21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 344 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 maart 2015

Hierbij bied ik u, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het verslag aan van de Raad voor Concurrentievermogen (RvC) van 2 en 3 maart 2015 te Brussel. De Raad bestond uit een deel over de interne markt en industrie (2 maart) en een deel over onderzoek (3 maart).

Tijdens het deel over de interne markt en industrie heeft de Raad conclusies aangenomen en een debat gevoerd over de interne markt. Daarnaast debatteerde de Raad over het industrieel concurrentievermogen. Voorafgaand aan de Raad vond op uitnodiging van de Commissie een ontbijtsessie plaats met Vicevoorzitter Ansip (digitale interne markt) over het aankomende digitale interne marktpakket. Tijdens de lunch met Commissaris Bieńkowska (interne markt, industrie, ondernemerschap en mkb) is gesproken over het industriebeleid.

Onder het agendapunt diversen heeft de Commissie de Raad op 2 maart geïnformeerd over de update van de Small Business Act en de Energie Unie. Nederland heeft samen met het Verenigd Koninkrijk een korte toelichting gegeven op de resultaten van de projecten onder het Frontrunnersinitiatief voor de interne markt. Daarnaast heeft Nederland in het licht van de Europese transparantieregelgeving binnen de jaarrekeningenrichtlijn aandacht gevraagd voor het belang van een gelijk speelveld met de VS. Frankrijk heeft aandacht gevraagd voor het investeringsplan voor Europa.

In het deel van de Raad over onderzoek heeft de Raad gedebatteerd over de relatie tussen het innovatiebeleid en de Europese Onderzoeksruimte. Hierin werd ook de Annual Growth Survey (AGS) meegenomen. Daarnaast vond een beleidsdebat plaats over de Commissiemededeling «naar een bloeiende data-economie».

Onder het agendapunt diversen heeft de Commissie de Raad op 3 maart geïnformeerd over de stand van zaken van de roadmap en de governance van de Europese Onderzoeksruimte, Science 2.0 en de tussentijdse evaluatie van BONUS, een programma voor onderzoek rondom de Oostzee.

Tenslotte maak ik gebruik van de gelegenheid om uw Kamer mee te delen dat de Europese Commissie onlangs in een officiële Mededeling pro forma heeft aangekondigd waarnemer te willen worden bij het International Centre for Synchrotron-light for Experimental Science and Applications in the Middle East (SESAME). Dit is een wetenschappelijke onderzoeksfaciliteit gevestigd in Jordanië. Uniek is dat SESAME een samenwerkingsplatform biedt voor verscheidene landen uit het Midden-Oosten, die op andere vlakken niet vaak samenwerken. Nederland zal instemmen met deze waarnemersstatus. De verwachting is dat andere lidstaten dat ook zullen doen.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

INDUSTRIE EN INTERNE MARKT

Interne markt

Het Letse voorzitterschap vroeg de lidstaten in het debat over de interne markt met Vicevoorzitter Katainen (banen, groei, investeringen en concurrentievermogen) en Commissaris Bieńkowska (interne markt, industrie, ondernemerschap en mkb) in te gaan op de belangrijkste beleidsinstrumenten die de Commissie zou kunnen inzetten in haar strategieën voor de digitale interne markt en de interne markt voor goederen en diensten. Het voorzitterschap stelde Raadsconclusies voor over de versterking van de interne markt, waarin de lidstaten en de Europese instellingen worden opgeroepen om spoedig ambitieuze maatregelen te nemen om te interne markt te verdiepen en zo bij te dragen aan structurele hervormingen.

Vicevoorzitter Katainen benadrukte dat de versterking van de interne markt de belangrijkste pijler binnen het investeringspakket is. Structurele hervormingen ter versterking van de interne markt zijn noodzakelijk om te zorgen dat het beschikbare kapitaal daadwerkelijk de weg weet te vinden naar de reële economie. Ook de landenspecifieke aanbevelingen op het terrein van de interne markt zijn belangrijk in relatie tot de interne marktpijler binnen het pakket. Vicevoorzitter Katainen riep de lidstaten op om politieke verantwoordelijkheid te nemen wat betreft implementatie van EU-regelgeving.

Commissaris Bieńkowska benadrukte eveneens dat binnen het investeringspakket het meeste potentieel te halen is uit de interne marktpijler. Met de strategie voor goederen en diensten wil de Commissie antwoord bieden op de vraag waarom de interne markt momenteel nog onvoldoende werkt. De Commissaris gaf aan grotere nadruk te wensen op betere implementatie, monitoring en handhaving van interne markt wetgeving, in het bijzonder van de dienstenrichtlijn. De voortgang op dit terrein verschilt tussen de lidstaten. Ook benoemde ze wederzijdse erkenning en een betere link tussen goederen en diensten als kansen voor de interne markt. Tot slot benadrukte de Commissaris dat scherper gekeken moet worden naar nationale hervormingen als gevolg van de landenspecifieke aanbevelingen en riep ze de Raad voor Concurrentievermogen op hier een aanjagende rol in te spelen.

Ten aanzien van de aankomende strategie voor diensten en goederen spraken veel lidstaten, waaronder Nederland, zich uit voor een sectorale benadering in aanvulling op de horizontale dienstenrichtlijn. Het gaat dan om sectoren met grote economische potentie, zoals de zakelijke dienstverlening, de bouw en retail. Ook een betere implementatie en handhaving van de dienstenrichtlijn werd door Nederland en andere lidstaten veelvuldig genoemd om obstakels op de interne markt verder weg te nemen. Daarnaast kwam het gebruik van wederzijdse erkenning van nationale eisen aan producten en diensten als alternatief instrument, voor die gebieden waar harmonisatie tussen lidstaten niet mogelijk of haalbaar is, duidelijk naar voren. Ook Nederland vroeg hier aandacht voor. Enkele lidstaten vroegen expliciet aandacht voor impact assessments van nieuwe interne markt regelgeving op het concurrentievermogen en benadrukten het belang van betere regelgeving als uitgangspunt. Nationale koppen werden ook door verschillende lidstaten als barrière genoemd. Verordeningen in plaats van richtlijnen zouden hiervoor uitkomst kunnen bieden.

Ook de digitale interne markt kwam aan de orde. Veel lidstaten, waaronder Nederland, benadrukten het belang van het slechten van barrières voor grensoverschrijdende e-commerce, het moderniseren van het auteursrecht, het waarborgen van het vertrouwen in de digitale economie, onder andere via cybersecurity, en het aanjagen van data-gedreven innovatie. Daarnaast werd door verschillende lidstaten het belang van een goede infrastructuur, consumentenbescherming en e-government tools genoemd. Ook werd het belang van open concurrentie met spelers van buiten de EU gemarkeerd en werd stilgestaan bij de rol van digitale platformen1.

De digitale interne markt kwam ook aan de orde tijdens een informeel ontbijtgesprek met Vicevoorzitter Ansip (digitale interne markt). Vicevoorzitter Ansip gaf daarbij aan dat de EU door het ontbreken van een digitale interne markt jaarlijks 250 miljard euro misloopt. Hij verwelkomde dan ook de ideeën van de lidstaten over het digitale interne marktpakket. Dit pakket zal naar verwachting in mei 2015 gepubliceerd worden. In het pakket zullen onder andere telecom, auteursrecht, geografische blokkades voor buitenlandse gebruikers van websites, e-commerce en interoperabiliteit van standaarden aan de orde komen.

Het voorzitterschap dankte de Commissie en de lidstaten voor hun bijdrage aan het beleidsdebat over de interne markt en concludeerde dat de interne marktconclusies hiermee waren aangenomen.

Industrieel Concurrentievermogen

Het voorzitterschap vroeg de lidstaten in te gaan op de samenhang tussen industrieel concurrentievermogen en digitalisering. Digitalisering treft immers alle bedrijven. Volgens de Commissie zouden er 1,5 miljoen extra banen gecreëerd kunnen worden, via onder andere mobiele communicatie, sociale media en big data toepassingen. Er is behoefte aan meer digitale hoge snelheidsinfrastructuur, inzicht in de impact van platformen en meer digitale vaardigheden. De huidige ontwikkelingen vragen om actie op verschillende terreinen, zoals het makkelijker oprichten van online bedrijven (ook grensoverschrijdend), eigendomsrechten bij gebruik van big data en toegang tot financiering.

De samenhang tussen het industrieel concurrentievermogen en de digitale interne markt werd door alle lidstaten gedeeld. Nederland onderkende daarbij, naast het belang van een verdergaande digitalisering van het productieproces, vooral ook de kansen (en bedreigingen) die internet of things-toepassingen en analyse via big data bieden om nieuwe concurrentieverhoudingen en verdienmodellen te realiseren voor industrie en dienstverlening. Een aantal lidstaten beaamde dit. Veel lidstaten merkten op dat het mkb onvoldoende meekomt bij de digitalisering. Vooral het stimuleren van digitale vaardigheden werd als optie genoemd om hier verbetering in te brengen. Tot slot schaarden veel lidstaten zich achter het principe van betere, digital-proof wetgeving en uniforme normen.

Op de vraag wat nationale overheden kunnen doen om het digitale start-up ecosysteem te bevorderen legde Nederland nadruk op het belang van mogelijkheden tot doorgroei en de noodzaak van toegang tot financiering (onder andere via het Europees Fonds voor Strategische Investeringen, EFSI). Het belang van betere toegang tot financiering werd breed gedragen door de lidstaten, zowel voor start-ups als voor andere bedrijven. Daarbij werd door een aantal lidstaten het belang van meer (grootschalige) risicokapitaalfondsen genoemd. Als bron daartoe werd aan de Junckerplannen voor het EFSI gerefereerd.

Tijdens de informele lunch heeft Commissaris Bieńkowska de plannen aangaande het industrieel Concurrentievermogen toegelicht. De Commissaris onderstreepte het belang van industrie en noemde drie prioriteiten, te weten integratie van mondiale waardenketens, slimme en schone productie en het verbeteren van het ondernemersklimaat, met name wat betreft betere regelgeving. Commissaris Bieńkowska gaf aan dat industriebeleid multidisciplinair moet zijn en een breed aantal terreinen moet omvatten. De industrie zal dan ook in alle pakketten die de Commissie de komende periode zal presenteren aan de orde komen. Betere regelgeving, de relatie tussen industrie en diensten en digitalisering werden door meerdere lidstaten, waaronder Nederland, genoemd als belangrijk aandachtspunt voor het industriebeleid.

DIVERSEN INDUSTRIE EN INTERNE MARKT

Frontrunnersinitiatief

Nederland heeft samen met het Verenigd Koninkrijk, Denenmarken, Zweden, Litouwen, Malta, Duitsland, Letland, Noorwegen, Estland en Tsjechië het diversenpunt over de frontrunners geagendeerd. Nederland en het Verenigd Koninkrijk presenteerden samen de resultaten van dit initiatief. Nederland gaf een toelichting op de resultaten van de projecten Single Market Centre (SMC) en Points of Single Contact (PSC). Het doel van een Single Market Centre is om een digitale one-stop shop te vormen die verschillende bestaande informatieportalen (zoals Solvit, Product Contact Punt, Point of Single Contact en Your Europe) integreert en daarmee klantvriendelijker maakt. Ondernemers kunnen zo binnen een nationale administratie op één plek terecht met al hun vragen en problemen ten aanzien van de interne markt. De deelnemende lidstaten hebben intensief samengewerkt en met elkaar diverse modellen en een stappenplan ontwikkeld. Verschillende lidstaten zijn bezig een Single Market Centre op te zetten of te verbeteren. Ook Nederland heeft een Single Market Centre opgezet om ondernemers te helpen, bijvoorbeeld bij het aanvragen van grensoverschrijdende vergunningen. Verder is Nederland bezig het digitale ondernemersplein ook voor de buitenlandse ondernemer toegankelijk te maken. Een belangrijk onderdeel binnen een Single Market Centre is het Point of Single Contact. Alle lidstaten hebben vanuit een verplichting in de dienstenrichtlijn een dergelijk digitaal loket voor dienstverlenende ondernemers opgericht. Binnen het project over de Points of Single Contact ontwikkelden de deelnemende lidstaten een best practice-catalogus om het gebruikersgemak van het loket te verhogen door de ondernemer meer centraal te stellen. Vervolgens gaf de Britse Minister een korte toelichting op de twee andere frontrunnersprojecten, te weten e-commerce en gereglementeerde beroepen. In het e-commerce project hebben lidstaten informatie gedeeld over de nationale vereisten die bestaan om een webshop op te zetten. Het rapport identificeert op basis hiervan best practices en aandachtsgebieden, zoals het creëren van een one-stop shop voor BTW-aangiften, online bedrijfsregistratie en het vergemakkelijken van registratie van domeinnamen. Het project over gereglementeerde beroepen biedt, door middel van het vergelijken van verschillende studies, lidstaten een toolkit waarmee alternatieven voor huidige wet- en regelgeving kunnen worden overwogen. Nederland en het Verenigd Koninkrijk riepen lidstaten op om de aanbevelingen van de frontrunnersprojecten over te nemen.

