4 Opties voor rechtsherstel box 3

Aan de orde is het tweeminutendebat Opties voor rechtsherstel box 3 (CD d.d. 12/05).

De voorzitter:

Aan de orde is nu het tweeminutendebat Opties voor rechtsherstel box 3. Ik heet de staatssecretaris van Financiën van harte welkom, evenals de woordvoerders, de mensen op de publieke tribune en de mensen die het debat op een andere manier volgen.

Ik geef als eerste het woord aan de heer Alkaya van de SP.

De heer Alkaya (SP):

Voorzitter, dank u wel. We hebben een goed commissiedebat gehad. Ondertussen is er natuurlijk ook weer een uitspraak van de Hoge Raad geweest, waarover ik mondelinge vragen heb gesteld aan de staatssecretaris. Ik denk dus dat de argumenten over en weer goed zijn uitgewisseld. Daarom zal ik volstaan met het indienen van één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Hoge Raad in een uitzonderlijk arrest heeft aangegeven dat de grondrechten van mensen zijn geschonden;

van mening dat dit evengoed geldt voor degenen die bezwaar hebben gemaakt als voor degenen die dat niet hebben gedaan;

overwegende dat de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst in een openbaar gemaakte beslisnota aangeeft dat het beperken van rechtsherstel tot de bezwaarmakers mogelijk zal leiden tot een aanvullende hersteloperatie en daarmee tot een nog grotere werkdruk op de Belastingdienst;

verzoekt de regering bij het bieden van rechtsherstel inzake de box 3-heffing alle belastingplichtigen in gelijke situaties ook gelijk te behandelen en daarbij geen onderscheid te maken tussen bezwaarmakers en niet-bezwaarmakers,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Alkaya.

Zij krijgt nr. 110 (32140).

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Ephraim, Groep Van Haga. Maar er is eerst nog een vraag van de heer Van der Lee, GroenLinks.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Ik heb toch even een vraag over deze motie. In materiële zin heeft de Kamer al uitgesproken dat de kleine spaarders die geen bezwaar hebben gemaakt, moeten worden gecompenseerd. De staatssecretaris heeft ook aangegeven dat hij daarvoor vóór de zomer met opties zal komen. Maar in deze motie wordt gesproken over het woord "rechtsherstel", dat geïnterpreteerd moet worden alsof de Hoge Raad heeft uitgesproken dat er ook een juridische plicht is tot rechtsherstel. Zou het niet verstandig zijn om de motie aan te passen op het punt van dat woord "rechtsherstel"?

De heer Alkaya (SP):

Volgens mij klopt het niet helemaal wat Van der Lee zegt. De Hoge Raad heeft uitgesproken dat hij het kabinet niet kan dwingen tot het bieden van rechtsherstel. Ik vraag het kabinet juist om dat wel te doen, ook al heeft de Hoge Raad aangegeven dat hij niet in de positie is om het kabinet daartoe te dwingen. Ik geef dus een politiek oordeel. Ik wil een politieke uitspraak waarmee ik het kabinet oproep om het desondanks wel aan te bieden. Daarmee is het volgens mij alsnog rechtsherstel.

De voorzitter:

Tot slot de heer Van der Lee.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Het gebruik van die term suggereert dat er ook in formele zin sprake moet zijn van rechtsherstel. Dan heb ik nog een tweede vraag over de motie. Er wordt daarin geen onderscheid gemaakt tussen kleine en grote spaarders. Moet ik het nu zo begrijpen dat als de Kamer deze motie aanneemt, iedereen, ongeacht de omvang van het spaarbedrag dat in het geding was, gecompenseerd moet worden volgens de SP?

De heer Alkaya (SP):

In de motie vraag ik om geen onderscheid te maken tussen bezwaarmakers en niet-bezwaarmakers in gelijke situaties. Daarin staat dus inderdaad geen beperking met betrekking tot het spaargeld. Ook mensen die veel spaargeld hebben maar die het alleen maar op een spaarrekening hebben gezet en het bijvoorbeeld voor hun pensioen opzij hebben gezet, maar er geen rendement op hebben gemaakt, hebben te veel belasting betaald. Daar kunnen we iets van vinden vanwege de vermogensongelijkheid, en dat vind ik ook. Ik vind ook dat de vermogensongelijkheid structureel aangepakt dient te worden, maar niet door creatief en opportunistisch om te gaan met een situatie zoals die zich nu voordoet, waarin grondrechten van mensen zijn geschonden. Dus volgens mij is de motie op die manier juist geformuleerd. Als de staatssecretaris aangeeft dat het woord "rechtsherstel" hier een belemmering is, dan hoor ik dat graag. Volgens mij is dat precies wat ik bedoel, maar dat hoor ik dan graag van de staatssecretaris.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we naar de heer Ephraim, Groep Van Haga, als spreker.

De heer Ephraim (Groep Van Haga):

Dank u wel, voorzitter. Ik zet onmiddellijk de turbo aan.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Hoge Raad heeft geoordeeld dat spaarders die niet op tijd bezwaar hebben gemaakt geen compensatie hoeven te krijgen;

overwegende dat het juist hier spaarders betreft die niet de juridische en fiscale adviseurs kunnen betalen om een dergelijk bezwaar aan te tekenen;

verzoekt de regering om ook de spaarders die geen bezwaar hebben gemaakt te compenseren voor de wederrechtelijk geïnde belasting,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ephraim.

Zij krijgt nr. 111 (32140).

De heer Ephraim (Groep Van Haga):

De tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de wederrechtelijk geïnde belastingen als niet-deugdelijke dekking hebben gediend voor gedane uitgaven binnen de rijksbegroting;

verzoekt de regering om het compensatiebedrag dan ook binnen de begroting aan de uitgavenkant te zoeken teneinde de belastingbetaler niet alsnog voor de fout van de Belastingdienst te laten opdraaien,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ephraim.

Zij krijgt nr. 112 (32140).

De heer Ephraim (Groep Van Haga):

De derde motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om de uitvoerbaarheid, met name op het gebied van ICT en fte's, te allen tijde voorop te stellen bij het doen van een voorstel om te komen tot een nieuwe vorm van belastingheffing in box 3,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ephraim.

Zij krijgt nr. 113 (32140).

De heer Ephraim (Groep Van Haga):

Een korte toelichting op de derde motie. Het gaat me er niet ideologisch om of het nou veel belasting is of weinig. Het gaat me puur om de praktische uitvoerbaarheid, dat we de Belastingdienst niet nog meer eigenlijk overvragen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Van der Lee, GroenLinks.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Dank, voorzitter. We hebben de afgelopen weken inderdaad al meerdere keren gesproken over dit onderwerp. Ik had al eerder aangegeven dat, mocht het noodzakelijk worden en politiek wenselijk zijn — de Kamer heeft dat ook uitgesproken — om ook niet-bezwaarmakers, kleine spaarders, tegemoet te komen, het goed is om te kijken in hoeverre dat op een bepaalde manier kan worden ingekaderd. Die mogelijkheid is ontstaan door de tweede uitspraak van de Hoge Raad, waardoor er geen automatische plicht is tot rechtsherstel voor alle spaarders. Indachtig de enorme vermogensongelijkheid en het feit dat mensen met hele grote spaarvermogens vaak ook nog allerlei andere vermogensbestanddelen hebben, vindt mijn fractie het wenselijk dat er een inkadering plaatsvindt. Ik heb al vaker een aantal opties genoemd. De staatssecretaris heeft toegezegd voor de zomer met een brief te komen waarin een aantal acties worden uitgewerkt, zodat wij daar als Kamer nog even over kunnen spreken. In de augustusbesluitvorming gaat het kabinet een conclusie trekken en die beleggen in een wetsvoorstel. In dat wetsvoorstel kunnen we dan als Kamer bepalen welke compensatie we rechtvaardig vinden. Daarmee geef ik ook al aan dat de motie van de SP in dit stadium geen steun zal krijgen van mijn fractie.

Daarnaast speelt de dekking van de additionele kosten. Voor mijn partij, net als voor de Partij van de Arbeid, heb ik van het begin af aan benadrukt dat de financiering van de compensatie, inclusief het formele rechtsherstel voor de bezwaarmakers, moet komen uit het vermogensdomein. De heer Nijboer zal daar weer een motie over indienen. Dat staat voor ons voorop. Ook vinden we dat die dekking volledig zou moeten worden gevonden in de periode van dit kabinet en niet heel ver naar de toekomst moet worden geschoven. Dat wil ik de staatssecretaris ook meegeven. We komen daar vast op terug na de besluitvorming in augustus, met Prinsjesdag, bij het Belastingplan en bij de specifieke wet, maar ik wou het toch even gemarkeerd hebben.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is een vraag van de heer Alkaya, SP.

De heer Alkaya (SP):

Ik vind het punt van de dekking ook belangrijk. Eerder is een motie van mij aangenomen. In de Voorjaarsnota heeft het kabinet aangegeven dat ze voldoen aan die motie en dat die dekking inderdaad wordt gevonden bij vermogen en winst, dus dat de lasten op arbeid en op consumptie niet omhooggaan. Bedoelt de heer Van der Lee iets anders dan wat het kabinet nu al doet? Of wil hij een bevestiging van wat in de Voorjaarsnota staat?

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Nee. Er staat namelijk in de teksten van het kabinet ook "in beginsel". Waarom staat er "in beginsel"? Als de kosten van die compensatie heel erg hoog worden, dan wordt het een uitdaging om die binnen de vermogenssfeer te dekken. Dat geeft het kabinet aan. Dat is ook een van de redenen waarom ik moeite heb met uw motie, ook op dit moment in dit proces. Want als we heel veel miljarden gaan weggeven ter compensatie, als we dat weer gaan teruggeven, ook aan mensen die dat absoluut niet nodig hebben, die ontzettend veel geld hebben en die die belasting de afgelopen jaren allang zonder problemen hebben afgedragen, dan moet daar weer veel meer dekking tegenover staan. En dan is de term "in beginsel" iets waar ik mij zorgen over maak, niet alleen omdat het dan bij andere terreinen vandaan moet komen, maar ook omdat het dan heel lang gaat duren voordat die dekking helemaal is opgebracht.

De voorzitter:

De heer Alkaya, tot slot.

De heer Alkaya (SP):

Tot slot, voorzitter. Ik snap dat dilemma en ik snap dat het voor het kabinet dan wellicht een grotere uitdaging wordt, maar wij hebben samen met GroenLinks en de PvdA een initiatiefwet over de vermogensbelasting ingediend, die dat bedrag in een paar jaar ruimschoots ophaalt. In onze verkiezingsprogramma's doen we allerlei voorstellen waaruit blijkt dat je het prima kunt dekken en dat je daarmee de vermogensongelijkheid structureel kunt verkleinen in de vermogenssfeer. Dan hoeven de lasten op arbeid en consumptie helemaal niet omhoog. Ik maak me daar eerlijk gezegd helemaal geen zorgen over. Er zijn opties genoeg.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Nee, u gaat het geld twee keer uitgeven. Die aanscherping in box 2 en box 3 hadden we nodig om de lasten op arbeid te verlagen, niet om compensatie te geven aan mensen die in het verleden mogelijk te veel belasting hebben betaald, en zeker niet aan de groep die dat niet nodig heeft. Als je dit daaraan uitgeeft, kun je het niet tegelijkertijd inzetten voor het verlagen van de lasten op arbeid. Daar moet u zich ook rekenschap van geven.

De heer Ephraim (Groep Van Haga):

Begrijp ik het goed dat de heer Van der Lee zegt: de Staat heeft wederrechtelijk belasting geïnd op het vermogen van burgers en nu moeten diezelfde burgers, misschien in een iets andere samenstelling, gewoon bloeden voor de fouten van de Belastingdienst, die nota bene door de Hoge Raad wordt teruggefloten? Het is werkelijk alsof mijn portefeuille wordt gerold, ik hem met excuses terugkrijg, maar mijn polshorloge vervolgens is verdwenen. Hoe kan hij dit met droge ogen beweren?

De heer Van der Lee (GroenLinks):

De heer Ephraim doet de Hoge Raad echt geweld aan. De Hoge Raad constateert dat het geen juridische plicht is om mensen die geen bezwaar hebben gemaakt, te compenseren. Tegelijkertijd vind ik dat onrechtvaardig, want het is niet verstandig om alleen de mensen die bezwaar maken, voortdurend te bedienen. Daarom heb ik ook de motie van de heer Eppink gesteund waarin staat dat ook voor kleine spaarders in dat geval een compensatie op haar plaats is. Maar dat wil niet zeggen dat het in formele zin wederrechtelijk is. Dat heeft de Hoge Raad namelijk geconcludeerd. U moet in dat opzicht recht doen aan het arrest van de Hoge Raad.

De voorzitter:

Tot slot de heer Ephraim.

De heer Ephraim (Groep Van Haga):

De Hoge Raad heeft besloten dat het voor mensen die bezwaar hebben gemaakt, wel degelijk wederrechtelijk is. Ik heb het niet over de mensen die geen bezwaar hebben gemaakt; dat is een ander verhaal. Ik ben zeer benieuwd hoe "kleine spaarders" wordt gedefinieerd. Als een ondernemer zijn bedrijf heeft verkocht voor 1 miljoen, geen tweedepijlerpensioen heeft en van de opbrengsten van zijn vermogen moet leven, dan voorspel ik u dat die behoorlijk snel aan de bedelstaf raakt. Maar dat vindt u kennelijk rechtvaardig? Iedereen met een paar euro op de bank moet die maar delen?

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Nou, aan de bedelstaf ... Deze belasting is al betaald door mensen. Als u gelijk zou hebben, zouden die mensen al aan de bedelstaf geraakt zijn. Voor de mensen die zo'n groot kapitaal hebben als u zegt, gaat het, als je kijkt naar de beperkte omvang van de vermogensbelasting die überhaupt geïnd is, echt niet dit soort dramatische effecten hebben. Dan is het heel verstandig om ergens een grens te trekken. Een kleine spaarder is toch wat anders dan iemand die een vermogen van 1 miljoen heeft.

De heer Idsinga (VVD):

Ik sla even aan op de term "kleine spaarder". De heer Van der Lee had het eerder over de inkadering van wat die mensen terug zouden moeten krijgen. Hoe definieert u precies een "kleine spaarder"? Want ik kan me voorstellen dat mensen, gelet op hun verschillende omstandigheden, heel anders in het mandje zouden kunnen vallen. Iemand van 60 die twee ton op de bank heeft en daar nog jarenlang van moet leven, zonder aanvullend pensioen, is een heel ander verhaal dan iemand met diezelfde twee ton op de bank, die daarnaast nog een riant pensioen heeft en die misschien ook nog wel andere middelen tot zijn beschikking heeft.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Ik kan de vraag ook gewoon terugstellen aan de VVD. De VVD heeft de motie namelijk ook gesteund. We hebben allemaal gezegd: kleine spaarders. Onze opvattingen over wat een kleine spaarder precies is, verschillen. Ik ben bereid om daar een open discussie over aan te gaan. Daarom ben ik ook benieuwd naar de opties van de staatssecretaris. Ik heb aangegeven dat je kunt denken aan een absoluut bedrag, maar dat je ook kunt kijken naar een soort beperking in de vermogensmix ten opzichte van andere bestanddelen. Als je een minimaal spaardeel hebt gehad, dan heb je er wel recht op, maar als je andere vermogensbestanddelen vrij groot zijn, heb je er misschien minder recht op. Je zou ook nog kunnen kijken wat de bezwaarmakers gemiddeld genomen terugkrijgen. Dat zou je ook als uitgangspunt kunnen nemen. Er zijn heel veel varianten denkbaar en daar moeten we een discussie met elkaar over voeren, maar iedereen weet dat er ergens een grens te trekken is tussen een kleine en een grote spaarder.

De voorzitter:

De heer Idsinga, tot slot.

De heer Idsinga (VVD):

Als ik het goed begrijp, bent u het dus met mij eens dat dat beeld dus genuanceerder ligt dan puur kijken naar de hoogte van het spaargeldbedrag?

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Nee, ik ben het met u eens dat dat een van de opties is waar we naar kunnen kijken. Maar u pleit impliciet voor het andere uiterste, voor maatwerk voor iedereen persoonlijk. Dat lijkt mij uitvoeringstechnisch onmogelijk. Dat lijkt mij ook in strijd met de plannen die er al liggen, waarin forfaitaire elementen zitten. Die sluiten al per definitie maatwerk uit. We kunnen dus ook niet iedereen op maat bedienen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van der Lee. Dan gaan we naar de heer Grinwis, ChristenUnie.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter. Het ging zojuist al over de Hoge Raad en de wet. Maar aan die wet ging een wetswijziging vooraf. Dat was best wel een sneaky wetswijziging, zou je kunnen zeggen. Die was onderdeel van het Belastingplan 2016, dat in het najaar van 2015 werd besproken. Toenmalig senator Van Rij hield toen zijn maidenspeech en sprak de befaamde woorden "Willy Wortel Wiebes". In dat Belastingplan zat ook een kleine wijziging, namelijk dat bij massaalbezwaarprocedures voortaan niet gelijk meer de doorwerking zou zitten naar gelijke gevallen. Daar heeft destijds niemand over gesproken, niet in de Tweede Kamer en ook niet in de Eerste Kamer, maar het is toen wel gebeurd. Daarom heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat tot 1 januari 2016 een rechterlijke uitspraak binnen een massaalbezwaarprocedure ook uitwerking had naar gelijke gevallen waarbij geen bezwaar was ingediend;

overwegende dat met het vervallen van deze uitwerking naar gelijke gevallen burgers altijd zelf bezwaar dienen te maken tegen een aanslag en niet langer automatisch kunnen "meeliften" op een massaalbezwaarprocedure;

overwegende dat deze wetswijziging mogelijk nadelige gevolgen heeft gehad voor burgers die goed van vertrouwen zijn, minder mondig zijn en/of niet goed op de hoogte zijn van de juridische procedures;

verzoekt de regering de gevolgen van deze wetswijziging, waarbij de automatische doorwerking van de massaalbezwaarprocedure naar gelijke gevallen verdween, en het functioneren van de massaalbezwaarprocedure te onderzoeken, mogelijkheden tot verbetering te bezien, en de Kamer over de uitkomsten te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis, Inge van Dijk, Idsinga en Romke de Jong.

Zij krijgt nr. 114 (32140).

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Dan heb ik nog een tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet bij de vormgeving van het nieuwe stelsel voor box 3 uitgaat van een vermogensaanwasbelasting;

overwegende dat bij een vermogensaanwasbelasting niet alleen belasting wordt geheven over de reguliere inkomsten, maar ook over de ongerealiseerde waardeontwikkeling van vermogensbestanddelen;

overwegende dat belastingheffing over de ongerealiseerde waardeontwikkeling kan leiden tot situaties waarin burgers niet over voldoende liquide middelen beschikken om de aanslag over de ongerealiseerde waardeontwikkeling te voldoen, bijvoorbeeld omdat de waardeontwikkeling van onroerend goed niet te gelde kan worden gemaakt;

verzoekt de regering bij de uitwerking van de vermogensaanwasbelasting in kaart te brengen welke opties er zijn om dergelijke liquiditeitsproblemen te voorkomen, bijvoorbeeld door betalingsregelingen of de mogelijkheid tot verrekening over de jaren;

verzoekt de regering voorts hierbij enerzijds oog te houden voor de uitvoerbaarheid, zowel aan de kant van de burger alsook voor de Belastingdienst, en anderzijds het risico op blokkeringseffecten te beperken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis, Idsinga en Inge van Dijk.

Zij krijgt nr. 115 (32140).

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Inge van Dijk, CDA. O, er is nog een vraag van de heer Alkaya.

De heer Alkaya (SP):

Een korte vraag over de eerste motie, over het verschil tussen bezwaarmakers en niet-bezwaarmakers. Wat betekent dat voor de opvatting van de ChristenUnie over de huidige situatie met box 3?

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ik heb net wel genoten van de discussie op links tussen de collega's Alkaya en Van der Lee. Ik denk namelijk dat die precies de spanning blootlegde. Enerzijds hebben we allemaal een gevoel van: oei, de Hoge Raad heeft rechtgesproken. Anderzijds strijdt het hier of daar toch een beetje met ons rechtvaardigheidsgevoel, omdat gelijke gevallen niet op voorhand helemaal gelijk worden behandeld. Tegelijkertijd is het geen gratis bier wat we hier allemaal bespreken. Het gaat om grote bedragen en grote consequenties. Dus ik ga nu geen harde uitspraak doen van: dit of dat moet er gebeuren. Feit is dat dit op basis van de huidige wet zo is. Alleen, ik ben in de wetsgeschiedenis gedoken en constateer dat er jarenlang wél een automatische doorwerking was, maar nu al een jaar of zesenhalf niet meer. Dat is voor mij reden om die wetswijziging van 2016 nog eens tegen het licht te houden. Laten we daar eens goed naar kijken. Laten we ook eens kijken naar het functioneren van de massaalbezwaarprocedure en kijken of er misschien reden is om die te verbeteren. Dat betekent niet dat ik op dit moment een uitspraak ga doen over de afgelopen jaren in de zin van: dat betekent dat en dat en dat. Laten we dat eerst goed bezien.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we naar mevrouw Inge van Dijk, CDA.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Wie had een paar maanden geleden verwacht dat de staatssecretaris van Financiën een van de beeldbepalende gezichten van het kabinet zou worden? De uitdagingen die op zijn bordje liggen, zijn ook niet gemakkelijk. Laten we daar ook eerlijk in zijn: systemen die te vergelijken zijn met een bord slappe spaghetti, een uitvoeringsorganisatie die maximaal onder druk staat, een fiscaal stelsel dat op onderdelen aan herziening toe is en box 3.

Ik zit nu ruim een jaar in de Kamer, en ik moet zeggen dat ik zelden zo veel mails in mijn mailbox heb gehad als over box 3. Ik wil er eentje voorlezen: "Beste mevrouw Van Dijk, ik behoor tot de spaarders die geen bezwaar hebben gemaakt. Ik heb met mijn vrouw geld gespaard voor als we gepensioneerd zijn en voor eventuele slechte tijden. Wat overblijft als wij er niet meer zijn, is voor de kinderen. Zo is ons dat geleerd door onze ouders en zo geldt dat voor heel veel mensen. Belasting betalen over fictief rendement is ons altijd een doorn in het oog geweest. Je wordt gestraft voor wat geld achter de hand hebben. Het heeft altijd het gevoel van onrecht en de graaiende overheid gehad. Nu heeft de Hoge Raad bepaald dat dit onrechtmatig was. Het kan toch niet zo zijn dat alleen recht wordt gedaan aan degenen die bezwaar maken? Ik hoop niet dat we naar een maatschappij gaan waar je bij voorbaat altijd maar bezwaar moet indienen. Met hartelijke groet".

Voorzitter. Omdat mensen echt behoefte hebben aan duidelijkheid, dien ik een motie in om de afspraken die de staatssecretaris ons vorige week heeft voorgesteld, te bevestigen. Ik hoop daarnaast in het voorstel een antwoord te krijgen op de vraag of rechtmatig ook rechtvaardig is.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet in kaart brengt of en welke scenario's mogelijk zijn om niet-bezwaarmakers rechtsherstel te bieden;

constaterende dat hierbij wordt gekeken naar budgettaire, uitvoeringstechnische en juridische gevolgen die hierbij komen kijken;

overwegende dat inwoners met box 3-vermogen die geen bezwaar hebben gemaakt tegen hun aanslag inkomstenbelasting 2017-2020 behoefte hebben aan duidelijkheid over hun situatie;

verzoekt de regering op korte termijn met een uitwerking te komen van de verschillende scenario's en daarbij nadrukkelijk aandacht te schenken aan de scenario's waarin onderscheid wordt gemaakt tussen grote en kleine spaarders en daarbij ook duidelijk de budgettaire consequenties in kaart te brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Inge van Dijk, Grinwis, Idsinga en Romke de Jong.

Zij krijgt nr. 116 (32140).

Dank u wel. Dan gaan we naar de heer Idsinga van de VVD.

De heer Idsinga (VVD):

Dank u wel, voorzitter. We hebben een goed debat gevoerd. We hebben daarvoor zelfs meerdere sessies uitgetrokken. We hebben gesproken over het verleden, het heden en de toekomst van box 3, ook wel de spaartaks genoemd. Over dat verleden heeft mevrouw Van Dijk net een motie ingediend, die ik mede heb ondertekend. Mijn bijdrage ziet eigenlijk op de toekomst. Misschien vindt de staatssecretaris mij nu een beetje een box 3-drammer, want we hebben het er al eens uitgebreid over gehad, maar ik ben gewoon heel blij met het feit dat we toewerken naar een box 3, een spaartaks, op basis van het echte rendement dat daadwerkelijk genoten is en geen fictief neprendement. Alleen, je moet daar wel een systeem voor verzinnen. Er zijn verschillende opties, en geen van die opties is helemaal perfect. Dat snap ik ook. Dat snapt iedereen. Het kabinet heeft nu voorgesorteerd op een optie die mogelijkerwijs wel wat scherpe randjes heeft. Dat geldt overigens ook voor alle andere opties, maar ik vind wel — we gaan hier eind juni verder over spreken met elkaar — dat we ook oog moeten hebben voor die scherpe randjes. Die scherpe randjes bevinden zich met name in de hoek van mensen die papieren winst maken en misschien niet de liquiditeit hebben om de belasting te kunnen betalen. Dat zijn mogelijkerwijs problemen voor mensen die in het systeem worden ingebakken. Ik vind dat we in de eerste plaats moeten kijken wat dat systeem betekent voor de mensen, in plaats van dat we vanuit het systeem zelf redeneren. Ik vraag graag nog een keer aan de staatssecretaris om bij het bedenken en uitwerken van die contouren naar de toekomst toe deze aspecten alvast uitgebreid te adresseren.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we naar de heer Nijboer van de PvdA.

De heer Nijboer (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ik denk dat veel collega's en de staatssecretaris ook met een dilemma zitten. Er zijn eigenlijk twee heldere uitspraken van de Hoge Raad. De ene zegt: wie bezwaar heeft gemaakt, moet gecompenseerd worden. De andere zegt: de anderen, die geen bezwaar maakten, hoeven niet gecompenseerd te worden. Maar dat is onrechtvaardig als ze in precies dezelfde situatie zitten. Tegelijkertijd zou het vele miljarden kosten om dat volledig te doen en zouden die miljarden voor een heel groot deel terechtkomen bij de écht enorm rijken in Nederland, die vele miljoenen op de bank hebben. Dan is het de vraag of ze niet ook nog ander inkomen hebben gehad en of het nou redelijk is om daar heel veel miljarden belastinggeld, die toch ergens vandaan moeten komen, voor uit te trekken.

Hoe het ook zij, voorzitter, welke variant ook wordt gekozen, de PvdA en GroenLinks zijn er voorstander van dat er dekking komt, ook bij de meest vermogenden. We vinden sowieso dat de vermogensongelijkheid moet worden verkleind. Dit is ook wel een aanleiding om dat ook daar te halen. Daarvoor heb ik een motie, want de brief van de staatssecretaris en de Voorjaarsnota laten daar inderdaad nog ruimte, en die willen wij graag dichten.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat door de uitspraak van de Hoge Raad spaarders worden gecompenseerd en dit hoe dan ook miljarden gaat kosten;

verzoekt het kabinet dekking louter binnen het vermogensdomein te vinden, namelijk in de boxen 2 en 3,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Nijboer en Van der Lee.

Zij krijgt nr. 117 (32140).

De heer Nijboer (PvdA):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we naar de heer Romke de Jong van D66.

De heer Romke de Jong (D66):

Voorzitter, dank u wel. Zoals ook al gememoreerd is voor ons het grootste zorgpunt hoe we nou naar daadwerkelijk rendement gaan in 2025. Daar zijn goede afspraken over gemaakt. Toch heeft mijn partij daarvoor nog een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat al tien jaar over een belastingheffing over daadwerkelijk rendement in box 3 wordt gesproken;

overwegende dat uitvoerbaarheidsaspecten de belemmerende factor zijn geweest om nog niet over te gaan op dit stelsel in box 3;

constaterende dat het haalbaar wordt geacht voor de uitvoering om over te gaan op een stelsel van daadwerkelijk rendement in 2025;

overwegende dat gezien de uitvoeringsdruk als gevolg van het kerstarrest een strakke planning noodzakelijk is;

verzoekt de regering een heldere en gedetailleerde planning te maken hoe te komen tot een stelsel van daadwerkelijk rendement in 2025, en dit nog voor de zomer te delen met de Tweede Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Romke de Jong, Inge van Dijk, Grinwis en Idsinga.

Zij krijgt nr. 118 (32140).

De heer Romke de Jong (D66):

Voorzitter. Dan nog één korte vraag aan de staatssecretaris. Ik was benieuwd of het ibo over vermogensongelijkheid nog voor de zomer naar de Kamer komt.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de termijn van de kant van de Kamer. De staatssecretaris heeft aangegeven ongeveer zeven minuten nodig te hebben om zich voor te bereiden.

De vergadering wordt van 10.42 uur tot 10.50 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de staatssecretaris. Ik wil aan de staatssecretaris vragen om, gezien de tijd, kort en bondig te zijn. We hebben veel tweeminutendebatten vandaag. Ik wil aan de leden vragen om alleen maar één vraag te stellen als er echt een vraag is over een motie. Er komt in ieder geval nog een debat over dit onderwerp. Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Rij:

Voorzitter, ik zal mijn best doen om kort en bondig te zijn. Ik begin dan maar meteen met de motie op stuk nr. 110. Dat is de motie die is ingediend door de heer Alkaya. Ik heb al toegezegd — verschillende sprekers hebben daaraan gerefereerd — dat we met een brief zullen komen met de verschillende opties en scenario's, niet alleen naar aanleiding van het kerstarrest van 24 december, maar ook van het arrest van 20 mei. Ik wil dan ook voorstellen om deze motie aan te houden totdat die brief er is en we daar een debat over kunnen voeren.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de heer Alkaya om te zien of hij bereid is om de motie op stuk nr. 110 aan te houden.

De heer Alkaya (SP):

Ja, voorzitter. Alleen, de staatssecretaris heeft ook aangegeven dat de augustusbesluitvorming belangrijk is. Ik neem dan dus aan dat die brief nog voor het zomerreces komt.

Staatssecretaris Van Rij:

Ja. De Kamer krijgt die brief voor het zomerreces.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Alkaya stel ik voor zijn motie (32140, nr. 110) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Van Rij:

Dan de motie op stuk nr. 111 van de heer Ephraim. Daarvoor geldt precies hetzelfde: ook aanhouden, met dezelfde argumentatie.

De voorzitter:

De heer Ephraim is naar een ander debat; dat heeft hij mij laten weten. Als de heer Ephraim de motie niet aanhoudt, wat is dan uw appreciatie?

Staatssecretaris Van Rij:

Ontraden, op dit moment.

De motie op stuk nr. 112 van de heer Ephraim: ontraden. Want daarin stelt hij iets voor wat we niet gaan doen als kabinet, namelijk dat we aan de uitgavenkant een oplossing gaan vinden voor een dekking aan de lastenkant. Die ontraad ik dus.

Dan de motie op stuk nr. 113. Die loopt eigenlijk vooruit op een discussie die we in deze Kamer gaan hebben over het nieuwe stelsel, de contourennota. Daarin legt hij met name de nadruk op de ICT. Dat is een belangrijk punt over de uitvoerbaarheid. Er komt ook een technische briefing voor de Kamer hierover. Ik zou dus willen voorstellen om deze aan te houden.

De voorzitter:

En als de heer Ephraïm dat niet doet, wat is dan uw appreciatie?

Staatssecretaris Van Rij:

Dan ontraad ik die, want het is nog te vroeg.

De voorzitter:

Dank u wel.

Staatssecretaris Van Rij:

De motie op stuk nr. 114 is de motie van de heer Grinwis. Die zou ik oordeel Kamer willen geven.

Dan de motie op stuk nr. 115. Die loopt eigenlijk ook vooruit op de discussie die we gaan krijgen over het nieuwe stelsel, waar een technische briefing én een apart commissiedebat over komen. Ik beschouw het dus even als een schot voor de boeg. Ik zou dus willen zeggen: aanhouden totdat we die discussie hebben gehad. We gaan daar dan ook uiteraard serieus op in.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de heer Grinwis om te zien of hij bereid is om de motie op stuk nr. 115 aan te houden.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Daar ben ik zeker toe bereid. Bij dezen geef ik dat inderdaad door. Ik doe wel een oproep aan de staatssecretaris. Deze zorg is tijdens het commissiedebat dat we al hebben gehad, uitgebreid ingebracht door zowel collega Idsinga als door mij. Collega Idsinga deed dat zojuist ook nog. Kan dit bij de uitwerking van de contourennota echt nadrukkelijk meegenomen worden, zodat deze zorg wel echt wordt geadresseerd en niet ergens blijft liggen?

Staatssecretaris Van Rij:

We hebben het ook heel expliciet genoemd in de contourennota. Die zorg is heel terecht. We gaan dat uiteraard ook uitwerken. Wat mij betreft doen we dat dan even in de juiste volgorde. Maar ik begrijp het heel goed.

De voorzitter:

Dank u wel.

Op verzoek van de heer Grinwis stel ik voor zijn motie (32140, nr. 115) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Van Rij:

De motie op stuk nr. 116 krijgt oordeel Kamer. Dat is in wezen ook precies zoals ik het al eerder heb toegezegd. Dat is de motie van mevrouw Van Dijk.

En dan de motie op stuk nr. 117. Daar wil ik heel kort iets over zeggen, als het mag. Want het is nu te vroeg om die stellige uitspraak te doen, omdat wij met de verschillende scenario's komen. Ik kijk naar de heer Nijboer. Ik heb overigens ook heel goed gehoord wat de heer Van der Lee daarover zei. Alles wat de heer Van der Lee daarover zei, qua afwegingen en dilemma's, kan ik helemaal onderschrijven. Maar laat ik het zo zeggen: hoe hoger het bedrag zou worden, hoe ingewikkelder het wordt om datgene te doen wat in die motie staat. Daar wil ik het even bij laten. Dus ik zou willen voorstellen: aanhouden totdat we de scenario's hebben, en uiteraard de discussie over de brief.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de heer Nijboer: is hij bereid om de motie op stuk nr. 117 aan te houden?

De heer Nijboer (PvdA):

Wat de ellende is, is dat in de Voorjaarsnota wat het eerste deel betreft al staat dat we deze mensen gaan compenseren. Daar is een bedrag mee gemoeid. Er staat dat we het in beginsel conform deze motie gaan uitvoeren. Ik wil eigenlijk dat dat helemaal gebeurt. Dit is wel het moment daarvoor. We hebben volgende week of de week daarop de Voorjaarsnota. Ik wil dat wel graag vastgelegd hebben voordat we de begroting krijgen. Dus vandaar dat ik niet zo aanhouderig ben.

Staatssecretaris Van Rij:

Dan ontraad ik de motie op dit moment, hoewel ik de strekking ervan goed begrijp.

De voorzitter:

Ja, helder. We gaan naar de motie op stuk nr. 118.

Staatssecretaris Van Rij:

Bij de motie op stuk nr. 118 ging het eerst nog even om de vraag van de heer De Jong over de vermogensongelijkheid. Volgens de allerlaatste informatie zou het rapport nog voor de zomer opgeleverd moeten worden. Ik kan hier niet toezeggen of er dan al meteen een appreciatie van het kabinet bij ligt. Wij zijn natuurlijk toch afhankelijk van het tempo dat de commissie-Van der Geest maakt, de commissie van Laura van der Geest. Dus het rapport is er waarschijnlijk wel op tijd, maar over de appreciatie van het kabinet ben ik nog voorzichtig; dat zal na de zomer zijn.

De voorzitter:

Misschien kunt u ook gelijk een appreciatie geven van de motie van de heer De Jong? Dan geef ik de heer De Jong het woord.

Staatssecretaris Van Rij:

Ten aanzien van de motie op stuk nr. 118 van de heer De Jong zou ik de toezegging willen doen dat wij, vooruitlopend op het debat over de contourennota, met een aangescherpte planning komen in een aparte brief. Ik zou willen voorstellen om de motie aan te houden. Ik vraag me namelijk af of de motie voor de heer De Jong nog nodig is. Dat is afhankelijk van de inhoud van die brief.

De voorzitter:

Ik vraag eerst aan de heer De Jong of hij bereid is om zijn motie op stuk nr. 118 aan te houden.

De heer Romke de Jong (D66):

Ik zie het wel echt als steun voor wat de staatssecretaris aangeeft, namelijk dat die aangepaste planning er wel komt. Bij zo'n grote wijziging van de belasting is het wel ongelofelijk belangrijk om dat te weten, ook voor de Kamer. Dit is het moment om dit mee te geven aan het kabinet. Ik zou de motie daarom toch graag willen indienen.

Dan ga ik maar in een keer door naar aanleiding van de vraag.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, vraag ik de staatssecretaris wat dan zijn appreciatie is van de motie op stuk nr. 118.

Staatssecretaris Van Rij:

Ik heb dat eigenlijk al gezegd. Ik zou dan zeggen: oordeel Kamer.

De voorzitter:

Ik vraag dit toch maar even, want ik herinner me een andere discussie. U vraagt of de motie kan worden aangehouden. Maar als die wordt ingediend, geeft u die oordeel Kamer?

Staatssecretaris Van Rij:

Nou ja, ik heb gezegd dat ik met een brief kom met de aangescherpte planning. Daarmee voldoe ik in mijn opinie eigenlijk aan datgene wat er in de motie staat.

De voorzitter:

Is de motie daarmee ...?

Staatssecretaris Van Rij:

Dat is het volgens mij.

De voorzitter:

Is het dan meer ondersteuning van het beleid? Ik probeer niet een discussie aan te gaan, maar als u het al gaat doen ...

Staatssecretaris Van Rij:

Ja, dat heb ik gezegd; maar goed.

De voorzitter:

Is het dan misschien mogelijk om de motie over te laten nemen? Want het is iets wat de staatssecretaris ...

De heer Romke de Jong (D66):

Als de staatssecretaris daartoe bereid is, dan zeer zeker.

De voorzitter:

Ik kijk even of daar bezwaar tegen is. Dat is niet het geval.

De motie-Romke de Jong c.s. (32140, nr. 118) is overgenomen.

De heer Romke de Jong (D66):

Dan heb ik nog even een vraag over het rapport ibo vermogensongelijkheid. De staatssecretaris geeft aan dat hij niet weet of hij gelijk een appreciatie daarop kan geven en zegt dat hij daar na de zomer mee komt. Ik zou de staatssecretaris willen vragen of hij iets specifieker kan zijn. Wanneer kunnen we die appreciatie verwachten? Want "na de zomer" is een relatief begrip.

Staatssecretaris Van Rij:

We zijn gewoon afhankelijk van wanneer het wordt opgeleverd. Dan moeten we het natuurlijk bestuderen. Namens het kabinet is al door de minister-president en de minister van Financiën gezegd dat die discussie gevoerd zou worden. Het heeft dus een heel hoge prioriteit. Het zal niet december zijn. Het zal in de zomer zijn, zoals ik het nu inschat, en die stopt op 21 september.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit tweeminutendebat. Ik dank de staatssecretaris, de woordvoerders en de mensen die dit debat gevolgd hebben.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik schors de vergadering voor een enkel moment en dan gaan we over naar het tweeminutendebat Berichtenservice eMates.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven