7 Kinderopvang

Voorzitter: Van Vroonhoven

Kinderopvang

Aan de orde is het tweeminutendebat Kinderopvang (CD d.d. 11/04).

De voorzitter:

Ik ga meteen maar door, want we voelen de tijdsdruk. Ik kijk u allemaal even aan: het verzoek aan u is of we het kort en krachtig kunnen houden, want er ligt nog een enorme agenda voor ons. Die willen we toch op deze donderdag proberen af te maken.

Aan de orde is nu het tweeminutendebat over de kinderopvang. Er was een commissiedebat op 11 april jongstleden. Als eerste zou ik het woord willen geven aan mevrouw Podt van D66.

Mevrouw Podt (D66):

Voorzitter. In het commissiedebat hebben we gesproken over de noodzaak om het kinderopvangstelsel te herzien, om de complexiteit eruit te halen en de weg naar een publieke dienst in te zetten. Ik ben blij dat die stelselherziening blijft staan; dat is echt goed nieuws. Maar ik word echt een beetje triest van het idee dat deze coalitie de rijke schooldag beperkt. Minder kinderen hebben hier straks recht op. Nu krijgen deze kinderen naast opvang nog extra huiswerkbegeleiding, extra bijles, extra lessen op het gebied van muziek, sport, natuur of praktische vaardigheden, om de kloof te overbruggen tussen kinderen die naar de hockeyclub gaan en kinderen die een lek balletje tegen een verfloze garagedeur trappen. Het betekent ook dat minder leraren kunnen focussen op de kern van kneitergoede lessen: lezen, schrijven of rekenen. Deze coalitie breekt dat af. Ze kiezen er ook voor om de kinderopvangtoeslag niet te indexeren in 2026. "De komende coalitie", wordt mij toegevoegd door de minister. Dat klopt. De komende coalitie breekt dat af.

De voorzitter:

Ja, daarom. U brengt de minister van Sociale Zaken helemaal in de war.

Mevrouw Podt (D66):

Ja, maar zij heeft wel groot gelijk.

De voorzitter:

Absoluut.

Mevrouw Podt (D66):

Dan ga ik het gewoon nog een keer zeggen: de komende coalitie breekt dat af. Ze kiezen er ook voor om de kinderopvangtoeslag niet te indexeren in 2026. Dat betekent dat de prijs voor ouders blijft stijgen, maar dat de toeslag niet meestijgt.

De ondertekenaars van het kinderopvangakkoord hebben de gevolgen daarvan doorgerekend. In 2027 kost dat de laagste inkomens €600 extra. Van €469 naar €1.069, per jaar. Herkent de minister dit getal? Kan zij ingaan op de bredere gevolgen voor ouders en kinderopvangorganisaties?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank, mevrouw Podt. Dan geef ik het woord aan mevrouw Rajkowski van de VVD.

Mevrouw Rajkowski (VVD):

Dank, voorzitter. Ik begin even met het voorlezen van een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering per Kamerbrief op 5 april jongstleden een aantal varianten heeft voorgelegd om de eerste tranche van ingroeipadmiddelen te besteden;

overwegende dat volgens deze brief variant 1 de gunstigste inkomenseffecten voor middengroepen biedt;

verzoekt de regering te kiezen voor variant 1 uit de Kamerbrief,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rajkowski en Van Oostenbruggen.

Zij krijgt nr. 535 (31322).

Mevrouw Rajkowski (VVD):

Dan wil ik bij dezen de minister nog bedanken. Tijdens het commissiedebat heeft de VVD gevraagd om extra informatie over het uitwerken van de marginale druk voor de varianten. Het gaat om 429 miljoen euro voor werkende ouders, die veel geld kwijt zijn aan kinderopvang. Het is voor de VVD belangrijk dat we goed kijken hoe dit geld ook bij de middeninkomens terechtkomt. Wij zijn ervan overtuigd dat dit met variant 1 gebeurt. Dus dank voor die extra informatie. Dat was het, dank.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Flach staat ingeschreven voor nul minuten, dus die sla ik over. Dan kom ik bij mevrouw Maatoug van GroenLinks-Partij van de Arbeid.

Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter, dank je wel. Dank aan de minister voor het commissiedebat. Ik ben aan het proberen om minder moties in te dienen, dus ik heb geen motie. Maar ik heb wel twee dingen die ik in het verlengde van het debat wil zeggen. Het eerste is dat het heel belangrijk is om naar directe financiering te gaan, dat het kabinet dit werk doorzet zolang het er zit en dat het volgende kabinet dat ook doet. Dat hebben we eerder gezegd en daar hebben we al een motie over aangenomen.

Maar waar ik vandaag in dit tweeminutendebat vooral aandacht voor wil, is het volgende. De minister heeft het al toegezegd, maar ik zou het fijn vinden als we dat vandaag weer horen. Het is ontzettend belangrijk dat we geld stoppen in kinderopvang, want het gaat uiteindelijk om onze kinderen en hun ontwikkeling. Maar dat moet niet betekenen dat belastinggeld zomaar wegvloeit. We hebben het veel gehad over onttrekking door private equity en hoe dat zit. Er zijn onderzoeken geweest. Maar er is één onderdeel waar we nog niet goed naar gekeken hebben, en dat is de beloning van managers, de beloning via lucratief belang. Dat is iets waar we niet naïef over moeten zijn. Het is belangrijk dat we weten hoe dat zit. Mijn vraag is of de minister hier nogmaals kan toezeggen dat daarnaar gekeken wordt op een manier die kan. Het gaat erom dat we daarin niet naïef zijn.

Voorzitter. Ik zie dat ik nog 50 seconden heb. Ik weet niet of ik nog een debat heb met deze minister. Ik was voor deze periode woordvoerder Sociale Zaken. Ik wil mijn grote dank en waardering uitspreken. De debatten waren soms scherp, maar ze waren altijd inhoudelijk. Ik heb altijd gezien dat deze minister zich inzet voor een toekomstig Nederland en ook een werkagenda heeft neergezet. Via u, voorzitter, wil ik deze minister daarvoor bedanken.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Minister, dit geklop horen we allemaal. Dit is ook voor de Handelingen gezegd. Ik kijk vervolgens naar de heer Esser van de PVV, maar die heeft zich voor nul minuten ingeschreven. Hij is ook niet aanwezig. Dan is vervolgens het woord aan de heer Van Oostenbruggen van Nieuw Sociaal Contract.

De heer Van Oostenbruggen (NSC):

Voorzitter, dank u wel. Zoals u zelf wellicht ook weet, is Nieuw Sociaal Contract ook geen groot voorstander van veel moties, dus ik heb geen motie. Op 11 april hebben wij het met elkaar gehad over diverse onderwerpen met betrekking tot kinderopvang. Inmiddels is daarover het een en ander duidelijk geworden voor de komende jaren. Wij steunen dat van harte en wij sluiten ons van harte aan bij de motie van de VVD om te kiezen voor de eerste variant die de minister ons geschetst heeft. Daarbij is het goed om te noemen dat de tweede variant wat ons betreft nou juist hele negatieve effecten heeft vanwege het feit dat de inkomensafhankelijkheidsafbouw in deze variant veel scherper wordt en daarmee de marginale druk stijgt, oftewel dat meer werken minder gaat lonen. Vandaar dat wij ons aansluiten bij de motie op stuk nr. 535.

Ook vanuit mijn rol: dank u wel. Dat gaan we nog twee keer zeggen bij de volgende debatten.

De voorzitter:

Heel veel dank. Dan is het woord ten slotte aan de heer Grinwis van de ChristenUnie.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. Ik had een motie voorbereid, maar die ga ik niet indienen. Ik zet het dictum om in een informatieverzoek richting de minister. Dat informatieverzoek luidt als volgt: wat is het kritieke tijdpad qua mijlpalen die we met elkaar moeten halen om de invoeringsdatum van 1 januari 2027 te realiseren als het gaat om het nieuwe financieringsstelsel voor de kinderopvang?

Laat ik even de achtergrond van mijn vraag schetsen. Over box 3 hebben we een vergelijkbare discussie gehad. Hoe snel moeten we nou naar de Raad van State met het wetsvoorstel? Wanneer moet de Tweede Kamer het behandelen en wanneer de Eerste Kamer? Wanneer hebben de uitvoeringsorganisaties duidelijkheid nodig en wanneer beweegt het niet meer? Dat kritieke tijdpad heeft er bij box 3 toe geleid dat we als Kamer een motie hebben ingediend en hebben aangenomen waarin gevraagd wordt om nog voor de zomer het wetsvoorstel naar de Raad van State te sturen, omdat anders 1 januari 2027 uit zicht raakt. Ik ben benieuwd of dat hier ook zo precair is of dat we iets meer ruimte hebben. Daarom zou ik heel graag een duidelijk en kritiek tijdpad willen hebben. Als het inderdaad betekent dat we voor de zomer het wetsvoorstel naar de Raad van State moeten sturen, dan moeten we dat doen voor een zorgvuldige behandeling en zodat we die 1 januari 2027 bij voorbaat niet onmogelijk maken. Dat is mijn vraag, die niet stante pede mondeling beantwoord hoeft te worden. Het kan natuurlijk ook netjes per brief over een paar weken, maar het gaat mij erom dat we hier wel voor het zomerreces duidelijkheid over hebben.

De voorzitter:

Ik zie mevrouw Maatoug knikken. Toch een interruptie.

Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):

Het is gebruikelijk om in dit huis altijd een informatieverzoek te steunen, maar ik vind dit zelf ook een hele belangrijke vraag. Het is fijn als de minister nu ook mondeling antwoord geeft, maar een antwoord per brief kunnen we ook echt meenemen in onze eigen planning bij de procedurevergadering, want in de Handelingen moet je er dan altijd verder naar zoeken. Het is dus fijn dat de heer Grinwis dat zelf al aangaf.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Dank aan collega Maatoug voor de ondersteuning. Als dit verzoek wordt ondersteund door mijn collega's, dan krijgt het alleen maar meer kracht. Ik denk dat het echt belangrijk is om te spreken over een nieuw stelsel per 1 januari 2027, zodat het geen fictief gebeuren wordt en we er daadwerkelijk alles aan kunnen doen om dat daadwerkelijk te gaan realiseren met elkaar. Dus tot zover.

Sowieso dank aan de minister. Ik ben benieuwd naar haar antwoord.

De voorzitter:

Dank u wel. Dit was de eerste termijn van de kant van de Kamer. Ik kijk naar de minister. Zij heeft aangegeven een paar minuten nodig te hebben voor het voorbereiden van de beantwoording. Ik stel voor om een paar minuten te schorsen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

De minister staat klaar om de Kamer te beantwoorden.

Minister Van Gennip:

Voorzitter, dank. Zoals we ook in het vorige debat, dat ging over Oekraïense ontheemden en kinderopvang, constateerden, is kinderopvang onmisbaar, zowel om de combinatie van werk en zorg mogelijk te maken als voor de ontwikkeling van kinderen. Tegelijkertijd zien we dat de financiering van de kinderopvang echt een probleem kent. Ouders krijgen een onzekere toeslag, een voorschot, en daartegenover staat een zekere, hogere rekening van de kinderopvangorganisatie. De inzet van het huidige en nu nog net zittende kabinet is om verandering te brengen in die onzekerheid. Ik ben ook echt blij dat het komende kabinet doorgaat met die herziening van de financiering want dat gaat echt voor ouders heel veel onzekerheid wegnemen. Dus dank daarvoor namens alle ouders. Het betekent ook dat alle voorbereidingen die we het afgelopen jaar hebben voortgezet, straks klaarliggen voor mijn opvolger om er vervolgens ook besluiten over te nemen. Er zijn namelijk nog best wel veel beleidsmatige besluiten die daarbij horen en die allemaal genomen moeten worden. Ik heb ook in de brief van, ik meen, 5 april geschetst welke dilemma's en welke onderwerpen daarbij aan de orde zijn, maar door te kiezen voor directe financiering kunnen we echt het stelsel verbeteren en de risico's en verantwoordelijkheden tussen de ouders, de overheid en de kinderopvangorganisaties beter wegen.

De eerste stap daarnaartoe is natuurlijk de ruim 400 miljoen van de middelen voor het ingroeipad. Mevrouw Rajkowksi heeft daarover een motie ingediend. Zoals ik in het debat heb gezegd, kijken we naar het betaalbaar maken van kinderopvang voor juist de middeninkomens. Ook kijken we naar het stimuleren van arbeidsparticipatie en zorgen we dat meer mensen aan het werk gaan. Daarnaast willen we de toekenningszekerheid vergroten. Ik heb toen ook toegezegd dat het dan voor de hand ligt om de variant te kiezen die hieraan het beste voldoet. Dat is inderdaad variant 1, maar het kabinet moet er nog wel over besluiten. Aanstaande vrijdag 7 juni maken we een keuze voor een variant en dan gaat die ook in de voorhang, maar in de tussentijd kan ik uw motie oordeel Kamer geven.

Dan kom ik bij een aantal concrete vragen. Allereerst vroeg mevrouw Podt naar het mogelijk niet indexeren van de toeslag in 2026. Daar ga ik niet meer over. Dat is echt voor het volgende kabinet. Die maatregel is aan het nieuwe kabinet, dus het lijkt me ook aan het nieuwe kabinet, zo gauw het er is, om daarop te reageren. Ik kan u wel zeggen dat ik de getallen in de brief van de sectorpartijen kan volgen.

Mevrouw Podt (D66):

Ik snap natuurlijk dat de minister niet echt iets kan zeggen over het hoofdlijnenakkoord of de plannen daarin, want daar gaat zij inderdaad niet over. Ze heeft wel al tweeënhalf jaar ervaring met deze sector. Ze heeft veel contact met kinderopvangorganisaties en met ouders, dus ik kan me voorstellen dat ze vanuit die hoedanigheid wel iets kan zeggen over de consequenties hiervan.

Minister Van Gennip:

Ik denk dat mevrouw Podt die consequenties zelf ook heeft geschetst. Het heeft natuurlijk invloed op alle ouders die kinderopvang afnemen. Relatief is dat gevolg natuurlijk groter voor lage inkomens dan voor hoge inkomens. Maar dat geldt andersom ook. De afgelopen twee jaar hebben we een aantal keren een extra verhoging van de kinderopvangtoeslag gedaan en dat heeft een positieve prikkel gehad. Het is echt aan het volgende kabinet om daarmee verder te gaan. Ik denk overigens dat de middelen voor het ingroeipad ook helpen, zeker als de volgende stap in het ingroeipad, die veel groter is, ook op die manier wordt genomen. Dat gaat allemaal helpen.

Ik heb gereageerd op mevrouw Rajkowski over de motie en de extra informatie die heeft geholpen.

Mevrouw Maatoug zei dat het goed is dat we doorgaan met de directe financiering. Ja, inderdaad. Vervolgens vroeg zij naar de onttrekking door private equity aan de sector. Dat is een discussie die we al een aantal keren hebben gehad. Ik deel de zorgen van mevrouw Maatoug en van een aantal andere Kamerleden die ook al vaker hierop hebben gewezen. We hebben een onderzoek laten doen door SEO en Decisio. Dat was een uitgebreid onderzoek naar private equity in de kinderopvang. Ik heb u ook in het debat gezegd dat nader onderzoek naar beloningsstructuren geen nieuwe inzichten zal geven, omdat het om niet-openbare informatie gaat. Het zou slechts gaan om vijf partijen die actief zijn in de kinderopvang. Wat de beloningsstructuren betreft is het dus moeilijk als we naar het verleden kijken. Ik denk wel dat we het even moeten splitsen in carried interest en salarissen.

Wat het eerste betreft: het ministerie van Financiën is breder bezig met de generieke fiscale wet- en regelgeving en gaat ook kijken naar inzichten voor de kinderopvang. Dat gaat over de lucratiefbelangregeling. Dat was de motie-Idsinga, waar voor zover ik weet ook de handtekening van Maatoug onder stond. Kun je de huidige lucratiefbelangregeling zo aanpassen dat managers in een private-equitysector ten aanzien van hun carried interest op een andere manier kunnen worden belast? Dat is eigenlijk de vraag die u hebt gesteld. De staatssecretaris van Financiën heeft beloofd om voor de zomer de uitkomsten aan u te sturen. De kinderopvang is daar dus ook bij betrokken.

Wat betreft de toekomst, want dit is het verleden ... Nou, dat is niet waar: de motie gaat natuurlijk ook over de toekomst. Maar voor de toekomst zal ik ervoor zorgen dat de zorgen die hierover bestaan, ook in de overwegingen voor het nieuwe stelsel zitten. We zijn daar nu al naar aan het kijken. Het is natuurlijk aan mijn opvolger om die zorgen verder mee te nemen. Maar we nemen die echt mee in de voorbereiding van het nieuwe financieringsstelsel die ik klaarleg voor mijn opvolger. We kijken goed naar de maatregelen die je kunt nemen, zoals monitoring. Dat is heel erg lastig, want het is geen openbare informatie. Wel kun je een aantal vragen stellen, bijvoorbeeld waar je op moet letten en op welke manier dat impact heeft. Ik leg het dus klaar voor mijn opvolger, zodat de aandacht hiervoor kan worden meegenomen.

De voorzitter:

O, mevrouw Maatoug.

Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):

Ik durfde niet te spreken voordat u mij het woord gaf, voorzitter. Ik dank de minister voor deze beantwoording, die ook in lijn is met waar we het in het commissiedebat al over hadden. Ik wil wel het volgende meegeven. We gaan met dit onderwerp door met de fiscaliteit en de staatssecretaris, wie dat dan ook is. Maar ik denk dat het, even los van het opzetten van een onderzoek, heel belangrijk is om op het ministerie van Sociale Zaken ook in die structuren casusgericht met die kennis samen te blijven werken en die kennis te blijven opzoeken, al is het steekproefsgewijs. Dat betekent niet dat je dat allemaal met ons moet delen, maar dat is echt essentieel om op tijd dat soort signalen op te vangen. Zo versta ik de minister ook, maar ik dacht: ik doe toch even een dubbelcheck.

Minister Van Gennip:

Ik zal ervoor zorgen dat de wijsheid van mevrouw Maatoug meegaat in het departement en klaarligt voor mijn opvolger om mee te nemen, niet zozeer in de afwegingen, maar vooral bij de aandachtspunten. Als je dit nieuwe stelsel gaat vormgeven en naar een hogere KOT gaat, wat betekent dat dan voor de dynamiek in de markt, met name voor de private investeerders?

Voorzitter. De heer Van Oostenbruggen sprak ook zijn steun uit voor variant 1 — daar ben ik net op ingegaan — met name omdat een aantal andere varianten een hogere marginale druk laten zien. "Of minder focus op de middeninkomens", vul ik dan ook maar even aan.

De heer Grinwis vroeg: wat is nou dat kritieke tijdpad? Welke mijlpalen moeten we hebben voor welke invoeringsdatum, en welke specifiek voor 1 januari? Dat vind ik een beetje lastig, want het is uiteindelijk aan het nieuwe kabinet om te komen met een planning en om te zeggen welke beleidsoverwegingen nog moeten komen, wat daarbij hoort, ook qua uitvoeringsoverwegingen, en wat voor impact dat heeft op de planning. Ik wil die beleidsmatige keuzes natuurlijk niet meer voor mijn opvolger maken. Ik zorg er wel voor dat ik alles voorbereid, ook naar aanleiding van uw specifieke vragen, zoals u die in het debat hebt gesteld, zodat mijn opvolger uw Kamer zo snel mogelijk kan berichten over de keuzes die die hierin dan wil maken, en zodat die hierover zo snel mogelijk met u in debat kan.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Als dit betekent dat we van deze minister geen briefje meer krijgen over wat zij klaarlegt voor haar opvolger, dan vind ik dat net iets te weinig. Ik zou als Kamer namelijk wel graag goed geïnformeerd zijn over de vraag of 1 januari 2027 überhaupt nog haalbaar is als de nog te maken keuzes, het sturen van een wetsvoorstel naar de Raad van State et cetera nog een poosje blijven liggen. Deze minister weet namelijk als geen ander dat het voor de opvolger waarschijnlijk ook weer enige weken tijd zal kosten om in te worden gewerkt, die keuzes te maken et cetera. Dan is het toch wel prettig — dat is dan mijn verzoek — om van deze minister nog een briefje te krijgen met daarin wat normaal gesproken het kritieke tijdpad zou zijn om deze stelstelwijziging nog in te kunnen voeren per 1 januari 2027, zoals nu is afgesproken, en de keuzes die daarbij nog op tafel liggen en moeten worden gemaakt. Afhankelijk van die keuzes kan het tijdpad natuurlijk nog verlengd worden; dat snap ik wel. Maar het is toch wel belangrijk om daar als Kamer gevoel voor te hebben. Ik constateerde in de voorbereiding voor de debatten dat er nergens een brief of een stuk ligt met een heel helder kritiek tijdpad waaruit wij kunnen concluderen: we moeten nu als Kamer of kabinet echt deze keuze maken, want anders gaan we 1 januari 2027 überhaupt niet meer halen.

Minister Van Gennip:

Ik vind dit toch lastig, want dat betekent dat ik mijn opvolger eigenlijk niet de kans bied om te zeggen welke mijlpalen die het belangrijkste vindt en waar daarbij de afwegingen zitten. Ik begrijp uw informatieverzoek, maar ik weet ook dat we over twee of drie weken een nieuw kabinet hebben. Ik kan daar alles voor klaarleggen zodat mijn opvolger die brief er zo snel mogelijk uit kan doen, maar ik vind het lastig om hier namens mijn opvolger deze toezegging te doen. Die opvolger moet de kans krijgen om keuzes te maken over mijlpalen en afwegingen.

De voorzitter:

Meneer Grinwis. Echt de laatste keer, want we moeten verder.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ja, heel kort. Mijn vraag blijft dezelfde. Ik zie het niet als het dichttimmeren van de ruimte voor de opvolger; ik zie het als het informeren van de Kamer vanuit het huidige voornemen uit het inmiddels ter ziele gegane coalitieakkoord. Maar dat heeft nog wel enige status als je kijkt naar het hoofdlijnenakkoord, waarin staat dat de stelselherziening wordt doorgezet. Veel meer dan dat staat er niet. Mijn vraag blijft eigenlijk als volgt. Ik wil de opvolger van deze minister niet de bewegingsruimte ontnemen. Maar we moeten als Kamer gevoel krijgen voor de vraag of we qua mogelijkheden wat betreft tijd nog wel op het goede spoor zitten. Of weten we eigenlijk nu al dat 1 januari 2027 onhaalbaar wordt als we pas tegen het einde van het jaar alle knopen hebben doorgehakt? Gevoel hebben voor dat kritieke tijdpad, zoals we dat ook bij andere stelselwijzigingen hebben, is dus wel prettig. We moeten namelijk wel alles goed in rij en gelid krijgen. Het zou heel onprettig zijn als in een vrij laat stadium weer aan Nederland moet worden gecommuniceerd "we dachten dat het 1 januari 2027 zou worden, maar het wordt toch 1 januari 2028", terwijl we dat misschien nu al zouden kunnen weten.

Minister Van Gennip:

Ik vind dit lastig, want ik weet niet precies hoe het volgende kabinet die stelselwijziging vorm wil geven. Er staat inderdaad één zin in het hoofdlijnenakkoord. Die moet nog uitgewerkt worden. Ik weet niet of dat een-op-een gaat zal zijn wat we vorig jaar zomer bedacht hadden, maar waar we nog geen kabinetsbesluit over hadden genomen. Er waren echt nog wel een aantal besluiten te nemen. Denk aan de verschillende lijnen die in mijn brief van 5 april stonden. Want we zijn natuurlijk doorgegaan met de uitwerking, waarvoor je die verschillende alternatieven hebt. Ik vind het dus heel moeilijk om te zeggen: "Als u deze keuze maakt, gaat u het wel halen en als u deze keuze maakt, gaat u het niet halen. Als u daar nog over na moet denken, kost dat drie maanden." Ik weet niet wat de eindvisie van het komende kabinet is. Ik vind dat dit ook echt aan het komende kabinet is. Ik zal alles klaarleggen. Alles ligt ook klaar. Maar ik vind niet dat ik voor het komende kabinet kan besluiten of het dan bijvoorbeeld variant 3bc moet zijn, omdat je dan op een bepaalde tijdlijn zou zitten. Ik vind dat dat echt aan het komende kabinet is. Maar ik zal alles klaarleggen, zodat mijn opvolger zo snel mogelijk met u aan de slag kan.

De voorzitter:

Mijn excuses voor het opjagen, mevrouw Maatoug, maar ik wil u vragen om het echt heel kort te houden.

Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):

De vragen van de heer Grinwis waren heel duidelijk. Het antwoord van de minister was dat ook. Het informatieverzoek is niet: regeer door. Wat mij betreft begint de brief met de vijf zinnen die de minister net noemde, over de verdere invulling en alle politieke keuzes. Maar het informatieverzoek dat hier voorligt, is: geef ons, voor zover dat kan, procesinformatie. Die informatie kan bijvoorbeeld zijn: als je het op die datum nog niet aan de Belastingdienst of de SVB hebt gegeven, red je 2027 niet. Dan kunnen wij daar iets mee in onze eigen planning als Kamer. Wij zijn namelijk missionair. Dan gaan we het daar met elkaar over hebben en met een nieuw bewindspersoon. Dan hebben we die info. Want u weet hoe het gaat en hoe de commissiedebatten en de plenaire agenda worden gepland. Dát is de info die we zoeken. Volgens mij gaat niemand dan tegen deze minister zeggen dat zij doorregeert. Ze is superduidelijk geweest in het debat. Dat is ze nu ook weer. Dat siert haar. Maar ik denk dat het wel belangrijk is dat we die procesinfo krijgen voor zover dat kan. Dat kan in een klein briefje, met alle disclaimers erbij. Dan is er nog alle ruimte voor degene die u opvolgt, maar heeft de Kamer wel de informatie waar zij recht op heeft.

Minister Van Gennip:

Het lastige daarvan is dat ik dat pas kan doen als ik weet wat de eindvisie is. Als ik niet weet wat de eindvisie is, kan ik die mijlpalen ook niet allemaal bepalen. Dat maakt het lastig. Misschien is het namelijk wel een variant op de ingroeivariant; dat weet ik niet. Directe financiering kun je op verschillende manieren vormgeven. De manier waarop je het vormgeeft, heeft weer impact op de uitvoering. Ik vind het dus heel lastig om, zonder dat ik weet wat de eindvisie is, de mijlpalen aan te geven of aan te geven wat daarin de tijdsperiodes zijn.

Mevrouw Podt (D66):

Ik snap het ongemak bij de minister echt wel. Maar ik ga toch nog even aandringen, met mijn collega's. Het brengt ons als Kamer natuurlijk ook in een hele moeilijke positie als we die informatie niet hebben. Er is een heel breed gedeelde wens in deze Kamer om dit te gaan doen. Dat hebben we ook teruggezien in het hoofdlijnenakkoord. Als we nu dan weer moeten gaan wachten op iemand die nog ingewerkt moet worden en er nog naar moet gaan kijken ... Volgens mij vraagt niemand van deze minister dat ze keuzes gaat maken, want dat zou inderdaad over het graf heen regeren zijn. Maar we willen volgens mij allemaal heel graag alle informatie ontvangen die er is. Dat gaat ons helpen om de keuzes te maken die niet alleen te maken hebben met wat we inhoudelijk willen, maar ook met wat haalbaar is en waar wij, het land en de kinderopvangorganisaties op moeten rekenen.

Minister Van Gennip:

Ik probeer ter plekke over een oplossing na te denken. Ik begrijp uw informatieverzoek, maar het is lastig als ik niet weet wat het eindplaatje is. Je hebt heel verschillende mijlpalen en tijdspaden. Er komen allerlei vragen. Het CPB heeft gevraagd: "Wat ga je doen met de stijging van de vraag? Hoe groeit het aanbod mee?" Er zijn ook kwaliteitsvragen. Er zijn heel veel vragen die uiteindelijk meegenomen worden in de afweging met betrekking tot de planning. Ik kan nu toezeggen dat ik kan kijken wat ik kan doen, maar ik wil wel uw verwachtingen managen. Ik ben bang dat u een briefje van mij krijgt dat u te mager gaat vinden. Ik kan een heleboel vragen namelijk niet beantwoorden. Ik kan alleen maar zeggen ... Ik vind het heel lastig. Dat ene zinnetje uit het hoofdlijnenakkoord kan ik vertalen naar hoe het er volgens mij uit moet zien. Dan weet ik wat de mijlpalen zijn. Maar ik wil die inhoudelijke vertaling niet meer maken; zo netjes wil ik wel zijn. Dat is echt aan mijn opvolger. Als je de inhoudelijke vertaling niet maakt, is de vraag echt waar je met de mijlpalen eindigt.

Mevrouw Podt (D66):

Met de minister ben ik eventjes op zoek. Nogmaals, het is niet de bedoeling om keuzes te maken of om visies te schetsen, want dat is inderdaad aan de volgende ploeg. Maar ik kan mij wel voorstellen dat de minister ook de afgelopen tijd met allerlei mensen in gesprek is geweest over wat haalbaar is, wat de gevolgen zijn en dat soort dingen. Daar heeft zij informatie van gekregen. Ik kan mij voorstellen dat deze Kamer ook al heel erg geholpen is met dat soort informatie, ook al is die misschien nog niet verwerkt in definitieve scenario's of keuzepaden.

Minister Van Gennip:

Nogmaals, ik kan kijken wat ik kan doen, maar ik wil wel even vasthouden aan waar ik net volgens mij heel duidelijk over ben geweest. Ik vind het namelijk niet netjes om u inzicht in tijdslijnen te geven als ik dat zinnetje uit het hoofdlijnenakkoord moet vertalen naar een inhoudelijke visie.

De voorzitter:

Ik wil nu eigenlijk heel graag verder. Ik denk dat er op dit punt nu echt voldoende is uitgewisseld. Afrondend, mevrouw Maatoug.

Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):

Ik ben heel blij dat de minister meedacht; volgens mij geeft dat ruimte. Ik geef even een tip. We krijgen vanuit Financiën vaak een soort weging op de hand. Dat is niet specifiek. De verwachtingen zijn heel goed gemanaged. Er is heel goed gezegd: ik ga niet doorregeren, dus dat is niet aan mij. Maar ik bedoel dat we wel weten of de ordegrootte zes maanden, negen maanden of twaalf maanden is. Ik heb het over een soort weging op de hand. Dat zal teleurstellend zijn, maar dan hebben we iets meer informatie, wat ons kan helpen. Ik ben blij dat de minister daarbij meedacht binnen de hele duidelijke disclaimer die zij heeft gegeven.

De voorzitter:

Een laatste poging.

Minister Van Gennip:

Ja, toch even. Van wat ik heb gezien van mijn collega's bij Financiën, is dat wegen op de hand op basis van bestaande doordachte scenario's. Als je twee of drie scenario's hebt en je weegt het op de hand, dan kom je daar- en daarop uit. Hier zijn die scenario's er niet. Die liggen niet klaar. Dat is echt aan mijn ... Ja, er ligt van alles klaar, maar het is aan mijn opvolger om te zeggen: dit zijn de twee of drie of vier scenario's waar ik wel of niet met uw Kamer over in debat ga. Dat is echt aan de opvolger. Wegen op de hand zoals bij Financiën is gebeurd, was op basis van: we hebben drie of vier scenario's en op hoofdlijnen kunnen we er dit of dat mee.

Voorzitter. Ik ben volgens mij door mijn vragen heen.

De voorzitter:

U had nog een motie.

Minister Van Gennip:

Ik dacht dat we die net hadden gedaan.

De voorzitter:

O, die hebben we gedaan. Dan heb ik die gemist.

Minister Van Gennip:

Die van mevrouw Rajkowski: oordeel Kamer.

De voorzitter:

Mooi, mooi, mooi. Dan sluit ik dit debat af.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Met uw welbevinden ga ik eigenlijk het liefst meteen door met het volgende debatje, zonder te schorsen. Ik neem aan dat we iedereen van de kant van de Kamer wel een beetje erbij hebben zitten.

Laat nog even gezegd zijn dat we aanstaande dinsdag zullen stemmen over de motie die bij het vorige debat is ingediend.

Naar boven