9 Exportkredietverzekeringen/Handelsinstrumentarium

Exportkredietverzekeringen/Handelsinstrumentarium

Aan de orde is het tweeminutendebat Exportkredietverzekeringen/Handelsinstrumentarium (CD d.d. 23/02).

De voorzitter:

Ik wil gelijk doorgaan met het tweeminutendebat Exportkredietverzekeringen/Handelsinstrumentarium naar aanleiding van een commissiedebat gehouden op 23 februari. Ik heet de leden van harte welkom. Ik heet uiteraard ook beide bewindspersonen van harte welkom. Dat zijn de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de staatssecretaris van Financiën (Fiscaliteit en Belastingdienst). Welkom aan u beiden, welkom aan de mensen op de publieke tribune en welkom aan de mensen die dit thuis volgen.

We hebben op de lijst van de Kamer zes sprekers. Zij hebben allen meegedaan aan het commissiedebat, ware het niet dat de heer Boutkan de heer Dassen vervangt. Hij deelde mij net mede dat het tevens zijn eerste keer is dat hij hier in de plenaire zaal gaat spreken. Het is weliswaar niet zijn maidenspeech, maar het is toch altijd een bijzonder moment. Daar kijken we dus naar uit.

Maar de eerste spreker — ik zie haar al staan — is mevrouw Teunissen van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Voorzitter. Het is schandalig dat er onlangs, in 2023, nog een exportkredietverzekering is verstrekt voor een olie- en gasproject in Brazilië, terwijl we hebben gezegd dat 2022 het laatste jaar was dat er nog fossiele projecten werden verzekerd. Dit is dus een breuk met de Glasgowbelofte, want de komende 30 jaar kan er daar nog worden uitgestoten. Dat is onacceptabel en daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het nieuwe ekv-beleid niet in lijn is met de Glasgowverklaring en ook niet in lijn is met het klimaatakkoord van Parijs;

constaterende dat de minister voor Klimaat en Energie bij het debat over de Klimaatnota op 30 november 2022 de motie-Teunissen/Van Raan (32813, nr. 1125) over de overgangsperiode uit het ekv-beleid schrappen heeft ontraden "omdat er heel kritisch zal worden gekeken of die projecten nog passen binnen het 1,5 gradenscenario";

verzoekt de regering geen ekv's in 2023 te verstrekken tenzij de projecten voldoen aan het 1,5 gradencriterium,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Teunissen, Van Raan, Boutkan en Kröger.

Zij krijgt nr. 414 (26485).

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Voorzitter. Ik heb nog een tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet jarenlang vooral lippendienst heeft bewezen aan het verduurzamen van het ekv-instrumentarium, maar dat er wezenlijk nog steeds niks is veranderd;

constaterende dat zelfs het ondertekenen van de Glasgowverklaring niet kan voorkomen dat het kabinet dit jaar nog circa 4 miljard euro aan fossiele ekv's overweegt te verstrekken;

overwegende dat het ekv-instrumentarium ook nog steeds een neokoloniaal instrument is, gericht op het winstbejag van Nederlandse exporterende bedrijven, en niet primair in het belang is van ontwikkelingslanden;

overwegende dat er ook ekv's worden verstrekt voor de opbouw van de intensieve veehouderij in het buitenland, waardoor het ekv-instrumentarium ook niet in het belang is van Nederlandse boeren en dieren;

verzoekt de regering om het ekv-instrumentarium helemaal af te schaffen in het belang van het klimaat, ontwikkelingslanden, Nederlandse boeren en dieren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Teunissen en Van Raan.

Zij krijgt nr. 415 (26485).

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Tot slot dank ik de bewindslieden hartelijk voor het debat en voor de beantwoording.

De voorzitter:

Dank u wel. Voordat u vertrekt, heeft u een aantal interrupties. Ik zie in ieder geval al een heer staan en een heer naar voren komen. Als eerste de heer Hammelburg van D66.

De heer Hammelburg (D66):

Ik deel de conclusie geheel dat we moeten stoppen met de subsidie op fossiel, alleen maak ik me wel zorgen over de uitzonderingspositie van ontwikkelingslanden. Mijns inziens is die nodig om ervoor te zorgen dat landen met een hele slechte energiemix die verbetering kunnen bewerkstelligen zoals wij dat in Nederland ook doen. Zonder onze hulp zouden ze dat misschien niet kunnen doen. Ik ga daar zo meteen nog een kritische vraag over stellen, maar ik vraag mevrouw Teunissen of zij die zorg deelt met D66.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Ik deel de zorg dat ontwikkelingslanden, mede door het beleid van Nederland en andere landen in het globale Noorden, nu heel moeilijk zelf hun economieën kunnen opbouwen en dus ook moeilijk die verduurzaming in gang kunnen zetten. Maar ik denk dat het ekv-instrumentarium daarvoor achterhaald is in deze vorm. Als we andere landen echt willen helpen en ondersteunen, moeten we dat op andere manieren doen. Dat kan via klimaatfinanciering. Het zou vraaggestuurd moeten zijn. Je zou moeten uitgaan van wat daar nodig is om de economie op een duurzame manier tot bloei te brengen in plaats van andersom te redeneren vanuit het Nederlandse bedrijfsleven.

De heer Amhaouch (CDA):

Ik schrik er wel van dat mevrouw Teunissen zegt dat de hele exportkredietverzekering van tafel moet. Weet zij wat ze dan zegt, ten eerste voor ons Nederlandse bedrijfsleven en ten tweede voor de opkomende landen en de ontwikkelingslanden? Ik heb verschillende mensen uit die landen gesproken, ook tijdens onze bezoeken. Dit is wel degelijk relevant als we het over de SDG's hebben. Ik ga ervan uit dat mevrouw Teunissen ook de Sustainable Development Goals steunt. Ik kom dadelijk zelf nog terug op SDG 8, het creëren van fatsoenlijke banen. U kunt dan niet zeggen: we vegen de exportkredietverzekering van tafel en we doen wel een beetje subsidie daar en een beetje subsidie hier. Beseft u wat u doet voor de mensen daar als dit door zou gaan? Ik ben het eens met mevrouw Teunissen dat we het moeten doen op een fatsoenlijke manier voor mens en milieu. Maar ik vind het kortzichtig als we vanuit deze Kamer, in een land waarin we een heel hoge welvaart hebben, de ekv zomaar van tafel vegen terwijl we geen zicht hebben op wat dat betekent voor de mensen in een ander continent, bijvoorbeeld Afrika.

De voorzitter:

Ik neem aan dat u met "u" mevrouw Teunissen bedoelde en niet mij.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Uiteraard vindt de Partij voor de Dieren met de heer Amhaouch dat we het belang van de mensen daar voorop moeten stellen in ons buitenlandbeleid, maar de Partij voor de Dieren vindt dat we dat op veel betere manieren kunnen doen. Nu hebben we nog heel veel schadelijke activiteiten in het buitenland. Ik noemde net die fossiele exportsteun die nog steeds wordt gegeven, waardoor er in dat land nog wordt uitgestoten en de CO2-uitstoot daar dus juist omhooggaat. Ik denk ook aan de vee-industrie met haar massale impact door de import van veevoer uit bijvoorbeeld Brazilië, waardoor we als Nederland ontbossing daar mede mogelijk maken. Aan dat soort zaken zou je nu iets moeten doen; daar help je die mensen in die landen namelijk echt mee. Bovendien moeten we inderdaad kijken hoe we op andere manieren landen kunnen steunen om ook klimaatneutraal te worden. Dat kunnen we doen door middel van klimaatfinanciering, maar daarbij staat altijd voorop dat je moet kijken wat de behoefte is in die landen. Mijn probleem met de exportkredietverzekeringen is dat hulp en handel met elkaar verknoopt zijn geraakt en dat het handelsbelang van Nederland een veel te prominent belang is, dat in het ekv-instrumentarium verankerd zit.

De voorzitter:

Wel graag kort meneer Amhaouch, want u heeft dit debat al gevoerd.

De heer Amhaouch (CDA):

Ja, ik hou het heel kort. Er wordt elke keer gezegd dat het alleen maar in het belang is van het Nederlandse bedrijfsleven, maar dat is absoluut niet zo. Ik wil het volgende punt maken. Het klinkt misschien clichématig. U noemde net een bedrag van 4 miljard, maar zelfs Europa zit nog decennia vast aan gas. Er is aangetoond dat het Westen de grootste uitstoter is. Dat zijn dus niet die landen. Die landen willen een stapje vooruit maken, maar met uw maatregelen drijven we ze gewoon in de handen van de Chinezen, de Russen of anderen. U moet dus even goed nadenken over wat we hier allemaal doen. Een motie indienen is makkelijk, maar laten we samen ook naar uitvoering kijken. Ik sta dan graag aan de kant van mevrouw Teunissen om dat op een fatsoenlijke manier doen.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

De Partij voor de Dieren heeft hier heel goed over nagedacht. Ik wil ook zeggen dat er niks mis is met kijken naar wat het Nederlandse belang daarbij is, maar bij het verstrekken van kredieten gebeurt het nu te vaak dat primair het belang van het Nederlandse bedrijfsleven vooropstaat. Dan zijn er nog wat neveneffecten, maar het gaat erom dat dat precies de verkeerde volgorde is wat de Partij voor de Dieren betreft. Dat moeten we gaan omdraaien.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Teunissen, voor uw inbreng namens de Partij voor de Dieren. De volgende spreker van de Kamer is mevrouw Kröger van GroenLinks.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Voorzitter. Verbijsterend is het. Het is verbijsterend dat er net nog een exportkredietverzekering voor een gigantisch olieproject is afgegeven, maar het is ook tekenend voor hoe grijs dit kabinet eigenlijk is. Het is verbijsterend en onacceptabel, want zo wordt die "actie, actie, actie" uit Glasgow gewoon pure blablabla. Ik snap niet hoe dit kabinet dat denkt te verkopen. Ik verwacht uitleg. Ik heb de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de Glasgowverklaring is toegezegd niet langer fossiele projecten te financieren;

overwegende dat de minister voor Klimaat heeft toegezegd voor projecten in het overgangsjaar zorgvuldig te bekijken of deze passen binnen de 1,5 graden;

constaterende dat voor de tien fossiele projecten in het overgangsjaar nu de reguliere procedure geldt, zonder toets op de 1,5 graden;

verzoekt het kabinet te toetsen of alle projecten die in het jaar 2023 aanspraak kunnen maken op een exportkredietverzekering passen binnen een 1,5 gradenscenario,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger, Boutkan en Teunissen.

Zij krijgt nr. 416 (26485).

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Voorzitter. Dan heb ik nog een motie over het belang van een rechtvaardige energietransitie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de just energy transition een belangrijk onderdeel is van de Glasgowverklaring, maar tot nu toe nog niet op alle beleidsterreinen concreet is uitgewerkt;

overwegende dat lokale gemeenschappen ook baat moeten hebben bij duurzame energieontwikkelingen en een verantwoordelijke en duurzame ontginning van kritieke grondstoffen hiervoor;

verzoekt de regering met een plan te komen waarin wordt meegenomen hoe de ambitie voor een just energy transition concreet vorm krijgt binnen het ekv-beleidskader, daarbij ingaand op 1) het bevorderen van eigenaarschap, actieve participatie en gedeelde baten voor de lokale bevolking en 2) het onderschrijven van free, prior and informed consent (FPIC) en "do no harm"-principes,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger en Teunissen.

Zij krijgt nr. 417 (26485).

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kröger, voor uw inbreng namens GroenLinks. Dan is het woord nu aan de heer Boutkan van Volt.

De heer Boutkan (Volt):

Helemaal goed. Dank u wel, voorzitter. Nederland behoort niet tot de kopgroep van landen met het meest ambitieuze exportkredietverzekeringsbeleid. Landen als Denemarken, Frankrijk en Finland zijn de echte koplopers in Europa. Wat Volt betreft zouden deze landen veel meer een voorbeeld voor ons moeten zijn. Wij horen in die kopgroep thuis. Ik weet dat de Deense projecten voor 70% naar groene energie of duurzame infrastructuur gaan. Volt snapt niet, of wil eigenlijk vragen aan de staatssecretaris, welke stappen hij gaat ondernemen om ook een dergelijke verandering teweeg te brengen in exportkredietverzekeringen.

Daarvoor de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat exportkredietverzekeringen een significante rol kunnen spelen in het Nederlandse en Europese klimaatbeleid;

verzoekt de regering ambitieuze concrete en meetbare doelen te formuleren voor de vergroening van de Nederlandse ekv-portefeuille en deze in lijn te brengen met andere ambitieuze landen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Boutkan en Dassen.

Zij krijgt nr. 418 (26485).

De heer Boutkan (Volt):

Verder hebben wij nog een aantal moties meeondertekend, zowel moties die de urgentie laten zien als een motie van D66 die de achterdeur zal sluiten voor fossiel. Ik denk dat dat een hele gezonde combinatie is om hier een mooier en groener stuk beleid van te maken.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Boutkan, voor uw inbreng. Ook toch wel weer een beetje gefeliciteerd met de eerste keer dat u hier heeft gesproken. Nee, dat doen we alleen bij de maidenspeech, meneer Klink. Maar de heer Klink, die ik al een beetje vooraankondigde, heeft nu het woord namens de VVD.

De heer Klink (VVD):

Dank u, voorzitter. We hebben een goed commissiedebat gehad over het handelsinstrumentarium, over de exportkredietverzekering. Het kabinet heeft wat dat betreft een goede lijn uitgezet met een logisch transitiepad, waarin we echt de transitie maken van fossiel naar niet-fossiel en waarin heel erg rekening wordt gehouden met het bedrijfsleven, zodat ze dat ook echt daadwerkelijk mee kunnen maken.

Voorzitter. Ik heb één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat omringende kenniseconomieën, zoals België, Frankrijk en Denemarken, hun overheidsinstrumentarium op het gebied van handel en innovatie sterk gebundeld hebben;

overwegende dat de mogelijkheden om internationaal te ondernemen voor het Nederlandse bedrijfsleven beperkt zijn om in dezelfde mate als buitenlandse partijen internationale innovatieprojecten op te zetten en uit te voeren;

constaterende dat de regering op 17 juni 2022 een Kamerbrief heeft uitgestuurd over een gezamenlijke internationaal-economische samenwerking;

constaterende dat de regering erkent dat de noodzakelijke, integrale beleidsinzet de komende periode verder uitgewerkt zou moeten worden;

constaterende dat er momenteel nog geen sprake is van een integrale, interdepartementale aanpak van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking met het ministerie van Economische Zaken en Klimaat;

verzoekt de regering om verdere integratie van het innovatie- en handelsinstrumentarium van de ministeries Buitenlandse Zaken en Economische Zaken en Klimaat te bewerkstelligen en voor de zomer van 2023 concrete stappen te zetten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Klink en Amhaouch.

Zij krijgt nr. 419 (26485).

Dank u wel. Voor u vertrekt: u heeft een interruptie van de heer Hammelburg, D66.

De heer Hammelburg (D66):

Ik luister naar de motie en specifiek naar het dictum en hoor "verdere integratie" en "concrete maatregelen", maar mijn vraag aan de heer Klink is dan hoe hij dat voor zich ziet. Ooit zat Handel bij EZK. Toen hebben we gezegd: we moeten Handel neerzetten bij BZ en combineren met Ontwikkelingssamenwerking. We zijn nu bezig met het combineren van Handel en Ontwikkelingssamenwerking, juist om die synergie en driving force te ontwikkelen. Ik snap dat integratie en samenwerking belangrijk zijn, maar hoe stelt u zich dat precies voor? Stelt u nou voor om het weer naar EZK te brengen? Kunt u daar alstublieft iets meer duidelijkheid over scheppen? Anders weet ik niet hoe ik over deze motie moet stemmen en zou ik zomaar tegen moeten stemmen. Dat zou zonde zijn.

De heer Klink (VVD):

Het zou zeker zonde zijn als de heer Hammelburg dat gaat doen. Ik ga er dus ook maar niet van uit dat dat gebeurt. Ik denk dat het heel goed is dat Handel en Ontwikkelingssamenwerking samen bij het ministerie van Buitenlandse Zaken zitten. Ontwikkelingssamenwerking kan juist met Handel heel goede stappen zetten, maar wat je toch best wel vaak hoort van het bedrijfsleven is dat het, juist met betrekking tot internationaal ondernemen, wanneer het gaat over Atradius, RVO, Invest-NL en Invest International, soms best wel lastig is om bij het juiste loket te zijn. Daarom heb ik ook verwezen naar een aantal omringende landen. Daar is meer een Team Europe-aanpak om dat meer met elkaar te bundelen. Maar ik wil niet zover gaan door te zeggen "dit moet u doen" of "dit moet u laten". Dat laat ik echt aan het kabinet. Ik wil vooral een oproep doen om slim integraal samen te werken. Leer van wat andere soortgelijke landen in Noordwest-Europa doen. Werk op zo'n manier samen en zet slimme stappen. Dat zou ik alleen maar toejuichen. Ik zie een duimpje omhoog, dus ik verwacht uw steun, meneer Hammelburg. Hartstikke mooi.

De voorzitter:

U heeft vervolgens wel een vraag van mevrouw Kröger, GroenLinks.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik bleef ook met dezelfde vraag achter. Wat beoogt de motie nou? Als we deze motie aannemen, wat betekent dat dan concreet? Gaat het dan bijvoorbeeld om fondsen binnen het ministerie van Economische Zaken en Klimaat, klimaatfondsen die dan op een andere manier gehanteerd kunnen worden bij Buitenlandse Handel? Ik zoek even naar waar meneer Klink naar op zoek is.

De heer Klink (VVD):

Ik denk dat we het daar niet in moeten gaan zoeken. We moeten niet gaan tornen aan dat soort klimaatfondsen. Het is wel zinnig om juist naar Europese fondsen te kijken. Hoe kun je die meer hiernaartoe halen? Ik heb weleens eerder in debatten de delegated cooperation aangehaald. Er is best wel veel geld dat van die EU-fondsen naar bijvoorbeeld Frankrijk en Duitsland gaat. Daar zou je veel slimmer op in kunnen zetten. Je zou veel meer de integratie kunnen zoeken tussen de verschillende instrumenten die we hebben in Nederland, de uitvoeringsorganisaties die we hebben in Nederland, samen met het bedrijfsleven, om daar aanspraak op te maken. Ik zie het veel meer als slim gebruik maken van de EU-fondsen die er al zijn. Ik zie het zeker niet zo dat we het grote Klimaatfonds maar een beetje aan moeten gaan passen. Daarover is ook geen woord geschreven in de motie. Dat zou ik er dus zeker niet bij halen, mevrouw Kröger.

De voorzitter:

Ik dank de heer Klink voor zijn inbreng. De volgende spreker van de zijde van de Kamer is de heer Hammelburg, D66.

De heer Hammelburg (D66):

Voorzitter. Ik heb al eerder in het debat uitgesproken dat ik me zorgen maak over een van de uitzonderingen op het exportkredietverzekeringenbeleid. We moeten ervoor zorgen dat we ontwikkelingslanden mee kunnen nemen in de verduurzaming van hun energiemix. Dat kan ertoe leiden dat we zo nu en dan toch een uitzondering moeten kunnen maken voor het verstrekken van een fossiele subsidie, maar dan wel op zodanige wijze dat we als Kamer zeker weten dat wordt toegewerkt naar een verduurzaming van de energiemix van een land, ook in lijn met de Glasgowverklaring. Ik zie de uitzondering in het beleid staan. Ik heb van de bewindspersoon geen duidelijke antwoorden op mijn vragen gekregen, behalve dan dat het door mij gevraagde wel het geval zou zijn. Ik wil daar echt zekerheid over. Vandaar de volgende motie, die ik gezamenlijk indien met de heer Boutkan.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet in de uitwerking van de COP26-verklaring voor ekv-aanvragen vanaf 1 januari 2023 een uitzondering heeft opgenomen voor ontwikkelingslanden die afhankelijk zijn van fossiele brandstoffen;

van mening dat alles moet worden gedaan om te voorkomen dat deze ontwikkelingslanden terechtkomen in een fossiele lock-in waardoor deze afhankelijkheid nog decennia duurt;

verzoekt de regering om vooraf bij elke ekv die zij voornemens is uit te geven op basis van deze uitzonderingsgrond een grondige, wetenschappelijk onderbouwde analyse met de Kamer te delen waarin in elk geval is opgenomen dat het betreffende project noodzakelijk is voor de leveringszekerheid en dat er geen duurzamere alternatieven zijn en hoe het project op middellange termijn bijdraagt aan een duurzamere energiemix;

verzoekt de regering tevens om hierbij een plan aan te leveren waarop het betreffende land wordt geholpen met het verduurzamen van de energiemix,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hammelburg en Boutkan.

Zij krijgt nr. 420 (26485).

Dank u wel, meneer Hammelburg. U heeft nog een interruptie van mevrouw Kröger, GroenLinks.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik zou heel graag een reactie van de heer Hammelburg willen op het nieuws dat onder het mom van een transitieperiode, terwijl de minister voor Klimaat keihard heeft toegezegd dat er zorgvuldig gekeken zou worden of projecten passen binnen het 1,5 graadscenario, een van de grootste olieprojecten in Brazilië nu een fossiele subsidie krijgt. Dat is toch onbestaanbaar? Ik wil daar heel graag een reflectie op van de heer Hammelburg.

De heer Hammelburg (D66):

Hier hebben we het ook uitgebreid over gehad in het debat. U heeft het daar ook over gehad in het debat met mijn collega Sjoerdsma, die net binnen komt lopen. Ook ik heb daar mijn grote zorgen over geuit, omdat we hadden afgesproken dat we zouden stoppen met fossiel. Het goede nieuws is dat we dat ook gaan doen. Het kabinet heeft aangegeven dat er een transitiejaar in zit. Daar zijn wij erg kritisch over geweest. Wij willen daar nog naar kijken. Maar ik deel met u de mening dat als je een investering doet, dat geen investering is voor één jaar, maar voor 30 jaar. Dat heeft een lock-ineffect, zoals ik ook in mijn motie heb aangegeven, voor 10, 20 of 30 jaar. Ik ben daar dus kritisch op. Tegelijkertijd snap ik ook dat op het moment dat je een beweging hebt ingezet, met behoorlijk bestuur, je daarin een overgangsregeling hebt. Dat is het antwoord.

Ik vind het dus zorgelijk. Tegelijkertijd begrijp ik de overgangsregeling ook. Maar ik wil wel heel helder hebben, ook als we kijken naar de zogenaamde backdoor voor ontwikkelingslanden, dat we zeker weten dat we vanaf dit jaar en volgend jaar echt geen fossiele subsidies meer geven, tenzij dat echt bijdraagt aan een duurzamere energiemix in ontwikkelingslanden.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Kröger. Ik hoop wel dat u het kort houdt, want ik heb me laten vertellen dat er ook nog een schriftelijk overleg over dit specifieke onderwerp komt. Dit is een tweeminutendebat ter afsluiting van een eerder debat. Dus graag kort.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Zeker. Alleen gaan we wel stemmen over moties die hier precies betrekking op hebben. Ik proef in de woorden van de heer Hammelburg dat ook hij het afkeurt dat in het transitiejaar eigenlijk de reguliere procedure is gevolgd, terwijl toegezegd was dat er zorgvuldig gekeken zou worden naar het 1,5 graadscenario. Is dat niet iets waar we de bewindspersoon precies aan moeten houden?

De heer Hammelburg (D66):

Het kabinet heeft aangegeven dat het zorgvuldig zou kijken naar de 1,5 graadregel, dat het zorgvuldig zou kijken naar behoorlijk bestuur en dat het ook zou kijken wat er al in de pijplijn zat. Dat is voor het kabinet de reden om aan te geven dat een transitiejaar nodig is. Als u mij had gevraagd of ik liever een transitieperiode van bijvoorbeeld een halfjaar had gehad, dan had ik misschien wel ja gezegd als dat haalbaar was geweest, maar nu ligt er een periode van een jaar voor. Daar hebben wij het nu mee te doen. Maar ik deel de zorg over die loophole, die achterdeur, die er met die uitzonderingsgronden alsnog in zou kunnen zitten. Die wil ik hier echt keihard dichtspijkeren.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Ik sla even aan op wat de heer Hammelburg zei, namelijk dat er zorgvuldig gekeken zal worden naar die 1,5 graad. Dat is dus niet gedaan. We hebben de toezegging van minister Jetten, maar staatssecretaris Van Rij heeft een brief gestuurd waarin staat dat het niet is gebeurd. Mijn vraag is als volgt. Er ligt nu een motie van de Partij voor de Dieren en ook een van GroenLinks. Die zeggen: laten we nou niet die 4 miljard besteden aan fossiele subsidies dit jaar zonder dat die 1,5 gradentoets is gedaan. Bent u het daarmee eens?

De heer Hammelburg (D66):

Ik heb inderdaad gekeken wat het betekent voor die toets, voor die 1,5 graad. Dat was ook de vraag aan het kabinet; de vraag is net ook weer door mevrouw Kröger gesteld, dus ik wacht het antwoord daarop graag even af. Ik ben er kritisch over geweest; dat heb ik aangegeven. Het kabinet geeft meerdere wegingsfactoren aan. Daarop gaan we ons nu beraden in de fractie. Daar moet u het even mee doen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Hammelburg. Dan zijn we bij de laatste spreker van de zijde van de Kamer voor dit tweeminutendebat en dat is de heer Amhaouch, CDA.

De heer Amhaouch (CDA):

Voorzitter. We danken de staatssecretaris voor de brief die hij naar de Kamer heeft gestuurd met een extra toelichting op het Nederlandse exportkredietverzekeringenbeleid, met name op het punt van de transitie voor ontwikkelingslanden en combinatielanden. Wat het CDA betreft moet er zeker worden toegewerkt naar een duurzame energieopwekking, waar het exportkredietverzekeringeninstrument voor kan worden ingezet. Daarover heeft mijn collega Slootweg al in 2021 een motie ingediend. Maar het neemt niet weg dat het wel haalbaar en behapbaar moet zijn voor die landen. Als er in de transitie naar duurzaamheid gebruik gemaakt moet worden van fossiele elektriciteitsopwekking, bijvoorbeeld gas, wat nog jaren relevant blijft, voor die landen maar ook voor Europa, vinden wij het belangrijk dat Nederland daarbij kan ondersteunen met inzet van Nederlandse kennis en kunde, om het zo goed mogelijk te doen voor mens en milieu.

Dat is ook conform Sustainable Development Goal 8, waarin wordt gezegd dat de economische productiviteit moet toenemen door middel van diversificatie, technologische vernieuwing en innovatie, en niet langer mag leiden tot milieuvervuiling. Wij vragen het kabinet om de context van ieder project in alle redelijkheid en proportionaliteit te beoordelen. Blijf alstublieft weg bij: system says no. Kan de minister dit bevestigen? Zoals het Internationaal Energieagentschap ook aangeeft, gaat dit stap voor stap: eerst van kolen naar gas en van daaruit verder. Dit lezen we redelijk in de brief terug.

Voorzitter. Ik heb één vraag. In de brief die wij hebben gekregen, zegt de staatssecretaris dat aanvragen die voor 2023 zijn ingediend maar nog in 2023 worden gestart, wel vallen onder regeling. Maar met de lange aanlooptijden kan ik mij voorstellen dat bedrijven niet met alles in eigen control zijn, zeker in de opkomende landen. Hoe gaan we daarmee om? Ik verwacht dat de staatssecretaris daar niet zwart-wit naar kijkt en de context van die aanvragen daarin meeneemt.

De voorzitter:

Dank u wel voor uw inbreng, meneer Amhaouch. U heeft een interruptie van de heer Hammelburg, D66.

De heer Hammelburg (D66):

Ik hoor hele diffuse woorden van het CDA. Is het CDA in principe voor een stop op fossiel maar zegt het: er moeten voor ontwikkelingslanden uitzonderingen worden gemaakt, als dat bijdraagt aan een duurzamere energiemix? Of zegt het CDA: nou, kijk nog maar eens per geval; het maakt niet zoveel uit. De woorden van de heer Amhaouch waren heel erg vaag. Ik wil heel graag gewoon heel duidelijk horen: ja, een stop op fossiel; we moeten ervoor zorgen dat we ontwikkelingslanden meenemen in de verduurzaming. Of zijn er nog allerlei achterdeurtjes waar het CDA op dit moment aan denkt?

De heer Amhaouch (CDA):

Nee. Wij spelen niks via de achterdeur. Wij doen het juist via de voordeur. Wij zeggen: kijk naar de projecten. Het doel is het uitfaseren van fossiel. Dat doel is er met de exportkredietverzekering voor opkomende landen, maar dat is net zo goed wat we hier in Europa doen. Ook de heer Hammelburg weet dat wij in Europa nog lang niet zover zijn. Dus volg dit beleid, maar kijk wel per project naar de proportionaliteit. Als gas in een van de Afrikaanse landen zo cruciaal is dat ze van kolen naar gas gaan of dat het zo belangrijk is om fatsoenlijke banen te creëren, en het gebeurt in alle redelijkheid en met oog voor mens en milieu, ga dan niet allerlei dingetjes in de computer invullen in de trant van "dit hebben we met elkaar afgesproken en de uitkomst is nee". Wij vragen aan het kabinet om er met redelijkheid en proportionaliteit naar te kijken.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Hammelburg.

De heer Hammelburg (D66):

Dus de heer Amhaouch kan, zoals ik het begrijp, gewoon meetekenen met mijn motie, die hier precies om vraagt, om ervoor te zorgen dat we de ontwikkelingslanden op basis van wetenschapsanalyses meenemen naar een duurzamere energiemix. Ja of nee?

De heer Amhaouch (CDA):

De heer Hammelburg noemt heel veel. Natuurlijk zijn er landen die voorlopen, ook wat betreft opkomende landen, die grote stappen kunnen maken met verduurzaming. Maar er is ook nog een aantal landen dat in gas blijft hangen. Dan moet je goed kijken wat je daaraan kunt bijdragen.

De voorzitter:

U heeft nog een interruptie van de heer Boutkan van Volt.

De heer Boutkan (Volt):

Wat mij niet helemaal duidelijk werd uit dit betoog, is wat voor het CDA belangrijker is: banen of zo snel mogelijk vergroenen?

De heer Amhaouch (CDA):

Ook banen. Even heel realistisch: we hebben in Nederland ... Ik hoorde net een ander Kamerlid — ik noem even geen namen — praten over het 1,5 gradencriterium. Natuurlijk is het 1,5 gradencriterium superbelangrijk, maar ook wij hebben in dit land boter op ons hoofd. Toen wij de kolencentrales weer openden om voor alle gezinnen leveringszekerheid te garanderen in de winter, was er natuurlijk ook discussie over die 1,5 graad. Maar we vonden de leveringszekerheid ook belangrijk. Voor mij en het CDA is het belangrijk dat je het proportioneel doet. Ik vind SDG 8, het creëren van fatsoenlijke banen in opkomende landen, heel belangrijk. Daarbij zijn de mens en het milieu een belangrijk uitgangspunt. Dat is heel belangrijk, bijna net zo belangrijk als die 1,5 graad.

De voorzitter:

Tot slot de heer Boutkan van Volt.

De heer Boutkan (Volt):

Ik heb nog een korte vervolgvraag. Interpreteert het CDA de motie die ik net samen met D66 heb ingediend dan ook als volgt, namelijk dat we altijd moeten streven naar een zo snel mogelijke verduurzaming?

De heer Amhaouch (CDA):

Absoluut. Ik kijk naar hetzelfde continent. Er zijn landen die grote stappen kunnen zetten met zonnecollectoren en waterstof. Wij kunnen daarbij helpen met kennis en kunde, maar het een sluit het ander niet altijd uit. Wees daar realistisch in, want anders komen we straks met de exportkredietverzekering in dezelfde discussie terecht als nu. Het is allemaal niet zo zwart-wit; dat wil ik graag meegeven.

De voorzitter:

Dank aan de heer Amhaouch voor zijn inbreng. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de termijn van de zijde van de Kamer. Ik schors voor vijf minuten.

De vergadering wordt van 15.02 uur tot 15.09 uur geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat Exportkredietverzekeringen/Handelsinstrumentarium, naar aanleiding van een commissiedebat dat is gehouden op 23 februari. We zijn aanbeland bij de beantwoording van de resterende vragen en de appreciatie van de ingediende moties. Ik zie dat de staatssecretaris als eerste het woord neemt. Daartoe geef ik hem de gelegenheid.

Staatssecretaris Van Rij:

Dank u wel, voorzitter. Er zijn drie vragen gesteld. Daarna ga ik in op de moties die op mijn terrein liggen. De minister zal ook nog één motie voor haar rekening nemen.

Het CDA vroeg of aanvragen van voor 2023 ook nog in 2023 tot een polis kunnen leiden, onder de overgangsperiode. Sommige factoren liggen echter buiten de invloed van het bedrijfsleven. Hoe gaat het kabinet daarmee om? Het is eigenlijk tout court et tout simple: aanvragen die nog voor 1 januari 2023 zijn ingediend, kunnen uiterlijk tot 31 december 2023 tot een polis leiden. We hebben het dan over fossiele projecten. De overgangsperiode is bedacht vanwege de zorgvuldigheid, maar geldt slechts voor één jaar. Dat is gewoon een harde deadline.

Voorzitter. Een andere vraag van het CDA was om de aanvragen in alle redelijkheid en proportionaliteit te behandelen. Het gaat dan met name om de kwestie in ontwikkelingslanden. Een besluit tot ekv-dekking komt altijd tot stand via een zorgvuldige afweging. De projecten worden uitgebreid beoordeeld op hun financiële risico's, milieurisico's en sociale risico's, en op hun compliance-aspecten. In de brief van 22 maart zijn we daar uitgebreid op ingegaan. Ik wijs met name op pagina 5 en 6 van die brief. Dat is het afwegingskader dat we zullen hanteren.

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Amhaouch daar een vraag over heeft. Ik wil u daarbij verzoeken — dat geldt ook voor de andere leden — om de vraag kort te houden.

De heer Amhaouch (CDA):

Heel kort over het antwoord op de eerste vraag. Ik kan me alles voorstellen over het beleid. Voor 2023 ingediend en uitvoeren in 2023? Dan val je nog binnen de polis. Maar ik kan me ook echt wel voorstellen dat het bij grote projecten, buiten het toedoen van het bedrijf zelf dat al in die procedure zit, gewoon niet haalbaar is om dat allemaal uit te voeren. Dus ik vraag me het volgende af. Zegt de staatssecretaris hier: ook al is het buiten het toedoen van het bedrijf, er gaat dan een streep doorheen en alle investeringen of voorbereidingen worden tenietgedaan? Of zit er toch nog een soort proportionaliteits- of redelijkheidstoets in?

Staatssecretaris Van Rij:

Nee, nogmaals, tout court et tout simple. Als het project voor 1 januari 2023 is ingediend, wordt het in behandeling genomen. Dat leidt overigens niet direct tot een polis. Er komt eerst een dekkingstoezegging, die dan vervolgens wel of niet gegeven wordt. Als die gegeven wordt, leidt het wellicht tot een polis. Wij gaan geen uitzonderingen maken voor de situatie waarnaar de heer Amhaouch heeft gevraagd.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

Staatssecretaris Van Rij:

Mevrouw Kröger vroeg om een reflectie. Er is ook een motie die daarover gaat, namelijk over het 1,5 gradenbeleid. Die gaat eigenlijk ook over deze kwestie van de overgangsperiode als het om fossiele projecten gaat. We hebben inderdaad een moeilijk afweging moeten maken tussen de uitvoering van COP26 aan de ene kant en aan de andere kant een zorgvuldige overheid zijn daar waar er langjarig een project loopt dat leidt tot een aanvraag. Daarom hebben we ook vanuit de betrouwbare overheid die we willen zijn voor die overgangsperiode gekozen. Dat heeft dus ook geleid tot een dekkingstoezegging in het project waar mevrouw Kröger naar verwezen heeft. Vervolgens zal de volgende stap gezet worden, namelijk: een polis, ja of nee.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Een zorgvuldige afweging, die vervolgens leidt tot een gigantische fossiele subsidie. Mijn vraag is: klopt het dat voor dat transitiejaar gewoon alleen de reguliere procedure is gevolgd en dat er geen additionele toets of wat dan ook is gedaan op het 1,5 gradenscenario, hetgeen wel was toegezegd? Klopt het dat die toets dus eigenlijk is gesneuveld in die afweging zoals de staatssecretaris die net schetst?

Staatssecretaris Van Rij:

Ja, dat hebben we ook beschreven in de brief van 22 maart. Dat klopt. Er is geen additionele toets gedaan; we hebben daar het reguliere beleid gevolgd zoals dat ook voordien gold.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Kröger. Kort.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Wat betekent dat dan met betrekking tot de toezegging die gedaan is door de minister voor Klimaat, namelijk dat dit wél zou gebeuren in het kader van eenheid van het kabinetsbeleid?

Staatssecretaris Van Rij:

Daar hebben we in de commissie ook uitgebreid over gediscussieerd. Uiteraard heb ik deze beslissing niet in mijn eentje genomen als verantwoordelijke staatssecretaris voor de exportkredietverzekering. We hebben dat gezamenlijk gedaan, dus met de minister voor BHOS, de minister van EZK en de minister voor Klimaat en Energie. Nogmaals, het is een moeilijke weging geweest. Maar we hebben ook uitvoering gegeven aan een motie die door deze Kamer was aangenomen, waarbij er nadrukkelijk gevraagd werd om met een overgangsregeling te komen. Zo is het dus gegaan.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Even het volgende om het heel helder te krijgen, ook in verband met de motie. Begrijp ik nu goed dat de staatssecretaris zegt: ondanks dat er een toezegging is gedaan dat er kritischer gekeken zal worden of de projecten in 2023 nog passen binnen een 1,5 gradenscenario, gaat dat nu het hele jaar niet gedaan worden voor die 4 miljard aan projecten?

Staatssecretaris Van Rij:

Wij gaan dit project voor project bekijken. Er waren tien fossiele projecten aangemeld. Daar zijn er inmiddels al twee van afgevallen. Wij vonden het wel zo netjes om in de brief van 22 maart melding te maken van de status van het project in Brazilië en we hebben als kabinet uitvoering gegeven aan datgene wat we begin november in de brief hebben geschreven. Nogmaals, we hebben daar na het commissiedebat ook nog eens beraad over gehad met de bewindslieden die ik zojuist genoemd heb en we zijn tot deze conclusie gekomen.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

Staatssecretaris Van Rij:

Voorzitter. Dan zou ik willen overgaan naar de moties. De eerste motie, de motie op stuk nr. 414, is een motie van mevrouw Teunissen, de heer Van Raan, de heer Boutkan en mevrouw Kröger. De motie verzoekt de regering geen ekv's in 2023 te verstrekken, tenzij de projecten voldoen aan het 1,5 gradencriterium. Wij ontraden deze motie. De argumentatie heb ik eigenlijk zojuist gegeven in de beantwoording van vragen.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 414 wordt ontraden. Dan de motie op stuk nr. 415.

Staatssecretaris Van Rij:

De motie op stuk nr. 415 verzoekt de regering om het ekv-instrumentarium helemaal af te schaffen in het belang van het klimaat, ontwikkelingslanden, Nederlandse boeren en dieren. Die motie ontraden wij, want daarmee gooien we ook het kind met het badwater weg.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 415 wordt ontraden. Dan de motie op stuk nr. 416.

Staatssecretaris Van Rij:

De motie op stuk nr. 416 verzoekt het kabinet te toetsen of alle projecten die in het jaar 2023 aanspraak kunnen maken op een exportkredietverzekering, passen binnen het 1,5 gradenscenario. Ook die motie ontraden wij, met dezelfde argumentatie als bij de motie op stuk nr. 414 en als in het eerdere debatje.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 416 wordt ontraden.

Staatssecretaris Van Rij:

De motie op stuk nr. 417 verzoekt de regering met een plan te komen waarin wordt meegenomen hoe de ambitie voor een just energy transition concreet vorm kan krijgen binnen het ekv-beleidskader, daarbij ingaand op het bevorderen van eigenaarschap en het onderschrijven van free prior and informed consent en "do no harm"-principes. Ook die motie ontraden wij, want het kabinet heeft zich met de handtekening onder de COP26-verklaring ook gecommitteerd aan de just energy transition, die is uitgewerkt binnen de internationale klimaatstrategie. De just energy transition is complex en veelomvattend en is niet geschikt om voor een specifiek instrument of project gebruikt te worden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 417 wordt ontraden. Dan de motie op stuk nr. 418. O, voordat u doorgaat met de motie op stuk nr. 418, krijgt u een vraag van mevrouw Kröger van GroenLinks; ik neem aan over de motie op stuk nr. 417.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Inderdaad, over de motie op stuk nr. 417. Ik begrijp goed dat een concept als just energy transition inderdaad in het hele internationale klimaatbeleid vorm krijgt, maar dat betekent dat dat ook in verschillende beleidsinstrumenten gebeurt. De vraag die de motie stelt, is dus natuurlijk om deze principes, bijvoorbeeld van FPIC, mee te nemen in het ekv-beleidskader. Want hoe krijg je anders … Je moet je strategie omzetten in beleid.

Staatssecretaris Van Rij:

Ja. Dat doen we bij het ekv door het kader dat we hebben voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dat is een beleidskader, waarin juist dat "do no harm"-principe geborgd is. Zo hebben wij daar vertaling aan gegeven.

De voorzitter:

Dus het oordeel blijft: ontraden.

Staatssecretaris Van Rij:

Ja.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 417 wordt dus ontraden. Dan de motie op stuk nr. 418.

Staatssecretaris Van Rij:

De motie op stuk nr. 418 verzoekt de regering om ambitieuze concrete en meetbare doelen te formuleren voor de vergroening van de Nederlandse ekv-portefeuille en deze in lijn te brengen met andere ambitieuze landen. Wat ons betreft krijgt die motie oordeel Kamer. We doen al het nodige. De motie past daarin. Ik kan daar nog een heel lang verhaal bij gaan houden als daar behoefte aan is.

De voorzitter:

Het is ongebruikelijk bij "oordeel Kamer", maar de indiener heeft hier toch nog een vraag over.

De heer Boutkan (Volt):

Dat begrijp ik. Ik zal het niet te lang maken en ook geen lang verhaal vragen, maar ik had specifiek nog gevraagd hoe de staatssecretaris Nederland wil gaan betrekken bij de omslag naar wat die andere landen doen. Die vraag is net niet beantwoord. Ik noemde specifiek Frankrijk, Denemarken en Finland. Ik vraag me voor de interpretatie van deze motie af — daarom stelde ik die vraag — welke landen de staatssecretaris als voorbeelden van ambitieuze landen ziet.

Staatssecretaris Van Rij:

Wij kijken natuurlijk altijd naar wat andere landen doen; laat ik daarmee beginnen. De ekv-uitvoerder, Atradius, wordt financieel geprikkeld om zo veel mogelijk groene transacties in verzekering te nemen. Momenteel wordt er gestreefd naar 15% meer groene transacties, jaar op jaar. Afgelopen jaar is die 15% gehaald. Die streefafspraken worden periodiek herzien. Ik zal later dit jaar dus opnieuw bekijken wat een passend streefdoel is voor de vergroening van de portefeuille. Maar de richting is dus duidelijk. Tegelijkertijd wil ik natuurlijk ook ruimte blijven bieden voor niet-groene en niet-fossiele transacties die bijdragen aan ons eigen verdienvermogen.

De voorzitter:

Dan heeft u nog een interruptie van de heer Klink, VVD.

De heer Klink (VVD):

Die gaat ook hierover. Zijn Duitsland en Italië dan ook ambitieuze landen?

Staatssecretaris Van Rij:

Ik vermoed dat de heer Klink dat bedoelt op het gebied van de exportkredietverzekering. Italië heeft zeer recent wat beleid ontwikkeld, Duitsland nog niet; daar wordt het debat nog gevoerd. Maar nogmaals, wij kijken naar alle landen. Als de vraag specifiek over de vergroening gaat, dan kan ik zeggen dat wij ons natuurlijk laten inspireren door de landen die daar misschien al iets verder mee zijn dan Nederland.

De voorzitter:

Met die lezing krijgt de motie dus oordeel Kamer. Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 419 of naar de motie op stuk nr. 420. Ik kijk heel even. Ik denk dat de motie op stuk nr. 419 voor de minister is.

Staatssecretaris Van Rij:

De motie op stuk nr. 420 is mijn laatste motie.

De voorzitter:

Ja, dus dan laten we de motie op stuk nr. 419 nog even liggen voor de minister. De motie op stuk nr. 420.

Staatssecretaris Van Rij:

De motie-Hammelburg/Boutkan "verzoekt de regering tevens om hierbij een plan aan te leveren waarop het betreffende land wordt geholpen met het verduurzamen van de energiemix". Wij zijn daar, dacht ik, zeer uitgebreid op ingegaan in de brief, ook op hoe we het zien. Volgens mij is dat — dan moet ik even goed kijken — op pagina 6, in noot 16 van de brief. We sluiten onder meer aan bij de criteria die Invest International daarbij hanteert. We hebben voor deze beperkte uitzonderingsgrond naar onze mening dus hele heldere criteria opgesteld. Daar worden de projecten aan getoetst. Vervolgens zullen wij daarover rapporteren in de ekv-monitor. Ik denk dus dat we precies doen wat er gevraagd wordt. Wij vinden het geen goed idee om dat per project vooraf aan de Kamer te gaan voorleggen, want we hebben het hier over uitvoering van beleid. Wij rapporteren daar uiteraard wel over. Uiteraard leggen wij verantwoording af over dat beleid. Volgens mij zijn we het eens. Alleen vinden wij het geen verstandig idee om met een gedegen studie vooraf per project naar de Kamer te gaan. Daarom ontraden we de motie.

De voorzitter:

Dus de motie op stuk nr. 420 is ontraden. Daar heeft de indiener, de heer Hammelburg, een vraag over.

De heer Hammelburg (D66):

Ja, want de staatssecretaris begrijpt de vrees van deze Kamer, en zeer zeker ook van D66, dat er via de achterdeur alsnog fossiele projecten worden goedgekeurd en dat we alsnog doorgaan met subsidies vanuit de Nederlandse Staat. Dat wil ik voorkomen. De reden dat we die uitzondering maken, is een hele terechte, namelijk dat we ontwikkelingslanden ook willen meenemen in Glasgow, in Parijs en in het verduurzamen van de energiemix. We willen de ontwikkelingslanden niet in de steek willen, maar dat betekent wél dat iedere keer als Atradius, de overheid, zegt een ekv te verlenen, moet worden aangetoond dat die ook bijdraagt aan de verduurzaming van de energiemix van het betreffende ontwikkelingsland. Nou snap ik de heer Van Rij heel goed.

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

De heer Hammelburg (D66):

Als de staatssecretaris zegt dat niet per project te willen doen, dan wil ik vooraf een aanvulling op de criteria die nu al gangbaar zijn. De staatssecretaris noemde het rijtje net op, maar de energiemix stond niet in dat rijtje. Die staat ook niet in die noot 16. Ik zou dus zeggen: kom daar dan mee, want anders heb ik er grote moeite mee. Dus het is óf dit, óf een verduidelijking van het beleid en ook gewoon vooraf kunnen aantonen dat een energiemix verduurzaamt, want dat is nu niet het geval in het beleidskader; dat kan ik u beloven. Als de staatssecretaris dat kan toezeggen, dan wijzig ik de motie in die aard en dan dienen we 'm gewijzigd in. Maar dan wil ik wél die helderheid van de staatssecretaris.

De voorzitter:

We gaan kijken.

Staatssecretaris Van Rij:

Ik wil hier best die toezegging doen. Nogmaals, volgens mij hebben wij het over hetzelfde. Als de heer Hammelburg er behoefte aan heeft dat wij dat nog een keer goed op papier zetten en met de Kamer delen — dat begrijp ik, want ik ben niet van de achterdeurtjes; laat ik dat maar even vooropzetten — dan ben ik daar graag toe bereid.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de heer Hammelburg. Wat is de betekenis van deze toezegging voor de motie?

De heer Hammelburg (D66):

De toezegging is fijn, maar dan wel op korte termijn. Dan houd ik de motie aan, maar dan wil ik ook een termijn van de staatssecretaris horen. Want ik vertrouw deze staatssecretaris wel als hij zegt dat hij niet van achterdeuren houdt, maar er komen in de toekomst andere bewindslieden en die moeten hetzelfde beleid gaan uitvoeren. Het moet dus gewoon keihard op papier vaststaan.

Staatssecretaris Van Rij:

Daar zit geen woord Spaans bij.

De voorzitter:

Er werd vooral om een termijn gevraagd.

Staatssecretaris Van Rij:

Precies, dat was de vraag. We zitten voor Pasen. Vindt u het goed als we dat direct na het meireces doen?

De voorzitter:

Na het meireces is ...?

Staatssecretaris Van Rij:

Direct na het meireces.

De voorzitter:

Dan noteren we dat. Ook noteren we voor de stemmingslijst dat deze motie wordt aangehouden.

Op verzoek van de heer Hammelburg stel ik voor zijn motie (26485, nr. 420) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Dank u wel daarvoor. Ik dank ook de staatssecretaris. Dan is het woord voor de appreciatie van de laatste motie, de motie op stuk nr. 419, aan de minister.

Minister Schreinemacher:

Dank u wel, voorzitter. Met het oog op de tijd kan ik heel kort zijn. Het oordeel van de motie op stuk nr. 419, ingediend door de heer Klink en medeondertekend door de heer Amhaouch, is aan de Kamer.

De voorzitter:

Dank u wel. Bij de motie op stuk nr. 419 noteren wij: oordeel Kamer. Ik dank beide bewindspersonen en uiteraard ook de leden voor hun aanwezigheid. We zijn aan het einde gekomen van het tweeminutendebat Exportkredietverzekering/Handelsinstrumentarium.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Gelet op de tijd zal ik zodra de bel uitgerinkeld is en de andere bewindspersonen aanwezig zijn, starten met het tweeminutendebat Institutioneel racisme.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven