3 Vragenuur: Vragen Kuik

Vragen van het lid Kuik aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht "Meiden steeds jonger slachtoffer van seksuele uitbuiting".

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van harte welkom. Ik nodig mevrouw Kuik van het CDA uit om haar vraag te stellen aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht "Meiden steeds jonger slachtoffer van seksuele uitbuiting". Het woord is aan mevrouw Kuik.

Mevrouw Kuik (CDA):

Voorzitter. Het is heftig om een meisje halflevend thuis te zien komen, van wie je weet dat ze een vreselijke nacht heeft gehad. Een van de hulpverleners zegt in het artikel van Het Parool dat jonge meiden al vroeg leren dat hun lichaam maar goed is voor één ding, namelijk seks. Vreselijk. Het raakt de menswaardigheid. We zien dat hulpinstanties aangeven dat slechts 5% van de minderjarige slachtoffers van seksuele uitbuiting in beeld is. De eerste vraag aan de staatssecretaris is dan ook: hoe kunnen we deze groep beter in beeld krijgen? Hoe krijgen we ze op de radar, ook als ze zelf niet direct doorhebben dat ze slachtoffer zijn? In hoeverre wordt er nu actief technologie ingezet om vervroegd slachtofferschap te signaleren en om illegale, onvergunde prostitutie te detecteren?

Voorzitter. Ik denk namelijk dat ik ook wel mag zeggen dat wij hier met z'n allen toch wel een stel dino's zijn die heel erg gericht zijn op die fysieke wereld. We hebben zelf ook niet meegemaakt hoe heftig de digitale seksuele verlokking is. Dagelijks krijgen jongeren te maken met naaktfoto's. We weten dat van vier op de tien kinderen seksueel beeld wordt verspreid. Vier op de tien! We moeten beter bescherming geven aan de seksuele integriteit. Pikante foto's worden ingezet voor afpersing.

Voorzitter. Ik vraag me af of we genoeg doen. Wat gebeurt er nou aan de preventiekant? Het kan toch niet zijn dat de jongeren één cursus krijgen voor een digitaal rijbewijs? We weten natuurlijk dat de Digital Services Act eraan komt om beelden van het web te halen, maar hoe beschermen we jongeren om te voorkomen dat ze slachtoffer worden van hun impulsen? Zetten we daar voldoende op in? En wat is de stand van zaken wat betreft de motie om slachtoffers beter in beeld te krijgen?

Voorzitter, tot zover.

De voorzitter:

Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van der Burg:

Voorzitter. We hebben het hier over minderjarige meisjes. Dan is het uitgangspunt natuurlijk heel simpel: dat is per definitie strafbaar. Het ingewikkelde is wel dat een groot deel van deze meisjes zichzelf niet als slachtoffer ziet; dat blijkt ook in het artikel waarnaar wordt verwezen. Dat kan komen door een verwrongen zelfbeeld, zoals ook in het artikel staat, maar het kan ook komen doordat ze in de ban zijn geraakt van de desbetreffende jongen, of doordat ze van huis uit iets anders hebben meegekregen omdat er juist sprake is van uitbuiting dóór de ouders. Dat laatste maakt het misschien nog wel pijnlijker. Dit werd ook in het artikel benoemd als mogelijke oorzaak.

Een van de dingen die we ook al in het verleden hebben gezegd, is dat we per 1 januari 2022 de wet gingen aanpassen, te weten artikel 273g, waardoor het bewust gebruikmaken van mensen die slachtoffer zijn van mensenhandel in zichzelf al strafbaar is. Ik zeg er meteen even bij dat dit vooral voor de categorie 18-plus geldt, want voor de categorie 18-min doet het er eigenlijk niet toe of er sprake is van dwang of alle zaken die net genoemd zijn. Onder de 18 is het per definitie strafbaar.

Zonder dat ik de Kamer mag kwalificeren als een stel dinosaurussen — dat mag u wel doen, maar ik niet — heeft mevrouw Kuik gelijk: het is waar dat wij nog heel erg analoog en fysiek denken, terwijl heel veel van de uitbuiting juist online gaat. Daarom is er door de Kamer, met de motie-Segers/Asscher, gekozen voor het aanstellen van digitaal rechercheurs, die juist ook meer naar de internetkant kijken. We zien namelijk dat het steeds meer via internet gebeurt, zowel het werven alsook, zoals al werd geschetst, het uitoefenen van macht. Een voorbeeld van dat laatste is wanneer een meisje een keer een foto heeft verspreid, waarna zij via die foto verder gechanteerd wordt om andere activiteiten te doen. Daarom zet de politie heel erg sterk in op die onlinecomponent. Daarnaast wordt er door verschillende organisaties samengewerkt om ervoor te zorgen dat juist ook de bewustwording meer aan de orde is. Dat doet bijvoorbeeld het Rode Kruis samen met CKM en Fier via het "(niet) op school"-programma, dat juist erop gericht is om de bewustwording onder deze groep te bewerkstelligen.

Mevrouw Kuik (CDA):

Dank voor de beantwoording. De digitaal rechercheurs zijn ook van belang, maar zijn er niet meer instrumenten, misschien ook wel particulier, die we kunnen inzetten om dit op te sporen? Immers, het is zo groot en we weten hoeveel kinderen hiermee te maken hebben, maar we weten ook hoe weinig zaken er eigenlijk zijn. Daar zit een wereld tussen die we niet in beeld hebben.

We weten ook al jaren dat mensenhandelaren worden gesignaleerd rondom locaties waar jongeren worden opgevangen. Het is echt frustrerend dat we daar tot nu toe geen stevig antwoord op hebben. Waarom kunnen we deze types, die jonge meiden als product zien, niet veel eerder bij de kraag vatten?

Afgelopen vrijdag was ik in het debatcentrum De Balie in Amsterdam. Daar heb ik een indrukwekkende documentaire genaamd Buying Her gezien. In deze documentaire komen slachtoffers van mensenhandel aan het woord, maar ook een groep die we vrijwel nooit in beeld krijgen, namelijk de sekskopers. De staatssecretaris kent mij onderhand en weet dat ik daar vrij fel in ben, zeker als het gaat om de mannen die misbruik maken van meiden die gedwongen worden. We kregen daar een beeld dat zij natuurlijk onderdeel van het probleem zijn, maar ook dat zij misschien wel onderdeel van de oplossing kunnen zijn. Ik vraag de staatssecretaris om aan de ene kant een steviger pakket dan in het huidige programma in te zetten op de klant. En ik vraag aan de staatssecretaris: hoe zorgen we er aan de andere kant voor dat die klanten zich ook bewust worden van het feit dat het iemands dochter is en dat het misschien wel hun eigen dochter zou kunnen zijn? Ik wil daarop dus een veel agressievere aanpak richting die klant, want die kan ook onderdeel van de oplossing zijn. Hij is namelijk hoe dan ook onderdeel van het probleem.

Staatssecretaris Van der Burg:

Een paar dingen. Ja, we moeten dus nog veel meer inzetten op online. Dat was de eerste vraag die werd gesteld. Vanuit JenV financieren wij ook het CKM juist op dit specifieke punt: om online meer te doen. Hulplocaties? Ja, de aasgieren zwerven letterlijk rond om die hulplocaties. Het artikel waarnaar verwezen werd in de eerste termijn laat het ook zien. Het ingewikkelde is dat er bij de meeste locaties bijvoorbeeld geen sprake is van een gesloten opvang en dat de meisjes dus vrij zijn om te gaan en te staan waar ze willen. De hulpverlening geeft in datzelfde artikel aan: we waarschuwen de meisjes wel om niet in die auto te stappen, maar we kunnen het hen niet verbieden. Nogmaals, dan heb ik het specifiek over de minderjarigen; bij volwassenen speelt dit al helemaal niet, want het staat eenieder vrij om in iedere auto te stappen.

Verder is het bijvoorbeeld wel zo dat de politie daar ook steeds meer de buurtregisseur op inzet om ook die auto's te registreren, zodat je daar in ieder geval data mee verzamelt.

Dan wil ik iets zeggen over Buying Her. Buying Her richt zich op een andere groep. Het gaat niet zozeer om minderjarige meisjes, maar meer over prostitutie in het algemeen. Dat is iets te kort door de bocht, want het ging specifiek over de christelijke mensen die ernaartoe gingen. De insteek is daarbij ook dat je via porno terechtkomt in het klant zijn van prostituees, omdat je dan langzaam maar zeker die kant op gezogen wordt. Vervolgens kun je dus ook een bijdrage leveren aan de oplossing daarvan. Dat klopt. Het is ook onderdeel van ons beleid om niet alleen te zeggen dat je als klant strafbaar bent op het moment dat je gebruikmaakt van een slachtoffer van mensenhandel, maar ook nadrukkelijk te zeggen: op het moment dat jij melding doet bij de overheid van een mogelijk slachtoffer van mensenhandel, werkt het juist weer in je voordeel als je het bij de politie meldt. Dit past natuurlijk ook in de Wrs, die binnenkort ook naar u toe komt. Die wordt nu klaargemaakt naar aanleiding van de consultatie. Ook daarin gaan we er namelijk door middel van registratie voor zorgen dat we in ieder geval de groep rondom de sekswerkers beter kunnen aanspreken.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Kuik.

Mevrouw Kuik (CDA):

Tot slot. We zien natuurlijk een grote beweging waarin we het hebben over normen en waarin seks gelijkwaardig moet zijn. Denk aan de wet over consent, instemming, bij het hebben van seks. Ik worstel toch met het afkopen van dat consent. Kan dat wel? Ik zou zeggen dat je daardoor niet zorgvuldig omgaat met gelijkwaardigheid. En tot slot een reactie op de staatssecretaris. Volgens mij moeten we wel steviger inzetten op die klant, en kan het echt beter dan zoals we het op dit moment doen.

Staatssecretaris Van der Burg:

Twee dingen. Iets afkopen bij een minderjarige kan per definitie niet. Seks met een minderjarige is gewoon sowieso strafbaar. Daarin kan die afkoopcomponent dus niet plaatsvinden. Even voor de duidelijkheid: ook prostituees kunnen verkracht worden, maar als klant seks hebben met een meerderjarige prostituee is wel een legale activiteit in Nederland, mits de prostituee ermee instemt en mits je vervolgens ook de betaling verricht. Daar kun je een moreel oordeel over hebben, en ik weet dat dit ook aanwezig is, maar dat mag in ieder geval wel in Nederland.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is een aantal vervolgvragen. Graag kort en krachtig, zoals u weet, anders moet ik u helaas onderbreken. Allereerst mevrouw Agema, PVV.

Mevrouw Agema (PVV):

Uitbuiters weten inderdaad donders goed dat prostitutie in Nederland vanaf 18 jaar volkomen legaal is. Daarom richten ze zich op nog jongere meisjes. Die maken ze alvast een beetje afhankelijk van drugs. Ze lenen ze wat geld. Ze geven ze een borstvergroting. Zodra ze 18 jaar zijn, is het dan over en uit. Wees dan nog maar eens diegene die gaat aantonen dat het onvrijwillig is. In 2008 heb ik daarom een initiatiefwet geschreven om de prostitutieleeftijd te verhogen naar 21 jaar en die ligt nog steeds in de Eerste Kamer. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: wanneer gaan we daar weer eens wat van horen?

Staatssecretaris Van der Burg:

Ik denk dat mevrouw Agema het aasgierengedrag goed beschrijft. Haar concrete vraag, namelijk wanneer die in de Eerste Kamer aan de orde komt … De stelling van mevrouw Agema was dat die in de Eerste Kamer ligt.

Mevrouw Agema (PVV):

Ik had duidelijker moeten formuleren. Het werd hier aangenomen. Het ging naar de Eerste Kamer. Daar was het gekoppeld aan de peespas, die een Kamermeerderheid niet meer wilde invoeren. Er zou nog een novelle komen van de regering. Ik heb die nooit meer gezien.

Staatssecretaris Van der Burg:

Dat moet ik even uitzoeken. Dat weet ik niet.

De voorzitter:

Kunt u daar schriftelijk op terugkomen?

Staatssecretaris Van der Burg:

Zeker. Dat zal ik snel doen, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u zeer. Dan de heer Verkuijlen, VVD.

De heer Verkuijlen (VVD):

Ik was gisteren in De Balie. Daar ging het niet over prostitutie, maar echt over seksuele uitbuiting van meiden, jonge slachtoffers. Ik heb dan ook de volgende vraag aan de staatssecretaris. Daar zaten een aantal slachtoffers in de zaal. Het ging weer goed met ze. Ze werden opgevangen. Maar ze zaten met het gevoel van rechtvaardigheid. Ze konden niet aantonen wat er met hen was gebeurd. De dader kwam ermee weg. De modernisering van 273f, het artikel dat hierover gaat, ligt voor. Ik wil van de staatssecretaris weten of we dat rechtvaardigheidsgevoel van dat jonge meisje nou gaan herstellen. Dat is zo nodig.

Staatssecretaris Van der Burg:

Niet alleen de heer Verkuijlen en ik, maar iedereen in deze Kamer is het erover eens dat dit nodig is, denk ik. Als het gaat over volwassen vrouwen, dan is het soms buitengewoon lastig om de uitbuiting te bewijzen. Dat is niet aan de orde op het moment dat er sprake is van een minderjarige, want bij een minderjarige is het per definitie strafbaar. Gaan we er met een vernieuwd artikel 273f in slagen om de uitbuiting, of beter gezegd de optreding, een honderdprocentoptreding te laten zijn? Nee, dat denk ik niet. Is het een "scherp zwaard"? Ik geloof dat dit de woorden van de heer Verkuijlen in het verleden waren. Is het een scherp zwaard waarmee we kunnen handelen? Ja, dat geloof ik heel erg.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Uitbuiting van minderjarige meisjes is verschrikkelijk. Het artikel in Het Parool laat ook zien dat de cijfers zorgen baren. In Nederland worden jaarlijks meer dan 1.000 minderjarige meisjes seksueel uitgebuit. Minder dan 5% van daders wordt opgespoord. Volgens mij vraagt dit om urgente actie van de politiek.

De voorzitter:

Uw vraag?

De heer Ceder (ChristenUnie):

De staatssecretaris geeft aan dat onlineopsporing een belangrijk onderdeel is. Het CKM wordt gefinancierd. Maar ik hoor nog niet welke contouren er zijn en welke voorstellen hij gaat doen om dat ook aan te pakken. Ik wil dus van de staatssecretaris weten wat we nou doen ten opzichte van hiervoor om ervoor te zorgen dat we de onlineopsporing ook echt gaan aanpakken zodat deze effectief wordt.

Staatssecretaris Van der Burg:

Dit zijn mondelinge vragen, dus dan heb je een ander debat dan wanneer je een breed debat hebt. Ik zeg tegen de heer Ceder: er zit geen politieke discussie tussen u en ons, of tussen u en enig ander in deze Kamer. Iedereen vindt dit verschrikkelijk. We doen daarin onder andere wat in de Kamer door de coalitiepartijen is afgesproken, namelijk komen met de Wet registratie sekswerkers. Die kan er namelijk voor zorgen dat we niet de mensen die slachtoffer zijn van mensenhandel aanpakken, maar dat we de groep eromheen wel nadrukkelijker kunnen aanpakken. We komen met de Wgt, die als een soort voorloper — zo zou ik het bijna zeggen — op de Wrs kan functioneren, om ervoor te zorgen dat we zaken meer in beeld krijgen. We hebben de motie van een partijgenoot van de heer Ceder en de PvdA, de motie-Segers/Asscher — ik noemde die net al — die juist inzet op online inspecteurs. Het gaat ook om awareness creëren bij de politie, juist ook om dit soort zaken goed te registreren en om voorlichting te geven op scholen. Een van de spanningen, die ook te zien is in het artikel waar de heer Ceder uit citeert, is dat hulpverleners zelf ook vaak in spanning zitten. Zij zeggen dat ze geen relatie kunnen leggen met de politie, want als ze dat doen verliezen ze het slachtoffer. Het ingewikkelde is dat dit nou juist een misdrijf is waarbij iedereen weet dat dit meisje een slachtoffer is, behalve het desbetreffende meisje zelf, omdat zij het niet op die manier ervaart. Daar verwees mevrouw Agema ook naar. Dat bemoeilijkt ook opsporing en vervolging.

De heer Van der Staaij (SGP):

De staatssecretaris zegt terecht dat iedereen het verschrikkelijk vindt, zeker als je ziet dat de leeftijd verder omlaaggaat en dat er vaak al zo veel kwetsbaarheid achter zit omdat ze soms zelf slachtoffer zijn geweest van eerder seksueel misbruik of huiselijk geweld. Die berichten blijven komen, dus we lijken die trend tot nu toe niet te kunnen keren met elkaar. Daarom toch de vraag of de staatssecretaris het gevoel heeft dat we, met alles wat nu wordt ingezet, die trend echt aan het keren zijn. Wat zou daar meer of anders voor nodig zijn?

Staatssecretaris Van der Burg:

Ik weet niet of we daarmee de trend gaan keren. We krijgen nog de behandeling met u van de beide wetten die ik net noemde. Ik hoop nadrukkelijk dat het gebeurt, maar ik zie wel grote beperkingen. Ik sprak twee weken geleden zelf een inmiddels jonge vrouw die op haar 15de begonnen was als sekswerker en die gedurende het gesprek dat ik met haar had, bleef uitleggen dat wij haar hadden moeten faciliteren toen ze op haar 15de begon omdat zij dat geheel vrijwillig deed, zonder enige macht van een ander. Terwijl de heer Van der Staaij en ik daar waarschijnlijk toch iets anders naar hadden gekeken. Het probleem waarmee we zitten is dat we los van deze specifieke programma's ook iets moeten doen aan het empoweren — ik vind het een verschrikkelijk woord, maar ik weet nu gewoon even geen beter woord — van deze groep meisjes. Dat raakt ook heel erg aan wat net ook al werd gezegd, namelijk dat het zelfbeeld zodanig is dat zij denken dat hun enige manier om lief gevonden te worden, te kunnen betalen, van schulden af te komen of in een groep opgenomen te worden, het inzetten van hun lichaam is.

De heer Van der Staaij (SGP):

Dat lijkt mij een zeer terecht punt. Maar het ging net ook al even over het aanpakken van de klant die soms weet dat er sprake is van minderjarigheid, of die dat in ieder geval heel goed had kunnen weten. Wordt behalve op de strafrechtelijke kant ook voldoende ingezet op de civielrechtelijke aanpak, om zo'n dader vervolgens kaal te plukken en op die manier het geld ten goede te laten komen en daarmee ook de hulp voor degenen die slachtoffer zijn geworden?

Staatssecretaris Van der Burg:

Nee, er wordt op dit moment vooral ingezet op het instrument van het strafrecht aan de curatieve kant en op voorlichting en awareness aan de preventieve kant. Het is namelijk gewoon strafbaar. Het is echt puur toeval wat ik nu ga zeggen, want ik wist niet dat staatssecretaris Van Ooijen zou binnenkomen, maar verder ben ik het natuurlijk met mijn collega van VWS nadrukkelijk aan het bekijken — want ik ga over het strafbare gedeelte en de preventie daarin — hoe we aan de zorgkant ook het een en ander kunnen doen. Maar dan hebben we het meer over het helpen van de slachtoffers. Maar voor een deel gaat dat ook over wat ik bijna "heropvoeden" zou noemen, of opvoeden of hoe u het noemen wil, van de daders. Daarover overleg ik ook met de staatssecretaris van VWS.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Het feit dat de minimumleeftijd bij de opvangplekken verlaagd moet worden naar 14 jaar geeft al aan hoe groot het probleem is. Maar we weten inmiddels ook dat de veiligheid niet geborgd is als ze eenmaal binnen de muren van die opvangplek zitten omdat menig auto of scooter circuleert rondom zo'n opvangplek, dan wel omdat de meiden zelf elkaar binnen zo'n opvangplek gaan ronselen en beïnvloeden. Mijn vraag is concreet: welke extra inspanningen wil deze staatssecretaris plegen — hij probeerde daar net een antwoord op te geven — om de veiligheid binnen en rondom zo'n opvangplek te garanderen? Of ja, garanderen wordt misschien lastig, maar hoe wil hij er in ieder geval zorg voor dragen?

Staatssecretaris Van der Burg:

Eén waarschuwing — "nuancering" wil ik het niet noemen, want nuanceren moet je dit verhaal helemaal niet — vooraf: het artikel waarnaar verwezen wordt, uit het Parool, verwijst naar één specifieke situatie van een opvangcentrum in Amsterdam Osdorp. Dit moeten we niet in één keer een-op-een kopiëren naar heel Nederland. En ja, in het artikel wordt het verschrikkelijke feit beschreven dat ze zakken van 15 naar 14 jaar. Daar kun je geen enkele vorm van nuancering in aanbrengen. Dat betekent niet dat als we het hebben over deze groep, we nu overal te maken hebben met meisjes van 14. Maar het is erg genoeg dat dit op één plek in Nederland gebeurt.

In het verhaal in dit artikel zie je ook, en dat is het wrange, iets terugkomen wat je ook in z'n algemeenheid in de prostitutie ziet. Dat is dat slachtoffers van mensenhandel vervolgens dader van mensenhandel worden. Want ook in dit artikel wordt beschreven dat het ene meisje de telefoonnummers van de andere meisjes in het centrum gaat geven aan haar dader, die zij niet als dader ziet, om daarmee liefde, geluk en geld af te kopen. Ook dit zijn weer zaken waar we op moeten inzetten. Dat moeten we voor een deel doen aan de hulpverleningskant, door bij die meisjes dat zelfbeeld naar boven te halen en duidelijk te maken dat dit absoluut niet kan. Maar veelal zitten deze meisjes niet in een gesloten inrichting. Dat betekent dus dat je ze niet tegen hun zin binnen kunt houden. Als ze er dan voor kiezen om naar buiten te gaan, kun je op een gegeven moment niks anders doen dan wat je letterlijk ziet gebeuren in dit artikel, namelijk dat de hulpverlener nogmaals tegen het meisje zegt: stap niet in. Op het moment dat ze dat wel doet, houdt de hulpverleningstaak ook op en komt de politietaak aan de orde. Vandaar dat daarbij ook de buurtregisseur of de wijkagent wordt ingezet, om dan over te gaan tot registratie. Dan kun je namelijk op een gegeven moment een patroon ontdekken bij de dader waardoor je de dader kunt aanspreken. En met aanspreken bedoel ik uiteraard vervolgen, want het gaat hier niet om aanspreken.

Mevrouw Podt (D66):

De staatssecretaris gaf het al even aan in zijn beantwoording: eigenlijk weet iedereen om zo'n meisje heen vaak al wat er aan de hand is, behalve het meisje zelf. Dat deed mij denken aan de recente initiatiefnota van mijn collega Van der Werf, over seksueel geweld, waarin eigenlijk ook naar voren kwam dat er zo verschrikkelijk veel deurtjes zijn waar mensen terechtkunnen. Dat hindert soms, omdat dat het heel lastig maakt om die signalen echt door te krijgen. Hoe weten al die mensen nou de weg te vinden? Hulpverleners weten dat vast wel, maar er is natuurlijk een heel groot umfeld om zo'n meisje heen, dat de weg misschien niet weet te vinden. Wat doen we daaraan?

Staatssecretaris Van der Burg:

Ja, het is voor een deel de wereld die u en ik met elkaar creëren, want op het moment dat wij een probleem zien, gaan we dat probleem aanpakken en als er dan een volgend probleem komt, lossen we dát weer met elkaar op. Zo creëren wij inderdaad een veld van het Centrum tegen Kinderhandel en Mensenhandel versus Veilig Thuis en alle hulpverleningsorganisaties die daarbij betrokken zijn. Een van de dingen die we daarom doen, is ervoor zorgen dat hulpverleners, in de breedste zin van het woord, goed weten waar een slachtoffer naartoe moet, opdat een meisje, of een vrouw — ik zeg er even bij dat wij steeds spreken over meisjes en vrouwen, maar dat het net zo goed kan gaan over jongens en mannen — op het moment dat zij zich bij een hulpverlener meldt, altijd op de juiste plek terechtkomt, ook als dat niet bij die hulpverlener zelf is. Dat is één.

Twee. We geven vooral ook voorlichting. Daarom moeten we ook gebruikmaken van het internet. Het ingewikkelde bij een groot deel van de, met name jonge, vrouwen is dat ze niet op de sites komen waar wij de voorlichting presenteren, omdat het sites zijn voor slachtoffers, en zij zelf denken dat niet te zijn. Dan moet je het bijvoorbeeld ook hebben van de omgeving van het slachtoffer, want die zit vaak letterlijk met de handen in het haar en weet dan geen oplossing te vinden. Als je de omgeving weet te bereiken, dan kun je via die weg de hulpverlener bereiken. Op die manier bereik je het meisje hopelijk wel.

De heer Verkuijlen (VVD):

De staatssecretaris zei het zo mooi en mevrouw Podt herhaalde het: iedereen heeft het door, behalve het slachtoffer zelf. Mevrouw Bikker heeft er in recente debatten ook al aandacht voor gevraagd: in de systeemwereld is de horeca de eerste stap. Dat bleek gisteren ook uit de voorstelling in De Balie. Ze worden meegenomen naar hotels, moeten zich daar prostitueren en worden op die manier uitgebuit. Mijn verzoek — ik herhaal dat nog even, omdat mevrouw Bikker dat eerder gedaan heeft — is om in gesprek te gaan met de hotelwereld om die nadrukkelijk te wijzen op zijn verantwoordelijkheid daarin. Gaat de staatssecretaris dat doen?

Staatssecretaris Van der Burg:

Zeker, want er zijn inderdaad hotels met een bezettingsgraad van 130%. Op het moment dat dit aan de orde is, dan kan het toevallig een keertje gaan om twee mensen die elkaar lief vinden, die in dat hotel een kamer boeken voor een uur, maar in veel gevallen haal je daar ook de mensen uit die er professioneel komen, zeker als je daar als receptie goed in getraind bent. Dan is het ook een taak van de hotelbranche om daartegen op te treden. Ik heb dus ook al aan mevrouw Bikker aangegeven — ik herhaal het hier plenair — dat ik daarover in gesprek ga met de hotelbranche.

De voorzitter:

En u informeert de Kamer daarover?

Staatssecretaris Van der Burg:

Uiteraard, voorzitter.

De heer Ceder (ChristenUnie):

In antwoord op mijn vraag noemde de staatssecretaris net een aantal maatregelen ten aanzien van de onlinestrategie. Volgens mij gaat dat heel erg over het opsporen van het slachtoffer, maar ik zou juist ook werk willen maken van het opsporen van de daders. We zien namelijk dat het niet lukt om de daders op te sporen. We hebben moties daarover gezien van collega's Bikker, Van der Graaf en Kuik. Ik wil de staatssecretaris dus vragen wat wij doen om de onlineopsporing van daders daadkrachtiger te maken.

Staatssecretaris Van der Burg:

Laat ik dat in het kader van de orde van het debat, en omdat ik het antwoord nog niet helemaal duidelijk paraat heb, schriftelijk doen; ik heb toch al beloofd dat ik schriftelijk zou reageren op een vraag van mevrouw Agema. In diezelfde beantwoording zal ik ook nog even stilstaan bij de vraag van de heer Ceder.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik dank de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid voor zijn beantwoording en voor zijn toezegging om in een brief op een aantal vragen terug te komen.

Naar boven