31 Wijziging van de Wet wapens en munitie

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet wapens en munitie in verband met de Richtlijn (EU) 2017/853 van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (PbEU 2017, L 137/22) ( 34984 ).

De voorzitter:

We gaan direct door met het pièce de résistance van deze avond, namelijk de wijziging van de Wet wapens en munitie. Als eerste spreker heeft zich gemeld de heer Van Dam van het CDA. Ik geef u het woord.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Van Dam (CDA):

Voorzitter, dank u wel. Eind 2015 werd Parijs opgeschrikt door een bloedige aanslag. Daarbij vielen 130 doden, onder meer bij een concert in de Bataclan. De meesten van hen kwamen om het leven door gereactiveerde automatische wapens, vaak nog afkomstig uit Oost-Europa. Een jaar later, in Brussel, in Zaventem, werd er opnieuw een terroristische aanslag gepleegd, met vele doden en gewonden tot gevolg. Het ging hier om een bomaanslag, maar bij het onderzoek dat volgde op deze aanslag, werden er in een Parijse voorstad wapens en explosieven aangetroffen en er bleek een link te zijn met drie in Rotterdam wonende mannen. In een kelderbox in Rotterdam worden 45 kilo munitie en patroonhouders voor kalasjnikovs gevonden. Het blijkt dat vanuit Nederland aan de aanslagplegers, zowel in Parijs in 2015 als in Brussel in 2016, wapens en munitie zijn geleverd.

Deze aanslagen hebben geleid tot het gemeenschappelijke gevoel bij de Europese lidstaten om met een sterke Europese wapenwet te komen. De wet die we vandaag bespreken betreft de implementatie van die nieuwe Europese wapenrichtlijn. Voor het CDA brengt deze richtlijn waardevolle verbeteringen, met name waar het gaat om de registratie van wapens, het verlenen van vergunningen en de wijze waarop om wordt gegaan met het onklaar maken van wapens.

De CDA-fractie dankt de minister voor de uitgebreide beantwoording van alle vragen die wij in de schriftelijke ronde aan de orde hebben gesteld. We hadden veel vragen over de verwerking van bijzondere persoonsgegevens, maar de antwoorden hebben ons overtuigd. Niet bij de verlening van een vergunning mag zonder meer geloof of politieke overtuiging een rol spelen, maar als iemand radicaliseert, of dat nou politiek is of qua geloof, dan moet de overheid kunnen ingrijpen en dan moeten we de politie ook juridisch het gereedschap in handen geven om op te kunnen treden. Zo zien wij dat en zo zien we dat in deze voorstellen, die wij steunen. Wel wil ik graag van de minister weten of de mogelijk verzamelde bijzondere persoonsgegevens niet voor andere verlofaanvragen gebruikt kunnen worden, bijvoorbeeld voor doeleinden buiten de Wet wapens en munitie.

Ik ben wel beducht wat betreft de toename van het aantal uren voor het uitvoeren van de wettelijke taken die volgen uit de voorgestelde wet, in verhouding tot de capaciteit bij de politie. We weten allemaal hoe overbelast onze politie is. Elke taak die we extra op de schouders van onze dienders leggen, zeker een taak die ook best door anderen gedaan zou kunnen worden, is er voor het CDA een te veel. Heeft de minister dit besproken met de korpschef? Kan de politie daadwerkelijk deze extra taak erbij hebben?

De collega's Van Nispen en Van der Staaij hebben eerder een motie ingediend om tekorten in kaart te brengen en ervoor te zorgen dat er voldoende capaciteit is om zorgvuldige controles te kunnen blijven uitvoeren. De minister verwijst hiernaar in zijn beantwoording. Ik mis in die beantwoording nog wel een verwijzing naar de brief van 20 december 2017, waarin de minister aangeeft dat de teams Korpscheftaken, die deze werkzaamheden uitvoeren, een te hoge werklast ervaren en dat er op korte termijn wordt gezocht naar oplossingen. Is er al zicht op die oplossingen? Wat is er gedaan om naast het toezicht op de Wapenwet ook de andere taken van dat Bureau Korpscheftaken voldoende aandacht te kunnen geven? Denk bijvoorbeeld aan het toezicht op de particuliere beveiligingsbranche, ook heel belangrijk. Kunnen de bureaus Korpscheftaken dit allemaal aan?

Ook wordt er gepoogd de Wet wapens en munitie te moderniseren, te vereenvoudigen, aldus de brief. Maar het lijkt er vooral op dat de werklast met dit wetsvoorstel wordt vergroot. Deelt de minister dat met mij? Ook lees ik dat de minister voornemens was de leges te verhogen per 1 januari 2019, om zo de hogere personeelskosten volledig in beeld te brengen bij de aanvrager. Maar die legesverhoging wordt niet geheel kostendekkend. Wanneer verwacht de minister dit wel te realiseren? Over welk verschil hebben we het? Verder vraag ik de minister nog specifiek naar de mogelijkheid om de termijn van de doorlooptijd van het wapenverlof te verlengen, om daarmee de werkdruk te verlichten. Hierover heeft de SGP al eerder een motie ingediend, maar ook ik ben benieuwd naar de stand van zaken.

Voorzitter. Een belangrijk punt van deze richtlijn is het vergroten van de traceerbaarheid van wapens. Met de val van de Berlijnse Muur en het uiteenvallen van de Sovjet Unie zijn er grote hoeveelheden wapens op de Europese zwarte markt terechtgekomen. In Slowakije kon men tot voor kort nog geheel legaal automatische wapens aanschaffen. Daarnaast zwerven er, bijvoorbeeld in Nederland, ook nog wapens uit de Tweede Wereldoorlog rond, vaak op een zolder, ergens weggestopt, waarvan de huidige eigenaar niet goed weet wat hij ermee moet doen. Het is kwalijk als deze wapens per abuis op de zwarte markt terechtkomen.

Onlangs is er in Rotterdam een succesvolle actie gehouden, georganiseerd door wijkbewoners, om zonder consequenties wapens in te leveren bij de politie. Een mooie samenwerking: een wijk die opstaat tegen vuurwapengeweld en daarbij gesteund wordt door politie en OM. Ook in andere gemeenten zijn er in het verleden dergelijke wapeninlevermomenten geweest. Er zit natuurlijk ook een schaduwkant aan, want het voorhanden hebben van een vuurwapen is gewoon een strafbaar feit en daar moet je ook wel een oplossing voor bedenken. Maar wij vinden die inleveractie toch uiterst charmant.

Voorzitter. Het CDA is van mening dat we er alles aan moeten doen om wapens van de straat te krijgen. Als er wapens liggen bij mensen die geen kwaad in de zin hebben, is het van belang dat deze dat op een veilige manier kunnen doen. Daarom ben ik van plan om in de tweede termijn met andere partijen een motie in te dienen, om te kijken naar een landelijke inleveractie van wapens. Het is voor mij wel van belang dat die wapens ook gecheckt kunnen worden. Ik vraag aan de minister hoe dat in de praktijk gaat. Was dit ook zo bij de Rotterdamse actie?

Voorzitter. Wat het CDA betreft wordt deze wetgeving zo snel mogelijk ingevoerd. Afgelopen zaterdag werd ik op ons congres aangesproken door een CDA-lid uit Alblasserdam. Hij heeft al geruime tijd jachtgeweren in huis, afkomstig van zijn vader en zijn opa. Hij wil deze wapens onklaar laten maken. Niet vernietigen, want aan die wapens zijn dierbare herinneringen verbonden. Maar hij kan ze op dit moment niet inleveren bij de officiële wapenhandel om ze onklaar te laten maken, want die officiële wapenhandel zit bomvol. Die zit bomvol, omdat er nog geen officiële instantie is aangewezen om toe te zien op het onklaar maken van die wapens. Daar gaat deze wet om. Het gaat dus niet alleen om criminelen en terroristen, maar het gaat ook om adequaat toezicht op gewone mensen, die op een veilige manier de schietsport willen beoefenen en die vooral ook op een veilige manier willen beëindigen.

Dank voor uw aandacht.

De voorzitter:

De heer Van Nispen heeft een vraag.

De heer Van Nispen (SP):

Ik sta sympathiek tegenover het voorstel voor een jaarlijkse landelijke wapeninleveractie. Ik denk ook dat het zinnig kan zijn om zo veel mogelijk wapens van de straat te krijgen. Toen wij ongeveer tien jaar geleden dit voorstel deden, was het argument van CDA-minister Hirsch Ballin om dit niet te willen dat je daarmee toch het signaal aan mensen afgeeft dat ze ongestraft een wapen kunnen hebben totdat die jaarlijkse dag weer is aangebroken. Hoe kijkt de heer Van Dam aan tegen dat argument? Wat zou hiertegen pleiten? Heeft hij daarover nagedacht?

De heer Van Dam (CDA):

U vraagt aan een ex-officier van justitie die zelf met vele wapenzaken op zitting heeft gestaan wat ertegen zou pleiten om tegen mensen te zeggen: goh, u heeft eigenlijk een strafbaar feit gepleegd, maar één dag per jaar, of één dag in de zoveel jaar, strijken wij met de hand over het hart en dat is het dan. Ik wil graag van de minister weten welke garanties er zijn dat echte boeven wel gepakt worden. Ik wil van de minister weten welke garanties er zijn dat wapens waarmee bijvoorbeeld geschoten is, waarmee iemand doodgeschoten is, eruit gevist worden en dat iemand die zo'n wapen heeft ingeleverd, nog eens op herhaling komt bij de politie. Ik zie dus zeker de gevaren ervan. U zegt dat het CDA er tien jaar geleden anders over dacht. Dit is het bewijs dat wij een partij zijn met een levendige gedachtenontwikkeling rondom veiligheid en strafrecht. Dus wij staan niet stil in denken.

En ik vind nog iets gewoon heel erg van belang. Vergeleken met andere landen hebben wij in Nederland een relatief zeer strenge wapenwetgeving. Dat moet niet alleen op papier zo zijn, maar ook in de praktijk, in de handhaving. In het daadwerkelijk uit de samenleving halen van wapens, moeten we alles in de strijd gooien wat denkbaar is.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de heer Van der Staaij van de SGP.

De heer Van der Staaij (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Houdt een terrorist zich keurig aan de Nederlandse wapenwetgeving? De vraag stellen is natuurlijk gelijk hem beantwoorden. Wie verkeerde bedoelingen heeft, zal zich vaak weinig gelegen laten liggen aan wat de wet zegt. En wie zich niet aan het meerdere "gij zult niet doden" houdt, zal zich vaak ook niet aan het mindere "gij zult geen illegaal wapen hebben" houden.

Is dan een implementatiewet voor de Vuurwapenrichtlijn wel zinvol? Het antwoord van de SGP is zonder twijfel: ja. Een overheid kan nooit garanderen dat er geen aanslagen plaats zullen vinden, maar een overheid kan er wel voor zorgen dat de drempel om zulke misdrijven te plegen zo hoog mogelijk is. Het doel van dit wetsvoorstel, namelijk het misbruik van vuurwapens voor criminele doeleinden tegengaan, kan dan ook onze steun krijgen. Dit wetsvoorstel sluit in belangrijke mate aan bij de bestaande regels. Wel worden er extra voorwaarden gesteld om te voorkomen dat onbruikbare gemaakte wapens opnieuw in gebruik genomen kunnen worden, en vindt er een betere registratie en controle plaats. Dat zijn uitgangspunten die de SGP deelt.

Voorzitter. Een kanttekening is wel dat de regering in de memorie van toelichting aangeeft dat er sprake is van een korte implementatietermijn. Dat is begrijpelijk gezien de urgentie van de herziening, maar ondertussen zijn we alweer flink verder in de tijd. En voordat de Eerste Kamer aan bod is geweest, zijn we alweer een tijd verder. De vraag is ook wat de reden ervoor is dat dit toch langer heeft geduurd, in het licht van de urgentie en de afgesproken korte implementatietermijn.

Voorzitter. Een vraag die wij ons ook altijd stellen als het gaat om Europese richtlijnen en regels, is: is het wel nodig dat je het Europees regelt? Gezien de internationale vertakking van de misdaad en de terroristische dreiging — de voorbeelden zijn al genoemd — die zich ook niet aan de landsgrenzen houden, is dat naar onze mening in dit geval een goede keuze. Het moet niet zo zijn dat je in België keurig geregistreerd staat als persoon die geen wapen mag bezitten, terwijl net over de grens in Nederland geen haan ernaar kraait als je jezelf meldt bij een schietvereniging.

Een belangrijk punt van aandacht en discussie in het traject van dit wetsvoorstel is de registratie van gegevens rondom bijvoorbeeld godsdienst en ras. De SGP is van mening dat er met zulke bijzondere persoonsgegevens zeer zorgvuldig omgegaan moet worden. Daarom is het ook terecht dat hier aandacht aan is besteed, ook in de schriftelijke behandeling. Het is wat ons betreft goed als dat ook in de mondelinge behandeling vanavond door de minister nog verder wordt verhelderd, maar ik wil alvast zeggen dat wij ons toch heel goed kunnen voorstellen, ook in het licht van de Algemene Verordening Gegevensbescherming, dat het juist wel wenselijk is om hier expliciet te zeggen dat in bijzondere gevallen ook die gevoelige persoonsgegevens geregistreerd mogen worden. Ik denk dat dat echt het verschil is tussen het verleden en nu: we stellen heel nadrukkelijk dat er een formele en wettelijke basis moet zijn om bepaalde bijzondere kwetsbare persoonsgegevens ook ergens vast te leggen, omdat het juist in dit geval bijzonder wenselijk is dat wél te doen. Stel je voor dat iemand banden met ISIS blijkt te hebben, en zijn naam wordt genoteerd vanwege de banden met ISIS of een andere terroristische club, dan is dat buitengewoon relevante informatie. En dat kan dan dus inderdaad ook nadrukkelijk aan godsdienstige overtuiging gelieerde informatie zijn.

Voorzitter. Dan een belangrijk punt. De uitvoering van de regelgeving rond de Wet wapens en munitie berust bij de korpschef van de politie. Is dat een taak die daadwerkelijk daar het meest op z'n plaats is? Zijn de uitvoerende politieambtenaren in staat om die verloven goed toe te kennen? Is het risico niet groot dat door onervarenheid — er komt maar af en toe een dergelijk verzoek binnen — de kwaliteit van de toetsing makkelijk tekort kan schieten? Dat is een vraag die ik de minister toch nog wil voorleggen.

Eerder heeft de Kamer een motie aangenomen van de heer Van Nispen en mijzelf over de vraag of de politie wel voldoende capaciteit heeft om grondig psychisch onderzoek en thuisonderzoek te doen bij het verlenen van een wapenvergunning. Is het gevaar niet groot dat dat alleen maar toeneemt? Graag krijg ik een reactie op dat punt.

Tot slot nog het punt van de administratieve lasten. In zijn algemeenheid onderschrijft iedereen de stelling dat we administratieve lasten moeten verminderen, maar in concreto is nog niet helder uitvoering gegeven aan de aangenomen motie-Van der Staaij (34432, nr. 11) van twee jaar geleden over het verlengen van vergunningen zoals een jachtakte. Het is cruciaal dat er goede toetsen plaatsvinden bij de vergunningverlening voor wapens, maar de vraag is wel of dat niet beter kan door een zwaardere vergunningsprocedure voor een paar jaar in plaats van door een soort jaarlijkse routinecontrole zonder diepgaand onderzoek, maar wel met behoorlijke lasten voor alles en iedereen. Is de minister bereid om hier nog eens goed naar te kijken? We begrijpen dat nu én de leges fors omhoog zijn gegaan én de toetsing nog steeds elk jaar moet plaatsvinden. We begrijpen dat het in het kader van dit wetsvoorstel niet gaat lukken, maar ik wil de minister toch nadrukkelijk vragen om nog eens te kijken naar dit punt van die aangenomen motie en daarop terug te komen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank. Mevrouw Buitenweg van GroenLinks.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. We spreken vandaag over de aanscherping van de Wet wapens en munitie. Die aanscherping is nodig ter implementatie van een Europese richtlijn. GroenLinks is blij met het doel van deze richtlijn, namelijk om wapens meer traceerbaar te maken en om scherpere eisen te stellen aan de registratie. Ik kan me wel vinden in veel van de concrete vragen die door de voorgaande sprekers zijn gesteld. Ik heb zelf ook nog een paar opmerkingen over en naar aanleiding van het wetsvoorstel.

Allereerst het opslaan van persoonsgegevens, waar de heer Van der Staaij net mee eindigde. Ik kan me het ongemak van velen bij het huidige artikel 44 wel voorstellen. Ik zeg "het huidige artikel", want daar was heel veel verwarring over. Allereerst wil ik dus graag een bevestiging van de minister: is het zo dat er al vanaf 16 oktober 2018 in de huidige Wet wapens en munitie staat dat de korpschef persoonsgegevens kan verwerken waaruit ras of etnische afkomst, politieke opvattingen, religieuze of levensbeschouwelijke overtuigingen en dergelijke kunnen blijken? Volgens mij staat dat zo in de huidige wet. Ik kan me voorstellen dat daar ongemak over is, maar tegelijkertijd zijn er, zoals de heer Van der Staaij al zei, gevallen waarin gezegd kan worden: als ergens uit blijkt dat iemand bijvoorbeeld tot een extremistische groepering behoort, wil je dat wel meenemen in je beslissing om al dan niet een wapenvergunning af te geven. Ik heb wel gezien dat er een amendement van mevrouw Den Boer ligt, op stuk nr. 9, om een evaluatie te vragen van hoe dit artikel nu in de praktijk wordt toegepast. Dat lijkt mijn fractie een nuttige richting. Die zou ik dan ook willen steunen. Ik hoop dat de minister die ook kan steunen.

Voorzitter. Ik zag in de wet dat er een geautomatiseerd systeem komt waarin alle informatie zit die iets vertelt over het verband tussen een legaal vuurwapen en de eigenaar. Dit is bedoeld om deze informatie uit te kunnen wisselen met andere lidstaten. Bij AMvB zal dan worden geregeld welke gegevens precies kunnen worden verstrekt aan andere lidstaten. Kan de minister hier iets over vertellen? Ik begrijp dat de Europese Commissie nog een voorstel moet doen voor welke gegevens hier dan precies in zouden moeten staan. Ik vind dat we daar te weinig informatie over hebben. Hoe zit Nederland hierin?

Verder meen ik dat een land als Luxemburg in de Raad tegen het compromis heeft gestemd omdat de regering van dat land dit compromis eigenlijk ontoereikend vond omdat zij een strikt en geharmoniseerd verbod wilde op de meest gevaarlijke semiautomatische wapens. Hoe staat het nou met dat geharmoniseerde verbod op die semiautomatische wapens? Stelt dat nou iets voor of is dat inderdaad absoluut niet strikt genoeg, ook naar de mening van onze regering?

Er zijn inderdaad — collega Van Dam zei het ook al — ook heel veel illegale wapens in omloop in Nederland, meer nog dan voorheen. Ze zijn goedkoper en er is makkelijk aan te komen, bijvoorbeeld via internet, maar ook door de beschikbaarheid van grote hoeveelheden wapens die uit voormalig Joegoslavië komen. Daar maken wij ons, denk ik, allemaal ernstige zorgen over. We hebben daar nog niet zo lang geleden een wat uitgebreider debat over gehad, maar ik wil de minister toch vragen of hij nu kan zeggen hoe het staat met de aanpak van die illegale wapenhandel. Hoe ziet de Europese samenwerking daarop? Is dat ook op Europees niveau echt een prioriteit?

Dan zijn er ook nog illegale wapens die niet aan criminelen toebehoren, maar die we toch uit de samenleving willen halen, omdat we niet willen dat onze kinderen daar met hun tengels aan zitten of dat iemand ineens een wapen voorhanden heeft. Al is het dan van een verre opa, het blijft toch een wapen, en dat wil je niet hebben bij iemand die ineens in een woedende bui is. We hebben gezien dat in Rotterdam bij die speciale actie verschillende wapens zijn ingeleverd, waarbij de politie zei dat mensen dan niet vervolgd zouden worden voor illegaal wapenbezit. Ik vind het belangrijk om hierbij te zeggen dat mensen natuurlijk wel vervolgd moeten worden voor eventuele misdaden die met die wapens zouden zijn gepleegd. We zijn voornemens om daar met de collega's van het CDA en de VVD een motie voor in te dienen. Ik hoop dat die hier in het parlement brede navolging krijgt.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank. Het woord is aan mevrouw Laan-Geselschap van de VVD.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Dank, voorzitter. We zijn met z'n allen verplicht om Nederland veilig te houden. We moeten dan ook ieder voorstel dat daarbij kan helpen, serieus nemen. De wijziging van de Wet wapens en munitie is zo'n voorstel. De VVD realiseert zich dat 100% veiligheid niet bestaat, maar dat strengere wapenwetgeving kan bijdragen aan een veiliger Nederland is van evident belang. En dat verdienen de Nederlanders ook.

De wijziging van de betreffende wet heeft een bijzonder nare aanleiding. Na verschillende aanslagen op Europees grondgebied heeft de Europese Commissie al in 2015 opgeroepen om de richtlijn aan te passen. Met de aanpassing van de vuurwapenrichtlijn willen we het misbruik van vuurwapens voor criminele doeleinden verder aanpakken. De Nederlandse wapenwetgeving is al behoorlijk streng, maar de wet wordt nu aangescherpt. Ik begrijp de gedachte achter het aanscherpen, maar heb toch nog wat vragen over de aanpak waar het echt om draait. Dat is de aanpak van de illegale wapenhandel. Strenger toezicht op wapenhandelaren, kopers en recreatieve gebruikers is prima, maar het is lastig voor te stellen dat terroristen op een legale wijze aan deze wapens komen. Als dat anders is, hoor ik dat graag van de minister. Ik zou ook graag van de minister horen op welke wijze de aanscherping van deze wet bijdraagt aan de bestrijding van de illegale wapenhandel.

Voorzitter. Hoewel wij deze wet steunen, wil ik wel aandacht vragen voor de schietsportverenigingen. Legale wapens moeten in handen zijn of komen van degenen die kunnen omgaan met de vergaande verantwoordelijkheid die wapenbezit met zich meebrengt. Dat is bij leden van schietverenigingen over het algemeen altijd het geval. En voor gildes en schutterijen geldt dat natuurlijk ook. Kan de minister duidelijkheid verschaffen over wat er voor deze verenigingen gaat veranderen? De leden van deze clubs hebben begrip voor de regels die voor hen gelden omdat ze in het bezit mogen zijn van een vuurwapen, maar zij mogen niet overspoeld worden met administratieve rompslomp en gedoe, mede omdat de regelgeving in Nederland al behoorlijk streng is. We zijn dan ook blij met de motie waar het CDA vandaag mee komt, die ingediend wordt mede namens GroenLinks en de VVD. Uiteraard omdat dit Rotterdamse initiatief van een Rotterdams Kamerlid zeer enthousiast onthaald is, maar de heer Van Dam heeft het toch maar mooi vandaag naar voren gebracht. Waarvoor dank!

Voorzitter. Ik wil tot slot ingaan op de kwestie van het registreren van onder andere ras en etnische afkomst. De VVD heeft hier bij de schriftelijke inbreng voor deze wet ook aandacht voor gevraagd. De VVD is ook geen voorstander van het registreren van ras of etniciteit van de wapenbezitters. De minister heeft toegegeven dat er in de memorie van toelichting bij dit wetsvoorstel op dit punt enige onduidelijkheid was. Dat heeft een hoop verwarring veroorzaakt. Wij zijn overtuigd door de uitleg die de minister heeft gegeven in zijn antwoorden op de vragen van onder andere de VVD. Het gewraakte artikel 44 is uit het wetsvoorstel gehaald. De minister heeft onomwonden duidelijk gemaakt dat ras, etnische afkomst, religie of politieke opvatting geen rol spelen bij de vergunningverlening op grond van de Wet wapens en munitie. Wel is het mogelijk dat in het onderzoek naar een vergunningaanvraag informatie naar voren komt waaruit bijvoorbeeld de religieuze of politieke opvattingen van de aanvrager blijken. Dat deze bijzondere persoonsgegevens worden geregistreerd en dat de politie de bevoegdheid moet hebben om dit te kunnen verwerken, daar staat de VVD volledig achter. Overigens hadden zij die bevoegdheid al. Dit wetsvoorstel wijzigt daar niets aan. Kortom, de minister heeft het misverstand weggenomen, en daarmee is voor de VVD de kous af.

Tot zover mijn bijdrage. Dank u wel.

De voorzitter:

Mevrouw Buitenweg heeft een vraag voor u.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Dit is namelijk heel verwarrend en ik heb er zelf ook net vragen over gesteld aan de minister. Maar ik vreesde even dat de collega het bijna weer iets complexer maakte, want volgens mij heeft de minister artikel 44 niet vanwege de onduidelijkheid teruggetrokken. Artikel 44 is al opgenomen vanwege het feit dat wij de AVG hebben aangenomen. Al sinds oktober maakt dit artikel 44 dus al deel uit van de Wet wapens en munitie. Dus dat is volgens mij het geval. Er is absoluut veel onduidelijkheid over, ook aan mijn kant, maar volgens mij maakte het dus nu al deel uit van die wet en heeft de minister het dus niet weggetrokken vanwege de onduidelijkheid. Misschien kunt u daar zo meteen ook nog even op reageren. Ik begrijp dat het raar is om hierover te interrumperen, maar dit is volgens mij wel een crux, ook in heel veel verslagen van de media. Het is belangrijk dat we hier heel precies over zijn.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Ik denk dat mevrouw Buitenweg deze analyse keurig heeft gemaakt. Ik sluit me daar bij aan, maar ik ben daarnaast ook blij met alle woorden die de minister eraan heeft gewijd in al zijn stukken, zo zeg ik nogmaals. Hij heeft in ieder geval bij ons op die manier de onzekerheid en de onduidelijkheid weggenomen. Wij hechten als VVD ook enorm aan privacy en vinden dat ook voor Nederlanders belangrijk, maar ik denk dat uw samenvatting meer recht doet aan de waarheid; het klopt op die manier. Dank u wel.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Dank u wel. Wij maakten ons als fractie ook zorgen, dus wij delen uw observaties daarover.

De voorzitter:

Dank. Het woord is aan de heer Van Nispen van de SP.

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter. Als je een vergunning hebt gekregen om een vuurwapen te mogen bezitten, bijvoorbeeld voor een schietsport of als verzamelaar, dan schept dat een bijzondere verantwoordelijkheid. De meeste mensen gaan daar overigens ook heel goed mee om. De oorsprong van deze Europese vuurwapenrichtlijn ligt bij de terroristische acties in Parijs. Ook mijn fractie heeft zich net als de heer Van der Staaij afgevraagd of deze richtlijn nou aanslagen gaat voorkomen, en of terroristen zich überhaupt houden aan Europese richtlijnen. Toch moeten we deze richtlijn zeker wel bekijken als een serieuze poging om te kijken waar het beter kan, qua controle, toezicht, waarborgen et cetera. Het doel is te onderschrijven: misbruik van wapens moet zo veel mogelijk worden tegengegaan en er moet steeds worden gewaarborgd dat wapens niet in verkeerde handen vallen. Daarmee is de SP het helemaal eens.

Allereerst ook van mijn kant nog wat vragen over de gevoelige gegevens van de aanvrager. Hier is veel over te doen geweest. De politie gaat mensen die een wapenvergunning aanvragen toch niet naar ras, religie en politieke opvatting vragen? Die vraag hebben we opgeworpen. De minister bezwoer ons meteen dat dit niet zo was. Er is een grondslag die de verwerking van bijzondere persoonsgegevens mogelijk maakt: alleen indien nodig. Maar het is geen doel op zich om gegevens over ras of religie te gaan verzamelen. Ik vond dat het voorbeeld het ook wel wat helderder maakte. Stel nou dat de politie in het kader van een huisbezoek of voor een kluiscontrole ziet dat er allemaal vlaggen hangen met hakenkruizen of bijvoorbeeld IS-symbolen, dan zou het ook wel een beetje gek zijn als de politie niets zou kunnen met die gegevens, als ze deze niet zou mogen verwerken en die gegevens niet zou mogen betrekken bij het niet toekennen van die aanvraag. Daar ben ik het in beginsel mee eens. Maar blijft het hier ook echt toe beperkt, vraag ik de minister: tot gegevens die de politie blijken als een soort bijvangst. Hoe is dat nou gewaarborgd, vraag ik de minister.

Dat andere bijzondere persoonsgegevens wel relevant zijn, zoals strafrechtelijk verleden of psychische problemen, snap ik ook. Al met al wil ik hier wel nogmaals de vraag opwerpen, juist ook omdat ik dat in dit debat belangrijk vind: kan de minister dan garanderen dat er voldoende waarborgen zijn dat er op juiste, rechtmatige en zorgvuldige wijze met bijzondere persoonsgegevens omgegaan wordt? Dit moet niet alleen op papier, maar juist ook in de uitvoeringspraktijk gebeuren, en zeker ook als er uitgewisseld gaat worden met andere landen.

Ook zijn er van mijn kant nog wat vragen over de capaciteit bij de politie. Dat is al heel lang een probleem. Geregeld maken we hier wetten die ervoor zorgen dat de politie het nog drukker krijgt. Twee jaar geleden hebben we bij de wijziging van de Wet wapens en munitie samen met de heer Van der Staaij inderdaad die motie ingediend: "verzoekt de regering de tekorten in kaart te brengen en ervoor te zorgen dat er voldoende capaciteit is om termijnen op zorgvuldige wijze te halen en intensieve controles te kunnen doen". Want met dit voorstel nemen de lasten en de taken weer toe. Deels zit er compensatie in voor de politie, maar deels ook niet. en dan schrijft de minister: eventuele meerkosten zullen worden besproken. Het bespreken van kosten is nog iets anders dan compenseren. Kortom, ik ben er niet helemaal gerust op. Hoe zit het nou met de uitvoering van die motie? Is in kaart gebracht wat de tekorten zijn in de politiecapaciteit om de taken in het kader van de wapenwetgeving goed, zorgvuldig en tijdig uit te voeren? Wat kunnen we hier nou over afspreken met de minister?

We voeren dit soort debatten over legale wapens en over strengere eisen voor vergunninghouders en de politie om een wapenvergunning te krijgen, maar er gaat eigenlijk een veel groter gevaar uit van de illegale wapens. Veel te veel moordmachines zijn veel te makkelijk te verkrijgen. Ik ben geen deskundige, maar wat ik ervan lees, is dat dit steeds erger wordt. Is dat ook het beeld van de minister? Hebben we dit wel voldoende in beeld? Hoe kunnen we hier beter de vinger achter krijgen? Is dit niet vooral ook een kwestie van doorrechercheren in het criminele circuit door ervaren rechercheurs die met voldoende collega's hun werk kunnen doen? Zijn we tevreden over hoe de internationale samenwerking op dit gebied verloopt? Graag krijg ik hier nog een reactie op.

Helemaal tot slot: het vrijwillig inleveren van wapens. Ik vind het echt een goed voorstel van de collega's. Ik heb het net nog even opgezocht en mijn illustere voorganger Jan de Wit heeft op 13 mei 2008 ook een voorstel ingediend om het vrijwillig inleveren van wapens niet te bestraffen. Toenmalig minister Hirsch Ballin was daar toen helaas niet voor. Ik vind het alleen maar heel erg mooi dat er nu een breed initiatief vanuit de Kamer ligt om dat nu wel te gaan doen, want volgens mij moeten we inderdaad zo veel mogelijk wapens van de straat zien te krijgen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank. Het woord is aan mevrouw Helder van de PVV.

Mevrouw Helder (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Naar aanleiding van de afschuwelijke aanslagen in Parijs in 2016 kwam de Europese Commissie met een aanscherping van de vuurwapenrichtlijn. Dat is aanleiding geweest voor de regering om de Wet wapens en munitie aan te scherpen. Het is niks meer of minder dan een voorbeeld van EU-bemoeienis met een onderwerp waar natuurlijk helemaal niemand tegen kan zijn. Je moet aanslagen zo veel mogelijk zien te voorkomen. Maar wat helpt dan? Mijn fractie heeft heel vaak gezegd, en ik herhaal dat weer: grenscontroles, weten wat er binnenkomt. Dat is geen muur, waar altijd grappig over wordt gedaan. Kijk eens naar het voorbeeld van Letland, waar met infraroodstralen ook kan worden gecontroleerd wat er over je grens komt. Dan kan je heel goed en efficiënt controleren.

Wat is er nog meer nodig? Dat heb ik ook al heel vaak gezegd en dat herhaal ik ook. Voldoende gespecialiseerde rechercheurs, zodat er doorgerechercheerd kan worden, zodat je de vinger krijgt achter wie de wapens gebruikt, waar ze vandaan komen, hoe het kan dat onklare vuurwapens onze grens over komen en hoe het kan dat ze weer "gebruiksvriendelijk" worden gemaakt en dus ook gebruikt worden. Dat hebben we nodig. We weten het allemaal: de politie heeft helemaal niet voldoende capaciteit. De afdeling Korpscheftaken moet de handhaving van de Wet wapens en munitie controleren, dus of degenen die een wapenverlof hebben, zoals dat met een mooi woord heet, zich aan de wet houden en of de kluisjes waar de wapens in zitten, vergrendeld zijn en aan de muur en vloer verankerd zijn zoals het hoort. Er is onvoldoende capaciteit om dat te controleren. Daar verandert helemaal niets aan.

Wat gaat er dan gebeuren? Mensen die zich aan de regels houden — de sportschutters zijn al vaker genoemd — krijgen weer met een scherpere controle te maken. Mijn fractie is daar pertinent op tegen. Dat geldt ook voor EU-bemoeienis waar die niet nodig is. Mijn fractie is dus tegen dit wetsvoorstel.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot slot mevrouw Den Boer van D66.

Mevrouw Den Boer (D66):

Voorzitter. Voor ons ligt de Wet wapens en munitie. We hebben dit debat naar aanleiding van een Europese richtlijn, die al eerder is genoemd. Het doel van de richtlijn is helder. Het doel is om de omloop van wapens beter te kunnen registreren en daarmee terrorisme en georganiseerde misdaad beter te kunnen beheersen. Laat ik vooropstellen dat mijn fractie zeer veel begrip heeft voor dit doel. Mijn fractie vindt het goed dat deze wet onder andere de markering en de registratie van vuurwapens regelt en de informatie-uitwisseling over vuurwapens tussen de EU-lidstaten onderling verbetert.

Voorzitter. Het doel heiligt de middelen. Dat is een bekende uitspraak, maar volgens D66 gaat dat niet altijd op. De Wet wapens en munitie bevat een artikel dat gaat over de verwerking van bijzondere persoonsgegevens. Dat zijn gegevens zoals ras of etnische afkomst, politieke opvattingen, religieuze of levensbeschouwelijke overtuigingen. Hier is veel ophef over ontstaan. Niet alleen politieke partijen maar ook de Raad van State en de Autoriteit Persoonsgegevens waren kritisch. Het wetsvoorstel was op dit punt in veel opzichten onduidelijk en onvoldoende. Ik vind het daarom goed dat de minister later heeft erkend dat de toelichting op het wetsvoorstel onvolledig was. Maar ondanks dat blijft mijn fractie zorgen houden. D66 is geen voorstander van de verwerking van bijzondere persoonsgegevens. Ondanks het vertrouwen dat ik heb in onze politie en onze opsporingsdiensten, kan ik niet ontkennen dat er risico's op misbruik en discriminatie op de loer liggen. De minister heeft willen verduidelijken dat dit niet de bedoeling is. Ook is hij uitgebreid ingegaan op de vragen die D66 hierover heeft gesteld. Daar dank ik hem voor. Mijn zorgen zijn echter toch niet helemaal weggenomen. D66 houdt twijfels bij het nut en de noodzaak van de verwerking van bijzondere persoonsgegevens. Draagt het nou echt bij aan de effectiviteit van het voorliggende voorstel? Wat is voor de minister de afweging tussen enerzijds het doel van deze wet en anderzijds de inbreuk op de belangen van de betrokkenen?

De voorzitter:

De heer Van Dam heeft een vraag.

De heer Van Dam (CDA):

Ik heb toch een vraag aan de vertegenwoordigster van D66. Stelt u zich nou eens voor dat die politieman op controle gaat, dat hij op de zolderkamer van die verlofhouder komt en dat hij daar allerlei ... Het kan ISIS zijn; het kan een radicalisering aan de rechterkant, aan de linkerkant, aan de bovenkant of aan de onderkant zijn. Die politieman moet dan een en ander mee terugnemen. Die moet daarmee naar het bureau en die moet daar wat mee. Wat moet hij nou? Moet hij de mogelijkheid hebben om dat te kunnen vastleggen en dat te kunnen verwerken? Of verwijst u hem naar het schimmenrijk? Want ik denk niet dat we niet willen dat die politieman er iets mee doet. Hij zal er iets mee moeten doen. Dus wil je de politie dit laten doen, dan moet je haar adequate middelen in handen geven. Ik snap werkelijk niet hoe u het voor u ziet en wat u op dat moment van de politie verwacht.

Mevrouw Den Boer (D66):

Naast de Raad van State en de Autoriteit Persoonsgegevens, zijn meerdere partijen er heel kritisch over geweest. Ook het CDA heeft in het verleden de vraag gesteld waarom de verwerking van bijzondere persoonsgegevens nuttig en noodzakelijk is om deze wet goed te laten werken. U heeft het over het schimmenrijk. Maar ik vraag de minister juist om verdere verduidelijking te geven, zodat de professionals in het land goed uit de voeten kunnen met deze wet.

De heer Van Dam (CDA):

Ik vind het heel fijn dat ik herinnerd word aan de vragen die ik heb gesteld. Daar had ik in mijn inbreng ook al op gewezen, en ik heb gezegd dat ik daar adequate antwoorden op heb gehad. Maar mijn vraag aan u is: wat geeft u de politie dan wel in handen qua juridische bevoegdheden om deze wet te controleren? Want ik kan mij niet voorstellen dat D66 zou willen dat mensen die radicaliseren, hun wapen houden. Dat maakt u eigenlijk mogelijk.

Mevrouw Den Boer (D66):

Deze wet maakt heel veel dingen mogelijk. Deze wet maakt de registratie van wapens, de markering van wapens, de transactie van wapens et cetera, et cetera mogelijk. Dus het bijhouden van ongelofelijk veel gegevens zal door deze wet mogelijk gemaakt worden. En daar kan de politie mee uit de voeten.

De voorzitter:

Heel kort, meneer Van Dam.

De heer Van Dam (CDA):

Heel kort. Ik constateer dat er geen antwoord wordt gegeven op mijn vraag. Ik constateer dus dat D66 hier een groot gat in de wet laat, juist als het gaat om waar die wet voor bedoeld is.

Mevrouw Den Boer (D66):

De wet is niet door D66 gemaakt. Het is jammer dat de heer Van Dam constateert dat D66 hier een gat laat liggen. Kennelijk heeft meneer Van Dam zich nog niet laten overtuigen door D66. Ik zou dat uiteraard graag anders willen zien.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik hoor mevrouw Den Boer nu zeggen dat de zorg nog niet geheel is weggenomen. Ik vraag inderdaad om een verduidelijking. Maar ik heb toch een amendement gezien waarin zonder meer wordt gezegd: schrap dat hele artikel. Of is dat achterhaald?

Mevrouw Den Boer (D66):

Het amendement op stuk nr. 8 staat nog steeds. Het gaat over artikel 44 in de wet, en niet over artikel 44 in het wetsvoorstel. Het gaat ook niet over het schrappen van het hele artikel, maar om een groot deel van het artikel dat betrekking heeft op bijzondere persoonsgegevens, die door u ook eerder gekwalificeerd zijn als kwetsbare, gevoelige gegevens.

De heer Van der Staaij (SGP):

Zeker. Technisch leek het inderdaad eerst alsof het nieuwe bepalingen zijn. Later bleek dat het met de aanpassingswet Algemene Verordening Gegevensbescherming al wetgeving is. Natuurlijk is het uw formele recht om deze wetsbehandeling aan te grijpen om te zeggen: we hebben wel voor die aanpassingswet gestemd en er toen geen punt van gemaakt, maar we zijn op dit punt nu alert geworden en willen de wet alsnog aanpassen. Dat is uw goed recht, maar dan heb ik toch nog een vraag. Ik vond de beantwoording van de minister heel duidelijk en sterk. Zegt D66 nu inderdaad: ook als de politie erachter komt dat iemand inmiddels een aanhanger is geworden van jihadistisch gedachtegoed, dan mag dat op geen enkele manier vastgelegd worden, want dat zijn bijzondere persoonsgegevens, en wij willen niet dat die worden opgeslagen?

Mevrouw Den Boer (D66):

Op de laatste vraag wens ik te antwoorden dat door artikel 44, zoals dat in de wet staat, discriminatie mogelijk op de loer ligt. Daar is D66 kritisch op. Wij willen niet dat grondrechten hiermee in het gedrang komen. In het eerste deel van uw vraag stelde u: u komt terug op die AVG. Ik vind het fijn dat u mij als volksvertegenwoordiger de ruimte geeft om opnieuw naar een wetstekst te kijken. Dat doe ik hier grondig. Daarom kom ik met deze vraag aan de minister.

De heer Van der Staaij (SGP):

Prima, maar dan nog over het inhoudelijke deel. Mevrouw Den Boer zegt dat er risico op discriminatie is. Ja, voor heel veel bevoegdheden geldt dat er verkeerd gebruik van kan worden gemaakt. Het is altijd goed om te kijken hoe je dat kan clausuleren of in de gaten kan houden. Maar gooit u nu niet met het badwater ook het kind weg? Nogmaals even heel concreet de vraag: mag in de visie van mevrouw Den Boer wel of niet geregistreerd worden dat iemand bijvoorbeeld inmiddels bekeerd is tot jihadistisch gedachtegoed?

Mevrouw Den Boer (D66):

Ik kan hier alleen zo op reageren dat mijn fractie niet overtuigd is geraakt van nut en noodzaak van de verwerking van bijzondere persoonsgegevens.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter, nog één keer. Dit is een hele concrete casus. Dat is toch niet vergezocht? Zegt D66 dan gewoon: het kan in het kader van wapenbezit weliswaar interessante informatie zijn dat iemand inmiddels jihadistisch gedachtegoed aanhangt, maar dat mag je niet vastleggen, want wie weet kan er iets verkeerds mee gebeuren? Is dat werkelijk wat mevrouw Den Boer hier bepleit?

Mevrouw Den Boer (D66):

Ik heb hier zo meteen zelf ook nog een vraag over aan de minister, denk ik, hoop ik. Ik weet nog niet precies waar hij mee gaat komen in de beantwoording van alle vragen. Ik heb ook nog meer vragen in mijn tekst opgenomen. In ieder geval heeft de minister mist laten bestaan over de verwerking van bijzondere persoonsgegevens. In de krant konden wij vanmorgen bijvoorbeeld nog zien dat we tegen dit soort gegevens aan zouden kunnen lopen.

De voorzitter:

De heer Van Dam of mevrouw Laan?

De heer Van Dam (CDA):

Ik wou een ander punt aansnijden.

De voorzitter:

Oké. Mevrouw Laan, op dit punt?

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Op dit punt, precies. Ik zal de vraag van de heer Van der Staaij op een andere manier formuleren. Een van de collega's heeft hem van de week ook op die manier geformuleerd. Is het dan zo dat de politie door D66 specifiek gedwongen gaat worden om extremistisch gedachtegoed van iemand die een vergunningaanvraag voor een wapen doet, bijvoorbeeld te formuleren in die zin dat bepaalde gezichtsbeharing is toegenomen, omdat je niet mag zeggen dat iemand in zijn religie het extremistische gedachtegoed aan het extrapoleren is? Is dat wat D66 dan wil?

Mevrouw Den Boer (D66):

Gezichtsbeharing is geen bijzonder persoonsgegeven.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Nee, precies. Dat zeg ik ook. Eigenlijk dwingt u de politie dus om dit soort creatieve omschrijvingen van bepaald extremisme te gaan gebruiken om maar te voorkomen dat de dingen die u zo erg vindt, op papier komen te staan.

Mevrouw Den Boer (D66):

Naar mijn mening gaat artikel 44 daar niet over.

De heer Van Dam (CDA):

Het mag duidelijk zijn dat ik het voorstel van D66 een vorm van Russische roulette vind. Maar ik wil nog één ding vragen, want volgens mij wordt er niet alleen een amendement ingediend om artikel 44 grotendeels te ontmantelen. Er wordt ook een amendement ingediend om een evaluatiebepaling in te voeren. Preludeert u er al op dat uw amendement het niet haalt? Wat is uw bedoeling? Bij een evaluatiebepaling kan ik me heel veel voorstellen. Daarvan denk ik: het is een bijzonder persoonskenmerk. Daar zou ik mij, voor mijzelf sprekend, heel goed in kunnen vinden. Maar wat is de bedoeling?

De voorzitter:

Uw vraag is duidelijk.

Mevrouw Den Boer (D66):

Voor alle duidelijkheid: ik wil dat we dit debat op een rustige manier voeren, want ik heb het gevoel dat hier sprake is van enige opwinding. Even in alle zakelijkheid: het eerste amendement dien ik in om een groot deel van artikel 44 in de wet te schrappen, aangezien het gaat om de verwerking van bijzondere persoonsgegevens. We weten dat dat de grondrechten van burgers in Nederland maar ook elders in Europa potentieel schaadt, omdat discriminatie op de loer ligt. Twee. Als de minister bereid is dit amendement over het grotendeels schrappen van artikel 44 over te nemen, dan laten wij ook het amendement met betrekking tot de evaluatie vallen, omdat dat amendement over evaluatie betrekking heeft op dat eerste amendement c.q. artikel 44.

De heer Van Dam (CDA):

De vertegenwoordiger van D66 zegt dat ...

Mevrouw Den Boer (D66):

Ik heb ook een naam. Mevrouw Den Boer, dank u.

De heer Van Dam (CDA):

Mevrouw Den Boer van D66 zegt ...

De voorzitter:

Mevrouw Den Boer, ik ben heel blij dat u mij daaraan helpt herinneren. Ik zou het fijn vinden als ik hier de vergadering mag leiden. Ik begrijp dat er ook aan uw kant nu wat opwinding is, maar laten we het in godsnaam allemaal even rustig aan doen. De heer Van Dom ... kijk, daar krijg je het al! De heer Van Dam heeft het woord.

De heer Van Dam (CDA):

Dank u wel, voorzitter. We hebben het hier over radicalisering en ik vind eigenlijk dat D66 hier wat in het privacydebat radicaliseert. Ik vind het echt een enorm probleem dat wij aan onze opsporingsambtenaren vragen om te voorkomen dat foute mensen wapens in handen houden en dat we hun niet de middelen daartoe geven. Daarvan raak ik inderdaad best een beetje opgewonden.

Mevrouw Den Boer (D66):

Deze observatie laat ik geheel aan de heer Van Dam. Deze wet is bedoeld om de omloop van wapens beter te registreren, beter in beeld te krijgen en om daar goed informatie over uit te wisselen in de Europese Unie. Overigens terzijde: de EU-richtlijn vraagt Nederland niet om bijzondere persoonsgegevens te verwerken. Dit is wat Nederland zelf heeft toegevoegd aan deze wet.

De heer Van Nispen (SP):

Bij mij is van opwinding geen sprake, dus ik zal in alle kalmte gewoon een vraag stellen, ook om het beter te begrijpen. Met de vragen die ik en andere collega's net stelden, hebben we tot uitdrukking gebracht dat we willen weten hoe dit in de praktijk gaat uitpakken. Het is nogal wat: bijzondere persoonsgegevens. Tegelijkertijd heb ik naar aanleiding van het voorbeeld van de minister, waarin de politie op huisbezoek gaat en bij een kluiscontrole van alles ziet — vlaggen met hakenkruizen, IS-sympathieën — gezegd dat je je toch moeilijk kunt voorstellen dat de politie daar dan niks mee mag. Dat heeft mij oprecht aan het denken gezet en vandaar mijn kritische vraag aan de minister. Hoe zeker is mevrouw Den Boer van haar zaak dat artikel 44 per se moet vervallen? Is er nou ruimte voor debat, waarin de minister kan uitleggen hoe deze bevoegdheid in de praktijk gebruikt zal worden en waarna mevrouw Den Boer mogelijk kan zeggen: bij nader inzien was mijn amendement niet zo'n goed idee? Of zegt zij nu echt: ik weet zeker dat dit moet verdwijnen, wat er ook gebeurt in dit debat?

Mevrouw Den Boer (D66):

Wij zitten hier zeer principieel in. Wij zijn niet overtuigd van nut en noodzaak van artikel 44 in de wet.

De heer Van Nispen (SP):

Goed, dat kan. Dan blijft toch de vraag van collega's onbeantwoord hoe politieagenten dan om moeten gaan met wat zij ter plaatse mogelijk zien of wat zij aan Facebookuitingen of noem het maar op zien. Mijn vervolgvraag is als volgt. Mevrouw Den Boer zegt dat ze eigenlijk helemaal niet wil dat bijzondere persoonsgegevens worden verwerkt. Maar waarom mogen van D66 dan wel de gegevens betreffende de gezondheid en strafrechtelijke veroordelingen verwerkt worden? Want dat blijft volgens het amendement nog wel over van artikel 44. Waarom mag dat dan wel?

Mevrouw Den Boer (D66):

Strafblad en dergelijke valt niet onder bijzondere persoonsgegevens, maar het is heel belangrijk om iemands geschiedenis te kennen: kan iemand op een goede en bewuste manier omgaan met wapens en vormt hij of zij geen gevaar voor de samenleving? Dat heeft ons overtuigd van de noodzaak om die onderdelen te behouden. Maar ik wil ook nog even antwoord geven op een tussenvraag die u stelde over de praktische werking van zo'n wet. Ik heb gezien dat er nogal wat delegatiebepalingen, algemene maatregelen van bestuur, in de wet zitten. Ook is er, zo is mede geconstateerd door de Autoriteit Persoonsgegevens, nogal wat onduidelijkheid over hoe deze wet in de praktijk gaat werken. U heeft zelf de vraag gesteld over de capaciteit. Dat is een hele relevante vraag: kunnen we deze wet wel uitvoeren? Maar de wet moet zelf ook duidelijk zijn over de uitvoering. Daarom vraag ik aan de minister alle verdere onduidelijkheid weg te nemen. Ik heb het gevoel dat er nog steeds mist bestaat over een aantal zaken. Daar heb ik ook nog wat vragen over.

Mevrouw Helder (PVV):

Collega Van Nispen begon over een punt waar ik ook nog wat vragen over heb. Ik hoorde collega Den Boer zich op een gegeven moment een beetje verschuilen achter het woord "verwerken". De minister heeft het ook gezegd: verwerken is niet een taak, maar het opschrijven van wat je hebt gezien, waartoe je als politieagent verplicht bent. Mevrouw Den Boer hoorde ik daar verder nauwelijks op ingaan, maar toen had ze het over privacy. Dan ben ik het helemaal met collega Van Nispen eens: een gezondheidsdossier mag blijkbaar wel verwerkt worden, even los van wat je onder "verwerken" verstaat. Dat is dan toch inconsistent?

Mevrouw Den Boer (D66):

Het is niet inconsistent. We hebben hier heel erg goed naar gekeken en bewust voor gekozen, ook om voorbeelden die ik net heb genoemd. U stelt ook nog een vraag over het verschil tussen "verzamelen" en "verwerken". De AVG maakt een heel duidelijk onderscheid tussen die twee processen.

Mevrouw Helder (PVV):

Hier worden mij woorden in de mond gelegd die ik niet heb gebruikt. Ik heb het ook helemaal niet over de AVG. Ik heb het over het amendement dat collega Den Boer heeft ingediend en wil daar duidelijkheid over krijgen. Ik heb haar ook horen zeggen dat de minister veel verder gaat dan de richtlijn. Maar dat doet de minister op een ander punt ook, namelijk op het bezit van grote magazijnen. Daar gaat de minister ook veel verder dan de richtlijn, maar daar hoor ik collega Den Boer dan weer niet over. Ik blijf erbij dat ik het inconsistent vind.

Mevrouw Den Boer (D66):

Het mag heel helder zijn dat mevrouw Helder hier vragen over stelt, die ik voor een deel ook zelf aan de minister stel. Waarom gaat hij überhaupt verder dan de Europese richtlijn? Wij zijn niet overtuigd geraakt van nut en noodzaak van die aanvulling. Wij zien wel degelijk een verschil tussen verzamelen, aan de voorkant, en het verwerken van bijzondere persoonsgegevens in een latere fase van de gegevensverwerking.

De voorzitter:

Heel kort.

Mevrouw Helder (PVV):

Kort, voorzitter. Dat je niet overtuigd bent van nut en noodzaak, daar is een debat ook voor. Dat ben ik met collega Den Boer eens. Maar er wordt al een amendement ingediend en er wordt nog een amendement ingediend als vangnet, zoals collega Van Dam ook zei, voor als dat amendement niet nodig zou zijn. Dat vind ik dan toch een beetje dubbel. Dan is het niet gek dat er vragen over worden gesteld.

De voorzitter:

Goed. Mevrouw Buitenweg.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Ik probeer even het verschil tussen "verzamelen" en "verwerken" helder te krijgen. Is het voor de fractie van D66 dan wel mogelijk om die gegevens te verzamelen, dus niet te verwerken maar wel te verzamelen? Mijn fractie zit ook in haar maag met de verwerking van persoonsgegevens, maar ik vind het toch wel van belang dat als er inderdaad ergens allemaal nazisymbolen of allerlei andere zaken gevonden worden waaruit blijkt dat mensen nogal extremistische en misschien ook echt gevaarlijke sympathieën hebben, we die wel meewegen bij de vraag of we iemand een wapenvergunning moeten geven. Over discriminatie: ik vind het belangrijk om daarbij aan te merken dat het gaat om ongeoorloofd onderscheid. Het kan zo zijn dat we het geoorloofd vinden om iemand die heel extremistisch gedachtegoed aanhangt, geen wapen te geven. Mijn vraag is: mag er in dat geval wel verzameld worden volgens D66, maar niet verwerkt?

Mevrouw Den Boer (D66):

De AVG stelt hele strenge eisen aan en bevat een expliciete grondslag voor de verwerking van bijzondere persoonsgegevens. Daar gaat het ook over in artikel 44: de verwerking van persoonsgegevens door de korpschef. Daar hebben we het over, en niet over het verzamelen. Overigens heeft de minister ook al gezegd — ik hoop dat hij zo meteen nog verder antwoord gaat geven op vragen die daarover zijn en kunnen komen — dat het kennelijk niet de bedoeling is om deze bijzondere persoonsgegevens aan de voorkant te verzamelen, maar dat men tegen die bijzondere persoonsgegevens aan kan lopen. Dat vind ik nogal onduidelijk. Ik hoop dat de minister daar in de beantwoording van de vragen verdere duidelijkheid over kan scheppen.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Ik zou heel graag mede-indiener worden van het amendement over een evaluatiebepaling, maar dat ziet natuurlijk op een tekst die er dan wel moet zijn. Laat ik het dan zo zeggen: mocht mevrouw Den Boer denken dat het amendement om artikel 44 te schrappen het haalt, neem ik graag haar amendement voor de evaluatie over, want ze bijten elkaar natuurlijk wel.

Mevrouw Den Boer (D66):

Dank voor deze suggestie en voor de steun voor het evaluatieamendement. Ik ben uiteraard heel erg benieuwd welk oordeel de minister zal geven over het eerste, maar ook het tweede amendement in het vervolg van het debat.

Kan ik doorgaan, voorzitter?

De voorzitter:

Ja. Vervolgt u uw betoog.

Mevrouw Den Boer (D66):

Ik heb natuurlijk nog steeds de vraag of de minister kan uitleggen waarom het een en ander noodzakelijk is, hoe hij kan voorkomen dat willekeur en misbruik ontstaan en hoe risico's zo klein mogelijk gehouden kunnen worden. Dit specifieke punt van de wet was geen onderdeel van de Europese richtlijn. Daarom is mijn vraag aan de minister nog even heel expliciet waarom hij verder gaat dan het voorstel van de Europese richtlijn. Mijn fractie heeft inderdaad specifiek zorgen over artikel 44 van de wet. De minister heeft aangegeven dat dit artikel geen onderdeel meer is van de wetswijziging, omdat het artikel in de wet is opgenomen. Het is dus uit het wetsvoorstel geschrapt, maar het staat nog steeds in de wet, en daar zitten de zorgen van de D66-fractie. Daarom heb ik dus die amendementen voorbereid, waarvan met name het eerste ervoor zorgt dat de grondslag voor de verwerking van bijzondere persoonsgegevens uit de wet wordt geschrapt. Voor mijn fractie is nog onvoldoende duidelijk hoe misbruik van deze persoonsgegevens en willekeur bij het verwerken daarvan voorkomen wordt.

Voorzitter. Daarnaast heb ik nog een aantal andere vragen over privacy. Mijn fractie twijfelt of de noodzaak van inbreuk op privacy gerechtvaardigd is, gelet op proportionaliteit en subsidiariteit. Ook hebben we twijfels over de noodzaak en effectiviteit van de extreem lange bewaartermijnen van persoonsgegevens. Het gaat om 30 jaar. Ik ben me ervan bewust dat deze termijn al is opgenomen in de richtlijn, maar toch vraag ik me af waarom deze bewaartermijn noodzakelijk is voor de regulering van het vuurwapenbezit en het tegengaan van misbruik voor criminele doeleinden. Hoe draagt het bij aan de effectiviteit van de richtlijn? Waarom kan dit niet met kortere bewaartermijnen? En ziet de minister nog mogelijkheden in de toekomst om te kijken of deze extreem lange bewaartermijnen wel proportioneel zijn? De minister geeft aan dat een privacy impact assessment, een PIA, oftewel een gegevenseffectbeoordeling, niet nodig was en al eerder is uitgevoerd. Kan hij aangeven wat destijds de uitkomst van deze PIA was en wat er met die uitkomst is gedaan? Zijn die verbeteringen ook toegepast op deze wet?

Voorzitter. De D66-fractie ondersteunt samenwerking tussen lidstaten in het kader van deze richtlijn. Wel vragen we hoe de gegevens die worden uitgewisseld worden beschermd. Daar zijn eerder ook vragen over gesteld door mevrouw Buitenweg. Hoe wordt voorkomen dat deze gegevens worden misbruikt voor andere doeleinden? En in hoeverre vindt hiervan monitoring plaats en bestaat er de mogelijkheid om in een uiterste geval sancties uit te delen? Hoe werkt de minister op dit punt samen met zijn collega's in de andere lidstaten? En hoe kijkt hij aan tegen een evaluatie van deze uitwisseling en samenwerking? Graag een reactie.

Kortom, dat er actie ondernomen moet worden tegen terrorisme en de georganiseerde misdaad, is overduidelijk. De vraag is hoe je dat het beste kunt doen. Is het echt nodig dat we een inbreuk op het recht van bescherming van de persoonlijke levenssfeer rechtvaardigen?

Tot slot, voorzitter. Zoals u hoort blijft mijn fractie kritisch op het voorliggende voorstel. Ik heb veel vragen gesteld, en ik kijk dan ook uit naar de beantwoording door de minister.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de kant van de Kamer. De minister heeft aangegeven een kwartiertje te willen schorsen. Ik zie u dus om 21.15 uur weer terug.

De vergadering wordt van 20.59 uur tot 21.16 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister. Ik zou de minister willen vragen om enigszins kort en bondig te formuleren. Mag ik u dat vragen?

Minister Grapperhaus:

U mag mij dat niet alleen vragen; ik ga ook aan die eis voldoen.

De voorzitter:

Kijk!

Minister Grapperhaus:

Voorzitter. Het gaat vandaag over de wijziging van de Wet wapens en munitie ter implementatie van de gewijzigde vuurwapenrichtlijn. Die richtlijn dient om de traceerbaarheid van wapens binnen de Europese Unie te vergroten. Door de controle op legaal wapenbezit te versterken gaan we voorkomen — in ieder geval zo veel mogelijk — dat wapens in het illegale circuit belanden. Daarom zijn voor de hele Unie de eisen voor de registratie van wapenbezit en de markering van wapens uitgebreid. Om die toegang tot illegale wapens ook zo lastig mogelijk te maken, moeten de lidstaten elkaar zo goed mogelijk informeren over het vervoer van wapens naar andere lidstaten en over weigeringen van wapenvergunningen om veiligheidsredenen. De nieuwe eisen van deze richtlijn zijn opgenomen in het wetsvoorstel.

Voorzitter. Ik ga straks onderwerpsgewijs de vragen langs die uw leden over de diverse onderwerpen hebben gesteld. Dat ga ik gezwind en met weinig woorden doen, maar er is natuurlijk één onderwerp waarover vooral bij D66 maar ook bij enkele andere fracties vragen bestaan. Dat is het gebruik van die persoonsgegevens. Ik wil daar alvast twee dingen over zeggen. Dan ga ik een aantal min of meer technische vragen beantwoorden, vooral van mevrouw Den Boer. Dan kom ik bij de bespreking van de twee amendementen. Daarna ga ik door met de andere onderwerpen.

Ik wil twee punten naar voren halen. Dit wetsvoorstel regelt niet meer iets op het punt van artikel 44. Hoe komt dat? Uw Kamer heeft afgelopen voorjaar via de Aanpassingswet AVG ingestemd met een nieuw artikel 44. Waarom was dat nou? Dat was nodig, omdat de Wet wapens en munitie voortaan onder de AVG valt. De AVG zegt dat je een wettelijke grondslag moet hebben voor verwerking van persoonsgegevens, zodat er juist transparantie is in de wet over wanneer die persoonsgegevensverwerking gebeurt. Dit wetsvoorstel, waarvoor wij vanavond hier zijn, regelde slechts een samenloopbepaling voor het geval die aanpassingswet niet op tijd gereed zou zijn, want we moesten wel op een bepaalde datum helemaal voldoen aan die AVG-vereisten. Maar omdat die aanpassingswet wel op tijd gereed was, eigenlijk veel eerder dan deze wet — dat moet ik dan maar eerlijk toegeven: dat heeft collega Dekker sneller gedaan dan ik — staat artikel 44 al in de Wet wapens en munitie, zoals uw lid Buitenweg terecht heeft opgemerkt. Daarom heb ik de samenloopbepaling uit het wetsvoorstel gehaald. Dat maakt er dus geen deel meer van uit. Maar ik heb de zorgen die ondertussen waren geuit en de vragen die waren gesteld, wel geadresseerd, want ik vond het gewoon van belang dat we in de parlementaire geschiedenis goed hebben vastliggen waarom we nou zo'n artikel 44 hebben. Gelet op het risico dat wapens vormen, mag een wapenverlof alleen worden verstrekt als vaststaat dat iemand een wapen kan worden toevertrouwd. U zult dat straks nog als een soort refrein tegenkomen bij de beantwoording van met name de vragen van mevrouw Den Boer. Onthou dat: een wapen kan worden toevertrouwd.

Wat de politie niet doet, is vragen naar iemands ras, religie, politieke overtuiging et cetera. Dat gegeven is niet relevant voor de vraag of iemand een wapenverlof kan krijgen. Dat valt helemaal niet onder de doelbinding van die Wet wapens en munitie. Maar het moet wel mogelijk zijn om gegevens die in een politieonderzoek aan het licht zijn gekomen over betrokkenheid bij een gewelddadige groepering, te betrekken bij de aanvraag. Of dat dan een gewelddadige politieke groepering is of een gewelddadige religieuze groepering, dus om welke politieke of religieuze groepering het gaat, is niet het relevante punt. Het gaat in zo'n situatie om het gewelddadige karakter van zo'n groepering. Hierover ontstonden wat misverstanden. Ik heb eerlijk gezegd dat de memorie van toelichting wat dat betreft echt wat meer uitgewerkt had moeten zijn. Dat dat niet zo was, kwam doordat het allemaal al in de Aanpassingswet AVG was meegenomen. Verontschuldiging dat het zo gelopen is. Maar ik heb, toen die consternatie een beetje ontstond, in ieder geval al twee voorbeelden genoemd. Ik wil die hier toch nog even heel snel herhalen. Het zijn ook boeiende voorbeelden.

Het eerste voorbeeld is dat van een jihadist. Ik wil u meenemen naar de tekst van artikel 44. Daar staat: ten behoeve van de taakuitoefening op grond van de wet kan de korpschef persoonsgegevens verwerken waaruit ras of etnische afkomst, politieke opvattingen et cetera kunnen blijken. Ik neem het voorbeeld van iemand in wiens politiedossier een proces-verbaal zit waaruit blijkt dat hij diverse keren op internet heeft opgeroepen tot gewapende jihadistische strijd. Mij dunkt, dat is — dat vind ik als minister van Justitie en Veiligheid — een relevant gegeven voor de korpschef om mee te nemen in zijn beoordeling. Dat valt onder de doelbinding van de Wet wapens en munitie. Dat als onderliggend gegeven iemand dan moslim is, is niet relevant; dat wordt niet meegenomen. Het gaat om dat eerste gegeven. Alleen, uit het feit dat hij of zij jihadist is, kan blijken dat hij of zij moslim is.

Een heel ander voorbeeld. In iemands politiedossier zit een proces-verbaal waaruit blijkt dat hij een paar keer zwaar vuurwerk of misschien wel een granaat naar een moskee heeft gegooid. Daaruit kan blijken dat diegene aanhanger is van een bepaalde denkrichting, een bepaalde politieke extreme richting. Dat laatste, die politieke richting, is niet relevant. Relevant is dat diegene in zijn politiedossier heeft zitten dat hij betrapt is, of wat dan ook, op het gooien van een granaat naar een moskee. Dat is iets wat de korpschef echt in zijn afweging zal willen meenemen.

Ik geef hiermee twee heel verschillende voorbeelden, van beide kanten van het spectrum. Het gaat erom dat de AVG bepaalt: als u persoonsgegevens wilt gebruiken waaruit etnische afkomst et cetera kan blijken, dan moet u in de wet melden dat dat gebeurt. Maar, nogmaals — ik heb dat in de nota naar aanleiding van het verslag nog eens duidelijk aangegeven — het onderliggende feit dat je katholiek bent, dat je joods bent of dat je lid van het CDA bent, is niet relevant en wordt ook niet meegenomen door de korpschef bij zijn beoordeling.

De voorzitter:

Iedereen zit te lachen, omdat het als voorbeeld genoemde "lid zijn van het CDA" door de minister "niet relevant" wordt genoemd.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Zo zie ik het ook, dat het niet relevant is.

De voorzitter:

Ik zie de heer Van Dam nogal verontwaardigd kijken!

(Hilariteit)

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Ik heb wel een serieuze vraag. De minister zegt een paar keer heel precies: het ene is wel relevant en het andere is niet relevant. Het is wel relevant om duidelijk te maken dat iemand een gewelddadige stroming aanhangt, maar het is niet relevant om te melden of iemand een bepaalde religie aanhangt. Maar op welke wijze wordt het dan genoteerd? Staat er dan alleen: "extremistisch"? Of staat er dan een stroming genoemd? Kan de minister er wat kleuring aan geven?

Minister Grapperhaus:

De politie zal in het proces-verbaal hebben staan dat iemand een paar keer jihadistische sympathieën op bijvoorbeeld internet heeft ... of in ieder geval dat die heeft opgeroepen tot gewapende strijd. Of de politie zal in een proces-verbaal hebben staan dat betrokkene betrapt werd op het gooien van een granaat naar een moskee. Onderliggend kan blijken dat die granaat werd gegooid in het kader van een manifestatie van een bepaalde politieke organisatie. Dat laatste is dus niet relevant en past niet binnen de doelbinding van de Wet wapens en munitie. Voorzitter, u wou weinig woorden, maar als u mij mijn gang laat gaan, wil ik echt nog veel meer voorbeelden met u doornemen om aan te geven waar het om gaat. Kun je iemand een wapen toevertrouwen? Daartoe moet de korpschef bepaalde persoonsgegevens uit het dossier verwerken. Iemand heeft bijvoorbeeld opgeroepen tot de gewapende strijd. Dat valt onder persoonsgegevens. Dat gebruikt hij, maar we moeten in de wet melden "persoonsgegevens waaruit etnische afkomst, religie et cetera kan blijken". Ik wil hier nog eens nadrukkelijk zeggen dat die etnische afkomst, die religie of politieke overtuiging geen enkele rol spelen in de doelbinding in het kader van de Wet wapens en munitie.

Voorzitter. Misschien dat het nog duidelijker wordt als u mij toestaat om gewoon even de technische vragen van uw leden te beantwoorden, misschien enigszins staccato.

Ik begin bij de heer Van Dam. Kunnen de verzamelde gegevens mogelijk gebruikt worden voor andere verlofaanvragen buiten de WWM? Nee, het moet altijd binnen de doelbinding van de WWM. Is iemand een wapen toe te vertrouwen? Gegevens mogen alleen voor de uitvoering van de WWM worden gebruikt.

Dan de vraag van mevrouw Buitenweg. Is het zo dat artikel 44 al vanaf 16 oktober in de WWM staat? Ik heb dit in mijn inleiding gezegd en ik wil dit echt benadrukken: het is door uw Kamer enige tijd geleden al aangenomen. Maar ik denk dat het goed is dat we vanavond nog even deze expliciete discussie met elkaar voeren of in ieder geval dat ik deze expliciete uitleg en verantwoording aan u geef.

De heer Van Nispen vroeg naar de waarborg van de beperking. De beperking is gewaarborgd door de doelbinding van de Wet wapens en munitie. Het gaat dus om gegevens die nodig zijn om de aanvraag te beoordelen, maar waarbij je — mag ik het zo zeggen voorzitter — als ongewilde bijvangst meekrijgt dat iemand moslim, joods, katholiek of wat dan ook is. Die bijvangst doet verder niet ter zake en mag niet gebruikt worden. Ik kom even terug op het gezonde verstand: die zegt er ook niets over of je iemand een wapen kunt toevertrouwen, laten we wel zijn. Het staat in ieder geval heel helder in de wet. Ik hoop dat in deze Handelingen voor de parlementaire geschiedenis nu nog eens heel duidelijk te hebben vastgelegd.

Mevrouw Den Boer vroeg wat het gebruik van bijzondere persoonsgegevens bijdraagt aan de effectiviteit van de WWM. De afwijzingsgrond is dat iemand een wapen niet kan worden toevertrouwd. Artikel 44 maakt het dus mogelijk om bijzondere persoonsgegevens die in het politieonderzoek aan het licht komen, te gebruiken. Dat kunnen de gegevens zijn die ik in de voorbeelden heb vermeld. Alleen, bij sommige van die gegevens komt mee naar boven of kan blijken wat iemands politieke overtuiging of godsdienst is. Het gebruik van bijzondere persoonsgegevens vind ik gerechtvaardigd in het licht van het gevaar dat aan het bezit van wapens is verbonden. We moeten niet vergeten dat artikel 44 juist voortkomt uit de eis van transparantie in de AVG, de Algemene verordening gegevensbescherming, namelijk: neem in de wet op wanneer u persoonsgegevens gebruikt. Ik ga mevrouw Den Boer misschien met iets moois verrassen, want het is natuurlijk zo dat je door de transparantie ook boven water krijgt wat de motivatie voor de beslissing van de korpschef is. Dan kun je dus vaststellen of hij niet op oneigenlijke gronden een vergunning toe- of afwijst. De bedoeling van de AVG is ooit geweest om ervoor te zorgen dat je met een schijnreden niet alsnog kon discrimineren. Die transparantie is echt juist precies wat wij willen.

Mevrouw Den Boer vroeg ook wat de verhouding is tussen doel en middel bij artikel 44 WWM. De centrale vraag bij de afhandeling van de aanvraag — ik herhaal het steeds, want het is belangrijk — is of je iemand een wapen of het verlof daartoe kunt toevertrouwen. Als er reden is om te vrezen, moet die aanvraag worden geweigerd. Die beoordeling kan de korpschef alleen goed maken als hij over alle relevante informatie beschikt. Daar heeft de heer Van Dam al wat observaties op gepleegd. In mijn twee voorbeelden vind ik het relevant dat iemand respectievelijk een granaat naar een moskee heeft gegooid, respectievelijk dat hij op internet heeft opgeroepen tot de gewapende strijd in Syrië of waar dan ook.

Mevrouw Den Boer vroeg ook of ik met artikel 44 verder ga dan de richtlijn eist. Dat moet ik nog even goed uitleggen. De wapenrichtlijn — als ik die maar even zo mag noemen voor het gemak — eist dat we deze regels invoeren, zodat we beter aan de slag kunnen met het wapenbezit. Omdat voor zo'n vergunningverlening alle relevante gegevens moeten worden meegenomen, eist de AVG dat in deze wet wordt opgenomen dat de korpschef mogelijk persoonsgegevens gaat verwerken waaruit zaken omtrent religie, etniciteit, ras en dergelijke kunnen blijken. Dus er worden geen zwaardere of andere eisen opgelegd dan de richtlijn vereist, zowel de richtlijn inzake wapens als de AVG, dat wil ik benadrukken.

Dan vroeg mevrouw Den Boer: hoe kunt u nou voorkomen dat willekeur en misbruik van bijzondere persoonsgegevens ontstaan? Punt is dat de korpschef de verwerkingsverantwoordelijke is in de zin van de AVG, dus hij is aan de AVG gebonden en staat onder toezicht van de Autoriteit Persoonsgegevens. De verwerkingsverantwoordelijke, de korpschef, moet alle passende maatregelen treffen, technisch en organisatorisch, en moet dus ook aan de Autoriteit Persoonsgegevens laten zien dat hij dat doet in overeenstemming met de AVG. En dan heb ik het er nog niet over dat de individuele beschikking, bijvoorbeeld een weigering op een wapenvergunning, gemotiveerd moet worden. Daar zit natuurlijk weer een toetsing door de onafhankelijke rechter op.

Dan vroeg de heer Van Dam van D66, staat op mijn briefje, maar dat moet een mooie contaminatie van deze avond zijn geweest.

De voorzitter:

Ik vind dit uitlokking. Het wordt alleen maar erger op deze manier, meneer Van Dam.

De heer Van Dam (CDA):

Ik wil wel vragen of de minister wat betreft de registratie van de bijzondere persoonsgegevens alle zorgvuldigheid in acht wil nemen.

Minister Grapperhaus:

Ja, ik denk toch dat dit het soort persoonsgegevens is dat je inderdaad niet mag meenemen. Ik denk dat dit een vraag was van mevrouw Den Boer, want zo herinner ik het mij.

Hoe kan het dat er voor zo'n belangrijke bevoegdheid als vastgelegd in artikel 43 nooit een PIA is gemaakt? Die is niet gemaakt, dat wil ik even zeggen. Er was misschien een misverstand over, maar er is geen PIA. Voor de kijkers, dat is een privacy impact assessment. Een privacy impact assessment is hier niet gemaakt, omdat er geen nieuwe bevoegdheid tot verwerking van bijzondere persoonsgegevens is geïntroduceerd. Deze bevoegdheid bestond al, alleen die is nu explicieter uitgewerkt, omdat de AVG zegt dat je dat expliciet in de wet moet vastleggen.

Dan vroeg mevrouw Den Boer of er een evaluatie wordt uitgevoerd bij de gegevensuitwisseling tussen lidstaten. Het vaststellen van regels over het systeem is aan de Commissie gedelegeerd. Het voorstel van de Commissie is op 7 februari jongstleden voor het eerst in een expertgroep van lidstaten besproken. Voorgesteld wordt om het al bestaande interne marktinformatiesysteem als platform voor die informatie-uitwisseling te gebruiken. Daaruit volgt dat uitsluitend moet worden gemeld, volgens het voorstel van de Commissie, dat een verlof is geweigerd, onder vermelding van naam, geboortedatum, geboorteplaats en nationaliteit. In het systeem wordt niet vermeld waarom dat verlof specifiek is geweigerd.

Of dat systeem geëvalueerd moet worden, gaat de Commissie beslissen, maar u ziet dus dat het hele rudimentaire gegevens zijn die daarin worden opgenomen. In dat voorstel dat voorligt, gaat de uitwisseling met andere lidstaten dus via het interne marktinformatiesysteem. Dat zal beperkt blijven tot de autoriteiten die in de lidstaten bevoegd zijn om die gegevens voor de bedoelde doeleinden te verwerken. Wat mij betreft heb je dan een hermetisch gesloten, goed werkend, betrouwbaar systeem. Wat betreft de lange bewaartermijn, die staat in de richtlijn en ik heb geen vrijheid om van de richtlijn af te wijken. Ik kom terug op wat ik net met u heb besproken; hoe zorgvuldig dat in elkaar zit, ook wat betreft de scherpe controle door de Autoriteit Persoonsgegevens. Daaraan moet de korpschef verantwoording afleggen.

Is die inbreuk op de privacy met het gebruik van bijzondere persoonsgegevens noodzakelijk? Is voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit? Dan kom ik weer op de doelbinding. Het gaat alleen om de persoonsgegevens die relevant zijn voor het antwoord op de vraag of iemand een wapen is toe te vertrouwen. Dat is een doelbinding die voldoet aan die eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.

Voorzitter. Ik kom dan op de beide amendementen. Het eerste amendement, op stuk nr. 8, gaat over het laten vervallen van artikel 44. Ik benadruk dat dit artikel is aangenomen in het kader van de behandeling van de Aanpassingswet AVG. Wapenverlof kan alleen maar worden afgegeven aan iemand aan wie dat wapen kan worden toevertrouwd. De politie doet daar goed onderzoek naar. Daarbij wordt alleen gekeken of er redenen zijn om iemand dat wapen niet toe te vertrouwen. We moeten in de wet melden dat uit het politiedossier, uit een proces-verbaal of uit welk stuk dan ook gegevens kunnen blijken die betrekking hebben op ras of religie. Maar, ik blijf het herhalen, die omstandigheden zijn nul relevant voor de beoordeling of iemand een wapen kan worden toevertrouwd. Ze mogen dus door de korpschef niet worden meegenomen. Ik zeg het maar hardop.

Voorzitter. Ik heb hier de twee voorbeelden staan die ik al genoemd heb, dus dat scheelt tijd. Die gaan over de aanhanger van een jihadistische beweging en de moskeegranaatwerper, als dat bestaat. Ik denk dat die voorbeelden duidelijk zijn. Dáár gaat het om. Je bent lid van een gewelddadige organisatie. Wat de grondslag is van die organisatie, is verder niet interessant. Je bent een gewelddadig persoon. Wat je afkomst of je achtergrond is, is voor die wapenvergunning niet interessant. Ik denk dat ik daar genoeg over gezegd heb.

Ik heb ook gezegd — dat wil ik echt benadrukken, via de voorzitter tegen mevrouw De Boer — dat informatie die uit het onderzoek naar voren komt zonder die wettelijke grondslag niet mag worden gebruikt. Als we artikel 44 eruit halen, mogen we dus geen bijzondere persoonsgegevens meer gebruiken, bijvoorbeeld dat iemand zich op internet heeft geuit als voorstander van de gewapende strijd of een granaat heeft geworpen naar een gebouw. En dat is onverantwoord. Nogmaals, begrijp mij goed: wij hebben deze bepaling in de wet juist om transparantie te creëren. Als je de bepaling uit de wet haalt, heeft de korpschef geen toestemming meer om bijzondere persoonsgegevens, zoals de gegevens die ik net schetste, te gebruiken. Iemand van u — ik meen de heer Van Dam — verwees vandaag naar een heel akelig spel, Russische roulette. De korpschef moet dan inderdaad gewoon in den blinde gokken of hij de vergunning kan verlenen. Ik moet dit amendement dus echt ten stelligste ontraden. Ik hoop dat mijn diverse keren herhaalde, duidelijke uitspraak dat je ras, religie, etnische afkomst of wat dan ook absoluut niet mag laten meewegen bij de vraag of iemand een wapenvergunning krijgt, voor D66 voldoende geruststelling biedt.

Er is een tweede amendement, op stuk nr. 9. Dat gaat over de evaluatiebepaling. Als ik het amendement lees, vraag ik me af hoe je de doeltreffendheid bepaalt van de mogelijkheid tot gegevensverwerking. Dan moet je ook kijken of het van belang is hoe vaak gegevens hebben geleid tot een afwijzing van de aanvraag, of om welke informatie het ging. Maar bezwaarlijker is — dat moet ik hier wel adresseren — dat evaluatie ertoe noodzaakt de bijzondere persoonsgegevens die in het onderzoek van de politie naar boven komen, voortaan als zodanig te markeren. Die markering is nodig om te weten dat er in die gevallen sprake was van een bijzonder persoonsgegeven dat moet worden betrokken bij de evaluatie, want dat wordt gevraagd. Daarmee worden de betreffende gegevens door zo'n evaluatie verdergaand verwerkt dan nu het geval is. Dat gaat eigenlijk juist in tegen de principes die D66 heel begrijpelijk heeft geuit. Op zijn zachtst gezegd is die evaluatie dan contraproductief.

Voorzitter. Ten slotte hoop ik dat D66 inziet dat de evaluatie in deze vorm dus juist een verkeerde uitkomst gaat krijgen, omdat je daarmee juist veel meer de gegevens gaat verwerken, ook meer dan nodig is en meer dan nu gebeurt. Maar goed, eerst mevrouw Den Boer.

Mevrouw Den Boer (D66):

Ik probeer goed te luisteren naar de woorden van de minister. Ik ben de voorbeelden die hij geeft nog een beetje aan het verwerken. Hij verwees daarbij veelvuldig naar het woord "gewelddadig". Het gaat D66 echt om bijzondere persoonsgegevens zoals ras, religie, geloofsovertuiging et cetera, en niet om het adagium "gewelddadig". Maar goed, vanochtend las ik in de Volkskrant dat de minister de zorgen van de Kamer heeft weggenomen. Althans, hij heeft ze geprobeerd te adresseren, maar ik vrees dat er toch nog wat misverstanden zijn blijven bestaan. Als ik even mag citeren: "Aanvragers van een wapenvergunning zal niet worden gevraagd naar persoonskenmerken als religie of politieke opvatting. Het omstreden artikel in de nieuwe Wet wapens en munitie, over de verwerking van persoonsgegevens als ras en etnische afkomst, is feitelijk overbodig en geeft de politie geen nieuwe bevoegdheid." Dat stond vanochtend in de krant. En als ik dit zo lees, zo vraag ik de minister, dan lijkt de minister het met D66 eens te zijn, dus waarom steunt hij het amendement niet juist?

Minister Grapperhaus:

Ik vind het een beetje lastig om hier op de krant te moeten reageren. Ik vind het namelijk een hele plezierige krant over het algemeen en ik mag hem in het weekend ook graag lezen.

Maar toch even terug. Ik wil het nog even herhalen. Wat is er nou gebeurd? De AVG, die hele belangrijke grote Europese richtlijn, vereiste dat we, in die situaties waarin persoonsgegevens werden verwerkt, dat in de betreffende wet gingen melden. Er was een wettelijke grondslag nodig. Dus hebben mijn ambtenaren er zeer concies en consciëntieus voor gezorgd dat er in de Aanpassingswet AVG ook een artikel staat dat luidt: "Artikel 44 van de Wet wapens en munitie gaat als volgt luiden". En dan komt gewoon de tekst zoals die volgens de AVG moet. Daarmee is artikel 44 van de Wet wapens en munitie in dit voorjaar, ergens in mei of juni — dat ben ik even kwijt — in deze Kamer met volgens mij een overgrote meerderheid van stemmen aangenomen.

Tegelijkertijd, omdat we niet wisten of de aanpassingswet eerder zou zijn of deze wetsbehandeling, heeft men voor alle zekerheid artikel 44 ook hierin opgenomen. Dat is obsoleet geworden — zo noemen we dat — want het staat al in de wet, en dus heb ik bij nota van wijziging aan uw Kamer geschreven: artikel 44 vervalt in dit wetsvoorstel, want dat is inmiddels aangenomen. Zo is het gegaan. En dat de Volkskrant iets anders schrijft, spijt me ontzettend. Ik wil ze morgen bellen, maar ik kan er niet zo veel aan doen.

Mevrouw Den Boer (D66):

Ik raak hier toch wel een beetje van in de war. Kijk, de minister van Justitie en Veiligheid bezweert dat hij geenszins van plan is om bijzondere persoonsgegevens te verwerken, maar hij zegt dat de politie wel tegen dit soort informatie aan kan lopen. Hij heeft net woorden gebruikt als "aan het licht komen" of "kunnen blijken". Dan moeten ze die bijzondere persoonsgegevens kunnen gebruiken, kunnen verwerken of kunnen uitwisselen met andere lidstaten. Ik snap dit gewoon niet. Ik vind het nog vaag en schimmig. Je kunt er toch alleen maar tegenaan lopen als je eerder die gegevens hebt verzameld? Dus waarom haalt u dat deel van het artikel niet gewoon uit de wet?

Minister Grapperhaus:

Maar ik heb nooit gezegd dat de politie geen ... Ik zeg juist, en ik heb het zelfs voorgelezen: "De politie kan persoonsgegevens verwerken". Een persoonsgegeven is bijvoorbeeld dat ik overwegend blauwe pakken draag — ik zeg het u maar. Dat is — gek genoeg — niet relevant voor de Wet wapens en munitie. Dus dat is geen reden om mij een vergunning te weigeren — dat mag ik tenminste hopen. Maar dat is ook een persoonsgegeven. Een persoonsgegeven is ook dat iemand op internet heeft opgeroepen tot een aanslag op een katholieke kerk. Ik haal het even uit het gevoelige domein van moskeeën en synagoges. Als iemand, vanwege misbruik in de kerk, ertoe heeft opgeroepen om bij wijze van spreken eens even de basiliek in Den Bosch in brand te steken, is dat een persoonsgegeven. Dat is over diegene bekend. Dat daaruit als onderliggend gegeven blijkt dat diegene als levensbeschouwelijke overtuiging het atheïsme, het antikatholicisme of wat dan ook heeft, is volstrekt niet relevant. Het gaat erom dat hij zich heeft geuit als een mogelijk gevaarlijk persoon en dat is iets wat de korpschef moet weten. In de wet staat nu dat dat een persoonsgegeven is dat men kan verwerken, maar — nu kom ik erop — daaruit kan blijken wat je ras of etnische afkomst is. Daar kunnen we niks aan doen. We kunnen niet weggummen dat een jihadist in 99 van de 100 gevallen en misschien wel in 100 van de 100 gevallen een moslim is of dat iemand die een katholieke kerk in brand wil steken in 99 van de 100 gevallen fel antipapistisch is. Dat kunnen we niet uitgummen, maar het is niet relevant. Begrijpt u? Maar je moet wel melden: hoor eens, ik ga gegevens verzamelen waaruit etnische afkomst, politieke opvatting enzovoorts kunnen blijken; dat moet ik van de AVG, beste mensen, maar die zaken zijn niet relevant, want ze passen niet in de doelbinding. Ik heb het nu twintig keer gezegd: dat gaan we dus echt op geen enkele manier gebruiken.

De voorzitter:

Helder.

Mevrouw Den Boer (D66):

Het gaat erom dat de minister nu termen hanteert als "relevant" of "relevantie". Mijns inziens gaat het om noodzakelijkheid, om nut en noodzaak van het verwerken van bijzondere persoonsgegevens. Het staat nu nog steeds in de wet en als het niet relevant is, kan het ook uit de wet.

Minister Grapperhaus:

Het is echt relevant voor een wapenvergunning of iemand bekendstaat als een oproerkraaier, een gewelddadig persoon of iemand die anderen intimideert. Nu spreek ik als minister: ik vind dat dat relevant is bij de beoordeling van een wapenvergunning. Het gegeven dat er onderliggend sprake is van iemand met een extreme huppeldepup politieke overtuiging of iemand die rooms-katholiek is — dat kan daardoor ook uit het dossier blijken — mag je niet gebruiken, want daar gaat het niet om. Het gaat erom dat die persoon gewelddadig, intimiderend, verknipt of wat dan ook is. Daar gaat het om. En dat is een persoonsgegeven.

De heer Van Dam (CDA):

Ik wil voorkomen dat we met deze uitleg van de minister nu een rem op de kar zetten of dat de politie met meel in de mond het werk moet doen. Daarom wil ik toch nog even specifiek aan de minister vragen of mijn interpretatie nou de juiste is. Elk voorbeeld is lastig, omdat je iemand in een hoek zet, dus ik hou het maar even bij mezelf. Ik neem als voorbeeld een geradicaliseerde protestant die geweld gaat gebruiken; ik noem maar wat. Heb ik het goed begrepen dat de politie met dit artikel mag verwerken dat ik een geradicaliseerde protestant ben? In mijn dossiertje in het systeem Verona, waar de politie de wapens in registreert, komt te staan: meneer Van Dam is een geradicaliseerde protestant. Alleen, de argumentatie waarom mijn wapen wordt afgepakt, is niet dat ik protestant ben, maar dat ik vanuit mijn geradicaliseerde protestant zijn bereid om geweld toe te passen. Dat laatste is het argument. Zo heb ik het opgevat. Ik vind het heel belangrijk om dit even helder te hebben, want ik zou heel graag willen — zo zie ik artikel 44 ook — dat wel vastgelegd kan worden dat ik een geradicaliseerde protestant ben. Dat is volgens mij wat artikel 44 met zich meebrengt. Alleen, wat ik niet wil en wat we met z'n allen niet willen, is dat sec het protestant zijn een argument is om die vergunning in te trekken. Het gaat om het feit dat ik bereid ben om geweld toe te passen en dat ik de weg kwijt ben.

Minister Grapperhaus:

Ik heb het nu een paar keer benadrukt, maar ik zeg het via de voorzitter nogmaals tegen mevrouw Den Boer en de heer Van Dam: het motief waarom u gewelddadig bent, is bij de beoordeling niet relevant. Dat is dus het gegeven dat kan blijken. Het gaat erom dat u gewelddadig, gestoord of intimiderend bent. Van dat gegeven moet de politie gebruik kunnen maken. Als we artikel 44 schrappen, dan gaat dat dossier weg. En dan krijgt zo iemand ... Ik wil er niet aan denken!

De heer Van Dam (CDA):

Dat ben ik geheel met de minister eens. Het gedrag of de kans op dat gedrag is bepalend voor het wel of niet verlenen van, maar tegelijkertijd lijkt het me toch heel logisch dat de politie uitgebreid kan vastleggen wat daaronder ligt en dat daarin ook elementen van bijzondere persoonskenmerken zitten. Zo zie ik artikel 44.

De voorzitter:

Ik geloof dat u het eens bent.

Minister Grapperhaus:

Dat kan blijken.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Volgens mij is de minister ook bezig geweest met het geven van zijn mening over de verschillende amendementen, waaronder het amendement over de evaluatie. Hij ziet het amendement zoals het nu geformuleerd is, niet zitten. We hebben nu een discussie. We zeggen bijvoorbeeld dat het motief waarom iemand gewelddadig is, irrelevant is. Het is misschien wel goed om in de gaten te houden of de politie dat ook op een juiste manier uitvoert. Dus is het mogelijk om het amendement in die zin aan te passen, dat dat het punt is dat ook geëvalueerd wordt?

Minister Grapperhaus:

Ik vind dat een heel constructieve gedachte. Vergeeft u mij dat ik het nu ietwat uit het hoofd doe; misschien kan ik in tweede termijn heel scherp zijn. Maar je zou je kunnen voorstellen dat je in een evaluatie over vijf jaar zegt dat uit de rapportages van de Autoriteit Persoonsgegevens blijkt dat het gebruikmaken van de bevoegdheid van artikel 44 niet of nauwelijks heeft geleid tot het treden buiten de doelbinding van de Wet wapens en munitie. Er kan altijd wel een keer een twijfelgeval zijn, maar als ik zeg "nauwelijks", dan wordt die bevoegdheid inderdaad echt gebruikt waarvoor die bedoeld was. Waarom verwijs ik naar de Autoriteit Persoonsgegevens? Die moeten we in ieder geval bij zo'n evaluatie betrekken, want die kan natuurlijk het best het oordeel daarover geven.

De voorzitter:

Mevrouw Buitenweg, zoals het amendement nu geformuleerd is, krijgt het het oordeel "ontraden".

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Het is natuurlijk ook het amendement van mevrouw Den Boer.

De voorzitter:

Precies. Als het gewijzigd wordt, dan moet het opnieuw worden ingediend.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Ik ga kijken of ik dat gezamenlijk kan doen met mevrouw Den Boer. Of anders alleen of met andere collega's.

De voorzitter:

De minister vervolgt zijn betoog.

Minister Grapperhaus:

Ik heb daarbij mijn ziel blootgelegd. Ik vind het juist goed als ik aan de ene kant de vraag hoor en aan de andere kant merk dat we er in het gesprek verder mee komen om zo'n soort evaluatie op te zetten. Maar dan moet het een evaluatie zijn waarvan je zegt: oké, we gaan het op die manier doen. We bekijken of het binnen de doelbinding is gebleven en we betrekken, wat mij betreft, de Autoriteit Persoonsgegevens er ook bij.

Voorzitter. Dan had ik nog een paar vragen over andere onderwerpen. Daar zal ik ook weer met zo weinig woorden als tot nu toe doorheen gaan. Ik weet niet waarom er nu gelachen wordt.

De heer Van Dam vroeg: heeft de minister met de politie gesproken over de taken en kan de politie de taken uitvoeren? Dan hebben we het natuurlijk vooral over de werklast. De politie is volledig voorbereid op de invoering van het wetsvoorstel. Het voorstel heeft, zoals ook in de memorie is uitgewerkt, wel gevolgen voor de uitvoering van de korpscheftaken van de politie. Die intensivering is gedekt. De incidentele kosten worden door mijn departement gedragen en de structurele kosten worden gedekt door een ophoging van de leges of het heffen van nieuwe leges als het gaat om nieuwe taken zoals de autoriteit onklaar maken wapen. Zoals uw Kamer weet, liggen er kritische rapporten van de Inspectie V&J. Die heet inmiddels de Inspectie JenV. Die signaleert dat de uitvoering van de korpscheftaken verbeterd moet worden. De politie heeft daar ook extra capaciteit voor nodig. Die korpscheftaken worden nu nog grotendeels uit de lumpsumfinanciering van de politie gedekt. Een kleiner deel komt uit de leges die worden geheven. Om te zorgen dat de politie meer capaciteit kan inzetten, heb ik als eerste stap vanaf januari jongstleden de leges onder de WWM verhoogd.

Ik wil hier nog een persoonlijke noot in de richting van de heer Van Dam aan toevoegen. Ik heb hier zelf persoonlijk ook met de korpschef over gesproken. Als de beantwoording wat mechanisch overkomt, dan is dat omdat ik die zo snel mogelijk wil doen. Voorzitter. De heer Van der Staaij had over de taak van de korpschef nog gevraagd: zijn de uitvoerende ambtenaren in staat om de verloven toe te kennen? Die vraag sluit aan bij de motie-Van Nispen, of de politie voldoende capaciteit heeft om antecedentenonderzoek te doen. Ja, ik meen van wel. Die taak wordt al enkele decennia door de politie uitgevoerd. Dus als er érgens kennis en ervaring aanwezig is om bijvoorbeeld antecedentenonderzoek te doen, dan is dat bij de politie. Dat neemt niet weg dat de politie extra capaciteit nodig heeft om te zorgen dat ze deze op haar taak kan inzetten. Dat heb ik in ieder geval al eens gezegd; die leges zijn nu al verhoogd.

Voorzitter. Dan kom ik op een belangrijk onderwerp: de bestrijding van illegale wapens. Daar zijn onder andere door mevrouw Laan, de heer Van Nispen, mevrouw Buitenweg, maar ook door de heer Van Dam vragen over gesteld. Welke handvatten biedt de EU-richtlijn op dit punt? Nederland kent internationaal gezien overigens strenge wapenwetgeving. Het wetsvoorstel dat we nu bespreken zal ertoe moeten bijdragen dat er ook voldoende waarborgen zijn om te voorkomen dat legale vuurwapens naar het illegale circuit verdwijnen. Met die implementatie komen er aanvullende handvatten beschikbaar om niet alleen in Nederland, maar ook door de hele EU iets te doen aan het weglekken van wapens.

Belangrijk is het ook dat er nu uniforme Europese regels bestaan voor onklaar gemaakte wapens, vooral om te voorkomen dat die tot werkende exemplaren kunnen worden omgebouwd. Die onderliggende EU-verordening is afgelopen maart verder geactualiseerd op uitvoerbaarheid, zo heb ik uw Kamer eerder gemeld. In die oude richtlijn zaten echt nog een paar behoorlijke lacunes. Een andere maatregel is dat er regels komen, die moeten voorkomen dat alarm- en seinwapens echte kogels kunnen afvuren. Maar het is een gegeven dat er ondanks de regels en verboden ook een illegaal wapencircuit bestaat en dat die wapens overwegend uit het buitenland komen, vaak Balkanlanden.

In de sfeer van informatie-uitwisseling tussen lidstaten is de laatste jaren aanzienlijk veel vooruitgang geboekt. Er wordt vaker in internationaal verband informatie gedeeld over personen aan wie wapenvergunningen worden geweigerd. Strafrechtelijke onderzoeken naar illegale wapenhandel vinden vaak plaats door internationale samenwerkingsverbanden van verschillende politiediensten. De landelijke vuurwapenofficier speelt wat de Nederlandse inbreng betreft daarin een centrale rol. Daardoor is sprake van een verbeterde informatiepositie rondom vuurwapens, waarbij onder andere het tegengaan van de handel in vuurwapens op internet ook aandacht krijgt. Die aanpak heeft al tot allerlei successen geleid: verschillende grote vondsten en inbeslagnamen van partijen wapens en explosieven.

Voorzitter. Desondanks vind ik het nodig dat de aanpak van het illegale wapenbezit en de handel in illegale wapens de komende jaren versterkt wordt. Daarom heb ik eind 2018 een wetsvoorstel ingediend, waarin wordt voorgesteld de strafmaat voor illegaal bezit van en handel in zware vuurwapens te verdubbelen. Het is, om even precies te zijn, in november 2018 naar uw Kamer gegaan en op 18 december heeft uw Kamer het verslag vastgesteld. In samenspraak met het College van procureurs-generaal, de regioburgemeesters en de korpsleiding van politie heb ik de aanpak van wapens ook opgenomen in de nieuwe Veiligheidsagenda. Daarin worden, zoals u weet, de prioriteiten tot en met 2022 bepaald. Om handen en voeten aan die verhoogde prioritering te geven voeren OM, politie en mijn ministerie op dit moment een verkenning uit, mede in het licht van de bredere ondermijningsaanpak, naar de mogelijkheden om de aanpak van illegale wapens verder te versterken. De ambitie, de maatschappelijke effecten die we de komende vier jaar willen realiseren en de actiepunten om die te bereiken, worden vastgelegd in een gezamenlijk actieprogramma. Het met prioriteit doorrechercheren naar aangetroffen vuurwapens zal ook een van de punten in die versterkte aanpak worden. Dat is ook logisch als het zo hoog staat in de Veiligheidsagenda.

Op de vraag van mevrouw Buitenweg, concreet over wapens uit voormalig Joegoslavië, kan ik zeggen dat de richtlijn die ten grondslag ligt aan dit wetsvoorstel ook de kaders levert om die handel aan te pakken. Dan noem ik de aangescherpte markeringsregels, waardoor wapens beter door de politie getraceerd kunnen worden, en de informatie-uitwisseling over geweigerde verloven. Politiesamenwerking bij de aanpak van illegale wapens vindt ook meer plaats op praktisch niveau, onder andere in en met — en dat is heel belangrijk — Europol. Dat is een instantie die hier eigenlijk in dit soort zaken nog onderbenut blijft.

Dan de inleveracties voor wapens. Laat ik maar meteen het plot van mijn betoog vertellen: ik vind dat een uitstekend idee. In de regio Rotterdam is deze succesvolle inleveractie ingezet. Onlangs waren er 262 ingeleverde wapens, waaronder 60 vuurwapens. Dat verdient echt navolging. De aanpak van wapens krijgt de komende jaren een verhoogde prioriteit. Ik denk dus dat een motie op dit punt van mij zonder meer oordeel Kamer zal krijgen.

Voorzitter. Dan zijn er nog een paar overige vragen. Dat is natuurlijk altijd hoopgevend, voor u dan, want dan zijn we er bijna. Wat is de reden voor de vertraging van de implementatie? Dat was een vraag van de heer Van der Staaij. Uw Kamer had veel goede, kritische vragen die een nauwkeurige beantwoording vereisten. De verplichte consultatie en de adviesstappen hebben ook wel enige tijd gekost. Ik blijf mij ervoor inzetten om de implementatiewet zo spoedig mogelijk in werking te laten treden. Dat kan natuurlijk zo snel als de parlementaire behandeling is afgerond. Inmiddels hebben overigens zes lidstaten de richtlijn in wetgeving omgezet.

Dan de administratieve lasten, waarnaar de heer Van Dam en de heer Van der Staaij vroegen. Ter uitvoering van de motie van de heer Van der Staaij is begin 2018 een traject gestart dat ziet op verbetering van de Wet wapens en munitie en op de met de wet verbonden uitvoeringspraktijk. In dat kader is met alle relevante partijen gesproken en geïnventariseerd welke verbeteringen gewenst zijn. De gewenste doelen uit de motie om de lasten te verlichten, zijn expliciet meegenomen in de verschillende gesprekken die zijn gevoerd. De verlenging van de verlof- en jachtakteduur is aan de orde gekomen in een begin 2018 gestart traject dat, aanvullend op dit wetsvoorstel, ziet op verbetering van de WWM en op de aan de wet verbonden uitvoeringspraktijken. Ik moet even hoesten; dat is de emotie.

Voorzitter. Dan de laatste twee vragen, waarvan de eerste van mevrouw Buitenweg is. Die ging over de inhoud van het voorstel van de Commissie voor een geautomatiseerd systeem. Het aanhouden van zo'n geautomatiseerd systeem is een verplichting die is opgelegd aan alle lidstaten. In Nederland hebben we daarvoor het Veronasysteem van de politie. Het gaat dus om een informatie-uitwisselingssysteem voor geweigerde verloven en in- en uitvoer van wapens binnen de EU. Maar ik zei al eerder dat er nu, in februari, alleen nog maar wat tekstvoorstellen zijn. We zijn dus nog in gesprek.

Als laatste vroeg mevrouw Laan-Geselschap wat de effecten zijn van het wetsvoorstel voor schietverenigingen en gilden. Die vraag lag natuurlijk ook impliciet verscholen in het betoog van mevrouw Helder, zou ik wel mogen zeggen. Conform de toezegging van mijn ambtsvoorganger aan uw Kamer is gedurende het hele wetgevingsproces nauw contact onderhouden met belanghebbende organisaties zoals de KNSA, de koepelorganisatie voor de schietsport, en de KNTS, de traditionele schutters. Uitgangspunt was om de nadelige effecten van de richtlijn zo beperkt mogelijk te houden. Uiteindelijk wordt de traditionele schietsport in het geheel niet geraakt door de wetswijziging. Mij was eigenlijk ook bijgebleven uit het Volkskrantartikel dat de KNSA — althans de voorzitter — zich zo positief daarover uitliet. Voor schietsportverenigingen geldt dat ze in de toekomst formeel erkend moeten worden. Die voorwaarde geldt dan vooral voor de zwaardere disciplines. De erkenningseisen zijn geen probleem voor de schietverenigingen die op dit moment gecertificeerd zijn door de al genoemde KNSA. Een enkele in Nederland actieve schietvereniging wenst zich niet te conformeren aan de kwaliteitseisen van de KNSA. Zij zullen apart moeten aantonen dat ze materieel aan de wettelijke eisen voldoen. Voor het overige heeft het wetsvoorstel geen directe gevolgen voor schietverenigingen.

Voorzitter, ik rond af. Ik begrijp — daarmee wil ik eindigen — de vragen die door D66 zijn gesteld. Ik denk dat het ook goed is dat we daar met elkaar een kritische discussie over hebben gehad. Ik vind het uiteindelijk toch heel belangrijk dat we met z'n allen vaststellen dat persoonsgegevens die etnische afkomst, ras, religie, geloof, seksuele gerichtheid en noem het maar op betreffen, geen rol spelen en ook nooit een rol mogen spelen bij de aanvraag van welke vergunning dan ook. niet alleen een wapenvergunning, maar elke vergunning. Het is zo dat deze wet conform de AVG in ieder geval heel transparant meldt: de korpschef kan bijzondere gegevens verwerken waaruit die andere gegevens omtrent etniciteit et cetera kunnen blijken. Maar ik hoop via u, voorzitter, D66 voldoende te hebben gerustgesteld door te zeggen dat het dan niet gaat om op ras, religie et cetera, et cetera ziende persoonsgegevens, maar dat het dan bijvoorbeeld gaat om gegevens waaruit naar voren komt dat iemand gewelddadig is of verknipt. Gegevens over de persoon als het gaat om etnische afkomst, religie, ras, politieke overtuiging zullen nooit een rol spelen, ook gezien de bedoeling.

Dank u wel.

Mevrouw Helder (PVV):

Even over de KNSA. Ik wil voor de Handelingen even opmerken dat het niet waar is dat de KNSA nou zo positief hierover is. De KNSA heeft op een gegeven moment, denk ik, ook aan alle collega-Kamerleden een mail gestuurd waarin zij zegt: luister, wij trokken altijd gezamenlijk op met de minister en voorheen de staatssecretaris als het erom gaat dat een lidmaatschap van een bij de KNSA aangesloten schietvereniging vereist is, om vervolgens tot vergunningverlening over te gaan. Dat is toch enigszins door de minister verlaten. Daar was de KNSA teleurgesteld over, maar dat was geen reden om negatief over het wetsvoorstel te adviseren; dat wil ik wel even opgemerkt hebben.

Het tweede dat ik opgemerkt wil hebben, is dat leden van een schietvereniging wel degelijk worden geraakt, aangezien de leges omhooggaan. Dat is precies wat ik in de eerste termijn ook zei: mensen die gewoon legaal een sport willen beoefenen en die daarvoor terecht aan strenge eisen moeten voldoen, worden wel degelijk geraakt. Dat wilde ik even gezegd hebben.

Minister Grapperhaus:

"Geraakt worden" is in dit verband misschien een wat ongelukkige uitdrukking. Ik citeerde uit het al eerder aangehaalde stuk uit de Volkskrant. Je moet niet altijd op alles afgaan wat in de krant staat, maar daar wordt wel de directeur van de KNSA, de heer Sander Duisterhof, geciteerd, die zegt dat hij gerustgesteld is. Dat vind ik toch een goede zaak. Ik begrijp dat er in het leven altijd nog dingen zijn die we met z'n allen beter kunnen doen.

De heer Van Dam (CDA):

Ik heb net een bepaalde interpretatie gegeven aan de hand van mijn voorbeeld. Misschien kan de minister toch nog eens in tweede termijn heel kort duiden of ik het nou goed heb gezien of niet. Ik kan me voorstellen dat het even een overweging vergt om dat te doen, maar het zou mij helpen.

Minister Grapperhaus:

Ik ben daartoe bereid.

De voorzitter:

Dit is een aansporing voor de tweede termijn.

Minister Grapperhaus:

Ik denk dat ik echt een tweede termijn nodig heb om het idee te kunnen verwerken dat de heer Van Dam zich als gewelddadig protestant voordoet. Maar ik zal daar zo op terugkomen.

De voorzitter:

Daarmee zijn we gekomen aan het einde van de eerste termijn van de kant van het kabinet. Ik kijk naar de leden voor een tweede termijn.

Dan geef ik als eerste het woord aan de heer Van Dam van het CDA.

De heer Van Dam (CDA):

Voorzitter, dank u wel. We hebben een intensief debat gehad. Ik zal zo dadelijk de motie voorlezen over de inleveractie, die niet alleen door mijzelf ondertekend is, maar ook door mevrouw Laan, mevrouw Buitenweg, mevrouw Den Boer, de heer Van der Staaij en de heer Van Nispen. Voordat ik dat doe, wil ik eigenlijk nog één ding vragen, niet aan het kabinet maar wel aan D66. Is het mogelijk dat u zo dadelijk in uw tweede termijn ook helderheid kan geven over wat u met uw amendementen op stukken nrs. 8 en 9 doet? Er is namelijk enige innerlijke tegenstrijdigheid of inconsistentie tussen die twee amendementen. Dus het zou mij helpen om daar nog een helder standpunt over te horen. Dat zeg ik ook gelet op het debat dat we gevoerd hebben. Misschien is er aan uw zijde toch een andere gedachte ontstaan.

De motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er steeds vaker sprake is van incidenten met vuurwapens in woonwijken, soms op klaarlichte dag;

constaterende dat op alle mogelijke manieren gewerkt moet worden aan het uit de omloop halen van illegale wapens;

constaterende dat er van 21 januari tot 3 februari 2019 in Rotterdam de succesvolle inleveractie "Van je wapen af zonder straf" heeft gelopen, die heeft geleid tot het inleveren van ruim 260 wapens en 650 kilo munitie;

overwegende dat ook in andere gemeenten een dergelijke actie ertoe kan leiden dat er minder wapens op de zwarte markt terechtkomen;

verzoekt de regering in overleg te treden met politie en het Openbaar Ministerie om een landelijke inleveractie te organiseren waar mensen wapens kunnen inleveren zonder daarvoor gestraft te worden, en de Kamer hierover voor de zomer te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Dam, Laan-Geselschap, Buitenweg, Den Boer, Van der Staaij en Van Nispen.

Zij krijgt nr. 10 (34984).

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Dam. De heer Van der Staaij.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ik wil de minister danken voor zijn beantwoording en eigenlijk alleen nog maar een korte conclusie trekken over het belangrijkste punt van het debat van vanavond: is het wel of niet wenselijk om de mogelijkheid te openen voor het verwerken van bijzondere persoonsgegevens als dat in het belang is van de veiligheid? Ik vond de beantwoording van de minister helder. Die heeft mij gesterkt in de overtuiging dat het een noodzakelijk en waardevol onderdeel is van de huidige wet. Het is al wet, maar ik denk dat het zelfs een onaanvaardbare bedreiging van onze veiligheid zou zijn als we zouden moeten zeggen: er mag niets geregistreerd worden als je daaruit iets over de godsdienst of politieke overtuiging kan afleiden. Dan zou hele relevante informatie, waar de minister voorbeelden van heeft genoemd, niet meer geregistreerd mogen worden. Nogmaals, mijn fractie is dus gesterkt in de overtuiging dat het echt een noodzakelijk en waardevol onderdeel van deze wet vormt.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank, meneer Van der Staaij. Dan is het woord aan mevrouw Laan-Geselschap. Nee? De heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Dat kan heel kort, voorzitter. Ook ik wil nog terugkomen op de amendementen van D66. Ik ben het heel vaak niet eens met deze minister, echt heel vaak, maar vanavond niet. Ik vind ook dat de minister goed heeft uitgelegd waarom het nodig is dat artikel 44 in de wet staat. Eigenlijk zijn er best zware kwalificaties gegeven aan het amendement van D66. Het zou onaanvaardbaar zijn en grote risico's met zich meebrengen. Ik vrees dat ik dat vanavond met de minister eens moet zijn. Ik denk echt dat het niet verstandig is om dat amendement aan te nemen. Ik hoop ook heel erg dat mevrouw Den Boer zich door dit debat heeft laten overtuigen of dat zij mij anders kan uitleggen waarom handhaving van dit amendement op zijn plaats zou zijn.

Dan heb ik nog een vraag over amendement op stuk nr. 9. Ook daarvan begrijp ik het bezwaar van de minister. Als je wil weten hoe vaak gevoelige gegevens worden geregistreerd, verwerkt et cetera, en je wil kijken of daar goed mee wordt omgegaan, dan zou een mogelijk onbedoeld gevolg van het amendement zijn dat je juist vaker dat soort gegevens zou moeten gaan verwerken. Dat vind ik ook ongewenst. Tegelijkertijd begrijp ik het doel van het amendement. Ook ik heb niet voor niets kritische vragen gesteld over het verwerken van bijzondere persoonsgegevens. Ik zou het op prijs stellen als we op een of andere nette manier in de gaten kunnen houden hoe vaak dat gebeurt en of er in de praktijk precies zo mee wordt omgegaan als de minister vandaag heeft toegelicht. Dus laat ik eindigen met een vraag aan de minister. Kan hij een manier vinden om op een zorgvuldige wijze toch recht te doen aan het ingediende amendement op stuk nr. 9?

De voorzitter:

Als ik het debat goed heb gevolgd, dan heeft de minister daar al een soort aanzet toe gedaan. We moeten afwachten wat de indiener daarmee doet. Tot slot, mevrouw Den Boer.

Mevrouw Den Boer (D66):

Voorzitter. Ik wil de minister heel erg bedanken voor de antwoorden. Het was geen makkelijke discussie. Het was een hele principiële discussie. Het was erg goed om die met de collega's hier in de Kamer te voeren. Ik heb twee amendementen ingediend. Ik ga mij nog nader beraden over amendement 1 ten aanzien van artikel 44 over de verwerking van bijzondere persoonsgegevens.

De voorzitter:

Dat is nr. 8 — eventjes voor het verslag.

Mevrouw Den Boer (D66):

Ja, sorry. Ik heb het nu niet voor mij liggen.

De voorzitter:

Uw eerste amendement is dat op stuk nr. 8.

Mevrouw Den Boer (D66):

Dank u wel. Ten aanzien van amendement 2, de evaluatie, ga ik nu kijken naar een mogelijke aanpassing of een wijziging. Het is uiteraard niet de bedoeling dat zo'n amendement contraproductief werkt. Ik dank mevrouw Buitenweg voor de uitgestoken hand om dit amendement zodanig aan te passen dat de Kamer daar mogelijk mee akkoord kan gaan. Maar uiteraard valt hier nog even wat technisch werk te verrichten. Amendement 1 heeft ...

De voorzitter:

Nee, amendement op stuk nr. 8 was ...

Mevrouw Den Boer (D66):

Ja, pardon, het amendement op stuk nr. 8 heeft de voorkeur en het amendement op stuk nr. 9 is uiteraard een tweede optie, mocht dat andere amendement, dat op stuk nr. 8, niet voldoende steun krijgen.

De voorzitter:

Dit roept vragen op.

Mevrouw Den Boer (D66):

Ja, dat snap ik ook.

De heer Van Nispen (SP):

Omdat ik juist begreep dat mevrouw Den Boer zei: ik ga mij beraden op het amendement op stuk nr. 8. Dat betekent, zo zou ik tenminste denken: we laten het debat nog even op ons inwerken en mogelijk kom ik — mevrouw Den Boer — dan tot de conclusie dat de minister wel gelijk heeft dat artikel 44 in de wet moet blijven staan. Of heb ik dat nou verkeerd begrepen?

Mevrouw Den Boer (D66):

Ik ga het debat nog even op mij laten inwerken en wil daar dan zelf rustig over nadenken.

Voorzitter. Ik wil heel graag met een positieve noot eindigen. Niet alleen dank voor dit debat maar ook steun voor de motie van de heer Van Dam cum suis voor de landelijke wapeninleveractie.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de minister.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter, ik zal het zo kort mogelijk houden. Ik begin met de motie op stuk nr. 10. Daarvan zeg ik: oordeel Kamer. Dat heb ik al uitgesproken en toegelicht tijdens de eerste termijn.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 10 van de heer Van Dam cum suis krijgt oordeel Kamer.

Minister Grapperhaus:

Ja, dat was ook de enige motie. De heer Van Nispen had een vraag over het amendement. Ik kan meteen zeggen dat ik zojuist in ieder geval zelf — het is maar een gedachte — op de mogelijkheid kwam om dat amendement op stuk nr. 9 om te zetten in een tekst die als volgt luidt: "Onze minister van Justitie en Veiligheid zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de naleving van de doelbinding van de Wet wapens en munitie, met name in het licht van artikel 44 van de Wet wapens en munitie". Dan kunt u in de toelichting op het amendement natuurlijk zelf nog aangeven dat het de bedoeling is dat de Autoriteit Persoonsgegevens bij die evaluatie uitdrukkelijk wordt betrokken.

Voorzitter. Ik vind het een goede zaak dat D66 bereid is om de gedachtewisseling nog eens op zich in te laten werken. Het siert D66 dat het niet zo ver gaat om vandaag zomaar ineens naar de andere kant door te gaan. Want we moeten onze argumenten altijd goed met elkaar delen en daar vervolgens ook rustig naar kijken.

De heer Van Dam heeft gevraagd of hij het goed gezien heeft met zijn analyse over zichzelf als gewelddadig protestant, bij wijze van voorbeeld. Ja, dat ziet u goed, zo wil ik even duidelijk maken. Dat er sprake is van een gewelddadig persoon is de reden om het verlof te weigeren. Dat is de doelbinding van de Wet wapens en munitie. Aan u kan als gewelddadig persoon niet een wapen worden toevertrouwd. Dat u protestant bent, is niet relevant, laat staan dat u geradicaliseerd protestant bent, maar het zal wel uit de politie-informatie blijken, al was het maar omdat u een keer als geradicaliseerde protestant de winkels hebt beklad van een gekende agnost, om maar eens wat te noemen.

Voorzitter. Daarmee wil ik, u dankzeggend voor de leiding van dit debat en de Kamer excuses aanbiedend voor het feit dat ik weer een stoel heb gemold, dit debat afsluiten.

De voorzitter:

Die gaan we met liefde repareren. Dank voor uw komst naar de Kamer. Ik dank de leden voor dit debat.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de wet en de motie zal dinsdag worden gestemd. Of we over de amendementen stemmen, zult u later merken.

Naar boven