3 Modeltekst investeringsakkoorden

Aan de orde is het VAO Modeltekst investeringsakkoorden (AO d.d. 20/02).

De voorzitter:

Dit VAO wordt gehouden naar aanleiding van een algemeen overleg dat op 20 februari jongstleden is gehouden. Ik wil de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking graag welkom heten in ons midden. Fijn dat u er bent. Als eerste spreker van de zijde van de Kamer geef ik het woord aan de heer Alkaya. U heeft net als de overige leden twee minuten spreektijd.

De heer Alkaya (SP):

Voorzitter. Ik heb drie moties. Ik zal volstaan met het voorlezen van die moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat internationale investeerders geen juridische voorrechten horen te hebben die lokale burgers en bedrijven niet hebben;

spreekt uit dat de thans geldende ISDS-clausules onwenselijk zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Alkaya, Diks en Van Raan. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 46 (34952).

De heer Alkaya (SP):

Mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in het modelverdrag voor investeringsbeschermingsovereenkomsten toegenomen aandacht is voor verantwoord ondernemerschap;

constaterende dat desondanks alleen investeringen die met corruptie tot stand zijn gekomen, uitgesloten worden van bescherming;

verzoekt de regering de zogenaamde "denial of benefits"-bepaling uit te breiden met andere vormen van maatschappelijk onverantwoord gedrag, waaronder ten minste: de schending van mensenrechten of arbeidsnormen, ernstige milieuschade, witwaspraktijken, fraude en belastingontduiking,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Alkaya en Diks. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 47 (34952).

De heer Alkaya (SP):

Ten slotte mijn derde motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in artikel 7, lid 2 en artikel 23 van het modelverdrag het belang van richtlijnen voor multinationale ondernemingen van de OESO en de Verenigde Naties wordt genoemd;

constaterende dat beide verwijzingen een vrijwillig karakter hebben en er respectievelijk wordt gezegd dat staten investeerders kunnen aanmoedigen om vrijwillig ("voluntarily") de richtlijnen toe te passen, en dat een tribunaal de richtlijnen mag ("may") meewegen bij een oordeel;

verzoekt de regering in artikel 7, lid 2 het woord "vrijwillig" ("voluntarily") te schrappen;

verzoekt de regering tevens in artikel 23 het woord "mag" ("may") te vervangen door "zou moeten" ("should"),

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Alkaya en Diks. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 48 (34952).

De heer Alkaya (SP):

Voorzitter, nog even praktisch: het is natuurlijk een Engelstalige modeltekst. Ik heb de Engelstalige woorden waar het gaat om vervanging van woorden er in de laatste motie tussen haakjes bij gezet. Maar het is volgens mij goed gebruik dat wij hier de Nederlandse termen gebruiken. Ik hoop dat het duidelijk is.

De voorzitter:

Heel fijn. Dank u wel, meneer Alkaya. De afspraak is dat de heer Van Raan als tweede spreker het woord voert. Meneer Van Raan van de Partij voor de Dieren.

De heer Van Raan (PvdD):

Voorzitter, dat klopt, met dank aan de VVD en GroenLinks, die dat toestonden. Ik heb één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ondanks eerdere toezeggingen dat investor-to-state-investeringsarbitrage (ISDS) geen onderdeel zou worden van investeringsverdragen en Nederland toch van plan is in bilaterale investeringsverdragen ISDS op te nemen;

overwegende dat ISDS de beleidsvrijheid van overheden aantast;

constaterende dat een groeiend aantal landen bedenkingen heeft ten aanzien van investeringsarbitrage vanwege de grote impact die de dreiging van investeringsclaims kan hebben;

overwegende dat (de dreiging van) investeringsclaims de totstandkoming en naleving van beleid, zoals nationaal klimaat- of milieubeleid, onder druk kunnen zetten;

verzoekt de regering om supranationale investor-to-state-investeringsarbitrage te schrappen uit de nieuwe modeltekst bilaterale investeringsverdragen, dergelijke mechanismes niet op te nemen in nieuwe investeringsverdragen en te schrappen uit bestaande verdragen wanneer deze kunnen worden herzien,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Raan en Alkaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 49 (34952).

De heer Van Raan (PvdD):

Rest mij nog de minister te bedanken voor de antwoorden op de vragen. Verder kan ik helaas niet aanwezig kan zijn bij de beoordeling van de motie. Maar dat wordt uitgebreid gevolgd. Dank u wel.

De voorzitter:

Daar heb ik alle vertrouwen in. Dank u wel, meneer van Raan. De volgende spreker is meneer Smeulders van GroenLinks.

De heer Smeulders (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik vervang hier mevrouw Diks.

Ik ga drie moties voorlezen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Kamer de regering via de motie-Diks/Van den Hul (21501-02, nr. 1829) unaniem heeft opgeroepen brievenbusfirma's van toekomstige handelsakkoorden uit te sluiten;

constaterende dat de regering in haar modeltekst voor nieuwe investeringsakkoorden slechts indicaties geeft aan de hand waarvan per geval moet worden beoordeeld of er sprake is van een brievenbusfirma;

overwegende dat arbiters hiermee een zeer ruime beoordelingsvrijheid krijgen om te beslissen of al dan niet sprake is van een brievenbusfirma die uitgesloten dient te worden van investeringsgeschillenbeslechting;

verzoekt de regering in de modelovereenkomst voor nieuwe bilaterale handelsakkoorden bindende regels op te nemen over de definitie van wat een brievenbusfirma is, teneinde te garanderen dat brievenbusfirma's daadwerkelijk worden uitgesloten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Smeulders, Diks en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 50 (34952).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de modelovereenkomst voor nieuwe bilaterale handelsakkoorden is opgenomen dat investeringsgeschillen bij voorkeur door middel van mediation worden opgelost;

overwegende dat mediation wenselijk kan zijn, maar dat voorkomen moet worden dat via mediation schimmigheid ontstaat over concessies die door staten worden gedaan aan investeerders en dat zo onduidelijk is welke invloed investeerders hebben op overheidsbeleid;

verzoekt de regering in de modelovereenkomst voor nieuwe handelsakkoorden op te nemen dat de uitkomsten van mediation bij geschillenbeslechting altijd openbaar gemaakt dienen te worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Smeulders, Diks en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 51 (34952).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de modeltekst voor nieuwe bilaterale handelsakkoorden geschillenbeslechting is opgenomen waarmee investeerders staten kunnen aanklagen buiten de nationale rechtsgang om, maar dat deze geschillenbeslechting niet openstaat voor andere belanghebbenden;

overwegende dat het van belang is dat burgers evenveel middelen moeten hebben om hun belangen te verdedigen als investerende bedrijven;

verzoekt de regering in de modeltekst voor nieuwe bilaterale handelsakkoorden geschillenbeslechting ook open te stellen voor andere belanghebbenden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Smeulders, Diks, Van den Hul en Alkaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 52 (34952).

Dank u wel, meneer Smeulders. De volgende spreker is de heer Van Haga van de VVD.

De heer Van Haga (VVD):

Dank u wel, voorzitter. De VVD vindt het belangrijk dat Nederlandse bedrijven worden beschermd tegen onredelijk handelen van buitenlandse overheden. Daar moet deze concepttekst eigenlijk over gaan. Helaas moeten we constateren dat met de voorliggende tekst de positie van Nederlandse bedrijven op een aantal punten verslechtert en ik maak me daarom zorgen over de balans. Maar goed, de toekomst zal leren of dat terecht is.

Een ander probleem is dat het mkb vaak niet de juiste juridische bijstand weet te vinden bij internationale arbitragezaken. Daarom dien ik samen met collega Amhaouch van het CDA de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat duizenden Nederlandse ondernemingen investeringen doen in het buitenland;

constaterende dat het midden- en kleinbedrijf, anders dan grote bedrijven en overheden, vaak niet goed de juiste juridische bijstand bij internationale arbitragezaken weet te vinden;

verzoekt de regering, in overleg met vertegenwoordigers van het mkb, te verkennen hoe advies en expertise over internationale arbitragezaken met hulp van de regering beschikbaar kunnen worden gesteld aan het mkb, bijvoorbeeld door middel van een expertisecentrum of een hulplijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Haga en Amhaouch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 53 (34952).

De heer Van Haga (VVD):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Haga. De volgende spreker is de heer Amhaouch van het CDA.

De heer Amhaouch (CDA):

Voorzitter. Door het voortouw te nemen laat deze minister, laat dit kabinet, zien dat Nederland vooroploopt in een veranderende wereld. Juist nu handelsoorlogen tot onzekerheid voor investeerders leiden, tracht Nederland houvast te bieden. Voor het CDA is het van groot belang dat het mkb kan profiteren van de kansen van de mondiale markt. Voor ons is het mkb de norm. De toegankelijkheid van investeringen voor het mkb moet daarom goed geregeld zijn. De minister geeft aan dat mkb'ers bescherming kunnen ontvangen door dit modelverdrag, het zogenaamde assistentiemechanisme. Kan de minister dat iets meer specificeren? Wat bedoelt zij met "ontvangen"? Wat houdt deze bescherming precies in?

Daarnaast wil ik op de hoogte blijven van de vorderingen bij het instellen van het mkb-informatiepunt. Hoe is het Nederlands mkb daarbij aangehaakt? Ik vraag de minister de Kamer van de vorderingen hieromtrent op de hoogte te houden. Dat kan wellicht op het moment dat ze ons informeert over het onderzoek over de positie van het mkb in het investeringsakkoord.

Voorzitter. Deze modeltekst staat voor een trendbreuk met het ISDS, maar het gevolg van deze veranderde inzichten in geschillenbeslechting is het ontbreken van een investeringsakkoord met Japan. Japan wil namelijk wel het ISDS-systeem, wat voor Nederland en Europa een gepasseerd station is. De minister ziet dit niet als een probleem, omdat ze de investeringsakkoorden alleen wil gebruiken in landen waar je niet op de rechtsstaat kunt vertrouwen. Japan is een betrouwbaar land. Dat mogen we wel zeggen. Maar kijk naar de VS, naar Italië, naar het VK. Op dit moment zijn daar geen garanties voor de toekomst. Het gaat mij niet specifiek om Japan, maar wel om de casus. Het gaat mij om het gegeven dat niet de hele wereld dit modelverdrag per se een goed idee vindt. Ik wil de minister vragen om aan te geven hoe dit modelakkoord ruimte biedt om landen die sceptisch tegenover onze standaarden en bijvoorbeeld de modernisering van de geschillenbeslechting staan, nu wel over de streep te kunnen trekken om met ons mee te doen.

De voorzitter:

Er is een interruptie van de heer Alkaya van de SP.

De heer Alkaya (SP):

Een korte vraag. De heer Amhaouch vraagt hier aandacht voor de positie van het midden- en kleinbedrijf. Hij heeft ook samen met de heer Van Haga van de VVD een motie daarover ingediend. Bedoelt de heer Amhaouch dan het mkb dat internationaal opereert en in het buitenland tegen zaken aanloopt, of bedoelt hij ook de Nederlandse mkb'ers hier? Moeten we ook de positie van Nederlandse mkb'ers hier in Nederland verstevigen?

De heer Amhaouch (CDA):

Ik begrijp de vraag niet helemaal. We hebben heel veel van dit soort bedrijven in Nederland. 98% van het bedrijfsleven in Nederland is mkb. Die bedrijven doen hun werk hier. Het gaat hier natuurlijk om de situatie dat er investeringen in derde landen worden gedaan. Wij willen door middel van het mkb-plan van Economische Zaken en de handelsagenda van dit kabinet het mkb juist stimuleren om de internationale markt weer op te gaan. En dan zelfs buiten Europa, want buiten Europa hebben we al goede regels met elkaar. Daarvoor is dit ingesteld. Ik kan de vraag dus niet helemaal plaatsen. Misschien kan de heer Alkaya die nog een beetje toelichten.

De heer Alkaya (SP):

Graag. Het kan natuurlijk zo zijn — sterker nog, het is niet alleen theoretisch denkbaar, maar het gebeurt in de praktijk ook — dat Nederlandse mkb'ers die niet internationaal maar gewoon in Nederland opereren, last hebben van buitenlandse investeerders die hier in Nederland vervolgens op basis van investeringsverdragen zaken komen doen. Als mkb'ers daar last van hebben, zou het mij positief verrassen als de VVD en het CDA ook zouden zeggen dat die Nederlandse mkb'ers die hier in Nederland last hebben van buitenlandse investeerders, ook een beroep kunnen doen op een arbitragemechanisme op basis van het verdrag. Dat zou wel een stap voorwaarts zijn. Maar ik constateer dat het alleen gaat om die paar procent mkb'ers die in het buitenland investeren. De CDA en de VVD hebben het dan echt over een klein deel van het mkb.

De voorzitter:

Een korte reactie van de heer Amhaouch.

De heer Amhaouch (CDA):

Nu begrijp ik de vraag wat beter. Wij hebben in Nederland en in Europa regels opgesteld over de wijze we ons bedrijfsleven kunnen beschermen. Dit gaat juist over de wijze waarop we ons bedrijfsleven kunnen beschermen als we buiten Europa gaan opereren. Ik zie daar dus wel een wezenlijk verschil in. Maar het mkb is voor ons de norm.

De voorzitter:

Dank u wel. U was tot een afronding gekomen. Dan ga ik naar de volgende spreker. Dat is de heer Moorlag van de Partij van de Arbeid.

De heer Moorlag (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Dank aan de minister voor de antwoorden die zij aan mijn collega Van den Hul heeft gegeven tijdens het algemeen overleg. Voor de Partij van de Arbeid resteren er nog twee punten. Het is in Nederland gebruikelijk dat consumentenorganisaties, vakbonden en milieuorganisaties toegang tot de rechter hebben. Dat is hier de norm. Wij willen die norm graag ook internationaal doortrekken. Ik dien daarom de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat huidige geschillenbeslechtingsmechanismen in de toekomst worden vervangen door het nog op te richten multilateraal investeringshof;

verzoekt de regering bij haar gesprekken over het multilateraal investeringshof te pleiten voor toegang van derden, zoals vakbonden en ngo's, bij dit hof, opdat duurzaamheidsafspraken, mensenrechten en milieunormen minstens zo veel bescherming genieten als investeringen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Moorlag, Van den Hul en Diks. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 54 (34952).

De heer Moorlag (PvdA):

Voorzitter. Dan de OESO-richtlijnen. Wat de PvdA betreft, moeten die worden betrokken bij het afwegingskader van het arbitragetribunaal. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de voorliggende modeltekst voor bilaterale investeringsverdragen het arbitragetribunaal de mogelijkheid biedt om naleving van de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen mee te wegen bij het beoordelen van claims en eventuele schadevergoedingen;

van mening dat het respecteren van mensenrechten en milieunormen door bedrijven minstens zo belangrijk is als de bescherming van investeringen;

verzoekt de regering de modeltekst zo aan te passen dat de naleving van OESO-richtlijnen een vast onderdeel vormt van het afwegingskader van het arbitragetribunaal,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Moorlag, Van den Hul en Diks. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 55 (34952).

De heer Moorlag (PvdA):

Voorzitter, afsluitend over de laatste motie. Ik heb begrepen dat de OESO-richtlijnen erbij mogen worden betrokken. Het lijkt een kan-bepaling te zijn. Het merkwaardige van een kan-bepaling is dat het tezelfdertijd ook een "kan niet"-bepaling" is. De PvdA vindt dus echt dat we hier een moet-bepaling van moeten maken.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Moorlag. De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Bouali van de fractie van D66.

De heer Bouali (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ook vanuit mijn fractie veel dank aan de minister voor de antwoorden die ze heeft gegeven. Het is een goede zaak dat Nederland het voortouw neemt op dit dossier, internationaal en ook in Europa. Het is ook een goede zaak dat door deze modeltekst weer een modernisering plaatsvindt op het punt van dit hele belangrijke onderwerp en dat we een balans vinden tussen enerzijds de geschillenbeslechting en het helpen van Nederlandse bedrijven buiten onze grenzen en anderzijds aandacht voor mens en klimaat. Dat is dus een goede zaak.

Ik heb daar nog een extra aanvulling op. In ons debat hebben we al gesproken over de vrouwenrechten en over kijken of we die nog extra kunnen benadrukken in de modeltekst. Vandaar de volgende motie, ook namens mijn collega Kirsten van den Hul van de Partij van de Arbeid.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het afsluiten van investeringsakkoorden voor Nederland een belangrijk instrument is om internationale normstelling te realiseren alsook rechten in andere landen te bevorderen;

overwegende dat de bevordering van vrouwenrechten onderdeel moet zijn van de focus die Nederland in deze investeringsakkoorden legt;

constaterende dat dit punt nog onvoldoende wordt benadrukt in de voorliggende modeltekst;

verzoekt de regering in de onderhandelingen met derde landen in het kader van investeringsverdragen nadrukkelijk vrouwenrechten en gendergelijkheid op te brengen;

verzoekt de regering voorts vrouwenrechten in de modeltekst investeringsakkoorden daartoe te benadrukken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bouali en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 56 (34952).

Dank u wel.

De minister heeft aangegeven zich enkele minuten te willen voorbereiden op de reactie op de moties.

De vergadering wordt van 10.32 uur tot 10.40 uur geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is de plenaire voortzetting van het algemeen overleg Modeltekst investeringsakkoorden. Ik geef graag het woord aan de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Minister Kaag:

Dank, meneer de voorzitter. We hebben recent een uitgebreid AO gehad, waarin we een aantal kwesties uitvoerig hebben kunnen bespreken. Ik heb ook een brief gestuurd, waaraan een aantal leden van deze Kamer hebben gerefereerd. Alvorens ik heel kort commentaar geef op alle moties, wil ik stellen dat het gaat om modernisering, zoals een aantal sprekers ook duidelijk hebben verwoord. Het gaat erom een balans te vinden in hoe we internationale investeringsbescherming kunnen realiseren, op een nieuwe manier. Het is idealiter een onderdeel van een tijdpad naar een multilateraal investeringshof. Maar het gaat uiteindelijk wel om investeringsbescherming. Dit is een instrument dat daarop gericht is. Voor heel veel andere kwesties, zoals toegang, de bescherming van de mensenrechten en de positie van het maatschappelijk middenveld in landen, zijn er wat de regering en voorgaande kabinetten betreft veel andere middelen en fora om daarvoor te zorgen. Dat is natuurlijk de inzet. Deze modernisering van het investeringsbeschermingsbeleid vormt ook een integraal onderdeel van het beleid van het kabinet op het gebied van hulp en handel. Het verstevigt de nexus.

Dan ga ik nu door naar de moties, meneer de voorzitter. In de motie op stuk nr. 46, van de heer Alkaya, mevrouw Diks en de heer Van Raan, staat dat de leden uitspreken dat de thans geldende ISDS-clausules onwenselijk zijn. Op die manier gesteld zijn we het daarmee eens. Daarom herzien we dus ook de verdragen en werken we aan een modernisering. Als de heer Alkaya doelt op de huidige verwoording binnen de conceptmodeltekst, moet ik deze motie ontraden, want er is geen sprake van ISDS in klassieke zin meer. We werken juist aan een herziening. Op basis van mijn aanname, tenzij ik hoor dat het anders is, ontraad ik deze motie dus.

De voorzitter:

De heer Alkaya heeft een korte interruptie.

De heer Alkaya (SP):

Los van dat ik van mening ben dat datgene wat nu in de modeltekst staat ook nog niet voldoet, gaat deze motie echt over wat thans geldt. Daarom staat er ook: de thans geldende ISDS-clausules. Wat nu in de modeltekst staat, geldt thans niet. Daarnaast heb ik natuurlijk ook een andere motie ingediend, samen met de Partij voor de Dieren, om ISDS-clausules in het geheel uit verdragen te halen. Maar deze motie gaat echt over de thans geldende clausules.

Minister Kaag:

Mag ik dan helder stellen dat het erom gaat om een motie aan te nemen over het verleden? Begrijp ik dat goed? Het gaat niet over de modeltekst.

De heer Alkaya (SP):

Het gaat om de huidige situatie. In de verdragen die nu gelden, staan nog steeds ISDS-clausules. Die zijn onwenselijk. Dat spreek ik met deze motie uit. Dat is overigens ook een uitspraak van de Kamer.

Minister Kaag:

Ik heb me gericht op de modeltekst. Ik wil graag het oordeel van de Kamer hebben over wat nu speelt, over de inzet van dit kabinet. Het is aan de Kamer om verder te gaan met een oordeel over het verleden, maar wij zetten in op de modernisering. Ik wil daarover graag verder in gesprek.

De voorzitter:

U ontraadt de motie.

Minister Kaag:

Ik blijf bij mijn ontrading. Dan de tweede motie, op stuk nr. 47, van de heer Alkaya en mevrouw Diks. Het is natuurlijk ontzettend belangrijk — ik denk dat we dat delen — dat we altijd werken aan duurzaamheidsaspecten en aan een centraal mensenrechtenbeleid. Daar heb je natuurlijk niet alleen modelteksten voor. Daar zijn juist veel bredere en andere fora voor, ook met politieke dialogen. De kwestie van ontvankelijkheid en de ontvankelijkheidseis, die in de motie aan de orde wordt gesteld, kan een zwart-wit oordeel zijn. Wij denken dat die overwegingen niet geschikt zijn voor duurzaamheid en internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Die worden namelijk meegenomen in artikel 23 en kunnen al leiden tot een lagere schadevergoeding. Zoals de motie nu is gesteld, ontraad ik de motie dus. Het kabinet denkt dat dit binnen de kaders van de modeltekst voldoende gedekt is. Ik hecht eraan nog eens te onderstrepen dat het een modeltekst is, dus een inzet voor de onderhandeling. We zetten ook vele andere kanalen in om juist deze bepalingen te bereiken. Die horen niet bij het investeringsdeel.

De voorzitter:

De motie krijgt het oordeel ontraden.

Minister Kaag:

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 48 van de heer Alkaya en mevrouw Diks. Daarin wordt de regering verzocht in artikel 7, lid 2, het woord "vrijwillig" te schrappen. Zoals de heer Alkaya terecht opmerkte, zijn de OESO- en VN-richtlijnen vrijwillig. Ik ben het eens met wat ik zou zien als een verbetering in artikel 23. Dus daar ben ik dankbaar voor. De motie stelt verder voor het woord "mag" te vervangen door "zou moeten". Aangezien het gaat om vrijwillige richtlijnen lijkt het mij beter om te zeggen dat er sprake is van een verwachting, "it is expected to". Dat lijkt mij ook logischer omdat het sowieso gaat om vrijwillige richtlijnen. Die aanpassing in de motie zou kunnen plaatsvinden, in de zin dat "mag" wordt vervangen door "wordt verwacht", wat dwingender is dan "mag". In dat geval laat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer.

De voorzitter:

Dat vergt een reactie van de heer Alkaya. Wilt u de motie aanpassen of niet?

De heer Alkaya (SP):

Zeker. Dat lijkt mij in ieder geval een verbetering ten opzichte van de huidige situatie, maar over de precieze tekst moeten we dan nog even contact hebben. Ik zorg in ieder geval voor een nieuwe versie.

De voorzitter:

Waarbij de minister dus aangeeft dat waar nu staat "mag" dit wordt veranderd in "wordt verwacht", waarbij de motie op stuk nr. 48 oordeel Kamer krijgt.

Minister Kaag:

Ja.

Dan de motie op stuk nr. 49 van de heer Van Raan en de heer Alkaya. De motie wil de geschillenbeslechting tussen investeerders en staten schrappen uit de modeltekst. Dan komen we weer terug bij het oude verhaal van ISDS. Zoals ik eerder heb gesteld, is er geen sprake van ISDS in de klassieke zin, omdat we juist bezig zijn met een herziening en een vernieuwing. Wij denken dat deze modeltekst — anders had ik die niet ingediend — juist belangrijke bezwaren adresseert wat betreft de traditionele ISDS-mechanismen. Ik behoef de details niet meer te benoemen, maar wel hecht ik eraan te zeggen dat het belangrijk is dat arbiters niet meer worden benoemd door de partijen bij het geschil maar door de secretaris-generaal van het ICSID of het permanent hof van arbitrage, conform artikel 20. Er is sprake van betere procedures, grotere transparantie, onafhankelijkheid en onpartijdigheid. Op basis daarvan kan ik mij niet vinden in het dictum van deze motie en ontraad ik die derhalve.

De motie op stuk nr. 50 van de heer Smeulders gaat over bindende regels voor brievenbusfirma's. Het kabinet is van mening dat de brievenbusmaatschappijen helder en volledig zijn uitgesloten in de nieuwe modeltekst. Er zijn een aantal indicatoren voor om uitleg te geven aan wat een wezenlijke activiteit betreft. Zoals deze Kamer weet, vinden in andere fora discussies plaats, geleid door staatssecretaris Snel, over een harde aanpak van brievenbusmaatschappijen. De strekking van de motie kan ik niet steunen. Ik ontraad de motie dan ook.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 51 van de heer Smeulders, mevrouw Diks en mevrouw Van den Hul. Ik kan de indieners tegemoetkomen als er een wijziging gerealiseerd kan worden in de tekst van deze motie, in de zin dat aan artikel 17 een lid wordt toegevoegd dat het volgende kan bepalen. Ik moet het in het Engels zeggen want we hebben gewerkt met een Engelstalige tekst: "Mutually agreed solutions shall be made publicly available. However, the version disclosed to the public may not contain any information that the disputing party has designated as confidential." Het komt erop neer dat we inzetten op het zo veel mogelijk openbaar maken van de uitkomsten van geschillenbeslechting, maar we weten ook dat als het verplicht gesteld wordt een aantal partijen dan überhaupt niet over zullen gaan tot geschillenbeslechting, wat mij een probleem lijkt omdat we dan het kind met het badwater weggooien. Dus de beide partijen moeten het met elkaar eens zijn. Gelet op de bedrijfsvertrouwelijke en bedrijfsgevoelige informatie die de economische concurrentiepositie kan schaden, kan het niet zo zijn dat de versie die publiek gemaakt zal worden, ook maar enige informatie bevat die vertrouwelijk wordt geacht door een van de partijen bij het conflict. Daar komt de suggestie van de zijde van het kabinet op neer. Als dat meegenomen kan worden, zou ik het oordeel over de motie aan de Kamer laten.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de heer Smeulders of hij bereid is zijn motie te wijzigen.

De heer Smeulders (GroenLinks):

We zullen de motie op die manier aanpassen.

De voorzitter:

Ik begrijp dat de motie onder die voorwaarde "oordeel Kamer" krijgt.

Minister Kaag:

Ja.

Ik ben toe aan de motie op stuk nr. 52. Ik wil niet in herhaling vallen, maar de essentie van de modeltekst is natuurlijk investeringsbescherming, juist wat betreft investeerders die toegang tot het recht moeten hebben als het gaat om onrechtmatig overheidsoptreden. Ik heb al eerder gesteld dat ten aanzien van veel andere belangrijke thema's burgers, getroffenen en mogelijke andere belanghebbenden hun weg kunnen vinden via andere juridische wegen. Wij stellen ons constructief op in de lopende onderhandelingen over een mogelijk VN-verdrag voor bedrijven en mensenrechten. Dat gesprek hebben we op andere momenten ook al eerder met de Kamer gevoerd. Wij zullen ons uiterste best doen om te helpen dat in betere banen te leiden, maar natuurlijk middels de EU. Op basis van alles wat eerder gesteld is, ontraad ik deze motie.

Dan de motie op stuk nr. 53 van de heren Van Haga en Amhaouch. Ik denk dat we elkaar goed begrijpen als het gaat om het belang van actieve ondersteuning van het mkb, juist bij de internationaliseringsagenda van dit kabinet, de handelsbrief en de handelsnota. Daar vindt het mkb ook start-ups en scale-ups. Ook andere bedrijven hebben natuurlijk speciale aandacht, omdat die nog echt extra hulp nodig hebben om juist die internationaliseringsagenda goed op poten te kunnen zetten. Die zijn door de grootte van het bedrijf natuurlijk vaak het minst geëquipeerd om alle ondersteuning, technisch of juridisch, te kunnen vinden. Ik herken me dus in de strekking van deze motie. Wat er wel gaat gebeuren, is het volgende. Dit is deels al een antwoord op de vraag van de heer Amhaouch. Wij zijn nu bezig met een studie. Ik deel de resultaten van de studie naar hoe dat centrum eruit zou moeten zien en wat het mkb eventueel kan verwachten, graag later dit jaar met de Kamer, uiteraard met de toezegging dat wij daar hard mee aan de slag gaan. Op basis daarvan laat ik deze motie aan het oordeel van de Kamer. Het is ook een vorm van ondersteuning van beleid. Ik hecht er natuurlijk wel aan om ook in dit kader te stellen dat het kabinet zich inzet voor alle bedrijven. Het zet zich niet alleen in voor het mkb, maar het mkb heeft nog meer steun nodig bij de internationaliseringsagenda.

De motie op stuk nr. 54 gaat over de toegang van derden. In het dictum staat: verzoekt de regering bij haar gesprekken over het multilateraal investeringshof te pleiten voor toegang van derden, et cetera et cetera. Wij denken dat amicus curiae en de andere middelen die beschikbaar zijn, voor die waarborging zorgen. Het investeringsverdrag dient niet voor bijvoorbeeld toegang tot een klachtenmechanisme van vakbonden en anderen. Ik wil niet meer in herhaling vallen. Ik heb dit al bij andere moties gesteld. Op basis daarvan ontraad ik deze motie.

De motie op stuk nr. 55 verzoekt de regering de modeltekst zo aan te passen dat de naleving van OESO-richtlijnen een vast onderdeel vormt van het afwegingskader van het arbitragetribunaal. In de eerdere motie van de heer Alkaya wordt de regering verzocht in artikel 23 "may" te vervangen door "is expected to". Dan lees ik de woorden "een vast oordeel vormen van het afwegingskader" als "op basis van een aanpassing van artikel 23". Met deze opheldering of annotatie van mijn kant laat ik deze motie aan het oordeel van de Kamer.

De voorzitter:

Ik meld even voor het verslag dat ik op basis van uw interpretatie instemmend geknik zie.

Minister Kaag:

In het kader van beleidscoherentie is het fijn om te kunnen terugkoppelen. Dank, mijnheer de voorzitter.

De motie op stuk nr. 56 is ook een verbetering die is aangedragen door de Kamer. Gender is een integraal onderdeel van het kabinetsbeleid. Ik noem handel, ontwikkelingssamenwerking en internationaal beleid. Het is economisch ook onderbouwd en bewezen dat zodra vrouwen in de markt ook economische posities krijgen, het veel beter gaat met de economie van welk land dan ook. Dus ik laat deze motie graag aan het oordeel van de Kamer, met dank aan de Kamer voor deze verbetering. Ik weet niet of ik nu door mijn moties heen ben.

De voorzitter:

Dat bent u zeker.

Minister Kaag:

Precies. Ik had nog een ander tekstje, maar er stond geen nummer bij.

Dan nog even een kort commentaar op de observatie gedaan door de heer Amhaouch. Ik ben het helemaal met hem eens dat we er op basis van de rechtsstaat en de bredere geopolitieke gesprekken die we kunnen hebben met landen, in de meeste gevallen OESO-landen, van uit moeten kunnen gaan dat de nationale rechtsgang inderdaad voldoende is en dat, in het geval van Japan bijvoorbeeld, aangehaald ter illustratie, een investeringsverdrag niet nodig is. Maar het blijft inderdaad de vraag onder welke voorwaarden er wél weer een investeringsverdrag nodig is. Dat kunnen we alleen maar bekijken en beoordelen op basis van de realiteit.

Ik heb al eerder zijn vraag beantwoord wat het mkb kan verwachten van het adviescentrum. Ik heb daarover een kabinetsappreciatie of een brief toegezegd als de studie beschikbaar is.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zijn we hiermee aan het eind gekomen van deze plenaire voortzetting van het debat over de modeltekst investeringsakkoorden. Ik dank de minister voor haar komst naar de Kamer.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Stemming over de ingediende moties vindt volgende week dinsdag plaats. Ik schors voor enkele ogenblikken, waarna wij verdergaan met een plenaire voortzetting van het algemeen overleg SUWI-onderwerpen

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven