25 Wijziging Besluit kinderopvangtoeslag

Aan de orde is het tweeminutendebat Wijziging Besluit kinderopvangtoeslag (31322, nr. 445).

De voorzitter:

We gaan direct door met een tweeminutendebat dat ook weer over de kinderopvang gaat, maar net anders is. Het gaat over de wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag. Het debat voeren we weer met dezelfde bewindspersoon. Ik geef het woord aan de heer Kwint. Hij zal spreken namens de SP.

De heer Kwint (SP):

Dank u wel. We hebben hier een schriftelijk overleg over gehad. Waar het ons om gaat, is dat er op dit moment ouders zijn die, al dan niet tijdelijk, ernstig ziek zijn. Daardoor kunnen ze niet werken. Ze vallen vaak vanwege het tijdelijke karakter van hun ziekte niet onder de zogenaamde Wet langdurige zorg. Ze krijgen dan ook geen verruiming op hun recht op kinderopvangtoeslag. Dat is ingewikkeld, want je zit weliswaar de hele dag thuis, maar als je heel erg ziek bent, betekent dat niet automatisch dat je voor je kind kunt zorgen. Het gebeurt ongetwijfeld met de beste bedoelingen, maar je bent dan overgeleverd aan de willekeur van gemeenten of ze er wel of niet mee aan de slag gaan. Dat kan volgens ons beter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er gezinnen zijn waarin een of meerdere ouders (al dan niet tijdelijk) ernstig ziek zijn, zij daardoor (tijdelijk) niet kunnen werken en tevens niet onder de Wet langdurige zorg vallen;

tevens constaterende dat deze ouders daarom niet altijd recht hebben op kinderopvangtoeslag en worden doorverwezen naar de sociaal-medische indicatie-regeling van de gemeente waar zij wonen;

overwegende dat deze regeling verschilt per gemeente en niet altijd passend is voor gezinnen met een of beide ernstig zieke ouders, waardoor kinderopvang vaak niet te betalen maar wel noodzakelijk is;

verzoekt de regering het recht op kinderopvangtoeslag te verruimen naar ouders die niet kunnen werken vanwege een (al dan niet tijdelijke) ernstige ziekte,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kwint.

Zij krijgt nr. 456 (31322).

De heer Kwint (SP):

Dat was 'm alweer, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we naar de andere heer De Jong, voor alle kijkers die dit volgen. Deze is van D66.

De heer Romke de Jong (D66):

Voorzitter. We hebben twee De Jongs, maar achter in de zaal zit er nog een. Die is nog maar 3 jaar oud, maar hij mag vanavond even een avondje met heit mee.

De voorzitter:

Van harte welkom. Wat mooi! Wat leuk dat je er bent.

De heer Romke de Jong (D66):

Voorzitter, we zijn hier in vervolg op het schriftelijke overleg. We hebben het gehad over het ontwerpbesluit met betrekking tot de koppeling van gewerkte uren voor de ouders met een partner met een Wlz-1-indicatie of een gedetineerde partner. Dat was een hele mond vol, maar precies dit soort wijzigingen maakt het verschil voor veel mensen die nu nog benadeeld worden door overheidsbeleid. Het is geen geheim dat mijn partij het toeslagenstelsel het liefst ziet verdwijnen. Tot die tijd is het essentieel dat we zo veel mogelijk hardheden uit het verschrikkelijk complexe toeslagenstelsel halen. Mijn collega Van Weyenberg diende samen met de VVD een motie in om die hardheden te inventariseren en weg te werken, de zogenoemde quick fixes. Ik moet zeggen dat het me dan ook verbaast dat het kabinet in zijn schriftelijke reactie over de quick fixes vooral spreekt over de financiële consequenties en het budgettaire beeld. Het gaat er vooral om dat we een rechtvaardiger stelsel realiseren voor de Nederlandse burgers. Ik wil graag de bevestiging van de minister dat zij het met mij eens is dat het filteren van hardheden voor burgers zwaarder weegt dan het financiële plaatje.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Er was één vraag en één motie. Ik schors voor een enkel moment. Daarna kan de minister de gestelde vraag beantwoorden en de motie van een oordeel voorzien.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister.

Minister Van Gennip:

Dank u wel, voorzitter. Dank dat ik eventjes kon overleggen. Deze ambtenarenkamer is veel dichterbij dan die bij de commissiedebatten. Dat is een voordeel.

De heer Kwint. Nee, laat ik eerst even in het algemeen zeggen dat ik uit deze discussie opmaak dat de Kamer het ermee eens is dat we een belangrijke stap hebben gezet om het voor mensen met een Wlz-indicatie en met een partner in detentie mogelijk te maken dat ze recht hebben op kinderopvangtoeslag als ze werken. Ik denk wel echt dat dit een van de zaken is — de heer De Jong zei het al — waarmee je het verschil maakt voor individuele burgers. Dit is een van de redenen waarom we ons werk hier elke dag willen doen en waarom we het goed willen doen. Dit maakt echt uit voor de kinderen van die mensen en voor die mensen zelf.

Dan heb ik één motie van de heer Kwint en dadelijk nog een vraag van de heer De Jong. De groep ouders die een Wlz-indicatie heeft, is natuurlijk duidelijk aan te wijzen. Dat weet de heer Kwint ook. De groep ouders die vanwege een ernstige ziekte tijdelijk of langer niet voor hun kinderen kunnen zorgen maar geen Wlz-indicatie hebben, is vrij divers. Dan is maatwerk gepaster dan het generieke instrument van de kinderopvangtoeslag. Voor dat maatwerk hebben we de gemeentes. Die kunnen dat benodigde maatwerk leveren. Die kennen die gezinnen. Er is een onderzoek gedaan naar de werking van de SMI. De SMI wordt door de gemeentes uitgevoerd. Dat onderzoek uit 2020 heeft dat ook aangetoond. Daar kwam ook naar voren dat gemeentes de SMI vaker hebben ingebed in het bredere domein van jeugd en onderwijs. Gemeentes geven ook aan dat zij blij zijn met hoe ze die SMI kunnen uitvoeren en een afweging kunnen maken tussen de SMI en andere instrumenten, zodat ze voor de gezinnen die die problemen hebben, dat maatwerk kunnen leveren. Dat betekent dus ook dat de financiële tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang voor die situaties via de gemeente loopt. Daarmee moet ik uw motie op stuk nr. 456 ontraden.

De heer Kwint (SP):

Eén vraag. Dat onderzoek laat zien dat de gemeentes zelf heel tevreden zijn over de werking van de Sociaal Medische Indicatie. Maar ik heb nog nooit een onderzoek meegemaakt waarbij gemeentes een taak toegewezen hadden gekregen en niet zelf vonden dat ze tevreden waren over de uitvoering, tenzij er meer geld bij moest. Ik snap dat we het misschien nu niet eens kunnen worden, maar zou het een idee zijn dat we op termijn ook een keer aan de ontvangende kant gaan bekijken hoe dit bevalt? Want uiteindelijk maakt het mij niet zo heel veel uit of de gemeenten tevreden zijn, maar willen wij, zoals u net aan het begin ook zei, vooral dat die kwetsbare groepen geholpen worden. Ik bedoel dat we daar breder naar kijken dan alleen de tevredenheid van de gemeentes.

Minister Van Gennip:

Dat vind ik wel een goed idee, juist omdat ik vermoed dat de heer Kwint deze motie heeft ingediend omdat hij bepaalde signalen heeft. Ik zou benieuwd zijn naar die signalen. Dan kunnen we dat meenemen in het onderzoek en bekijken of het een breed of een smaller probleem is, of het komt doordat de ene gemeente het anders interpreteert dan de andere of omdat de regeling op de een of andere manier niet goed loopt. Maar dan kunnen we uw signalen meenemen en de evaluatie, die we dus twee jaar geleden hebben gedaan, gewoon herhalen, maar dan met een duidelijke focus op de ontvangende kant: de ouders met een ernstige ziekte die nu onder de SMI vallen.

Dan de vraag van de heer De Jong. Dat moest ik even opzoeken. De vraag gaat over de brief die door mijn collega van Toeslagen aan u is gestuurd. Die staat geagendeerd voor het commissiedebat Toeslagen dat u volgende week met de staatssecretaris hebt. We hebben natuurlijk in het coalitieakkoord oplossingen voor een aantal van die knelpunten opgenomen, bijvoorbeeld de KGU, die we geregeld hebben. We gaan ondertussen door met het verkennen van verbeteringen in het systeem. Maar u zegt eigenlijk: realiseer je je wel hoe belangrijk de toon is die wij hier met elkaar aanslaan? Dat hoorde ik u vooral zeggen: realiseer je je wel dat we ergens vandaan komen en niet voor niks hier bezig zijn met hardheden? We zijn in het algemeen — u hebt daar een aantal moties over aangenomen — aan het kijken wat we kunnen doen, of we anders naar burgers kunnen kijken, namelijk vanuit vertrouwen in plaats vanuit wantrouwen, en hoe we niet meer naar 1-0-situaties gaan, waarbij een fout van een burger onmiddellijk leidt tot een grote boete. Al dat soort zaken hebben ermee te maken dat die burger — en dat zijn u en ik ook — wanneer die aan een loket komt, het gevoel heeft dat die een gelijkwaardige partner is en echt een gesprek over zijn of haar situatie kan voeren. Dat is in ieder geval mijn interpretatie van wat u zojuist zei. Dat is volgens mij hoe we dat inderdaad moeten aanvliegen.

De voorzitter:

Dank u wel.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dan stemmen we volgende week dinsdag over de ingediende motie.

Naar boven