14 Wet raadplegend referendum Nederlands EU-lidmaatschap

Voorzitter: Van der Lee

Wet raadplegend referendum Nederlands EU-lidmaatschap

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • -het Voorstel van wet van het lid Van Houwelingen betreffende het houden van een raadplegend referendum over het Nederlandse lidmaatschap van de Europese Unie (Wet raadplegend referendum Nederlands EU-lidmaatschap) (36346).

(Zie vergadering van 27 maart 2024.)

De voorzitter:

Aan de orde is nu de voortzetting van de behandeling van het Voorstel van wet van het lid Van Houwelingen betreffende het houden van een raadplegend referendum over het Nederlandse lidmaatschap van de Europese Unie (36346).

Ik heet de initiatiefnemer van harte welkom in vak K. De heer Van Houwelingen wordt in vak K ondersteund door Rebecca de Knegt, juridisch medewerker van de fractie van Forum voor Democratie, Esther Hendriksen, persoonlijk medewerker van de fractie van Forum voor Democratie en Joost van Wijhe, de manager bij de fractie van Forum voor Democratie. Tevens heet ik welkom in vak K de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Hij zal bij de behandeling van dit wetsvoorstel optreden als adviseur van de Kamer. Tot slot welkom aan iedereen op de publieke tribune en aan degenen die dit op een afstand volgen. Uiteraard ook welkom aan de leden.

De eerste termijn van de zijde van de Kamer heeft al plaatsgevonden. Dat was op 27 maart. Vandaag is de beantwoording in eerste termijn van de zijde van de initiatiefnemer.

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

Ik geef de heer Van Houwelingen het woord en wens hem succes. Gaat uw gang.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Dank u, voorzitter. Dank aan de Kamer voor alle vragen die in de eerste termijn zijn gesteld. Ik zal mijn betoog nu houden. De antwoorden op veel van de vragen die zijn gesteld, zitten al in dit betoog verwerkt. De vragen die niet in het betoog zijn verwerkt, zal ik naderhand nog los beantwoorden.

Voorzitter. Op 1 juni 2005 wees het Nederlandse volk in een raadplegend referendum de voorgestelde grondwet van de Europese Unie met een tweederdemeerderheid af. De politieke droom van een Verenigde Staten van Europa, die door de traditionele partijen van ons land werd gesteund, leed een harde nederlaag. Toch werd op 13 december 2007 het Verdrag van Lissabon getekend, dat bijna helemaal overeenkomt met de grondwet die in Frankrijk en Nederland per referendum was afgewezen. Op 1 december 2009 trad dit verdrag in werking. Daarmee ontstond een logica die de besluitvorming op het niveau van de Unie sterk heeft bevorderd. Gestimuleerd door de maatregelen die werden genomen om de financiën van lidstaten als Portugal, Spanje, Italië en Griekenland te saneren en de banken en de euro te redden, is de macht van de Unie nog verder toegenomen. Andere crises, zoals de coronacrisis, migratiecrisis en Oekraïnecrisis, hebben dit proces van machtsconcentratie op het niveau van de Unie de afgelopen jaren versneld en versterkt.

Hoewel de macht van de EU nu veel groter is dan aanvankelijk in de Grondwet werd voorzien, is aan het volk van Nederland sindsdien niet meer om een oordeel gevraagd. De Nederlandse bevolking wacht daarom nog altijd op een tweede referendum. Dat referendum wordt de bevolking ontzegd. Intussen hebben de ontwikkelingen zelf aangetoond dat de Unie twee fundamentele principes van ons land heeft ondermijnd: de nationale soevereiniteit en de nationale democratie. Sterker nog, zonder het Nederlandse volk erin te kennen, hebben onze politici de Nederlandse soevereiniteit grotendeels overgeheveld naar de Unie. Ons land is zodoende geen vrije en onafhankelijke staat meer. Nederland wordt stap voor stap een kleine provincie in een nieuw Europees imperium. De Unie is een centralistisch geleid machtsblok dat steeds openlijker, ook al is het vooralsnog met ogenschijnlijk weinig succes, streeft naar wereldmacht, in concurrentie met de V.S., Japan, China, India, Rusland en andere opkomende machten.

Doordat de interne besluitvorming van dat machtsblok een algemeen erkend democratisch deficit vertoont, terwijl de Unie wel steeds actiever de wetgeving in de lidstaten meebepaalt, wordt het vermogen van ons, Nederlanders, om de toekomst van ons eigen land in de wereld zelf te bepalen, stelselmatig ingeperkt. Sterker nog, de laatste jaren hebben laten zien dat op vrijwel alle hoofddossiers gewoon schaterlachend over onze hoofden heen wordt geregeerd. EU-recht heeft namelijk voorrang boven nationaal recht.

Zelfs als die ondermijning van onze nationale vrijheid door ons, Nederlanders, de eigenaren van dit land, via een transparante, grondwettelijke procedure was goedgekeurd, was het democratisch deficit een probleem geweest. Maar nu is de overgave van ons land aan nieuwe machthebbers, waaronder de EU, zonder onze instemming en tegen onze uitdrukkelijke wil in, een illegitieme greep naar de macht.

Het is een greep naar de macht door een aantal politieke partijen die een steeds geringer aandeel van de Nederlandse bevolking vertegenwoordigen. Doordat ze de meerderheid vormen in onze volksvertegenwoordiging menen zij echter het recht te hebben om de soevereiniteit van vrij Nederland eigenmachtig op te geven. Dat doen zij zonder daarvoor om de expliciete toestemming te vragen van de Nederlanders, de mensen van wie dit land is en voor wie de legitimiteit van ons parlement en de regering afhangt.

De eurofiele partijen, hun volksvertegenwoordigers en medestanders denken dat zij beter in staat zijn te oordelen over deze fundamentele machtsverschuiving, deze centralisering en monopolisering van macht in Brussel, dan de Nederlandse bevolking zelf. Daarmee maken zij zich medeplichtig aan de opbouw van een ondemocratische staat die door de soeverein van dit land, de Nederlandse bevolking, expliciet niet is gewild. Het wordt steeds duidelijker dat de wetgevende en de uitvoerende macht in de Unie in handen van de bestuurders, experts en lobbyisten ligt. Hun politiek komt niet voort uit de wil van de burgers, voor wie zij zich direct zouden moeten verantwoorden. In plaats daarvan denken deze machtshebbers in EU-verband ons belang beter te kennen dan wijzelf. Om die reden hebben zij besloten het Nederlandse volk niet nog eens om een oordeel te vragen over de ontwikkelingen die leiden tot de afschaffing van de soevereiniteit van ons land. Om die reden hebben ze besloten ons een tweede referendum, over het Verdrag van Lissabon, te ontzeggen. Om die reden is het associatieverdrag dat de Unie heeft gesloten met Oekraïne door de Nederlandse regering goedgekeurd, ondanks dat de Nederlandse bevolking, de soeverein van dit land, op 6 april 2016 dit verdrag in een referendum met een ruime meerderheid heeft verworpen. Om die reden hebben ze geen referenda georganiseerd over andere zeer fundamentele inperkingen van onze soevereiniteit, zoals de EU-controle op de nationale begrotingen. Sterker nog, om die reden is zelfs het raadgevende referendum afgeschaft met gebruik van een juridische truc, om zo te voorkomen dat een referendum zou kunnen worden georganiseerd over het afschaffen van het referendum.

Via de voorzitter en dit parlement spreken we de burgers van Nederland aan, en dat doe ik nu dus ook. Ruim 100 jaar nadat in ons land het algemeen nationaal kiesrecht voor mannen en vrouwen werd ingevoerd, in 1919, en aan het eind van een reeks emancipatiestrijden die van ons land na de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog een van de meest vrije landen ter wereld maakte, worden plotseling onze politieke rechten op een fundamentele manier stelselmatig verder ondermijnd. Dat gebeurt terwijl onze mogelijkheden om onze politieke rechten op alle niveaus te doen gelden afnemen door vormen van centralisatie, waarvan de EU vooralsnog de meest ingrijpende is. De partijdemocratie verkeert erdoor in een crisis en al decennia, links en rechts, groeit de roep om meer rechtstreekse burgerinvloed.

Bijna twee decennia na het eerste nationale referendum dat in het 200 jaar oude koninkrijk ooit is gehouden, hebben de door ons in de volksvertegenwoordiging gekozen partijen ons teruggebracht naar een nieuwe vorm van autocratie. We worden geregeerd door een kleine bestuurderskaste die de schijn van democratie ophoudt, maar die in werkelijkheid een ongeziene machtsomwenteling ondersteunt, waarvan het zeker is dat de Nederlandse bevolking, mocht ons de vraag voorgelegd worden, die nooit zou goedkeuren. Deze zelfbenoemde bestuurderskaste, die zich, ten onrechte overigens, op zijn expertise beroept om zijn heerschappij te legitimeren, heeft staatsgreepsgewijs, want heimelijk en tegen de wil van de bevolking in, van ons land een door de EU geknechte technocratie gemaakt.

Medeburgers van Nederland, zeg ik wederom via de voorzitter. 200 jaar na de definitieve ondergang van het eerste Franse keizerrijk en de oprichting van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden hebben uw politici ons land laten versmelten met een nieuw Europees machtsblok, dat niet alleen de imperialistische droom van de oude rijken doet herleven, maar ook op een ondemocratische manier steeds meer macht uitoefent in onze levens en de inrichting en toekomst van ons land. Iedereen kan dit inmiddels voelen. U weet allen over welke regelzucht en heerszucht ik spreek.

Sinds het referendum van 1 juni 2005 is er een Europese macht opgestaan die ons land stelselmatig steeds verder tot een provincie reduceert van een statenbond, de EU, waarover wij geen enkele macht kunnen uitoefenen. Sinds 2005 is Nederland vrijwel opgeheven en al lijkt het land nog te bestaan, de macht is allang verschoven, weg van Den Haag en weg van ons. De macht is voor iedereen zichtbaar en voelbaar verschoven naar Brusselse gremia, die met hun antidemocratische oekazes steeds meer via de minister-president en zijn regering aan ons, de soeverein, opleggen. Sinds 2005 is niet alleen Nederland vrijwel opgeheven. Maar een land dat zijn eigen burgers niet toestaat om macht uit te oefenen over zijn heden en zijn toekomst en zijn zelfbeschikking heeft afgeschaft, is geen democratie meer. Het is ook geen land meer.

Medeburgers van Nederland, via de voorzitter. Bijna 20 jaar na 2005 is het nu eindelijk tijd om onze zelfbeschikking te herstellen. Omdat onze politici daartoe niet genegen blijken en de partijdemocratie een radicale omwenteling onmogelijk maakt en zelfs weigert deze ontwikkelingen een halt toe te roepen, ja, ze door pure antidemocratische staatszucht gedreven, zelfs stimuleert, kan alleen een referendum over de toekomst van Nederland in de EU uitkomst brengen.

Medeburgers van Nederland. Een decennium na de aanbieding aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal van het door 60.000 Nederlanders ondersteunde verzoek een referendum te organiseren over de sluipende overdracht van Nederlandse soevereiniteit aan de EU, constateren we nog maar eens dat de Tweede Kamer dit verzoek om een referendum heeft afgewezen. Laten we daarom, meneer de voorzitter, nog eens precies nagaan waarom de Europese Unie eigenlijk zo'n existentiële bedreiging voor onze soevereiniteit en democratie is. Het antwoord hierop vinden we in een verbazingwekkend eerlijk advies uit 2014 van de Raad van State op een vraag van de Tweede Kamer naar het karakter van de bevoegdheidsoverdrachten van Nederland aan de EU. Die vraag sloot aan op het betoog van het Burgerforum-EU, waar uiteindelijk trouwens Forum voor Democratie als politieke partij uit is ontstaan, dat met steun van 60.000 Nederlanders hier in deze Kamer tien jaar geleden pleitte voor een referendum over die sluipende overdracht. Het advies bouwt voort op het nieuw ingevoerde, fundamentele maar onconstitutionele en fundamenteel ondemocratische principe van de alternatiefloosheid, onvermijdelijkheid en vanzelfsprekendheid van de voortgaande opheffing van Nederland ten voordele van een nieuwe politieke macht, de EU. Onze Raad van State verdedigt dit nieuwe principe met hand en tand, ondanks het feit dat de Raad tegelijk openlijk uitlegt hoezeer het die nieuwe politieke macht, de EU dus, aan democratische legitimiteit ontbreekt. Dit onthutsende advies van de Raad van State legt een copernicaanse omwenteling bloot, die zich in het hart van onze Nederlandse Staat heeft voorgedaan en die deze Staat op een heel nieuwe leest grondvest.

Ik vat die revolutionaire omwenteling als volgt samen. Tot aan het Verdrag van Lissabon was Nederland een representatieve democratie, waarin het Nederlandse parlement de uitdrukking was van de politieke wil van de Nederlandse bevolking en op basis van die wil regeringen vormde. Het bestuur draaide in deze staatsvorm om de wil van de bevolking, ons dus, en het handelen van de politici was daarop in principe georiënteerd, ook als dat in de praktijk niet altijd zo was. Sinds het Verdrag van Lissabon wordt die representatieve democratie in principe en praktijk stelselmatig ondermijnd.

Om die principiële ondermijning beter te kunnen begrijpen, kijken we nog eens naar het advies van de Raad van State uit 2014 over die sluipende bevoegdheidsoverdracht. Dat advies laat duidelijk zien welke nieuwe revolutionaire principes sinds de opname van Nederland in de EU en vooral vanaf 2009 de grondslag van ons politieke bestel radicaal hebben omgekeerd. Het advies toont haarscherp aan dat in dat bestel de Nederlandse bevolking zelf principieel geen rol meer speelt in de besluitvorming. Dat blijkt uit de antipolitieke principes die de Raad zelf expliciet formuleert. Het blijkt ook uit het zwijgen van de Raad over de verkiezingen en de politieke wilsuitdrukking van het Nederlandse volk.

Het advies van de Raad van State — iedereen kan het nalezen — is in vijf hoofdthema's samen te vatten. Het rapport behandelt in de eerste thema's heel expliciet het volgende. Een, de problematiek van de bevoegdheidsoverdrachten zelf. Twee, de gebrekkige controle van de nationale democratie op de EU-besluitvorming. Drie, voorgestelde oplossingen voor het opnieuw geconstateerde deficit. De twee laatste thema's zijn minder expliciet aanwezig en worden alleen bij kritische lezing zichtbaar, te weten: vier, het negeren van de rol van de bevolking in de besluitvorming binnen de EU en in het advies van de Raad van State zelf. En ten slotte: vijf, het grotendeels verzwijgen van de betekenis van de EU als een nieuwe soevereine staat in wording, met de door de Raad van State benadrukte eigen vrijheden van de Unie en exclusieve bevoegdheden van de EU.

We kunnen dus niet anders dan concluderen dat onze Nederlandse democratie fundamenteel en praktisch is overgenomen door de nieuwe staat. Onze staatsinstellingen, de Raad van State voorop, accepteren de omwenteling volledig. Ze probeerden die bovendien principieel en praktisch verder te bevorderen.

Volgens de Raad van State zijn er drie manieren waarop de overdracht van Nederlandse bevoegdheden en dus van soevereiniteit aan de EU of met de EU verbonden instituties plaatsvindt. Een, via verdragen. Twee, via de uitwerking van verdragsregels. En drie, buiten de verdragen om. Bij de eerste vorm meent de Raad van State geen democratisch deficit waar te nemen, maar bij de twee overige vormen meent de Raad dat er sprake is van een ernstig democratisch tekort. In beide gevallen onthult de Raad bovendien hoezeer antidemocratische principes het bestuur in EU-verband kenmerken. Zo betoogt de Raad dat bij overdracht van soevereiniteit via verdragen en in principiële zin nooit sprake kan zijn van een sluipende overdracht.

De heer Baudet (FVD):

Misschien is het omdat de heer Van Houwelingen veel informatie deelt, en ook in best hoog tempo, maar ik wilde toch even inhaken op het punt van die copernicaanse omwenteling. Dat ging best snel. Misschien is niet voor iedereen duidelijk wat de heer Van Houwelingen precies bedoelt met die analogie. Bij mij riep het in ieder geval wat vragen op. Copernicaanse omwenteling: dan hebben we het dus over het ptolemeïsche wereldbeeld dat tot dat moment dominant was, waarin de zon om de aarde draaide, als het ware. Dan komt Copernicus en zegt: nee, de aarde draait om de zon, in plaats van de zon om de aarde. Wat bedoelt de heer Van Houwelingen nou eigenlijk precies met die analogie? Want het is duidelijk dat de Raad van State inderdaad zegt: wat de EU ook maar zegt dat het recht is, is dan maar het recht. Hoe betekent dat nou een fundamentele soevereiniteitsoverdracht? Hoe zit dat eigenlijk precies in elkaar?

De heer Van Houwelingen (FVD):

Dank voor de vraag. Wat ik wil zeggen met "deze copernicaanse omwenteling" wil zeggen, is dat de democratie voorheen uiteraard draaide om wat de Nederlandse bevolking wilde, om wat dit parlement, deze Tweede Kamer der Staten-Generaal, heeft besloten, maar dat we vooral sinds het Verdrag van Lissabon zien dat onze democratie in de praktijk niet langer draait om wat wij bijvoorbeeld hier in de Tweede Kamer besluiten of wat de Nederlandse bevolking wil, maar om wat de EU wil. Daar heb ik toevallig gisteren een uitvoerig debat over gevoerd met de premier. Er zijn — daar zal ik straks ook nog op terugkomen — allerlei voorbeelden van moties die niet worden uitgevoerd als ze in strijd zijn met wat de EU wil, ondanks dat de Kamer ze heeft aangenomen. En er zijn natuurlijk vooral de referendumuitslagen. De referenda in 2005 en 2016 gingen allebei over projecten die voor de EU heel belangrijk waren: de Europese grondwet en natuurlijk het associatieverdrag met de EU. De Nederlandse bevolking zei: dat willen we niet. Dat is de soeverein van dit land. De EU wilde dat wel. Uiteindelijk heeft de EU gewonnen. Dat is die copernicaanse omwenteling. We zien dus dat onze democratie heel duidelijk niet langer draait om wat de Nederlandse bevolking wil, maar om wat Brussel, de EU, wil.

De voorzitter:

De heer Van Houwelingen vervolgt zijn betoog.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Dank. De raad beargumenteert dat als volgt: wanneer bevoegdheden aan de EU worden afgedragen, gebeurt dat uiteindelijk per verdrag; omdat een verdragswijziging altijd het parlement moet passeren en dus door onze parlementariërs wordt bekrachtigd, vindt overdracht per verdrag in alle openbaarheid en bij volle bewustzijn plaats. Opvallend in deze redenering is dat de Raad van State vergeet te vermelden dat de instemming van onze parlementariërs nog niet betekent dat de Nederlandse bevolking ook de kans heeft gekregen haar mening over het verdrag te uiten. Bij normale volkenrechtelijke verdragen is dat misschien niet zo'n probleem, omdat het dan de Nederlandse Staat blijft die zich per verdrag verbindt. Zo'n verdrag perkt weliswaar de Nederlandse soevereiniteit in, maar het draagt zijn bevoegdheden niet permanent over aan een andere, nieuwe staat, waaraan wij per quasigrondwettelijk verdrag ondergeschikt zijn gemaakt. Hoewel de raad dit niet expliciet behandelt, blijkt uit het rapport dat dit bij de EU echter wel het geval is. Dat is wel degelijk een andere, nieuwe staat, die zich boven onze staat heeft gesteld. Daarom zijn overdrachten van bevoegdheden aan de EU van een fundamenteel andere kwaliteit dan bij internationale verdragen. Ze dragen immers bij aan de verdere versterking van de hogere staatsmacht van de EU, ten koste van onze eigen staatsmacht en dus ten koste van de democratische macht van de Nederlandse bevolking, die namens ons behoort te worden uitgeoefend door onze regering en onze volksvertegenwoordigers.

Mochten de bevoegdheidsoverdrachten via verdrag ten aanzien van het parlement niet sluipenderwijs plaatsvinden, ten aanzien van de Nederlandse bevolking is dat een heel ander verhaal. Vreemd genoeg vermijdt de Raad van State om de Nederlandse bevolking ook maar ergens een rol te gunnen in de overdracht van soevereiniteit. Daarmee negeert de Raad van State trouwens de aanleiding van deze adviesaanvraag van de Tweede Kamer, het burgerinitiatief van het Burgerforum-EU. Het negeren van de rol van de Nederlandse bevolking in een onderzoek naar de overdrachten van de Nederlandse soevereiniteit aan een nieuwe staat, waarvan wij onderdeel gemaakt zijn, is geen incident. Het is onderdeel van een structureel antidemocratische opvatting over het bestuur, die in het hart van onze staatsinstelling heeft postgevat. Dit blijkt hieruit dat de Nederlandse bevolking nergens een serieuze rol krijgt in de overwegingen van de Raad van State over het democratisch deficit.

Het Nederlandse parlement staat in die redenering centraal. Daarop richten we dus vooral de aandacht bij de analyse van de twee andere manieren waarop volgens de raad soevereine bevoegdheden van de Nederlandse Staat worden overgedragen aan de Europese Unie. Bij de niet-verdragsmatige overdrachten signaleert de raad volmondig een groeiend democratisch tekort. Toch legitimeert de raad al die overdrachten opnieuw, met een beroep op buitenconstitutionele argumenten, de bestuurbaarheid en de Nederlandse identiteit, open samenleving en economie, die volgens de raad met snel, zij het ondemocratisch, handelen in crisistijd het beste worden gediend. Volgens de raad kan de EU zijn bevoegdheden, ten koste van Nederland, ook uitbreiden door de uitwerking van de mogelijkheden die een bestaand verdrag biedt en door handelingen buiten elk verdrag om. In beide gevallen weigert de raad principieel over overdracht van soevereiniteit te spreken. Toch gaat het in de praktijk om overdracht van bevoegdheden, van de ene soevereine staat, Nederland, naar een andere staat, de EU, hoewel de soevereiniteit van die nieuwe staat nog niet volledig uitgekristalliseerd is. Weliswaar wil de raad dit laatste niet expliciet toegeven, juist uit het democratisch ongecontroleerd handelen van de EU in crisistijd en de manier waarop de Raad van State dit legitimeert, blijkt dat de EU zich sinds het Verdrag van Lissabon volop in het proces van staatsvorming bevindt.

Met andere woorden, iedere overdracht van bevoegdheden aan de EU, zij het bij verdrag, door praktische uitwerking of gewoon buiten de verdragen om, versterkt de staatsmacht van de EU en holt de staatsmacht van Nederland principieel en praktisch verder uit. Denk bijvoorbeeld aan het recentelijk instellen van een Europese digitale identiteit, het oprichten van een Europese gezondheidsunie of een gigantisch zogenaamd Europees coronaherstelfonds, het verbieden van de verkoop van nieuwe fossielebrandstofauto's in de EU vanaf 2035, de invoering van Europees centralebankgeld, de zogenaamde CBDC, en vergevorderde pogingen om een EU-leger op te richten.

Het ondemocratische karakter van de bevoegdheidsoverdracht in praktische zin wordt door de Raad van State uitgebreid in kaart gebracht, waarbij de raad steeds opnieuw zijn eigen antidemocratische gezindheid en EU-oriëntatie openbaart. Volgens de raad is de uitbreiding van de bevoegdheden door het uitwerken van mogelijkheden die in bestaande verdragen zijn opgenomen een normale vorm van bevoegdheidstoename voor de EU. Die praktische uitbreiding van bevoegdheden wordt vooral problematisch wanneer het gaat om toepassingen die door de opstellers van de verdragen niet waren voorzien. Het gaat volgens de raad dan om nieuwe ontwikkelingen die om een haastige reactie vragen, waarbij zonder instemming van nationale parlementen de EU zich extra bevoegdheden toe-eigent door een nieuwe interpretatie te geven aan verdragsteksten. De raad schrijft letterlijk — ik citeer nu uit advies: "In sommige gevallen, in het bijzonder in geval van crisis — zoals de afgelopen jaren is gebleken —, kan de noodzaak worden gevoeld om maatregelen te nemen waar de verdragen niet expliciet in voorzien. Daardoor is die samenwerking in de loop van de tijd onmiskenbaar breder en intensiever geworden dan oorspronkelijk bij de goedkeuring van de verdragen werd vermoed of voorzien."

Dit principe, waarbij de EU ongelimiteerd nieuwe bevoegdheden kan creëren door creatief om te gaan met de bestaande verdragen, is door het Europees Hof van Justitie goedgekeurd vanuit het principe dat verdere integratie bevorderd moet worden, zoals dat ook is vastgelegd in de Unieverdragen: de ever closer union. Europese verdragen zijn dus in feite blanco cheques die Europese instellingen in staat stellen naar eigen goeddunken zo goed als onbeperkt meer en meer bevoegdheden naar zich toe te trekken zodra deze instellingen dat zelf noodzakelijk achten voor het behoud van de Europese Unie.

Het argument van het noodzakelijk handelen van de EU in crisistijd wordt door de Raad van State ook gebruikt om de uitbreiding van bevoegdheden die geen basis hebben in de Unieverdragen te legitimeren. Het argument dat hierbij steeds opnieuw terugkeert, legt de fundamenteel ondemocratische aard van de EU bijzonder goed bloot. Volgens de raad vragen nieuwe ontwikkelingen in crisistijd om snel handelen en moet er wel buiten de democratie om gehandeld worden door de betekenis van verdragen zo veel mogelijk op te rekken of door eigenmachtig handelen dat zelfs door geen enkel verdrag wordt ondersteund.

Het fundament voor de acceptatie van die buitendemocratische vorm van machtsuitbreiding van de EU ligt in het EU-recht zelf. Volgens de EU-verdragen moet de EU-integratie zich verder verdiepen en alles wat die integratie bevordert, is daarmee volgens de EU-instellingen zelf per definitie legitiem. Die fundamentele regel wordt versterkt door een andere regel die in geen enkel verdrag is opgenomen en die door de Raad van State uit het niets tot fundament wordt verheven: het steeds weerkerende argument van de noodzakelijkheid en regeerbaarheid, een argument ten faveure van een constant noodrecht dat in de EU inderdaad praktijk is geworden. Natuurlijk kan de Raad van State er niet omheen dat bij al die manieren waarop de EU zichzelf meer macht toebedeelt de nationale staten het nakijken hebben en geen of nauwelijks controlemogelijkheden overhouden. De raad erkent ook, expliciet en impliciet, dat de groei van de handelingsmacht van de EU een diep ingrijpende omwenteling teweeg heeft gebracht in de verhouding tussen de uitvoerende macht en de wetgevende en controlerende macht.

Als gevolg van elkaar wederzijds versterkende principes van verdragsrechtelijk vereiste voortgaande integratie en de buitenconstitutionele eis van bestuurbaarheid, groeit de macht van de EU en de leden van de Nederlandse regering op EU continu ten koste van de wetgevende en de controlerende macht van het Nederlandse parlement, om nog maar te zwijgen over de macht van de Nederlandse kiezer, over wie de raad dan ook inderdaad niets zegt. Het lijkt inmiddels zover dat de Nederlandse minister-president eerder de EU in Nederland vertegenwoordigt dan Nederland in de EU. Het is zeer onwaarschijnlijk dat dit onder een eventuele nieuwe regering zal veranderen. Het gaat hier immers om een revolutie in de instituties of, beter gezegd, om een staatsgreep van de EU in Nederland. Volgens de Raad van State, nu alweer een jaar geleden, was het grootste probleem dat vanwege de buiten de verdragswijzigingen om toenemende bevoegdheden van de EU, het parlement zich steeds opnieuw voor voldongen feiten gesteld ziet en nauwelijks over instrumenten beschikt om het EU-handelen en de rol van de eigen regering daarin te controleren, laat staan actief te sturen.

De heer Baudet (FVD):

Ik sloeg even aan op de opmerking van de heer Van Houwelingen zojuist dat het is alsof de premier of de regering niet meer zozeer namens Nederland onderhandelt met de EU, maar eerder namens de EU onderhandelt met Nederland of een vertegenwoordiger is van de EU in Nederland. Dat is best een heftige beschuldiging. Ik wil in het kader daarvan de volgende anekdote aan hem voorleggen en horen wat hij daarvan vindt. Een jaar of tien geleden, toen ik net klaar was met mijn proefschrift over de EU en zo, werd ik uitgenodigd bij de Europese ambassadeur in Nederland. Ik wist op dat moment helemaal niet dat de EU ook echt ambassades had, maar dat is dus al het geval. Die EU-ambassade zit vlak naast of schuin tegenover het Torentje, aan de Hofvijver. Zoals de heer Van Houwelingen weet, is de Hofvijver een langwerpige vijver. De EU-ambassadeur in Nederland nodigde mij uit in zijn bureau helemaal bovenin, met een balkonnetje erbij. Hij zei: "Kijk, dit is hoe wij" — met "wij" bedoelde hij dus de EU — "de politiek zien. Het Torentje" — hij keek zo neer op het Torentje — "gaat over de korte golf, de korte termijn. Wij bepalen de lange termijn." Voor mij was dat echt een schok. Ik dacht: o ja, dit is hoe ze erover denken vanuit de EU.

De voorzitter:

En uw vraag?

De heer Paternotte (D66):

De heer Baudet (FVD):

Dit is hoe … Wat heeft dat mannetje daar ermee te maken? Ik stel vragen …

De voorzitter:

Nee, interrupties moeten wel een beetje bondig zijn, dus graag nu de vraag, want de anekdote heeft u uitgelegd.

De heer Baudet (FVD):

Voor mij was dat een moment waarop ik dacht: wow, dit is hoe de EU erover denkt. Maar de heer Van Houwelingen gaat nog een stap verder. Hij zegt: deze manier van denken heeft ook de instituties binnen Nederland overgenomen. Begrijp ik dat goed? Hoe kijkt hij naar dit verhaal, hoe kijkt hij naar deze anekdote? Is dat ook wat hij bedoelt met wat de houding is geworden van de Raad van State, de Nederlandse rechterlijke macht, van het Nederlandse kabinet?

De heer Van Houwelingen (FVD):

Heel veel dank voor uw vraag. Dat sluit mooi aan bij de eerdere vraag die de heer Baudet stelde. Je ziet dus dat onze instituten — de Raad van State is daarvan denk ik het beste voorbeeld, vandaar dat ik ook zo veel haal uit het advies van de Raad van State — denken in termen van een EU-belang. Dat is in zekere zin ook zo gecodificeerd in de verdragen zelf. Dat zie je ook terug in de wijze waarop bijvoorbeeld de minister-president handelt. Als hier een motie wordt aangenomen of er wordt gezegd dat we geen 50 miljard gaan sturen naar Oekraïne — ik noem een voorbeeld — dan zegt de minister-president ook vanuit dat EU-belang: als de Kamer deze motie aanneemt, ga ik 'm niet uitvoeren. Dat heeft de minister-president gezegd. Zo zie je steeds weer in onze instituties en ook bij politici … Het zit denk ik niet in de persoon zelf, maar in de instituten. Je ziet dat denk ik het duidelijkst bij de Raad van State en dat is natuurlijk een heel zorgwekkende ontwikkeling.

Ik vervolg mijn betoog. Een belangrijke factor in die onmacht wordt gevormd door twee nieuwe regels die de Raad van State destijds aan democratische controle stelde. Die democratische controle mag van de Raad van State uitbreiding van de gewenste EU-bevoegdheden niet in de weg staan. Democratische controle door de Nederlandse regering of het Nederlandse parlement mag ook de bestuurbaarheid niet tegenwerken. De Raad van State verwoordt het in zijn advies als volgt: "Een al te strakke bevoegdheidstoedeling zou het handelingsvermogen van de instellingen" — van de Europese Unie dus — "ernstig kunnen belemmeren en daarmee een adequate belangenbehartiging van de betrokken staten in de weg kunnen staan." Met de Nederlandse Grondwet en de fundamenten van ons politieke bestel hebben deze regels natuurlijk niets meer te maken. Integendeel, ze zijn er de ondermijning en omkering van. De analyse van het democratisch deficit door de raad legt zo de fundamentele, nota bene door de Raad van State zelf gesteunde, omwenteling in de Nederlandse politiek bloot. Het centrum van het Nederlandse politieke stelsel wordt niet langer gevormd door de Nederlandse bevolking, die via de volksvertegenwoordigers bepaalt welk beleid er wordt gevoerd en die uitvoering ook controleert. Nee, voortaan draait de Nederlandse politiek, praktisch en principieel, rondom de EU. Ze staat via het disselboomprincipe van voortgaande integratie dat door de Raad van State, in navolging van het Europese Hof van Justitie, als grondslag van het constitutioneel denken wordt genomen, volledig in dienst van een uitbreiding van de Uniebevoegdheden.

De raad ziet de noodzaak de Unie te beschermen en te verdiepen als het fundamentele principe van de Nederlandse politiek. En dus is de EU de autoriteit waar de Nederlandse politiek om draait en niet het Nederlandse volk. De raad betoogt dat dit praktisch het geval is en benadrukt dat dit ook principieel noodzakelijk is, omwille van het integratieprincipe. Daarom is het ook geen toeval dat van een actieve rol van de Nederlandse bevolking in het rapport geen sprake is. De Nederlanders zijn in de EU constitutioneel uitgewist. Ze zijn niet langer relevant. Het politieke bestel draait voortaan om Brussel. Het is niet voor niets dat het parlement sindsdien pure folklore is geworden, een tandeloze tijger. Bizar genoeg constateerde de Raad van State destijds dat deze door de raad zelf gesteunde omwenteling een groot democratisch gat heeft gecreëerd.

Dat gat kan niet door het Europees Parlement worden gedicht, omdat het binnen de bestaande EU-bevoegdheden moet opereren. Het Europees Parlement gaat niet over de overdracht van nieuwe nationale bevoegdheden naar het EU-niveau. Het is daarmee trouwens deel van het probleem. Het Europees Parlement heeft de neiging meer macht op EU-niveau te willen verzamelen. Daarom doet de raad een aantal voorstellen die betrekking hebben op het nationale parlement. Al die voorstellen hebben echter overduidelijk als doel om de doelmatigheid en legitimiteit van de EU-besluitvorming te vergroten en een verdere integratie van de Nederlandse volksvertegenwoordiging in het EU-staatsapparaat te bevorderen. Omdat de Raad van State deze fundamentele keuze nooit verder toelicht, moeten we ervan uitgaan dat hij steeds opnieuw aangestuurd wordt door de acceptatie van het primaat van de Unieverdragen boven de Nederlandse constitutie. Opnieuw wordt bij geen enkele van deze maatregelen gedacht aan de rol van de constitutioneel volledig uitgewiste Nederlandse bevolking.

Ten slotte. De Raad van State miskende destijds stelselmatig het fundamentele karakter van de verhouding tussen de Nederlandse Staat en de Europese Unie. Hij stelt dat de bevoegdheidsoverdracht aan de EU bij het verdrag vallen onder het internationaal verdragsrecht en dat de soevereiniteitsoverdracht aan de EU daarom geen uniek geval vormt. Tegelijk geeft de raad toe dat de overdrachten bijzonder intensief zijn. Ook geeft de raad aan dat de groeiende Europese politieke ruimte een ernstige aantasting betekent van de wetgevende en controleren privileges van het Nederlandse parlement. Dat laatste toont al aan dat het karakter van de EU wezenlijk anders is dan dat van intergouvernementele instellingen. De raad geeft dat in een aantal passages overigens toe, zonder daar verder op in te gaan. Zo spreekt de raad van "de exclusieve bevoegdheden van de EU" en van "de vrijheden van de Unie", die zijn vastgelegd in de verdragen.

Het is ook op basis van deze exclusieve bevoegdheden en vrijheden dat de EU zich in toenemende mate handelend opstelt en zich in de praktijk steeds meer nieuwe bevoegdheden toe-eigent. Een gewone intergouvernementele organisatie zou zoiets niet kunnen doen. De EU is evenwel geen gewone intergouvernementele organisatie gezien de duur, namelijk permanent, en de diepte, namelijk strevend naar verdere integratie van de overdracht. De EU was een staat in wording, zo blijkt feitelijk uit analyse van de Raad van State. Nu, jaren en heel wat noodgrepen later, is die staat in wording natuurlijk nog veel verder gevorderd. Een van de sluitstukken van statelijkheid, een eigen leger, is in volle voorbereiding. Zoals ook duidelijk blijkt uit het Unieverdrag, is de EU dus een staat in wording die zich principieel ten doel heeft gesteld steeds verder te integreren.

Uit de praktijk, zoals die door de Raad van State scherp is blootgelegd, blijkt dat er steeds meer beleid wordt gemaakt op EU-niveau. De raad ziet heel goed in dat dit ten koste gaat van de wetgevende en de controlerende macht van het Nederlands parlement en dat tegelijkertijd de Nederlandse uitvoerende macht steeds meer verbonden is met de wetgevende en beleidsvormende macht op EU-niveau. De raad gaf daarmee jaren geleden al duidelijk te kennen dat de soevereine wilsvorming van de Nederlandse bevolking in het centrum van de Nederlandse politiek het veld heeft moeten ruimen voor een andere autoriteit, namelijk de EU. Het advies van de Raad van State over die slapende bevoegdheidsoverdracht liet dat laatst onverbloemd zien: "Onderkend moet worden dat het parlement", dit parlement dus, "ook in de toekomst kan worden geconfronteerd met onderhandelingsresultaten of beslissingen vanuit de EU die, hoewel zij minder stroken met in Nederland levende inzichten of wensen", wat dus het Nederlands belang betreft, "onderdeel zijn van een compromis dat onder druk van de omstandigheden moet worden aanvaard".

Wat de raad niet openlijk wil toegeven, blijkt uit elke bladzijde van het advies dat hier als bewijslast is opgevoerd. Het wordt overigens bevestigd door vele politicologische en bestuurskundige analyses: de EU is een nieuwe staat, die de politiek-bestuurlijke niveaus van haar lidstaten in de praktijk steeds verder absorbeert. Het advies van de Raad van State toont aan hoe zeer die absorptie ook principieel wordt ondersteund door onze Hoge Colleges van Staat, ondanks het feit dat op 1 juni 2005 twee derde van de Nederlandse kiezers zich op een fundamentele manier tegen zo'n EU-staatsvorming heeft uitgesproken met de afwijzing van het grondwettelijk verdrag. Helaas hebben die Nederlanders, wij allen, nooit de gelegenheid gehad de uiteindelijke Unieverdragen nogmaals aan ons soevereine oordeel te onderwerpen.

We kunnen dus niet anders concluderen dan dat Nederland verdwijnt. Langzaam maar zeker worden jaar in, jaar uit stappen gezet die de soevereiniteit van ons land uithollen. We zijn hard op weg een provincie te worden in een Verenigde Staten van Europa. Dat betekent praktisch gezien dat we steeds minder burgers van Nederland aan het worden zijn en steeds meer onderdanen van de EU. EU-burgerschap vervangt het Nederlands burgerschap. Wij Nederlanders zijn daardoor steeds minder baas in eigen land. Gezien de snelheid van het Europees integratieproces zal het niet lang meer duren voordat we in de eerste plaats Europeanen en Europese burgers zijn. Ons land zal dan definitief in een EU-provincie veranderd zijn. Een Europese digitale identiteit en een Europese digitale munt zullen die ontwikkeling helpen afronden. Dat betekent concreet het volgende. Net zoals Den Haag nu bepaalt dat er geen gas meer in Groningen gewonnen mag worden, zo zal Brussel in de toekomst voor ons bepalen hoeveel belasting we betalen, of coffeeshops in Nederland open kunnen blijven, of euthanasie legaal is, of u nog vlees of vis mag eten, hoelang u dagelijks mag douchen, of en wanneer u een mondmasker moet dragen en waar Nederlanders als Europese militairen zullen worden ingezet.

Nu we feitelijk al een Europese provincie zijn geworden, is het uiteraard misleidend om nog te spreken over Nederlands burgerschap. Artikel 9 van de geconsolideerde Europese verdragen stelt dan ook, ten onrechte: "Het burgerschap van de Unie komt naast het nationale burgerschap en treedt niet in de plaats daarvan." Men kan per definitie slechts van één soevereine staat een burger zijn. Zodra we daadwerkelijk staatsburger zijn van de EU kunnen we hoogstens nog inwoner van Nederland zijn, net zoals Nederlandse burgers nu ook inwoner van hun provincie en gemeente zijn.

De vraag is natuurlijk of Nederlanders dat eigenlijk wel willen. Het probleem is dat ons deze vraag na 2005 niet meer rechtstreeks is gesteld. Uit adviezen van de Raad van State bleek jaren geleden al dat ook in de praktijk er toen al vrijwel geen beleidsterrein meer was waar de EU haar aanspraak op macht niet kon doen laten gelden, van het Europees aanbestedingsrecht tot de door de EU verboden gloeilampen en opgelegde papieren rietjes tot een Europese medicijnenautoriteit tot de niet langer los te draaien dopjes op plastic flessen. Bovendien kan Brussel de interpretatie van de verdragen dus ook nog eens naar believen oprekken; ik zei het net al. Alle verdragsbepalingen die onze vrijheden verminderen, onze soevereiniteit fundamenteel ondermijnen, onze vrije staat afschaffen en onze politieke rechten vernietigen hebben we met een ruime meerderheid negentien jaar geleden afgewezen. Toch zijn ze in 2009 en de daaropvolgende jaren tegen onze uitdrukkelijke wil in ingevoerd.

Om te bepalen hoe ingrijpend de machtsverschuiving ten gunste van de EU is, moeten we bedenken dat de Nederlandse invloed op allerlei manieren versnipperd is en dat het Nederlands belang niet langer door de Nederlanders zelf wordt gedefinieerd. Op het niveau van de Nederlandse EU-politiek, zoals die via de Raad en het Parlement wordt gevoerd, geldt dat Nederlandse politici op EU-niveau hun EU-belang laten wegen boven het Nederlands belang. Dat EU-belang wordt dan voorgesteld als het Nederlands belang, maar kan niet langer door Nederlanders in verkiezingen worden beoordeeld of aangestuurd. In het Europees Parlement worden maar liefst 31 van de 751 zetels door Nederlanders bezet. Ook voor hen geldt dat zij in toenemende mate een EU-belang dienen en zich daarmee verwijderen van het formuleren van een zelfstandig Nederlands belang, in samenspraak met Nederlanders en andere Nederlandse politieke partijen en door het Nederlands kiespubliek beoordeeld.

De Raad van State verwoordt het in zijn advies als volgt, ik citeer weer: "Verschillen in standpunt of opvatting in de nationale verhoudingen komen in het Europees Parlement op een andere manier of helemaal niet tot uitdrukking. Bovendien gaat een Nederlands geluid op in de grote stroom van nationale en Europese geluiden, waardoor het niet of nauwelijks wordt herkend of erkend." Dit is dus wat de Raad van State zegt.

De Europeanisering van de Nederlandse politiek leidt ertoe dat we straks net zo veel medezeggenschap over onze toekomstige Europese belastingen of militaire acties hebben als de Groningers over hun gaswinning of de Zeeuwen over het onder water zetten van hun polders. Wij raken dus ons zelfbeschikkingsrecht jaar na jaar en beetje bij beetje kwijt. Dat betekent dat wij Nederlanders steeds minder over het lot van ons land te zeggen hebben. Of zoals de Raad van State het destijds al bijzonder scherp formuleerde: "De Raad signaleert in dit verband dat op een groot aantal terreinen het centrum van de besluitvorming, wetgeving daaronder begrepen, zich verplaatst van Nederland naar de EU."

Het is daarom heel duidelijk dat, gezien de ondemocratische structuur van de EU, de invloed van Nederlanders op de toekomst van hun eigen land, ons land dus, steeds geringer zal worden en dat onze invloed op de macht die de EU in ons land en dat van anderen uitoefent, nihil zal zijn. Het belang van de Europese Unie is bovendien allesbehalve hetzelfde als het Nederlands belang. Integendeel. Zo heeft de Europese Unie Nederland gedwongen een einde te maken aan de pulsvisserij, een efficiënte en bovendien milieuvriendelijke manier van vissen, nota bene, omdat de Franse vissers hier niet tegenop konden en via de Franse regering de Europese Unie hebben gebruikt om hun Nederlandse concurrenten te vernietigen. Zo voerde de Europese Centrale Bank jarenlang een voor Nederland te laag rentebeleid, dat er niet alleen voor heeft gezorgd dat de inflatie in ons land onnodig hoog is, maar waardoor onze grote pensioenpotten, waar andere Europese landen jaloers op zijn, veel van hun waarde hebben verloren.

Zo was het associatieverdrag dat de Europese Unie met Oekraïne heeft gesloten, overduidelijk niet in het Nederlands belang. Sterker nog, dat heeft de Nederlandse bevolking, ooit soeverein van dit land, zelf op 6 april 2016 in een referendum ondubbelzinnig duidelijk gemaakt. Maar dit verdrag is er toch gekomen, met als gevolg dat Nederland nu verwikkeld is in een door de Nederlanders niet gewilde proxyoorlog met Rusland, op Oekraïense bodem en met inzet van zogenaamd goedkope levens; de honderdduizenden gesneuvelde Oekraïense militairen; experts spreken van meer dan een half miljoen. Minister Ollongren weigert inmiddels zelfs de mogelijkheid van inzet van Nederlandse jongeren in Oekraïne af te wijzen. De vraag vanuit Oekraïne om de inzet van hun levens kan elk moment komen en Nederland, noch de Nederlanders hebben daar ook nog maar iets over te zeggen.

Allemaal ontwikkelingen die niet in het Nederlands belang zijn, net zoals de invoering van de Europese digitale identiteit en Europees digitaal geld. Allemaal zaken die Nederland niet langer kan of wil tegenhouden, omdat de prioriteiten in Brussel worden vastgesteld en niet langer in Den Haag.

Met andere woorden, als er niets gebeurt, zijn we straks definitief een provincie in een staat, de EU, zonder echte democratie, waarin de demos, de soevereine gemeenschap, niet bestaat. We worden een klein onderdeel, een provincie, van een EU-staat zonder natie. Een Europese demos is een droom van eurofiele politici die echter tegelijkertijd op allerlei manieren een systeem in het leven roepen dat de invloed van burgers — van ons! — drastisch inperkt.

Die machtsuitbreiding van een Europese kaste van politici wordt versterkt door een aantal kenmerken van de volkeren die in de EU verenigd zijn. Om te beginnen spreken die volkeren niet met elkaar. Zonder een gemeenschappelijke taal zal er nooit sprake kunnen zijn van een Europese pers, een Europese publieke opinie, laat staan van een Europees debat waarbij de burgers van die nieuwe staat de politici tot verantwoording kunnen dwingen en de politieke agenda kunnen bepalen.

De droom om een Europees volk te kunnen scheppen, met een Europese identiteit, loyaliteit en onderlinge solidariteit is een vorm van hypernationalisme, gespeend van alle realiteitszin. Zonder dwang, manipulatie, propaganda en grootscheeps herschrijven van de Europese geschiedenis, zal zo'n EU-nationalistisch project nooit ook maar enig resultaat opleveren. Met andere woorden: de vorming van een echte Europese democratie kan niet zonder een Europees volk. Maar dat Europese volk kan niet uit het niets door politici worden gecreëerd. Dat zou misschien hoogstens kunnen als daar een expliciete en herhaalde wilsbeschikking aan ten grondslag ligt van de bestaande Europese volkeren die de nationale democratieën dragen. De EU heeft in al haar veroveringsgezind imperialisme echter besloten om geen constitutionele referenda te organiseren en de Europese volkeren gewoon te dwingen, te domineren en zo veel mogelijk gelijk te schakelen.

De Europese droom miskent in de praktijk de grote culturele verschillen binnen Europa. Die verschillen roepen grote vragen op over de mogelijkheid om een Europees volk te scheppen dat zich vrijwillig en duurzaam onderling solidair zal betonen. De vraag is immers of Nederlanders extra belasting willen gaan betalen voor Europees sociaal beleid ten gunste van arme Europeanen in Zuid-Italië of Roemenië. Als Vlamingen er na 190 jaar nog steeds grote moeite mee hebben om solidair te blijven met het historisch en cultureel nauw met Vlaanderen verbonden Wallonië, hoe kan dan van Vlamingen wel verwacht worden dat ze gaan betalen voor uitkeringen in Griekenland? Kunnen de grote historische en culturele verschillen die er tussen Europese landen bestaan tot gezamenlijke politieke belangen leiden? In Hongarije denkt men heel anders over corruptie dan in Nederland, net zoals men in Polen en in Zweden totaal andere opvattingen heeft over abortus. Wetten en de interpretatie daarvan door rechters ontlenen hun legitimiteit aan cultureel bepaalde normen- en waardenstelsel.

Europa is veel te divers om één rechtsstaat te kunnen zijn die voor elke Europeaan ook legitiem aanvoelt. Daarom kan het niet anders of de EU zal een staat worden waarvan het belang door een Europees volk in onderling debat niet zal kunnen worden gedefinieerd. In plaats daarvan zal een politieke elite die zich via de Brusselse burelen, vergadertafels en wandelgangen met een eigen EU-belang identificeert, in toenemende mate de dienst gaan uitmaken. Precies zoals onze Raad van State al vele malen heeft aangeven.

Door het ontbreken van een werkzame demos en het ontbreken van een waakzame pers en effectieve democratische controle geeft het Europese integratieproces dus als vanzelf de Europese technocraat meer en meer ruimte. Het Europees belang wordt in afnemende mate bepaald door de onderlinge tragische en chaotische wilsvorming van burgers in de publieke en politieke arena's en wordt in toenemende mate bepaald door experts die politieke kwesties tot technische problemen omvormen, waarbij de mening van de burgers niet meer dan een vorm van informatie over potentiële instelling of verzet is. In de wirwar van tegengestelde belangen van allerlei verschillende en bovendien intern sterk verdeelde Europese volkeren die verzeild zijn geraakt in de Babylonische spraakverwarring van Brussel, kan de technocraat de macht naar zich toetrekken. Daarbij komt dat in de EU-politiek niet alleen politici een belangrijke rol spelen, maar ook allerlei belangengroepen, lobbyisten, vooral van grote bedrijven, en diplomaten van bevriende en minder bevriende staten. Het moet daarom ook niet verbazen dat ons eigen parlement naar eigen zeggen de controle over het Europese besluitvormingsproces verloren is. Er zit niemand meer in de cockpit.

De onvermijdelijke vraag is natuurlijk deze: als ons parlement al de regie is kwijtgeraakt over het Europese integratie- en besluitvormingsproces, hoe kan dan van de Nederlandse burgers verwacht worden dat ze ook maar enige invloed op de ontwikkelingen kunnen uitoefenen? En vooral: hoe kan zoiets dan ooit democratisch zijn? Hoe is het dan nog op enigerlei manier rechtsstatelijk?

De zorgen over democratie gaan bij veel betrokkenen ook steeds minder over de daadwerkelijke macht van burgers. In kringen van EU-politici, rechters, bestuurders en ambtenaren — zoals uit de adviezen van de Raad van State blijkt, zijn onder hen ook steeds meer onze eigen kabinetsleden en Haagse parlementariërs en ambtenaren — zijn de EU en haar belangen, die door hen worden gedefinieerd, immers leidend geworden.

Er heeft zich hier in het hart van de EU, een staat in wording, inderdaad een nieuwe demos gevormd, maar dan een exclusieve demos van experts — academici, lobbyisten, rijke ngo's, diplomaten, ambtenaren en op EU-niveau actieve politici — die de agenda bepalen en in toenemende mate gezamenlijk via de bekende private-public governancemethode van het stakeholderkapitalisme de wetgevende en uitvoerende macht uitoefenen. Een gevolg van The Managerial Revolution van James Burnham, waar de heer Baudet in zijn termijn naar verwees. Die exclusieve EU-demos sluit de grootste gedeelten van de Europese bevolkingen uit van de politieke macht en stelt loyaliteit aan de EU als minimaal criterium voor deelname. In deze kringen worden heel nieuwe interpretaties van het begrip democratie ontwikkeld, die weinig ruimte laten voor een actieve deelname van de bevolking aan de besluitvormingen. Op 1 juni 2005 heeft bijna twee derde van de Nederlandse bevolking tegen de Europese Grondwet gestemd. Voor- en tegenstanders zijn het erover eens dat met het Verdrag van Lissabon, dat in 2009 in werking trad, we die grondwet toch gekregen hebben. Omdat dit verdrag zonder instemming van de Nederlanders is ingevoerd, heeft het Europese project negentien jaar geleden zijn legitimiteit al volledig verloren. En daarom is het zo belangrijk dat de Nederlandse bevolking, de soeverein van dit land, zich rechtstreeks in een referendum kan uitspreken over de vraag of we als Nederland willen opgaan in een Europese politieke unie, en daarmee de facto een provincie willen worden in een Europees imperium.

Wat ons, dat wil zeggen wat Forum voor Democratie en de kiezers die wij mogen vertegenwoordigen, betreft is het van het allergrootste belang voor Nederland om zo snel mogelijk de Europese Unie te verlaten. Waarom? Allereerst omdat wij van mening zijn dat Nederland een soeverein land moet blijven, en niet moet willen opgaan in een Europese staat. Zolang we geknecht en gekneveld worden binnen de Europese Unie zijn we ook niet in staat de grote problemen waar Nederland mee worstelt op te lossen. De migratiecrisis bijvoorbeeld. Alleen een land dat controle heeft over zijn eigen grenzen kan een migratiecrisis beteugelen. Binnen de Europese Unie zijn we alle, maar dan ook werkelijk alle controle over onze eigen grenzen kwijt. Vrij verkeer van personen is immers een van de basisprincipes waarop de Europese Unie rust. Iedere burger van een land in de Europese Unie, of hij nu in Roemenië, Spanje, Estland of Griekenland is, heeft het recht om naar Nederland te reizen en hier te werken. We kunnen dus niets, maar dan ook helemaal niets tegen de Europese arbeidsmigratie beginnen. Arbeidsmigratie waar vooral het grote bedrijfsleven, dat aan de lobbytafels in Brussel en elders kan zitten, heel blij mee is, omdat het hen in staat stelt de lonen aan de onderkant van de arbeidsmarkt te drukken. Iedere asielzoeker binnen de Europese Unie kan zonder belemmering doorreizen naar Nederland, om vervolgens hier asiel aan te vragen. Ook daar kunnen we niets tegen beginnen, al was het maar omdat grenscontroles binnen de Europese Unie zijn afgeschaft. Dankzij het Vluchtelingenverdrag zijn we gedwongen vluchtelingen op te nemen in een asielprocedure, en Nederland is ook, via de EU, gebonden aan de bepalingen uit het Vluchtelingenverdrag.

Met andere woorden, de migratiecrisis en crises die hieraan zijn gekoppeld, zoals de crisis op de woningmarkt, kunnen onmogelijk worden opgelost zolang we nog lid zijn van de EU, en dus geen enkele controle hebben over wie ons land binnenkomt. "Het is dweilen met de kraan open", zoals de in 2002 bruut vermoorde Pim Fortuyn het ooit treffend stelde.

Ook andere crises vinden dikwijls hun oorsprong in Europese wet- en regelgeving, en kunnen dus niet echt opgelost worden zolang Nederland lid blijft van de EU. Daarom is het van existentieel belang om zo snel mogelijk de EU te verlaten en onze soevereiniteit te herstellen, zodat we de migratiecrisis en andere door de overheid zelf gecreëerde crises kunnen oplossen. Crises die overigens maar al te vaak aanleiding zijn voor het instellen van noodrecht dat de EU weer meer macht geeft. Op dit moment is helaas alleen Forum voor Democratie voorstander van een nexit, en dus voor een herstel van Nederland.

Een tweede belangrijke reden om de EU te verlaten, is dat deze Europese staat, de Europese Unie dus, zelf niet alleen niet democratisch, maar een door en door antidemocratisch project is, zoals blijkt uit de analyse van de teksten van nota bene de Raad van State zelf. De Europese Unie is een machtsproject, een imperium dat erop uit is ten koste van zo goed als alles de eigen macht te vergroten, met geen enkel respect voor democratische beginselen en met nog minder respect voor de bevolkingen van de Europese landen die het heeft opgeslokt.

Dat blijkt ook uit het stelselmatig negeren van uitslagen van referenda door de Europese Unie. Ondanks dat zowel de Fransen als de Nederlanders op 1 juni 2005 tegen de Europese grondwet hebben gestemd, is deze grondwet in de vorm van het Verdrag van Lissabon er in 2009 alsnog gekomen. Het blijkt ook uit het feit dat ondanks dat de Nederlandse bevolking op 6 april 2016 tegen het associatieverdrag met Oekraïne heeft gestemd, dit verdrag er alsnog is gekomen.

Sterker nog, de Europese Unie vond het geen probleem dat in lidstaten zoals Denemarken, over het Verdrag van Maastricht, en Ierland, over het Verdrag van Lissabon en het Verdrag van Nice, over hetzelfde verdrag een tweede referendum werd georganiseerd omdat de burgers van die landen de eerste keer het verkeerde antwoord hadden gegeven door tegen te stemmen.

Europese leiders die geen van allen rechtstreeks gekozen worden, blinken uit in antidemocratische uitspraken. Zo heeft de oud-voorzitter van de Europese Commissie Jean-Claude Juncker over de uitslag van het Franse referendum over de Europese grondwet gezegd: "Als het een ja is, zeggen we: we gaan door. En als het een nee is, zeggen we: we continueren." En over de introductie van de euro heeft Juncker het volgende gezegd: "We besluiten iets, laten het wat sudderen en wachten af wat er gebeurt. Als niemand zich druk maakt, omdat de meeste mensen niet begrijpen wat er is besloten is, gaan we stap voor stap door, totdat er geen weg meer terug is."

De antidemocratische aard van de Europese Unie blijkt ook uit de door de Europese Unie gesteunde weldadige Maidancoupe in Oekraïne in 2014, een van de aanleidingen voor die vreselijke oorlog die daar nu woedt, met honderdduizenden doden tot gevolg.

Voorzitter. De Europese Unie is geen democratie. Het is, anders dan wel wordt beweerd, ook geen waardengemeenschap. Niet alleen wordt er binnen de Europese Unie afhankelijk van de lidstaat heel anders gedacht over bijvoorbeeld abortus, lhbtqi of immigratie, maar belangrijker nog, de Europese Unie treedt met voeten een aantal van de kernwaarden die zij zelf zegt te verdedigen. Dit zijn ook Nederlandse kernwaarden, die dus groot gevaar lopen zolang wij lid blijven de Europese Unie.

Neem bijvoorbeeld de vrijheid van meningsuiting, een absolute kernwaarde voor veel Nederlanders. De Europese Unie doet er werkelijk alles aan om deze vrijheid aan banden te leggen. Zo zijn Russische zenders zoals Russia Today inmiddels binnen de EU verboden. Nieuws dat de Europese Unie niet welgevallig is, wordt onder het mom van desinformatie onderdrukt en bestreden. Dit framen van meningen die niet met de door de staat gewenste opvattingen overeenkomen als desinformatie, kruipt nu overal in als een gif dat een van onze belangrijkste waarden vermoordt. De in augustus van kracht geworden Europese Digital Services Act geeft daar alle ruimte voor. Eurocommissaris Thierry Breton heeft zelfs al gedreigd het als X bekende Twitter binnen de Europese Unie helemaal te verbieden. Het opsommen van alle bedreigingen voor deze oude Nederlandse kernwaarde zou inmiddels uren duren.

Naast de vrijheid van meningsuiting lopen ook andere kernwaarden binnen de Europese Unie groot gevaar. Zo heeft de Europese Unie tijdens de coronaperiode het vrij reizen voor ongevaccineerden aan banden gelegd. En er werd met geen woord gerept over de draconische boetes die in lidstaat Oostenrijk werden opgelegd aan ongevaccineerden. Het was een belangrijk signaal dat zelfs de integriteit van het lichaam, een van onze meest fundamentele kernwaarden, in de EU niet langer veilig is. Hoewel zulke kernwaarden nog altijd met de bond beleden worden, treedt de EU ze tegelijk met de voeten.

Voorzitter. De Europese Unie is dus niet alleen geen democratie, maar ook geen waardengemeenschap. De Europese Unie is uit op meer macht en controle over het hele Europese continent. En wie weet waar die ambities nog verder naartoe reiken? In zoverre is de Europese Unie dan ook het anti-Europese project bij uitstek. Europa dankt haar identiteit en kracht juist aan haar ongekende historische diversiteit. Dat wordt ook algemeen erkend. Europa is in vergelijking met bijvoorbeeld China, Amerika of Rusland ook politiek altijd erg verdeeld geweest. Volgens veel historici is Europa daarom zo dynamisch geworden: omdat zo veel verschillende machtscentra gedwongen werden met elkaar te concurreren, en zo voor ongekende vernieuwing en vitaliteit op ons continent zorgden. Maar belangrijker nog, die verschillende machtscentra waren een belangrijke factor in het creëren van vrijhavens voor andersdenkenden en vervolgden. Het is onloochenbaar dat juist de Europese natiestaten een bedding boden voor het ontstaan van nu als vanzelfsprekend beschouwde vrijheden.

De Europese Unie als politieke superstaat en politiek imperium is dé anthithese van deze prachtige Europese tradities en vormt dus een grote bedreiging voor het Europese erfgoed. Meer dan imperialisme, dat niet specifiek Europees is, is decentralisatie, zoals velen hebben opgemerkt, hét wezenlijke kenmerk van de Europese geest. Wie voor Europa en Europese waarden is, moet dan ook wel tegen de EU zijn. De EU vormt dus een existentiële bedreiging voor onze soevereiniteit, democratie en vrijheden. Dat is al meer dan voldoende reden om de Europese Unie zo snel mogelijk te verlaten, ook als ons dat veel geld zou kosten. Maar zelfs dat is niet het geval. De EU is immers overduidelijk de doodgraver van onze economie en van onze welvaart, niet alleen die van Nederland, maar ook die van alle andere EU-landen.

Omdat velen denken dat we buiten de EU onze welvaart zouden verliezen, iets wat trouwens al wordt weerlegd door het feit dat de meest welvarende Europese landen, zoals Noorwegen en Zwitserland, geen lid zijn van de Europese Unie, ga ik hier kort wat nader op in. Zonder de EU, zo wordt ons voorgehouden, gaat in ons land het licht uit. Gras zal groeien op de Rotterdamse kades, transportbedrijven moeten hun deuren sluiten, onze open economie wordt onherstelbaar beschadigd, bittere armoede ligt op de loer, het einde der tijden is nabij. Toch is de huidige EU, de voorlopers meegerekend, vanaf het Verdrag van Rome uit 1958 niet veel meer dan een halve eeuw oud. Moeten we dan aannemen dat het Europese continent voordat de EU ten tonele verscheen, het armoedige afvoerputje van de wereld was? Feit is juist dat het intern verdeelde Europa in de negentiende en twintigste eeuw het rijkste en machtigste werelddeel was geworden.

Bovendien zien we vandaag een verenigd continent dat al jaren vastzit in stagnatie en verval. Het door de EU gedomineerde Duitsland is onderhevig aan zware de-industrialisatie en ook in Nederland neemt die ontwikkeling toe. De werkloosheid ligt in de stagnerende EU structureel boven het Amerikaanse en Aziatische niveau en de economische groei ligt daar structureel onder. De euro kan moeilijk anders gezien worden dan als een economische en politieke catastrofe van de eerste orde, die in plaats van de Europese volkeren te verenigen, hen in vijandschap uit elkaar drijft. In plaats van welvaart te creëren voor haar lidstaten, lijkt de EU hen vooral economisch toe te takelen en schade te berokkenen.

Dat zal natuurlijk niet zomaar erkend worden, want het leiderschap op EU-niveau lijdt aan een pathologische tunnelvisie en lijkt ook ideologisch volkomen verblind. Zo drukte men zonder enige democratische legitimatie koppig een rampzalige muntunie door, terwijl talloze experts voorspelden dat er niets goeds van kon komen. De eurocraten, met hun grootse plannen en visies, dachten het beter te weten. De kiezer had het nakijken, want aan de kiezer werd nooit iets gevraagd.

De roep dat de EU ons oneindige welvaart zal brengen, ziet er in het licht van de jongste ontwikkelingen zelfs volstrekt lachwekkend uit. Recente studies wijzen er trouwens op dat het juist de kleine landen zijn, en dus niet de grote landen, laat staan kolossale machtsblokken zoals de EU, die het meest geglobaliseerd en het meest welvarend zijn. De gedachte dat een EU ons welvaart brengt, is gebaseerd op een diepgeworteld geloof in de maakbaarheid van economie en samenleving, en in de noodzaak om een samenleving met een historisch gegroeide levenswijze van bovenaf diepgaand te hervormen om de regeerbaarheid vanuit Brussel te bevorderen en de EU zogenaamd klaar te maken voor de grote bedreigingen van onze tijd.

De EU is, net als de planeconomie in de voormalige Sovjet-Unie, gebouwd op een onverwoestbaar microfobisch geloof in gecentraliseerd bestuur door een gesloten circuit van zelfbenoemde experts en andere ondemocratische, want onzichtbare en niet-controleerbare, actoren. De EU produceert centralisatie en monopolievorming. Grote fabrikanten en anderen met goede connecties kunnen de regelmachine van de EU gebruiken om hun concurrenten uit te schakelen en zo, al lobbyend, nog meer macht te verwerven. Niemand, behalve een klein aantal megabedrijven, is hiermee gediend, en zeker de Europese consument niet. In plaats van gezonde concurrentie van midden- en kleinbedrijf stimuleert de EU het ontstaan van steeds grotere bedrijven, vanuit eenzelfde logica: alleen wat groot is, kan in deze dreigende wereld overleven. In ruil voor het opleggen van steeds meer beperkingen aan zijn burgers betaalt Nederland ongeveer 11 miljard euro per jaar aan de EU. Van dat geld financiert de EU met landbouwsubsidies inefficiënte landbouwbedrijven in Europa. Laat ze geluidsschermen in weilanden aanleggen. Ontvangen Europese politici en ambtenaren belachelijk hoge beloningen. Worden Europese missies betaald in gebieden waar we niets te zoeken hebben, zoals Mali. Ontvangen dictatoriale regimes miljardensteun, zoals in Egypte. Er wordt nu ook een grote Europese oorlog aan het oostfront gefinancierd en gefaciliteerd. De controle op de besteding van het geld is natuurlijk minimaal, want ook in Nederland zelf is er al nauwelijks serieuze controle op de uitgaven. De EU staat, volkomen terecht, synoniem voor regelneverij en geldverspilling.

Ondertussen worden in Brussel peperdure gebouwen opgetuigd voor de uitdijende Unie. Ook dat is een teken aan de wand. Een gulden regel onder bedrijfskundigen en beleggers leert immers dat je, zodra het hoofdkwartier van een onderneming luxer en luxer wordt, de aandelen van het bedrijf maar beter zo snel mogelijk kunt verkopen. Het waterhoofd van de EU leidt overigens door alle uit Brussel afkomstige regelgeving ook tot een groeiend waterhoofd in Nederland.

De geschiedenis van de euro is een geschiedenis van list en bedrog en van het schenden van gemaakte afspraken. Voor de invoering van de euro riepen talloze economen dat een dergelijke muntunie nooit zou kunnen werken. Ook in Nederland spraken al in 1997 70 economen zich uit tegen de euro, met het argument dat zonder een politieke unie een monetaire unie niet kan werken. De euro was een te voorspellen rampzalig economisch experiment, doorgedrukt om politieke redenen, namelijk het afdwingen van politieke integratie en dus centralisatie in Brussel, die ons continent en dus ook ons land al heel veel welvaart heeft gekost en nog veel meer gaat kosten.

Wat heeft de euro ons wel gebracht? In plaats van duurzame ontwikkeling een enorme machtsuitbreiding van de EU en een sterke toename van het democratisch deficit. De euro heeft zo gefunctioneerd als een hefboom, om de EU verder te verenigen en de macht van de burger verder te beknotten. Dit niet ten voordele van onze welvaart, maar ten nadele ervan.

In tegenstelling tot bijvoorbeeld een vergelijkbaar klein land als Zwitserland kan Nederland niet langer een wereldland zijn. We kunnen geen bilaterale handelsverdragen meer afsluiten. Dat doet de EU voor ons. De EU moet daarbij heel andere belangen afwegen dan de Nederlandse. Het spreekt voor zich dat de handelsbelangen van Frankrijk, met een heel andere soort landbouwsector, anders zijn dan die van Nederland. Met andere woorden, de Europese handelsverdragen zijn per definitie niet optimaal voor Nederland. Ze komen ook nog eens erg traag tot stand. Er moet immers, althans formeel, rekening worden gehouden met de belangen van 27 landen. Vandaar dat Zwitserland allang een handelsverdrag met China heeft en de EU nog niet. Dan moeten we maar hopen dat het resultaat van zo'n Europees handelsverdrag voor ons land een beetje gunstig zal zijn, iets waarover de Nederlandse politiek, laat staan de Nederlandse bevolking, geen enkele controle heeft. We moeten er maar op vertrouwen dat Nederlandse politici in EU-verband een Nederlands belang najagen en niet al direct vanuit een EU-belang denken. Zoals inmiddels dagelijks blijkt: dat vertrouwen mogen we niet meer hebben.

Met dank aan het beleid van de EU de-industrialiseren de EU-economieën op dit moment razendsnel. Zo zijn, vanwege het ideologische en antiwetenschappelijke klimaatbeleid van de Europese Unie, de energieprijzen geëxplodeerd. De Europese CO2-belasting op gas is inmiddels hoger dan de gehele basisgasprijs in de Verenigde Staten. Het gevolg is dat de energie-intensieve industrie Nederland, Duitsland en de rest van de EU uit vlucht. Zo zijn we door deze hoge energieprijzen inmiddels al een aluminiumfabriek in Groningen en een zinkfabriek in Brabant verloren.

De inflatie rijst bovendien nog verder de pan uit, omdat de Europese Centrale Bank maar geld blijft bijdrukken. Dat is extra schadelijk voor Nederland, met onze grote pensioenpotten.

Kortom, de bewering dat ons lidmaatschap van de EU niet alleen goed maar zelfs noodzakelijk is voor onze welvaart, is zo ongerijmd, zo vals en zo bezijden de waarheid dat het zonder twijfel een voorbeeld is van wat ook wel een groot leugenbord genoemd wordt. De harde waarheid is dat we ons hebben vastgeketend aan een bureaucratische moloch, wat onze bewegings- en handelingsvrijheid op allerlei manieren inperkt. We zijn tot een permanente transferunie toegetreden, de eurozone genoemd, die ons zal dwingen om tot het einde der tijden geld over te maken naar zuidelijke Europese landen, die een heel ander samenlevingsmodel hebben en minder concurrerend zijn op de internationale markten dan de noordelijke landen. Die Zuidelijke landen kunnen ook hun munt niet langer devalueren om concurrerend te worden. Zo houden Noord en Zuid elkaar in een houdgreep, die voor niemand goed is. Alleen via totale controle kan men proberen die verschillende landen aan elkaar gelijk te schakelen. Maar de vernietigende effecten van dergelijke projecten hoef ik u, voorzitter, hopelijk niet uit te leggen.

Daarom concludeer ik dat de EU een existentieel gevaar vormt voor de soevereiniteit van Nederland, voor de democratie en voor de vrijheden die Nederlanders zo dierbaar zijn. De EU, met haar open grens en vrije verkeer van personen, maakt het voor Nederland onmogelijk om de grote crises waarmee wij worstelen, die door de EU en de EU-gezinde overheid zelf veroorzaakt zijn, zoals de migratiecrisis en de wooncrisis, op te lossen.

De Europese Unie sloopt langzaam maar zeker onze economie en industrie en vernietigt daarmee onze welvaart. Onze pensioenen verdampen door de torenhoge inflatie in het Eurogebied. Met andere woorden, we dreigen alles kwijt te raken, zolang Nederland lid blijft van de EU.

En misschien blijft het daar zelfs niet bij, voorzitter, omdat de EU met haar imperialistische ambities aanstuurt op een directe en allesvernietigende oorlog met Rusland. Zelfs iedereen die de in Belgische handen geraakte mainstreamkranten leest of het staatsnieuws volgt, kan dat inmiddels weten, omdat het zo openlijk gebeurt. Daarom is het zo belangrijk dat de Nederlandse bevolking zich over dit levensbedreigende monstrum kan uitspreken via een nexitreferendum.

We zullen daarmee, als Nederlanders, zelf de volgende fundamentele vragen moeten beantwoorden. Willen we deze EU? Hoe zien we de toekomst van ons land, Nederland? Willen we eindigen als een provincie in een gecentraliseerde, ondemocratische en steeds autoritairdere EU-staat, die nu volgens de ijzeren wil van onze eigen politici, ambtenaren, academici en andere antidemocratische technocraten, onvermijdelijk in aanbouw is? Of willen we, net als Zwitserland bijvoorbeeld, weer een soeverein land worden in Europa en de wereld? Willen we onze democratie opgeven in ruil voor een technocratische superstaat? Of willen we een vrij land zijn, waarin de rechtsstaat en individuele vrijheid centraal staan?

Daarbij moeten we ons, tot slot, ook het volgende bedenken. Grondwetswijzigingen vereisen zowel voor als na verkiezingen een speciale tweederdemeerderheid in beide Kamers van onze volksvertegenwoordiging. Waarom? Omdat dergelijke wijzigingen als bijzonder fundamenteel worden gezien. Daarom wordt niet alleen een extra grote meerderheid, maar ook een uitspraak daarover door de Nederlandse bevolking via de verkiezingen, noodzakelijk geacht. De overdracht van soevereiniteit en het steeds sneller laten opgaan van de Nederlandse Staat in een EU-staat is uiteraard een oneindig veel fundamentelere beslissing dan een eenvoudige grondwetswijziging. Hier gaat het immers om het voortbestaan van het land zelf en dus ook van het voortbestaan van het Nederlandse volk als een vrij volk dat over zijn eigen lot kan beslissen. Grondwetswijzigingen kunnen Nederlanders eventueel weer ongedaan maken of aanpassen. De vorming van de EU-staat betekent echter dat onze soevereiniteit voor eens en voor altijd wordt overgedragen. Is het land eenmaal volledig opgeslokt door de EU, dan is er geen weg meer terug.

Ook mag nooit vergeten worden dat de Nederlandse bevolking hiertegen, negentien jaar geleden, een zeer duidelijk "nee" heeft laten horen. Toch zijn parlement en regering vervolgens verdergegaan met het integratieproces, alsof het Nederlandse volk al was uitgewist uit de constitutie. Dat is een fundamenteel illegitieme daad. Parlement en regering, ook al zijn ze democratisch gekozen, hebben het recht helemaal niet om Nederland eenzijdig en tegen de uitdrukkelijk uitgesproken wil van de bevolking, op te heffen. Onze soevereiniteit is in laatste instantie uitsluitend en alleen iets waar de soeverein zelf — dat wil zeggen: wij, de Nederlandse bevolking — rechtstreeks een besluit over kunnen nemen. Daarom moet er nu alsnog een referendum komen, waarin de Nederlandse bevolking zich frank en vrij kan uitspreken over de Nederlandse toekomst, binnen of buiten de Europese Unie.

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Tot slot, voorzitter. Met uw goedvinden heb ik nog een aantal aanvullende opmerkingen over vragen die in eerste termijn zijn gesteld.

De voorzitter:

O, oké. Ik dacht dit het idee was, maar er komen dus nog antwoorden. De heer Baudet.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Er komen nog antwoorden.

De heer Baudet (FVD):

Als ik het goed hoor, heeft het betoog van de heer Van Houwelingen en zijn verdediging van dit nexitreferendumvoorstel twee elementen. Aan de ene kant bekritiseert hij een aantal punten van de EU: waarom de EU niet in het Nederlandse belang zou zijn en waarom de EU allerlei dingen doet die niet goed zijn voor Nederland en niet goed zijn voor de rest van Europa in de visie van de indiener. Maar daarnaast is er eigenlijk nog een tweede punt dat daar in zekere zin los van staat, namelijk: hoe je ook maar aankijkt tegen de EU, dat kan in elk geval niet zomaar gebeuren zonder referendum.

Ik wil de indiener uitdagen om het argument te maken dat ook iemand die misschien een voorstander is van meer EU en die het dus, zeg maar, oneens is met het eerste deel van het betoog, waarin de heer Van Houwelingen uitlegde waarom de EU in zijn ogen slecht is voor Nederland ... Dat is iets waar ik het overigens mee eens ben. Maar stel nou eens dat iemand zegt: "Ik denk dat de euro goed is voor de Nederlandse economie. Ik denk dat open grenzen goed zijn voor Nederland. Ik denk dat een green deal goed is voor Nederland. Ik denk dat het verbieden van pulsvisserij supergoed is voor Nederland. Ik vind dat oorlog met Rusland goed is voor Nederland. Daarom hebben we een EU nodig." Zou zo iemand alsnog een voorstander kunnen zijn van deze wet? Ik denk het wel. Ik denk dat als iemand democratisch is, hij dat wel aandurft. Die zegt dan: "Oké, laten we het aan de bevolking voorleggen. We gaan dat referendum aan. Ik ga al die EU-dingen verdedigen. Dan krijg ik vast een mandaat en dan pakken we door." Even de Guy Verhofstadt, bij wijze van spreken, iemand die dus helemaal pro-EU is. Juist pro-EU-mensen zou je ook aan je kant kunnen krijgen bij dit wetsvoorstel.

De voorzitter:

Uw vraag is helder.

De heer Baudet (FVD):

Ik wil dus de heer Van Houwelingen uitdagen om dat punt nog even te maken.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Hier ben ik het uiteraard helemaal mee eens en daarom was ik ook oprecht verbaasd in de eerste termijn. Een van de opmerkingen van de heer Paternotte was namelijk: "We zijn niet voor een referendum." Natuurlijk, de heer Paternotte, D66, denkt anders over nut en noodzaak van de Europese Unie, maar je zou verwachten dat ook partijen, precies zoals de heer Baudet net schetste, die voor de Europese Unie zijn, ook hartstochtelijk voor zo'n referendum zouden zijn. Daarmee zouden ze eindelijk — "eindelijk", want dat is, zoals ik net een uur lang heb betoogd, tot nu toe nog steeds niet gebeurd — een democratisch fundament onder de Europese Unie kunnen plaatsen. Ik begrijp dat partijen als D66 denken, van mening zijn, dat ze zo'n referendum makkelijk kunnen winnen en dan moet je daar toch voor zijn. Dan grijp je toch zo'n kans? Ik ben het helemaal met de heer Baudet eens. Ook als je graag ziet dat de Europese Unie zich verder verdiept, zich verder uitbreidt en zich verder integreert, dan zou je, denk ik, eigenlijk ook voor dit wetsvoorstel moeten zijn.

De heer Baudet (FVD):

Toch even een kritische vraag. Hoe verklaart de heer Van Houwelingen dan dat al die pro-EU-partijen zo doodsbang zijn voor referenda? Dat is toch eigenlijk vreemd als ze zo veel vertrouwen hebben in die EU waar zij zo voor zijn? Waarom zijn ze dan zo bang om dat aan de bevolking voor te leggen? Waar zit 'm dat in?

De heer Van Houwelingen (FVD):

Dit is ook wel een goede vraag. Ik verbaas me hier ook heel erg over en ik kan maar één verklaring bedenken. Dat is dat men toch bevreesd is dat de uitslag ... We hebben natuurlijk referenda gehad. Ik heb ze opgenoemd, hè. Vooral bij die uit 2005 en 2016 heeft de bevolking natuurlijk juist tegen verdere Europese integratie gestemd. Zoals de heer Baudet opmerkte, heeft men inderdaad ook weleens ... Ik verwacht overigens ook dat de Nederlandse bevolking in een referendum, net zoals de Engelsen dat al gedaan hebben, zal gaan kiezen voor een nexit.

Voorzitter, tot slot. Het feit dat ze niet instemmen met een referendum bewijst eigenlijk het gelijk van mijn hele betoog, namelijk dat de Europese Unie ook door de Nederlandse bevolking niet gewild is.

Voorzitter, dan ga ik nu afronden.

De voorzitter:

Graag de vragen beantwoorden.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Er waren nog een paar vragen overgebleven. Ik wil allereerst de SP van harte bedanken voor haar inbreng. Dat waren, vind ik, zeer goede en terechte vragen. De SP merkt terecht op dat Forum voor Democratie in principe niet voor een raadplegend referendum is, ook wel plebiscieten genoemd. Dat was ook een van de redenen waarom wij een jaar geleden — wellicht weet u het nog, voorzitter — hebben gepleit voor een referendum naar Zwitsers model, waarbij de bevolking zelf het initiatief zou kunnen nemen. Dat referendum heeft het helaas niet gehaald, maar als het het wel had gehaald, dan hadden wij het hier ook niet ingediend. Dan had de Nederlandse bevolking zo'n referendum namelijk zelf kunnen aanvragen en dat was ongetwijfeld ook gebeurd. Helaas heeft dat wetsvoorstel het niet gehaald. Aangezien deze existentiële vraag, zoals ik nu een uur lang heb betoogd, zo ontzettend belangrijk is, aangezien alleen de Nederlandse bevolking hier een besluit over kan nemen en deze vraag móét worden voorgelegd, is er maar één manier om dat te doen en dat is inderdaad via zo'n raadplegend referendum. Dat is waarom wij voor dit wetsvoorstel kiezen.

Ik begrijp de opmerking van de heer Van Nispen, die zei: wat jammer dat dit geen bindend referendum is. Wij hadden natuurlijk ook graag een bindend referendum gezien, maar dat kan natuurlijk niet. Misschien is het interessant om ter overweging mee te geven dat ook het brexitreferendum officieel een adviserend referendum was. In theorie had het Britse parlement kunnen zeggen "dat gaan we niet doen", ondanks dat de Britse bevolking voor brexit stemde. In landen waar er een sterk democratisch ethos is, worden de uitslagen van referenda natuurlijk gerespecteerd. Het probleem is dus volgens mij niet zozeer dat dit referendum niet bindend kan zijn. Het kernprobleem dat ik de hele tijd al benadruk, is dat het democratisch ethos ten aanzien van referenda hier in Nederland niet zo sterk ontwikkeld is als in bijvoorbeeld Groot-Brittannië of in Zwitserland.

Dan ga ik nu over naar een vraag die D66 gesteld heeft. Er hebben ook een aantal partijen opgemerkt: kijk nu naar brexit; wie wil nu die Engelsen achterna? Ik wil allereerst even opmerken dat de verwachtingen ten tijde van brexit waren dat, als dat zou gebeuren, heel Groot-Brittannië in elkaar zou storten. Dat is niet gebeurd, integendeel. Allerlei grote bedrijven zouden vanuit Groot-Brittannië naar het Europese continent komen. We weten dat Shell en Unilever na de brexit niet van Londen naar Rotterdam zijn verhuisd, maar omgekeerd! Ook de Londense City functioneert in principe nog prima. De Britse economie is niet ingestort. Sterker nog, die doet het nu beter dan de Franse of Duitse economie. De verwachtingen zijn ook beter.

Die rampverhalen zijn volgens mij simpelweg niet waar. Groot-Brittannië had inderdaad betere besluiten kunnen nemen. Ze hebben denk ik ook domme besluiten genomen na de brexit, maar dat zijn nog steeds hun eigen domme besluiten, die ze niet zijn opgedrongen vanuit de Europese Unie. Dat punt van brexit overtuigt mij dus niet. Ik denk dat de Engelsen heel blij mogen zijn wat dat betreft.

Door de heren Klaver en Paternotte werd opgemerkt: nexit is goed voor Rusland. Mijn hele betoog heb ik benadrukt dat de Europese Unie ons continent verzwakt. Ze maakt Europa zwakker. Als je al gelooft in zo'n tegenstelling als dat we de Russen moeten bestrijden: ook dan is eigenlijk een nexit beter.

Voorzitter. De andere vragen over het referendum heb ik al beantwoord. Ik begrijp oprecht niet waarom D66 dit referendumvoorstel niet kan steunen. Dan had de VVD nog de opmerking "de Europese Unie, dat is toch een vredesproject?" De Europese Unie is niet ontstaan als vredesproject. De naam "Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal" zegt het al: dat is voor oorlogsvoering. We hebben daar een heel mooi artikel over geschreven. Daar zou ik de heer Van Campen naar willen verwijzen, op onze website. Je ziet dat de Europese Unie al in aanleg gericht was tegen Rusland, toen natuurlijk nog de Sovjet-Unie. En nu zien we het helemaal! Het loopt nu alle spuigaten uit. Je ziet hoe de Europese Unie — ik verwijs naar een groot deel van mijn betoog — gericht is op oorlog tegen Rusland. Als je dus voor vrede bent, dan moet je werkelijk waar zo snel mogelijk uit de EU willen stappen.

De VVD had ook nog opmerkingen over migratie. Daar ben ik ook al uitgebreid op ingegaan. "Migratie kun je toch alleen maar in Europees verband aanpakken?" Dat kan dus juist niet! We zitten aan allerlei regels vast: het vrije verkeer van personen, de EU-Detacheringsrichtlijn, Schengen, het Vluchtelingenverdrag. We zijn op allerlei manieren geketend. We kunnen onze eigen grens niet eens controleren binnen de Europese Unie! Er doen nu verhalen de ronde van "we gaan een opt-out organiseren". Alle experts zeggen dat een opt-out op migratie onmogelijk is. Dan had je erbij moeten zijn toen dat verdrag werd getekend. Dat zijn dus helaas sprookjesverhalen. Wil je echt wat doen aan migratie, en de VVD zegt dat te willen: ook dan moet je onvermijdelijk uit de EU stappen.

Dan was er nog een vraag van zowel de VVD als van Volt: dat kun je toch niet zo lomp in een ja-neevraag verwoorden? Ja, dat kan dus wel! De brexit heeft dat laten zien! Dit is bij uitstek een ja-neevraag en wij stemmen hier in de Tweede Kamer ook ja of nee. Ook daar zie ik dus geen enkel probleem in.

Nieuw Sociaal Contract, ten slotte, stelde — dat was wel interessant — dat dat eigenlijk ondenkbaar is. Ik vond het heel interessant dat NSC zei: een nexit kan helemaal niet; dat is ondenkbaar. Dat bewijst precies mijn punt. We denken al alsof we een provincie binnen de Europese Unie zijn. Dan heb je inderdaad zo'n inbreng. Maar wij zijn dat dus niet van mening. NSC zei ook iets heel opmerkelijks, namelijk dat als het over soevereiniteit gaat de Nederlandse staat — corrigeer me maar als ik dat verkeerd begrepen heb — soeverein is. De Staat is helemaal niet soeverein. Dat was 200, 300 jaar geleden misschien zo, in het ancien régime, maar nu is de Nederlandse bevolking soeverein. Als de Staat soeverein zou zijn, dan zou de Nederlandse bevolking niet bestaan uit burgers, maar uit onderdanen. Uiteraard is de Nederlandse bevolking soeverein. Die moet dat besluit nemen. Dat kan geen enkele andere instantie nemen.

Tot slot, voorzitter. Dit is echt mijn afsluitende opmerking. Het is jammer dat de PVV niet aanwezig is. Ook andere partijen hebben dat opgemerkt. De PVV is helaas niet meer voor een nexit, maar ik hoop — dat wil ik nog even meegeven — dat de PVV dit voorstel wel kan steunen, want het gaat tenslotte over een referendum en daar is de PVV nog wel voor, volgens mij.

Voorzitter. Helemaal tot slot wil ik graag opmerken dat dit een wetsvoorstel van PVV-Kamerlid Joram van Klaveren was, dat we eigenlijk hebben afgestoft en een beetje hebben gemoderniseerd. Dit is dus een oud PVV-wetsvoorstel. Ik hoop dat als we er volgende week over gaan stemmen, we in ieder geval ook op de steun van de PVV kunnen rekenen.

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng in de eerste termijn. Dan geef ik nu het woord aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Hij voert het woord als adviseur van de Kamer op dit initiatiefwetsvoorstel. Gaat uw gang.

Minister De Jonge:

Voorzitter. De eerlijkheid gebiedt mij het volgende te zeggen. We hebben zojuist een debat gehad over de weerbaarheid van Nederland in een hele turbulente tijd. Het ging over de weerbaarheid van Europa in een hele turbulente tijd met toegenomen geopolitieke spanningen en oorlog aan de buitengrenzen van Europa. Dat zijn allerlei grensoverschrijdende vraagstukken. Dan is het een nogal vervreemdende ervaring dat je het debat daarna een wetsvoorstel staat te behandelen dat gaat over het de rug toekeren naar die Europese Unie, die ons nou juist bescherming moet bieden. De Europese Unie is het werk van generaties. Nederland is nota bene een van de grondleggers, vanuit de overtuiging dat we samen sterker zijn dan alleen. Europese samenwerking heeft ons vrijheid, vrede en toegenomen welvaart gebracht. Onze Europese manier van leven in vrede, vrijheid en welvaart is geen vaststaand gegeven. Dat moeten we koesteren en waar nodig verdedigen. Dat wil ik hier vandaag ook doen.

Dat wil niet zeggen dat je geen kritiek mag leveren op de Europese Unie, de wijze waarop deze georganiseerd is en de wijze waarop deze functioneert. De verschijningsvorm van de Europese Unie is in de afgelopen decennia meermaals gewijzigd. Als gevolg van allerlei veranderende omstandigheden zijn meermalen wijzigingen aangebracht in het Europees verdrag waarin we onze samenwerking hebben geregeld. Alleen zeggen "het zint ons allemaal niet en we stappen er maar uit" is op geen enkele manier te begrijpen als een zinvolle stap waarmee Nederlanders erop vooruit zouden gaan.

Er is natuurlijk niet zo heel lang geleden een referendum geweest over uittreding uit de Europese Unie. Dat is de brexit, waar veel aan gerefereerd werd. 51,9% koos voor het verlaten van de Europese Unie. Die meerderheid zou er vandaag de dag nooit zijn met de ervaringen van de afgelopen jaren.

Voorzitter. Dat brengt mij bij het kabinetsstandpunt over het wetsvoorstel dat nu voorligt …

De voorzitter:

Mag ik u dan toch onderbreken? De heer Baudet heeft een interruptie.

De heer Baudet (FVD):

De minister begon zijn verhaal met een verwijzing naar een debat over weerbaarheid. Wat maakt Nederland sterker? Volgens mij willen we allemaal dat Nederland sterker is. We verschillen alleen van mening over hoe we dat bereiken. Hoe maken we Nederland nou sterker? Is dat linksom of rechtsom, is dat door dit te doen of dat te doen? Mijn laatste interruptie richting de indiener had betrekking op precies dit punt. De indiener is een tegenstander van de EU. Ik ben dat toevallig ook. Maar het punt van het referendum is volgens mij niet of je voor of tegen de EU bent, maar of je het aan de bevolking wil voorleggen. Als de minister in zijn advies zegt "nexit is heel verstandig en daarom is dit wetsvoorstel onverstandig", gaat dat volgens mij niet op. De minister kan van mening zijn dat nexit onverstandig is. Dat is zijn goed recht; dat is prima. Maar waarom zouden we dat dan niet in een referendum alsnog aan de bevolking voorleggen? Waarom zou de bevolking daar niet in laatste instantie over mogen stemmen? En als het waar is dat de Britten nu geen brexit meer zouden willen, dan zou de Nederlandse bevolking daarvan kunnen leren en kunnen zeggen: we willen wel in de EU blijven. Volgens mij is het in principe zo dat zowel voor- als tegenstanders hun verhaal kunnen vertellen tijdens een referendum. Ook de voorstanders kunnen uitgebreid laten zien waarom ze het zo'n goed idee vinden om een EU te hebben.

Minister De Jonge:

Een terecht punt. Ik kom nu ook toe aan de beoordeling van het initiatiefwetsvoorstel als zodanig, want ook daarop valt heel veel af te dingen. Maar het kleurbad waarin dit referendum komt te liggen, en ook 90% van het betoog dat ik zojuist heb gehoord, is toch wel heel fundamentele kritiek, heel bizarre kritiek ook soms wel, op de Europese samenwerking, en bizar zeker in deze tijd, in dit tijdsgewricht. Bizar omdat we als klein landje in een hele grote wereld, een hele grote boze buitenwereld ook, natuurlijk nooit op onszelf, als we op onszelf zijn aangewezen, de weerbaarheid zouden kunnen opbrengen die we wel kunnen hebben als we toegewijd en gecommitteerd werken aan Europese samenwerking.

En nogmaals, kritiek op de Europese samenwerking is zeker mogelijk. Dit kabinet heeft ook kritiek op voorstellen die vanuit de Europese Commissie komen, maar dat is niet het punt hier. Het gaat erom of je denkt dat je beter af bent als Nederland op je eentje of dat je beter af bent in een Europese samenwerking. Het antwoord is natuurlijk dat laatste. We zijn beter af als Nederland in een Europese samenwerking. We hebben Europa nodig voor eigenlijk alle grote vraagstukken waar we voor staan. Of het nou gaat over klimaat of over migratie, we hebben Europa nodig. Het Europese project waar onze voorgangers toe hebben besloten, is het verdedigen waard. Juist nu, zou ik willen zeggen. Daarom wilde ik daarmee beginnen.

Inmiddels ben ik aangekomen bij het kabinetsstandpunt over het onderhavige wetsvoorstel van de heer Van Houwelingen voor een nationaal raadplegend referendum over het Nederlandse EU-lidmaatschap. Daartegen heeft het kabinet zwaarwegende bezwaren en daarom ontraadt het kabinet de Tweede Kamer het wetsvoorstel aan te nemen. Het kabinet onderschrijft het oordeel van de Afdeling advisering van de Raad van State dat het voorgestelde referendum niet verenigbaar is met het in Nederland geldende representatieve stelsel. De veronderstelling van het wetsvoorstel is dat het parlement niet zelfstandig tot een oordeelsvorming mag komen als het gaat over soevereiniteitsoverdracht namens en in het belang van het Nederlandse volk. Daarmee gaat het voorstel uit van een visie op de vertegenwoordiging van het Nederlandse volk door de Staten-Generaal die niet overeenkomt met de gangbare interpretatie van dit begrip in het Nederlandse representatieve stelsel.

Richtinggevend voor dit representatieve stelsel zijn de artikelen 50 en 67 van onze Grondwet. In artikel 50 van onze Grondwet staat dat de Staten-Generaal het gehele Nederlandse volk vertegenwoordigen. Hieraan wordt de betekenis gegeven dat de leden van het parlement het gehele Nederlandse volk moeten behartigen en op grond hiervan tot besluiten moeten komen, gebaseerd op hun eigen oordeel over wat voor de bevolking als geheel noodzakelijk is. Dit artikel hangt nauw samen met artikel 67, derde lid, van de Grondwet, dat bepaalt dat leden van de Staten-Generaal zonder last stemmen. Dat brengt tot uitdrukking dat parlementsleden geen instructie kan worden gegeven. Ze hebben een vrij mandaat en zijn daarmee zelfstandig in het bepalen van hun stem.

Kortom, het parlement is de primaire actor in de Nederlandse representatieve democratie. Dat betekent onder andere dat de totstandkoming van essentiële besluitvorming, zoals over de vraag over het Nederlandse EU-lidmaatschap, als eerste bij het gekozen parlement ligt. Vanwege dit parlementaire primaat geldt als belangrijke voorwaarde voor het referendum binnen de Nederlandse vertegenwoordigende democratie dat dit primaat gerespecteerd wordt. Dat vereist dat referenda zijn ingebed in het proces van de representatieve democratie en dus aanvullend zijn op en gekoppeld zijn aan het wetgevingsproces. Zo hebben eerdere referenda ook plaatsgehad. Zo geldt ook de grondwetswijziging zoals die nu voorligt en voor tweede lezing aanhangig is gemaakt bij de Kamer, namelijk dat eerst het wetgevingsproces is afgerond door het parlement en vervolgens in een correctieve vorm de stem wordt gevraagd van het Nederlandse volk. Dat is een vorm die ook op basis van het advies van de Raad van State passend is bij het Nederlandse representatieve stelsel.

De heer Baudet (FVD):

Toch even een vraag over dat representatieve stelsel waar de minister het over heeft. We hebben het hier natuurlijk over een wat een "constitutieve kwestie" wordt genoemd, namelijk het weggeven van soevereiniteit. Soevereiniteit is geïmpliceerd in de Nederlandse Grondwet, in het Nederlandse representatieve stelsel, waarbij dus inderdaad de Staten-Generaal beslissingen kunnen nemen over Nederland en via verkiezingen. Maar wat er natuurlijk gebeurt via supranationale organisaties, met name de EU, is dat die kringloop wordt doorbroken. Er wordt namelijk iets vanuit het parlement overgeheveld naar een andere instantie. Dat is eigenlijk iets wat in strijd is met de geest van de Grondwet. Vanuit de Grondwet geredeneerd ligt de soevereiniteit immers bij het Nederlandse volk. Daarom worden wij ook de vertegenwoordigers van het Nederlandse volk genoemd. Het volk is soeverein en wij vertegenwoordigen het volk in een representatief stelsel, waarna het volk na vier jaar kan stemmen en ons weg kan stemmen of andere mensen in kan stemmen enzovoorts.

De voorzitter:

En uw vraag?

De heer Baudet (FVD):

Op het moment dat wij iets weggeven, kan daar nooit meer over gestemd worden. Dat is dus eigenlijk in strijd met het hele principe van de representatieve democratie, dat is in strijd met het fundament van de representatieve democratie. Ik wil de minister toch vragen om daarop te reflecteren. Eens, wij hebben een representatief stelsel, maar dit is een constitutieve of existentiële kwestie waarin het argument eigenlijk is: de Tweede Kamer treedt buiten haar boekje op het moment dat zij iets weggeeft dat zij eigenlijk helemaal niet bezit, namelijk soevereiniteit. Dat bezitten wij niet. Wij zijn vertegenwoordigers van de soevereine macht, namelijk het volk.

Minister De Jonge:

Nee. Zoals ik zojuist betoogde, zijn er twee grondwetsartikelen die het representatieve stelsel funderen, namelijk artikel 50 en artikel 67. Artikel 50 zegt: je hebt als volksvertegenwoordiging het gehele Nederlandse volk te vertegenwoordigen. Artikel 67 zegt dat de leden van de Staten-Generaal zonder last stemmen. Ze kunnen dus geen instructies ontvangen, dus ook niet vanuit referenda. Dat maakt dat het niet zo is dat over zwaarwegende onderwerpen, zelfs daar waar het zou gaan om via het verdragsrecht overdragen van bevoegdheden aan een Europees samenwerkingsproject, niet zou mogen worden beslist door de Nederlandse volksvertegenwoordiging. Die Nederlandse volksvertegenwoordiging wordt namelijk geacht namens het gehele Nederlandse volk en in het belang van het gehele Nederlandse volk te handelen. Dat maakt dat ik uw uitleg niet volg en het ook niet de gangbare uitleg is van hoe ons representatieve stelsel werkt. Het komt het parlement toe ook ingrijpende besluiten te nemen, ook daar waar het zou gaan om de overdracht van bevoegdheden.

De heer Baudet (FVD):

Nou ja, is dit niet juist een voorbeeld van wat weerbare democratie wordt genoemd? De democratie kan zichzelf afschaffen. Er zijn allerlei mensen die daarover boeken schrijven. Die zeggen: wacht eens even, daar zijn grenzen aan. Volgens de letter van het staatsrecht kan dat inderdaad. De Tweede Kamer kan de sharia invoeren, de Tweede Kamer kan technisch gezien Nederland opheffen, de Tweede Kamer kan de rechten van minderheden op een hele heftige en onacceptabele manier schenden. Maar dat noemen wij een weerbare democratie. Een democratie moet bepaalde bandbreedtes onderkennen waarbinnen het democratisch speelveld bestaat en links en rechts allerlei meningen kunnen bestaan, maar dus wel binnen de bandbreedtes. De meest fundamentele, logische en elementaire band daarbij is soevereiniteit, want als je niet meer soeverein bent, kun je überhaupt niks beslissen. Volgens mij is het een gegeven van evidente logica, gewoon een elementair begrip van wat wij weerbare democratie noemen, dat de soevereiniteit onvervreemdbaar in de Tweede Kamer ligt, totdat het Nederlandse volk heeft gezegd "nou, geef het maar aan iemand anders"; misschien, bij een referendum. Maar dat de Tweede Kamer niet zomaar de democratie kan afschaffen, wat gebeurt op het moment dat je de soevereiniteit overhevelt, is evident. Heel veel mensen zijn het daar wel degelijk mee eens. Dat is wel degelijk de dominante leer op dit moment onder staatsrechtjuristen.

Minister De Jonge:

Nee. Nee, echt niet. Overigens, de "democratie afschaffen" als kwalificatie gebruiken daar waar het gaat over Europese samenwerking, is een vrij bizarre kwalificatie. We stemmen volgende week voor het Europees Parlement, nota bene. We hebben op 22 november gestemd voor de samenstelling van deze Tweede Kamer. Er is dus nergens sprake van de democratie afschaffen. Er is ook nergens sprake van dat een Tweede Kamer zomaar eventjes een hele fundamentele wijziging zou kunnen aanbrengen in onze democratische rechtsstaat. Waarom? Omdat we een constitutionele rechtsstaat zijn, met een grondwet. Als we de Grondwet zouden willen wijzigen — dat is mogelijk — dan doen we dat in twee lezingen. Als we een correctief referendum zouden willen invoeren, dan is dat nota bene in twee lezingen, zodat de kiezer zich daar tussentijds altijd een keer over kan uitspreken. Dat is heel bewust. We hebben nou juist heel veel schokdempers ingebouwd in de vormgeving van onze democratische rechtsstaat. En dat is maar goed ook. Zijn we daarmee aan een eind? Nee, zeker niet. Ik denk dat deze tijd er juist om vraagt om op een hele fundamentele en programmatische manier onze democratische rechtsstaat verder te versterken en weerbaarder te maken.

Wij zijn bij BZK op dit moment bezig om daarvoor een programmatische aanpak vorm te geven. Dat gaat over een robuust partijstelsel, waar we de Wet op de politieke partijen voor hebben. Dat gaat over het weerbaar maken van het verkiezingsproces. Daarvoor hebben we al heel veel maatregelen getroffen, maar dat zullen we nog verder vormgeven. Dat gaat over weerbaar bestuur en dat gaat over een weerbaar publiek debat en het tegengaan van desinformatie. Daarin zitten vier programmalijnen. Misschien is het goed als ik u de komende weken nog toestuur waar wij aan werken. Maar wij hebben die democratie, die weerbare democratische rechtsstaat met elkaar te onderhouden. Maar laten we nou niet doen voorkomen alsof hier zomaar eventjes overnight in deze Kamer fundamenten van de rechtsstaat zouden kunnen worden gewijzigd. Dat is niet zo. Daarvoor zijn die constitutie en onze instituties veel te robuust; en dat is maar goed ook.

De heer Baudet (FVD):

Het gaat mij er niet om of het wel of niet overnight gebeurt. Het gaat erom dat Nederland, dus de Nederlandse democratie, het Nederlandse parlement, niet meer kan beslissen over cruciale vragen. We zien dat nu bijvoorbeeld in de kabinetsformatie die nu nog gaande is. Daaruit blijkt dat een heleboel dingen niet mogen vanuit het Europese recht en vanuit het internationale recht, maar vooral ook vanuit Europese recht: stikstof, immigratie, klimaatbeleid, corona, de euro, internationale samenwerking, de situatie in Oekraïne, vrede en veiligheid, enzovoorts. Een heleboel dingen worden bepaald door Brussel, Straatsburg of Luxemburg, de Europese instituties, en niet door de Tweede Kamer. In die zin, voor zover de Tweede Kamer daar niet meer het laatste woord over heeft, is op dat gebied de Nederlandse democratie inderdaad buitenspel gezet. De Nederlandse democratie heeft zichzelf afgeschaft voor zover zij niet meer zelf mag beslissen over al die terreinen.

Dat is volgens mij de kern van het principe van de weerbare democratie. En dat er een programma loopt op het ministerie met andere onderwerpen wil ik best geloven. Maar dat neemt niet weg dat het fundament, het uitgangspunt van de weerbare democratie is dat de democratie zichzelf in theorie inderdaad kan afschaffen, maar dat we dat eigenlijk niet zouden willen. Dat soevereiniteit daarbij een mogelijkheidsvoorwaarde is, is volgens mij een tautologische claim; dat kun je helemaal niet ontkennen. Je kunt alleen maar een democratie hebben als en voor zover die democratie ook beslissingen kan nemen. Wat blijkt? Op heel veel key terreinen kunnen wij helemaal geen beslissingen meer nemen. Wij hebben dus voor een heel groot deel hier de democratie al afgeschaft. In dit wetsvoorstel zegt de indiener: wacht eens even, …

De voorzitter:

Meneer Baudet.

De heer Baudet (FVD):

… dit is een probleem dat we moeten corrigeren, want …

De voorzitter:

U bent niet de initiatiefnemer van het wetsvoorstel. Ik ga nu de minister het woord geven.

De heer Baudet (FVD):

Precies, maar het hele punt van het wetsvoorstel is …

De voorzitter:

Ja, dat hebben we net anderhalf uur aangehoord.

De heer Baudet (FVD):

Ja, en ik parafraseer dat nog even. Wij geven de huidige orde de kans dat democratische gat te herstellen. Als we gewoon een referendum hebben en de mensen zeggen "ja, dat willen wij", dan is dat probleem hersteld. Het probleem is nu …

De voorzitter:

Nee, meneer Baudet. De minister.

De heer Baudet (FVD):

Ja, ik weet dat dit de minister is.

De voorzitter:

Ja, die gaat nu een antwoord geven op uw …

De heer Baudet (FVD):

Daar verheug ik mij zeer op, want ik heb nog geen antwoord gehoord tot nu toe.

De voorzitter:

Uw interrupties zijn inbrengen op zichzelf. De minister.

Minister De Jonge:

Dan ga ik een antwoord geven op een vraag die ik niet gehoord heb. U heeft een betoog gehouden. Heel eerlijk, dat betoog kan ik echt op geen enkele manier plaatsen. Bij alle gevallen van overdracht van bevoegdheden, dus bij elk punt waarop is gezegd dat we er eigenlijk beter op zouden kunnen samenwerken in Europa dan dat we het ieder voor zich doen, is dat keer op keer via een democratisch genomen besluit tot stand gekomen. Keer op keer. Ook als je dat weer zou terugdraaien, kan dat weer op een democratisch besloten manier. Het is gewoon echt onjuist om een democratisch genomen besluit achteraf gezien als "weggeven van de democratische mogelijkheden" te percipiëren. Dat bestaat gewoon niet.

Voorzitter. Ik kan het betoog eerlijk gezegd op geen enkele manier volgen. Ik denk echt dat we met het voorliggende wetsvoorstel daar ook helemaal niets aan gaan veranderen. Het voorliggende wetsvoorstel kán niet. Het past niet in de manier waarop we ons staatsbestel in Nederland hebben ingericht en het verandert helemaal niets aan de observatie die de heer Baudet doet.

De heer Baudet (FVD):

Afrondend, afrondend.

De voorzitter:

Een korte vraag. Er is straks nog een tweede termijn.

De heer Baudet (FVD):

De minister zegt: wat we op een democratische manier hebben overgedragen, kunnen wij ook op een democratische manier weer terugbrengen. Maar dat kan toch juist niet? Dat is juist het hele punt. Als wij ons eigen immigratiebeleid willen voeren binnen de EU, dan kan dat niet zonder dat al die andere lidstaten daarmee akkoord gaan. Stel dat wij iets willen veranderen aan het stikstofbeleid, het klimaatbeleid, en noem het allemaal maar op, dan kan dat juist niet, tenzij de hele EU verandert. Precies het punt dat ik maak, wordt bevestigd door wat de minister zegt, maar dan foutief. Áls het waar zou zijn dat het Nederlands parlement nu kon besluiten "al die bevoegdheden die we hebben overgedragen, willen we nu weer terug hebben", dan had de minister gelijk. Dan was er geen soevereiniteit overgedragen. Dan hadden we het ergens geparkeerd. Dan kunnen we zeggen "jongens, valet parking, kom maar weer terug met die bevoegdheid". Maar dat is het dus juist niet. We hebben het overgedragen aan de EU en de EU beslist er nu over. Nederland is nog maar één stemmetje te midden van dat hele EU-systeem. Wij kunnen niet meer zelf zeggen: dit willen we zelf doen, dit willen we …

De voorzitter:

Maar dit heeft u nu drie keer gezegd. De minister.

De heer Baudet (FVD):

Sterker nog, het kabinet heeft in het coalitieakkoord opgenomen: we gaan proberen …

De voorzitter:

Meneer Baudet …

De heer Baudet (FVD):

… een opt-out te krijgen. Probéren. Dat gaat ook helemaal niet lukken, maar "proberen" geeft al aan dat het niet meer een soevereine bevoegdheid van Nederland is. En dus is het niet meer een democratische bevoegdheid van ons als parlement en dus is de Nederlandse bevolking hierin ontheemd — politiek en democratisch ontheemd.

De voorzitter:

De minister.

Minister De Jonge:

De kern van het betoog van de heer Baudet is volgens mij dat als je bevoegdheden aan een ander overdraagt, het daarmee ondemocratisch is. Maar dat is gewoon niet waar. Er zijn democratisch genomen besluiten waardoor we samenwerken met andere landen, waardoor we verdragen sluiten met andere landen. Daar maak je afspraken in en ben je trouw aan. Dat is op een democratische manier tot stand gekomen. Vervolgens leggen partijen daarover verantwoording af aan kiezers. Kiezers maken vervolgens opnieuw hun mind op en stemmen dan. Dat hebben we 22 november gedaan en dat gaan we volgende week donderdag weer doen en waarschijnlijk nog heel vaak daarna. Dat maakt dat uiteindelijk de kiezer aan zet is. Maar in de tussentijd kennen we een representatief stelsel. Dat representatieve stelsel kent zijn basis in de Grondwet. Nog los van uw observatie dat het ondemocratisch zou zijn als je een besluit neemt tot samenwerken met een ander, die gewoon echt onjuist is, is uw voorstel eigenlijk gewoon onmogelijk om uit te voeren in de constitutionele praktijk zoals we die kennen.

Misschien moet ik dan ook maar eventjes het betoog afmaken, voorzitter.

De voorzitter:

Ja, graag.

Minister De Jonge:

Ik begon inderdaad met uit te spreken dat ik niet zo goed snap dat we in dit tijdsgewricht überhaupt zouden willen en durven overwegen om Europa de rug toe te keren, maar de kern is de vraag of het initiatiefwetsvoorstel dat hier voorligt eigenlijk wel kan en of dat eigenlijk wel past. Nee dus. Het is namelijk in strijd met de manier waarop we het constitutioneel hebben ingeregeld in Nederland. Daarnaast wordt erover gesproken dat het een niet-bindend referendum is en dat het daarom wel zou kunnen. Wanneer fracties of individuele Kamerleden zeggen die referendumuitslag zonder meer te gaan volgen, is het daarmee niet zo dat het niet-bindend is. Dat verhoudt zich eigenlijk heel ingewikkeld tot het uitgangspunt van het stemmen zonder last. Mevrouw Uitermark heeft dat uitvoerig in haar bijdrage betoogd en dat klopt ook echt.

Een misschien wat meer formeel punt, maar niet onbelangrijk, betreft de financiële consequenties. Op het moment dat hier een initiatiefwetsvoorstel voorligt, zou je ook willen dat de financiële consequenties worden onderkend. Dat doet de initiatiefnemer ook, want hij zegt dat het waarschijnlijk zo'n 30 miljoen kost. Maar vervolgens wordt dat voorstel niet gedekt. Dat betekent dat je met de aanneming van dit voorstel een gat trekt in de begroting. De heer Klaver wees daar terecht op. Ik vind dat we bij initiatiefwetsvoorstellen gewoon ook de kosten onder ogen moeten zien.

Voorzitter, ik rond af. De toekomst van Nederland ligt hoe dan ook in Europa. We delen lotsverbondenheid en we horen bij elkaar. En we hebben elkaar te beschermen in een hele turbulente tijd. Dat maakt dat we heel intensief tot Europese samenwerking moeten komen. We delen een geschiedenis en we delen onze toekomst. Europa is daarmee meer dan "best belangrijk". Dit wetsvoorstel moet dan ook met kracht worden ontraden.

Voorzitter, misschien helemaal tot slot. Ik heb er nooit een geheim van gemaakt dat ik niet zo veel op heb met de demissionaire status van het kabinet, want problemen van mensen zijn niet demissionair en kabinetten kunnen dat dus ook niet zijn. Maar nu er een nieuwe coalitie is en een nieuw hoofdlijnenakkoord en een beoogd premier is aangezocht, ontkom ik er niet aan om mij toch enigszins te gaan verhouden tot een mogelijk naderend einde van het ministerschap.

Nu er slechts nog een paar weken resten — waar we natuurlijk een paar mooie weken van gaan maken, want ik ga op volle snelheid het stokje overdragen — zou dit zomaar weleens mijn laatste debat kunnen zijn in deze plenaire zaal. Ik heb het eventjes laten uitzoeken; het zijn er 204 geweest sinds oktober 2017, en dat is best veel. Het was mooi, het was intens, het was soms loodzwaar, maar boven alles was het heel bijzonder om als minister hier verantwoordelijk te mogen dragen en verschil te mogen maken voor de mensen die op ons rekenen. Uiteindelijk gaat het daarom in de politiek en hier in deze zaal.

Het politieke vak wordt met hart en ziel, met huid en haar soms, bedreven, en dat is mooi. In de politiek horen verschillen van opvatting de ruimte te krijgen. Het mag schuren, het mag botsen; het politieke debat is een ideeënstrijd. Maar uiteindelijk is het de taak van de politiek om kloven te overbruggen in plaats van te slaan, om mensen samen te brengen in plaats van ze uit elkaar te spelen, om het verschil te maken in plaats van verschillen uit te vergroten. Polarisatie in de samenleving moeten we afblussen in plaats van aanblazen. Dat is wat mensen van hun politiek bestuur mogen verwachten en daarmee herwinnen we het vertrouwen in de politiek. We hebben een voorbeeldrol te vervullen. Ik hoop in de afgelopen jaren een fundament te hebben mogen leggen op de portefeuilles die mij waren toevertrouwd; een fundament waarop de komende jaren verder kan worden gebouwd.

Laat ik afsluiten met de laatste woorden van Psalm 90: bevestig het werk van onze handen, het werk van onze handen, bevestig dat.

Dank.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Dank u wel, minister, voor uw inbreng in eerste termijn. Ik zie dat de heer Paternotte nog een interruptie wil plaatsen.

De heer Paternotte (D66):

Ik zou tegen de minister willen zeggen dat een van de bijzonderste dingen die je in de politiek kunt doen is: opstaan als je weet dat je van alle kanten kritiek gaat krijgen, maar ook weet dat er wel iemand moet opstaan om dat te doen. Ik zou willen zeggen: moedig voorwaarts en niet versagen!

De voorzitter:

Dank. Ik wil eigenlijk door naar de tweede termijn. De heer Van Nispen is als eerste aan de beurt. De spreektijd in tweede termijn is maximaal een derde van de spreektijd die in eerste termijn is gebruikt. Meneer Van Nispen, gaat uw gang.

De heer Van Nispen (SP):

Dank u wel, voorzitter. De SP is en blijft een groot voorstander van een correctief bindend referendum; de minister refereerde daar ook al aan. We zijn vergevorderd met dat voorstel. Het zal in tweede lezing behandeld gaan worden. En waarom? Omdat wij vinden dat er meer politieke macht bij mensen moet komen te liggen en dat echte veranderingen in onze samenleving komen van de werkende klasse. Daarbij ligt het initiatief wat ons betreft bij de bevolking, moet het gaan om een besluit dat kan worden teruggedraaid en is het een bindend correctief referendum.

Het voorstel van de initiatiefnemer is in de eerste plaats niet bindend. Dat kan vervolgens tot teleurstellingen en meer wantrouwen leiden, als de uitslag naast zich neer wordt gelegd, zoals we in het verleden ook hebben gezien, tot grote onvrede van de SP. Het is ook niet correctief, want het gaat niet om het terugdraaien van een genomen besluit. En het is niet op initiatief van de mensen zelf. Het is een initiatief van de overheid. Het is raadplegend. Als het geen middel is in de handen van mensen om de politiek terug te fluiten, dan vinden wij het niet verstandig. Wij vinden dat referenda per definitie van onderop moeten komen en niet vanuit de politiek, van een minister of van een Kamerlid. Ook omdat wij bang zijn dat dit mogelijk leidt tot meer wantrouwen in de overheid vinden wij het niet verstandig. Ik zal mijn fractie daarom adviseren om tegen dit voorstel te stemmen.

De SP blijft heel hard heel veel werk maken van een bindend correctief referendum, want dat zal er zeker moeten komen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw inbreng in tweede termijn. Dan is nu het woord aan de heer Paternotte, die het woord voert namens D66. Hij ziet ervan af. Mevrouw Palmen? Ook niet. De heer Klaver? Nee. Dan is het woord aan de heer Baudet in tweede termijn. Nee. De heer Van Campen? Nee. De heer Dassen? Nee. Dat geldt ook voor de initiatiefnemer? Ja.

Dan concludeer ik dat we aan het einde zijn van de behandeling van deze initiatiefwet.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

We gaan hier volgende week dinsdag over stemmen.

Ik zeg nog dank aan de initiatiefnemer voor het nemen van dit initiatief en in het bijzonder aan de minister. Mogelijk hebben wij zijn laatste plenaire debat meegemaakt. Ik wens hem alle goeds toe in de toekomst.

Naar boven