Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | nr. 52, item 28 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | nr. 52, item 28 |
Aan de orde is het VAO Passend onderwijs (AO d.d. 31/01).
De voorzitter:
Dan stel ik voor om direct door te gaan naar het volgende VAO. Dat is het VAO Passend onderwijs. De minister zit nog in vak-K. Hij vergezelt ons.
Ik wil graag als eerste aan mevrouw Westerveld de gelegenheid geven voor haar bijdrage. Zij spreekt namens de fractie van GroenLinks. Gaat uw gang.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik heb een aantal moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet voornemens is de kwalificatieplicht te verhogen naar 21 jaar;
overwegende dat het voorkomt dat jongeren met een beperking nu op de leeftijd van 18 jaar worden uitgeschreven omdat de kwalificatieplicht dan is vervallen;
overwegende dat alle jongeren recht hebben op onderwijs;
verzoekt de regering bij de uitwerking van de kwalificatieplicht ook een kwalificatierecht tot 21 jaar in te voeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Even een vraag over deze motie, want er staan geen financiële componenten in. Natuurlijk is het vervelend om te praten over de financiën op het moment dat we het over kinderen hebben die extra zorg nodig hebben, maar het is nou eenmaal wel iets wat betaald moet worden. Heeft u enig zicht op wat er gebeurt — misschien is dit een vraag die we door moeten geleiden naar de minister — als we die leeftijd voor de kwalificatieplicht zouden verhogen? Ik zit even te zoeken. Is het nu al een plicht op scholen, op deze wijze, tot 20 of 21 jaar? Mogen ze dat al doen? Of worden ze op hun 18de al uitgeschreven?
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Die zou ik bijna willen terugkaatsen. Ik zou de heer Heerema willen vragen: wat kost het als een jongere geen onderwijs kan afmaken, maar bijvoorbeeld met een Wajong-uitkering thuis komt te zitten of dagbesteding krijgt? Dat kost allemaal geld, maar daar zou dit debat niet over moeten gaan. Dit debat zou moeten gaan, en onze vraag hier in de Kamer ook, over de vraag hoe we er nou voor zorgen dat alle jongeren het recht krijgen om zichzelf te ontwikkelen. Het kabinet is nu bezig om een kwalificatieplicht in te voeren en doet daar nu pilots mee. Dat gaat voor een heel groot deel over jongeren die moeite hebben om hun diploma te halen en die ook niet altijd even gemotiveerd zijn. Ons voorstel is: maak daar een recht van. Zorg dat jongeren met een beperking die heel graag willen leren, juist dat recht krijgen om door te blijven leren. Dat lijkt me in het belang van ons allemaal, en zeker als we kijken naar de kansen van juist die jongeren die dat heel hard nodig hebben.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Maar deze minister gaat alleen over de onderwijsbegroting en ik ben bang dat je als oordeel "ontraden" krijgt van de minister als er een dusdanige financiële component is die neerslaat bij een ander ministerie. Ik probeer even mee te denken, maar dat wordt niet zo opgevat. Dat is jammer.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik zou daar nog één ding op willen zeggen, namelijk dat we hier soms wat eenzijdig en gek naar potjes kijken. Ik begrijp best dat geld uit verschillende potjes komt, maar áls we het al vanuit het geld zouden bekijken, dan is het nog steeds heel raar om te denken: o, het kost onderwijsgeld; daarom moeten we maar niet voor een motie stemmen.
De voorzitter:
Dank u wel. U gaat door met uw volgende motie.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ja.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat extra ondersteuning voor leerlingen maanden kan duren wegens ingewikkelde procedures, observaties en aanvragen;
van mening dat docenten en schoolleiders de professionals zijn die beter dan wie dan ook kunnen beoordelen welke ondersteuning voor een leerling nodig is;
verzoekt de regering met het onderwijsveld en uitvoeringsorganisaties afspraken te maken over het centraal stellen van de professional, zodat bij de aanvraag voor extra ondersteuning een verklaring van de docent of schoolleider voldoende is,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat veel samenwerkingsverbanden goed functioneren, maar andere worden ervaren als een extra bureaucratische bestuurslaag;
constaterende dat samenwerkingsverbanden een eigen directeur, staf, raad van toezicht en medezeggenschap hebben, terwijl scholen en besturen dit ook hebben;
overwegende dat ook andere vormen van samenwerking zonder een extra bestuurslaag denkbaar zijn;
verzoekt de regering om in de evaluatie van het passend onderwijs te onderzoeken wat de gevolgen zijn van het schrappen van de wettelijke verplichting van de samenwerkingsverbanden;
verzoekt de regering tevens hierbij in te gaan op alternatieve vormen van regionale samenwerking,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dan mijn laatste motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat een leerling wettelijk het recht heeft speciaal onderwijs te volgen tot en met het schooljaar waarin de leerling 20 jaar wordt;
constaterende dat de beschikbare financiële middelen hiervoor in 2014 zijn overgegaan naar samenwerkingsverbanden;
constaterende dat verschillende samenwerkingsverbanden deze leeftijdsgrens naar beneden bijstellen;
constaterende dat leerlingen hierdoor belemmerd worden om zich optimaal te ontwikkelen;
overwegende dat deze werkwijze ingaat tegen de bedoeling van passend onderwijs en de afspraken in het VN-verdrag handicap;
verzoekt de regering met samenwerkingsverbanden afspraken te maken om op basis van het ontwikkelingsperspectief van leerlingen individuele afwegingen te maken over de eindleeftijd waarop zij school verlaten,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel, mevrouw Westerveld. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Kwint. Hij spreekt namens de fractie van de SP. Gaat uw gang.
De heer Kwint (SP):
Dank, voorzitter. Ik wil één voorstel doen. Waarom? Omdat we nog steeds geconfronteerd worden met een grote groep thuiszitters, een groep die na de invoering van passend onderwijs niet is verkleind, ondanks dat dat wel een van de beloften van passend onderwijs was. Wij denken dat het beter kan en daarom doe ik het volgende voorstel.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er nog steeds zo'n 4.000 kinderen thuiszitten zonder passend onderwijsaanbod;
overwegende dat een van de doelen van passend onderwijs was om het aantal thuiszitters zonder passend onderwijsaanbod naar beneden te brengen, maar dit tot op heden niet gelukt is;
overwegende dat onnodig lang thuiszitten schadelijk is voor de ontwikkeling van een kind;
verzoekt de regering de thuiszittersproblematiek regionaal in kaart te brengen en te categoriseren naar redenen van thuiszitten en ondersteuningsvraag;
verzoekt de regering tevens naar aanleiding van deze regionale inventarisatie en categorisatie interventieteams op te richten met doorzettingsmacht die op onafhankelijke wijze de situatie van deze thuiszitters opnieuw beoordelen en in samenspraak met ouders, onderwijs en kind tot een oplossing komen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Kwint (SP):
Het waren een hele hoop woorden in die motie, maar kort samengevat komt het gewoon neer op een rijdende rechter die zegt: jongens, we gaan het zo doen, want hier is het kind mee gediend; succes!
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Van den Hul. Zij spreekt namens de fractie van de Partij van de Arbeid. Gaat uw gang.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Er gaat in het passend onderwijs veel goed, maar er kan ook nog heel veel beter. Daarover hebben we het uitgebreid gehad in het AO. Ieder kind heeft wat ons betreft recht op het onderwijs waarbinnen het het beste tot zijn recht komt. Daar komen we ook nog uitgebreid over te spreken bij het AO Onderwijs en zorg.
Voorzitter. We hadden het net tijdens het vorige VAO over het lerarentekort. Dat lerarentekort zien wij inmiddels ook in het speciaal onderwijs. Daarom blijf ik erbij dat het vso onder de cao vo zou moeten vallen. Daar komen we zeker ook nog richting de begroting op terug. Maar ook in het speciaal onderwijs zien wij nu dat die vierdaagse schoolweek wordt ingevoerd. Daar hadden we het net ook al over. Dat zorgt bij deze groep leerlingen voor extra grote problemen. Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het lerarentekort in het speciaal onderwijs nog nijpender vormen aanneemt dan in andere onderwijssectoren en daardoor bijvoorbeeld leerlingen op een school voor voortgezet speciaal onderwijs in Groningen nu al tien weken niet meer dan vier dagen in de week les krijgen en er in Amsterdam halverwege dit schooljaar nog zeker 30 vacatures zijn op de 27 scholen voor speciaal onderwijs;
verzoekt de regering om in kaart te brengen om hoeveel scholen dit gaat en verzoekt de minister om in gesprek te gaan met sociale partners om juist voor het onderwijs aan deze kwetsbare leerlingen een oplossing te zoeken,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Bruins. Hij spreekt namens de fractie van de ChristenUnie.
De heer Bruins (ChristenUnie):
Voorzitter. Het AO over passend onderwijs voelde een beetje als een tussendebat. De minister is nog veel aan het uitwerken en we zijn in afwachting van een voortgangsrapportage. Toch was het goed om met elkaar van gedachten te wisselen.
Ik heb nog een vraag en een motie. Eerst de vraag. In de media lazen we onlangs dat er scholen zijn die een huisvestingsprobleem hebben, juist omdat ze op dezelfde locatie zowel regulier als speciaal onderwijs aanbieden. De landelijke normering gaat er namelijk van uit dat zorgleerlingen dezelfde ruimtebehoefte hebben als reguliere leerlingen. Zo ontstaat de paradoxale situatie dat scholen kampen met ruimtegebrek maar formeel leegstand hebben. Kent de minister dit probleem? Ligt dit inderdaad aan de landelijke normering voor huisvesting en kan de minister met de gemeenten in overleg over hoe zij hiermee omgaan en wat er nodig is om dit op te lossen?
Voorzitter. Dan de motie die ik heb voorbereid.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat papieren rompslomp in het passend onderwijs zo veel mogelijk moet worden voorkomen;
constaterende dat de schoolbesturen in een samenwerkingsverband zelf kunnen bepalen hoe de procedure en criteria eruitzien voor het bieden van ondersteuningsarrangementen of speciaal onderwijs;
constaterende dat met het instrument van het ontwikkelingsperspectief scholen en ouders goede afspraken kunnen maken over de ondersteuning die een kind nodig heeft;
verzoekt de regering om samenwerkingsverbanden op te roepen toelaatbaarheidsverklaringen zo veel mogelijk af te geven voor de gehele schoolperiode voor de doelgroep ernstig meervoudig beperkte leerlingen en onnodig herindiceren bij kinderen met stabiele kenmerken te voorkomen, en daarmee het ontwikkelingsperspectief goed te blijven benutten,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel. De heren Rog en Heerema zien af van hun spreektijd. Dan is het woord aan de heer Van Meenen. Hij spreekt namens de fractie van D66.
De heer Van Meenen (D66):
Voorzitter. Dank. Ik zal niet meer van uw tijd nemen en de motie gewoon maar voorlezen. De motie luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het onduidelijk is voor leraren en schoolbesturen welke administratie en verantwoording moet worden afgelegd rond passend onderwijs;
overwegende dat hierdoor vaak te veel verantwoording en administratie van leraren wordt gevraagd, wat de werkdruk verhoogt en passend onderwijs bemoeilijkt;
constaterende dat eerdere projecten Ruimte in Regels bij het primair onderwijs en mbo een succes zijn gebleken;
verzoekt de regering ook voor passend onderwijs inzichtelijk te maken wat de belangrijkste regels zijn voor administratie en verantwoording en welke ruimte de wet- en regelgeving biedt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Daarmee is de heer Van Meenen aan het einde van zijn inbreng. Dat betekent dat we hiermee de termijn van de zijde van de Kamer hebben gehad. De minister heeft behoefte aan vijf minuten schorsing.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik verzoek iedereen om zijn of haar plaats weer in te nemen. Ik geef graag de minister het woord voor de beantwoording van de gestelde vragen en voor het geven van een oordeel over de ingediende moties.
Minister Slob:
Voorzitter. Allereerst bespreek ik de motie van mevrouw Westerveld en mevrouw Van den Hul over de kwalificatieplicht en het kwalificatierecht. Mijn collega, die niet bij dit VAO aanwezig is, maar hiervóór wel aanwezig was, heeft de Kamer toegezegd dat ze deze zomer de Tweede Kamer zal informeren over de verhoging van de kwalificatieplicht en dat ze dat dan ook zal bespreken met de Kamer. Ik zou u willen vragen om deze motie dan ook nog even aan te houden tot zij met haar brief gaat komen over hoe ze het een en ander verder wil gaan uitwerken, en om uiteindelijk dat ook te betrekken bij het overleg dat dan gaat plaatsvinden. Het is ook goed om te weten dat de kwalificatieplicht alleen geldt voor vso-leerlingen met een uitstroomprofiel vervolgonderwijs. Dat is de categorie waar we het dan over hebben. Maar nogmaals verzoek ik om deze motie aan te houden en deze te betrekken bij de brief die u al is toegezegd. Daar kan het debat met mijn collega over gevoerd worden.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik twijfel een beetje, want ik zou juist willen dat de minister dit meekrijgt voordat zij met haar eindplannen bij de Kamer is. Als in die brief staat hoe het verder wordt uitgewerkt, dan vind ik het prima. Maar als hetgeen we tegen de zomer krijgen al het voorstel is, dan zou ik de motie nu willen indienen, zodat we de minister dit kunnen meegeven.
Minister Slob:
Er gebeurt hier iets bijzonders. We zijn met een VAO bezig, dat is het verslag van het algemeen overleg. Dat wordt nu besproken. Dit onderwerp is op deze manier niet in het algemeen overleg aan de orde geweest: de wens dat het een-op-een gekoppeld wordt aan de kwalificatieplicht, dat daar ook een recht aan wordt gekoppeld. Mijn collega heeft u toegezegd dat ze haar ideeën rondom de verhoging van de kwalificatieplicht aan u zal voorleggen. Ik denk dat dat dan ook het geëigende moment is. Uiteraard zal ik haar vertellen dat zij dan over deze motie, als u haar aanhoudt en deze al klaarligt om ingevoerd te worden, met u het gesprek aangaat over de vraag hoe we dat gaan zien in relatie tot een plicht en een recht. Maar dat moet dan wel daar plaatsvinden. Vandaar dat ik hier een beetje ongemakkelijk sta, omdat het mijn portefeuille overstijgt. Ik vind het terecht dat u dit wilt agenderen, maar dat laat mijn verzoek onverlet om deze aan te houden en het dan verder op te pakken.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
We begrijpen het; dan houden we de motie aan.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Westerveld stel ik voor haar motie (31497, nr. 285) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Slob:
Voorzitter. We wisten dat de motie over de voorzieningen eraan zat te komen. Daarmee begon u uw termijn bij het algemeen overleg. Op deze manier vind ik haar iets te strak geformuleerd. Ik zou u willen vragen om het als volgt te doen. U verzoekt nu om afspraken te maken. Ik vraag u om de motie zo aan te passen dat we in gesprek gaan met het onderwijsveld en de uitvoeringsorganisaties — u weet dat dat dan met name om het UWV gaat — om dan te bezien hoe de procedures eenvoudiger kunnen en dat waar mogelijk een verklaring van de docent of schoolleider voldoende is. Als ik de motie op die manier mag lezen, geef ik haar oordeel Kamer. Dan houden we ook even ruimte om heel precies te kijken en ons niet gelijk al op voorhand volledig vast te leggen. Er kunnen soms namelijk best situaties zijn waarin het belangrijk is dat het toch even anders gaat dan alleen een verklaring van een docent of schoolleider. Dat we daarover moeten praten en dat we de procedures korter willen hebben, daar staan we volgens mij aan dezelfde kant van het touw te trekken. Als ik de motie zo mag verstaan, is het dus oordeel Kamer.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik begrijp heel goed wat de minister hier zegt. Ik zou het zelf graag wat stelliger willen, maar ik begrijp de minister, dus we gaan de motie aanpassen.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 286 wordt aangepast. De minister heeft aangegeven dat het dan oordeel Kamer zal worden.
Minister Slob:
Voorzitter. De motie op stuk nr. 287 ontraad ik om de volgende reden. Er wordt hier gevraagd om wensen die er zijn voor een volgende periode, al mee te nemen bij de evaluatie van de huidige periode. Dat is toch een wat lastige move, want we gaan juist evalueren hoe de huidige situatie, dus inclusief de samenwerkingsverbanden die er zijn — overigens al een behoorlijke reductie ten opzichte van de periode daarvoor — gefunctioneerd heeft. Mocht uit die evaluatie blijken dat zich allerlei problemen voordoen en dat het uiteindelijk een last is geweest, dan zullen we uiteraard daarvan moeten leren en naar de toekomst toe andere keuzes moeten maken. Ik ontraad deze motie dus, omdat we niet iets kunnen evalueren wat nu geen bestaande situatie is. Dat we over dit onderwerp verder zullen spreken, zal denk ik duidelijk zijn.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 287 wordt ontraden. Dan de motie op stuk nr. 288.
Minister Slob:
In de motie op stuk nr. 288 van mevrouw Westerveld en mevrouw Van den Hul wordt gevraagd om op basis van het ontwikkelingsperspectief van leerlingen individuele afwegingen te maken over de eindleeftijd waarop ze de school verlaten. Ik kan deze motie in zekere zin wel oordeel Kamer geven, omdat dat eigenlijk ook al de huidige situatie is. Er is nu ook al ruimte om de keuze te maken dat leerlingen langer dan tot hun 18de, namelijk tot 20 jaar, gebruik kunnen maken van de school. De keuzes die daarin gemaakt worden, hangen uiteindelijk ook af van het ontwikkelingsperspectief van de kinderen. Er zijn kinderen voor wie het duidelijk is dat dat dagbesteding is. Er zijn ook kinderen voor wie de arbeidsmarkt duidelijk een ontwikkelingsperspectief is. Juist in die situaties is het soms mogelijk om daar uitzonderingen in te maken. Dat is, nogmaals, de situatie die zich op dit moment voordoet. U legt er de vinger op dat het soms niet altijd duidelijk is wanneer die afwegingen precies worden gemaakt. Dat zou een gesprekspunt met hen kunnen zijn, maar langer op school blijven dan 18 jaar hoort in principe al tot de mogelijkheden.
De voorzitter:
Dank u wel. De motie op stuk nr. 288 krijgt oordeel Kamer. Dan de motie op stuk nr. 289.
Minister Slob:
Ik zou willen vragen om de motie op stuk nr. 289 aan te houden tot over een of misschien twee weken. U krijgt voor het overleg van volgende week donderdag van mij een uitgebreidere brief over de thuiszitters en de maatregelen die wij willen nemen, omdat wij op dit moment ook niet tevreden zijn over het terugdringen van de aantallen. Er gaan heel veel kinderen weer terug naar school, maar dan zijn er weer andere die erbij komen. Bij deze brief — die zal niet alleen van mij afkomstig zijn, maar ook van andere collega's — zal ook het rapport van de heer Dullaert over de doorzettingsmacht gevoegd worden. Dat rapport raakt eigenlijk ook aan de insteek van deze motie. Het lijkt mij niet handig om daar nu op vooruit te gaan lopen, want ik vind dat we recht moeten doen aan het rapport van de heer Dullaert over de doorzettingsmacht, die wij overigens vooral op regionaal niveau willen organiseren.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Kwint, korte vraag.
De heer Kwint (SP):
Ik kan het toch niet nalaten om te zeggen dat dat in de motie stond, regionaal
Minister Slob:
Nee, dat staat er niet.
De voorzitter:
Nee, er wordt via de voorzitter gesproken en ik heb de heer Kwint het woord gegeven. Een korte vraag.
De heer Kwint (SP):
Laat ik het voor nu kort houden. Wij hebben een groot vertrouwen in de heer Dullaert en geen enkel bezwaar tegen het aanhouden van de motie.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Kwint stel ik voor zijn motie (31497, nr. 289) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Dan de motie op stuk nr. 290.
Minister Slob:
Als ik de motie op stuk nr. 290 zo mag uitleggen dat dit onderwerp besproken moet worden met betrokkenen, kan ik mevrouw Van den Hul zeggen dat daar inmiddels al een afspraak voor is gemaakt, bij de landelijke tafel, waar ook vertegenwoordigers van de sociale partners bij aanwezig zijn, maar ook breder. Daar zijn we heel specifiek in gesprek over dit onderwerp. Dat is geagendeerd voor een volgende bijeenkomst. Als u aangeeft dat over dit onderwerp gesproken moet worden en dat we misschien eens wat preciezer met elkaar moeten gaan kijken wat hier gaande is, als ik de motie zo mag interpreteren, kan ik haar oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 290 krijgt oordeel Kamer. Dan de motie op stuk nr. 291.
Minister Slob:
De motie op stuk nr. 291 heeft te maken met, zoals wij dat dan in het jargon noemen, de EMB-kinderen en de onbekendheid die er soms is over wat er rond indicaties al dan niet mogelijk is. Er is in 2015/2016 een handreiking specifiek daarvoor gemaakt, ook voor de samenwerkingsverbanden en de scholen. Als ik de motie mag interpreteren als een verzoek om die handreiking nog eens heel specifiek onder de aandacht te brengen van de betrokkenen, kan ik haar oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
Ik zie de heer Bruins. Gaat uw gang.
De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik heb die handreiking zelf ook gelezen en ik vond haar zelf niet helemaal kristalhelder. Dus als de minister wanneer hij de handreiking weer eens onder de aandacht brengt ook wil kijken of het inderdaad eenduidig en helder is wat er staat, dus ook nog even een check op de tekst en de actualiteit doet, dan kan ik hier volmondig ja op zeggen.
Minister Slob:
We gaan de handreiking niet volledig herschrijven, maar zij zal natuurlijk toegelicht worden. Het is duidelijk dat als overduidelijk is dat herindiceren eigenlijk gewoon een overbodige activiteit is, dat het belastend is voor de betrokkene omdat gewoon duidelijk is wat er aan de hand is en men ook weet dat dat een structureel iets is — dat is de insteek van de handreiking — zullen we dat op die manier met woorden begeleiden.
U had nog een vraag over de huisvesting en problemen over de normering. Een enkele keer komt dat tot ons. Ik kan u toezeggen dat ik bij het eerstvolgende overleg met de commissie Zorg, Jeugd en Onderwijs van de VNG heb, zoals die officieel heet, dit onderwerp zal bespreken. Als daar iets uitkomt wat met u gedeeld moet worden, zullen we dat zeker doen.
Voorzitter. Tot slot de motie die is ingediend door D66 over een aparte brochure over wat voor regels er nu zijn, de motie op stuk nr. 292. Ik kan deze motie oordeel Kamer geven. Ik zeg er wel bij dat in de brochure die destijds op initiatief van de VVD-fractie is gemaakt al onderdelen zaten die raakten aan passend onderwijs. Het is ook niet zo dat er heel veel extra voorschriften zijn, maar ik denk dat het inderdaad goed is om nog eens een keer extra onder de aandacht van scholen te brengen wat we nu precies van ze vragen. Daarmee kunnen we ook de discussie aanwakkeren over regels en regels ruimen en soms ook even in het eigen hoofd beseffen dat veel regels uit de eigen school komen. Dus oordeel Kamer, wat ons betreft.
De voorzitter:
Dank u wel. De motie op stuk nr. 292 krijgt oordeel Kamer. Daarmee zijn we aan het eind van de beraadslagingen gekomen.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Over de ingediende moties wordt aanstaande dinsdag gestemd. Ik bedank de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs zeer hartelijk voor zijn bijdrage. Ik dank de Kamerleden voor hun bijdrage in dit VAO over passend onderwijs.
De vergadering wordt van 18.38 uur tot 19.30 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20182019-52-28.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.