21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 356 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 24 september 2015

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken over de brief van 17september 2015 over de geannoteerde agenda voor de Raad voor Concurrentievermogen op 1 oktober 2015 in Luxemburg (Kamerstuk 21 501-30, nr. 355), over de brief van 14 augustus 2015 over het verslag van de informele Raad voor Concurrentievermogen van 20 en 21 juli 2015 in Luxemburg (Kamerstuk 21 501-30, nr. 354), over het verslag van een schriftelijk overleg van 17 juli 2015 over de geannoteerde agenda van de informele Raad voor Concurrentievermogen van 20 en 21 juli 2015 in Luxemburg (Kamerstuk 21 501-30, nr. 353 en over de brief van 26 juni 2015 over toezeggingen algemeen overleg informatievoorziening Europese dossiers d.d. 20 mei (Kamerstuk 22 112, nr. 1985).

De vragen en opmerkingen zijn op 21 september 2015 aan de Minister van Economische Zaken voorgelegd. Bij brief van 24 september 2015 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Vermeij

Adjunct-griffier van de commissie, Thomassen

Inhoudsopgave

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

3

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

4

     

II

Antwoord / Reactie van de Minister

5

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de agenda en stukken voor het schriftelijk overleg over de Raad voor Concurrentievermogen van 1 en 2 oktober a.s. te Luxemburg. Zij hebben hierbij enkele vragen.

Geannoteerde agenda

De leden van de VVD-fractie lezen dat tijdens de werklunch de Raad informeel zal spreken over het EU Emissions Trading System (EU ETS). In de geannoteerde agenda lezen zij echter niet terug wat uw inzet zal zijn. Kunt u dat toelichten? Aangezien de aanwezige bewindspersonen bij de Concurrentieraad in hun eigen lidstaat allen verantwoordelijk zijn voor de belangen van ondernemers en de industrie, is deze bijeenkomst bij uitstek geschikt om de belangen van industrie en bedrijfsleven inzake het ETS te bespreken en daarbij af te spreken om allen die belangen in de eigen lidstaat voor het voetlicht te brengen. Bent u bereid daar een voortrekkersrol in te spelen tussen uw collega’s? De leden van de VVD-fractie zijn verheugd over uw inzet ten aanzien van betere regelgeving. Zij steunen de inzet om te komen tot één gezamenlijke en onafhankelijke impact assessment board van de drie instellingen, die de administratieve lasten van voorstellen in beeld brengt en kan zorgen dat die lasten worden meegenomen in het afwegen van beleidskeuzes. Deze leden zijn ook verheugd dat een heel aantal lidstaten worden opgesomd die aan Nederlandse zijde staan als het aankomt op betere regelgeving. Zij zijn ook benieuwd welke lidstaten niet bereidwillig zijn om zich hiervoor in te zetten. Kunt u die lidstaten noemen? Waarom zien deze lidstaten het belang niet van het aanpakken van regeldruk? Hoe kunt u ervoor zorgen dat zij dat belang wel gaan zien?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de geannoteerde agenda van het schriftelijk overleg over de Raad voor Concurrentievermogen op 1 en 2 oktober 2015.

Geannoteerde agenda

In de geannoteerde agenda wordt niet gesproken over de informele werklunch en het te bespreken EU ETS. De leden van de PvdA-fractie constateren dat dit systeem in de afgelopen jaren niet het gewenste effect heeft behaald: bedrijven worden niet direct gestimuleerd hun activiteiten zo in te richten dat de CO2 uitstoot wordt verlaagd. Graag zouden zij dan ook van willen weten hoe u hier een oplossing voor wil gaan vinden en of dit ter sprake kan komen tijdens de werklunch. Wilt u hierop ingaan? Welke rol zal dit spelen bij de Klimaatconferentie van december in Parijs? Deze leden lezen dat er tijdens de Raad «van gedachten gewisseld» zal worden over het voorstel «Betere regelgeving voor betere resultaten». Er is echter al op 1 november 2014 een nieuwe Europese Commissie benoemd, die toen al grote voornemens had op het gebied van minder regelgeving. De leden van de PvdA-fractie verwachten dan ook dat er al verdere stappen kunnen worden gezet dan alleen het «wisselen van gedachten». Graag horen zij wat uw visie is op het proces en wat u tijdens deze Raad voor Concurrentievermogen wil bereiken. Wilt u hierop ingaan? Is er ook een kwantitatieve doelstelling zoals in Nederland (A.L. -2.5 miljard euro)? Welke regels zijn er al afgeschaft en welke gaan er nog worden afgeschaft? Kunt u bij de Commissie een concreet tijdspad opvragen en aan de Kamer doen toekomen? Voorts lazen deze leden op 21 september jl. in het Financieel Dagblad dat eurocommissaris Bienkowska vindt dat de Europese interne markt «niet werkt». Kunt u hierop een reactie geven? Betekent dit dat er in de praktijk nog veel protectionisme is? Welke rol kan een Crash Team tegen Protectionisme (in andere landen) hierbij een nuttige rol spelen? Wat vindt u van de plannen van deze eurocommissaris om het aantal inbreukprocedures flink op te voeren tegen protectionistische landen? Waarom vindt deze eurocommissaris dat consumentenbescherming hetzelfde is als bescherming van werknemersrechten? Dit klopt toch niet? Deelt u de mening van deze eurocommissaris dat voor de opkomst van de deeleconomie geen enkele aanpassing van de Dienstenrichtlijn nodig is? Wanneer komt u met een eigen integrale visie op de deeleconomie? Wanneer zal de nieuwe Aanbestedingswet bij de Kamer worden ingediend? Op welke punten is de Aanbestedingsrichtlijn aangepast ten opzichte van de vorige Aanbestedingsrichtlijn? Is het Europees aanbesteden in meer of minder gevallen verplicht? Welke wijzigingen zijn er aangebracht in bijlage 2-B (vrijstelling)? Welke nieuwe onderdelen zal de Aanbestedingswet bevatten?

Verslag informele Raad voor Concurrentievermogen op 20 en 21 juli 2015

Tijdens het informele overleg van 20-21 juli heeft het Voorzitterschap vermeld dat er een lijst met bestaande en nieuwe voorstellen zou komen op 1 oktober, voor de verbetering van het concurrentievermogen in Europa. De leden van de PvdA-fractie zouden graag willen weten wat de stand van zaken is van deze lijst. Kunt u hierop ingaan? In de check-up zal gesproken worden over het concurrentievermogen van Europa. Ook tijdens het informele overleg op 20-21 juli is hierover gesproken. De indicatoren voor het concurrentievermogen worden gekozen door de Europese Commissie. Deze leden zouden graag willen weten welke indicatoren dit zijn, waarom deze indicatoren gekozen zijn en welke invloed u op deze keuze heeft. Kunt u hierop ingaan?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben enkele vragen naar aanleiding van de geagendeerde stukken van het schriftelijk overleg over de Raad voor Concurrentievermogen op 1 en 2 oktober 2015.

Geannoteerde agenda

In de geannoteerde agenda lezen de leden van de CDA-fractie dat de interne markt geagendeerd staat. Eurocommissaris Elzbieta Bienkowska, met de portefeuille interne markt, heeft in een interview («interne markt werkt niet in Europa, Financieel Dagblad 21 september 2015») aangegeven dat de interne markt niet functioneert in Europa. Zij zegt letterlijk: «Ministers zijn uitgesproken als het gaat om het belang van de interne markt, maar hij werkt gewoon niet». Hoe kan het dat na alle inspanningen uit de afgelopen jaren de Eurocommissaris deze conclusie trekt en deelt u deze mening? Welke conclusies trekt u uit deze uitspraak? De leden van de CDA-fractie willen dat de Europese Unie veel meer werk maakt van de interne markt. Idealiter met alle lidstaten, maar anders alvast met een kern van lidstaten om de vaart er in te houden. Hoe kijkt de u hier tegenaan? Bent u voornemens het gesprek hierover aan te gaan? De Eurocommissaris heeft ook kritiek op de lidstaten die onder druk van de taxisector en het hotelwezen werken aan eigen beleid om de opmars van de veelbesproken taxidienst Uber en huurbemiddelaar Airbnb in te dammen. Volgens de Eurocommissaris moeten lidstaten gewoon uitvoeren wat ze negen jaar geleden hebben afgesproken en voldoet de dienstenrichtlijn om de opmars van deze bedrijven in goede banen te leiden. Hoe kijkt u tegen deze uitspraken aan? Doelt de Eurocommissaris met haar uitspraken ook op Nederland? Het Nederlandse kabinet gaat namelijk met het bedrijfsleven op zoek naar de knelpunten in de wet- en regelgeving om ontwrichtende technologiebedrijven als Airbnb en Uber de ruimte te geven. De Eurocommissaris geeft verder aan dat vooral kleine ondernemingen of zelfstandigen het lastig hebben om hun diensten in andere landen aan te bieden. Zij stelt voor dat kleine ondernemers tijdelijk regels uit het thuisland mee kunnen nemen naar een nieuwe markt. Hoe kijkt u aan tegen dit plan? Wat gaat u inbrengen tijdens de discussie om deze knelpunten weg te nemen?

Verslag informele Raad voor Concurrentievermogen op 20 en 21 juli 2015

De leden van de CDA-fractie lezen in het verslag van de informele Raad voor Concurrentievermogen van 20 en 21 juli 2015 in Luxemburg dat ondernemers bij het grensoverschrijdend handelen nog te vaak worden geconfronteerd met uiteenlopende regels per lidstaat, aanvullende controles of dubbele registratie. Welke oplossingsrichtingen zijn besproken en wat worden de vervolgstappen? Deze leden lezen in het verslag ook de discussie over gendergelijkheid in de Europese Onderzoeksruimte. Hierin valt te lezen dat een discussie is geweest over een quota. Wat is het Nederlandse standpunt tijdens deze discussie geweest? Benadrukte de meerderheid van de aanwezigen landen dat excellentie in de wetenschap voorop moet staan?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad voor het concurrentievermogen op 1 en 2 oktober 2015. Zij hebben enkele vragen en opmerkingen.

Geannoteerde agenda

De leden van de D66-fractie lezen dat u inzet op het «digital proof» maken van Europese regelgeving. Kunt een overzicht geven van te moderniseren Europese regelgeving? In hoeverre zal dit onderwerp tijdens het Nederlands voorzitterschap worden behandeld?

Voorts vragen zij om een nadere toelichting van wat het doel is van de «check-up» van het concurrentievermogen. Welke onderdelen van het concurrentievermogen worden behandeld in de check-up? Bestaat de check-up uit adviezen voor lidstaten om het concurrentievermogen te verbeteren? Is hier vervolgens ook geld voor beschikbaar?

II Antwoord/Reactie van de Minister

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

Geannoteerde agenda

De leden van de VVD-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat tijdens de werklunch de Raad informeel zal spreken over het EU Emissions Trading System (EU ETS). In deze agenda lezen zij echter niet terug wat zijn inzet zal zijn en zij vragen de Minister dit toe te lichten.

Het EU ETS vormt een belangrijk kader voor het Europese bedrijfsleven en de concurrentiekracht daarvan. Om die reden is het onderwerp tijdens de informele lunchdiscussie geagendeerd. Het gesprekspunt is onder andere de bescherming van de industrie tegen het risico van koolstoflekkage. De inzet van Nederland voor verbetering van het ETS is uiteengezet in het BNC-fiche dat uw Kamer op 18 september jongstleden heeft ontvangen. Die inzet is mijn leidraad voor de lunchdiscussie tijdens de aanstaande Raad voor Concurrentievermogen. Deze inzet bouwt voort op de analyse over het functioneren van het EU ETS en de mogelijke verbeteropties die het kabinet afgelopen december heeft geschetst (Kamerstuk 21 501-08, nr. 543).

Aangezien de aanwezige bewindspersonen bij de Raad voor Concurrentievermogen in hun eigen lidstaat allen verantwoordelijk zijn voor de belangen van ondernemers en de industrie, is deze bijeenkomst bij uitstek geschikt om de belangen van de industrie en het bedrijfsleven inzake het ETS te bespreken en daarbij af te spreken om allen die belangen in de eigen lidstaat voor het voetlicht te brengen. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister of hij bereid is daar tussen zijn collega’s een voortrekkersrol in te spelen.

Het is de taak van het kabinet om de belangen van het bedrijfsleven mee te nemen en deze ook af te wegen tegen andere maatschappelijke belangen, zoals die van een adequaat klimaatbeleid. De daaruit resulterende inzet van Nederland op dit dossier staat in het eerder genoemde BNC-fiche. Zo zal ik aandacht vragen voor de bescherming van de industrie. Ik zal daarbij pleiten voor meer focus in de toewijzing van gratis rechten op die sectoren die ook daadwerkelijk last hebben van koolstoflekkage. Op deze manier kan een generieke korting voor de industrie op de gratis toewijzing van rechten worden voorkomen. Daarnaast zal ik mij inzetten om een sterkere relatie tussen verandering in productieniveau en de toewijzing van rechten op bedrijfsniveau te realiseren. Ook zal ik pleiten voor vereenvoudiging van monitoring-, rapportage en verificatieverplichtingen. Dit draagt bij aan de vermindering van de administratieve lasten voor zowel de uitvoering als het bedrijfsleven.

De leden van de VVD-fractie zijn verheugd over de inzet van de Minister ten aanzien van betere regelgeving. Zij steunen de inzet om te komen tot één gezamenlijke en onafhankelijke impact assessment board van de drie instellingen, die de administratieve lasten van voorstellen in beeld brengt en kan zorgen dat die lasten worden meegenomen in het afwegen van beleidskeuzes. Deze leden zijn ook verheugd dat een heel aantal lidstaten worden opgesomd die aan Nederlandse zijde staan als het aankomt op betere regelgeving. Zij zijn ook benieuwd welke lidstaten niet bereidwillig zijn om zich hiervoor in te zetten en vragen de Minister of hij deze lidstaten kan noemen. Verder vragen zij de Minister waarom deze lidstaten het belang niet zien van het aanpakken van regeldruk. Daarnaast vragen zij de Minister hoe hij ervoor kan zorgen dat zij dat belang wel gaan zien.

Alle lidstaten onderschrijven het belang van betere regelgeving, zoals ook blijkt uit de conclusies over betere regelgeving die zijn aangenomen door de Raad voor Concurrentievermogen en de Europese Raad van december 2014. Als het specifiek gaat om het invoeren van reductiedoelstellingen, is een meerderheid van lidstaten voorstander. Er zijn ook lidstaten die vrezen dat betere regelgeving leidt tot ongewenste deregulering en die inzetten op meer waarborgen zodat er geen (in hun ogen) waardevolle EU-regelgeving zal sneuvelen.

Nederland probeert met andere gelijkgezinde landen iedereen ervan te overtuigen dat het invoeren van doelstellingen om regeldruk te verminderen, slechts een middel is om goed te kunnen sturen op voortgang en resultaten van het betere regelgevingsbeleid. Het gaat mij om het verminderen van regeldruk door EU-regelgeving slimmer vorm te geven.

Als het gaat om het komen tot één gezamenlijke en onafhankelijke impact assessment board van de drie instellingen, zijn er enkele lidstaten die zich afvragen wat de exacte bevoegdheden zouden zijn van zo’n gezamenlijke Board en om die reden nog aarzelen. Nederland en andere gelijkgezinde landen proberen in overleg met alle lidstaten en de Europese Commissie te komen tot één gedeeld beeld van hoe een gezamenlijke impact assessment board voor alle instellingen nuttig kan zijn.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

Geannoteerde agenda

In de geannoteerde agenda wordt niet gesproken over de informele werklunch en het te bespreken EU ETS. De leden van de PvdA-fractie constateren dat dit systeem in de afgelopen jaren niet het gewenste effect heeft behaald: bedrijven worden niet direct gestimuleerd hun activiteiten zo in te richten dat de CO2 uitstoot wordt verlaagd. Graag zouden zij dan ook van de Minister willen weten hoe hij hier een oplossing voor wil gaan vinden en of dit ter sprake kan komen tijdens de werklunch. Deze leden vragen de Minister hierop in te gaan. Verder vragen deze leden welke rol dit zal spelen bij de Klimaatconferentie van december in Parijs.

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar beantwoording van de vraag van de leden van de VVD-fractie betreffende dit onderwerp. Voorts constateert Nederland dat de Europese Raad heeft besloten tot het versneld verlagen van het emissieplafond waardoor bedrijven worden gestimuleerd om hun CO2 uitstoot verder te verminderen. Hiernaast wordt de invoering van de marktstabiliteitsreserve voorgesteld. Dit zal naar verwachting de effectiviteit van het EU ETS verbeteren. Het versneld verlagen van het emissieplafond van het ETS vanaf 2021 is nodig om de EU 2030 klimaat en energiedoelstellingen te realiseren van ten minste 40% broeikasgasreductie (t.o.v. 1990), waarbij 43% reductie (t.o.v. 2005) binnen het ETS gerealiseerd dient te worden. Deze doelstellingen vormen tevens de inzet van de EU bij de klimaatonderhandelingen in Parijs.

Deze leden lezen dat er tijdens de Raad «van gedachten gewisseld» zal worden over het voorstel «Betere regelgeving voor betere resultaten». Er is echter al op 1 november 2014 een nieuwe Europese Commissie benoemd, die toen al grote voornemens had op het gebied van minder regelgeving. De leden van de PvdA-fractie verwachten dan ook dat er al verdere stappen kunnen worden gezet dan alleen het «wisselen van gedachten». Graag horen zij wat de visie van de Minister is op het proces en wat hij tijdens deze Raad voor Concurrentievermogen wil bereiken. Deze leden vragen de Minister hierop in te gaan.

Er is sinds 1 november 2014 inderdaad al veel in gang gezet. Zo heeft de Commissie op 19 mei 2015 een nieuw pakket aan maatregelen aangekondigd om het betere regelgevingsbeleid te versterken. Uw Kamer heeft hierover op 26 juni 2015 een BNC-fiche ontvangen (Kamerstuk 22 112, nr. 1983). De Commissie heeft onder andere maatregelen genomen om de manier waarop consultaties, impact assessments en evaluaties tot stand komen, te versterken. Zo heeft de Commissie het takenpakket van de Impact Assessment Board van de Commissie uitgebreid en die Board omgevormd tot een Regulatory Scrutiny Board met nu ook enkele onafhankelijke leden. Ook zal dit najaar het nieuwe REFIT-platform starten, een platform dat de Commissie heeft opgericht voor dialoog met belanghebbenden met name bedoeld om concreet knelpunten aan te pakken in EU-regelgeving. Het functioneren van de interne markt is een interessante invalshoek die het voorzitterschap nu kiest om tijdens de komende Raad voor Concurrentievermogen verder te spreken over hoe het betere regelgevingsbeleid verder kan worden versterkt.

De leden van de PvdA-fractie vragen of er ook een kwantitatieve doelstelling is zoals in Nederland (A.L. -2.5 miljard euro). Daarnaast vragen deze leden welke regels er al zijn afgeschaft en welke er nog gaan worden afgeschaft. Deze leden vragen de Minister bij de Commissie een concreet tijdspad op te vragen en aan de Kamer te doen toekomen.

Het betere regelgevingsbeleid van de Commissie kent momenteel geen reductiedoelstelling om regeldruk te verminderen. Nederland en veel andere lidstaten zijn wel voorstander van de invoering van reductiedoelstellingen.

Het REFIT-programma van de Europese Commissie is een breed programma dat ziet op het evalueren en waar nodig doen van voorstellen voor het aanpassen en eventueel intrekken van EU-regelgeving.

Het zogenaamde REFIT-scorebord zou inzicht moeten geven in de voortgang van het programma. Op verzoek van onder andere Nederland heeft de Commissie op 19 mei 2015 in de mededeling over haar nieuwe voornemens om het betere regelgevingsbeleid te versterken, aangekondigd om het REFIT-scorebord te verbeteren en meer inzicht te geven in de kwantitatieve en kwalitatieve effecten en resultaten. De verwachting is dat de Commissie in mei/juni volgend jaar een nieuw scorebord zal presenteren dat beter inzage geeft in de voortgang van REFIT. Dit zal ook aan uw Kamer worden gestuurd.

Voorts lazen de leden van de PvdA-fractie op 21 september jl. in het Financieel Dagblad dat eurocommissaris Bieńkowska vindt dat de Europese interne markt «niet werkt» en vragen de Minister hierop een reactie te geven.

Op 21 september heb ik een goed gesprek gevoerd met Commissaris Bieńkowska. De Commissaris en ik delen de mening dat de interne markt nog niet optimaal functioneert. Juist Nederland, met zijn open economie, sterke dienstensector en state-of-the-art digitale infrastructuur profiteert in grote mate van verdere versterking van de interne markt. Nederland verwacht nieuwe ambitie van de Commissie en de lidstaten om dit potentieel te ontsluiten.

De Commissaris geeft in haar interview aan dat er meer aandacht moet komen voor structurele hervormingen en dat ze sterker wil inzetten op handhaving van interne marktregels, onder andere via inbreukprocedures. Dit past goed bij de internemarktprioriteiten van Nederland als aankomend voorzitter. Nederland zet allereerst in op goede implementatie en handhaving van bestaande regels, met specifieke aandacht voor de dienstenrichtlijn. Ten tweede wenst Nederland structurele hervormingen van dienstenmarkten, via een strikte opvolging van de landenspecifieke aanbevelingen op internemarktterrein in het kader van het Europees Semester. Ten derde kan voor specifieke sectoren met groot economisch potentieel, zoals zakelijke dienstverlening, retail en de bouw, aanvullende EU-regelgeving nodig zijn.

De Commissie zal naar verwachting in oktober de nieuwe internemarktstrategie voor goederen en diensten publiceren.

De leden van de PvdA-fractie vragen of deze uitspraak betekent dat er in de praktijk nog veel protectionisme is en welke nuttige rol een Crash Team tegen Protectionisme (in andere landen) hierbij kan spelen.

In de praktijk van de interne markt blijven er verschillen bestaan tussen lidstaten in de toepassing van Europese regelgeving, die zich niet (alleen) laten oplossen door meer of betere Europese regelgeving. Handhaving via de rechter is van groot belang maar is een uiterste middel om dit soort problemen op te lossen. De procedures voor het Hof van Justitie zijn relatief kostbaar en kosten tijd. Wel kan worden opgemerkt dat het Hof inmiddels de snelheid van de behandeling van inbreukzaken flink heeft opgevoerd, maar dan nog duurt het meestal een jaar voordat er een oordeel is. Daarom is het van belang dat er ook andere manieren zijn om tot oplossingen te komen binnen de EU, zoals de informelere EU-pilot procedure en Solvit. Nederland zet dan ook in op het versterken van handhavingsinstrumenten zoals Solvit, een netwerk tussen lidstaten waarin burgers en bedrijven terecht kunnen indien zij in de interne markt belemmeringen ondervinden door de verkeerde toepassing van Europese regels door lidstaten. Nederland wil dat de Commissie het Solvit-netwerk beter integreert in de infractieprocedure en effectiever onderzoek instelt in lidstaten waar een mogelijke onjuiste toepassing van EU-recht wordt geconstateerd. Nederland wil zo de naleving van de Europese regels vergroten, zodat de lidstaten doen wat er in Europa is afgesproken en er voor bedrijven ook in praktijk een gelijk speelveld ontstaat in de Europese interne markt.

De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister wat hij vindt van de plannen van deze eurocommissaris om het aantal inbreukprocedures flink op te voeren tegen protectionistische landen.

Met verwijzing naar bovenstaand antwoord vindt Nederland het een goede zaak dat de Commissie de infractieprocedure vaker wil inzetten en sneller onderzoek wil instellen in lidstaten waar een mogelijke onjuiste toepassing van EU-recht wordt geconstateerd. Prioriteit moet worden gegeven aan die beleidsterreinen waar het economisch belang groot is. Het is voor de werking van de interne markt en het gelijke speelveld van belang dat de handhaving van de Europese regelgeving effectief en consistent is.

De leden van de PvdA-fractie vragen waarom deze eurocommissaris vindt dat consumentenbescherming hetzelfde is als bescherming van werknemersrechten. Deze leden vragen zich af of dit wel of niet klopt.

In het artikel stelt Commissaris Bieńkowska dat men met de bescherming van consumenten ook de bescherming van werknemers regelt. Uit het krantenartikel in het FD wordt echter niet duidelijk hoe de Commissaris tot deze conclusie komt.

Deze leden vragen de Minister of hij de mening van deze eurocommissaris deelt dat voor de opkomst van de deeleconomie geen enkele aanpassing van de Dienstenrichtlijn nodig is.

Momenteel laat ik een onderzoek uitvoeren om belemmeringen bij innovatieve investeringen in de deeleconomie te inventariseren zoals aangekondigd in de Tussenbalans Groene Groei 2015 (Kamerstuk 33 043, nr. 42). Het kan zo zijn dat hierbij belemmeringen aan het licht komen die raken aan de Dienstenrichtlijn. Daarnaast is de deeleconomie volop in beweging. Met een open blik zal ik blijven volgen of deze ontwikkelingen gevolgen hebben voor de toekomstbestendigheid van nationale en Europese wet- en regelgeving.

De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister wanneer hij met een eigen integrale visie op de deeleconomie komt.

De ontwikkelingen in de deeleconomie volg ik met grote belangstelling. Daarom laat ik ook bovengenoemd onderzoek naar de deeleconomie uitvoeren. Deze aanpak past binnen de bredere visie die ik in mijn brief «Ruimte voor vernieuwing door toekomstbestendige wet- en regelgeving» (Kamerstuk 33 009, nr. 10) aan uw Kamer stuurde.

De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister wanneer de nieuwe Aanbestedingswet bij de Kamer zal worden ingediend. Verder vragen deze leden op welke punten de Aanbestedingsrichtlijn is aangepast ten opzichte van de vorige Aanbestedingsrichtlijn. Deze leden vragen of het Europees aanbesteden in meer of minder gevallen verplicht is, welke wijzigingen er zijn aangebracht in bijlage 2-B (vrijstelling) en welke nieuwe onderdelen de Aanbestedingswet zal bevatten.

Het implementatiewetsvoorstel verwacht ik in oktober naar uw Kamer te sturen. Ten opzichte van de huidige richtlijn, is de nieuwe richtlijn hoofdzakelijk in lijn met de Aanbestedingswet 2012 waardoor het aantal wijzigingen in de praktijk zal meevallen. De belangrijkste nieuwe onderdelen zien op de introductie van nieuwe aanbestedingsprocedures, de verplichting om elektronisch aan te besteden en op de vervanging van het lichte aanbestedingsregime voor B-diensten1, door een nieuw licht aanbestedingsregime voor sociale en andere specifieke diensten. Met betrekking tot de wijziging van het aanbestedingsregime voor B-diensten en de vraag of er straks meer of minder Europees moet worden aanbesteed, kan ik u melden dat de reikwijdte van de richtlijn en de drempelbedragen niet zijn aangepast. Ik verwacht daarom geen verandering in het aantal Europese aanbestedingen. Wel zal een verschuiving plaatsvinden van het huidige B-regime naar het nieuwe lichte regime voor het aanbesteden van sociale en andere specifieke diensten. De categorieën diensten die onder het lichte regime vallen, zullen wijzigen bij de overgang van het huidige B-regime naar het toekomstige sociale diensten regime. Zo behoren diensten gerelateerd aan zorg die nu onder het B-regime vallen ook in de nieuwe aanbestedingsrichtlijn tot diensten waarop het lichte aanbestedingsregime voor sociale diensten van toepassing is, terwijl arbeidsbemiddeling onder het huidige B-regime valt, maar niet onder het nieuwe sociale diensten regime. Ook wordt een aantal diensten die niet onder het B-regime vallen in de nieuwe richtlijn onder het lichte sociale diensten regime gebracht. Dit zijn bijvoorbeeld diensten die zien op het organiseren van evenementen, het escorteren van gedetineerden of brandpreventie.

Verslag informele Raad voor Concurrentievermogen op 20 en 21 juli 2015

Tijdens het informele overleg van 20–21 juli heeft het Voorzitterschap vermeld dat er een lijst met bestaande en nieuwe voorstellen zou komen op 1 oktober, voor de verbetering van het concurrentievermogen in Europa. De leden van de PvdA-fractie zouden graag willen weten wat de stand van zaken is van deze lijst en vragen de Minister hier op in te gaan. Daarnaast lezen deze leden dat in de check-up zal gesproken zal worden over het concurrentievermogen van Europa. Ook tijdens het informele overleg op 20–21 juli is hierover gesproken. De indicatoren voor het concurrentievermogen worden gekozen door de Europese Commissie. Deze leden zouden graag willen weten welke indicatoren dit zijn, waarom deze indicatoren gekozen zijn en welke invloed de Minister op deze keuze heeft en vragen de Minister hier op in te gaan.

Zoals aangegeven in de geannoteerde agenda voor de Raad voor Concurrentievermogen van 1 oktober 2015 introduceert het Luxemburgse voorzitterschap een nieuw agendapunt, de zogenaamde «check-up van het concurrentievermogen». Deze zal bestaan uit twee delen: het schetsen door de Commissie van een beeld van de ontwikkeling van het Europese concurrentievermogen aan de hand van een aantal indicatoren, aansluitend zal het voorzitterschap in gaan op beleidsvelden die van invloed zijn op het Europese concurrentievermogen (Kamerstuk 21 501-30, nr. 354). Het voorzitterschap heeft aangegeven om vooraf geen informatie, zoals een lijst of indicatoren, over beide onderdelen met andere lidstaten te delen. De inzet van het Luxemburgs voorzitterschap is door weinig sturing vooraf een spontaan en interactief debat te stimuleren waar landen van elkaars aanpak kunnen leren. In het verslag van de Raad zal ik aan uw Kamer rapporteren hoe de discussie is verlopen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

Geannoteerde agenda

In de geannoteerde agenda lezen de leden van de CDA-fractie dat de interne markt geagendeerd staat. Eurocommissaris Elzbieta Bieńkowska, met de portefeuille interne markt, heeft in een interview («interne markt werkt niet in Europa, Financieel Dagblad 21 september 2015») aangegeven dat de interne markt niet functioneert in Europa. Zij zegt letterlijk: «Ministers zijn uitgesproken als het gaat om het belang van de interne markt, maar hij werkt gewoon niet». Deze leden vragen hoe het kan dat na alle inspanningen uit de afgelopen jaren de Eurocommissaris deze conclusie trekt, of de Minister deze mening deelt en welke conclusies de Minister uit deze uitspraak trekt.

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van de vraag van de PvdA-fractie betreffende dit onderwerp.

De leden van de CDA-fractie willen dat de Europese Unie veel meer werk maakt van de interne markt. Idealiter met alle lidstaten, maar anders alvast met een kern van lidstaten om de vaart er in te houden. Deze leden vragen de Minister hoe hij hier tegenaan kijkt en of hij voornemens is het gesprek hierover aan te gaan.

Zoals uw Kamer weet, is Nederland voorstander van een optimaal werkende interne markt. Nederland vindt dat lidstaten zelf een belangrijke verantwoordelijkheid en de mogelijkheden hebben om het functioneren van de interne markt te verbeteren. Het Frontrunnersinitiatief, waarover uw Kamer eerder is geïnformeerd (Kamerstuk 21 501-30, nr. 327, Kamerstuk 21 501-30, nr. 328 en Kamerstuk 21 501-30, nr. 344), is een initiatief waar 11 lidstaten aan mee doen. In de Raad voor Concurrentievermogen van 2 en 3 maart jl. heeft Nederland samen met het Verenigd Koninkrijk de resultaten van het initiatief gepresenteerd en lidstaten opgeroepen om de aanbevelingen van de Frontrunnersprojecten over te nemen. De ingezette acties lopen momenteel in de lidstaten.

De Eurocommissaris heeft ook kritiek op de lidstaten die onder druk van de taxisector en het hotelwezen werken aan eigen beleid om de opmars van de veelbesproken taxidienst Uber en huurbemiddelaar Airbnb in te dammen. Volgens de Eurocommissaris moeten lidstaten gewoon uitvoeren wat ze negen jaar geleden hebben afgesproken en voldoet de dienstenrichtlijn om de opmars van deze bedrijven in goede banen te leiden. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hoe hij tegen deze uitspraken aankijkt. Voorts vragen deze leden of de Eurocommissaris met haar uitspraken ook op Nederland doelt. Het Nederlandse kabinet gaat namelijk met het bedrijfsleven op zoek naar de knelpunten in de wet- en regelgeving om ontwrichtende technologiebedrijven als Airbnb en Uber de ruimte te geven.

Ik kan mij goed vinden in de uitspraak dat het belangrijk is dat lidstaten de afspraken in de dienstenrichtlijn uitvoeren. Een betere implementatie van bestaande afspraken in het kader van de interne markt is dan ook één van mijn prioriteiten gedurende het Nederlands EU-voorzitterschap, zoals uiteengezet in de Kamerbrief van 28 januari 2015. Ik ondersteun daarnaast de terughoudendheid van de Commissie in het stellen van beperkende regels voor nieuwe innovaties en verdienmodellen. Dit sluit goed aan bij mijn aanpak om onnodige belemmeringen in wet- en regelgeving voor vernieuwing weg te nemen. In de Kamerbrief «Ruimte voor vernieuwing door toekomstbestendige wet- en regelgeving» (Kamerstuk 33 009, nr. 10) ben ik nader ingegaan op deze aanpak.

De Eurocommissaris geeft verder aan dat vooral kleine ondernemingen of zelfstandigen het lastig hebben om hun diensten in andere landen aan te bieden. Zij stelt voor dat kleine ondernemers tijdelijk regels uit het thuisland mee kunnen nemen naar een nieuwe markt. De leden van de CDA-fractie vragende Minister hoe hij tegen dit plan aankijkt en wat hij gaat inbrengen tijdens de discussie om deze knelpunten weg te nemen.

De Commissie kijkt momenteel naar manieren om de interne markt voor jonge bedrijven, start-ups, te faciliteren. Eén van de ideeën is om start-ups de mogelijkheid te bieden om tijdelijk regels uit het thuisland mee te nemen naar de markt van een andere lidstaat. Nederland verwelkomt de aandacht die de Commissaris heeft voor jonge, innovatieve bedrijven en start-ups. Ik heb hier ook veel aandacht voor, en mevrouw Kroes als special envoy voor start-ups benoemd, met als doel het ecosysteem voor start-ups in Nederland te versterken. Zij hebben het meest baat bij een goed functionerende interne markt. Nederland kijkt uit naar de nieuwe internemarktstrategie voor goederen en diensten en is benieuwd of het idee om tijdelijk land-van-oorsprongsregels toe te passen hier ook een plek in krijgt.

Verslag informele Raad voor Concurrentievermogen op 20 en 21 juli 2015

De leden van de CDA-fractie lezen in het verslag van de informele Raad voor Concurrentievermogen van 20 en 21 juli 2015 in Luxemburg dat ondernemers bij het grensoverschrijdend handelen nog te vaak worden geconfronteerd met uiteenlopende regels per lidstaat, aanvullende controles of dubbele registratie. Deze leden vragen de Minister welke oplossingsrichtingen zijn besproken en wat de vervolgstappen zijn.

Tijdens de informele Raad voor Concurrentievermogen van 20 en 21 juli 2015 in Luxemburg is informeel gesproken over het internationale concurrentievermogen en het belang van betere internemarktregels. De focus lag op de toegevoegde waarde voor het bedrijfsleven en het verminderen van de administratieve lasten van 28 lidstaten met verschillende nationale regels. Volgens de Commissie worden ondernemers die grensoverschrijdend handelen nog te vaak geconfronteerd met uiteenlopende regels per lidstaat. Europa is gebaat bij eenvoudige en kwalitatief goede Europese regelgeving, die ruimte biedt voor innovatie en snelle technologische ontwikkelingen. Het is in dat licht van groot belang dat zowel bestaande als nieuwe regelgeving toekomstbestendig is. Daarnaast wees het Luxemburgse voorzitterschap tijdens deze discussie terecht op het belang van de versterking van het principe van wederzijdse erkenning in combinatie met gerichte harmonisatie om problemen als gevolg van uiteenlopende regels en dubbele controles en registraties aan te pakken. Nederland steunde dit, in het bijzonder binnen de dienstensectoren met een groot economisch potentieel, zoals de zakelijke dienstverlening, de bouw en de detailhandel. Nederland kijkt uit naar de nieuwe internemarktstrategie voor goederen en diensten en verwacht dat de Commissie voorstellen zal doen om de genoemde problemen aan te pakken. Tijdens het aankomende Nederlandse EU-voorzitterschap is de verdere versterking van de interne markt voor diensten een speerpunt.

De leden van de CDA-fractie lezen in het verslag ook de discussie over gendergelijkheid in de Europese Onderzoeksruimte. Hierin valt te lezen dat een discussie is geweest over een quota. Deze leden vragen wat het Nederlandse standpunt tijdens deze discussie is geweest en of de meerderheid van de aanwezigen landen hebben benadrukt dat excellentie in de wetenschap voorop moet staan.

Nederland is geen voorstander van quota als middel om de ondervertegenwoordiging van vrouwen in de wetenschap tegen te gaan. Conform de Wetenschapsvisie 2025 heeft Nederland in de Raad aangegeven dat, wanneer er onvoldoende vooruitgang wordt geboekt, zo nodig streefcijfers zullen worden opgenomen in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

In tegenstelling tot quota blijft de verantwoordelijkheid met streefcijfers bij de instellingen liggen en zijn deze niet afdwingbaar.

Niet alle aanwezigen gingen in op de vraag of quota al dan niet de oplossing zijn voor de aanpak van ondervertegenwoordiging van vrouwen in de wetenschap. Van de lidstaten die dat wel deden gaf een meerderheid aan dat excellentie in alle gevallen voorop moet staan. Uiteraard is Nederland van mening dat er een opdracht is om die excellentie onder zowel mannen als vrouwen te herkennen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

Geannoteerde agenda

De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister inzet op het «digital proof» maken van Europese regelgeving. Deze leden vragen de Minister of hij een overzicht kan geven van te moderniseren Europese regelgeving. Daarnaast vragen deze leden in hoeverre dit onderwerp tijdens het Nederlands voorzitterschap zal worden behandeld.

Modernisering van Europese regelgeving is een thema dat ook tijdens het Nederlandse voorzitterschap centraal zal staan. Dit ligt ook in het verlengde van de aandacht die we nationaal geven aan de modernisering van regelgeving. Daarvoor verwijs ik graag naar mijn brief aan uw Kamer van 20 juli 2015 «Ruimte voor vernieuwing door toekomstbestendige wet- en regelgeving».

Nederland ziet ontwikkelingen die ook door andere lidstaten en de Commissie worden herkend en waarover verder samen moet worden nagedacht. Het gaat dan om onderwerpen op het terrein van big data en privacy, zogenaamde «smart devices» als drones, zelf rijdende auto's en bijvoorbeeld e-commerce.

Maar de modernisering van EU-kaders ten behoeve van innovatie en investeringen is ook relevant voor bijvoorbeeld de circulaire economie. Een belangrijk thema dat tijdens het Nederlandse voorzitterschap behandeld wordt. Nederland heeft voorstellen aan de Commissie gedaan over hoe EU kaders innovatie en investeringen kunnen bevorderen en belemmeren (onder andere Kamerstuk 22 112, nr. 1979). Voorbeelden zijn de noodzakelijke verduidelijking in de Kaderrichtlijn afvalstoffen tussen afval en herwonnen grondstoffen (uit bijvoorbeeld biomassa of recycling) en de nodige wijzigingen in de meststoffenverordening ten behoeve van de handel en het gebruik van nutriënten afkomstig van de verwerking van afvalstromen zoals afvalwater, rioolslib of dierlijke mest.

Modernisering van EU-regelgeving betekent tot slot dat we niet alleen aandacht moeten geven aan specifieke inhoudelijke thema’s en stukken bestaande wetgeving, maar ook dat in de wetgevingssystematiek de zorg voor toekomstbestendige regelgeving goed wordt verankerd. Dit kan bijvoorbeeld door bij de totstandkoming van impact assessments en evaluaties nadrukkelijk stil te staan bij de effecten van (voorgenomen) regelgeving op innovatie.

Voorts vragen deze leden om een nadere toelichting van wat het doel is van de «check-up» van het concurrentievermogen. Deze leden vragen welke onderdelen van het concurrentievermogen worden behandeld in de check-up, of de check-up uit adviezen voor lidstaten om het concurrentievermogen te verbeteren bestaat en of hier vervolgens ook geld voor beschikbaar is.

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de vraag van de PvdA-fractie over dit onderwerp. Daarnaast is het doel van deze check up met name om het debat te stimuleren en de landen van elkaars aanpak te laten leren. Het is derhalve geen instrument waar financiering aan is verbonden.


X Noot
1

Diensten die aanbesteed kunnen worden via een lichter regime, hiervoor hoeft geen aankondiging te worden gepubliceerd

Naar boven