21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 354 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 augustus 2015

Hierbij bied ik uw Kamer, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het verslag van de informele Raad voor Concurrentievermogen (RvC) aan, die op 20 en 21 juli jl. plaatsvond in Luxemburg. De informele Raad bestond uit een deel over de interne markt en industrie (20 juli) en een onderzoeksdeel (21 juli).

Voor het interne markt en industriedeel heeft het Luxemburgs voorzitterschap gekozen voor een informele sfeer en minimale inhoudelijke sturing vooraf. Het doel hiervan was om een open en spontaan debat te stimuleren.

Het Luxemburgse voorzitterschap heeft deze informele Raad benut om te spreken over het internationale concurrentievermogen en het belang van betere EU-regelgeving. De plenaire bijeenkomst werd gevolgd door twee parallelle sessies waarbij de lidstaten in twee groepen werden verdeeld en waarin het hoofdthema nader is uitgediept. De informele Raad werd afgesloten met een lunchdebat waarin werd gesproken over het versterken van de Raad voor Concurrentievermogen.

Tijdens het onderzoeksdeel van de Raad stonden de onderwerpen wetenschappelijke integriteit en gendergelijkheid in de Europese onderzoeksruimte centraal. Het Luxemburgse voorzitterschap hanteerde hier een traditionele aanpak, waarbij de discussie in plenaire tafelrondes is gevoerd. Tijdens de discussie over wetenschappelijke integriteit werd verkend hoe dat op dit moment in de diverse landen bewaakt wordt en hoe dat eventueel Europees versterkt kan worden, met het oog op mogelijke Raadsconclusies in december. Met betrekking tot gender hebben de landen ervaringen gedeeld om de betere vertegenwoordiging van vrouwen in de wetenschap te kunnen versnellen.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Industrie en interne markt

Internationaal concurrentievermogen: het belang van goede interne markt-regels

Het Luxemburgse voorzitterschap heeft de informele Raad voor Concurrentievermogen benut om informeel te spreken over het internationale concurrentievermogen en het belang van betere EU-regelgeving. De focus lag op de toegevoegde waarde voor het bedrijfsleven en het verminderen van de administratieve lasten van achtentwintig lidstaten met verschillende nationale regels.

Tijdens een plenaire bijeenkomst belichten verschillende sprekers het centrale thema vanuit verschillende perspectieven. De Europees Commissaris voor de Interne Markt, Industrie, Ondernemerschap en Mkb, Elżbieta Bieńkowska, onderstreepte de onderlinge verwevenheid van de voorstellen uit de aankomende interne marktstrategie voor goederen en diensten, die voor 21 oktober 2015 aangekondigd is, en de voorstellen uit het digitale interne marktpakket, die de Europese Commissie op 6 mei 2015 presenteerde. Commissaris Bieńkowska benadrukte dat de interne markt verder moet worden versterkt door gerichte harmonisatie met een focus op cruciale sectoren met een hoge economische potentie, zoals de bouw, de detailhandel en de zakelijke dienstverlening. In de nieuwe interne marktstrategie zal ook aandacht zijn voor structurele hervormingen op nationaal niveau in het kader van het Europees Semester. In het verlengde hiervan worden jaarlijks binnen het Europees Semester aanbevelingen aan lidstaten gegeven, o.a. gericht op het verbeteren van hun micro-economische beleid, zoals meer ruimte geven voor concurrentie of innovatie. Tot slot benoemde Commissaris Bieńkowska dat ondernemers ook in de «deeleconomie» de vrijheid moeten hebben om te kunnen innoveren.

Na de plenaire bijeenkomst nam Nederland deel aan een sessie over het concurrentievermogen in relatie tot betere regelgeving en de aangekondigde strategie voor de interne markt van goederen en diensten. In algemene zin benadrukten de lidstaten, waaronder ook Nederland, hier het belang van betere Europese wet- en regelgeving en verbetering van de wijze waarop de nationale stelsels op elkaar inspelen.

Voor Nederland geldt dat toekomstbestendige en digital-proof regelgeving essentieel is om te kunnen profiteren van snel-opeenvolgende (digitale) technologische ontwikkelingen. Nederland steunde het versterken van het principe van wederzijdse erkenning in combinatie met gerichte harmonisatie in cruciale economische sectoren. Ondernemers worden bij het grensoverschrijdend handelen nog te vaak geconfronteerd met uiteenlopende regels per lidstaat, aanvullende controles of dubbele registratie.

Tot slot vond een lunchdebat plaats over het versterken van de Raad voor Concurrentievermogen. De komende maanden zal er aandacht zijn voor het verder versterken van het Europese industriële concurrentievermogen, de zogeheten mainstreaming. De Luxemburgse Minister voor Economie, Etiènne Schneider, kondigde aan de aankomende Raad voor Concurrentievermogen, op 1 oktober 2015, te zullen beginnen met de presentatie van een lijst van bestaande en toekomstige voorstellen die een significante impact hebben op het concurrentievermogen van de Europese Unie. Naast deze vernieuwing, zal Commissaris Bieńkowska door middel van economische indicatoren op de Raad een beeld geven van de economie. Tot slot wil het Luxemburgse voorzitterschap meer Commissarissen, van wie het portefeuille raakt aan het concurrentievermogen, voor de Raad uitnodigen. Het doel van deze vernieuwende aanpak is om het industriële concurrentievermogen beter te integreren in het EU-beleid als geheel.

Onderzoek

Wetenschappelijke integriteit

Tijdens het onderzoeksdeel van de informele Raad voor Concurrentievermogen vond een tafelronde plaats over het bevorderen van wetenschappelijke integriteit in de Europese Onderzoeksruimte (ERA). Hieraan namen zowel de EU-lidstaten als de EER-landen deel. Deze discussie is het startschot van het gezamenlijke denken over wetenschappelijke integriteit in Europa, dat in de Raad voor Concurrentievermogen van 1 december 2015 zou moeten uitmonden in het aannemen van Raadsconclusies.

De discussie werd ingeleid door het Luxemburgse voorzitterschap, de Europees Commissaris voor Onderzoek, Wetenschap en Innovatie, Carlos Moedas, en twee experts. Zij benadrukten dat wetenschappelijke integriteit noodzakelijk is voor het bedrijven van excellente wetenschap en voor het vertrouwen van de samenleving in de wetenschap. Onderzoekers zijn daarvoor in de eerste plaats zelf verantwoordelijk. Instellingen moeten wetenschappelijk onderzoek monitoren en de juiste randvoorwaarden creëren. Niet-integer handelen kan uiteindelijk niet volledig voorkomen worden en is moeilijk te detecteren, maar zelfregulering is volgens de sprekers wel effectief en grote fraude is zeldzaam. De sprekers noemden een aantal factoren die van belang zijn voor wetenschappelijke integriteit, zoals financiering op basis van kwaliteit; open toegang tot onderzoeksresultaten, zodat resultaten gerechtvaardigd en reproduceerbaar zijn; publicatie van negatieve resultaten; goede training en begeleiding van onderzoekers; en een goede institutionele en nationale structuur die wetenschappelijke integriteit bewaakt. In veel landen zijn gedragscodes van toepassing, maar er is volgens de sprekers ook een gemeenschappelijke Europese deler nodig. Europese samenwerkingsprojecten zijn vaak groot en moeilijk te monitoren, terwijl wetenschappers aan (uiteenlopende) nationale regels moeten voldoen. Onderzoek in het kader van Horizon 2020 vraagt om een eigen gedragscode, omdat hier onderzoekers uit veel verschillende landen aan deelnemen, maar ook uit bijvoorbeeld de publieke en private sector.

Op verzoek van het Luxemburgse voorzitterschap gaven de landen een toelichting op de eventuele gedragscode in hun land en het orgaan waar men terecht kan met vragen over wetenschappelijke integriteit. De landen benadrukten dat zelfregulering aan de hand van een gedragscode niet genoeg is, waarbij zij veelal de factoren noemden die door de sprekers al besproken waren. Veel landen, waaronder Nederland, benadrukten daarbij het belang van het bevorderen van open toegang tot onderzoeksresultaten. De consequenties van toenemende publiek-private samenwerking en publicatiedruk werden genoemd als onderwerpen die nader bekeken moeten worden door experts. Het gaat vooral om het voorkomen van ongewenst gedrag en integriteit moet met «soft law» worden gewaarborgd om de academische vrijheid niet te schaden en overregulering te vermijden. Enkele landen riepen de Commissie op om een forum op te richten waarbij de landen onderling ervaring kunnen uitwisselen. Nederland ziet daar vooral een rol weggelegd voor koepels als Science Europe. Europese samenwerking op het terrein van wetenschappelijke integriteit dient volgens de landen complementair te zijn aan nationale inspanningen en niet hiervoor in de plaats.

Gendergelijkheid in de Europese Onderzoeksruimte

In de tweede plenaire discussie stond gendergelijkheid in de Europese Onderzoeksruimte centraal. De discussie werd eveneens ingeleid door het Luxemburgse voorzitterschap, de Europees Commissaris Moedas en twee experts. Zij benadrukten alle vier dat er een duidelijk «lek» zit in de lijn naar boven: hoe hoger de posities, hoe minder vrouwen vertegenwoordigd zijn. Dat geldt in het algemeen, maar zeker ook in de wetenschap. Commissaris Moedas memoreerde dat hier sinds 1999 in Europa aandacht aan wordt besteed en dat dit nu één van de prioriteiten voor de Europese Onderzoeksruimte is. Mede daardoor is er wel vooruitgang, maar die gaat erg langzaam, waarmee er nog steeds veel talent voor de wetenschap verloren gaat. Om de vooruitgang te versnellen ligt de focus niet langer op losstaande initiatieven, maar op «gender action plans» en op institutionele verandering, waardoor er een systeem wordt gecreëerd dat gelijke kansen biedt voor ieder mens om zijn of haar talent te gebruiken. De Commissie heeft in 2013 het project GENDER-NET opgezet om gezamenlijk binnen Europa te werken aan institutionele verandering. De experts benadrukten dat wetenschappers bijvoorbeeld beoordeeld zouden moeten gaan worden naar de tijd die zij gewerkt hebben, dat er meer werkzekerheid zou moeten zijn in de wetenschap en dat de «implicit gender bias» (die ertoe leidt dat, in landen als Nederland, onbewust vaker wordt gekozen voor een man voor de hogere posities in de wetenschap) tegengegaan zou moeten worden door training van peer reviewers en selectiepanels.

De landen erkenden dat deze discussie niet om de genderbalans op zich gaat, maar om kwalitatief hoogstaande wetenschap waarvoor alle talent optimaal benut moet worden. Mannen en vrouwen moeten daarom gelijke kansen hebben, wat niet uitsluitend speelt in de wetenschap. Sommige landen verwijzen dan ook naar hun meer algemene genderbeleid om die gelijkheid te creëren, terwijl anderen een meer specifiek genderbeleid voor de wetenschap hebben om de doorstroom van vrouwen te bevorderen.

De landen benadrukten dat excellentie in de wetenschap voorop moet staan. Veel lidstaten zien daarbij een tegenstelling met quota of geloven niet in het nut daarvan. Andere landen zien quota toch als een nuttig middel, omdat het de ontwikkelingen kan versnellen. Ze moeten wel altijd gekoppeld zijn aan andere initiatieven voor institutionele verandering, maar daarbij is het voor alle landen nog een zoektocht naar wat werkt. De genderbalans in onderzoek en innovatie moet dan ook een prioriteit blijven en landen moeten goede ervaringen uitwisselen. Een aantal landen verwees daarbij naar hun deelname aan het GENDER-NET.

Een veel genoemde belemmering voor de doorstroming van vrouwen was de balans tussen carrière en privéleven, die voor de werkende wetenschapper lastig is. In landen waar vrouwen oververtegenwoordigd zijn is de lage status van de wetenschapper een probleem. Nederland benadrukte het belang van aandacht voor de «implicit gender bias». Daarvoor is het creëren van bewustzijn en training belangrijk, maar moeten selectieprocedures ook transparant zijn en gebaseerd op excellentie.

Ten slotte merkte een aantal landen op dat bij de technische gebieden in eerste instantie nog het probleem speelt van het beperkte aanbod aan vrouwen, niet zozeer de doorstroom. Daarvoor is het belangrijk om stimuleringsmaatregelen te nemen in het onderwijs om meisjes er meer toe te bewegen te kiezen voor de technische vakken.

Naar boven