wanneer is de Staatssecretaris deze wijziging gaan communiceren met de betrokkenen? Hoeveel ondernemers kunnen op dit moment hun wettelijke verplichting voor bijvoorbeeld I&R meldingen, mesttransporten etc. nu niet binnen de wettelijke termijn meer doen? Is er een managementverslag c.q. statusverslag met betrekking tot de invoering van e-herkenning en mogelijke problemen beschikbaar? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is de Staatssecretaris deze bereid met de Kamer te delen?

Op de vragen naar de stand van zaken rondom toegang tot mijn.rvo.nl, wanneer is besloten om ondernemers te dwingen een betaald abonnement af te laten sluiten voor bepaalde wettelijk verplichte handelingen en wanneer dit is gecommuniceerd met betrokkenen, verwijs ik naar de antwoorden van de Minister van Economische Zaken op vragen van het lid Lodders zoals verstuurd op 15 juli jl. (Handelingen II 2013/14, nr. 2544).

Op de vraag van de CDA-fractie hoeveel ondernemers op dit moment hun wettelijke verplichting voor bijvoorbeeld I&R-meldingen, mesttransporten etc. niet binnen de wettelijke termijn meer kunnen doen, wil ik aangeven dat eHerkenning niet aan in de weg staat dat op dit moment iedereen kan voldoen aan de verplichte meldingen binnen de gestelde termijnen. Mijn.rvo.nl is bij uitzondering nog steeds toegankelijk in geval men geen eHerkenning heeft. Zoals aangegeven in de antwoorden op voornoemde Kamervragen duurt de «uitfaseerfase» tot 31 december 2014. Wel wordt geadviseerd om zo snel als mogelijk eHerkenning aan te schaffen vanwege de levertijd.

Er is geen managementverslag dan wel statusverslag beschikbaar met betrekking tot de invoering van eHerkenning. Ik houd samen met RVO.nl de vinger aan de pols door het inloggedrag te monitoren (met welk middel wordt ingelogd), het soort en aantal vragen bij te houden die binnenkomen via het callcenter of andere kanalen en via de contacten met de leveranciers van eHerkenning-middelen.

Op dit moment is het aantal klachten zeer beperkt. Naast de vragen bij het klantencontact van RVO.nl over de wijze van aanvragen, is een beperkt aantal klachten binnengekomen (van twee agrarische organisaties en enkele particulieren).

Problemen met toeslagrechten

De leden van de CDA-fractie hebben vernomen dat er landbouwers zijn die problemen ondervinden doordat zij hun toeslagrechten sinds 31 maart 2014 niet meer mogen verkopen in aanloop naar de komst van betalingsrechten. Zij zien problemen op zich afkomen omdat zij voor 2015 een KvK-nummer moeten hebben om toeslagrechten uitbetaald te kunnen krijgen. De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris waarom vanaf 31 maart 2014 toeslagrechten niet meer overgedragen kunnen worden? Zou de mogelijkheid gecreëerd kunnen worden om stoppers de optie te geven hun toeslagrechten te verkopen, zo vragen deze leden.

De uiterste datum waarop landbouwers de overdracht van hun betalingsrechten aan RVO.nl konden melden was 31 maart 2014. Dit in verband met het feit dat de waarde van de nieuwe betalingsrechten voor het nieuwe GLB wordt gebaseerd op de waarde van de rechten op 15 mei 2014. Deze uiterste datum van 31 maart 2014 is ook door RVO.nl gecommuniceerd aan zowel landbouwers als intermediairs.

Het is voor landbouwers echter ook mogelijk om na 31 maart 2014, vooruitlopend op het nieuwe GLB, betalingsrechten over te dragen, maar dan moet er een zogenaamde private overeenkomst worden gesloten. Europese verordeningen stellen hierbij als eis dat zowel de verkoper als de koper in 2015 actieve landbouwer moeten zijn. In Nederland wordt de eis van actieve landbouwer ingevuld met de verplichting een Kamer van Koophandel-registratie als landbouwer te hebben.

Vragen van de leden van de fractie van de Christen Unie

Visserij

Deminimis regelingen

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de Staatssecretaris in de afgelopen visserijraad kritisch is geweest t.a.v. te ruime deminimis-regelingen en uitzonderingen in de discardplannen. Genoemde leden zijn zoals bekend kritisch ten opzichte van de aanlandplicht en zijn van mening dat de nieuwe aanlandplicht werkbaar moet zijn en dat hiervoor uitzonderingen zoals deminimis nodig zullen zijn. Zij hebben de indruk dat de Nederlandse inzet op dit punt te strikt is en niet bevorderlijk is voor het draagvlak bij andere lidstaten voor maatregelen die juist in het belang zijn van de Nederlandse visserijsector. Zij vragen hoe de Staatssecretaris het speelveld ziet en op welke wijze ook de specifieke Nederlandse belangen hierbij zoveel mogelijk kunnen worden veiliggesteld.

Mijn inzet is erop gericht om waar nodig flexibiliteit en ruimte te zoeken. Het hervormde GVB biedt een aantal uitzonderingsmogelijkheden en flexibiliteitsbepalingen. Ik wil dat die toegepast kunnen worden, mits goed onderbouwd. Ik houd daarbij het Nederlandse belang voor ogen. In de Noordwestelijke Wateren Raad heb ik met succes stevig moeten onderhandelen over een deminimis-vrijstelling voor evervis in de visserij gericht op horsmakreel met Nederlandse pelagische vriestrawlers. Ik heb echter wel bezwaar tegen generieke uitzonderingen voor visserijen die een dergelijke uitzondering niet nodig hebben of wanneer uitzonderingen zelfs kunnen leiden tot extra vangstmogelijkheden.

Landbouw

Voedselverspilling

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de mededeling Duurzaam Voedsel inmiddels is gepubliceerd en of deze mededeling ook zal leiden tot aanpassing van wetgeving. Zij vragen de Staatssecretaris hoe deze geplande mededeling zich verhoudt tot de mededeling over de Circulaire Economie (COM (2014) 398) die vorige week is gepubliceerd, waarin ook een doelstelling voor 30 procent minder voedselverspilling in 2025 is opgenomen. Wat vindt de Staatssecretaris van deze forse afzwakking van de Europese ambitie om in 2020 tot 50 procent minder voedselverspilling te komen? Mogen de genoemde leden ervan uitgaan dat de Staatssecretaris vast blijft houden aan haar doelstelling om voedselverspilling met 20 procent te verminderen in 2015?

De publicatie van de Mededeling Duurzaam Voedsel, die voorzien was op 2 juli 2014, is door de Europese Commissie uitgesteld. De Mededeling over circulaire economie moet gezien worden in het licht van het streven van de Commissie naar een meer circulaire economie, waarbij het uitgangspunt is dat afval als grondstof wordt gezien. Voedsel maakt een belangrijk deel uit van de afvalstromen en maakt daarom onderdeel uit van de Mededeling over circulaire economie. Na de zomer komt het kabinet met een reactie op de voorstellen van de Europese Commissie.

Op 2 juli jl. heb ik u een update van de Monitor Voedselverspilling over het jaar 2012 toegezonden (Kamerstuk 31 532, nr. 137). Het is duidelijk dat er forse inspanningen geleverd moeten worden om tot 20% minder verspilling te komen in 2015. Daar blijf ik mij voor inspannen.

Vragen van de leden van de SGP-fractie

Visserij

Discardplannen

De leden van de SGP-fractie lezen in het verslag van de vorige Visserijraad dat de regering onder meer heeft aangegeven dat discardplannen niet meer uitzonderingen mogen bevatten dan strikt noodzakelijk en dat deze uitzonderingen tevens goed onderbouwd moeten zijn. Deze leden kunnen deze opstelling niet rijmen met de richting Kamer en sector toegezegde inzet op maximale rek en ruimte. Waarom komt de Staatssecretaris haar toezegging niet na? Gaat de Staatssecretaris de komende tijd wel zoeken naar de maximale rek en ruimte?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn antwoorden op vragen van de leden van de fractie van het ChristenUnie.

Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV)

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de voorstellen voor besteding van de middelen uit het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV), van het voor Nederland beschikbaar gestelde budget en van de budgetverdeling voor de hele Europese Unie. Zij hebben hier enkele vragen over. Kan de Staatssecretaris voor iedere lidstaat aangeven hoe groot de betreffende visserijsector van deze lidstaat ongeveer is (vangstcapaciteit, visvangst, omzet) in relatie tot het beschikbaar gestelde budget? Hoe waardeert de Staatssecretaris het aan Nederland toegewezen budget (102 miljoen euro) in verhouding tot het budget voor bijvoorbeeld Spanje (1,2 miljard euro), Frankrijk, Italië en Polen (530–590 miljoen euro)?

In reactie op de vraag van de leden van de SGP-fractie naar cijfers voor alle EU-lidstaten over de vangstcapaciteit, visvangst en omzet verwijs ik naar officiële EU-publicaties zoals te vinden via: http://ec.europa.eu/information_society/newsroom/cf/mare/itemdetail.cfm item_id=8732. Onderstaand zijn voor vier lidstaten betreffende gegevens opgesomd alsook het aan deze lidstaten toegekende EFMZV-budget.

 

Omvang vloot (2014)

Tonnage vloot (BT)

Vangsten (2011)

Werkgelegenheid

EFMZVbudget (euro)

Spanje

9.895

379.209

860.030

38.833

1.161.620.889

Frankrijk

7.143

177.860

443.549

18.105

587.980.173

Nederland

848

150.687

364.964

1.768

101.523.244

België

82

14.985

22.191

341

41.746.051

Wat betreft de verdeling van het EFMZV-budget over de lidstaten verwijs ik u naar het antwoord van de leden van de VVD-fractie.

IJsselmeer

De leden van de SGP-fractie hebben nog enkele vragen naar aanleiding van de Kamerbrief inzake de IJsselmeervisserij. De leden hebben begrepen dat de Staatssecretaris ten aanzien van de compensatieregeling voor 2012 als peiljaar kiest. Deze leden zetten hier vraagtekens bij. Zij hebben begrepen dat door een strenge winterperiode in 2012 minder gevist kon worden dan normaal. Is de Staatssecretaris bereid ook 2011 als peiljaar mee te nemen en over deze twee jaren te middelen?

Wat betreft de keuze van het jaar 2012 als peiljaar, verwijs ik naar mijn antwoord op vragen van de CDA-fractie.

In aanvulling daarop geef ik u aan dat mij niet bekend is dat als gevolg van de strenge winter 2011/2012 er minder vangsten zijn geweest dan wat bij een normale winter mogelijk zou zijn geweest. Evenmin is dit in de drie Bestuurlijke Overleggen voorafgaand aan het besluit tot de onderhavige maatregel, door de sector aangegeven.

Zoals ik heb aangegeven in mijn brieven van 3 juni jl. (Kamerstuk 29 664, nr. 118) en 1 juli jl. (Kamerstuk 29 664, nr. 121) is de hoogte van de tegemoetkoming ad € 340.000,– in de onderscheiden Bestuurlijke Overleggen in overeenstemming met alle partijen overeengekomen.

Zegenvisserij

Is de veronderstelling juist dat de inkomstenderving als gevolg van het verbod op de zegenvisserij in de havens meegenomen wordt in de compensatieregeling?

Zoals ik in mijn brief van 3 juni jl. (Kamerstuk 29 664, nr. 118) heb aangegeven, heeft het LEI de opbrengsten uit schubvis in 2012 berekend op ca. € 0,4 mln. Het LEI baseerde dit op de vangstgegevens van alle schubvis-visserij op het IJsselmeer en Markermeer (inclusief de havens) van de Producenten Organisatie IJsselmeer.

Zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 1 juli jl. (Kamerstuk 29 664, nr. 121) werken de provincies in overleg met partijen de verdere inrichting van het «Transitiefonds» uit, waarbij in nauw overleg met de producentenorganisatie IJsselmeer vorm gegeven wordt aan de invulling van de tegemoetkoming aan de vissers in het overbruggingsjaar.

Landbouw

Verplichte Identificatie en Registratie

Vanuit de Landelijke Werkgroep Professionele Schapenhouders zijn verschillende knelpunten met betrekking tot de verplichte Identificatie en Registratie aan de Staatssecretaris voorgelegd. Het gaat om problemen met de centrale database, het regelmatig voorkomen van verwondingen bij het inbrengen van de oormerken, tegenstrijdige regelgeving met betrekking tot het opnieuw inbrengen van oormerken na verlies, problemen bij het uitlezen van oormerken vanwege veroudering en onvoldoende kennis van de vigerende regelgeving bij inspecteurs van de NVWA. De leden van de SGP-fractie hebben daarnaast ook signalen gekregen dat bij geiten oormerken/chips regelmatig uitvallen, met alle problemen en kosten van dien. De leden van de SGP-fractie vragen de Staatssecretaris deze problemen serieus te nemen. Herkent de Staatssecretaris deze problemen? Wil de Staatssecretaris in overleg treden met de betrokken sectoren om oplossingen te zoeken voor deze knelpunten?

De voorbereiding en invoering van het I&R-systeem voor schapen en geiten heeft vanaf het begin plaatsgevonden in overleg met de diverse betrokken partijen in de schapen- en geitenhouderij, waaronder ook de Landelijke Werkgroep Professionele Schapenhouders (LWPS). Ook na de invoering in 2010 zijn nog de nodige verbeteringen doorgevoerd waardoor het systeem naar behoren functioneert. Het beeld van het voorkomen van verwondingen bij het inbrengen van de oormerken wordt bij de door de NVWA in het veld uitgevoerde controles niet herkend. Evenmin wordt herkend dat er onvoldoende kennis zou zijn bij de inspecteurs van de NVWA. In incidentele gevallen kunnen er problemen voorkomen waardoor het niet meer mogelijk is een tweede merk aan te brengen. In die gevallen kan het dier nog geïdentificeerd worden op basis van het nog aanwezige merk. Zoals aangegeven ben ik voortdurend in overleg met de sector om daar waar nodig en mogelijk nog verbeteringen door te voeren.

Kippen in de traditionele legbatterijen

Per 1 januari 2012 is het in de Europese Unie verboden om kippen in de traditionele legbatterijen te houden. Verschillende lidstaten voldeden niet tijdig aan dit verbod. Het Europese Hof van Justitie heeft Italië recent veroordeeld. De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat Italië desondanks geen boete opgelegd kreeg, maar enkel de gerechtskosten moet betalen. Het is inmiddels al 2014. De leden van de SGP-fractie vragen zich af waarom zo ruimhartig opgetreden wordt tegen lidstaten die tekortschieten bij het naleven en afdwingen van afgesproken regelgeving. Welke precedentwerking heeft dat? De leden horen graag hoe de Staatssecretaris hier tegenaan kijkt, mede in het licht van de huidige financieel-economisch lastige situatie in de Nederlandse legpluimveehouderij. Wil zij in Brussel met de vuist op tafel slaan?

De Europese Commissie heeft in de loop van 2012 besloten een inbreukprocedure te starten tegen Italië. Dit land was volgens de Europese Commissie in overtreding doordat zij de verplichtingen uit Richtlijn 1999/74/EC van de Raad van 19 juli 1999, die legbatterijen voor leghennen verbiedt per 1 januari 2012, niet naleefde, nu er ook na die datum nog veel legbatterijen in gebruik waren. In het voorjaar van 2013 heeft de Europese Commissie besloten de inbreukprocedure aan het Hof van Justitie van de Europese Unie voor te leggen. De klacht van de Europese Commissie zag zowel op het niet-tijdig naleven van het verbod als het niet-handhaven ervan.

Het EU-Hof heeft Italië op 22 mei jl. veroordeeld. Volgens het Hof is de Italiaanse overheid tekort geschoten in het naleven van het verbod op klassieke kooihuisvesting op leghennenbedrijven. In lijn met vaste jurisprudentie heeft het Hof de argumenten van Italië (onder meer: vertraagde wettelijke regeling van sancties en handel in illegale eieren beperkt tot het Italiaanse grondgebied) afgewezen. Italië is veroordeeld tot het betalen van de gerechtskosten.

Vanwege het hybride karakter van de klacht van de Europese Commissie (zowel de niet-tijdigheid van het naleven van het verbod als het niet-handhaven ervan), kon de Europese Commissie in deze zaak het Hof niet direct vragen een boete of dwangsom op te leggen. Dit is enkel mogelijk in inbreukprocedures over het niet-tijdig implementeren van richtlijnen, in de zin van artikel 260, derde lid, van het EU-Werkingsverdrag. De Europese Commissie heeft in deze fase van de zaak niet afgezien van het opleggen van een boete of dwangsom, maar zij was hiertoe (nog) niet bevoegd. Immers, omdat deze zaak tegen Italië zowel het niet-tijdig naleven van het legbatterijverbod als het niet-handhaven daarvan betreft, is het pas mogelijk een boete of dwangsom op te leggen als Italië de veroordeling van het EU-Hof niet zou opvolgen. De Europese Commissie zou dan een nieuwe zaak bij het EU-Hof kunnen aanspannen, waarin zij het Hof verzoekt Italië een dwangsom/boete op te leggen. Italië voldoet inmiddels overigens wel aan de verplichtingen uit richtlijn 1999/74/EC en dus lijkt een tweede zaak bij het Hof met verzoek om een boete of dwangsom niet direct aan de orde.

In het traject betreffende het legbatterijverbod heeft de Europese Commissie intensief lidstaten onder druk gezet om te komen tot naleving van dit verbod.

Dit betrof niet enkel Italië, maar ook andere lidstaten.

Gelet op het bovenstaande ben ik niet voornemens om hierover de Europese Commissie op dit moment aan te spreken.

Vanggewassen

De Kamer heeft recent een motie aangenomen waarin de regering gevraagd wordt vanggewassen op te nemen in de generieke lijst voor de invulling van de ecologische aandachtsgebieden (Kamerstuk 28 625 nr. 195). Gaat de Staatssecretaris bij de Europese Commissie melden dat Nederland ten aanzien van de ecologische aandachtsgebieden ruimte zal gaan bieden voor de teelt van vanggewassen?

Over de wijziging van de invulling van de vergroening GLB heb ik uw Kamer geïnformeerd met mijn brief van 29 juli jl. (Kamerstuk 28 625, nr. 216).

Vragen van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren

Visserij

EU-verbod drijfnetten

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris betreffende het op handen zijnde verbod op visserij met drijfnetten. Kan de Staatssecretaris gedetailleerder aangeven of er een gekwalificeerde meerderheid binnen de Raad van Ministers bestaat om dit verbod, dat in Nederland al van kracht is, EU-wijd in te voeren? Kan de Staatssecretaris aangeven in welke behandelfase dit voorstel van de Europese Commissie zit en welke trajecten nog doorlopen moeten worden?

Het voorstel zal voor het einde van het jaar behandeld worden. Zodra bekend is hoe de stemverhouding eruit zal zien, zal ik u hierover informeren.

Landbouw

4-dageneis groepshuisvesting zeugen

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn verheugd te vernemen dat de Staatssecretaris van Economische Zaken de vierdageneis voor zeugen in stand houdt. Dit is een aanzienlijke verbetering in het dierenwelzijn voor de zeugen. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie kunnen zich vinden in de bevindingen van de expertgroep dat gebrek aan ruimte en toegang tot voeding belangrijke factoren zijn die een welzijnsrisico opleveren. De leden van de Partij voor de Dieren vernemen dan ook graag welke maatregelen de Staatssecretaris van Economische Zaken gaat treffen om ervoor te zorgen dat beren een grotere leefruimte krijgen en betere toegang tot voeding? Is de Staatssecretaris bereid om informatie over de hoeveelheid bedrijven te geven die aangemerkt zijn als «evident knelgeval» en nader toe te lichten wat zij daaronder verstaat? Is de Staatssecretaris bereid om aan te geven hoeveel individuele ontheffingen zij gaat verlenen en onder welke voorwaarden? Graag ontvangen deze leden een reactie.

Het deskundigenrapport richt zich uitsluitend op groepshuisvesting voor zeugen, en de vragen die voorgelegd zijn over mogelijke problemen in relatie tot de 4-dageneis.

De huisvesting en voeding van beren is vastgelegd in de Europese Varkensrichtlijn en ik overweeg hier geen aanvullende maatregelen.

Over de criteria om een bedrijf als «evident knelgeval» aan te merken vindt nog overleg plaats met het bedrijfsleven. Ik kan derhalve nog niet aangeven hoeveel bedrijven dit betreft. Ik ga er echter vanuit, mede gezien het zeer geringe aantal bedrijven dat zich eerder gemeld heeft voor het begeleidingstraject vanwege problemen bij omschakeling, dat het aantal bedrijven beperkt zal zijn.

Bij de uitwerking van de maatregelen voor knelgevallen zal het uitgangspunt zijn dat dit een tijdelijke voorziening is, waarbij er het perspectief is dat middels een verbetertraject het bedrijf op afzienbare termijn wel aan alle eisen kan voldoen.

Voorstel Europees plan diertransporten

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben gezien dat Denemarken maatregelen treft die voorkomen dat jonge kalveren naar Nederland geëxporteerd worden. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren is van mening dat er een einde moet komen aan het gesleep met dieren. Met name het transporteren van jonge kalveren, die nog bij hun moeder hadden moeten zogen, roept veel ethische bezwaren op. Naast de onverantwoord vroege scheiding van de moeder leveren deze transporten zelf ook teveel risico’s op voor het welzijn van de kalveren. Bovendien bestaat er een groot gevaar voor de insleep van ziekten, zoals ook het Platform LIS onlangs concludeerde. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden de uitspraak in Boerderij d.d. 28 juni 2014 van de Deense Minister dat het transport van kalveren vanuit dierenwelzijnsoogpunt onwenselijk is omdat dit gepaard gaat met lange transporttijden «maar ook vanwege de behandeling die deze kalveren krijgen in Nederland». opmerkelijk en zijn benieuwd naar de reactie van de Staatssecretaris. Deelt zij de mening van haar Deense collega dat de Nederlandse kalversector zo is ingericht dat het kalverenwelzijn hier ernstige schade van ondervindt? Kan de Staatssecretaris – het is de derde keer dat de leden van de Partij voor de Dieren-fractie hiernaar vragen – uiteenzetten wat de criteria zijn voor de tien miljoen euro aan subsidie die zij jaarlijks aan deze sector gaat verstrekken en hoe die subsidie zich verhoudt tot de ethische bezwaren en de welzijnsproblemen in deze sector?

Op verzoek van uw Kamer heb ik op 5 juni jl. een reactie gegeven op het rapport «Landbouw-gerelateerde infectieziekten, Verkenning van risico’s in praktijk en lacunes in beleid» van het Platform Landbouw, Innovatie & Samenleving (Platform LIS) (Kamerstuk 29 683, nr. 185).

Ik ben niet van mening dat de Nederlandse kalversector zo is ingericht dat het kalverwelzijn hier ernstige schade van ondervindt. Maar zoals ik in mijn brief aangaf, heb ik de kalfsvleesketen gevraagd om op korte termijn te komen met een verduurzamings- en transitieagenda, omdat ik van mening ben dat op diverse aspecten een verdere verduurzaming mogelijk en noodzakelijk is.

In mijn brief aan uw Kamer van 5 juni jl. over de uitwerking van de directe betalingen binnen het GLB (Kamerstuk 28 625, nr. 194) heb ik nadrukkelijk aangegeven dat de gereserveerde € 10 mln per jaar voor de kalversector zal worden gericht op die kalverbedrijven die zich committeren aan de doelen van de op te stellen verduurzamings- en transitieagenda.

II Volledige agenda

Brief regering – Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma – 2 juli 2014 – Geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad op 14 juli 2014 (2014Z12579)

Brief regering – Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma – 24 juni 2014-Verslag Landbouw- en Visserijraad 16 en 17 juni 2014 (Kamerstuk 21501-32-792)

Brief regering – Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma – 11 juni 2014 – Beantwoording vragen commissie over o.a. de Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 16 en 17 juni 2014 (Kamerstuk 21 501-32-790)

Brief regering – Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma – 6 juni 2014 – Informatie over de voorstellen ter bescherming van de zeebaars (Kamerstuk 29675-174)

Brief regering – Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma – 13 juni 2014 – IJsselmeervissers (Kamerstuk 29 664-120)

Brief regering – Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans – 20 juni 2014 – Fiche: Verordening verbod op visserij met drijfnetten (Kamerstuk 22 112-1871)

Brief regering – Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma – 24 juni 2014 – Invulling Operationeel Programma Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) (Kamerstuk 32 201-72)

Brief regering – Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma – 27 juni 2014 Expert opinion over de 4-dageneis voor zeugen in groepshuisvesting (2014Z12221)

Brief regering – Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma – 30 juni 2014 – «Global Oceans Action Summit for Food Security and Blue Growth» (2014Z12289)

Brief regering – Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma – 1 juli 2014 – Voortgangsrapportage Plant- en Diergezondheidspakket (2014Z12420)

Brief regering – Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma – 1 juli 2014 – Maatregelen schubvis-visserij IJsselmeer (2014Z12421)

Brief regering – Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma – 2 juli 2014 – Problematiek rond de betalingen in het kader van de EU-schoolfruitregeling (2014Z12583)

Brief regering – Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma – 3 juli 2014 – Aanbieding van de achtste derogatierapportage zoals deze naar de Europese Commissie is verzonden (2014Z12780)

Brief regering – Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma – 3 juli 2014 – Toezending van twee afschriften inzake IJsselmeer-visserij (2014Z12855)

Naar boven