20 361
Suriname

nr. 102
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 april 2001

Onder verwijzing naar de brief van de griffier van de vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken van 15 maart jl., (zie bijlage), en met het oog op het Algemeen Overleg inzake de relatie met Suriname op 4 april, brengen wij u met deze brief op de hoogte van de actuele stand van zaken, met name met betrekking tot de ontwikkelingsrelatie.

Op basis van onze bezoeken aan Suriname in oktober 2000 hebben wij kunnen constateren dat de beleidsvoornemens van de nieuwe Surinaamse regering vertrouwen inspireren. De regering heeft op daadkrachtige wijze het proces van structurele verbetering van de sociaal-economische situatie in gang gezet en is vastbesloten de eigen verantwoordelijkheid en die van de burger in het proces van nationale ontwikkeling centraal te stellen.

De tijdens onze bezoeken gemaakte afspraken, die mede zijn geïnspireerd door de verdragsrelatie die Suriname en Nederland bindt en die zijn vastgelegd in de beide gemeenschappelijke verklaringen, hebben als basis gediend voor de dialoog die in de periode volgend op de bezoeken is gevoerd over de invulling van de bilaterale relatie, waaronder de ontwikkelingssamenwerkingsrelatie.

Tijdens het bezoek van een vertegenwoordiging van Uw Commissie aan Suriname is onlangs gebleken dat deze dialoog weliswaar is hervat en geïntensiveerd, maar dat over bepaalde aspecten van de relatie, met name de ontwikkelingssamenwerking, bij sommigen onduidelijkheid is gerezen. Dat heeft aan Surinaamse zijde bij sommigen geleid tot een zekere mate van onrust ten aanzien van de wijze waarop aan de bilaterale ontwikkelingsrelatie thans vorm en invulling wordt gegeven.

Wij onderkennen en benadrukken het belang van verdieping en verdere intensivering van de dialoog tussen Nederland en Suriname om het wederzijds begrip verder te versterken en te optimaliseren. Dit is een proces dat niet altijd rimpelloos zal verlopen, maar dat een solide basis heeft in het gemeenschappelijk streven naar duurzame ontwikkeling van Suriname.

Sedert onze bezoeken aan Suriname is er, vooruitlopend op de presentatie van Surinaamse beleidsplannen, voornamelijk werk verzet in de voorwaardenscheppende en ondersteunende sfeer. Tevens is op een aantal terreinen concrete vooruitgang geboekt.

Hieronder volgt een samenvatting van de voornaamste activiteiten die zijn ondernomen in de periode vanaf november 2000 tot heden.

A. Voortgang en stand van zaken met betrekking tot de ontwikkelingsrelatie

De inzet van de garantiemiddelen

Volgend op het Surinaamse verzoek om de inzet van het garantiemechanisme in overweging te nemen is in november, in nauw overleg met het ministerie van Financiën, de basis gelegd voor de beoordeling van een Surinaams voorstel voor de inzet van de garantiemiddelen. Ter bespoediging van het proces zijn in december in een brief aan minister Hildenberg van Financiën enkele concrete vragen gesteld, onder meer over de schuldenpositie en de beoogde aanwending van de lening.

Doel van de inzet van de garantiemiddelen is het garanderen van nieuwe Surinaamse leningen op de internationale kapitaalmarkt tegen gunstige (Triple A) voorwaarden.

Op 27 maart jl. is een uitgebreide brief van minister Hildenberg ontvangen, waarin het voorstel voor de inzet van de Nederlandse garantiemiddelen is uitgewerkt. Gelet op het belang voor Suriname van een spoedige inzet van deze middelen zal op de kortst mogelijke termijn worden gereageerd.

Het proces van het scheppen van randvoorwaarden voor de toepassing van de sectorale benadering

– In januari is een ambtelijke missie van het ministerie van Planning en Ontwikkelingssamenwerking (PLOS) op eigen verzoek naar Nederland gekomen om zich te oriënteren op de onderwerpen sectorale benadering, evaluatie en publieke sector hervorming. Deze missie is van Nederlandse zijde gefaciliteerd door middel van inhoudelijke, logistieke en financiële ondersteuning. De missie heeft gesprekken gevoerd met een groot aantal vertegenwoordigers uit de publieke, private en niet-gouvernementele sectoren.

– In februari is een zesdaagse «workshop» gehouden in Paramaribo met Nederlandse en Surinaamse deelnemers uit de publieke sector. De «workshop» was gericht op kennisoverdracht en capaciteitsopbouw op het gebied van macro-economische analyse en institutionele sector- en organisatieanalyse.

Tijdens de «workshop» zijn door Nederland en Suriname twee presentaties gehouden: één over de sectorale benadering en de internationale beleidsconsensus ten aanzien van het belang van verhoging van de effectiviteit van de hulp met het oog op de bestendiging van het mondiale draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking en één over het Meerjaren Ontwikkelings Programma (MOP) van Suriname.

De «workshop» heeft bijgedragen tot een open en constructieve gedachtenwisseling over een breed scala aan onderwerpen zoals publieke financiën, institutionele versterking en maatschappelijk draagvlak. Er is een basis gelegd voor een gezamenlijk referentiekader in de dialoog over ontwikkelingssamenwerking. Ook zijn er zijn ideeën ontwikkeld voor verdere verspreiding van de in de workshop opgedane kennis en ervaringen en voor het vasthouden van het gecreeërde momentum.

Naar verwachting zal het Meerjaren Ontwikkelings Programma, dat als kader voor de ontwikkelingssamenwerking zal dienen, op korte termijn beschikbaar zijn. Thans vindt in Suriname een terugkoppeling van het programma naar de private sector en het maatschappelijk middenveld plaats en wordt een financiële vertaling van de beleidsplannen gemaakt.

– Onlangs hebben besprekingen plaatsgevonden over de instelling van een Voorbereidingsfonds, waaruit het ministerie van Planning en Ontwikkelingssamenwerking studies en technische bijstand kan financieren. Deze zijn vrijwel afgerond.

Overige activiteiten

– In februari heeft een gezamenlijke missie van de Nederlandse en Surinaamse ministeries van Financiën de vroegere samenwerking op het terrein van de openbare financiën geëvalueerd. Aan deze missie is onlangs vervolg gegeven door een ondersteuningsmissie van beide ministeries, die voorbereidingen heeft getroffen voor de formulering van een nieuw bilateraal programma met een tweezijdige focus: enerzijds de versterking van de overheidsinkomsten via verbeterde belastinginning en anderzijds de versterking van het begrotingsproces. Effecten die met deze samenwerking onder meer worden beoogd zijn duurzame institutionele versterking, verhoging van de overheidsinkomsten en versterking van het uitgavenbeheer.

– Vooruitlopend op de concretisering van de Surinaamse beleidsplannen en los van de sectorkeuze is in oktober ingestemd met de Surinaamse wens om een vijftal lopende projecten in vijf sectoren voor vervolgfinanciering in aanmerking te nemen: het betreft in alle gevallen – qua opzet en financieel belang – grootschalige projecten in de sectoren gezondheidszorg, drinkwatervoorziening, ontwikkeling van het binnenland, infrastructuur en handel & investeringen.

De verlenging en budgettaire optopping van het infrastructurele project is inmiddels geoperationaliseerd. Voor de verlenging van de overige vier projecten zijn de voorbereidingen gaande.

– De voorbereidingen voor de in oktober overeengekomen gezamenlijke evaluatie van de ontwikkelingssamenwerkingsrelatie vinden plaats met het Surinaamse ministerie van Planning en Ontwikkelingssamenwerking en worden binnenkort afgerond, waarna de evaluatie van start zal gaan. De evaluatie zal gericht zijn op in het verleden opgedane ervaringen in een aantal sectoren en op interdepartementale samenwerking.

B. Voortgang en stand van zaken op de overige terreinen van samenwerking

– De ministeries van Justitie van Nederland en Suriname hebben in februari in Paramaribo afspraken gemaakt in het kader van het Rechtshulpverdrag om te komen tot een versterking van de operationele samenwerking op het gebied van de rechtshulp.

– Een missie van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in februari in Paramaribo besprekingen gevoerd over het Sociaal Verdrag ten behoeve van de handhaving van de Wet Beperking Export Uitkeringen. Begin maart heeft de Nederlandse Ministerraad ingestemd met de ondertekening van het Sociaal Verdrag. Binnenkort wordt behandeling in de Surinaamse Raad van Ministers verwacht.

– En marge van de recente missie van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is tevens de Remigratiewet van april 2000 nader toegelicht.

– In contacten tussen het ministerie van Economische Zaken en de Surinaamse ministeries van Handel en Industrie en van Buitenlandse Zaken is de voorbereiding voor een Investerings Beschermings Overeenkomst ter hand genomen. Verder is de dienstverlening door het Centrum tot Bevordering voor de Import uit Ontwikkelingslanden (CBI) opengesteld voor Suriname.

– Op het gebied van de culturele samenwerking is Suriname thans opgenomen in de lijst van landen die kwalificeren voor financiering van activiteiten lastens HGIS-Cultuurmiddelen.

De Regering Venetiaan heeft in 2000 beleidslijnen uitgezet gericht op macro-economische stabilisatie, het scheppen van randvoorwaarden voor stimulering van de productie en een goed handels- en investeringsklimaat en het garanderen van ondersteuning van de sociaal zwakkeren in de samenleving.

De regering beoogt op korte termijn deze beleidslijnen te presenteren in een concreet Meerjaren Ontwikkelings Programma (MOP), dat een belangrijk instrument zal vormen in de verdere opbouw van de ontwikkelingsrelatie tussen Suriname en ons land.

In onze visie is het van belang om de gemeenschappelijke doelstelling voor ogen te houden dat zowel Nederland als Suriname streven naar economische groei, duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding in Suriname. Daarbij dienen de Nederlandse verdragsmiddelen op een dusdanige wijze te worden ingezet dat deze, naast de eigen Surinaamse middelen en de overige beschikbare bilaterale en multilaterale externe financieringsbronnen, een maximale bijdrage leveren aan dit proces.

Het belangrijkste onderwerp voor nader overleg betreft de uitzichten op donordiversificatie en de daaraan verbonden mogelijkheden voor taakverdeling en sectorale concentratie tussen de donoren.

Een open, directe en intensieve dialoog tussen Nederland en Suriname zal voor ons de basis vormen voor de verdere vormgeving en invulling van de bilaterale relatie.

De bilaterale consultaties, die in mei zullen plaatsvinden, zullen in dit opzicht een volgende toetssteen vormen.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

E. L. Herfkens

BIJLAGE

Den Haag, 15 maart 2001

Aan de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de Minister van Buitenlandse Zaken

Gelet op het voorgenomen algemeen overleg omtrent de relatie met Suriname zou de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken het op prijs stellen om voorafgaand aan het overleg een brief van u te ontvangen met de actuele stand van zaken, met name met betrekking tot de ontwikkelingsrelatie.

De griffier van de commissie,

Hommes

Naar boven