22 Justitiële jeugd

Justitiële jeugd

Aan de orde is het tweeminutendebat Justitiële jeugd (CD d.d. 31/05).

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat Justitiële jeugd. Het commissiedebat vond plaats op 31 mei jongstleden. Een hartelijk woord van welkom aan de minister. We hebben vier sprekers van de zijde van de Kamer. De eerste is mevrouw Mutluer van de fractie van de Partij van de Arbeid. Het woord is aan haar.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Tijdens het commissiedebat werd ik uitgedaagd door de minister, dus ik heb de handschoen maar opgepakt en een drietal moties over licht verstandelijk beperkten gemaakt. Deze zijn mede ondersteund door collega's.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat gebleken is dat een Haltafdoening bij minderjarigen effectief blijkt in de praktijk;

van mening dat ook jongvolwassenen met een licht verstandelijke beperking niet volledig de gevolgen van hun handelen kunnen inschatten en daar niet meteen strafrechtelijk verantwoordelijk voor kunnen worden gehouden;

verzoekt de regering als pilot een Haltinterventie mogelijk te maken voor jongeren van 18 tot 23 jaar met een licht verstandelijke beperking die voor het eerst een "Haltwaardig" delict hebben gepleegd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Mutluer, Verkuijlen en Ceder.

Zij krijgt nr. 98 (28741).

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Deze motie sluit overigens ook goed aan bij de nota van de heer Verkuijlen die is ingediend.

Dan heb ik nog een andere motie, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat personen met een licht verstandelijke beperking (lvb) een te gemakkelijke prooi zijn voor criminele ronselaars;

van mening dat er binnen de strafrechtketen meer rekening gehouden moet worden met een licht verstandelijke beperking bij een jeugdige verdachte;

van mening dat een lvb aan de voorkant van de strafrechtketen niet goed genoeg wordt herkend;

verzoekt de regering om de bestaande kennis over hoe op dit moment op lvb wordt gescreend in de strafrechtketen, hoe dit verbeterd gaat worden, hoeveel personen met lvb het betreft en wat de aard van hun beperking is te inventariseren, en daarover de Kamer voor het einde van het jaar te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Mutluer, Verkuijlen en Ceder.

Zij krijgt nr. 99 (28741).

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Tot slot, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in meerdere landen de politie screent op verdachten met een licht verstandelijke beperking;

overwegende dat in Ierland een speciaal opgeleide jeugdagent deze screening doet en daarmee ook kan kijken of en welke buitenstrafrechtelijke afdoening tot de mogelijkheden behoort;

verzoekt de regering om te onderzoeken of het mogelijk en wenselijk is om naar het Ierse voorbeeld een speciaal opgeleide jeugdagent in te stellen die lvb herkent en voor een buitenstrafrechtelijke afdoening zou kunnen zorg dragen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Mutluer en Ceder.

Zij krijgt nr. 100 (28741).

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Volgens mij is er echt nog werk aan de winkel als het gaat om jeugdcriminaliteit. Met meerdere collega's gaan we daar samen mee aan de slag. Mijn nota heb ik eerder al aangekondigd, dus dat wordt vervolgd.

De voorzitter:

Heel goed. Dank u wel. Dan de heer Raemakers, van de fractie van D66.

De heer Raemakers (D66):

Voorzitter, dank u wel. We hebben een goed commissiedebat gehad, waarin ook enkele toezeggingen zijn gedaan door de minister, waarvoor dank. Ik heb nog één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat 81% van de jeugdigen in een justitiële jeugdinstelling (jji) daar korter dan drie maanden verblijft, terwijl uit onderzoek blijkt dat korte detenties weinig effectief en betekenisvol zijn;

constaterende dat detentie op de lange termijn een ontwrichtend effect kan hebben op de jeugdige of het gezin, omdat de kans op recidive hoog is, beschermende factoren worden onderbroken en mogelijkheden voor resocialisatie en re-integratie beperkt zijn;

overwegende dat het grote tekort aan plekken in jji's leidt tot pijnlijke maatregelen;

overwegende dat het kabinet elektronische detentie noemt als mogelijk alternatief voor kortdurende straffen bij zelfmelders, maar dat korte detenties voor een veel groter deel van de jeugdigen niet de beste oplossing zijn;

verzoekt de regering de inzet van slimmere straffen, zoals alternatieven voor korte detenties, te bevorderen als onderdeel van de maatregelen om tekorten in de jji's te verminderen en deze inzet te richten op een bredere groep dan alleen zelfmelders,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Raemakers en Ceder.

Zij krijgt nr. 101 (28741).

De heer Raemakers (D66):

Dank u wel.

De voorzitter:

U bedankt. De heer Verkuijlen, van de fractie van de VVD.

De heer Verkuijlen (VVD):

Dank, voorzitter. Ik sluit me aan bij de woorden van de heer Raemakers. We kunnen het niet genoeg hebben over jeugdcriminaliteit, zeker gezien de omvang en aard daarvan op dit moment. Ik heb een drietal toezeggingen gehad van de minister, dus ik kom niet zelf met moties, maar ik wil die toezeggingen hier nog heel eventjes rechercheren.

De eerste heb ik samen met de heer Ceder onder uw aandacht gebracht, zeg ik via de voorzitter. Die gaat over het veel meer benadrukken van de positieve succesfactoren bij onderzoeken naar jeugdcriminaliteit. We zijn blij met die toezegging. Het zal ook nodig zijn als we eruit willen komen en jongeren uit de criminaliteit willen houden.

De tweede toezegging was korter. Die gaat over een mogelijke doorverwijzing naar Halt door jeugd-boa's. De minister komt daar nog op terug.

Ik wil even wat langer stilstaan bij de laatste toezegging. Die gaat over de toepassing van het volwassenenstrafrecht bij jongeren van 16 en 17 jaar. Daarbij is er een verschil van inzicht tussen de minister en mijn fractie. Wij zien heel graag dat we bij jongeren die zulke zware feiten, aanslagen, plegen in beginsel het volwassenenstrafrecht toepassen. De minister heeft toegezegd om na te gaan hoe vaak het volwassenenstrafrecht nu wordt toegepast en bij welke delicten. Mijn aanvullende verzoek bij deze toezegging zou zijn of de minister daarbij voor die bij name genoemde feiten ook het aantal gevallen waarin het jeugdstrafrecht werd toegepast, zou kunnen toevoegen.

De voorzitter:

U heeft dus al een toezegging binnen, maar u wilt nog meer?

De heer Verkuijlen (VVD):

Het is altijd goed gebruik dat je na er een nachtje over geslapen te hebben, denkt: we moeten het wel kunnen relateren aan het bestaande volume.

Dank u.

De voorzitter:

Heel goed. Mevrouw Kuik, van het CDA, is de laatste spreker van de zijde van de Kamer. Nee, de heer Ceder is eerst nog. Neem me niet kwalijk. Hoe ik u toch weer over het hoofd kan zien! U heeft gelukkig geen motie. Hoe minder moties, hoe beter. Het woord is aan de heer Ceder.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Volgens mij hebben we een goed debat met elkaar gevoerd. Ik heb geen moties, omdat ik een toezegging heb gehad naar aanleiding van het debat. De heer Verkuijlen heeft dat toegelicht. Daar kijken we naar uit. Ik heb een aantal moties wel medeondertekend, over Halt en lvb'ers, en een motie van de heer Raemakers. Ik denk dat dat belangrijke moties zijn.

Voorzitter. Ik heb nog één vraag, over de aanpak voor kwetsbare wijken. Ik heb aangegeven dat je de leefwereld van een jongere die meegesleurd wordt in de criminaliteit niet alleen vanuit één perspectief kunt bekijken. Er zijn sociale redenen. Denk aan de gezinssituatie, de sociaal-economische omstandigheden, huisvesting, et cetera. Ik weet dat er een aanpak is voor kwetsbare wijken, die bij Binnenlandse Zaken ligt. Maar vanuit Amsterdam en ook vanuit andere plekken wordt soms gevraagd of wij er voldoende regie en interdepartementale sturing op hebben. Ik vraag me ook af welke rol de minister daarin voor zichzelf ziet. Je zou denken dat Rechtsbescherming er een heel wezenlijke rol in heeft. Ja, het gaat over Volkshuisvesting. Ja, het gaat over Onderwijs. Maar hoe kunnen we het zodanig inbedden dat we niet langs elkaar heen werken? Ik gun het die jongeren dat we een aanpak hebben waarmee we op elke mogelijke manier recht kunnen doen aan hen. Dat wil ik aan de minister vragen.

Tot zover, voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Heel goed. Ze werd reeds aangekondigd: mevrouw Kuik van het CDA.

Mevrouw Kuik (CDA):

Voorzitter. Ik wil over twee onderwerpen een motie indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat veel jongeren te maken krijgen met ongewenste sexting, het zonder toestemming verspreiden van seksueel getinte foto's of filmpjes via internet;

constaterende dat het aantal slachtoffers dat melding deed van online vormen van seksueel geweld, zoals grooming en ongewenste sexting, is gedaald in 2021;

overwegende dat het niet waarschijnlijk is dat deze incidenten daadwerkelijk zijn afgenomen;

van mening dat het zorgelijk is dat de slachtoffers minder in beeld zijn bij de politie;

overwegende dat onlinedetectietools een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het signaleren en stoppen van seksueel grensoverschrijdend gedrag;

verzoekt de regering om gezien de grote omvang van de problematiek van ongewenste sexting aan te geven welke nieuwe technologische ontwikkelingen er zijn die de bescherming van kinderen kunnen als het gaat om signalering, aanpak, preventie en slachtofferhulp,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuik en Verkuijlen.

Zij krijgt nr. 102 (28741).

Mevrouw Kuik (CDA):

Die laatste zin klopte voor geen meter; die ga ik aanpassen.

De voorzitter:

Maar hebben wij nu begrepen waar de motie over gaat? Wat wilt u nu precies?

Mevrouw Kuik (CDA):

De motie gaat erover dat de regering de omvang van de problematiek in kaart brengt en daarvoor nieuwe technologieën gaat inzetten, ter bescherming van de kinderen. Het gaat om signalering, aanpak, preventie en slachtofferhulp.

De voorzitter:

Helder.

Mevrouw Kuik (CDA):

Goed, voorzitter.

De volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat meer dan de helft van de jeugdigen die vrijkomt uit een justitiële jeugdinrichting binnen twee jaar opnieuw een delict pleegt waar hij of zij voor veroordeeld wordt;

constaterende dat in het jeugdstrafrecht de te ondergane straf bedoeld is voor het voorkomen van recidive, waarbij de straf moet worden benut als middel tot gedragsbeïnvloeding;

constaterende dat vier inspecties geoordeeld hebben dat de kwaliteit van de taakuitoefening van de justitiële jeugdinrichtingen al geruime tijd niet op orde is en dat een passende behandeling en een verantwoord verblijf van en voor de in de jji's verblijvende jongeren hierdoor uitblijft;

constaterende dat jongeren met eerdere delicten een veel hoger recidiverisico hebben dan first offenders;

overwegende dat waar mogelijk onderscheid te maken is tussen categorieën jeugdige justitiabelen, waarbij sommigen bereid zijn mee te werken en in wie het loont te investeren, en er ook een groeiende groep jeugdcriminelen is die erg gehard is en in wie investeren minder effect heeft;

verzoekt de regering first offenders en mogelijk andere categorieën jeugdige justitiabelen met een laag recidiverisico in jji's te scheiden van zware jeugdcriminelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuik.

Zij krijgt nr. 103 (28741).

Ik zou af en toe een eindredacteur inhuren.

Mevrouw Kuik (CDA):

Ja.

De voorzitter:

Ik schors zes minuten en dan gaan we luisteren naar de minister.

De vergadering wordt van 18.27 uur tot 18.34 uur geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de minister.

Minister Weerwind:

Voorzitter, dank u wel. Ik zal starten met alle moties. Daarna zal ik ingaan op de vragen, met uw permissie uiteraard.

Ik start met de eerste motie vanuit de PvdA, die op stuk nr. 98. Laat ik vooropstellen dat ik de motie als volgt heb geïnterpreteerd. Ik heb gekeken naar de uitvoerbaarheid, en wat betreft uitvoerbaarheid is het aan de voorkant screenen van licht verstandelijk beperkten op de korte termijn niet realiseerbaar. Maar als ik de motie zo mag lezen dat ik voor 31 december 2023 een toolkit mag ontwikkelen ten aanzien van jongvolwassenen van wie je al duidelijk hebt dat het iemand is met een licht verstandelijke beperking, dan kan ik hem oordeel Kamer geven.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Laat me hier even over nadenken en samen met mijn collega's die mede-indiener van deze motie zijn de koppen bij elkaar steken. Volgens mij spreekt de motie voor zich. We willen een pilot hieromtrent. De minister zegt dat hij voor het einde van het jaar met een toolkit komt. In oktober hebben we ook nog een notaoverleg waarbij dit onderwerp aan de orde komt. Kan de minister mij toezeggen dat hij voor 30 oktober met die toolkit komt? Dan hou ik deze motie aan en kan ik 'm na behandeling van de nota eventueel alsnog opnieuw indienen. Als hij dat kan toezeggen, dan hou ik 'm zelfs aan, voorzitter. Kijk eens!

De voorzitter:

Ongelofelijk. Waarom 30 oktober? Wat is er 30 oktober?

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Dan wordt die nota behandeld.

Minister Weerwind:

Ik kan het Kamerlid Mutluer toezeggen dat ik mijn uiterste best ga doen om 30 oktober contouren te schetsen en dan misschien al zover ben dat ik een toolkit heb, maar ik heb niet voor niks 31 december genoemd. Dat is vanwege de haalbaarheid. Maar ik wil u dan alsnog op de hoogte stellen van waar ik op dat moment sta.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Dat lijkt me een hele concrete toezegging. Dan hoop ik dat de minister voor zover dat mogelijk is met een aantal contouren voor die nota komt. Dan hou ik deze motie voor nu aan. En als die nota mij niet bevalt, dan kan ik 'm alsnog indienen.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Mutluer stel ik voor haar motie (28741, nr. 98) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Weerwind:

Dan kom ik bij de tweede motie, die op stuk nr. 99. Die geef ik oordeel Kamer.

De derde motie, die op stuk nr. 100, ging over de pilot met de jeugdagent bij een licht verstandelijke beperking, als ik 'm zo mag noemen. Dat zit nadrukkelijk in de portefeuille van mijn collega, de minister van Justitie en Veiligheid, want daar heeft het consequenties voor. Daarom stel ik voor om een schriftelijke appreciatie te geven voor de stemmingen.

De voorzitter:

Die gaan we dus nog van u krijgen?

Minister Weerwind:

Ik ga mijn collega verzoeken om een schriftelijke appreciatie te geven voor de stemmingen.

De voorzitter:

Prima.

Minister Weerwind:

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 101, van de heer Raemakers van D66. Oordeel Kamer.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 102, van mevrouw Kuik.

Mevrouw Kuik (CDA):

Ik zie al waar het is misgegaan. Het woordje "verbeteren" miste in deze motie. Het moet dus zijn: "die de bescherming van kinderen kunnen verbeteren".

De voorzitter:

Dat is een niet onbelangrijk woordje in een motie.

Mevrouw Kuik (CDA):

Precies!

Minister Weerwind:

De eerste motie vanuit het CDA in dit debat, die op stuk nr. 102: oordeel Kamer.

Dan kom ik bij de laatste motie van mevrouw Kuik, die op stuk nr. 103. Ook hier loop ik aan tegen uitvoeringsvraagpunten en een onmogelijkheid. U vraagt mij ook om een onderscheid aan de voorkant te maken. Maar mag ik u erop wijzen dat als we over jongeren of jongvolwassen spreken, je überhaupt al maatwerk wil plegen? Daar ben je al mee bezig. Dat is dus de werkwijze. Zo kom ik tot de conclusie dat ik deze motie moet ontraden.

Mevrouw Kuik (CDA):

Ik sprak gister met een jeugdwerker. Hij gaf heel duidelijk aan dat hij ziet dat er evenveel wordt geïnvesteerd in de geharde jongens als in de jongens die misschien wel bereid zijn om het goede pad te kiezen. Hij gaf aan: moet je daar niet veel meer onderscheid in maken en je energie stoppen in degenen die mee willen werken? Dat staat mij heel erg aan, in plaats van dat we ook volledig blijven investeren in die mensen die niets willen.

Minister Weerwind:

Ter geruststelling. Ik tracht dat aan te geven met de werkwijze van nu. Op het moment dat je spreekt over "geharde jongens en meisjes" — laat ik het iets breder trekken in dezen — staat het de rechter altijd vrij om te beslissen of hij in deze doelgroep voor het volwassenenstrafrecht of het jeugdstrafrecht gaat. Ik ga zo een antwoord geven op de vraag die mij gesteld is vanuit de VVD, waarbij ik ook aangeef dat ik nadrukkelijk zal trachten om die diversificatie en specificatie aan u te geven. Ik stel voor dat we die feiten eerst op tafel krijgen. Dan blijf ik bij mijn standpunt om deze motie te ontraden.

De voorzitter:

Heel goed. Tot zover dit debat. O, de minister beantwoordt nog een vraag.

Minister Weerwind:

De eerste vraag heb ik beantwoord. Dan kijk ik naar de tweede vraag. Die is vanuit de ChristenUnie aan mij gesteld door de heer Ceder. Hij vroeg zich eigenlijk af hoe de interdepartementale sturing is, een stuk regie. Laat ik het volgende vooropstellen. U sprak terecht over de aanpak van de kwetsbare wijken. U sprak ook over wat ik doe ten aanzien van preventieve acties op jeugdcriminaliteit. U vroeg zich ook af … Hier hebben huisvesting, sociaal-economische vraagstukken et cetera, et cetera een rol in. Dan verwijs ik naar het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid, gecoördineerd door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Daar participeer ik ook in, waardoor er continu met een integrale, integratieve bril gekeken wordt naar dit vraagstuk. Daarin komen de bewindspersonen nadrukkelijk bij elkaar, omdat je dit niet heel sectoraal kan bekijken, maar dit veel breder moet bekijken, zoals u ook aangeeft. Dat is mijn antwoord op de vraag van de heer Ceder, voorzitter.

De voorzitter:

Hij oogt tevreden. Is er nog een vraag van de heer Verkuijlen? Nee. Hartstikke goed. Tot zover dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dinsdag stemmen we over de moties. Hartelijk dank aan de minister. Ik schors voor enkele minuten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven