4 Onderlinge regeling & Wederopbouw Sint-Maarten

Onderlinge regeling & Wederopbouw Sint-Maarten

Aan de orde is het tweeminutendebat Onderlinge regeling & Wederopbouw Sint-Maarten (CD d.d. 25/05).

De voorzitter:

We gaan nu door naar het tweeminutendebat met de titel Onderlinge regeling & Wederopbouw Sint-Maarten. Dat commissiedebat was op 25 mei, dus ik ga ietsjes strenger zijn. We beginnen in ieder geval met de bijdrage van mevrouw Kamminga van de VVD.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ik zal meteen doorgaan naar het oplezen van de motie, want ik heb een vrij lange motie die over het belang van toezicht gaat, met name op Aruba. Dat zal iedereen die het debat heeft gevolgd, niet verbazen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland tijdens de coronaperiode naast financiële giften en noodhulp voor ruim 1 miljard euro aan Curaçao, Aruba en Sint-Maarten (CAS) heeft geleend, waarvan 441,7 miljoen euro aan Aruba tegen gunstige voorwaarden;

overwegende dat de afspraak is gemaakt dat er naast hervormingen ook ordentelijk financieel toezicht zou komen door middel van een rijkswet en dat een voorstel hiertoe met consensus van de regering van Aruba in 2022 is voorgelegd aan de Tweede Kamer;

overwegende dat de gesprekken over de Rijkswet Aruba financieel toezicht al drie jaar gaande zijn;

overwegende dat de liquiditeitsleningen vanaf 10 oktober 2023 afgelost of hergefinancierd moeten worden, waarbij de inzet van Nederland is gericht op langjarige herfinanciering als bijdrage aan het bereiken van een meer duurzame houdbare begroting;

constaterende dat de schuldquota van het land Aruba nog steeds erg hoog is en ver boven het gewenste percentage voor een small island economy ligt;

constaterende dat de afspraken over de begrotingsnormen in de Landsverordening Aruba Tijdelijk financieel toezicht (LAft) reeds zijn verlopen en dat het Protocol Aruba Nederland afloopt op 31 december 2023;

van mening dat het voor een duurzame en gezonde economische toekomst en daarnaast voor duurzaam houdbare overheidsfinanciën essentieel is dat het toezicht op orde is;

verzoekt de regering de liquiditeitsleningen alleen langjarig op basis van gunstige voorwaarden te herfinancieren als er sprake is van financieel toezicht op basis van een rijkswet;

verzoekt de regering voorts zolang er geen sprake is van financieel toezicht middels een rijkswet de reguliere rente op de kapitaalmarkt te hanteren en in het geval er de komende periode betekenisvolle stappen richting een rijkswet worden gezet, tot de inwerkingtreding hiervan de leningen alleen kortlopend te herfinancieren en daarbij een bij de situatie passend rentepercentage te hanteren dat in ieder geval hoger ligt dan bij de gunstige voorwaarden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kamminga en Van den Berg.

Zij krijgt nr. 79 (36200-IV).

Mevrouw Kamminga (VVD):

Tot slot teken ik ook twee moties mee die mevrouw Van den Berg zo dadelijk zal indienen.

De voorzitter:

U had niks te veel gezegd over de lengte van de motie, mevrouw Kamminga. Ik zie dat mevrouw Wuite een interruptie voor u heeft.

Mevrouw Wuite (D66):

De motie is helder, maar toch heb ik er een vraag over. Tijdens het debat hebben we het ook veel gehad over een toezichtdoctrine en over het thema "vertrouwen versus controle". Nu merk ik dat deze motie toch weer op het toezicht gaat drukken, terwijl veel mensen daar iets over hebben gezegd. Vandaar mijn vraag. Het is al beleid, dat op een bepaalde manier plaatsvindt, dus wat is het dieperliggende doel en wat is het signaal dat Kamerlid Kamminga hiermee wil afgeven?

Mevrouw Kamminga (VVD):

Dank voor deze vraag, mevrouw Wuite. Het signaal dat ik hiermee wil afgeven, is dat we nu al drie jaar bezig zijn met een rijkswet. Destijds hebben we op basis van vertrouwen — dat schetst u zelf ook — die leningen vanuit Nederland alvast verstrekt op basis van gunstige voorwaarden. We hebben toen afgesproken dat er ordentelijk toezicht middels een rijkswet zou komen. We hebben gezegd: we wachten daar niet op, want dat is een lang traject en het is nú nodig, dus we geven die leningen nu al, tegen gunstige voorwaarden. We zijn nu drie jaar bezig en het proces ligt volledig stil. Op deze wijze hoop ik weer een beetje vaart in het proces te krijgen, zodat we ook weer inhoudelijk het gesprek kunnen aangaan.

De voorzitter:

Kort, in laatste instantie.

Mevrouw Wuite (D66):

Aan wie wordt dat signaal gegeven?

Mevrouw Kamminga (VVD):

Aan de onderhandelende partijen.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kamminga.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dan geef ik het woord aan mevrouw Van den Berg, van het CDA.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Dank u wel, voorzitter. In het vorige tweeminutendebat heb ik al gememoreerd hoe belangrijk onderwijs is voor de positie in je hele leven. Ik ben in ieder geval blij met de toezegging van de staatssecretaris dat zij gaat kijken wat wij als Nederland kunnen aanbieden om de opleidingsmogelijkheden daar voor mensen die al werken verder uit te breiden of eenvoudiger te maken.

Voorzitter. Dan heb ik nog een motie over onderwijs.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Kamer in 2017 de motie-Van den Berg c.s. (34775-IV, nr. 16) heeft aangenomen over traineeplaatsen voor ambtenaren van de BES-eilanden;

overwegende het belang voor jonge mensen van voldoende carrière- en opleidingsmogelijkheden evenals het belang van het investeren in het vergroten van het kennisniveau;

overwegende het belang van het voorkomen van een braindrain op zowel de CAS-landen als de BES-eilanden;

verzoekt de regering te inventariseren of er ook behoefte is aan traineeplaatsen voor ambtenaren van Curaçao, Aruba en Sint-Maarten, zodat zij belangrijke kennis en ervaring kunnen opdoen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Berg en Kamminga.

Zij krijgt nr. 80 (36200-IV).

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Voorzitter. Ik deel ook een stuk van de zorgen van mevrouw Kamminga ten aanzien van de hervormingen. Dat is niet omdat ik vervelend wil doen, maar dat is puur omdat ik wil dat die landen echt toekomstperspectief hebben. En ik wil dat de volgende generatie niet met torenhoge schulden blijft zitten, maar daar ook gewoon een goed leven kan hebben. We gaan langjarige leningen met de landen overeenkomen, heb ik van de staatssecretaris begrepen. Dan vind ik het wel belangrijk dat er ergens direct of indirect een koppeling is met die hervormingen. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland op verzoek van de CAS-landen diverse leningen heeft verstrekt tijdens de coronaperiode;

overwegende dat deze leningen afgelost c.q. geherfinancierd moeten worden vanaf oktober 2023;

overwegende dat de regeringen hechten aan hervormingen;

verzoekt de regering bij het bepalen van de aflossingscapaciteit van de landen, meerjarige financiële en begrotingseffecten van de hervormingen mee te wegen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Berg en Kamminga.

Zij krijgt nr. 81 (36200-IV).

Dank u wel, mevrouw Van den Berg. Mevrouw Wuite heeft nog een vraag voor u.

Mevrouw Wuite (D66):

Heel kort. Wat voegt deze motie toe aan het staande beleid dat al is besproken tijdens het debat? Graag even een verdere duiding daarop. Dan kan ik de motie begrijpen.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Ik vind het heel belangrijk dat wij met elkaar vastleggen dat dit ook het uitgangspunt is. Ik begrijp inderdaad dat de staatssecretaris zegt: ik wil heel langjarige leningen. Dan denk ik: als het dan niet goed gaat, heb je dus geen mogelijkheid om tussendoor wat te doen. Op deze manier kies je voor een langjarige lening, maar maak je wel ergens een koppeling, bijvoorbeeld dat er een hervorming moet plaatsvinden om ook die lening goed af te kunnen lossen.

De voorzitter:

Mevrouw Wuite, in laatste instantie.

Mevrouw Wuite (D66):

Tot slot. Begrijp ik het goed dat er een koppeling zou moeten worden gelegd tussen resultaten van de hervormingen en de financiële aflossingen?

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Er is straks een langjarige lening met rente en een aflossingspercentage. Die rente wil men graag ook laag houden. Wanneer het gaat om het aflossingsschema, zeg je dan: je kan alleen maar op die manier aflossen als ook die en die hervormingen hebben plaatsgevonden, want die leveren een bijdrage aan de aflossing.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van den Berg. Dat brengt ons bij de bijdrage van mevrouw Bouchallikh namens GroenLinks.

Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):

Dank, voorzitter. Ik heb één motie en die is een stuk minder lang dan die van de collega.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit de onafhankelijke beleidsdoorlichting Wederopbouw Bovenwindse Eilanden blijkt dat er onduidelijkheid is over de precieze betekenis van de onderlinge hulp en bijstand (artikel 36 van het Statuut voor het Koninkrijk);

overwegende dat het van belang is dat de landen binnen het Koninkrijk elkaar hulp en bijstand verlenen wanneer dit noodzakelijk is;

verzoekt de regering om samen met Aruba, Curaçao en Sint-Maarten te evalueren hoe de onderlinge hulp en bijstand kan worden versterkt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bouchallikh.

Zij krijgt nr. 82 (36200-IV).

Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):

Ik wilde nog iets zeggen, maar ik vergeet elke keer dat ik een motie in mijn eentje heb ingediend.

Voorzitter. Ik dien deze motie in, omdat uit het debat onder andere bleek hoe belangrijk het is dat we elkaar vooral ten tijde van rampen goed weten te vinden en dat we elkaar hulp weten te verlenen. Vandaar dat ik dat even wilde bestendigen.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Bouchallikh. Dat is het einde van de bijdrage van de zijde van de Kamer. Wellicht kan de staatssecretaris direct beginnen met haar reactie? We wachten even een paar seconden totdat ook de laatste motie vermenigvuldigd is en in het bezit is van de staatssecretaris. Dan kan ook iedereen meelezen. Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Voorzitter. Ik begin met de eerste, lange motie op stuk nr. 79 van mevrouw Kamminga. Die vraagt kort en goed om ervoor te zorgen dat het onder gunstige voorwaarden herfinancieren van de liquiditeitsleningen alleen kan worden aangeboden aan Aruba wanneer er sprake is van financieel toezicht. Voor ons is dat financieel toezicht inderdaad van belang. Dat zal ook moeten worden opgenomen in een rijkswet, zoals u suggereert. We zien dat de combinatie van een landsverordening en het protocol in de afgelopen jaren eigenlijk te veel tot discussie heeft geleid. Een rijkswet bindt alle partijen en biedt het land ook een voordeel in de vorm van voordelige financiering van investeringen, omdat daarmee nou eenmaal wordt aangegeven dat er sprake is van toezicht op de financiën. Net zoals voor de andere landen heeft die rijkswet wat mij betreft dan ook een eindigheidsbepaling. Als de overheidsfinanciën namelijk duurzaam en op orde zijn, is dat toezicht natuurlijk ook niet meer nodig. Ik denk dat het ook goed is om inderdaad aan te geven dat de afspraak om te komen tot zo'n rijkswet al een tijd geleden is gemaakt. Er ligt ook al een ontwerp voor, niet alleen bij uw Kamer, maar ook bij de Staten van Aruba. Ik hecht er dan ook aan dat we deze toch zakelijke afspraken die we met elkaar moeten maken over die herfinanciering combineren met een rijkswet voor financieel toezicht. Ik wil deze motie dan ook oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 79: oordeel Kamer.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dan de motie op stuk nr. 80 van mevrouw Van den Berg. Deze motie gaat over inventariseren of er behoefte is aan traineeplaatsen voor ambtenaren van de CAS-landen. Ik wil die motie ook graag oordeel Kamer geven, omdat we in de Landspakketten ook hebben aangegeven dat we het van belang vinden dat lokale overheidsorganisaties versterkt worden. Dat is ook noodzakelijk en dat is dus een van de afspraken die ook in de Landspakketten zit. Vanuit de TWO kan worden onderzocht of de landen hiervoor belangstelling hebben en of lokale traineeprogramma's gecombineerd met Nederland ook goed kunnen werken. En dan gaat het zowel over stages als over uitwisselingen. Met andere woorden, wij gaan daar goed naar kijken, want we denken dat dit een interessante manier kan zijn om de uitvoeringscapaciteit en de lokale overheidsorganisaties te versterken.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 80: ook oordeel Kamer.

Staatssecretaris Van Huffelen:

De motie op stuk nr. 81 is van mevrouw Van den Berg en is medeondertekend door mevrouw Kamminga. Deze motie gaat over de leningen en de herfinanciering van de leningen. U vraagt of we bij het bepalen van de aflossingscapaciteit van de CAS-landen kijken naar de resultaten van de hervormingen. Wat mij betreft is dat van groot belang, want de hervormingen die de landen hebben aangegeven uit te willen voeren, zijn natuurlijk ontzettend van belang voor niet zozeer de regeringen, maar vooral voor de inwoners van die landen; die hebben baten en lasten. We moeten ook zorgen dat er ruimte is voor investeringen. Tegelijkertijd is het natuurlijk van belang om bij het bepalen van die aflossingscapaciteit de effecten van de hervormingen mee te nemen. We hebben gevraagd aan de landen om in het kader van het vaststellen van die herfinancieringsafspraak te zorgen dat er goed in kaart wordt gebracht wat er nodig is om uitgaven te doen en wat er nodig is om investeringen te doen. Maar we hebben ook gevraagd naar de effecten van de hervormingen op de begroting, zodat die kunnen worden meegenomen in het bepalen van de aflossingscapaciteit. Het is voor de CAS-landen namelijk ook van belang, dat hebben we in het debat ook gewisseld, om zo snel mogelijk te komen tot lagere schuldquota. Dus deze motie krijgt ook oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 81: oordeel Kamer.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dan de motie op stuk nr. 82 van mevrouw Bouchallikh. Die vraagt om te evalueren hoe helderder kan worden hoe dat artikel over de onderlinge hulp en bijstand in de praktijk precies werkt. In deze motie wordt verwezen naar artikel 36. Ik vind het goed dat we dit gaan verkennen, want het is natuurlijk belangrijk dat hier helderheid over is. Als ik het op deze manier zou kunnen doen en we dit ook kunnen meenemen in de voorbereiding van de Koninkrijksconferentie, dan zou ik deze motie oordeel Kamer willen geven.

Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):

Ik heb een verduidelijkende vraag, want ik wil daarbij wel voortbouwen op de beleidsdoorlichting waar we het tijdens het debat ook over hebben gehad. Wordt die dan ook meegenomen?

Staatssecretaris Van Huffelen:

Ja, we kunnen dat als uitgangspunt meenemen, maar mijn idee zou zijn om dit te laten landen in de Koninkrijksconferentie. Het gaat daar natuurlijk over vraagstukken van het Statuut, onze samenwerking, de motie-Van Raan enzovoort, enzovoort, enzovoort. Dat lijkt mij een mooi moment om het over dit onderwerp te hebben. Daar waar er onduidelijkheid is, kunnen we het dan ook verduidelijken.

De voorzitter:

Ik zie mevrouw Bouchallikh knikken. Met die interpretatie heeft deze motie dus oordeel Kamer, als ik het goed heb gehoord.

Mevrouw Wuite, heeft u nog een korte vraag?

Mevrouw Wuite (D66):

Ja. Het ging inderdaad over artikel 36 en de wijze waarop bijstand wordt verleend. Ik heb om een toezegging gevraagd inzake rampenbestrijding en de relatie met artikel 36. Volgens mij heb ik die toezegging ook gekregen. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of we de informatie die is toegezegd, zo snel mogelijk krijgen, zodat we die weging beter kunnen maken, of het nou goed gaat of minder goed gaat, want er zijn gemixte signalen daarover.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dat gaan we zeker doen, ja.

De voorzitter:

Mevrouw Wuite zou heel graag weten op welke termijn dat kan.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Daar kan ik nu niet zo snel iets over zeggen, maar we gaan zo snel mogelijk reageren op die toezegging.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zijn we ook aan het einde gekomen van het tweeminutendebat over de onderlinge regeling en wederopbouw van Sint-Maarten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de vier moties die zijn ingediend, wordt op dinsdag gestemd.

Ik schors de vergadering voor een kort moment, voordat we doorgaan met het voorstel van de leden Belhaj, Stoffer en Van der Woude tot wijziging van de Regeling parlementair en extern onderzoek in verband met de evaluatie van het instrument van de ondervraging. Tot zo meteen.

De vergadering wordt van 10.49 uur tot 10.59 uur geschorst.

Naar boven