20 361 Suriname

Nr. 148 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 november 2011

Hierbij bied ik u de reactie aan op het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van 9 september 2011 inzake besteding ODA-middelen in Suriname.

In Suriname worden de ODA-middelen op verschillende manieren uitgegeven. Het grootste deel betreft de zogeheten verdragsmiddelen (circa 90%). Daarnaast zijn activiteiten op het gebied van milieu, gender, cultuur en ontwikkeling, sport en ontwikkeling, mensenrechten en de Twinningfaciliteit Suriname – Nederland gefinancierd met ODA-middelen.

De verdragsmiddelen

Bij de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 heeft Nederland bij verdrag toegezegd financieel bij te dragen aan de sociaaleconomische ontwikkeling van Suriname, in het bijzonder aan economische groei en spreiding van welvaart. Met het Raamverdrag van 1992 is hieraan ook samenwerking op terreinen van buitenlands en veiligheidsbeleid, cultuur en milieu, versterking van de rechtsstaat en democratie en bestrijding van drugscriminaliteit toegevoegd. In totaal heeft Nederland hiervoor aan Suriname een bedrag van omgerekend 1,59 miljard euro aan verdragsmiddelen beschikbaar gesteld. Voor het gehele bedrag is inmiddels een bestemming gevonden. Van de verdragsmiddelen is reeds 98% overgemaakt aan de Surinaamse overheid.

Over de wijze van besteding van de verdragsmiddelen is de Tweede Kamer in de afgelopen jaren regelmatig geïnformeerd. In 2004 bood de minister voor Ontwikkelingssamenwerking (OS) de Tweede Kamer het rapport «Een belaste relatie. 25 jaar ontwikkelingssamenwerking Nederland-Suriname, 1975–2000» aan.1 Daarnaast deed de minister voor OS de Tweede Kamer geregeld verslag van de algemene stand van zaken met betrekking tot de verdragsmiddelen en van het reguliere beleidsoverleg met zijn Surinaamse counterpart, de minister voor Planning en Ontwikkelingssamenwerking (PLOS). Ook de gemeenschappelijke verklaringen, die uit dit overleg voortkwamen, werden aan de Tweede Kamer toegestuurd.2 Bovendien kwam de besteding van de verdragsmiddelen aan bod in de verschillende beleidsnotities die de minister van Buitenlandse Zaken (BZ) en de minister voor OS gezamenlijk aan de Tweede Kamer zonden.3

Een terugblik op de besteding van de verdragsmiddelen

De eerste vijfentwintig jaar ontwikkelingssamenwerking tussen Nederland en Suriname is beschreven in het rapport «Een belaste relatie. 25 jaar ontwikkelingssamenwerking Nederland-Suriname, 1975–2000». Uit dit rapport kan worden geconcludeerd, dat de verdragsmiddelen in de periode tussen 1975 en 2000 onvoldoende hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van Suriname.

Vanaf 2000, na hervatting van de ontwikkelingssamenwerking tussen Suriname en Nederland, vond hier een kentering in plaats. De relatie tussen beide landen bewoog zich van donor-ontvanger in de richting van een zakelijkere samenwerking tussen partners. Met wederzijds goedkeuren en in lijn met de internationale trend werd de projectmatige aanpak, die de samenwerking tot 2000 typeerde, verlaten. In plaats hiervan werd een sectorale benadering opgezet. In zes sectoren werd op basis van een lange termijn visie en de eigen Surinaamse verantwoordelijkheid en prioriteiten een geïntegreerde aanpak ontwikkeld. De zes sectoren die werden geselecteerd, zijn onderwijs, gezondheidszorg, landbouw, milieu (inclusief water), huisvesting en goed bestuur. Deze programma’s, met uitzondering van het programma voor milieu, kwamen de jaren hierop geleidelijk tot uitvoering. Op het gebied van milieu startte Nederland separaat van de verdragsmiddelen milieuprojecten.

De uitvoering van de sectorprogramma’s is aanvankelijk traag verlopen. Bij de meeste Surinaamse vakministeries was onvoldoende capaciteit beschikbaar voor uitvoering, de procedures waren complex en ook andere omstandigheden, zoals parlementsverkiezingen, veroorzaakten vertraging. Binnen de vijf sectorplannen in uitvoering was zodoende per 1 januari 2008 gemiddeld slechts 12 % van het budget uitgegeven.

Vanaf 2008 verliep besteding van de verdragsmiddelen vlotter dan voorgaande jaren. Tijdens het laatste beleidsoverleg tussen de minister voor OS en zijn Surinaamse counterpart eind 2008 werden afspraken gemaakt over de resterende verdragsmiddelen (90,8 miljoen euro). Daarnaast werd afgesproken dat de sectorfondsen zouden worden afgesloten per maart 2010. Dat laatste is met enige vertraging gelukt voor de sectorfondsen onderwijs, gezondheidszorg, huisvesting en het agrarisch sectorfonds, die nu niet meer operationeel zijn. Van twee sectorfondsen is de looptijd verlengd, te weten Beheer en toezicht staatsfinanciën tot juni 2013 en rechtsbescherming en veiligheid tot december 2011. Uitgangspunt is dat restfondsen uit de afgesloten activiteiten worden toegewezen aan het Fonds voor Economische en Sociale Structuurversterking (FESS) en het Fonds Studies, Capaciteit en Private Sector Development / Public Sector Reform (FOSCAP).

Ondanks de trage start van de besteding, realiseerde Suriname met de verdragsmiddelen diverse activiteiten, onder andere op het gebied van infrastructuur. Voorbeelden hiervan zijn de brug bij Uitkijk, rehabilitatie van de Haven en de aanleg van nieuwe dijken. Andere voorbeelden van activiteiten zijn de opzet van het Radio Therapeutisch Centrum en een moeder- en kindcentrum, de restauratie van de kathedraal, de verbetering van de drinkwatervoorziening, de bouw van een medisch laboratorium en een kantongerecht, de renovatie van ziekenhuizen, het beschikbaar stellen van microkredieten in de landbouwsector, FSC-certificering voor het Surinaams houtbedrijf en een waterkrachtcentrale voor de elektriciteitsvoorziening in het binnenland. De verdragsmiddelen boden de Surinaamse overheid ook de mogelijkheid om schulden af te lossen, zoals met Brazilië, waardoor begrotingsgeld werd vrijgemaakt voor andere projecten in Suriname. Zo wordt het geld dat vrijkwam door deze schuldaflossing met Brazilië geïnvesteerd in de rehabilitatie van het internationale vliegveld. Inmiddels heeft het IMF aangegeven dat de Nederlandse hulp bijgedragen heeft aan de economische ontwikkeling van Suriname.

Aangezien alle middelen in 2008 gecommitteerd zijn, heeft sindsdien geen ministerieel beleidsoverleg meer plaatsgevonden. Sinds 2008 is er evenwel regelmatig ambtelijk overleg met voorheen het ministerie van Planning en Ontwikkeling (PLOS) en thans het ministerie van Financiën. De verwachting is dat dit overleg tot het einde van de Verdragsrelatie nodig zal zijn.

Een vooruitblik op de besteding van de laatste verdragsmiddelen

In de beleidsbrief die de minister van BZ in augustus 2011 aan de Tweede Kamer heeft toegestuurd, is aangegeven dat naar verwachting de laatste bestedingen in 2013 zullen geschieden. De omvang van de uitgaven fluctueert echter, omdat er bij afronding van projecten middelen vrijvallen die opnieuw gecommitteerd moeten worden. Duidelijk is dat ook na 2013 rekening moet worden gehouden met bescheiden restmiddelen. De huidige verwachting is dat de besteding van de resterende verdragsmiddelen als volgt zal verlopen:

2012: 12,3 miljoen euro

2013: 6,0 miljoen euro

2014: 0,05 miljoen euro

2015: 0,05 miljoen euro

Overige ODA-middelen in Suriname

Overige ODA-middelen zijn besteed aan activiteiten op het gebied van milieu, gender, mensenrechten, cultuur en ontwikkeling, sport en ontwikkeling, en de Twinningfaciliteit Suriname – Nederland.

Milieu

Sinds 2002 wordt het World Wildlife Guianas Programma ondersteund. Hieraan is in de periode 2002–2011 een bedrag van 6 070 000 euro besteed. Het programma investeert onder andere in duurzaam bosbeheer en de bescherming van zoetwaterbronnen. Aan het Capaciteitsfonds Bos en Natuur (CBN), dat in 2009 werd ingesteld, is in de periode 2009–2011 een bedrag van 680 000 euro besteed. Deze middelen zijn onder meer ingezet voor de bevordering van duurzame ontwikkeling door het creëren van werkgelegenheid uit duurzame houtwinning en houtbewerking. In de toekomst zal Nederland zich vooral richten op mogelijkheden voor samenwerking in de watersector en het bosbeheer. Ook komt Nederland de toezegging over cofinanciering van de Guyana Shield Facility na.

Gender

Aan het thema gender is in de periode 2001–2010 een bedrag van 628 529 euro besteed. Hiermee zijn onder andere iHeen sociaal juridisch onderzoek naar de discrepanties tussen nationale huwelijkswetgeving en internationale verdragen en een pilot voor cervixscreening in het binnenland uitgevoerd. Ook werd het Integraal Genderactieplan 2000–2005 van de Surinaamse overheid geëvalueerd en werd voor 2006–2010 een nieuw plan opgesteld. In 2012 zal het meerjarig project over gender-awareness verder worden uitgevoerd.

Mensenrechten

In 2010 werd met ODA-middelen een mensenrechtenprogramma gestart, dat zich richt op het tegengaan van huiselijk geweld en de verbetering van de positie van Lesbians, Gays, Bisexuals and Transsexuals (LGBT). Hiervoor kwam in 2011 uit het Mensenrechtenfonds 50 000 euro beschikbaar. Met dit bedrag wordt onder andere het samenbrengen van individuele belangenverenigingen in een LGBT Platform en het opstellen van een gezamenlijk werkplan gefinancierd. Ook in de toekomst zal Nederland in Suriname het mensenrechtenbeleid implementeren en zich daarbinnen inzetten tegen discriminatie op basis van seksuele geaardheid, en voor bevordering van rechten van vrouwen.

Cultuur & Ontwikkeling

Diverse culturele (kern)instellingen zijn meerjarig ondersteund. Ook werken het Nederlands Nationaal Archief Nederland en het Nationaal Archief Suriname nauw samen op het terrein van kennisuitwisseling en capaciteitsversterking. In de komende jaren zal vooral de culturele uitwisseling centraal staan.

Sport & Ontwikkeling

Op het gebied van sport en ontwikkeling is geïnvesteerd in sportieve activiteiten voor kinderen in achterstandswijken en het binnenland, het opleiden van sportleiders, en het stimuleren van sportmogelijkheden voor kinderen met een beperking. Ook in de toekomst zullen binnen het thema sport en ontwikkeling deskundigheidsbevordering en capaciteitsversterking centraal staan.

Twinningfaciliteit Suriname – Nederland

In het kader van de vermaatschappelijking van de contacten tussen Nederland en Suriname werd de Twinningfaciliteit Suriname – Nederland opgericht. Nederland stelde in 2008 voor een looptijd van vier jaar een bedrag van 12 miljoen euro beschikbaar ter stimulering van de samenwerking tussen Nederlandse en Surinaamse particuliere organisaties op het vlak van bijvoorbeeld taal, cultuur, onderwijs en gezondheidszorg. In deze vorm van samenwerking staan kennisuitwisseling en capaciteitsopbouw centraal. Thans vindt een evaluatie van de Twinningfaciliteit Suriname – Nederland plaats. Deze evaluatie zal naar verwachting voor het eind van 2011 worden afgerond. Over de uitkomsten van de evaluatie zal u te zijner tijd separaat worden geïnformeerd.

Als bijlage bij deze brief gaat u een nader overzicht van de besteding van de ODA- en verdragsmiddelen sinds 2001 toe.4

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

H. P. M. Knapen


X Noot
1

TK 2003–2004, 20 361, nr. 113.

X Noot
2

TK 2000–2001, 20 361, nr. 100; 2000–2001, 20 361, nr. 104; 2002–2003, 20 361, nr. 105; 2003–2004, 20 361, nr. 107; 2004–2005, 20 361, nr. 120; 2005–2006, 20 361, nr. 125; 2006–2007, 20 361, nr. 126; 2006–2007, 20 361, nr. 127; 2008–2009, 20 361, nr. 133

X Noot
3

TK 2000–2001, 20 361, nr. 102; 2002–2003, 20 361, nr. 106; 2003–2004, 20 361, nr. 116; 2007–2008, 20 361, nr. 128; 2010–2011, 20 261, nr. 147.

X Noot
4

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven