2 Contourennota aanpassing Mijnbouwwet

Contourennota aanpassing Mijnbouwwet

Aan de orde is het tweeminutendebat Contourennota aanpassing Mijnbouwwet (CD d.d. 23/03).

De voorzitter:

Aan de orde is de behandeling van het tweeminutendebat Contourennota aanpassing Mijnbouwwet. Ik heet de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van harte welkom. Hij is speciaal belast met alle mijnbouwactiviteiten. We hebben een zestal sprekers van de zijde van de Kamer. Als eerste is het woord aan mevrouw Mulder, die namens het CDA het woord gaat voeren.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Goedemorgen, voorzitter, en dank. We hebben een goed debat gehad met de staatssecretaris over de vraag: hoe kijk je aan tegen de mijnbouw en de verdeling van de lusten en de lasten? Op dat punt heb ik een motie.

Ik had ook gevraagd naar de situatie van de na-ijlende mijnbouwschade in Limburg. Ook daar heb ik een motie over.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat met de motie-Agnes Mulder/Segers (Kamerstuk 36200-XIII, nr. 105) is gevraagd om een betere verdeling van de lusten en lasten van gaswinning;

constaterende dat de regering hiertoe nog niet met een voorstel is gekomen;

van mening dat de regering er goed aan doet te luisteren naar suggesties uit de regio voor het beter verdelen van de lusten en lasten van niet alleen gaswinning, maar ook andere vormen van mijnbouw;

verzoekt de regering in overleg te gaan met provincies en gemeenten om zo spoedig mogelijk te kunnen komen tot een concreet en gedragen voorstel voor het beter verdelen van de lusten en lasten van mijnbouwactiviteiten tussen Rijk en regio,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Agnes Mulder en Van Wijngaarden.

Zij krijgt nr. 217 (32849).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bij de afhandeling van mijnbouwschade in Limburg al enige tijd naar tevredenheid in de regio wordt gewerkt met een lokale aanpak van "herstel in natura";

van mening dat het de voorkeur verdient om deze regionaal ontwikkelde aanpak voort te zetten en waar mogelijk op te schalen in plaats van deze door een in Den Haag bedachte aanpak te vervangen;

verzoekt de regering om uiterlijk medio 2023 in samenwerking met de regio een regeling te ontwikkelen voor het afhandelen van mijnbouwschade in Limburg en daarbij te proberen zo dicht mogelijk te blijven bij de bestaande regionale aanpak,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Agnes Mulder en Beckerman.

Zij krijgt nr. 218 (32849).

Dank voor uw inbreng. De tweede spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Beckerman, die namens de SP het woord gaat voeren.

Mevrouw Beckerman (SP):

Goedemorgen, allemaal. Ik heb een tweetal moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de nieuwe Mijnbouwwet een vergunningentraject uitgaat van het nee-tenzijprincipe en de vernieuwde wet rekening houdt met de belangen van omwonenden;

constaterende dat het OM strafrechtelijk onderzoek doet naar injectie van afvalwater op de locatie Borgsweer in Groningen;

voorts constaterende dat het kabinet desondanks stelt dat deze activiteiten van de NAM vergunbaar blijven;

verzoekt de regering ook bij de actualisatie van de vergunningen voor de OSF en de injectielocatie het nee-tenzijprincipe leidend te laten zijn en een maatschappelijke dialoog te organiseren, waarmee omwonenden zeggenschap krijgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Beckerman.

Zij krijgt nr. 219 (32849).

Mevrouw Beckerman (SP):

Dan mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de nieuwe Mijnbouwwet een vergunningentraject uitgaat van het nee-tenzijprincipe en het marktwerkingsdenken niet langer centraal zal staan;

constaterende dat zoutwinning zorgt voor problemen waaronder bodemdaling, sinkholes, aardbevingen en schade voor omwonenden;

constaterende dat het kabinet in de contourennota voornamelijk de baten van zoutwinning noemt;

verzoekt de regering ook bij zoutwinning het nee-tenzijprincipe leidend te laten zijn en een maatschappelijke dialoog te organiseren waarmee omwonenden zeggenschap krijgen over het wel of niet doorgaan van plannen, waaronder bij de nieuwe plannen voor zoutwinning in Winschoten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Beckerman.

Zij krijgt nr. 220 (32849).

Mevrouw Beckerman (SP):

Ik denk dat we volgende week nog zeer uitgebreid gaan spreken over mijnbouw en over wat er allemaal misgaat. Maar of het nu gaat om zout, geothermie of de gasopslagen, het is voor de toekomst heel erg van belang dat we de goede lessen leren en dat we niet opnieuw de belangen van omwonenden zo ernstig schaden. Vandaar deze moties. Ik denk dat we hier nog veel over door gaan spreken.

Dank u.

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw inbreng. Ik geef het woord aan de derde spreker, mevrouw Kröger. Zij zal namens de fractie van GroenLinks het woord voeren.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Voorzitter. We hebben een goed debat gehad over de contourennota. Ik ben ook echt blij dat deze staatssecretaris die stap zet. Ik denk dat het belangrijk is dat we de mijnbouw veel steviger inkaderen. Ik ben ook blij dat er een toezegging is gedaan om het hele onderwerp van de gasopslagen onder te brengen in de Mijnbouwwet. Mevrouw Beckerman gaf net ook een aantal voorbeelden. Dan kan er echt voor gezorgd worden dat de Mijnbouwwet ook alle toekomstige ontwikkelingen omhelst.

De volgende twee moties gaan eigenlijk vooral over de afbouw van fossiele winning.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet werkt aan een afbouwpad voor fossiele winning in lijn met het verdrag van Parijs;

overwegende dat op dit moment de plannen voor een CO2-vrij energiesysteem worden uitgewerkt en door het Expertteam Energiesysteem 2050 onder andere wordt geadviseerd dat het energiesysteem in 2040 CO2-vrij moet zijn;

verzoekt het kabinet om het afbouwpad voor fossiele winning uit zowel bestaande als nieuwe winning in lijn te brengen met de plannen voor een CO2-vrij energiesysteem,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kröger.

Zij krijgt nr. 221 (32849).

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik heb ook een motie over periodieke toetsing.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet werkt aan een aanpassing van de Mijnbouwwet waarin vergunningen niet meer voor onbepaalde tijd afgegeven worden;

overwegende dat om in lijn te blijven met het klimaatverdrag van Parijs fossiele winning zal moeten worden afgebouwd;

verzoekt de regering in de Mijnbouwwet vast te leggen dat vergunningen iedere aantal jaar getoetst worden op het noodzakelijke afbouwpad voor fossiele winning,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kröger.

Zij krijgt nr. 222 (32849).

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

U ook bedankt voor uw inbreng. Dan de heer Van Wijngaarden; hij zal namens de VVD het woord gaan voeren.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ook voor een duurzame economie mijnbouw naar duurzame aardmetalen nodig is;

overwegende dat het goed is voor onze strategische autonomie als we ook in Nederland duurzame mijnbouw hebben als deze metalen in de grond zitten;

overwegende dat recycling van duurzame aardmetalen daarbij van nog groter belang is, aangezien we liever aardmetalen hergebruiken dan opnieuw winnen;

verzoekt de regering mijnbouw van aardmetalen op te nemen in de verdere uitwerking van de aanpassing van de Mijnbouwwet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Wijngaarden.

Zij krijgt nr. 223 (32849).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat mijnbouw naar aardmetalen nodig zal blijven in een duurzame economie;

overwegende dat het voor onze strategische autonomie goed is als er ook mijnbouw naar deze aardmetalen is in Nederland, zeker als dat op de Noordzee kan;

verzoekt de regering onderzoek te doen naar mogelijkheden voor mijnbouw van duurzame aardmetalen in Nederland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Wijngaarden.

Zij krijgt nr. 224 (32849).

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Voorzitter. We hebben het veel gehad over het profijtbeginsel en het meedelen. Ik heb in eerdere debatten onder andere verwezen naar Duitsland. Je zag dat Kamerleden elkaar in het debat een beetje gingen aftroeven. Op een gegeven moment ging het over de Van Wijngaarden-norm, de Nijboer-norm, de Mulder-norm; wat komt er nog meer? Eigenlijk moeten we naar een Vijlbrief-norm. Waar het om gaat — dat is het idee erachter — is dat je kijkt hoe je de regio beter kunt laten meeprofiteren van de opbrengsten die in die regio gewonnen worden. Ik zeg daarover tegen de staatssecretaris: kijkt u daarbij alstublieft ook eens goed naar hoe ze dat in Duitsland doen. Kijk daarbij ook naar het idee om die middelen daar niet zomaar ongeclausuleerd naartoe te sluizen, maar die ook in te zetten voor het helpen van de regio om de verduurzaming, de energietransitie en de opgave die daar ligt te versnellen en te maken. Dan denk ik dat je twee hele mooie dingen met elkaar combineert. Op dat punt wilde ik graag nog wel een reactie van de staatssecretaris. Is dat ook zijn inzet? Zullen we dat ook nader uitgewerkt zien in de Mijnbouwwet?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. De heer Nijboer gaat namens de PvdA het woord voeren.

De heer Nijboer (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ik zou haast zeggen: na een doorwaakte nacht. Dat heeft deze week een andere connotatie gekregen dan ik bedoel, maar ik heb niet best geslapen. Maar we zijn er toch.

Voorzitter. We hebben best een aardig debat gevoerd. Op een paar punten vond ik de contourennota wel erg veel contour bevatten, maar de staatssecretaris heeft eigenlijk alles wat ik op dat gebied heb gevraagd toegezegd. De heer Van Wijngaarden sprak zojuist ook over het delen van opbrengsten. Ik dacht zelf in de richting van 25% van de opbrengst, maar de staatssecretaris gaat dat verder uitwerken. Ik heb zelf ook veel aandacht gevraagd voor het punt om de mijnbouwbedrijven uiteindelijk te laten opdraaien voor de schade. Dat geldt dus vooraf, maar ook achteraf en tot in lengte van jaren. Hoe regel je dat nou? Sla je dat om naar de sector? De staatssecretaris heeft toegezegd dat allemaal uit te werken. Ik kan een motie indienen om dat uit te werken. Die zou dan van deze staatssecretaris oordeel Kamer krijgen en dan zou ik weer een motie hebben, maar ik vond de toezegging voldoende.

Voorzitter. Ik heb nog twee punten. Ik heb een in het vorige debat aangehouden motie over de postcodes in Annerveenschekanaal en de waardevermeerderingsregeling in Zoutkamp en omstreken. De staatssecretaris vroeg toen om die motie even aan te houden. Toen heeft het Instituut Mijnbouwschade de dag of twee dagen daarna gezegd: doe dat nou. Dat was ook de portee van die motie. Ik vraag de staatssecretaris dus of hij daar al oordeel Kamer op kan geven. Als dat niet zo is, hoor ik dat ook graag.

Voorzitter. Het tweede punt is de oproep om met Veendam in gesprek te gaan. Ik heb begrepen dat dat nog niet is gebeurd. De staatssecretaris gaat dat wel doen. Ze hoeven van mij niet in een polonaise naar buiten te lopen, maar ik hoop wel dat ze met tevredenheid een uitgebreid gesprek kunnen hebben, want ze zijn daar wel erg onrustig.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw inbreng. Tot slot van de zijde van de Kamer de heer Boulakjar. Hij spreekt namens D66.

De heer Boulakjar (D66):

Dank u wel, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de mijnbouwactiviteiten van de toekomst zoals geothermie, opslag van waterstof en het mijnen van kritieke grondstoffen om andere specifieke expertise zullen vragen dan de huidige vormen van mijnbouw;

overwegende dat in de parlementaire enquête aardgaswinning Groningen wordt aangegeven dat voldoende kennis cruciaal is bij het veilig en duurzaam uitvoeren van mijnbouwactiviteiten;

overwegende dat een sterke kennispositie cruciaal is voor de positie van Nederland en Europa in toekomstige mijnbouwactiviteiten en bij de omslag naar duurzame bronnen van energie;

verzoekt de regering om in kaart te brengen welke kennis en opleidingen nodig zijn voor het veilig en duurzaam uitvoeren van toekomstige mijnbouwactiviteiten, en of deze in voldoende mate aanwezig is/zijn in Nederland en specifiek bij de toezichthouders;

verzoekt de regering om in nationaal en Europees verband in te zetten op kennisontwikkeling op het gebied van de mijnbouwactiviteiten van de toekomst,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Boulakjar.

Zij krijgt nr. 225 (32849).

De heer Boulakjar (D66):

Ik had nog een andere motie, eventueel "de Boulakjarnorm" geheten, maar die laat ik nu even schieten. Maar ik wil de staatssecretaris wel een signaal meegeven dat ik ook in het commissiedebat afgaf: ja, de omwonenden moeten zeker kunnen profiteren van de lusten, maar mijn oproep is om dit zo dicht mogelijk bij de omwonenden te doen. Ik ben ook heel benieuwd hoe de staatssecretaris dat gaat verwerken in zijn uiteindelijke nota.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Hartelijk dank. We zijn aan het einde van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. We gaan vijf minuten schorsen en dan geeft de staatssecretaris een oordeel over de tien ingediende moties en een aangehouden motie van de heer Nijboer.

De vergadering wordt van 10.32 uur tot 10.38 uur geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van het tweeminutendebat Contourennota aanpassing Mijnbouwwet. Ik geef het woord aan de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat.

Staatssecretaris Vijlbrief:

Voorzitter, dank u wel. Ook ik heb dit ervaren als een heel nuttig debat. Het is volgens mij ook een voorbeeld van hoe de regering en de gehele Kamer goed met elkaar kunnen samenwerken.

Ik ga de moties langs. De motie van mevrouw Mulder op stuk nr. 217 gaat over een overleg met de provincie en de gemeenten om te komen tot een concreet voorstel voor de verdeling van de lusten en lasten. Oordeel Kamer, wat mij betreft. Ik ga even kijken hoe snel dat allemaal kan. Er moet in ieder geval even gekeken worden, ook door experts, naar hoe je dit vormgeeft. Ik kom straks nog even op de vragen die naar aanleiding daarvan zijn gesteld, maar oordeel Kamer, want dit lijkt me een goed plan.

Limburg sleept al heel lang. Het is echt mijn intentie om daar nu zo spoedig mogelijk tot een regeling te komen. We werken toe naar een compromis. Dat is eigenlijk niet het goede woord. Het gaat om een samenvoeging van enerzijds het succesvolle model in Limburg, maar anderzijds moet het, zoals ik al eerder in het commissiedebat heb gezegd, opschaalbaar zijn naar meer gevallen; het zal gaan om meer gevallen. Volgens mij ga ik in mei een uitgebreid gesprek in Limburg voeren met zowel de commissaris van de Koning als degene die daar nu leiding geeft aan het huidige systeem. Dan zou dat moeten kunnen. Dus de motie van mevrouw Mulder op stuk nr. 218 krijgt oordeel Kamer. Ik vind het ook wel fijn dat hier nu een deadline in staat, want dit sleept volgens mij al vijf jaar of zoiets. Het is in ieder geval van ver voor mijn tijd. Dus oordeel Kamer.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik ben hier natuurlijk heel blij mee, zeker in het licht van luisteren naar de regio en kijken of je er samen uit kan komen. Als je dat gewoon zo dicht mogelijk bij de regio kan organiseren, wordt het ook gedragen. Ik denk dat dat goed is voor ons als overheden.

Staatssecretaris Vijlbrief:

Daar ben ik het van harte mee eens. Dat is ook precies het principe dat ik al langer probeer toe te passen in de hele discussie over Groningen. Daar komen we nog uitgebreid over te spreken.

De motie op stuk nr. 219 over het nee-tenzijprincipe ook voor Borgsweer leidend laten zijn. Op deze manier kan het niet. Ik kan mevrouw Beckerman wél toezeggen dat ik de maatschappelijke dialoog daarbij alvast organiseer, maar als ik het nee-tenzijprincipe echt leidend wil laten zijn, heb ik de nieuwe wet nodig en die heb ik nog niet. Daar zit een probleempje. Ik kan de geest van deze motie dus eigenlijk wél uitvoeren, maar ik kan niet het nee-tenzijprincipe al toepassen; daarvoor heb ik een wetswijziging nodig. Maar ik kan de geest van de motie dus wél uitvoeren. In deze vorm moet ik 'm dus ontraden, maar als ik deze uitleg eraan mag geven, dan kan ik 'm oordeel Kamer geven.

Mevrouw Beckerman (SP):

Die uitleg is natuurlijk prima. Feitelijk is er nog geen nieuwe wet, maar er wordt natuurlijk al wel in de geest van die nieuwe wet gewerkt. De staatssecretaris heeft in het debat ook een voorbeeld aangehaald van een zoutwinningsproject dat is gestopt. Ik denk dat het juist op zo'n plek waar ook een strafrechtelijk onderzoek loopt, heel goed is om ook op die manier te gaan werken.

Staatssecretaris Vijlbrief:

Met deze uitleg, dus dat ik niet kan toepassen wat hier staat maar dat ik de dialoog wél alvast kan organiseren, is het antwoord: oordeel Kamer.

Ook de motie-Beckerman op stuk nr. 220 kan oordeel Kamer krijgen. Dat zullen we ook zo doen.

De motie-Kröger op stuk nr. 221 gaat over een afbouwpad dat past in een CO2-vrij energiesysteem. Volgens mij hebben we dit ook zo besproken, dus dat ik zo naar het pad ga kijken. De motie krijgt oordeel Kamer. We hebben het in het debat zo besproken.

Datzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 222. Ook dat hebben we in het debat besproken. Die motie krijgt oordeel Kamer. Ik ben het ermee eens.

De motie-Van Wijngaarden op stuk nr. 223 over het zoeken naar aardmetalen: oordeel Kamer. Het lijkt mij goed om dat mee te nemen in de aanpassing van de Mijnbouwwet.

De motie op stuk nr. 224: ook oordeel Kamer. De motie verzoekt de regering onderzoek te doen naar de mogelijkheden waarover we het inderdaad al uitgebreid in het debat hadden. Kun je bijvoorbeeld ook in andere delen van het Koninkrijk goed kijken? Het antwoord is ja, dus oordeel Kamer.

Hetzelfde geldt voor de motie-Boulakjar op stuk nr. 225 over de kennisopbouw. Hij heeft groot gelijk dat dit een heel belangrijk punt is. Dit is overigens ook een belangrijk punt dat de voorzitter in een andere verschijningsvorm zal herkennen, namelijk uit het enquêterapport over Groningen, waarin heel veel nadruk wordt gelegd op betere kennisopbouw rond mijnbouw.

Dan had ik nog de aangehouden motie-Nijboer op stuk nr. 1132 (33529), maar de heer Nijboer is er even niet.

De voorzitter:

Jawel.

Staatssecretaris Vijlbrief:

Hij is er wel; hij komt weer terug. Het is net als eerder bij die motie, want ik zou hem willen vragen of hij 'm nog iets langer kan aanhouden. Hij moet hierbij even op mijn gezichtsuitdrukking letten, want ik ben hier dus erg positief over. Ik ga dit gewoon proberen te doen. Ik wil het alleen doen in het kader van het totaalpakket PEGA. Ik vind het slordig als ik nu zou zeggen dat ik dit alvast even doe, terwijl ik breder moet kijken naar die postcodegebieden wat betreft waar wel en waar niet. Ik probeer daar ook met de regio afspraken over te maken, zodat er als we de grenzen hebben aangepast, niet opnieuw een discussie over de grenzen ontstaat. De heer Nijboer had daar de vorige keer begrip voor, dus ik zou willen vragen of hij de motie nog even zou willen aanhouden tot het moment dat wij over de kabinetsreactie praten. Maar ik ben er erg positief over.

De heer Nijboer (PvdA):

Ik hoef de motie niet aan te houden, want ze is al aangehouden. De kabinetsreactie is in mei voorzien, toch?

Staatssecretaris Vijlbrief:

Ja, ja, ja. Op z'n laatst, op z'n laatst.

De heer Nijboer (PvdA):

Kan ik de motie bij dezen tot mei aanhouden of moet ik dan nog een keer ...? Dat vraag ik aan de voorzitter.

De voorzitter:

Ze blijft aangehouden.

De heer Nijboer (PvdA):

Jawel, maar soms vervalt een motie ook, dus daar moet ik goed aan denken. Maar goed, ik wil 'm dan graag rond mei in stemming brengen.

De voorzitter:

Mocht dat een probleem zijn, dan wordt ze verlengd. Dat heb ik even gecheckt.

Staatssecretaris Vijlbrief:

Dank aan de heer Nijboer.

Dan tenslotte de vragen van Van Wijngaarden en Boulakjar over normen voor de opbrengsten van de mijnbouw. Ik heb die eigenlijk allebei begrepen als al een beetje een invulling van de motie-Mulder/Van Wijngaarden op stuk nr. 217. Die ging daar ook over, dacht ik. Ja. Ik heb begrepen dat de heer Van Wijngaarden zegt: kijk heel goed naar het Duitse model. Dat zei hij in het commisiedebat en dat herhaalde hij hier nog een keer. De heer Boulakjar zei eigenlijk hetzelfde: kijk nou vooral hoe je het zo direct mogelijk bij de omwonenden terecht kunt laten komen. Het gaat hier eigenlijk om twee zaken. Het gaat ten eerste om de verdeelsleutel in termen van financiële verdeling. Ten tweede gaat het over de aanwending. Er zijn goede voorbeelden. Ik ben het even kwijt want ik was vannacht nog laat wakker, maar ik denk dat er in Friesland een voorbeeld is van een operator van een mijnbouwactiviteit die al opbrengsten terug investeert in de regio voor de energietransitie. Dat is typisch zoiets als waar de heer Van Wijngaarden aan dacht. Je kunt ook aan andere dingen denken die direct bedoeld zijn voor omwonenden, bijvoorbeeld sociale activiteiten et cetera. Ik zal dus twee dingen doen: ik zal de mogelijkheden om te verdelen en de aanwending ervan laten onderzoeken en ik zal daarover zo snel mogelijk aan de Kamer rapporteren.

Voorzitter, ik dacht dat ik daarmee alles heb gehad.

De voorzitter:

Ja, hartelijk dank. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de behandeling van dit tweeminutendebat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties gaan we stemmen op dinsdag 11 april. Ik schors voor een enkel ogenblik, totdat de woordvoerders van Justitie en Vreemdelingenzaken in de zaal zijn, evenals de staatssecretaris.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven