Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 20361 nr. 107 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 20361 nr. 107 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 oktober 2003
Graag bieden wij u hierbij de reactie aan op uw verzoek van 1 september [met kenmerk 03-BuZa-43] om informatie over de politieke en economische situatie in Suriname, de stand van de ontwikkelingsrelatie met Suriname en de problemen met betrekking tot de drugssmokkel vanuit dit land, op uw verzoek van 30 september [met kenmerk 03-BuZa-56] inzake Lessons Learned en op uw verzoek van 2 oktober [met kenmerk 03-BuZa-57] inzake een verslag van het werkbezoek van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking naar Suriname van 5 t/m 7 oktober jl. Voor de afspraken die zijn gemaakt tijdens dit werkbezoek wordt u verwezen naar de bijlage bij deze brief. Deze gezamenlijke brief bevat tevens een verslag van ons gesprek met minister Levens op 19 september jl.
De toenmalige staatssecretaris, nu minister, voor Ontwikkelingssamenwerking informeerde de Kamer eerder over de voortgang binnen de ontwikkelingsrelatie in haar brief van 20 december 2002. De minister van Buitenlandse Zaken ging in op het overige deel van de betrekkingen in zijn brief van 5 februari 2003. De strekking van die beide brieven, namelijk dat de relatie met Suriname goed is en dat de samenwerking constructief en evenwichtig verloopt, is onveranderd geldig. Het werkbezoek van 5 t/m 7 oktober jl. van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking leidde tot de constatering dat het «zakelijke, doch betrokken» beleid van de Nederlandse regering van de afgelopen jaren gecontinueerd zou moeten worden, aangevuld met een versterking en verbreding van het bilaterale partnerschap.
Belangrijkste ontwikkelingen van het afgelopen half jaar
Van 5 tot 7 oktober jl. bezocht de minister voor Ontwikkelingssamenwerking Suriname in het kader van periodieke bilaterale consultaties met de minister van Planning en Ontwikkelingssamenwerking (PLOS), Raghoebarsing. Tevens had zij gesprekken met president Venetiaan, de waarnemend voorzitter van het parlement mevrouw Wijdenbosch, vice-president Ahodja, een aantal leden van de ministerraad alsmede met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld. Het bezoek verliep in een constructieve, uitstekende sfeer; lastige onderwerpen werden door beide zijden in goede harmonie en met een blik op de toekomst besproken.
Het werkbezoek beoogde drie doelstellingen te realiseren: (1) het bevorderen van een meer effectieve besteding van de verdragsmiddelen door de beleidsmatige context in Suriname te verbeteren; (2) het onderzoeken van de mogelijkheden om het partnerschap tussen Suriname en Nederland te versterken en (3) het oplossen van een aantal lopende OS-zaken in het kader van het werkoverleg met de minister van PLOS.
Voor de gemaakte afspraken kunt u de bijlage bij deze brief raadplegen: «Gemeenschappelijke Verklaring inzake het werkoverleg tussen minister Raghoebarsing en minister Van Ardenne op 6 oktober». De belangrijkste afspraken betreffen overheidshervormingen, partnerschap en pariteits-middelen.
1. Het aanbod is aan Suriname gedaan om, indien concrete stappen worden gezet op het terrein van de overheidshervormingen, negatieve gevolgen hiervan te compenseren, eventueel als onderdeel van een mede door andere partners gesteund pakket van maatregelen.
2. Afgesproken is om de mogelijkheden te onderzoeken om het partnerschap tussen Suriname en Nederland te verdiepen en te verbreden;
3. Afgesproken is om besprekingen te beginnen om de inzet van de pariteitsmiddelen van € 136 miljoen nader te definiëren.
De minister van Buitenlandse Zaken had in september 2002 in New York, en marge van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, een gesprek met de minister van Buitenlandse Zaken van Suriname, mevrouw Levens. Dit gesprek kreeg een vervolg op 19 september jl., tijdens een bezoek van minister Levens aan Nederland, bij welke gelegenheid de minister van Buitenlandse Zaken en de minister voor Ontwikkelingssamenwerking haar gezamenlijk ontvingen. Deze gezamenlijke ontvangst was een dubbel signaal richting Suriname: het bevestigde dat het geïntegreerde beleid richting Suriname wordt voortgezet en het onderstreepte het belang dat wij beiden hechten aan het werkbezoek van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking aan Suriname.
Wij voerden met minister Levens een constructief en openhartig gesprek en constateerden gedrieën dat de bilaterale betrekkingen goed waren. In de anderhalf uur durende discussie lagen de accenten op binnenlandspolitieke ontwikkelingen in Suriname, de bescherming van de rechtsstaat, drugsbestrijding, de plaats van Suriname in de regio en de door Suriname geuite wens de bilaterale samenwerking te verdiepen. Concreet stelde minister Levens de instelling van een Gemengde Commissie met vertegenwoordigers van overheid, NGO's en bedrijfsleven aan de orde. Tijdens haar werkbezoek aan Suriname heeft de minister voor Ontwikkelingssamenwerking hierover nadere gesprekken gevoerd. Wij deden de suggestie voor samenwerking tussen het Koninkrijk, de VS en Suriname op het terrein van de drugsbestrijding. Deze zaken moeten nader worden onderzocht op haalbaarheid en wenselijkheid.
Niet alleen op het niveau van de centrale overheid is er sprake van geregeld contact, ook de grote gemeenten onderhouden intensieve betrekkingen met Suriname. Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en enkele kleinere steden met een groot aantal Surinaamse inwoners hebben hun banden met Suriname aangehaald en zijn bezig de samenwerkingsovereenkomsten die zij de afgelopen jaren zijn aangegaan verder uit te bouwen. Ook de Nederlandse en Surinaamse NGO's werken veel meer samen dan een aantal jaren geleden. In het gesprek met minister Levens op 19 september jl. en vooral tijdens het werkbezoek van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking werd duidelijk hoe onze relatie aan kracht kan winnen door in te haken op deze nieuwe ontwikkeling. De behoefte bij onze Surinaamse partners om hieraan concreet gevolg te geven is groot.
In mei 2003 bracht een gemengde delegatie uit de Eerste en Tweede Kamer, op uitnodiging van het Surinaamse parlement een bezoek aan Suriname. Dit bezoek stond in het kader van kennismaking, informatievergaring en oriëntatie. Wij danken de delegatie voor het verslag van hun reis. Tijdens het bezoek van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking bleek herhaaldelijk dat Suriname de komst van de delegatie zeer op prijs had gesteld. Waarnemend voorzitter van de DNA, mevrouw Wijdenbosch, prees de goede samenwerking met het Nederlandse parlement en refereerde aan belangrijke materiële ondersteuning die vanuit Nederland was ontvangen.
Macro-economische situatie/overheidshervormingen
De macro-economische situatie in Suriname is momenteel redelijk stabiel, hetgeen wordt bevestigd door de conclusies van het recente art. IV rapport van het IMF. De situatie heeft zich, na de inflatie van 2002, beter hersteld dan verwacht, hetgeen ons verheugt. De gevreesde loon- en prijsspiraal is uitgebleven en er is sprake van enige economische groei. Grootste zorg is het begrotingstekort van 12,3% dat is voorzien voor 2004 en de druk die de aanstaande verkiezingen mogelijk hebben op de uitgaven.
In de gesprekken van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking tijdens haar werkbezoek is het belang benadrukt van het verbreden van de donorbasis en een grotere betrokkenheid van de internationale financiële instellingen zoals IMF en Wereldbank. Het is een positieve ontwikkeling dat Suriname in september van dit jaar voor het eerst in vele jaren op de jaarvergadering van bovengenoemde instellingen aanwezig was. In de gesprekken die de minister voor Ontwikkelingssamenwerking heeft gevoerd met minister van Financien Hildenberg en de president van de Centrale Bank verwelkomde zij de herintroductie in Suriname van financiële meerjarenplanning.
Een ander positief signaal in dit kader is het feit dat Suriname de aflossing van de lening van de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden (NIO) voor de tweede keer volgens de gestelde voorwaarden en op tijd heeft verricht. Deze lening van € 137 mln stelde de Surinaamse regering in 2001 in staat dure kortlopende leningen te elimineren en de uitgeputte deviezenvoorraad weer naar een aanvaardbaar peil te brengen. Daarnaast zullen de schulden van Suriname aan Ballast-Nedam in verband met de bouw van twee bruggen in oktober afbetaald zijn, hetgeen enige verlichting zal bieden.
Kernpunt blijft dat Suriname bepaalde noodzakelijke maatregelen zoals de hervorming van het ambtenarenapparaat voor zich uit blijft schuiven, waardoor de duurzame omgevingsfactoren ter ondersteuning van de sectorale benadering grotendeels ontbreken. De voortgang geboekt met de installatie van een stuurgroep Public Sector Reform (PSR) onder leiding van de vice-president is bemoedigend, maar behoeft een concreet vervolg. Zoals hierboven aangegeven zijn tijdens het werkbezoek van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking concrete toezeggingen aan Suriname gedaan op dit terrein.
Binnenlandse politiek in Suriname
De Nieuw Front (NF) coalitie – bestaande uit de Nationale Partij Suriname, de Vooruitstrevende Hervormingspartij, de Surinaamse Partij van de Arbeid en de Pertjajah Luhur – staat al geruime tijd onder druk. Het draagvlak onder de kiezers voor de NF regering brokkelt steeds verder af, evenals de eensgezindheid binnen het Nieuwe Front. De oppositie, in de eerste plaats de NDP van Bouterse en het DNP 2000 van voormalig president Wijdenbosch, is inmiddels zeer vocaal. Bouterse, die zich op 4 juli jl. kandidaat heeft gesteld voor het presidentschap, heeft zich bij herhaling kritisch uitgelaten over de daadkracht van de regering, een mening die volgens opiniepeilingen door een groot deel van de bevolking wordt gedeeld. De volgende verkiezingen staan gepland voor mei 2005. De populariteit van de presidentskandidaten Wijdenbosch en Bouterse is momenteel hoger dan die van president Venetiaan.
Democratie, rechtsstaat en veiligheid
Versterking van democratie en rechtsstaat en verbetering van de veiligheidssituatie behoren tot de beleidsprioriteiten van de regering Venetiaan. Niettemin moet worden geconstateerd dat deze zaken onder druk staan, mede door een ontoereikende capaciteit op het terrein van wetshandhaving. In de bilaterale relatie wordt derhalve veel aandacht gegeven aan deze onderwerpen. Accenten binnen de sector bestuur worden gelegd op versterking van rechtsstaat en democratie, modernisering van het overheidsapparaat en het beheer van en toezicht op overheidsfinanciën. Concreet betekent dit dat er activiteiten plaatsvinden op het gebied van versterking van de institutionele capaciteit van het ministerie van Financiën, o.a. de Belastingdienst, de rechterlijke macht, de griffie, de Accountantsdienst en de Rekenkamer. In het beleidsplan zal ook ruim aandacht worden besteed aan bestrijding van witwassen, aanpassing van wetgeving en delinquentenzorg. Daarnaast wordt belang gehecht aan criminaliteitsbestrijding. Indicatief is € 38 miljoen voor dit beleidsplan gereserveerd.
In juli 2002 hebben de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Justitie en Politie van Suriname, de heer Gilds, een gemeenschappelijke verklaring ondertekend om de politiesamenwerking te verbeteren. Het Nederlands Centrum voor Internationale Politiesamenwerking is hier nauw bij betrokken. Op Surinaams verzoek is Nederlandse deskundigheid ter beschikking gesteld voor ondersteuning bij beleidsformulering.
In Suriname zelf vindt niet of nauwelijks productie van illegale drugs plaats; het land dient vooral als doorvoerroute. Het gaat hierbij in eerste instantie om het transport van cocaïne uit Latijns-Amerika naar Europa en in mindere mate naar Noord-Amerika, maar Suriname dient in beperktere mate ook als doorvoerland van XTC, veelal afkomstig uit Nederland.
In het transport van cocaïne naar Europa wordt Suriname door Colombiaanse drugshandelaren als overslagpunt gebruikt. De Colombiaanse guerillabeweging FARC is betrokken bij deze illegale activiteiten.Vanuit diverse departementen in Colombia wordt regelmatig met kleine vliegtuigen cocaïne vervoerd naar de binnenlanden van Suriname, waarna het op diverse manieren (koeriers, containers) verder wordt getransporteerd. Voorts is mogelijk ook sprake van het ruilen van drugs voor wapens.
De aanpak van de drugsproblematiek in Suriname is in eerste instantie een zaak van de Surinaamse overheid zelf, maar het is vanzelfsprekend ook in Europees en Nederlands belang dat de drugshandel in het land – en de gehele regio – wordt bestreden. Een geïntegreerde regionale aanpak van de problematiek lijkt noodzakelijk. Door de verscherpte controles op de Nederlandse Antillen treden verplaatsingseffecten op naar Suriname en andere landen in Latijns-Amerika en de Cariben.
Nederland heeft reeds bij meerdere gelegenheden Suriname assistentie aangeboden bij de bestrijding van de drugshandel en staat ook een verdere intensivering van de samenwerking voor. Met Suriname is afgesproken gezamenlijk na te gaan op welke wijze de drugshandel via de Johan Adolf Pengel luchthaven zo effectief mogelijk kan worden bestreden. Hiertoe is een expertmissie (Justitie, Openbaar Ministerie en Douane) naar Suriname voorzien om te onderzoeken hoe controlemogelijkheden op de luchthaven kunnen worden verbeterd. De inzet van een bodyscanner is één van de mogelijke maatregelen om de effectiviteit van de controle te verbeteren. Bovendien wordt hiervan een preventieve werking verwacht.
Het aantal Nederlandse gedetineerden in Suriname bedroeg in september 2003 ca. 220 tegen 150 begin maart 2003. Verreweg de meeste van de Nederlandse gedetineerden zijn bolletjesslikkers. Hun detentie-omstandigheden zijn slecht. Een verklaring voor de weer oplopende aantallen Nederlandse gedetineerden zou mede gelegen zijn in de verschuiving van de drugsroutes, ook omdat op het Antilliaanse vliegveld Hato de pakkans is vergroot door de aanwezigheid van een bodyscanner.
Het is verheugend te constateren hoe, ondanks vele beperkingen, Suriname samenwerkt met onder meer de VS, Brazilië en Nederland op het terrein van internationale drugsbestrijding. Ook in regionaal verband worden de inspanningen om de drugshandel aan te pakken gebundeld, zoals via het regionaal verdrag ter bestrijding van maritieme drugstransporten in de Caribische regio. Nederland is -samen met Costa Rica en de CARICOM- initiatiefnemer van dit verdrag. Suriname heeft aangegeven grote belangstelling te hebben dit verdrag te ondertekenen, maar heeft dit tot op heden niet gedaan, volgens minister Levens vanwege een capaciteitsprobleem.
De belangrijkste aspecten van de bilaterale defensiesamenwerking zijn samenwerking op het gebied van gezamenlijke jungletrainingen, samenwerking bij het opzetten van een Surinaamse Kustwacht, suppletie oud-militairen- en veteranenzorg en mogelijk steun voor de polikliniek van het Militair Hospitaal.
In 2002 hebben in Suriname een tweetal gezamenlijke jungletrainingen plaatsgevonden met Nederlandse en Surinaamse militairen. Voor verdere trainingen wil Nederland een Status of Forces Agreement (SOFA) en een Memorandum of Understanding – voor het regelen van de Nederlandse contraprestatie, zoals opleidingen en overdracht van materiaal – overeenkomen. De onderhandelingen die moeten leiden tot het totstandkomen van een Sofa en een MoU, verlopen moeizaam. Als gevolg hiervan heeft het Nederlandse ministerie van Defensie moeten afzien van het organiseren van een training in het najaar van 2003. Thans worden nieuwe pogingen ondernomen om de vastgelopen onderhandelingen uit het slop te halen.
Suriname is zoekende naar zijn plaats in de regio en realiseert zich dat de globalisering van de economie ook aan Suriname niet voorbij zal gaan.
Suriname hecht daarom in toenemende mate waarde aan het verder verbreden en verdiepen van samenwerkingsrelaties met landen op het Westelijk Halfrond. President Venetiaan, alsmede minister Levens, hebben dit meerdere keren onderstreept. Suriname is lid van meerdere regionale organisaties, maar is daarbinnen in wisselende mate actief. Regionale integratie is zichtbaar op een terrein als drugsbestrijding. Suriname is voornemens de banden met de Antillen aan te halen. Er ligt een uitnodiging van de vorige Antilliaanse premier aan president Venetiaan om een officieel bezoek af te leggen.
Zowel tijdens het werkbezoek van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking als in ons gesprek met minister Levens op 19 september jl. is gesproken over de wenselijkheid de samenwerking en wederzijdse ondersteuning in internationale organisaties uit te breiden.
In oktober 2000 ondertekenden de toenmalige Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken en zijn Surinaamse ambtgenoot een gemeenschappelijke verklaring die een aantal concrete afspraken bevatte voor samenwerking. Op basis daarvan heeft Nederland in 2002 toegezegd bereid te zijn om op basis van een Surinaams voorstel voor € 50 000 training van ambtenaren te financieren van het Surinaamse ministerie van Buitenlandse Zaken. Begin april 2003 heeft het Surinaamse ministerie van Buitenlandse Zaken een projectvoorstel ingediend bij de Nederlandse Ambassade te Paramaribo voor de training van zijn diplomaten en het verbeteren van de informatie-technologie op het ministerie. Naar verwachting zal nog dit jaar invulling worden gegeven aan dit voorstel.
In het kader van het bekende PUM (Programma Uitzending Managers)-programma vinden jaarlijks enkele tientallen uitzendingen plaats. Recentelijk zijn er met Suriname afgespraken gemaakt op het gebied van uitzending van Ambtenaren (PUA) als aanvulling op het reeds bestaande PUM. In oktober 2003 zal een eerste missie plaatsvinden. De Surinaamse autoriteiten treffen voorbereidingen om een Sociaal Economische Raad (SER) in te stellen en worden hierbij geassisteerd door de Nederlandse SER. Tijdens het werkbezoek van de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking is het aanbod herhaald om technische assistentie te verlenen aan de Algemene Rekenkamer in Suriname.
De Nederlandse investeringen in Suriname zijn bescheiden, evenals de belangstelling vanuit het Nederlandse bedrijfsleven. De in dit jaar aangenomen investeringswet heeft hierin nog geen verandering gebracht. Het aanbod van het Nederlandse Ministerie van Economische Zaken voor het afsluiten van een IBO (Investerings Beschermings Overeenkomst) heeft tot heden geen duidelijke Surinaamse reactie opgeleverd.
Meerdere financiële instrumenten zijn van toepassing op Suriname: IBTA (Investeringsbevordering en Technische Assistentie Ontwikkelingslanden); PESP (Programma Economische Samenwerkings Projecten); PSB (Programma Starters); RHI (Regeling Herverzekering Investeringen); CBI (Centrum voor Bevordering van de Import uit Ontwikkelingslanden); ORET (passieve lijst); het reeds genoemde PUM en PUA en tot slot IntEnt, een project voor het ondersteunen van remigrerende Surinamers die een bedrijf willen opzetten.
Een handels- en investeringsmissie vanuit Nederland wordt door het ministerie van Economische Zaken nog steeds niet opportuun geacht, met name omdat eerst het investeringsklimaat moet worden verbeterd. Discussie over het investeringsklimaat vormde een van de rode draden in het werkbezoek van de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking aan Suriname. Duidelijk werd dat op dit vlak nog veel moet gebeuren. Nederland heeft bereidheid tot ondersteuning uitgesproken. In het kader van het thema «Ondernemen tegen Armoede» is in september jl. vanuit het departement een missie naar Suriname uitgevoerd, waarbij concrete activiteiten geïdentificeerd en uitgewerkt werden ter verbetering van het investeringsklimaat in Suriname.
De laatste, derde cultuurallocatie met een looptijd van 2000–2005, was opgesplitst in een gedeelte voor ambassade Paramaribo (€ 226 890) en eenzelfde gedeelte voor Den Haag. Deze derde cultuurallocatie was reeds na tweeëneenhalf jaar uitgeput voor wat betreft het Haagse deel. In Suriname resteert nog een bedrag van € 45 000,–. Een vierde cultuurallocatie is niet voorzien.
De culturele samenwerking tussen Nederland en Suriname werd neergelegd in een overeenkomst tussen toenmalig staatssecretaris Van der Ploeg van Cultuur en de Surinaamse minister van Onderwijs en Volksontwikkeling in september 2001. Naar verwachting zal er per 2004 een gedelegeerd budget Cultuur en Ontwikkeling voor de ambassade beschikbaar komen.
In 2002 heeft het Comité van Ministers van de Nederlandse Taalunie besloten dat Suriname geassocieerd lid kan worden. In juni 2003 is het Comité van Ministers akkoord gegaan met de ontwerptekst voor de associatieovereenkomst en deze is nu voorgelegd aan de Surinaamse regering. Het streven is om begin december 2003 over te gaan tot de ondertekening van de associatieovereenkomst in Suriname door de betrokken ministers. Rond deze periode organiseert de Nederlandse Taalunie een conferentie in Suriname over het onderwijs in het Nederlands. Met deze conferentie wordt het startsein gegeven voor de inhoudelijke samenwerking tussen de Nederlandse Taalunie en Suriname.
In 1975 heeft Nederland een bedrag van 3,5 miljard gulden aan Suriname toegezegd; de toezegging is verdragsmatig vastgelegd («de verdragsmiddelen»). Deze toezegging is opgebouwd uit 2,7 miljard gulden aan schenkingsmiddelen, 0,5 miljard aan garantiemiddelen en 0,3 miljard aan pariteitsmiddelen. Bij de normalisatie van de bilaterale betrekkingen in 2000 resteerde een bedrag aan schenkingsmiddelen van f 547 miljoen (€ 249 mln.) met een vrije committeringsruimte van f 495 miljoen (€ 225 mln.).
Voor de periode 2001 tot medio 2003 is een bedrag van € 72,5 mln. gecommitteerd, terwijl de uitgaven in die periode € 34,9 mln. bedroegen. Het saldo verdragsmiddelen is per medio 2003 met betrekking tot nog aan te gane committeringen € 156 miljoen en nog te verrichten uitgaven € 214 miljoen. De resterende garantiemiddelen ten bedrage van € 177 miljoen zijn volledig ingezet ten behoeve van een laagrentende lening door de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden (NIO) aan de Surinaamse regering. De nog niet ingezette pariteitsmiddelen van € 136 miljoen staan sinds het overleg tussen de minister van PLOS, Raghoebarsing, en de minister voor Ontwikkelingssamenwerking van 6 oktober jl. op de bilaterale agenda.
Naast de Verdragsmiddelen vloeien ten laste van deniet-Verdragsmiddelen eveneens bedragen richting Suriname. Er is binnen dit kader € 12,4 miljoen gecommitteerd en € 5 miljoen uitgegeven. Dit betreft activiteiten zoals het Nederlands geschenk ter gelegenheid van 25 jaar onafhankelijkheid (gerechtsgebouw), het overnemen van verplichtingen in het kader van Surinaamse pensioenen, het vrouwenfonds en culturele activiteiten. Tevens is vanaf 2003 een reservering gemaakt van € 6 miljoen voor de bouw van het landsarchief conform de toezegging uit 1996.
Op het OS-terrein is vooruitgang geboekt in de sectorale benadering. Alhoewel de meeste ministeries en de betrokken «stakeholders» nog bezig zijn met (deel)studies lijkt de afronding van de meeste sectorplannen dit jaar voltooid te kunnen worden.
De verwachting is dat meerjarige committeringen voor medio 2004 voor elk van de zes sectoren een feit zal zijn.
Vermeldenswaard is het feit dat de sectorale benadering meer en meer wordt erkend als een door de internationale donorgemeenschap gehanteerde benadering en niet langer als een eis van Nederland. Dit is een positieve ontwikkeling en vormt een mogelijke basis voor nauwere samenwerking met en tussen de verschillende donoren actief in Suriname.
De invoering van de sectorale benadering is in alle landen een ingrijpend proces dat veel vergt van de institutionele capaciteit van de overheid. Dit geldt zeker voor Suriname. Bij de introductie van deze benadering is rekening gehouden met de specifieke omstandigheden van Suriname. Voorbeelden hiervan zijn dat, vooruitlopend op de implementatie van de sectorale benadering, een aanzienlijk aantal projecten is goedgekeurd, dat er is gekozen voor zes sectoren in plaats van de meer gebruikelijke drie tot vier sectoren, en dat er een Voorbereidingsfonds en een Startfonds zijn ingesteld.
Het Voorbereidingsfonds (€ 2 miljoen) financiert beleidsvoorbereidende activiteiten gericht op de strategieontwikkeling voor de implementatie van het sectorbeleid en de prioriteitsstelling binnen de gekozen sectoren. Het Startfonds (€ 22 miljoen) financiert door Suriname aangegeven prioritaire activiteiten, vooruitlopend op de implementatie van de sectorplannen. Bij het Startfonds zijn ondertussen meerdere projecten ingediend en goedgekeurd, en is met de financiering en uitvoering daarvan een begin gemaakt.
Duidelijk is dat bij de behandeling van de sectorplannen politieke keuzes gemaakt zullen moeten worden aan Surinaamse zijde over prioriteiten in het licht van de beschikbare middelen. Dat proces neemt geruime tijd in beslag. Verheugend is dat aan de minister voor Ontwikkelingssamenwerking tijdens haar werkbezoek is toegezegd dat op zeer korte termijn een voorstel zal worden ingediend inzake wijze waarop de resterende schenkingsmiddelen zullen kunnen worden besteed.
Geconstateerd moet worden dat Suriname bepaalde noodzakelijke maatregelen zoals de hervorming van het ambtenarenapparaat (nog) niet neemt, waardoor duurzame omgevingsfactoren ter ondersteuning van de sectorale benadering merendeels ontbreken. Om die reden gaat er nog altijd veel energie zitten in het scheppen van randvoorwaarden voor ontwikkeling. Een interessante activiteit in dit kader is de samenwerking tussen het Nederlandse en het Surinaamse ministerie van Financiën op het gebied van belastingen en begrotingsbeheer, met als doel de gezondmaking van de Surinaamse overheidsfinanciën.
Naast de sectorbenadering wordt binnen de OS-relatie op dit moment een aantal projectmatige interventies uitgevoerd, die nog voortkomen uit initiatieven, die reeds gedurende de eerste regeringsperiode van president Venetiaan een aanvang hadden genomen. Het betreft met name het Fonds Ontwikkeling Binnenland, het Kadaster, Parwat (drinkwaterproject Paramaribo) en binnen de gezondheidszorg de zgn. Regeling Laag Frequente Aandoeningen (RLA), alsmede steun aan het Bureau Openbare Gezondheidszorg (BOG). Tijdens het bezoek van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking aan Suriname werd overeengekomen dat drinkwateractiviteiten die urgent zijn en kunnen worden uitgevoerd in de periode tussen nu en 2005, op korte termijn, vooruitlopend op het sectorprogramma milieu, onder voorwaarden kunnen worden gefinancieerd.
De voortgang van het proces «Lessons learned, 25 jaar Ontwikkelingssamenwerking Suriname», heeft gedurende 2002 en 2003 enige vertraging opgelopen. Een nieuwe, herziene versie van het interim-rapport is in de loop van 2003 naar het ministerie van Planning en Ontwikkelingssamenwerking (PLOS) gestuurd mede voor verdere behandeling in de Surinaams-Nederlandse referentiegroep. Door beide landen is de wens geuit om de exercitie bilateraal en conform de gezamenlijk opgestelde «Terms of Reference» af te ronden. Tijdens het bezoek van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking aan Suriname is met haar collega van PLOS, minister Raghoebarsing, afgesproken om in ieder geval voor het einde van dit jaar het rapport te kunnen indienen bij de referentiegroep. Dit heeft als consequentie (ref. het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van 30 september, kenmerk 03-BuZa-56) dat de toezegging aan de Tweede Kamer onveranderd blijft, maar dat afronding vóór 2004 niet haalbaar zal zijn.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
J. G. de Hoop Scheffer
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
A. M. A. van Ardenne-van der Hoeven
GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING INZAKE HET WERKOVERLEG ONTWIKKELINGSSAMENWERKING TUSSEN DRS. K. RAGHOEBARSING EN MEVROUW A. M. A. VAN ARDENNE OP 6 OKTOBER 2003 TE PARAMARIBO
Op 6 oktober 2003 voerden de Minister van Planning en Ontwikkelingssamenwerking van Suriname, drs. K. Raghoebarsing en de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking van Nederland, mevrouw A.M.A. van Ardenne, met hun respectieve delegaties, werkoverleg over de ontwikkelingsrelatie tussen beide landen in het kader van de Overeenkomst tussen de Republiek Suriname en het Koninkrijk der Nederlanden betreffende Ontwikkelingssamenwerking van 1975 (Verdrag van 1975) en het Raamverdrag inzake Vriendschap en Nauwere Samenwerking van 1992 (Raamverdrag van 1992). Het overleg vond in een vriendschappelijke en constructieve sfeer plaats en richtte zich zowel op de samenwerking in de periode oktober 2000 tot heden als wel op de verdere samenwerking.
Minister van Ardenne bracht beleefdheidsbezoeken aan de President van de Republiek Suriname, Z.E. Runaldo R. Venetiaan, de Vice-president van de Republiek Suriname, Z.E. Jules R. Ajodhia, de Waarnemend-voorzitter van de Nationale Assemblee, mevr. Ruth Wijdenbosch en de minister van Buitenlandse Zaken, H. E. Marie Levens. De Minister voerde een werkbespreking met de Minister van Planning en Ontwikkelingssamenwerking, Z.E. Kermechend Raghoebarsing met mede een inbreng van de Minister van Financiën, Z.E. Humphrey Hildenberg, de Minister van Justitie en Politie a.i., Z.E. Clifford Marica en de President van de Centrale Bank, de heer Andre Telting.
Tevens voerde Minister van Ardenne tijdens haar verblijf in Suriname gesprekken met vertegenwoordigers van NGO's, de private sector en de donorgemeenschap.
ONTWIKKELING EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Beide partijen onderstreepten het belang van een goede sector-overstijgende beleidsomgeving voor de effectiviteit en duurzaamheid van in te zetten menselijke, financiële en andere hulpbronnen . Van Surinaamse zijde werden de inspanningen van de regering toegelicht ten aanzien van de stabilisering van de macro-economische situatie, de invoering van een meerjarenbeleidsbegroting, de versterking van de CLAD en het verbeteren van het ondernemersklimaat. De Nederlandse zijde toonde waardering voor deze inspanningen van de regering ter stabilisering van de macro-economische situatie en zegde steun toe voor onder meer verbetering van het investeringsklimaat, verdere ondersteuning van de samenwerking tussen de beide ministeries van financiën, ondersteuning van privatisering van staatsbedrijven en formalisering van de informele sector. Van Surinaamse zijde werd inzicht verschaft in het reeds ingezette proces van Public Private Partnership. Beide partijen concludeerden dat het samenwerkingsprogramma aan kwaliteit kan winnen door het verbeteren van het ondernemingsklimaat middels het vormen van Public Private Partnership in het programma te integreren en daarbij de profiteren van kennis en financiële mogelijkheden van het bedrijfsleven in Suriname en Nederland. Tevens memoreerde de Nederlandse zijde de bereidheid van de Nederlandse Algemene Rekenkamer om de Surinaamse Rekenkamer te ondersteunen. Beide partijen waren het eens over het belang van een hervorming van de publieke sector. Suriname gaf een uiteenzetting van de tot dusver ondernomen activiteiten, terwijl van Nederlandse zijde het aanbod werd herhaald om op ruime schaal verdragsmiddelen in te zetten ter mitigering van negatieve effecten van een dergelijke hervorming, eventueel als onderdeel van een mede door andere partners gesteund pakket van maatregelen. Beide partijen onderstreepten het belang van duurzame ontwikkeling van de menselijke hulpbron met specifieke aandacht voor jongeren. Partijen erkenden dat de noden van de armen in de samenleving een belangrijke plaats moeten nemen in diverse te financieren programma's; in dat kader werd gerefereerd aan de noden in het binnenland en aan de rurale en stedelijke armoede
Van gedachten werd gewisseld over de handhaving van de rechtsstaat, de bestrijding van criminaliteit en de drugsproblematiek, mede tegen de achtergrond van de samenwerkingsverbanden op dit terrein tussen beide landen. Gezamenlijk werd benadrukt dat de drugsproblematiek een internationaal karakter heeft waarbij maatregelen nodig zijn aan zowel de vraag- als aanbodzijde.
Het belang werd van beide zijden benadrukt om het partnership tussen Suriname en Nederland verder te verdiepen en te verbreden. Ook andere actoren in beide samenlevingen spelen hierbij een belangrijke rol. Beide partijen constateerden een toenemende rol van het maatschappelijk middenveld in Suriname. Nederland gaf aan over de verdieping en verbreding nader overleg te willen plegen.
Door beide partijen werd het belang van verdere diversificatie, effectuering en verdieping van de relaties met de ontwikkelingspartners erkend in het kader van een duurzame integratie in de wereldeconomie. Van Nederlandse zijde werd op de mogelijkheden gewezen die IMF en Wereldbank kunnen bieden voor Suriname, en werd aangeboden, Suriname hierbij desgewenst te steunen. Dit aanbod geldt ook voor de relaties met de EU. Beide partijen stelden vast dat regelmatig overleg tussen Suriname en de relevante ontwikkelingspartners ertoe kan bijdragen dat de hulp zo effectief en duurzaam mogelijk aansluit bij de ontwikkelingsinspanningen van Suriname.
Beide partijen onderstreepten het belang van vereenvoudiging en standaardisering van procedures en regels van ontwikkelingspartners ten behoeve van een doeltreffende en efficiënte inzet van beschikbaar gestelde middelen. Een en ander ter ondersteuning van een efficiënte benutting van de Surinaamse plancapaciteit, vereenvoudiging van financieringsmodaliteiten en effectieve inzet van de schaarse nationale capaciteit.
REVIEW SAMENWERKING OKTOBER 2000 – SEPTEMBER 2003
In hun terugblik op de periode oktober 2000 – september 2003 erkenden Partijen het belang van de snelle inzet van de garantiemiddelen voor de economische ontwikkeling en macro-economische stabiliteit van Suriname. Wat betreft de individuele projecten spraken Partijen hun waardering uit voor het feit dat in de betreffende periode reeds acht van de negen projecten in uitvoering zijn. Terugblikkend op de stagnaties bij de voorbereiding van de tweede tranche van het IFONS – ad plm. EURO 11.3 miljoen – werd van Surinaamse zijde aangegeven dat Nederland op korte termijn een beslissing kan verwachten die een voor alle partijen een bevredigende aanpak mogelijk maakt. Partijen stelden vast dat de RLA-regeling tot 31 december 2003 was verlengd en bevestigden het voornemen deze regeling daarna te vervangen door een programma dat deel zal uitmaken van het sectorbeleid gezondheidszorg. Suriname gaf aan te werken aan een voorstel voor een Afbouw Regeling Medische Uitzending Lokale Opbouw Voorzieningen (ARMU-LOV). De ARMU-LOV beoogt een meer structurele aanpak van de problematiek, een effectiever inzet van de beschikbare middelen en opbouw van de lokale voorzieningen.
Vastgesteld werd dat de inhoud die aan het Startfonds is gegeven, geheel past in een moderne visie op ontwikkelingssamenwerking en het ownership aan Surinaamse zijde ten aanzien van de besteding van de Verdragsmiddelen, aanzienlijk heeft vergroot. Erkend werd dat met het oog op het versnellen van de uitvoering, van Surinaamse zijde verhoogde inspanningen nodig zijn om de planning- en uitvoeringscapaciteit te vergroten. Afgesproken werd dat van Nederlandse zijde dit proces -waar nodig en mogelijk- met de nodige deskundigheid en in goed partnership, zal worden ondersteund.
De Sectorale Benadering in de zes sectoren zoals dat van Surinaamse zijde is aangepakt na het overleg in juni 2001, genoot grote waardering van de Nederlandse zijde. Partijen verwachten dat op korte termijn de financieringsbesprekingen van start kunnen gaan ten aanzien van het eerste sectorprogramma, t.w. het meerjarenprogramma voor de sector Huisvesting. Van Surinaamse zijde werd aangegeven dat volgens planning, in het eerste kwartaal van 2004 de overige sectorprogramma's voor de sectoren Gezondheidszorg, Onderwijs, Milieu, de Agrarische Sector en de sub-sector Democratie en Rechtsstaat, gereed zullen zijn. Partijen stonden kort stil bij de afbakening van de sector Governance en de samenwerking binnen deze sector met andere ontwikkelingspartners. Ook werd gesproken over het belang van een adequate ondersteuning uit verdragsmiddelen voor het Surinaamse genderbeleid.
De Nederlandse zijde gaf aan, waar nodig en op verzoek van Suriname, Surinames inspanningen om te komen tot sectorale beleidsprogramma's te ondersteunen met het beschikbaar stellen van high level expertise op het gebied van de Sectorale Benadering.Tenslotte committeerden beide partijen zich aan een spoedige afronding van de «Lessons Learned» evaluatie. Nog voor het eind van het jaar zal een onafhankelijke editor een herschreven versie van het Interimrapport gereed hebben, waarna de Referentiegroep bijeen zal komen.
ALLOCATIE RESTANT SCHENKINGSMIDDELEN
Partijen spraken de wens uit om het restant schenkingsmiddelen zo effectief mogelijk in te zetten in het kader van de door Suriname gestelde ontwikkelingsdoelen en de afspraken tussen beide landen.
Partijen kwamen overeen om de doelstelling ten aanzien van drinkwater zoals geformuleerd in het Meerjaren Ontwikkelingsprogramma 2001 – 2005, dat veilig drinkwater beschikbaar moet zijn voor iedereen, te realiseren uit de allocatie van de resterende schenkingsmiddelen voor de sector milieu. Tevens werd overeengekomen dat projectdossiers met betrekking tot drinkwater die urgent zijn en kunnen worden uitgevoerd in de periode tussen nu en 2005, op korte termijn, vooruitlopend op het sectorprogramma milieu, voor financiering uit de schenkingsmiddelen in aanmerking kunnen worden gebracht. Voordat uitvoering van deze projecten begint, zullen de drinkwatertarieven op kostendekkend niveau zijn gebracht en zullen problemen als de «unaccounted for water» worden aangepakt. Ten aanzien van de financiering van het Masterplan drinkwater kustvlakte is overeenkomen dat dit zal plaatsvinden met een eigen bijdrage van Suriname en een bijdrage van ontwikkelingspartners.Van Nederlandse zijde werd medewerking toegezegd financieringsaanvragen voor het Masterplan bij internationale fondsen te ondersteunen onder andere het Waterfonds van de EU.
Teneinde op de meest korte termijn tot gemeenschappelijke besluitvorming te komen over de allocatie van de resterende verdragsmiddelen, zal door Suriname een roadmap worden uitgewerkt.
Partijen kwamen overeen dat het opportuun is om gemeenschappelijke besprekingen over de inzet van de pariteitsmiddelen direct na dit overleg aan te vangen. Hiervoor zal een gezamenlijke ad-hoc commissie PLOS – Nederlandse Ambassade worden ingesteld. Deze commissie zal ook tot taak hebben om de terms of reference te formuleren voor de inzet van additionele expertise. Partijen kwamen overeen om over een half jaar een concreet uitgewerkt voorstel te bespreken.
Partijen kwamen overeen dat het volgend overleg op ministerieel niveau zal plaatsvinden in 2004.
Getekend in tweevoud te Paramaribo op 7 oktober 2003
De Minister van Planning en Ontwikkelingssamenwerking van de Republiek Suriname,
K. Raghoebarsing
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking van het Koninkrijk der Nederlanden
A. M. A. van Ardenne
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-20361-107.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.