2 Vragenuur: Vragen Omtzigt

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 12.3 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Omtzigt aan de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst over onbeantwoorde schriftelijke vragen inzake het recht op de arbeidskorting van mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering.

De voorzitter:

Aan de orde is het mondelinge vragenuur. Ik heet de staatssecretaris van Financiën, de woordvoerders in de zaal, de mensen op de publieke tribune en de mensen die op een andere manier het mondelinge vragenuur volgen, van harte welkom. Het woord is aan de heer Omtzigt. Hij heeft namelijk een vraag aan de staatssecretaris van Financiën over onbeantwoorde schriftelijke vragen inzake het recht op de arbeidskorting van mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Het woord is aan de heer Omtzigt.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Voorzitter. Stel je voor dat je arbeidsongeschikt bent en gedeeltelijk werkt. Dus je krijgt gedeeltelijk een uitkering en je bent daarnaast nog in staat om twintig uur per week te werken, tegen bijvoorbeeld het minimumloon. Je hebt een totaal inkomen van €2.000 per maand. Dan wil je graag belasting betalen in de zogenaamde witte tabel, als een werknemer. Als je die belasting betaalt, betaal je per maand €104 belasting. Je houdt dan €1.900 over. Maar als je de groene tabel moet gebruiken, betaal je €488 belasting en houd je €1.500 over. Het maakt een enorm verschil of je de arbeidskorting als arbeidsongeschikte wel of niet mag gebruiken. Als je de arbeidskorting krijgt, dan hou je namelijk €1.900 per maand over. Heb je de arbeidskorting niet, dan hou je €1.500 per maand over. Dan kun je zelfs onder het sociaal minimum zakken. Als het UWV de uitkering betaalt aan de werkgever en de werkgever het betaalt als loon, zegt het ministerie van Financiën: dan hoef je maar €100 belasting te betalen. Maar als je het uitkeringsgedeelte via het UWV krijgt en het loon via je werkgever — het wordt ingewikkeld, voorzitter — dan moet je in een keer €488 betalen. Daarvan zegt de rechter: dat is niet eerlijk. Het zijn namelijk twee precies dezelfde mensen die evenveel werken, evenveel uitkering krijgen en evenveel loon uit werk ontvangen. Toch moet de één €100 belasting per maand betalen en de andere €488. Dus zegt die rechter: ook diegene die €488 moet betalen moet eigenlijk maar €100 betalen. Dat is heel belangrijk. Gelijke gevallen moeten namelijk gelijk behandeld worden. Dat is in artikel 14 van het EVRM vastgelegd.

Wat zegt de Belastingdienst? We gaan in cassatie. Mijn vraag is: waarom duwt u die mensen onder het sociaal minimum? Dit is namelijk precies de groep van 10.000 mensen die onder dat sociaal minimum wordt geduwd, waar de Ombudsman al heel lang voor waarschuwt. Waarom zorgt u er niet voor dat arbeidsongeschikten die gedeeltelijk werken, ook gewoon over hun hele inkomen de arbeidskorting mogen gebruiken?

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Rij:

Voorzitter. De heer Omtzigt vraagt terecht aandacht in dit mondelinge vragenuur voor dit onderwerp. Wij zijn bezig om de schriftelijke Kamervragen te beantwoorden. "Wij" is niet alleen deze staatssecretaris van Financiën, maar ook de minister van SZW. Het gaat inderdaad om de uitspraak van het hof. Overigens deed de rechtbank een tegengestelde uitspraak, precies in de casus zoals de heer Omtzigt heeft uitgelegd. In de situatie dat je alleen, sec, een uitkering krijgt van het UWV, krijg je geen arbeidskorting. De arbeidskorting is namelijk een korting die bedoeld is voor het feit dat je arbeid verricht. Als je een uitkering hebt, verricht je geen arbeid. Dat gezegd hebbende, zit de complexiteit hierin dat je, als je loon hebt van een werkgever — daar gaat deze casus over — en een uitkering hebt, met toestemming van de werkgever arbeidskorting kunt krijgen, op zowel het loonbestanddeel als de uitkering. Alleen, de werkgever moet daar toestemming voor geven. In deze casus heeft hij dat niet gedaan, waardoor de betrokken belastingplichtige de uitkering via het UWV kreeg en daardoor netto het verschil ontstond waarnaar de heer Omtzigt verwijst.

Wij hebben cassatie aangetekend, omdat wij van mening zijn dat het nooit de bedoeling is geweest dat de arbeidskorting op uitkeringen van toepassing zou zijn. Tegelijkertijd zien wij natuurlijk ook wel het punt van het gelijkheidsbeginsel. Maar wij wachten de rechterlijke uitspraak op dat punt af. Samen met de collega van SZW ben ik nu aan het bekijken wat de consequenties zijn als je het verruimt. Dat betekent dat in veel meer uitkeringssituaties de arbeidskorting van toepassing is, waarvoor die nooit bedoeld was. Dat heeft consequenties. Daar zit een budgettaire kant aan, maar ook een juridische, een rechtsinhoudelijke kant. Het is mogelijk om het niet te doen of het te beperken, want de situatie is toegestaan op basis van een delegatiebepaling. Maar dat heeft wel weer consequenties, zoals de heer Omtzigt heeft omschreven. Dat moet ik echt met mijn collega Van Gennip uitzoeken. Ik zie de urgentie en wij komen echt zo snel mogelijk met goed onderbouwde schriftelijke antwoorden op de schriftelijke vragen.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Die vragen liggen er al tien weken en vragen moeten in drie weken beantwoord worden. Het feit dat die arbeidskorting nu opgeblazen wordt naar €6.000 per jaar, €500 per maand, betekent dat de mensen die geen arbeidskorting krijgen, enorm veel belasting betalen. Er is geen land ter wereld waar iemand die een uitkering van €2.000 krijgt, €500 belasting moet betalen. Dit is precies de groep waar minister Van Gennip van uitzoekt hoe het komt dat zij onder het bestaansminimum komen. Zij komen onder het bestaansminimum doordat ze veel meer belasting betalen dan werkende mensen. Vroeger was die arbeidskorting er voor kosten van arbeid, maar je maakt niet voor €6.000 per jaar kosten van arbeid.

Mijn vraag is dus: hoe zorgt u ervoor dat mensen niet onder het sociaal minimum geduwd worden? Want dat is er op dit moment aan de hand. Ze worden onder het sociaal minimum geduwd doordat ze zoveel belasting betalen. Ze hebben op zich een redelijke uitkering van €2.000, maar omdat ze daar €500 belasting over moeten betalen, blijven ze met een laag inkomen zitten. Voor hen gelden trouwens ook nog redelijk lage toeslagen doordat ze wel weer een hoog verzamelinkomen hebben. Wilt u ervoor zorgen dat deze mensen die, zoals de Ombudsman zegt, onder het sociaal minimum komen, voldoende overhouden om in ieder geval het sociaal minimum te halen aan het eind van de maand?

Staatssecretaris Van Rij:

De heer Omtzigt heeft natuurlijk volledig gelijk met de constatering dat de inkomensafhankelijke arbeidskorting een inkomensinstrument is geworden. De arbeidskorting was ooit de opvolger van het arbeidskostenforfait. Er was een directe relatie met de kosten van arbeid die gemaakt werden. Hij wijst ook terecht op de toch wel wrange consequenties voor mensen die rond dat minimum zitten. Collega Van Gennip en ik wachten op het rapport van de Commissie sociaal minimum. Dat komt er vrij snel aan. Wij hebben niet alleen deze casuspositie. Er is ook nog een ander onderwerp waar de Kamer terecht aandacht voor heeft gevraagd. Dat is de kwestie van de eenverdieners. Het gaat om de vergelijking met degenen die in een bijstandssituatie zitten en degenen niet in een bijstandssituatie zitten. Dus de oproep van de heer Omtzigt voor deze casus trek ik bewust even breder, want volgens mij wijst hij gewoon op de inmiddels negatieve consequenties van ons inkomstenbelastingstelsel voor werkenden en niet-werkenden. Dan gaat het met name om mensen die daardoor echt in problemen komen gezien hun netto-inkomen. Dat staat vol op het netvlies, ook voor collega Van Gennip. Ik zeg u toe dat wij hierop terugkomen als het rapport van de Commissie sociaal minimum er is, want die gaat een bredere analyse geven. Dan komen we hierop terug en ook op die andere kwestie.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

De vraag moet gewoon binnen een week beantwoord worden. Ik neem dus aan dat dit gebeurt. Anders sta ik hier volgende week weer. Maar ik wil toch nog even een vraag stellen. Wat gaat u volgende week voor deze mensen doen? Want deze groepen alleenverdieners, die gedeeltelijk werken, doen precies wat we willen. Zij gebruiken al hun resterende arbeidscapaciteit en zij zijn hierdoor onder het sociaal minimum beland. Dat zegt ook de Ombudsman. Wat gaat u de komende weken voor deze mensen doen?

Staatssecretaris Van Rij:

Ik ben natuurlijk bereid om de schriftelijke vragen snel te beantwoorden. Maar tegelijkertijd heb ik voor de oplossing echt dat overleg met collega Van Gennip nodig. Ik heb begrip voor het feit dat de inkomensafhankelijke arbeidskorting een bestemming heeft gekregen die er misschien aan het begin, toen die in wet kwam, niet was, met de zojuist beschreven gevolgen, maar juridisch was die natuurlijk nooit bedoeld voor situaties van uitkeringen. We zullen die antwoorden dus zo snel mogelijk geven. Ik kan nu nog niet toezeggen hoe we het gaan oplossen, want daar heb ik echt dat overleg met mijn collega voor nodig.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

De Ombudsman zegt dit al sinds 2017. Deze mensen hebben geen uitkering; dit zijn mensen die een halve uitkering hebben en de helft verdienen met werken. Dat doen ze omdat ze precies doen wat wij hier als samenleving willen; ze gebruiken al hun resterende arbeidscapaciteit om dit toch te doen. En weet u wat er met ze gebeurt? Aan het eind van de maand zitten ze onder het bijstandsniveau. Daarom vraag ik om niet alleen deze vragen spoedig te beantwoorden, maar om ook het noodsignaal van de Ombudsman heel spoedig te beantwoorden. Dat gaat namelijk over deze groep alleenverdieners.

Staatssecretaris Van Rij:

Op het gevaar af dat ik al op de antwoorden vooruit ga lopen, zeg ik dat dit het gevolg is van een delegatiebepaling in de wet waarvoor je als werknemer de toestemming van de werkgever nodig hebt. Dat moet omdat je loon en een uitkering hebt. Ik zeg niet dat dat dé oplossing is, maar misschien moeten we dat verplicht gaan stellen. Dan kan een werkgever dus geen nee zeggen tegen zo'n situatie. Alleen, ik kan nog niet helemaal overzien wat het is. Zo kun je het echter wel oplossen. Dan kom je namelijk niet bij het UWV uit, maar heb je wel arbeidskorting over het geheel.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is een aantal vervolgvragen. Zoals u weet, mogen die maximaal 30 seconden duren. Anders moet ik u helaas onderbreken. Allereerst de heer Nijboer, PvdA, en dan de heer Van der Lee, GroenLinks.

De heer Nijboer (PvdA):

Ik hoop dat de mensen die thuis de moeite hebben genomen om met dit warme weer dit vragenuur te kijken, het een beetje kunnen volgen. Dit is namelijk best wel ingewikkeld. Dat ligt niet aan de staatssecretaris. Dat ligt ook niet aan de heer Omtzigt. Het is gewoon ingewikkeld. Ik denk dat de kern is dat mensen zich gediscrimineerd voelen, omdat zij arbeidsongeschikt zijn geworden. Zij werkten, konden dat niet meer, kregen een uitkering en moeten nu veel meer belasting betalen dan werkenden. Dat vind ik niet uitlegbaar.

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

De heer Nijboer (PvdA):

Mijn vraag aan de staatssecretaris is de volgende. Aan de ene kant denk ik dat hij met de mensen meevoelt. Aan de andere kant denk ik dat hij het principe snapt dat uitkeringen zwaarder belast worden. Is hij het ermee eens dat dat in het huidige belastingstelsel ten principale veranderd zou moeten worden?

Staatssecretaris Van Rij:

Dat laatste ben ik met de heer Nijboer eens. Daar hebben we al vaker over gedebatteerd. Dat betekent echt een stelselwijziging, voor zowel de inkomstenbelasting als de toeslagen als de sociale zekerheid. In deze casuspositie moeten we echter naar een kortetermijnoplossing zoeken. Ik heb zojuist een van de mogelijkheden geadresseerd. Nogmaals, ik moet dat echter wel in overleg met collega Van Gennip doen. Deze ongelijke situatie is namelijk ontstaan door een delegatiebepaling die in de wet is opgenomen waarvoor je de goedkeuring van een werkgever nodig moet hebben. Daar moeten we nog eens heel goed naar kijken.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Het is complex. Tegelijkertijd heeft mijn collega Senna Maatoug al op 21 maart, via de commissie voor Sociale Zaken, om opheldering gevraagd. Dat is 84 dagen geleden. Nog steeds is die duidelijkheid er niet. Ik snap niet zo goed waarom het zo lang heeft moeten duren. Begrijp ik goed uit het antwoord dat de staatssecretaris net gaf dat het principe dat de werkgever toestemming moet geven ook ter discussie staat? Wij willen namelijk al langer dat arbeidsongeschikten die voor een deel kunnen werken, ook mogen proberen te werken. Op deze krappe arbeidsmarkt kunnen zij daar mogelijk ook in slagen. Wij vinden dus dat het terecht is om dat principe ter discussie te stellen.

Staatssecretaris Van Rij:

Ik ben net als de heer Van der Lee op zoek naar een oplossing op de korte termijn. Dit is wellicht een oplossing. Excuses aan degenen die de vragen gesteld hebben. Excuses aan mevrouw Maatoug en de heer Omtzigt. Ik had hier liever niet nu gestaan. Ik had liever eerder al antwoorden gegeven. Voor mij is het dus volstrekt duidelijk dat we snel met antwoorden moeten komen.

De voorzitter:

Een tweede vraag van de heer Van der Lee.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Los even van de duur nu, is mijn vraag de volgende. Ik hoop dat we daar dan ook antwoord op krijgen. Had dit niet voorzien kunnen worden? We hebben namelijk al langetermijnwetgeving gemaakt. Hadden we niet kunnen weten dat dit een uitkomst zou kunnen zijn? Had dat niet eerder voorzien moeten zijn?

Staatssecretaris Van Rij:

Die vraag heb ik natuurlijk ook gesteld. Die delegatiebepaling is in 1990 in de wet gekomen. Toen hadden we een andere situatie. Toen hadden we inderdaad nog niet zo'n hoge inkomensafhankelijke arbeidskorting met een arbeidskostenforfait als nu. We hadden veel minder gevallen. Dat is een beetje een rechtvaardiging van dat het nog niet eerder op het netvlies is geweest. Aan de andere kant: als een zaak onder de rechter is, ook al is het bij een lagere rechtbank, dan moet en kun je ook meer snelheid betrachten. Dat hadden we dus ook moeten doen.

De heer Alkaya (SP):

Om daarop door te gaan: hoe kan het nou dat mensen onder het bestaansminimum terechtkomen door toedoen van de overheid, of eigenlijk doordat de overheid zaken nalaat? Het ministerie van Sociale Zaken is onderzoek aan het doen om te bepalen wat het sociaal minimum is. Als dat eenmaal is vastgesteld, wordt er in de toekomst dan ook bij alle maatregelen getoetst of mensen niet door toedoen van de overheid onder dat minimum terecht kunnen komen? Dat moeten we toch wel op z'n minst kunnen garanderen voor de toekomst?

Staatssecretaris Van Rij:

Dit is wel een vraag die echt op het terrein van de minister van SZW hoort. Ik wil de vraag niet afschuiven, want ik begrijp 'm. In zijn algemeenheid is het natuurlijk zo dat als je het sociaal minimum vaststelt, je ook wil bereiken dat niemand onder dat sociaal minimum komt, maar dit soort situaties doen zich in de praktijk wel voor met de huidige wetgeving. Daar moet dus sneller op geacteerd worden. Dat geldt voor deze casus, maar ook voor de andere casus die ik al eerder heb aangestipt.

De voorzitter:

Dan wil ik staatssecretaris van Financiën danken voor zijn beantwoording.

Naar boven