Commissaris Bieńkowska reageerde uiterst positief. De acties van de frontrunners zijn volgens haar zeer waardevol en ondersteunen de werking van de dienstenmarkt alsook nationale hervormingen binnen de interne markt.

Transparantieregelgeving in jaarrekeningen

Nederland vroeg in de Raad aandacht voor de transparantieregels binnen de jaarrekeningenrichtlijn en het belang van een gelijk speelveld tussen de EU en de VS op dit punt. De EU en de VS lopen niet meer met elkaar in de pas sinds de Amerikaanse transparantieregels in een juridische procedure zijn geschrapt. Met het oog op de naderende omzettingstermijn voor de richtlijn riep Nederland de Commissie op om contact te houden met de VS en de Raad op de hoogte te houden van de ontwikkelingen. Commissaris Hill (financiële stabiliteit, financiële diensten en kapitaalmarkten) was voor dit onderwerp bij de Raad aanwezig. Hij bevestigde het belang van een gelijk speelveld op dit terrein en gaf aan in de week voorafgaand aan de Raad in Washington met de Security and Exchange Commission (SEC) hierover gesproken te hebben. De SEC werkt aan nieuwe regelgeving, maar kon nog geen concreet tijdspad geven. Commissaris Hill zegde toe hierover in contact te blijven met de SEC en de Raad op de hoogte te houden. Diverse lidstaten spraken steun uit voor het Nederlandse punt.

Small Business Act

Commissaris Biénkowska gaf aan dat de Small Business Act van groot belang is en dat de consultatie die in 2014 is afgerond succesvol is geweest. Veel bedrijven hebben gereageerd. Toegang tot financiering, betere regelgeving en het makkelijker oprichten van bedrijven is voor hen van groot belang. Er wordt dan ook gewerkt aan een nieuw financieringsinstrument voor het mkb, naast COSME. Een kwart van de EFSI-gelden zal naar het mkb vloeien. Ook zal het European Enterprise Network (EEN) nieuw leven ingeblazen worden.

Energie Unie

Commissaris Biénkowska benadrukte tijdens het diversenpunt Energie Unie het belang van meer veiligheid in de bevoorrading, minder uitstoot, minder afhankelijkheid van externe leveranciers, meer diversificatie van bronnen en beter aan elkaar gekoppelde markten. Europese elektriciteitsprijzen zijn nog steeds 30% hoger dan in de VS en gasprijzen zijn zo’n 100% hoger. De lidstaten zouden gelijke prijzen moeten hebben, evenals gelijke wetgeving, met internationaal afgestemde milieuafspraken. Voor elektriciteit is nieuwe wetgeving in ontwikkeling. De Commissie moedigde de lidstaten aan om aan energie-efficiëntie te werken.

Investeringsplan voor Europa

Frankrijk had het voorzitterschap verzocht het investeringspakket voor Europa te agenderen als diversenpunt. Frankrijk benadrukte het politieke belang van het pakket en de rol van de Raad voor Concurrentievermogen om te zorgen dat het pakket daadwerkelijk bijdraagt aan de reële economie. Frankrijk sprak steun uit voor de thematische aanpak en markeerde het belang van flexibel management, een goede coördinatie tussen de Europese Investeringsbank (EIB) het Europese Investeringsfonds (EIF) en de banken en snelle implementatie en additionaliteit van projecten.

ONDERZOEK

De relatie tussen het innovatiebeleid en de Europese Onderzoeksruimte

Het Letse voorzitterschap leidde het agendapunt in door te refereren aan de Annual Growth Survey 2015 (AGS 2015), een document van de Commissie, dat in de huidige tijden van economische crisis de lidstaten inzicht geeft in welke hervormingen noodzakelijk zijn. Investeren in onderzoek en ontwikkeling levert op termijn economische groei op. Het voorzitterschap wees ook op het recent door de Commissie voorgestelde European Fund for Strategic Investments (EFSI). In de onderzoeks- en innovatiewereld is er bezorgdheid over het feit dat voor de voeding van dit fonds 2,7 miljard EUR uit Horizon 2020 wordt gebruikt. Daarom is het nu tijd om met goede investeringsopties voor EFSI te komen, waardoor onderzoek en innovatie een plek krijgen in het portfolio van het fonds.

Commissaris Moedas (onderzoek, wetenschap en innovatie) schetste het economisch kader. Hierin is het creëren van banen nu het belangrijkst. Hij wees er op dat de lidstaten beleidsondersteuning van de Commissie kunnen krijgen bij het doorvoeren van hervormingen op nationaal niveau. Prioriteit moet worden gegeven aan het stimuleren van investeringen, door het investeringsklimaat te verbeteren. Vervolgens benadrukte de Commissaris het innovatiegerichte karakter van EFSI. Het fonds is bedoeld om banen, groei en concurrentiekracht te creëren en is dus nadrukkelijk ook gericht op het ondersteunen van onderzoek en innovatie. De Commissaris ziet de bijdrage vanuit Horizon 2020 dan ook als een kans op meer impact door het aantrekken van meer investeringen. Tenslotte wees hij er op dat excellentie hoog op de agenda blijft staan. Onderdelen van Horizon 2020 die zich richten op het verhogen van het peil van de grensverleggende wetenschap in Europa, zoals de Europese Onderzoeksraad (ERC) en het Marie Sklodowska-Curieprogramma, zijn daarom relatief gespaard.

De lidstaten werden uitgenodigd om in te gaan op welke hervormingen vooral effectief zijn om de kwaliteit en impact van investeringen in onderzoek en innovatie te verhogen, op wat nodig is om investeringen aan te trekken binnen de EU en om EFSI maximaal ten goede te laten komen aan onderzoek en innovatie. De meeste lidstaten gaven aan het eens te zijn met de conclusies in de AGS 2015 over het belang van kwalitatieve en doelmatige investeringen en de noodzaak van hervormingen. Een groot aantal lidstaten gaf aan dat het een goede zaak is dat onderzoek en innovatie prominent in de AGS 2015 is opgenomen. Bij het aanjagen van private investeringen hoort een goed investeringsklimaat. Slimme regelgeving kan hieraan bijdragen. Obstakels voor investeringen in onderzoek en innovatie dienen weggenomen te worden. De meeste lidstaten steunden EFSI, maar wezen op de noodzaak de nadruk op onderzoek en innovatie en kennis in den brede te leggen. Dit kan door duidelijke criteria op te stellen op grond waarvan projecten in aanmerking kunnen komen voor garanties en leningen, en door in de governance van het fonds rekening te houden met noodzakelijke expertise op dit gebied. Nederland heeft aangegeven nationaal stevig in te zetten op het vergroten van de impact van de wetenschap, zonder op de kwaliteit daarvan in te boeten. Dit is in lijn met de Wetenschapsvisie 2025. Nederland gaf ook aan veel te zien in slimmere regelgeving die barrières voor innovaties wegneemt, zoals Nederland zelf bijvoorbeeld doet met de «Green Deals»2, waarbij de overheid helpt om initiatieven uit de samenleving verder te brengen. Nederland gaf verder aan de oprichting van EFSI in algemene zin te steunen, en zich aan te sluiten bij de lidstaten die er voor pleitten om via EFSI stevig aandacht te besteden aan onderzoeks-, innovatie en onderwijsprojecten.

De Commissie noemde met name een verschuiving van de nadruk van kwantiteit en input naar kwaliteit en output van investeringen, en het door onder andere Nederland opgebrachte punt van slimmere regelgeving als belangrijke conclusies. Het voorzitterschap concludeerde dat de hoofdpunten die besproken zijn in een document voor de Europese Raad zullen worden samengevoegd.

«Naar een bloeiende data economie»

Het Letse voorzitterschap leidde het debat in over het digitale potentieel voor groei in Europa. Commissaris Moedas benadrukte de enorme potentiele impact van big data op de maatschappij, waaronder bedrijven. De digitale economie is een feit en daarom zijn er randvoorwaarden nodig om te zorgen dat het onderzoek, en ook bedrijven en burgers, hiervan de vruchten kunnen plukken. Er is behoefte aan een data-ecosysteem en zaken als auteursrecht (zeer relevant voor het mogelijk maken van «Text and Data Mining3») en digitale vaardigheden dienen aangepakt te worden. Hij refereerde hierbij onder meer aan de Commissiemededeling «Naar een bloeiende data-economie» van juli 2014. De Commissaris benadrukte dat de Commissie investeert in big data-onderzoek vanuit Horizon 2020, bijvoorbeeld door het opzetten van een «European data science academy». Een volgende stap van de Commissie is het uitwerken van een gedetailleerd actieplan. Met het oog hierop zal in 2015 een publieke consultatie over de «data driven economy» worden gelanceerd. Verder gaf de Commissaris aan dat de toename van data gedreven onderzoek vraagt om een goede e-infrastructuur, specifieke expertise, en de creatie van «centres of excellence».

Voorts nodigde het voorzitterschap Volker Markl (onder andere werkzaam aan de Technische Universiteit Berlijn) uit om een introductie te geven over de uitdagingen rond dit onderwerp. De heer Markl ging onder andere in op de specifieke expertise die nodig is om met big data om te gaan. De meeste lidstaten onderstreepten het belang van de alsmaar groeiende datastroom voor het onderzoek en voor bedrijven, inclusief het mkb. Gegevens worden steeds belangrijker voor de economie en dit vraagt om goede randvoorwaarden, bijvoorbeeld voor financiering en regelgeving. Uitdagingen hierbij zijn het verder ontwikkelen van een goede data-infrastructuur, het ontwikkelen van digitale vaardigheden en dataexpertise en interoperabiliteit van standaarden. Voor wetgeving moet een balans worden gevonden tussen gedegen privacybescherming en het waarborgen van mogelijkheden voor wetenschappelijk onderzoek op basis van data. Nederland benadrukte dat onderzoek en innovatie nadrukkelijk meegenomen dienen te worden in het digitale interne marktpakket. Nederland sloot zich aan bij het pleidooi van goede randvoorwaarden, en noemde specifiek nog slimme standaarden en het stimuleren van gebruik en hergebruik van data. Tot slot deelde Nederland, mede namens het Verenigd Koninkrijk, een gezamenlijk non-paper uit over «open science: open access tot publicaties en onderzoeksdata», om lidstaten te stimuleren hier in de toekomst gezamenlijk in op te trekken.

DIVERSEN ONDERZOEK

Europese Onderzoeksruimte (ERA): Roadmap en hervorming van de governance

Het voorzitterschap gaf de stand van zaken weer rond het opstellen van de eerste ERA-Roadmap. Hiermee geven de lidstaten aan welke hoofdprioriteiten en actiepunten zij in de komende jaren in het kader van de verdere ontwikkeling van de ERA voor ogen hebben. In het ambtelijke European Research and Innovation Committee (ERAC) wordt daar op dit moment de laatste hand aan gelegd, met het oog op Raadsconclusies die het voorzitterschap in mei aan de Raad zal voorleggen. Tegelijkertijd vindt een discussie plaats over de «ERA governance», het systeem van ambtelijke adviescomités en groepen op het terrein van de ERA. Het voorzitterschap lichtte ook de stand van zaken rond dit onderwerp toe. De Commissaris gaf aan dat hij uitkijkt naar de Roadmap. Hij vond dat de hervorming van de governance op het juiste tijdstip komt.

Tijdens het informele lunchdebat probeerde Commissaris Moedas de lidstaten ervan te overtuigen de governance te stroomlijnen, zodat het systeem van adviescomités en -groepen beter gaat werken. Dit kan volgens hem door een stevige rol voor de Commissie als voorzitter van ERAC, door goed prioriteiten te stellen en meer strategische en zorgvuldiger getimede adviezen op te stellen. Ook zou het goed zijn de historisch gegroeide variatie in mandaten van de verschillende adviesclubs zoveel mogelijk gelijk te trekken en ERAC een centrale rol te geven in de rapportage naar de Raad. De meeste lidstaten, waaronder Nederland, steunden deze pragmatische lijn, maar er waren ook lidstaten die op onderdelen nog enkele kritische opmerkingen hadden. In de komende tijd wordt de discussie hierover afgerond.

Science 2.0

Het Letse voorzitterschap gaf aan dat tijdens de eerstvolgende Raad voor Concurrentievermogen een beleidsdebat zal plaatsvinden over open science. Voorts lichtte Commissaris Moedas de belangrijkste uitkomsten van de vorig jaar gehouden publieke consultatie over «Science 2.0» toe. Hij gaf aan dat de uitkomsten van deze publieke consultatie het belang van open science, open access en open innovatie ondersteunden.

Tussentijdse evaluatie van BONUS

Het voorzitterschap gaf een korte toelichting op BONUS. BONUS is een groot onderzoeksprogramma rond milieu en het beheer van de Oostzee. Alle lidstaten rond de Oostzee nemen deel in dit programma, dat is vormgegeven als een zogenaamd «Artikel 185-inititiatief». In een dergelijk publiek-publiek samenwerkingsverband legt een aantal lidstaten geld bij elkaar, waarna de Commissie op grond van een aantal criteria, waaronder EU-meerwaarde, besluit ook deel te nemen in de vorm van het bijleggen van communautair geld. Commissaris Moedas benadrukte het belang van het programma en lichtte enkele zaken uit de midterm review toe. Zo hoopte hij dat de lidstaten daadwerkelijk meer geld gaan poolen en door het secretariaat van BONUS laten beheren. Tot nu toe beheren deelnemende lidstaten de beschikbare middelen door het «virtueel» te poolen. Volgens de Commissie zou dit het programma nog slagvaardiger maken.

Commissaris Moedas greep bovendien de gelegenheid aan om mee te delen dat hij de lidstaten rond de Middellandse Zee tegemoet zal komen. Deze landen hebben de afgelopen jaren gewerkt aan een plan voor een eigen regionaal onderzoeksprogramma, gericht op water- en voedselproblematiek, en pleitten al enige tijd voor een Artikel 185-status hiervoor. De Commissaris gaf aan het proces in gang te zetten om dit conceptprogramma, «PRIMA», te beoordelen op grond van Artikel 185-criteria. Tegelijkertijd sloot hij niet uit dat er ook andere manieren waren om dit samenwerkingsverband op te zetten. Parallel maakt hij wel budget vrij om via de reguliere Horizon 2020-programmering vanaf 2016 al aandacht te besteden aan de door deze lidstaten geïnventariseerde problematiek rond de Middellandse Zee.

Vervolgens werd een toelichting gegeven op de midterm review door een afgevaardigde van het secretariaat van BONUS. Hier kwam onder andere het idee naar voren om het programma te verbreden naar de Noordzee. Ook namen enkele lidstaten de gelegenheid te baat om de Commissaris te bedanken voor zijn bereidwilligheid rond het PRIMA-initiatief. Zij wezen er op dat Artikel 185-status wat hen betreft het einddoel moet zijn.


X Noot
1

Verzamelnaam voor ondernemingen die partijen – consumenten en product- of dienstenaanbieders – online met elkaar in verbinding brengen.

X Noot
2

Kamerstuk 33 043, nr. 26 Groene economische groei in Nederland (Green Deal).

X Noot
3

Text and Data Mining is een belangrijke techniek voor het analyseren en extraheren van nieuwe inzichten en kennis uit de groeiende hoeveelheid digitale data («big data»).

Naar boven