4 Vragenuur: Vragen Den Haan

Vragen van het lid Den Haan aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht "Zeker 100.000 ouderen per jaar financieel uitgebuit".

De voorzitter:

Dan nodig ik mevrouw Den Haan uit om haar vraag te stellen aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, die ik van harte welkom heet, over het bericht "Zeker 100.000 ouderen per jaar financieel uitgebuit". Het woord is aan mevrouw Den Haan van de Fractie Den Haan.

Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):

Dank u wel, voorzitter. Aankomende donderdag is het de Internationale dag tegen ouderenmishandeling. Dan hebben we het natuurlijk al snel over geestelijke en fysieke mishandeling, maar financieel misbruik hoort daar helaas ook bij, want zeker 100.000 ouderen per jaar krijgen daarmee te maken. Vaak gaat het ook om misbruik vanuit de eigen omgeving: kinderen die boodschappen halen met de pas van de ouder en daarmee hun eigen boodschappen afrekenen, tot aan hele vakanties die met het spaargeld van een oudere worden betaald.

Het aantal ouderen neemt toe en het aantal mantelzorgers neemt af. Financiële uitbuiting gebeurt in de familiekring vaker dan wij denken, zoals ik net aangaf. Maar doordat het aantal mantelzorgers afneemt en mensen daardoor een afhankelijkheidsrelatie buiten de familiekring krijgen, neemt uitbuiting ook daar toe. Het is te verschrikkelijk voor woorden. Het zou mij een lief ding waard zijn als wij er veel harder op gaan inzetten om dit te voorkomen. In het artikel waar we het vandaag over hebben, staan vele voorbeelden. Die herken ik ook vanuit de praktijk, vanuit mijn vorige functie. Ik vind het echt hartverscheurend dat dit financiële misbruik nog steeds toeneemt.

Voorzitter. Er is een landelijke succesvolle aanpak geweest van staatssecretaris Van Rijn. Die is gestopt. Er zijn nu lokale allianties, maar veel van die lokale allianties blijken hun hoofd niet boven water te kunnen houden. Gemeenten krijgen wel budget om financieel misbruik aan te pakken, maar allianties zien daar in het algemeen vrij weinig van terug. Qua ondersteuning is er vaak ook geen inzet vanuit de gemeenten.

Ik heb de volgende vragen aan de staatssecretaris. Hoe kan het dat veel gemeenten de urgentie niet lijken te zien van het aanpakken van financieel misbruik van ouderen? In de recente brief van de staatssecretaris over huiselijk geweld staat dat nog maar veertien gemeenten zich hebben gemeld voor ondersteuning vanuit de expertpool. Hoe kan dat? Wat gaat de staatssecretaris doen om gemeenten de urgentie te laten voelen en om alle gemeenten actief aan de gang te laten gaan met het tegengaan van financieel misbruik van ouderen? Hoe gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat ouderen zelf goed op de hoogte zijn over wat ze kunnen doen om te voorkomen dat ze slachtoffer worden? Er zijn informatieboxen. Die worden overigens wel besteld door organisaties, maar bereiken die de ouderen zelf ook?

De voorzitter:

Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Dank u wel, voorzitter. Allereerst dank aan mevrouw Den Haan voor de vragen. Want inderdaad is het deze week, op aanstaande donderdag, Internationale dag tegen ouderenmishandeling. Dan leggen we extra nadruk op de kwetsbaarheid van ouderen voor allerlei vormen van mishandeling. Financieel misbruik, juist in een afhankelijkheidsrelatie, is daar een ontzettend belangrijk onderdeel van. De exacte omvang van de problematiek is inderdaad lastig in kaart te brengen. Maar we zijn het er al snel over eens dat, hoe groot het probleem ook is, we het echt hard moeten aanpakken.

Ik sta er pal voor dat we financiële uitbuiting moeten terugdringen. Daarom is VWS de aanjager van de Brede Alliantie "Veilig financieel ouder worden". Daarin werken niet alleen banken, ouderenfondsen en Veilig Thuis, maar ook de VNG, het ministerie van Justitie en Veiligheid en kennisorganisaties samen om financieel misbruik van ouderen te bestrijden.

Daarnaast stellen wij informatieboxen beschikbaar, zoals mevrouw Den Haan ook al noemde. Die kunnen door ouderen of hun netwerk digitaal of fysiek worden aangevraagd. In 2022 zijn er ruim 5.500 besteld.

Via de borging in de Wet maatschappelijke ondersteuning zijn de gemeenten op lokaal niveau uiteindelijk verantwoordelijk voor de aanpak van ouderenmishandeling. Dat is inderdaad cruciaal. In veel gemeenten werken de lokale allianties aan een aanpak. Ik heb begrepen dat ongeveer 40 gemeenten zo'n lokale alliantie hebben. Daarnaast hebben we een expertpool, waaraan mevrouw Den Haag ook refereerde. Daar hebben ongeveer 23 gemeenten een beroep op gedaan, om uiteindelijk ook zelf aan de slag te gaan met dit onderwerp. Dat zijn er ondertussen iets meer dan u noemde; dit is een actualisatie. We zijn kortom op verschillende manieren bezig met dit onderwerp.

In de voorbereiding op het beantwoorden van uw vraag heb ik ook nog even gekeken wat we nog extra zouden kunnen doen. Nou blijkt dat we in augustus een landelijke campagne starten tegen huiselijk geweld. We zijn al een tijdje met de voorbereiding daarvan bezig. Ik ben bereid om in deze campagne expliciet aandacht te vragen voor financieel misbruik van ouderen. Die campagne zal waarschijnlijk draaien vanaf augustus 2023. Omdat we met elkaar de urgentie zien en omdat u vroeg hoe we die urgentie kunnen verhogen, ben ik bereid om in die campagne expliciet het financieel misbruik mee te nemen.

Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):

Dank aan de staatssecretaris. Het is natuurlijk goed dat er inmiddels meer gemeentes zijn die gebruik maken van die expertpool. Het zijn er nu dus 23, en kennelijk zijn er 40 gemeentes actief bezig met een lokale alliantie. Maar de schatting is dat zo'n 100.000 mensen hier last van hebben. De meeste mensen hebben natuurlijk ook echt last van schaamte. Het zit nog steeds in de taboesfeer. Als je ziet dat er ongeveer acht keer zo veel gemeentes zijn als de 40 die de staatssecretaris noemt, dan is het natuurlijk eigenlijk nog veel te weinig. Ik ben in ieder geval blij met de toezegging van de staatssecretaris dat die landelijke aanpak en die campagne zich ook richten op financieel misbruik van ouderen. Maar dat alleen is nog niet genoeg, denk ik. Wat mij betreft zouden die lokale allianties ook gemonitord moeten worden. Dat gebeurt nu eigenlijk vrij weinig. Ik wil graag weten wat de staatssecretaris daarvan vindt, want er gaat via de Wmo wel geld naar gemeentes om hier iets mee te doen. Als ik staatssecretaris zou zijn, dan zou ik ook willen weten wat er dan met dat geld gebeurt, want de staatssecretaris heeft hier toch eigenlijk een regierol in.

Waarom worden er ook geen cijfers geregistreerd van lokale allianties die er zijn en die actief zijn? Ook dat zou je landelijk moeten gaan monitoren. Die lokale allianties zijn heel afhankelijk van wie erin zit, of iemand zin, tijd en moed heeft om de coördinerende rol op zich te nemen en of een gemeente welwillend is om dat budget uiteindelijk toe te kennen. Maar als er nou toch niemand is — nogmaals, het gebeurt nog maar in 40 gemeentes — wat moet er dan gebeuren volgens de staatssecretaris? Hoe gaat het eigenlijk met bijvoorbeeld welzijnsorganisaties, die ook iets voor de lokale allianties zouden kunnen betekenen? Wat is daar de stand van zaken van?

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ik probeer de vragen even uit elkaar te rafelen. Laat ik bij uw laatste vraag beginnen, want die is cruciaal, vind ik. Die gaat namelijk over de rol van welzijnsmedewerkers, die overigens een ontzettend belangrijk onderdeel zijn van onze zorg in Nederland. Echt, zij zijn vaak heel direct benaderbare zorgmedewerkers dicht bij huis. Zij zijn dus ook onderdeel van deze aanpak. In die lokale allianties zijn zij gewoon echt onderdeel van de aanpak. Wij helpen hen met de verschillende instrumenten om die rol goed in te kunnen vullen.

Dan kom ik bij uw andere vraag, namelijk: zouden we dan niet beter moeten monitoren wat er precies gebeurt? Dan kom ik even op een ander onderwerp terug. Dat is een onderwerp dat hier vaak ter sprake komt, namelijk de bureaucratie en de bureaucratische druk die heel veel professionals ervaren. Ook als wij hier heel nadrukkelijk cijfermatig materiaal zouden gaan ophalen, dan zal het coûte que coûte uiteindelijk ook een consequentie hebben voor de druk die alle leden van die allianties ervaren om dat allemaal goed te registreren. Op dit moment is die monitoring een lokale verantwoordelijkheid. Dat betekent dat de lokale allianties uiteindelijk zelf in nauwe samenspraak met de gemeente kunnen bepalen wat ze registreren en op welke manier, zodat dat ook goed inpast in de lokale verantwoordelijkheid die ze sowieso al hebben voor verantwoording. Omdat ik dus wil oppassen voor een extra laag daarbovenop, dus eigenlijk een soort landelijke registratie, zou ik het daar heel graag willen houden. Ik vind wél — dat ben ik met mevrouw Den Haan eens — dat de brede alliantie die wij vanuit het Rijk organiseren en de lokale allianties beter op elkaar aangesloten moeten zijn, ook wat betreft de informatie.

Dan ga ik ten slotte naar de derde vraag die ik tussen de regels door heb geproefd. Die gaat over die 23 gemeenten, die 40 allianties en hoe dat nou groter zou kunnen worden. Hoe zouden dat er nou meer kunnen worden? Ik moet daarover zeggen dat die expertpool eigenlijk een proef was. We hadden gemeenten nog niet eerder op die manier in stelling gebracht. Die proef is een effectieve aanpak geweest; dat krijgen we nu ook terug van Regioplan. We hebben er nog niet definitief een besluit over genomen, maar we zijn aan het overwegen om ergens in de komende periode opnieuw zo'n expertpool in te zetten. Dan zul je weer een nieuwe groep gemeenten krijgen die zich verbonden weten en die een aanvraag gaan doen om aan dit onderwerp te werken.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Den Haan.

Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):

Ja, tot slot, voorzitter, want ik zie dat ik niet heel veel tijd meer heb. Natuurlijk ben ik ook niet voor bureaucratische druk, maar ik ben het er eigenlijk niet mee eens om geld over de schutting te gooien en vervolgens niet te zien wat ermee gebeurt. Landelijk, regionaal en lokaal is er geen monitoring. Er is geen regie. Er is eigenlijk ook veel te weinig inzet. Ik snap ook echt wel dat die uitvoering dichtbij moet; die moet lokaal. Maar ik zou toch heel graag landelijke regie, landelijke kaders en landelijke cijfers willen zien, want we laten de ouderen, die zich toch al heel vaak schamen, nu toch een beetje aan hun lot over. Dat vind ik spijtig.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Den Haan. Ik kijk of er vervolgvragen zijn. Dat is het geval. U weet het: kort en krachtig, want anders moet ik u heel irritant gaan onderbreken. Allereerst is er een interruptie van mevrouw Sahla, D66.

Mevrouw Sahla (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ik ga proberen om niet irritant te zijn! Ik heb een vraag aan de staatssecretaris, want onze ouderen begrijpen hier echt helemaal niks van. Ik zou aan de staatssecretaris willen vragen om zich te richten tot onze ouderen en hun nog een keer uit te leggen wat hij van plan is om voor hen te doen.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ik zou alle ouderen die luisteren willen zeggen dat het bij financieel misbruik uiteindelijk vaak gaat om een familielid of iemand die dichtbij staat, bijvoorbeeld een mantelzorger. Het is heel belangrijk dat ouderen zelf bekijken wat ze kunnen doen om zichzelf te weren tegen eventueel financieel misbruik. Daarom kunnen zij informatie krijgen, vaak via de gemeenten, over hoe ze voorkomen dat ze misschien heel erg kwetsbaar zijn voor financieel misbruik, dat helaas soms veel dichterbij is dan je denkt. Dat kan door een ouderenbox aan te vragen. Dat kan heel vaak via de website van de gemeente, maar het kan ook door zorgprofessionals gedaan worden. Als ouderen daarin geïnteresseerd zijn, moeten ze het vooral vragen aan een zorgmedewerker in de buurt. Die kan deze informatie dan aan de oudere geven. Dank u wel, mevrouw Sahla, voor deze mooie vraag. Ik hoop natuurlijk dat het nu goed bij ouderen terechtkomt; dat is vers twee.

Mevrouw Werner (CDA):

We begrijpen van de staatssecretaris dat de monitoring en dergelijke nogal moeizaam gaan. Er zijn nog veel problemen bij de gemeentes als het gaat om allianties en dergelijke. Kunnen we op dit punt een voortgangsbrief van de staatssecretaris verwachten?

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ik kan daar inderdaad in september op terugkomen bij een aantal andere zaken die ik daarmee zal combineren, maar ik kan er inderdaad op terugkomen om te kijken hoe het gaat. We zullen dan misschien ook een doorkijkje geven over — de campagne heb ik al genoemd — bijvoorbeeld de expertpool en ontwikkelingen daarin, ook voor de komende jaren.

Mevrouw Werner (CDA):

Ik heb begrepen dat ik nog een vraag mag stellen. Is er eigenlijk ook hulp en ondersteuning voor ouderen die slachtoffer zijn geworden? Waar kunnen zij terecht?

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ik vraag alle ouderen die slachtoffer zijn geworden van financieel misbruik door iemand in een afhankelijkheidsrelatie, bijvoorbeeld een mantelzorger of een familielid, echt om zich bij Veilig Thuis te melden. Uiteindelijk moet dit misbruik daar worden opgelost. Het gaat dan dus even niet om misbruik door iemand die ver buiten de afhankelijkheidsrelatie staat, zoals iemand bij een pinautomaat waar iets is misgegaan.

De voorzitter:

Waar kunnen ouderen Veilig Thuis vinden?

Staatssecretaris Van Ooijen:

Dan zou ik naar Veilig Thuis gaan. Het verschilt per regio net even hoe het eruitziet, maar bij Veilig Thuis kunnen ouderen echt terecht, ook via het telefoonnummer.

De heer Dijk (SP):

Ik neem aan dat deze staatssecretaris weet dat er 342 gemeenten zijn. Er zijn nu 40 van die allianties. Ik ben benieuwd wanneer deze staatssecretaris tevreden is.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ik ben pas tevreden als alle gemeenten een lokale alliantie hebben.

De voorzitter:

U heeft geen vraag meer, meneer Dijk. Uw collega Alkaya stelde de eerste. Mevrouw Agema heeft wel nog een vraag over.

Mevrouw Agema (PVV):

Het artikel gaat ook over trainingen die gegeven worden aan wijkverpleegkundigen. Als ze die training eenmaal gedaan hebben, beginnen ze financieel misbruik te herkennen. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of het kabinet bereid is om deze trainingen landelijk uit te rollen onder wijkverpleegkundigen. Zo krijgen we namelijk zicht op de omvang en kunnen slachtoffers ook in beeld komen.

Staatssecretaris Van Ooijen:

De expertpool, die ik zojuist al heb genoemd, kan daar ook heel nuttig bij zijn. Op basis daarvan, met de middelen die daar ook voor beschikbaar zijn, kunnen ook trainingen worden aangevraagd.

De voorzitter:

Ik wil de staatssecretaris bedanken voor zijn beantwoording. Hiermee zijn we aan het einde gekomen van het mondelinge vragenuur. Ik schors de vergadering tot 15.00 uur en dan gaan we stemmen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven