6 Ruimtelijke ordening

Voorzitter: Tielen

Ruimtelijke ordening

Aan de orde is het tweeminutendebat Ruimtelijke ordening (CD d.d. 11/05).

De voorzitter:

Goedemorgen. Ja, het is nog net "goedemorgen". Welkom terug allemaal. Wij hervatten de vergadering met een tweeminutendebat met de titel Ruimtelijke ordening. Dat debat is aangevraagd door mevrouw Van Esch tijdens het commissiedebat op 11 mei. Ik geef mevrouw Van Esch graag als eerste het woord. Zij spreekt namens de fractie van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Dank u, voorzitter. Ik heb drie moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ruimtelijke kwaliteit in het programma Mooi Nederland bepaald gaat worden aan de hand van drie factoren, namelijk de belevingswaarde, de gebruikswaarde en de toekomstwaarde, en dat al deze factoren de mens en zijn belangen centraal stellen;

constaterende dat in geen van die factoren de intrinsieke waarde van natuur wordt gewaardeerd;

verzoekt de regering in de beoordeling van ruimtelijke kwaliteit de intrinsieke waarde van natuurlijk groen en het leven in het wild terug te laten komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Esch.

Zij krijgt nr. 165 (34682).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een nieuwe Nota Ruimte wordt opgesteld en er verschillende scenario's voor de ruimtelijke ordening van Nederland in kaart worden gebracht;

constaterende dat het PBL in zijn ruimtelijke verkenning 2023 al vier scenario's schetste voor 2050 en daarbij waarschuwde dat de kans groot is dat — door de keuzes in ruimtelijke ordening — niet wordt voldaan aan Europese verplichtingen;

verzoekt de regering duidelijk te maken in de scenario's en de voorkeursvariant die nu worden opgesteld, hoe daarbij voldaan wordt aan de Europese verplichtingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Esch.

Zij krijgt nr. 166 (34682).

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Dan de laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de aangenomen moties van Bontenbal c.s. (29383, nr. 377), Van Esch c.s. (85925-VII, nr. 133), Nijboer/Bromet (35925-VII, nr. 72) en Amhaouch/Bruins (35300-XIII, nr. 43) allemaal oproepen tot het beperken van de verdozing;

constaterende dat de minister van Economische Zaken in een voortgangsbrief (34682, nr. 110) aangeeft nieuwe en ook grootschalige distributiedozen te willen en er dus "nieuwe plekken gevonden moeten worden";

verzoekt de minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening nu eens echt een einde te maken aan de verdere verdozing van Nederland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Esch.

Zij krijgt nr. 167 (34682).

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Dank u wel.

De voorzitter:

Voor u het spreekgestoelte verlaat, heeft meneer Minhas een vraag voor u.

De heer Minhas (VVD):

Mevrouw Van Esch heeft samen met mijzelf een motie ingediend die ook over verdozing gaat, maar niet voor een verbod pleit, simpelweg omdat de VVD ziet dat distributiecentra wel degelijk nodig zijn. Als we snel onze boodschappen willen hebben en winkels op een goede manier willen bevoorraden, zijn distributiecentra nodig. Mevrouw Van Esch en ik zijn het erover eens dat je ze niet overal moet neerzetten, maar deelt zij de mening dat er wel degelijk ruimte moet zijn voor distributiecentra in Nederland?

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ik denk dat het belangrijk is om de verdozing te stoppen. Ik denk dat er nu nog steeds een wildgroei is en dat er veel te veel distributiecentra in Nederland zijn. Ik denk dat er nog steeds te weinig landelijke regie is, ondanks dat de minister heeft gezegd daar wel werk van te willen maken. Ik zie gewoon nog steeds plekken in Nederland waar distributiecentra worden gebouwd, bijvoorbeeld in de Lutkemeerpolder. Waarom doen we dat nog? Waarom bouwen we op zo'n stukje vruchtbare landbouwgrond, terwijl we dat hier in de Tweede Kamer ook allemaal heel belangrijk vinden? Waarom gaan we door met de constante groei van het aantal distributiecentra? Kijk eerst maar eens hoeveel er al zijn. Ga kijken wat je daaraan kunt doen en stop nou met de bouw van extra centra, want er zijn er al zo veel in Nederland.

De voorzitter:

In tweede en laatste instantie, meneer Minhas.

De heer Minhas (VVD):

Maar in de motie die wij samen hebben ingediend, staat niet: stop ermee. Daar staat in: ga slimmer om met de ruimte. Dat betekent stoppen met kale dozen neerzetten, maar wel ruimte houden voor distributiecentra, zij het in een andere vorm. Deelt mevrouw Van Esch de mening van de VVD dat dat de oplossing is? Want we moeten ook de economie en de maatschappij faciliteren, maar wel op een slimmere manier dan nu.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Op het eind komen de VVD en de Partij voor de Dieren soms wel dichter bij elkaar. We hebben die motie inderdaad samen ingediend, maar onze intentie was wel degelijk om er niet nog meer distributiecentra bij te bouwen, zoals in de Lutkemeerpolder. Ik hoop dat de VVD het met ons eens is — maar nu lok ik een extra interruptie uit en dat moet ik eigenlijk niet doen — dat we daarmee moeten stoppen. Als je van bestaande distributiecentra iets mooiers en beters kunt maken, dan heel graag, want als je ze ziet, denk ik dat daar nog wel een hele slag te maken valt. Misschien kunnen we er samen eens naar kijken of daar wat mooiers van te maken valt.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Esch. Ik geef het woord aan de heer Grinwis, die spreekt namens de ChristenUnie.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter. Ruimtelijke ordening is terug op dit toneel, en dat is terecht. Om dat te vieren heb ik drie moties meegebracht.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de keuzes die nu gemaakt worden in de ruimtelijke ordening nog vele decennia consequenties zullen hebben, met grote relevantie voor toekomstige generaties;

verzoekt de regering bij het opstellen van de (zesde) Nota Ruimte een participatietraject in te richten, waarbij met nadruk jongere generaties betrokken worden, en de Kamer over de inspanningen en resultaten te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis en Boulakjar.

Zij krijgt nr. 168 (34682).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de brief Water en Bodem Sturend 33 structurerende keuzes zijn gemaakt;

overwegende dat de (zesde) Nota Ruimte uitgewerkt zal worden langs ruimtelijke hoofdstructuren;

verzoekt de regering in de (zesde) Nota Ruimte binnen die hoofdstructuren te komen tot duidelijke structurerende ruimtelijke keuzes voor het gebruik van de ruimte in Nederland — richtinggevend voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland in de komende decennia — waaruit duidelijk wordt wat wel en niet wordt gefaciliteerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Grinwis.

Zij krijgt nr. 169 (34682).

De heer Grinwis (ChristenUnie):

En ten slotte.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat grootschalige Vinex-locaties vaak worden gekenmerkt door lage sociale cohesie, wat mede verklaard wordt door de eentonigheid, de homogene doelgroep, een tekort aan voorzieningen en beperkte bereikbaarheid met het openbaar vervoer, waardoor de hechting aan de directe woonomgeving relatief laag is, met gevolgen voor gemeenschapsvorming;

verzoekt de regering deze aspecten te betrekken bij het uitwerken van de (zesde) Nota Ruimte en hier lering uit te trekken, zodat binnen uitbreidingslocaties voor woningbouw planologische keuzes worden gemaakt en maatregelen worden getroffen die bijdragen aan gemeenschapsvorming in wijken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Grinwis.

Zij krijgt nr. 170 (34682).

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb ten slotte een vraag. Ik hintte er al een beetje op in mijn moties. Ik wil de minister uitnodigen om echt in de voetstappen van minister Bogaers te treden, de minister van meer dan 100.000 woningen per jaar. We hebben hier in het commissiedebat al over gesproken. Wil de huidige minister dan ook in zijn lijn van nota's verdergaan? Dat houdt in dat we niet doen alsof we een liberaal vacuüm gaan vullen met de nieuwe Nota Ruimte, maar dat we echt voortaan gaan spreken over de Zesde Nota. Wil de minister dat toezeggen?

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Grinwis. De heer Nijboer heeft nog een vraag voor u.

De heer Nijboer (PvdA):

Ik ben het zeer eens met het dictum van de derde motie, alleen ik vind die sneren naar die Vinex-locaties zo onprettig. Daar voel ik me niet helemaal bij thuis, omdat daar toch ook heel veel mensen in goeie gemeenschapszin samenwonen. Ik geef de heer Grinwis in overweging om dat op z'n minst ietwat te nuanceren, als hij de steun van de PvdA-fractie op prijs stelt.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Volgens mij zat er geen sneer in naar Vinex-locaties. Als die indruk bestaat, dan wil ik er alles aan doen om die weg te nemen. Bij dezen heb ik dat gedaan. Wel is er, en dat blijkt ook uit onderzoek, sprake van relatief lage sociale cohesie. Dat hangt wel samen met de inrichtingskeuzes die zijn gemaakt dan wel het gebrek aan bepaalde voorzieningen dan wel het veel te veel ontbreken van openbaar vervoer. Dus volgens mij zijn we het inhoudelijk helemaal eens, maar ik ontken niet dat je domweg gelukkig kunt zijn in een Vinex-wijk.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Grinwis. Het is de beurt aan de heer Nijboer namens de PvdA-fractie.

De heer Nijboer (PvdA):

Voorzitter. De heer Van der Staaij draait zich om: twee sprekers en al zes moties! Ik heb er maar eentje. Ik doe één motie per debat.

Mijn motie gaat over een thema dat ik, overigens met steun van collega's, op de agenda probeer te krijgen. Dat is het streven om niet alleen veel maar ook mooi te bouwen, zodat als er 900.000 woningen zijn gebouwd in de periode tot 2030 en we over 100 jaar terugkijken, we dan zeggen: dat was nou toonaangevende bouw; we zijn er trots op dat ons land dat heeft voorgebracht. Ik heb een motie die dat verder ondersteunt. We gaan in het najaar ook nog een rondetafelgesprek houden en we zullen er ongetwijfeld nog vervolgdebatten over voeren.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er bij de woningbouwopgave vooral aandacht is voor de kwantiteit, terwijl we ook toonaangevende woningbouw nodig hebben voor de komende eeuw(en);

overwegende dat de minister daartoe heeft aangegeven met de Rijksbouwmeester in gesprek te gaan over de architectuur bij nieuwbouwprojecten;

verzoekt het kabinet te onderzoeken of er een norm met betrekking tot vernieuwende architectuur bij bouwlocaties kan worden ingevoerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Nijboer.

Zij krijgt nr. 171 (34682).

Dank u wel, meneer Nijboer. Daar heeft de heer Boulakjar nog een vraag over.

De heer Boulakjar (D66):

De heer Nijboer is inderdaad al een tijdje bezig om niet alleen de ambitie met betrekking tot de aantallen maar ook die met betrekking tot de schoonheid van de gebouwde omgeving op de agenda te zetten. We hebben inderdaad binnenkort nog een rondetafelgesprek. Hoe leg ik mijn fractie bij de voorbereiding van de stemmingen uit wat de heer Nijboer nou precies bedoelt met "de norm"? Wat verstaat hij onder mooi? Kan hij mij daar dus alvast in meenemen? Loopt hij met deze motie niet te veel vooruit op het rondetafelgesprek en al die debatten die we daar nog over zullen voeren?

De heer Nijboer (PvdA):

Daar loop ik zeker op vooruit. Daarom is het ook een onderzoek. Want ik weet een beetje hoe dat gaat. Als we een rondetafel in het najaar hebben, een debat in december, en we pas daarna nog een keer met een onderzoek beginnen, dan zijn we zo weer anderhalf jaar verder. Ik denk dus dat dat parallel kan lopen. Ik denk wel dat het nodig is om in ieder geval te bekijken wat de voor- en nadelen zijn van een financiële norm als instrument. Of er kan worden gezegd: we bouwen heel veel Vinex-wijken — prima — maar er moet ook wel een deel echt vernieuwend zijn. Of een deel moet zelfbouw of coöperatiebouw zijn. Dat kan in regelgeving, dat kan financieel. Je kunt het ook niet doen. Het kan ook vanzelf tot stand komen. Maar ik wil graag die gegevens zo veel mogelijk op tafel hebben en dat ook al onderzocht hebben. Ik wil daar niet op wachten. Met de steun voor deze motie legt D66 niet vast dat het moet gebeuren, maar ik heb wel graag dat het wordt uitgezocht. Want anders duurt het allemaal veel te lang. En dit setje aan instrumenten is natuurlijk wel een voor de hand liggend pakket.

De heer Minhas (VVD):

Ik wil hier een korte aanvulling op geven. Ik deel de passie om onze ruimte op een mooie manier moeten inrichten, maar "mooi" is natuurlijk per definitief subjectief. Mijn vraag aan meneer Nijboer is: wat is er anders aan zijn voorstel dan wat er nu al mogelijk is? Er zijn bijvoorbeeld al welstandscommissies die plannen beoordelen en beeldkwaliteitsplannen bij gemeenteraden, waar de lokale democratie maximaal zegeviert. Zijn voorstel is dat we als Rijk gaan opleggen wat "mooi" is, maar wat is daar anders aan?

De heer Nijboer (PvdA):

Nee hoor, ik hoef het ook niet mooi te vinden. Er is echter van links tot rechts woningnood en er moeten honderdduizenden woningen bij komen. Ik vind dat er dan wel een extra verplichting ligt om niet alleen te drukken op het volume en op het behalen van die doelen, maar dat het ook mooi moet zijn. En zelfs flexwoningen kunnen best mooi zijn, zou ik haast zeggen. Dus het gaat mij er helemaal niet om dat dat volume niet wordt gehaald, maar wel dat ook dat aandacht verdient. Ik vind dat dat de afgelopen jaren best wel is ondergesneeuwd. En ik denk dat dat wel nodig is als je dat wilt bereiken. Zie ook de architecten die zich nu steeds meer erin mengen. Het is denk ik nodig om ook toonaangevende nieuwe projecten tot stand te brengen als je zo veel van de ruimte gebruikt.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Nijboer. Dan tot slot van de zijde Kamer de heer Minhas namens de VVD.

De heer Minhas (VVD):

Voorzitter, dank u wel. We hebben een goed debat Ruimtelijke ordening gehad met de minister, maar er is voor de VVD nog één punt dat openstaat. Dat gaat over de versplinterde landbouwgrond die vervolgens ook nog speculatief wordt doorverkocht. Daarover hebben collega Boulakjar en ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de speculatieve handel en splitsing van (vruchtbare) landbouwgrond de laatste jaren ongewenste vormen heeft aangenomen, met nadelige gevolgen voor de ruimte en consumenten;

overwegende dat dergelijke speculatieve handel door splitsing van grond of handel in onverdeelde aandelen leidt tot verrommeling van de ruimte en grote druk op de openbare registers, en ook nog toekomstige woningbouwontwikkelingen kan belemmeren;

verzoekt de regering te onderzoeken of en hoe op korte termijn een splitsingsverbod ingevoerd kan worden bij de speculatieve handel van landbouwgrond;

verzoekt de regering hierbij de ervaring van Scandinavische landen te betrekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Minhas en Boulakjar.

Zij krijgt nr. 172 (34682).

De heer Minhas (VVD):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Het lijkt erop dat meneer Grinwis … O nee.

Dat betekent dat we aan het einde zijn gekomen van de termijn van de zijde van de Kamer. Er zijn acht moties ingediend. Ik zie de minister opstaan om voor zeven en een halve minuut even zijn reactie op de moties te kunnen formuleren.

Tot zo meteen. Ik schors voor zevenenhalve minuut.

De vergadering wordt van 12.10 uur tot 12.14 uur geschorst.

Voorzitter: Kuik

De voorzitter:

We gaan naar de beantwoording van de minister en de beoordeling van de moties.

Minister De Jonge:

Voorzitter. Het begint gelijk al goed. Het begint namelijk met een motie van de Partij voor de Dieren, de motie-Van Esch op stuk nr. 165. Die verzoekt de regering in de beoordeling van ruimtelijke kwaliteit de intrinsieke waarde van natuurlijk groen en het leven in het wild terug te laten komen. Dat is sowieso een prachtige gedachte op de vroege ochtend. Het is niet eens een heel vroege ochtend, maar het blijft een prachtige gedachte. Volgens mij is hier eigenlijk in voorzien, want de ruimtelijke kwaliteit baseren we op de drie waarden die Vitruvius, die Romeinse architect, bedacht heeft. Die waarden zijn belevingswaarde, gebruikswaarde en toekomstwaarde. De waarde van natuur maakt daar onderdeel van uit, misschien nog wel het meest — los van belevingswaarde — van toekomstwaarde. Denk aan de staat van de natuur. Denk aan de kwaliteit van biodiversiteit in ons land. Eigenlijk moet de intrinsieke waarde van natuur onder die drie waarden van Vitruvius worden begrepen. Ik denk dat ik het oordeel over de motie gewoon aan de Kamer kan laten en dat ik bij dezen de motie ook al heb uitgevoerd, omdat dit moet worden geacht onderdeel te zijn van die waarden van Vitruvius.

Dan de motie-Van Esch op stuk nr. 166, waarin wordt gevraagd duidelijk te maken hoe in de toekomstscenario's en in varianten voor de Nota Ruimte voldaan wordt aan Europese verplichtingen. Het voldoen aan Europese wet- en regelgeving is een hard uitgangspunt voor alle toekomstvarianten. De milieueffectrapportage is verplicht. Het instrument planMER toetst volgens de wet niet op normen en wetgeving. Dat richt zich op zich dus niet op normen en wetgeving. De planMER geeft inzicht in de effecten van keuzes, dus welke keuzes positief uitpakken en welke keuzes negatief uitpakken. De Nota Ruimte maakt vervolgens keuzes op het nationale schaalniveau. Die keuzes moeten natuurlijk passen binnen de randvoorwaarde van het voldoen aan wet- en regelgeving. Dus als ik de motie zo mag zien, dan kan ik het oordeel aan de Kamer laten, maar dat betekent niet dat we in die planMER-toets aan het afvinken zijn aan welke wet het voldoet. Je moet er gewoon van uitgaan dat het voldoet aan wet- en regelgeving, omdat het nu eenmaal een randvoorwaarde is.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Volgens mij is dat prima, zolang het maar duidelijk is. We hebben gekeken naar die planMER. Volgens mij moet je het duidelijker neerzetten en maken dan het nu gebeurt. Dat is de oproep van de motie. Geef het heel helder en duidelijk weer dat het voldoet aan die Europese verplichtingen. Maak duidelijk welke keuzes wij maken die voldoen aan die Europese verplichtingen.

Minister De Jonge:

Ja, en misschien ook even hoe dat werkt. In de Nota Ruimte hebben we de Lelylijn staan. Als we vervolgens met die Lelylijn aan de slag gaan, is dat gewoon een planMER-plichtig project. Natuurlijk moet het dan aan de wet- en regelgeving voldoen. Dat betekent niet dat op dat niveau in die Nota Ruimte die toets moet plaatsvinden. Dat moet op het moment dat je het planMER-plichtige project uitvoert dat binnen die Nota Ruimte past. We zullen het even goed uitschrijven. Uw zorg zit erin dat we een weg inslaan die eigenlijk schuurt met wet- en regelgeving. Dat moeten we wegnemen.

Dan de motie op stuk nr. 167, alweer van de Partij voor de Dieren. Daarin wordt de minister verzocht om "nu eens echt een einde te maken aan de verdere verdozing van Nederland". In de constateringen heeft u terecht opgenomen dat er al een kloeke stapel moties over verdozing is ingediend. Vervolgens citeert u mijn collega van Economische Zaken. Dat citaat gaat echter niet per se over verdozing. Dat citaat gaat over locaties voor grootschalige bedrijfsvestiging. Je zult ook in de toekomst grootschalige bedrijfsvestiging nodig hebben, alleen veel beredeneerder dan nu, veel beter onderdeel uitmakend van alles wat wij belangrijk vinden op het terrein van ruimtelijke kwaliteit. Omdat ik de motie zo ongericht vind, ga ik 'm ontraden. Het gaat echt te ver om nu een verbod op te leggen voor nieuwe locaties. We hebben wel gezegd dat de locaties allemaal zullen moeten voldoen aan een aantal eisen. Zo mogen ze alleen nog maar geclusterd zijn. De provincies zullen in de ruimtelijke voorstellen die zij in oktober aanbieden, laten weten waar die zoeklocaties zijn. Die ruimtelijke voorstellen gaan uit van de beleidslijn die we op dit moment met de provincies aan het ontwikkelen zijn en die we straks ook juridisch gaan vastleggen. Dat is heel belangrijk. Daarbij gaat het over meervoudig ruimtegebruik, over het veel beter gebruiken van de huidige locaties, dus het herontwikkelen van de huidige locaties, over het aanwijzen van zoekgebieden voor grootschalige bedrijfsvestiging en over het alleen toestaan van grootschalige bedrijfsvestiging als er daadwerkelijk sprake is van echte economische meerwaarde. En dat is het grote bezwaar bij heel veel dozen die in de afgelopen jaren zijn verschenen. Daar zou je je echt wel de vraag bij kunnen stellen: is zo veel ruimtegebruik voor zo weinig economische toegevoegde waarde echt wat wij willen? Dat is zeker zo omdat het vaak nogal in de omgeving detoneert. Er valt echt wel wat af te dingen op wat we de afgelopen periode hebben zien verrijzen.

De voorzitter:

Oké, met deze uitleg wordt de motie op stuk nr. 167 ontraden. Ik zou willen voorstellen dat u doorgaat naar de volgende motie.

Minister De Jonge:

Dat is een goed idee. Dan ben ik bij de motie op stuk nr. 168 van de heren Grinwis en Boulakjar. De heer Grinwis heeft een kloeke stapel moties voorbereid, bijna net zo dik als de nieuwe Nota Ruimte. Maar de inhoud is mooi en daar gaat het om. In de motie op stuk nr. 168 wordt de regering verzocht om bij het opstellen van de zesde Nota Ruimte een participatietraject in te richten, waarbij met nadruk toekomstige generaties betrokken worden. Ik wil het oordeel over de motie aan de Kamer laten. Na de zomer zullen wij het participatieplan met de Kamer delen. Dat gaat over de manier waarop wij het burgerperspectief en het jongerenperspectief erbij willen betrekken. Daar kom ik dus na de zomer op terug.

In de motie op stuk nr. 169 wordt de regering verzocht in de zesde Nota Ruimte … U heeft het de hele tijd over de zesde Nota Ruimte, maar eigenlijk is die vijfde nooit officieel vastgesteld. De eerste discussie is dus: is het eigenlijk niet de vijfde? Daarnaast is er een aantal tussenproducten geweest. Je zou ook nog wel een betoog kunnen houden dat het eigenlijk de achtste of de negende is. Dat dispuut moet op enig moment worden beslecht. Laten we dat niet vandaag doen en voorlopig even spreken van "de nieuwe Nota Ruimte". U verzoekt om daarin binnen die hoofdstructuren te komen tot expliciete structurerende ruimtelijke keuzes voor het gebruik van de ruimte in Nederland en richtlijnen voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland in de komende decennia, bijvoorbeeld voor water en bodem sturend. Dat is precies wat we gaan doen, dus dit is alweer een motie … Ik zou bijna willen zeggen: amen.

De voorzitter:

Dus oordeel Kamer.

Minister De Jonge:

Oordeel Kamer, maar "amen" vind ik mooier.

Dan de motie op stuk nr. 170. Die verzoekt de regering deze aspecten te betrekken bij de uitwerking van de Zesde Nota ruimtelijke ordening en hier lering uit te trekken, om binnen uitbreidingslocaties voor woningbouw maatregelen te kunnen nemen die bijdragen aan de sociale cohesie. Ook daar laat ik het oordeel aan de Kamer.

Ik deel wel wat de heer Nijboer zei over de kwalificaties ten aanzien van de Vinex-locaties. Ik vind Vinex eigenlijk een heel mooi voorbeeld van hoe je grootschalig in één keer gewoon nieuwe stukken stad kunt bouwen. Dat zouden we nu misschien anders doen, dat is wel zo, maar grosso modo ben ik toch erg enthousiast over het Vinex-beleid van toen. Grootschalig heel snel bouwen en heel duidelijk zijn over de betaalbaarheidssegmenten: dat is precies wat we moeten doen.

Dan de laatste motie.

De voorzitter:

Ja, jongens, wat is dit voor gezelschap!

Minister De Jonge:

En de dag is nog jong!

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Dit is best een mooi gezelschap, voorzitter. Ik onderstreep dat deze motie echt is bedoeld als: het kan nog beter. Dat wil niet zeggen dat het slecht was.

Minister De Jonge:

U ziet ruimte voor verbetering.

De voorzitter:

Goed, dat is rechtgezet. Mooi.

Minister De Jonge:

Ruimte voor verbetering zie ik ook ten aanzien van de motie op stuk nr. 171 van de heer Nijboer, maar ook daar is het in oorsprong best een goed idee, natuurlijk. Het is helemaal waar. Wat we bouwen, staat er zo verschrikkelijk lang. Als je mooi bouwt, kun je daar heel lang van genieten. Als je lelijk bouwt, dan kun je er heel lang langslopen en denken: jemig, waarom hebben we dat eigenlijk goedgevonden? Dat heb je weleens. Dat heb je eigenlijk weleens in iedere stad waar je doorheen loopt. Dat zou je toch niet willen met de 900.000 woningen die we gaan bouwen tot en met 2030, dus ik voel wel voor meer nadruk op mooi bouwen. Nou is dat inderdaad iets waarover we met de Rijksbouwmeester in gesprek zijn. Alleen, het punt is dat u zegt "te onderzoeken of er een norm met betrekking tot vernieuwende architectuur bij bouwlocaties kan worden ingevoerd". Een wet "je moet mooi bouwen" gaat er niet komen, denk ik. Dat lijkt me ook niet goed te articuleren. We hebben de welstand al, zoals de heer Minhas zei. Die hoort daarop toe te zien. Dan denk je weleens: hebben die dan de andere kant op zitten kijken bij sommige dingen die gebouwd worden of gebouwd zijn in het verleden? Maar ik zou 'm dus iets breder willen verzoeken aan de Rijksbouwmeester: om te onderzoeken op welke manier we meer nadruk zouden kunnen leggen op de architectonische kwaliteit. Als ik 'm zo, een beetje rooms, mag interpreteren, dan ga ik met u mee.

De voorzitter:

Meneer Nijboer, mag dat?

De heer Nijboer (PvdA):

Van oorsprong ben ik protestants, maar met deze roomse uitleg kan ik leven. Er komt dan een brief over, neem ik aan, op enig moment?

Minister De Jonge:

Ja, ja, zeker.

Voorzitter, dat was het alweer. Maar niet getreurd: we hebben zo nog een tweeminutendebat en heel de middag …

De voorzitter:

U heeft nog één motie over: de motie op stuk nr. 172 van Minhas en Boulakjar.

Minister De Jonge:

O, dat zal je net zien! Ja, hoor! Kijk, allereerst ben ik het zeer met u eens dat speculatieve grondhandel moet worden aangepakt. Speculatieve handel met landbouwgrond moet worden aangepakt. In de grondbrief die ik afgelopen maandag heb gestuurd, kondig ik ook al een verkenning aan naar een heffing ter voorkoming van speculatieve grondhandel. Ik denk dat dat ook een belangrijk element zou kunnen zijn. Verder ben ik echt ook wel bereid om een bredere verkenning te doen en daarbij mee te nemen of een splitsingsverbod haalbaar en ook zinvol is. Er vinden namelijk ook splitsingen plaats zonder dat deze een dubieus karakter hebben. Dat moet op zich wel mogelijk blijven, natuurlijk. Anders zou het ook wel een hele bijzondere beperking van het eigendomsrecht zijn, en daar bent u ook niet van. Uit de rondetafel van vorige week kwam bijvoorbeeld ook een vergunningsplicht naar voren. Dat zou ook nog een mogelijkheid kunnen zijn. Dus als ik uw motie zo mag interpreteren dat ik ook wat breder mag onderzoeken wat de meest effectieve approach, aanpak, is van speculatieve handel in landbouwgrond, dan laat ik graag het oordeel aan de Kamer. En uiteraard: Scandinavische ervaringen moet je altijd mee willen nemen.

De voorzitter:

Mooi. Ik zie de indieners knikken. Dan was dit het tweeminutendebat Ruimtelijke Ordening.

De beraadslaging wordt gesloten.

Naar boven