16 Regulier verblijf

Regulier verblijf

Aan de orde is het tweeminutendebat Regulier verblijf (CD d.d. 17/04).

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering voor het tweeminutendebat Regulier verblijf naar aanleiding van een commissiedebat op 17 april 2025. Ik heet in het bijzonder de minister voor Asiel en Migratie, mevrouw Keijzer, welkom. Ik geef graag het woord aan de eerste spreker, mevrouw Podt van D66.

Mevrouw Podt (D66):

Goedenavond, voorzitter. Ik heb twee moties naar aanleiding van een debat dat al enige tijd geleden heeft plaatsgevonden. Die twee moties hebben betrekking op Nederlanders met een partner van buiten de EU. Ja, sommige mensen worden verliefd op iemand van buiten Nederland.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederlanders met een partner van buiten de EU veel obstakels ervaren wanneer zij met hun partner in Nederland willen wonen, bijvoorbeeld doordat het inkomen van de niet-Nederlandse partner niet wordt meegenomen bij de inkomenseis;

overwegende dat de niet-Nederlandse partners vaak kans hebben op betaald werk vanwege werkervaring of omdat zij een bepaald diploma hebben;

verzoekt het kabinet om te onderzoeken hoe de inkomenseis voor partners van buiten de EU zo kan worden aangepast dat het (globale) inkomen of potentiële inkomen van de partner wordt meegenomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Podt.

Zij krijgt nr. 230 (30573).

Mevrouw Podt (D66):

En dan de tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat niet-Nederlandse partners van een heel aantal nationaliteiten eerst in het land van herkomst een inburgeringsexamen moeten doen voordat zij zich bij hun partner in Nederland mogen voegen;

overwegende dat het de vraag is of inburgeren in het buitenland in alle gevallen doelmatig is en het tegelijkertijd zorgt voor veel extra werklast op de Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland, die ook te maken hebben met flinke bezuinigingen;

verzoekt het kabinet te onderzoeken of het inburgeren in het buitenland doelmatig is gebleken of dat aanpassingen in het beleid nodig zijn om zowel de inburgeraars als de Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland niet onnodig te belasten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Podt.

Zij krijgt nr. 231 (30573).

Mevrouw Podt (D66):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dat is mooi binnen de tijd. Dat is een aanmoediging voor de volgende spreker, de heer Van Nispen van de SP.

De heer Van Nispen (SP):

Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er een grote groep derdelanders, waaronder naar schatting 40.000 Brazilianen, in Nederland verblijft die via de visumvrije toegang, zonder papieren in Nederland werkzaam is;

overwegende dat dit vooral komt doordat er na de gebruikelijke vier maanden voor een verblijfsvergunning voor werk niet meer gecontroleerd wordt of deze mensen ook daadwerkelijk vertrekken en velen dus blijven;

overwegende dat dit in veel gevallen leidt tot arbeidsuitbuiting;

verzoekt de regering een plan te maken waarin de handhaving op het vertrek na het verstrijken van de termijn van visumvrij reizen wordt geïntensiveerd en verbeterd, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen.

Zij krijgt nr. 232 (30573).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het voor zowel migranten als de Nederlandse samenleving positief is dat de migrant de Nederlandse taal goed kan leren en hierin wordt gefaciliteerd;

van mening dat de overheid verantwoordelijk moet zijn voor het bieden van goede taallessen aan vluchtelingen maar bedrijven en kennisinstellingen zorg moeten dragen voor taallessen voor de arbeids- en kennismigranten die zij hier zelf naartoe halen;

verzoekt de regering om bedrijven en kennisinstellingen erop te wijzen dat als zij arbeids-, kennis- of studiemigranten naar Nederland halen, zij ook zelf verantwoordelijk zijn voor de taallessen met een ambitieniveau van minstens taalniveau B1, en zo nodig met aanvullende voorstellen te komen om deze verantwoordelijkheid invulling te geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen.

Zij krijgt nr. 233 (30573).

De heer Van Nispen (SP):

Dank u wel.

De voorzitter:

U ook bedankt. Dan is nu het woord aan mevrouw Patijn van GroenLinks-PvdA.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Dank, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de au-pairregeling bedoeld is als culturele uitwisseling maar door gastgezinnen soms wordt gebruikt als een manier om aan goedkope onbeschermde arbeid te komen;

overwegende dat misbruik van de au-pairregeling wordt gesignaleerd maar onvoldoende in beeld is;

verzoekt de regering om ook misbruik van de regeling door gastgezinnen en bemiddelingsbureaus te onderzoeken;

verzoekt de regering het takenpakket van au pairs scherper te definiëren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Patijn.

Zij krijgt nr. 234 (30573).

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. Er zijn stakende chauffeurs die uit Midden-Azië komen en in dienst zijn van Litouwse bedrijven. Zij zijn al maanden aan het wachten op nabetalingen en zij krijgen het niet. Daarom heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat chauffeurs uit derde landen die in Nederland staken over onderbetaling, te maken krijgen met onrechtmatige claims op de vrachtwagens door Litouwse bedrijven;

verzoekt de minister om met haar Litouwse ambtsgenoot in gesprek te gaan over de uitbuiting door Litouwse transportbedrijven in Nederland en tot een oplossing te komen over het waarborgen van de rechten van deze chauffeurs,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Patijn.

Zij krijgt nr. 235 (30573).

Dank u wel. Er wordt nog een kleine correctie doorgevoerd. Ik neem aan dat het geen inhoudelijke kwestie is, maar een spellingkwestie.

Ik ga dan nu verder naar de laatste spreker van de zijde van de Kamer, en dat is mevrouw Van Vroonhoven van Nieuw Sociaal Contract.

Mevrouw Van Vroonhoven (NSC):

Voorzitter. Dit is een vervolg op een motie die wij al eerder hebben ingediend.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat visumvrije derdelanders via RNI snel een bsn krijgen zonder adres- en rechtmatigheidscontrole, met misbruik en een industrie van tussenpersonen tot gevolg;

constaterende dat BZK en SZW al aan aanscherping werken naar aanleiding van de uitvoering van de motie-Saris/Ceder;

verzoekt de regering die voorstellen uit te breiden met ten minste:

  • -verplichte opgave en verificatie van het verblijfsadres bij een RNI-inschrijving;

  • -een rechtmatigheidscheck (verblijf/arbeid) voor uitgifte bsn;

  • -een identificatie- en registratieplicht voor tussenpersonen bij RNI-afspraken;

  • -consequenties bij niet-omzetting van het RNI naar BRP na vier maanden;

en de Kamer te informeren met wets- of AMvB-opties,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Vroonhoven en Ceder.

Zij krijgt nr. 236 (30573).

Dank u wel. De minister heeft gevraagd om een schorsing van tien minuten. Ik wil haar vragen of zij om uiterlijk 20.30 uur hier weer terug wil zijn.

De vergadering wordt van 20.18 uur tot 20.30 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering en geef het woord aan de minister.

Minister Keijzer:

Dank u wel, voorzitter. In de eerste motie van mevrouw Podt, de motie op stuk nr. 230, wordt het kabinet gevraagd de inkomenseis voor partners van buiten de EU aan te passen. Ik moet deze motie ontraden. Het kabinet zet in op het beperken van alle soorten migratie, dus ook gezinsmigratie. Daar past een streng beleid bij. Om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning voor verblijf bij de partner dient de referent, de persoon die hier in Nederland verblijft, duurzaam en zelfstandig te kunnen beschikken over voldoende middelen van bestaan. Dit is om ervoor te zorgen dat de partner geen gebruik maakt van Nederlandse publieke middelen — eenvoudig gezegd: uitkeringen. Bij een globaal potentieel inkomen kan de IND niet vaststellen dat aan alle drie de elementen van middelen van bestaan is voldaan.

Dan de tweede motie van mevrouw Podt.

De voorzitter:

Een moment alstublieft. Mevrouw Podt heeft nog een korte vraag.

Mevrouw Podt (D66):

Het verbaast mij een beetje dat de minister het beeld schetst dat buitenlandse partners allemaal mensen zouden zijn die per se afhankelijk zijn. Het kan natuurlijk ook zijn dat je een hoogopgeleide partner hebt die een hartstikke hoog inkomen verdient, die we in Nederland op de arbeidsmarkt heel goed kunnen gebruiken. Het zou toch heel zonde zijn als je die niet zou meetellen.

Minister Keijzer:

Ja, maar we moeten echt iets doen aan de gezinsmigratie. Daarom heb je strenge regels nodig. Dat is ook de reden voor het kabinet om het beleid op deze manier vorm te geven. Elke keer dat je daarvan afwijkt, kom je verder af van het doel om iets te doen aan gezinsmigratie. Om die reden heb ik de motie zojuist ontraden.

Dan de tweede motie van mevrouw Podt, de motie op stuk nr. 231. Ook deze motie moet ik ontraden. Wij hechten sterk aan integratie. Bij inburgering in het buitenland is de eerste stap de basis van de Nederlandse taal. Je kunt constant alles onderzoeken, maar eigenlijk is het vrij helder hoe dit in elkaar zit. Dat het een last is in het buitenland, is een feit, maar dat is inherent aan de beleidskeuzes die hier gemaakt zijn.

Mevrouw Podt (D66):

Dat is toch een beetje gek. De vraag is of het beleid doelmatig is. We weten op dit moment gewoon niet wat deze werkwijze doet. Dan kan de minister wel zeggen dat die bijdraagt, maar dat weten we dus niet. Dit beleid bestaat nu een x-aantal jaren en is nog nooit op deze manier onderzocht. Dan zou het toch heel verstandig zijn om gewoon eens te kijken wat dit beleid doet.

Minister Keijzer:

Volgens mij werkt dit goed. Ja, het heeft een bepaalde last. Maar ook als het hier gebeurt, moet het gebeuren. Dit is gewoon de keuze die eerder gemaakt is. Daar houd ik aan vast.

De voorzitter:

Mevrouw Podt komt weer naar voren, maar zij heeft net al een vraag gesteld. De minister heeft daarop geantwoord. Ik zie daar weinig beweging in. Dus wat mij betreft gaan we door naar de volgende motie. U bent vrij om te stemmen zoals u wilt. Dat geldt trouwens voor ieder Kamerlid.

Minister Keijzer:

Mevrouw Podt zegt dat ze dat fijn vindt.

Dan de motie op stuk nr. 232, ingediend door de heer Van Nispen. Het gaat hier om een probleem dat in Europees verband wordt aangepakt. Dit najaar start het Europese in- en uitreissysteem dat registreert of een persoon tijdig het Schengengebied weer verlaat. De komende jaren volgen diverse andere systemen, waardoor de uitvoerende partijen steeds beter in staat zijn om dit probleem aan te pakken. Daarnaast kan de Dienst Terugkeer en Vertrek al worden ingezet ten aanzien van terugkeer wanneer illegaal hier verblijvende vreemdelingen door de vreemdelingenpolitie worden aangedragen. In ieder geval ligt de focus van de politie binnen het vreemdelingendomein op de aanpak van crimineel en overlastgevend gedrag. Het is uiteindelijk altijd kiezen in schaarste, maar tegelijkertijd is dit iets wat we in die zin langzamerhand stap voor stap gaan doen. Met die uitleg kan ik het oordeel over deze motie aan de Kamer laten.

Dan heb ik de motie op stuk nr. 233, ook van de heer Van Nispen. Die moet ik ontraden. Wij vinden het gewoon belangrijk dat nieuwkomers, ook arbeidsmigranten, de taal leren. Het kabinet doet eigenlijk al waar de motie naar zoekt. De voormalig minister van Sociale Zaken heeft voor de zomer een uitgebreide brief gestuurd over de maatschappelijke inbedding van taalbeheersing van arbeidsmigranten. Ook werkgevers worden daarbij aangesproken. Taaleisen en taalbehoefte kunnen trouwens weer verschillen per arbeidsmigrant. Dat zijn ook net mensen, dus daar zitten alle varianten bij. Daarmee is deze motie overbodig en moet ik hem ontraden.

Dan heb ik de motie op stuk nr. 234 …

De voorzitter:

Moment, alstublieft. De heer Van Nispen wil daar toch iets over kwijt of over vragen.

De heer Van Nispen (SP):

Dat klopt, voorzitter. Ik dacht, laten we hier toch eens proberen of we wat dichter bij elkaar kunnen komen, want ik denk dat de ambitie, de doelstelling helemaal niet zo ver uit elkaar ligt. We vinden het allemaal belangrijk dat mensen de taal leren. De SP zegt: liefst vanaf dag één, en voor alle migranten. Vindt de minister echt dat we op dit moment voldoende vragen van bedrijven, van scholen, van kennisinstellingen die hier mensen naartoe halen? Of erkent de minister ook dat het eigenlijk wel goed zou zijn als we daar nog een schepje bovenop doen? Dat is eigenlijk de strekking van de motie. Dus ik weet wat er gebeurt, maar ik zou denken: volgens mij kan dit nog wel iets meer. Dat is in het belang van én de migranten én de hele samenleving, uiteindelijk.

De voorzitter:

U heeft een duidelijke vraag gesteld: ja of nee.

Minister Keijzer:

Dan is het antwoord … Ik moet even kijken hoe het ook alweer is geformuleerd. Doen we voldoende? Dan is het antwoord: ja, we doen voldoende. Voor de zomer heeft de toenmalige minister van SZW een uitgebreide brief gestuurd. Dat was de stand van nu en het zou bijzonder zijn als ik een maand later zeg: dat was helemaal niks, laten we het anders gaan doen.

Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 234 van mevrouw Patijn. Het WODC gaat evalueren. Toegezegd is om daarin misbruik mee te nemen. Op basis daarvan gaan we verder kijken en daarmee is deze motie oordeel Kamer.

Voorzitter. De motie op stuk nr. 235 is ontijdig. Volgende week is er een debat over arbeidsmigratie. Daar hoort dit onderwerp thuis.

Dan heb ik nog motie op stuk nr. 236 van mevrouw Van Vroonhoven en de heer Ceder. De motie is ontijdig. We zijn bezig, er komt een brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister van BZK. Dat zijn straks nieuwe collega's in het kabinet en die komen hier op dat moment op terug.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan wil ik toch even het woord geven aan mevrouw Patijn. Ik wil ook graag van haar horen of zij de motie gaat aanhouden als dit het oordeel blijft. Hetzelfde geldt voor mevrouw Van Vroonhoven.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

De minister geeft aan dat het alleen voor de minister van Sociale Zaken zou zijn, maar volgens mij gaat dit ook over mensen die hier op een rare manier naartoe zijn gehaald, hier uiteindelijk op een illegale manier verblijven en die met de dreiging dat ze het land uitgezet worden vervolgens bijvoorbeeld niet hun retentierecht kunnen uitoefenen om hun salaris uitbetaald te krijgen. Dit gaat volgens mij dus wel degelijk deze minister aan. Ik zou graag willen weten of de minister daartoe bereid is.

Minister Keijzer:

Dit is de motie op stuk nr. 235 over de Litouwse vrachtwagenchauffeurs ...

De voorzitter:

Dat klopt.

Minister Keijzer:

… om het zo maar even te duiden. Volgende week is hier gewoon een uitgebreid debat over en om daar nu op vooruit te lopen … Ik begrijp dat mevrouw Patijn ongeduldig is, maar dat debat is toch echt het moment om dit te bespreken. Ik zou het gras voor de voeten van mijn nieuwe collega wegmaaien als ik daar nu iets over zou zeggen.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Dan houd ik de motie aan met het verzoek om wel met uw collega van Sociale Zaken op te trekken op het moment dat het gesprek aangegaan zal worden met Litouwen.

Minister Keijzer:

Ik denk echt dat het goed is om dit in het debat met de desbetreffende minister te bespreken.

De voorzitter:

Volgens mij is dat ook de juiste weg. Mevrouw Patijn heeft ook een collega met wie ze het kan bespreken, wellicht kan zij dat ook oppakken.

Op verzoek van mevrouw Patijn stel ik voor haar motie (30573, nr. 235) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Mevrouw Van Vroonhoven.

Mevrouw Van Vroonhoven (NSC):

Over de motie op stuk nr. 236. Ik begrijp de redenering van de minister. We zullen wachten tot zij een nieuwe collega heeft. Dan kunnen we het daarmee opnemen.

Minister Keijzer:

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

U gaat 'm dus aanhouden. Begrijp ik dat goed? Ja. Dank u wel.

Op verzoek van mevrouw Van Vroonhoven stel ik voor haar motie (30573, nr. 236) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Dan dank ik de minister en de leden voor hun bijdrage in dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik schors voor een kort moment.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven