27 Leraren

Aan de orde is het VAO Leraren (AO d.d. 24/01).

De voorzitter:

Ik wil gelijk overgaan naar het volgende VAO. Dat is het VAO Leraren. Aangeschoven is de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media. Hartelijk welkom. Ik geef als eerste graag het woord aan mevrouw Van den Hul. Mevrouw Van den Hul spreekt namens de fractie van de Partij van de Arbeid.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Hartelijk dank, voorzitter. Gisteren was ik op een school in Zaandam waar de vierdaagse schoolweek is ingevoerd. Ik sprak daar een meisje uit groep 8, die zei: ik wil weer vijf dagen naar school, want papa legt het lang niet zo goed uit als de meester. Daarom deze eerste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het lerarentekort scholen ertoe dwingt over te gaan op een (tijdelijke) vierdaagse schoolweek;

constaterende dat de vierdaagse schoolweek de gelijke kansen voor kinderen ondermijnt, een onevenredige belasting bij ouders en hun omgeving neerlegt en de werkdruk voor leraren niet verlaagt;

spreekt uit dat de vierdaagse schoolweek geen oplossing voor het lerarentekort is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hul, Westerveld en Kwint. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 347 (27923).

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Voorzitter. Een van de thema's die we tijdens het AO uitgebreid hebben besproken, is dat het lerarentekort sommige kinderen extra hard treft. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat wegens de toch al hoge werkdruk leraren in toenemende mate scholen mijden met relatief hoge concentraties achterstandsleerlingen;

constaterende dat leerlingen met onderwijsachterstanden hierdoor extra de dupe worden van het lerarentekort;

verzoekt de regering om de ongelijke spreiding van het lerarentekort tegen te gaan met een gelijkekansenbonus, die een extra impuls geeft aan de lerarensalarissen gericht op scholen met hoge concentraties achterstandsleerlingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 348 (27923).

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Tot slot, voorzitter. We zien het lerarentekort alleen maar groeien. Daarom nogmaals de volgende motie, want het is tijd voor structurele oplossingen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het voor het tegengaan van het huidige en toekomstige lerarentekort in het primair onderwijs cruciaal is om de salariskloof voor leerkrachten tussen het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs te dichten;

constaterende dat deze salariskloof, naast het verminderen van de werkdruk, de belangrijkste factor is voor studenten, de thuiszittende stille reserve, potentiële zijinstromers en vertrekkende leerkrachten om het primair onderwijs te mijden;

constaterende dat het lerarentekort naar verwachting oploopt tot 4.200 fulltime vacatures over vijf jaar;

spreekt uit dat de bestaande salariskloof tussen het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs onwenselijk, ondeugdelijk, en oneerlijk is en te streven naar het dichten van de salariskloof tussen leraren in het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs;

verzoekt de regering in overleg met het onderwijsveld hiertoe langetermijnvoorstellen uit te werken, inclusief financiële consequenties voor het dichten van de genoemde salariskloof,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hul, Van Raan, Kwint en Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 349 (27923).

Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Rudmer Heerema en hij spreekt namens de fractie van de VVD. Gaat uw gang.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter. In het AO Leraren hebben we het er met name over gehad dat ervoor gezorgd moet worden dat we leraren van buiten het onderwijs naar het onderwijs toe kunnen halen. Dat is de meest effectieve vorm van mensen voor de klas krijgen.

Nu was ik gisteren op een werkbezoek bij de Casaschool in Pijnacker en die heeft klassen waarvoor zowel een Nederlandse leraar als een Engelstalige leraar staat. Ze kunnen leraren van buiten de EU voor de klas krijgen, wat ze graag zouden willen — dat wil die school ook, dat is een keuze van de school — maar ze kunnen daar via het ministerie geen werkvergunning voor krijgen. Mijn vraag is hoe het nou kan dat dat niet mogelijk is. Dit zijn mensen die in Nederland zouden willen werken op een school die daar blijkbaar ruimte voor geeft. Nu staan er dus leraren voor die klas die ook op een andere school aan de slag kunnen gaan. Ik vind dat gek. Dat conflicteert wat mij betreft.

Ik ben even op zoek naar hoe we dit soort problematiek kunnen oplossen. Want op dit moment mag je wel leraren van binnen de Europese Unie in Nederland laten werken, maar er zijn ook in alle andere landen tekorten wat leraren betreft. Dus ik ben even op zoek naar hoe we dit soort problematiek kunnen oplossen. Bent u er bekend mee en heeft u daar eventueel ook een oplossing voor?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Kwint en hij spreekt namens de fractie van de SP. Gaat uw gang.

De heer Kwint (SP):

Dank, voorzitter. Maar één motie van mijn kant, namelijk die over de skypedocent. Ik vind het eigenlijk vrij bizar dat we het hier nu alweer over moeten hebben. Ik weet niet wanneer er een soort gemeenschappelijke consensus weggevallen is dat een leraar toch minimaal in een klas aanwezig zou moeten zijn. Volgens ons is het echt van essentieel belang voor de kwaliteit van het onderwijs dat een leraar zich gewoon tussen leerlingen begeeft. Dat is zodanig evident dat ik me niet kan voorstellen dat iemand daar anders over denkt. Tenminste, niet kon voorstellen. Want ik las in de krant dat onder meer de VVD geen wetswijziging nodig vindt, omdat dit nou eenmaal normaal is en dus niet in de wet hoeft. Volgens mij is de wet bij uitstek de plek waar wij met zijn allen vastleggen wat we normaal vinden. Ik bedoel, drie kwart van de strafbare feiten — nee, alle strafbare feiten — zijn volgens mij dingen die wij niet normaal vinden. Maar goed, dan gaan we het via een motie doen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat — blijkens de uitspraak van de voorzieningenrechter — de lijfelijke aanwezigheid van een docent in de klas geen wettelijke basis kent;

overwegende dat dit zeer onwenselijk is gezien de didactische en pedagogische taak van een leraar, die niet voldoende tot uiting kan komen via een computerscherm;

van mening dat door dit toe te staan — zeker ten tijde van een groeiend lerarentekort — de problemen in het onderwijs weleens nog groter zouden kunnen worden;

verzoekt de regering wettelijk te verankeren dat onderwijs in het primair en voortgezet onderwijs gegeven wordt door een bevoegde docent die lijfelijk aanwezig is tijdens de les,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kwint, Van den Hul, Beertema en Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 350 (27923).

Ik dank u hartelijk. Mevrouw Westerveld, mag ik u het woord geven? U spreekt namens de fractie van GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Voorzitter, dank u wel. Mijn eerste motie gaat over de stille reserve. Want het is natuurlijk heel mooi dat we mensen van buiten het onderwijs opleiden tot leraar, maar het zou nog mooier zijn als we mensen die al een onderwijsdiploma hebben weer voor de klas krijgen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in 2028 een tekort van ruim 10.000 voltijdbanen wordt voorspeld;

constaterende dat er 31.000 mensen zijn met een onderwijsbevoegdheid voor het primair onderwijs die niet in het onderwijs werken;

overwegende dat onderzoeksbureau CentERdata in opdracht van OCW heeft onderzocht dat 14.000 mensen uit deze "stille reserve" geen baan hebben en ook niet arbeidsongeschikt zijn;

overwegende dat twee derde van deze "stille reserve" ervoor openstaat om in het onderwijs te werken;

verzoekt de regering een actieplan te maken om de stille reserve te activeren om in het onderwijs te werken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld, Kwint, Van den Hul, Azarkan en Van Raan.

Zij krijgt nr. 351 (27923).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Nog een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het hele onderwijsveld sinds 2013 onafgebroken positieve resultaten heeft geboekt en dat in deze periode 2,3 miljard euro aan de reserve is toegevoegd;

constaterende dat alleen al in het funderend onderwijs deze reserve is opgelopen tot 7 miljard euro;

overwegende dat geld zo veel mogelijk naar de klas moet gaan;

overwegende dat er verschillende manieren zijn om reserves te beperken, door bijvoorbeeld een waarborgfonds of een maximum aan liquiditeit;

verzoekt de regering verschillende scenario's uit te werken over hoe reserves beperkt worden en middelen zo veel mogelijk aan het onderwijs worden uitgegeven;

verzoekt de regering tevens deze scenario's uit te werken voor het debat over de financiële staat van het onderwijs,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 352 (27923).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Mijn laatste motie, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regeling Tegemoetkoming Studiekosten Onderwijsmasters (TSO) voor dit jaar is afgeschaft;

constaterende dat vorig jaar 439 studenten deze studiebeurs ontvingen voor een eerstegraadslerarenopleiding in een tekortvak terwijl het lerarentekort in 2019 wordt geraamd op 472 fte voor het voortgezet onderwijs;

overwegende dat deze financiële tegemoetkoming bewezen succesvol is en deze studiebeurs een bijdrage levert aan het oplossen van het lerarentekort;

overwegende dat studenten die in de studiejaren 2019 en 2020 beginnen niet in aanmerking komen voor halvering van het collegegeld, omdat ze zijn begonnen aan de bachelor voordat deze maatregel van kracht werd;

verzoekt de regering deze regeling voor (eerstegraadsdocenten in) tekortvakken de komende twee jaar te continueren en deze te financieren uit het niet-juridisch verplichte deel van artikel 9 Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 353 (27923).

Dank u wel. Een nieuwe kans voor de heer Beertema. Hij spreekt namens de fractie van de PVV. Gaat u gang!

De heer Beertema (PVV):

Ik hoor dat het zo spannend wordt, voorzitter. Ik heb al geoefend.

Voorzitter. Ik was op het Malieveld tijdens de klimaatmars en daar sprak ik met kinderen. Ik kwam daar oprecht bange kinderen tegen, die bang waren dat er binnen twaalf jaar een klimaatarmageddon zou zijn waardoor menselijk leven op de aarde niet meer mogelijk zou zijn. Op mijn vraag hoe ze aan die informatie komen, zeiden ze uiteindelijk: die krijgen wij van de tv maar ook van onze leraren. Ik heb al vaker betoogd dat er helemaal geen enkel bezwaar tegen is om actuele onderwerpen in de klas te bespreken, te bediscussiëren, en erover na te denken, maar mijn probleem is dat er altijd slechts één kant van de medaille wordt getoond. Daar heb ik werkelijk heel veel bezwaar tegen. Die politieke neutraliteit is ver te zoeken. Ik noem nog een keer de rector van het Vossius in Amsterdam, die liet weten dat hij zijn leerlingen geen vrijaf zou geven als ze van plan waren om te spijbelen tegen de massa-immigratie, maar voor het klimaatverhaal absoluut wel. Wat ik mis in de discussies op scholen is dat er aan die kinderen wordt meegegeven dat er eigenlijk geen consensus is en er ook nog een andere kant is. Ik zou het dan ook mooi vinden als bijvoorbeeld Patrick Moore, Salomon Kroonenberg, Marcel Crok, Richard Tol, Kees de Lange en dat soort natuurkundigen ook eens de revue zouden passeren.

Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het de belangrijkste taak van het onderwijs is om kennis en kunde over te dragen, talenten te ontwikkelen, te verheffen en leerlingen en studenten op te leiden tot kritische burgers die onafhankelijk en zelfstandig afwegingen maken;

van mening dat het uiten van welke persoonlijke voorkeur dan ook haaks staat op de neutraliteit van het leraarschap;

verzoekt de regering voor het gehele onderwijs een gedragscode op te stellen die leraren en docenten vraagt — niet opdraagt, maar vráágt — zich politiek neutraal te uiten richting hun leerlingen en studenten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Beertema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 354 (27923).

Een vraag van de heer Bruins.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik heb een vraag aan de heer Beertema. Ik ben het natuurlijk helemaal met hem eens dat het lariekoek is dat er over twaalf jaar geen mensen meer op deze aarde zouden kunnen leven. Dat mag niet onderwezen worden op school. Dus ja, op school moet er op een goede manier omgegaan worden met kennis en wetenschap naar de nieuwste stand van zaken en inzichten. Maar dan ineens komt de heer Beertema met een motie over politieke neutraliteit. Dan mis ik hem. Wat is nou de relatie tussen het eerste verhaal over goeie kennis en goeie wetenschap op school en politiek neutrale leraren? Ik zie die niet. Ik mis het helemaal.

De heer Beertema (PVV):

Ik vraag me af of mijn collega van de ChristenUnie zich nou onnozeler voordoet dan hij is. Meent hij nu werkelijk als klimaatalarmist, als gelovige in de klimaatreligie, dat de consensus die er is onaantastbaar is en dat die geen politiek gestuurd verhaal is? Dat geldt voor het klimaatverhaal, maar het geldt net zo goed voor de massa-immigratie, die door bijna elke school wordt omarmd. Het geldt net zo goed voor de EU, waar we zo nodig lid van moeten zijn, van die broederstaat van al die Europese staten. Ook dat is politiek gedreven, geef ik de ChristenUnie mee. We zijn hier in een politiek huis. Alles is politiek. Wen er maar aan, zou ik zeggen.

De voorzitter:

Kort afrondend, de heer Bruins.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Klimaatwetenschap is chemie en fysica. Dat is niet ideologisch gedreven.

De heer Beertema (PVV):

O, o, o, dit is erg!

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik denk dat ik weet wat ik mijn fractie moet adviseren op deze motie.

De heer Beertema (PVV):

Ja, doe dat vooral. Doe dat vooral.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Beertema was aan het einde van zijn inbreng.

De heer Beertema (PVV):

We gaan allemaal sparen voor een warmtepomp, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Van Meenen, die spreekt namens de fractie van D66. Mij blijkt dat hij niet het woord wil voeren. Dan geef ik het woord aan de heer Bruins, die spreekt namens de ChristenUnie. Gaat uw gang.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik wil nog kort terugkomen op het schrijnende lerarentekort. Ik heb in het najaar een motie ingediend over uitbreiding van het oefenmateriaal voor de rekentoets voor pabostudenten. Ik verwacht dat minister Van Engelshoven dat nog wel weet. Ik heb toen actie gevraagd om ervoor te zorgen dat op de website 10voordeleraar eerdere versies van de rekentoetsen zichtbaar worden, zodat aankomende leraren meer en meer kunnen oefenen omdat de rekentoets vaak nog een obstakel, een hobbel is. Mijn vraag aan de minister is of daarop inmiddels actie is ondernomen. Staan inmiddels ook oudere rekentoetsen en meer oefenmateriaal op de website? Zo niet, wanneer kan ik dat dan verwachten?

Er is nog een tweede punt dat ik telkens terughoor van pabostudenten die de rekentoets niet halen, namelijk dat ze hun rekentoets niet terugkrijgen nadat ze hem gemaakt hebben. Ze kunnen dus niet zien wat ze hebben fout gedaan en ze kunnen er ook niet over overleggen. Ze krijgen geen toelichting. Vandaar dat ik nog even met een extra motie op dit punt kom, zodat we zo veel mogelijk leraren toch voor de klas krijgen. De motie klinkt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat we alle zeilen bij moeten zetten om het lerarentekort aan te pakken en dat we alle pabostudenten daarvoor goed kunnen gebruiken;

overwegende dat pabostudenten zich goed moeten kunnen voorbereiden op de rekentoets en ook van fouten moeten kunnen leren;

verzoekt de minister om er bij pabo's op aan te dringen dat studenten hun rekentoets terugkrijgen en toelichting krijgen bij de gemaakte fouten, zodat ze inzage hebben in hun fouten en zich beter kunnen voorbereiden op de rekentoets,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bruins. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 355 (27923).

Dank u wel.

De bewindspersonen hebben aangegeven dat zij gelijk kunnen overgaan tot de beantwoording van de vragen en het oordeel over de moties. Als eerste wil ik graag de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs de gelegenheid geven. Gaat uw gang.

Minister Slob:

Dank u wel, voorzitter. Ik dank ook de Kamer voor de opmerkingen die zijn gemaakt en de moties die zijn ingediend. Ik zal ze in volgorde van sprekers langsgaan. De Partij van de Arbeid heeft drie moties ingediend. De eerste motie is door mevrouw Van den Hul samen met mevrouw Westerveld en de heer Kwint ingediend, gaat over de vierdaagse schoolweek en komt uiteindelijk tot "spreekt uit". Dat is in principe natuurlijk iets wat de Kamer zal moeten doen. Ik kan wel in algemene zin aangeven dat er ook nooit enige suggestie is geweest dat de vierdaagse schoolweek de oplossing voor het lerarentekort zou zijn. Het enige wat we met elkaar constateren, is dat men in de situaties waarin scholen zich nu bevinden — denk ook even aan wat er aan griep door het land gaat en aan het feit dat men geen vervanging heeft — in een uiterste situatie soms hierop terugvalt; kijk daarbij naar de handreiking. De wet biedt in ieder geval de mogelijkheid om dat zeven keer te doen, maar het is nooit bedoeld als een oplossing, een structurele oplossing, voor het lerarentekort. Maar voor de rest hoef ik over deze motie niets anders te zeggen dan dat die aan de Kamer is.

De motie op stuk nr. 348 verzoekt de regering om de ongelijke spreiding van het lerarentekort tegen te gaan met een gelijkekansenbonus, die een extra impuls geeft aan de lerarensalarissen en die gericht is op scholen met een hoge concentratie achterstandsleerlingen. Het is bekend dat de salarissen en de afspraken daarover door de sociale partners worden bepaald. Daar zitten wij zelf niet bij. Het is wel zo dat scholen altijd de mogelijkheid hebben om arbeidsmarkttoelages te geven naast de salarissen. Die mogelijkheid is er gewoon. Dat hoeven wij niet doen; dat kunnen de scholen zelf doen. In dat opzicht ontraad ik deze motie dus omdat u nu aan ons vraagt dat te gaan doen, maar in principe is dit gewoon al een mogelijkheid die kan worden toegepast, ook in een wat bredere aanpak van het lerarentekort en ook op plekken waar de problemen soms heel erg groot zijn. Ik ontraad deze motie dus omdat u ons vraagt de positie van werkgever in te nemen, maar ik geef u aan dat dit in principe gewoon al kan.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 348 wordt ontraden.

Minister Slob:

Dan de derde motie. Dat is een motie die inderdaad al vaker is ingediend. Ik kan u de hele opsomming geven van alles wat de regering wel doet, maar dit is wat u daar graag nog bovenop wil hebben. Ik ontraad deze motie op deze manier, maar weet dat wij op allerlei manieren structureel investeren in het onderwijs op een manier waar vorige kabinetten volgens mij een voorbeeld aan kunnen nemen.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 349 wordt ontraden.

Minister Slob:

Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 350 van de heer Kwint, met anderen ingediend. Daarin vraagt hij de regering om wettelijk te verankeren dat onderwijs in het primair en voortgezet onderwijs gegeven moet worden door een bevoegde docent die lijfelijk aanwezig is tijdens de les. De regel is inderdaad dat er een docent voor de klas moet staan of op de wijze waarop men dat in de school heeft georganiseerd. Soms staan er zelfs verschillende docenten voor de klas en werkt men wat meer met bredere groepen, maar er horen mensen bij aanwezig te zijn. Er kunnen zich situaties voordoen waarin men toch kiest voor een zekere vorm van afstandsonderwijs, maar dat kan alleen maar als dat in het onderwijsprogramma is opgenomen en als de medezeggenschapsraad, waar ouders en docenten bij betrokken zijn, daarmee heeft ingestemd. Ik zou het niet wettelijk totaal willen verbieden. We hebben het nu niet over de zieke kinderen en de gehandicapte kinderen; daar hebben we het in het algemeen overleg over gehad. Maar er kunnen ook situaties zijn waarin men op deze manier soms een klein vak — denk bijvoorbeeld aan wiskunde D — toch nog kan blijven geven en waarin dat anders niet mogelijk zou zijn in die school. Het wordt soms toegepast door scholen in krimpregio's, waardoor men toch een wat breder pakket kan aanbieden dan anders het geval zou zijn. Misschien zou de school daar anders zelfs moeten gaan verdwijnen. Ook in de situatie van onderwijs op de Waddeneilanden komt dit soms voor en bij Nederlandse kinderen in het buitenland. De regel blijft dus: docent voor de klas. Daar ben ik het van harte mee eens, maar ik zou niet zover willen gaan dat de mogelijkheid die soms toch ook kansen biedt die anders zouden verdwijnen, nu onmogelijk wordt gemaakt, ook wetende dat de medezeggenschapsraad ermee moet instemmen. Dus daarom ontraad ik deze motie.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 350 wordt ontraden. De heer Kwint heeft een vraag.

De heer Kwint (SP):

De minister zegt dat de regel is dat er een docent voor de klas staat. Maar dat is nou net het probleem. De norm is dat er een docent voor de klas staat. Zeker, dat gebeurt in de overgrote meerderheid van de schoollokalen ook. Maar het is nou net niet de regel. Dat is wat de voorzieningenrechter constateerde. De inspectie dacht ook dat het de regel was. Zij wilde een school erop aanspreken dat een vak gegeven werd via Skype. De inspectie dacht het goed geregeld te hebben en de wet achter zich te hebben. Dat bleek niet zo te zijn. Natuurlijk kan er voor extreme uitzonderingsgevallen — ik zou overigens een uitgebreide boom kunnen opzetten over wat wel en wat niet dergelijke gevallen zouden moeten zijn — altijd iets gedaan zijn.

De voorzitter:

Uw vraag?

De heer Kwint (SP):

Maar is de minister het niet met ons, de indieners, eens dat op dit moment, zeker met een groeiend lerarentekort, deze deur zo veel mogelijk moet worden gesloten?

Minister Slob:

Ik denk dat ik daarin duidelijk ben geweest. Maar ik zou die deur ook niet volledig dicht willen gooien, om zelf die beeldspraak maar even door te trekken. In een aantal omstandigheden betekent het namelijk dat er gewoon nog ergens onderwijs gegeven kan worden, ook op een wat bredere manier dan als je die mogelijkheid niet zou hebben. Het is wat ons betreft volslagen helder dat dat echt in uitzonderlijke situaties moet gebeuren. Er ligt gewoon ruimte in de school om daar in de medezeggenschapsraad met alle betrokkenen over te spreken wanneer het onderwijsplan wordt vastgesteld, wanneer daarmee moet worden ingestemd. Ik vind dat ook al een veiligheidsklep, om dat woord te gebruiken, en die zou moeten functioneren.

De voorzitter:

Dank u wel. Heel kort, afrondend, meneer Kwint. Het hoeft niet.

De heer Kwint (SP):

Jawel. Zou de minister dan in ieder geval de Kamer een overzicht kunnen sturen van de voorwaarden waaronder hij het wel acceptabel vindt dat voor dit soort stappen gekozen wordt? Dan kunnen we daarna kijken of er in de precieze formulering misschien nog iets aan gedaan kan worden. Ik denk echt dat, met het groeiend tekort, de medezeggenschap niet voldoende waarborg is om dit te voorkomen.

Minister Slob:

Dat laatste vind ik toch bijzonder, want wij hechten met elkaar — dat geldt ook voor de andere ondertekenaars van uw motie, die daar heel vaak in mijn richting over spreken — juist heel erg sterk aan de medezeggenschap. Die is ook in een positie gebracht om juist over het onderwijsplan een oordeel te geven. Ik vind ook wel dat we dat moeten respecteren. Wij kunnen niet vanuit Den Haag helemaal precies aangeven: in die situaties niet, in die situaties wel. Dat zal men uiteindelijk in de eigen situatie met elkaar moeten vaststellen. In de medezeggenschap zijn de checks-and-balances daarvoor georganiseerd. Ik denk dus dat we het op dit moment gewoon goed georganiseerd hebben. Daarom ontraad ik deze motie.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Slob:

Voorzitter. De motie op stuk nr. 351 van mevrouw Westerveld en nog een aantal andere ondertekenaars gaat over de stille reserve. Daarin wordt de regering gevraagd een actieplan te maken om de stille reserve te activeren. Ik kan u melden dat dat actieplan niet nodig is, want we zijn daar al heel hard mee aan het werk. We werken via twee lijnen. De allereerste lijn is dat we op dit moment bezig zijn om in de regio's, waar de aanpak van het lerarentekort uiteindelijk ook moet plaatsvinden, het UWV te verbinden aan die regio's — het zijn er 35 in Nederland — om ervoor te zorgen dat daar de informatie bekend is over de mensen die achter die stille reserves schuilgaan. Ik kan u melden dat we daar vorige week aan de landelijke tafel over hebben gesproken, in aanwezigheid van de heer Tof Thissen, die directeur is van UWV WERKbedrijf. Dat is een heel belangrijke verbinding, die nu wordt gemaakt. Het tweede wat we doen, is: via het Participatiefonds, waarin de leraren uit de stille reserve met een uitkering zitten, ervoor zorgen dat mensen weer teruggeleid worden. Dat gebeurt via een zeer ambitieus plan, waar het Participatiefonds ook bij betrokken is. Er zijn er inmiddels 400 in een traject gezet. Het streven was: 1.000 in twee jaar. We zijn nog maar een halfjaar bezig. Dus ook daar wordt heel hard gewerkt. U wordt dus op uw wenken bediend. We zijn gewoon hands-on bezig. Dat is volgens mij ook wat we moeten doen in deze situatie. Ik ontraad dus deze motie voor wat betreft het verzoek om een apart actieplan te maken. Maar inhoudelijk hebt u gelijk. Daar wordt knetterhard aan gewerkt.

De voorzitter:

Bent u al aan het einde van de moties waarover ú een oordeel geeft?

Minister Slob:

Bijna. Ik heb de meeste ...

De voorzitter:

Dan komt u aan het eind, zo zeg ik even tegen de heer Beertema.

Minister Slob:

Voorzitter. De motie op stuk nr. 352 van mevrouw Westerveld gaat over het uitwerken van scenario's voor het debat over de financiële staat van het onderwijs. Wij hebben u al gezegd dat we op twee fronten bezig zijn. Allereerst zijn er gesprekken met de besturen, in het geval dat de reserves wel zo'n omvang hebben dat een gesprek zeer gerechtvaardigd is. Het tweede is dat we kijken of we een soort maximumafspraak kunnen maken, over een maximumreserve. We verkennen de bandbreedte daarvan. Ik kan niet overzien of het ons gaat lukken om voor het debat — ik weet niet eens wanneer dat precies ingepland staat; het staat ongetwijfeld ergens in mijn agenda — ook nog allerlei andere scenario's te ontwikkelen. Ik zal ernaar kijken, maar ik ga deze motie toch ontraden. Ik doe wat ik kan, maar ik ga me er niet op vastpinnen. Nogmaals, we hadden daar toezeggingen over gedaan. Dit komt er nu nog eens extra bij, dus ik weet niet of we het helemaal gaan redden.

De voorzitter:

Mevrouw Westerveld, een korte vraag.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Als er hele duidelijke toezeggingen waren, dan had ik die motie natuurlijk niet ingediend. Ik hoor commentaar, maar ik zal de collega's anders het deel van het verslag toesturen, want we hebben dat zeker nagezocht. Waar het ons om gaat, is dat we straks natuurlijk het debat gaan voeren over hoe we omgaan met de lumpsum en over de kritiek die de onderwijsinspectie geeft in de Financiële Staat van het Onderwijs. Het lijkt ons heel erg wenselijk om vóór dat debat inhoudelijk van het ministerie een aantal scenario's te zien. Ik snap best dat de minister geen hele onderzoeken meer kan optuigen, maar ik zou het wenselijk vinden als we op hoofdlijnen een aantal scenario's en doorberekeningen van het ministerie toegestuurd krijgen. Wat mij betreft volstaat dat ook.

Minister Slob:

In de brief die we hebben gestuurd, waarbij we ook direct de Financiële Staat van het Onderwijs hebben verzonden, hebben we aangegeven wat we zouden gaan doen. Dat zijn we nu ook aan het uitwerken. Daar zit ook onderzoek bij. Ik zal zien wat we u voor dat overleg eventueel nog aanvullend kunnen toesturen, maar ik doe daar geen hele harde toezeggingen over omdat ik dat niet helemaal kan overzien. Dan zou ik u weer gaan teleurstellen. Dat kan ik dan beter nu doen, dan valt het straks misschien mee. Ik ontraad deze motie dus, maar we zijn er wel heel hard mee aan het werk. Dat weet u ook uit een ander overleg dat we al gehad hebben.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 352 wordt ontraden.

Minister Slob:

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 354 van de heer Beertema. Hij heeft hierover eerder een keer een motie ingediend volgens mij. Ik ben geen voorstander van een landelijke gedragscode. Waarom niet? Als mensen in het onderwijs werken, komen er natuurlijk ook altijd overtuigingen mee. Dat hoort er denk ik bij, want die kun je niet aan de kapstok van je woning laten hangen op het moment dat je naar de school vertrekt. Ik heb eerder in uw richting al een keer aangegeven dat ik vind dat als er echt dingen gebeuren waarvan we vinden dat die niet kunnen, die aan de kaak gesteld moeten worden. Maar dat moet dan wel in de school zelf gebeuren. Dat kunnen wij vanuit het landelijke sowieso niet beoordelen en we kunnen daar ook niet allerlei missives voor gaan uitzenden. Dat moet echt op die plek gebeuren. Dat is de juiste afslag. We hebben de medezeggenschapsraad in een positie gesteld om dat soort dingen aan de kaak te stellen en daarover met het bevoegd gezag te overleggen. Ik ontraad dus deze motie, al ben ik het met u eens dat als er over de schreef wordt gegaan, dingen aan de orde moeten worden gesteld, maar wel op de goede plek.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 354 wordt ontraden. Een vraag van de heer Beertema.

De heer Beertema (PVV):

De minister maakt zich er wel erg makkelijk van af. Hij weet ook wat het stemgedrag is van het grootste deel van de leraren, de managers, de rectoren enzovoorts. Als ik een rector van het Vossius hoor zeggen dat het uitgesloten zou zijn dat er gestaakt zou worden tegen immigratie, maar wel voor het klimaat, dan is het toch overduidelijk dat er bijvoorbeeld in dat Vossius Gymnasium in Amsterdam helemaal geen cultuur is om doorgeslagen linkse indoctrinatie zelfs maar te herkennen en daar een rem op te zetten? Dat is het punt. Er is een cultuur in die scholen waarbij dat helemaal niet gebeurt.

De voorzitter:

Uw punt is duidelijk.

De heer Beertema (PVV):

En er zitten wel heel veel PVV-kinderen op die scholen, die daar grote last van hebben.

De voorzitter:

Uw punt is duidelijk. De minister.

Minister Slob:

Dan hebben die PVV-kinderen — voor zover dat een benaming is, maar dat geldt voor iedere politieke partij die je erbij zou noemen — ook ouders. Die hebben volgens mij ook opvattingen. Als zij constateren dat er op de school waar hun kinderen naartoe gaan, dingen gebeuren die zij niet acceptabel vinden, dan hebben zij alle ruimte, mogelijkheden en zelfs bevoegdheden om daarover in gesprek te gaan en uitspraken te doen. Ik vind dat het daar moet gebeuren. Wij kunnen dat niet vanuit het landelijke gaan doen. Ik zou dat niet willen. Ons is overigens ook niet van alle mensen bekend wat hun stemgedrag is. We zien af en toe weleens peilingen. De een zal daarbij wat omhoog springen, terwijl de ander wat verder naar achteren zakt. Maar het zijn maar peilingen en die zeggen helemaal niets over het onderwerp waarover we hier spreken. Ik ontraad deze motie dus. Het moet in de school gebeuren.

De voorzitter:

Meneer Beertema, heel kort afsluitend.

De heer Beertema (PVV):

Overigens vind ik de premisse dat onderwijzers en leraren hun overtuigingen hebben die zij nou eenmaal de school mee inbrengen, complete onzin. Ik had ook overtuigingen, maar ik nam ze niet mee de school in. Ik hing ze wel aan de kapstok. Ik hoop dat veel meer leraren dat doen, want zo leer je de leerlingen kritisch denken. Je moet ze niet leren wát te denken. Je moet ze leren hóe te denken.

De voorzitter:

Dank u wel. Was de minister aan het einde van ...

Minister Slob:

Er is nog één vraag blijven liggen.

Ik blijf het overigens bijzonder vinden dat je je overtuiging aan de kapstok laat hangen op het moment dat je als mens je huis verlaat. Volgens mij draag je die in persoon ook mee. Je moet daar uiteraard wel op een verantwoorde manier mee omgaan, zeker als je in de positie van docent naar leerlingen zit. Ik ga ervan uit dat dat gebeurt. Gebeurt dit niet, dan moet daar op de school zelf een gesprek over worden gevoerd.

Dan is er nog een vraag van de heer Heerema over leraren van buiten de EU. We hebben dat een enkele keer gehoord. Er is een richtlijn die zegt dat er alleen mensen van buiten de EU ingezet mogen worden als aangetoond kan worden dat er binnen de EU geen mensen te vinden zijn. Ik ben benieuwd naar het voorbeeld dat u heeft. Misschien kunt u dat aan ons toe laten komen. Dan zullen we dat eens gaan uitzoeken. We kijken dan of er echt sprake is van iets wat niet klopt of dat er misschien toch nog wel even een stap gezet moet worden voordat je deze mensen ook in die positie zou kunnen brengen. Dat zeg ik u graag toe.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zie ik mevrouw Van den Hul nog staan.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Toch nog één reflectie naar aanleiding van dit debat. We hebben hier nu een herhaling van zetten. We hebben dit eerder gezien. De oppositie heeft een aantal heel concrete voorstellen gedaan die allemaal ontraden werden. Tegelijkertijd horen we het kabinet zeggen: er gebeurt al heel veel, want het ligt ofwel op de cao-tafel ofwel bij de medezeggenschap. Maar het lerarentekort groeit nog steeds. Ik denk dat we hier echt moeten ophouden met jij-bakken, maar gewoon met elkaar moeten constateren dat het nog niet genoeg is. Het is nog niet genoeg. Nog steeds worden kinderen naar huis gestuurd die aangeven dat ze heel graag naar school willen. Nog steeds zitten ouders in de klem omdat ze moeten kiezen tussen werk, hun kind lesgeven of mantelzorgen. En dat tekort wordt er niet minder op. Dat moet me toch nog even van het hart, voorzitter. Ik denk echt dat we meer moeten doen. Dan ligt de bal niet alleen op de cao-tafel of bij de medezeggenschap, maar zeker ook bij het kabinet.

De voorzitter:

Dank u wel.

Minister Slob:

Een opmerking daarover. Dit is een VAO, dus ik ga in op de moties die zijn ingediend en op een enkele vraag die gesteld wordt. Het is inderdaad waar dat dit een vraagstuk is dat heel veel vraagt van alle betrokkenen, niemand uitgezonderd. Ik heb u in het algemeen overleg duidelijk gemaakt dat we knetterhard werken en dat we op een aantal fronten resultaten boeken. Kijk naar de zijinstromers. Kijk naar de herintreders. Kijk naar wat ik net gezegd heb over de wijze waarop we de stille reserve steeds meer weten te bereiken. We weten mensen weer te interesseren. Er wordt in dat opzicht ook gewoon resultaat geboekt. Dat laat onverlet dat we nog steeds een grote opgave hebben door de situatie waarin we nu zitten, mede door de vergrijzing die toeslaat in het onderwijs, waardoor er weer nieuwe plekken vallen op het moment dat de andere zijn gevuld. Nogmaals, daar werken we met elkaar heel hard aan. Ik ben ook zeer gemotiveerd om datgene te doen wat we kunnen doen. Dat blijft onze dagelijkse opdracht.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nog kort het woord aan de heer Beertema over de motie op stuk nr. 350.

De heer Beertema (PVV):

Dit sluit een beetje aan bij wat mevrouw Van den Hul hier aangeeft. Ik ben medeondertekenaar van de motie over de fysieke aanwezigheid van leraren. Ik hoor meneer Kwint van de oppositie een heel duidelijke handreiking doen. Hij zegt: kom met een brief van de gevallen waarin dat redelijk zou zijn. Dan kan ik me voorstellen dat wij als ondertekenaars zouden zeggen: oké, dan zien we die brief en gaan we daar verder mee aan de slag. Maar de minister gooit de deur dicht. Hij gaat helemaal niet in op die brief. Ik wil de ministers meegeven dat dit het chagrijn op een ongelofelijke manier voedt. Doe het lekker niet, maar de sfeer wordt er niet beter op. Laat ik het zo maar zeggen.

Minister Slob:

De heer Kwint vroeg mij om landelijke richtlijnen aan scholen te geven. Ik heb aangegeven dat er specifieke situaties zijn waarin dit soms een oplossing kan zijn om een ander probleem te voorkomen, bijvoorbeeld dat bepaalde vakken niet kunnen worden aangeboden of dat een school in een krimpgebied om gaat vallen. Als dat op papier moet worden gezet — zo heb ik zijn vraag niet begrepen — ben ik natuurlijk altijd bereid om dat te doen. Ik kan u zelfs heel concrete voorbeelden uit het land noemen, met de scholen erbij, waar dit op deze manier wordt toegepast en waar men daar blij mee is. Dat is iets anders dan dat we nu vanuit Den Haag landelijke richtlijnen zouden moeten geven waar we op toe zouden moeten gaan zien in de zin van: als men zich daaraan houdt, mag het, en anders niet. Dat is een onmogelijkheid. Ik heb gezegd dat het echt op die plek moet gebeuren. En we hebben het geregeld. De betrokkenen in de school, ouders, leerlingen, docenten, hebben daar ook een stem in. Sterker nog, zij moeten gewoon instemming geven. Hebben we daar ook nog wat vertrouwen in, is dan mijn wedervraag aan u.

De voorzitter:

Dat gaan we niet doen. We gaan geen wedervragen stellen, want dan gaan we het debat overdoen. Ik zie de heer Kwint aanstalten maken. Ik geef u de gelegenheid voor een korte opmerking als het een verhelderende opmerking is. Gaat uw gang.

De heer Kwint (SP):

De vraag was heel simpel een vraag naar uitzonderingsgronden. Dat was de enige vraag. Dan kunnen we daarna een uitgebreid debat hebben en bediscussiëren wanneer we het wel of niet wenselijk vinden. Dan kan de hele Kamer er haar mening over geven.

De voorzitter:

Dank u wel. Kort, afrondend, de minister.

Minister Slob:

Om misschien iets van het chagrijn weg te nemen, waar in ieder geval de heer Beertema last van heeft: ik ben bereid om op een rijtje te zetten wat wij aan voorbeelden kennen waarin dit wordt toegepast. Dat ga ik gewoon neutraal beschrijven. Dan komt er vanzelf wel een moment waarop we er met elkaar misschien een slagje overheen maken.

De voorzitter:

Dank u wel. Met die opmerking geef ik nu graag het woord aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor de twee nog resterende moties. Gaat uw gang.

Minister Van Engelshoven:

Voorzitter, dank u wel. Ik begin met de motie op stuk nr. 353 van mevrouw Westerveld over de Tegemoetkoming Studiekosten Onderwijsmasters. Ik begrijp haar inzet, maar om precies te zijn, de TSO is niet zozeer afgeschaft maar was altijd bedoeld als een tijdelijke regeling. Ze hield gewoon op. De financiering was ook niet langer voorzien. U weet ook dat we bij de halvering van het collegegeld een heel bewuste keuze hebben moeten maken om het voor een bepaalde doelgroep te doen binnen het beschikbare budget, en dus niet voor de doelgroep die eerder in aanmerking kwam voor de TSO.

U verzoekt mij nu deze regeling te verlengen met geld van artikel 9, het niet-juridisch verplichte deel. Dan moet ik u teleurstellen. Op dat artikel hebben we niet nog heel veel vrij besteedbaar geld. Dat geld wordt bijvoorbeeld gebruikt voor de 1 miljoen voor de onderwijsassistenten die de pabo gaan doen. Ik denk dat u dat ook wel een goede inzet vindt. Het geld wordt ook gebruikt voor het onderzoek dat we op verzoek van de Kamer doen naar personeel dat niet in loondienst is. Dus ik heb voor uw doelstelling geen vrij beschikbaar geld, niet-juridisch verplicht, op dat artikel.

Maar ik wil u wel met het volgende tegemoetkomen. De Kamer heeft via de motie-Van der Molen/Tielen 2,5 miljoen vrijgemaakt om mensen die een tweede lerarenopleiding willen doen, die dus al een bevoegdheid hebben en een andere bevoegdheid willen halen in een tekortvak, tegemoet te komen. Ik wil best kijken of we van die 2,5 miljoen geld overhouden en of we die regeling iets kunnen oprekken, om te kijken of de groep die eerder in aanmerking kwam voor de TSO hierin bediend kan worden. Ik weet het niet zeker. Daar moeten we naar kijken, want ik weet niet hoe die aantallen zijn. Maar dat wil ik wel doen. We gaan ernaar kijken. Want we willen natuurlijk zo veel mogelijk mensen bevoegd hebben in vakken die we nodig hebben. Ik begrijp uw vraag dus wel. Ik ontraad de motie, omdat het niet op die manier kan. Maar ik hoop dat u uit de voeten kunt met mijn toezegging.

Voorzitter. Dan de motie van de heer Bruins op stuk nr. 355 over de rekentoets op de pabo's. Ik ben het wel met de heer Bruins eens dat studenten moeten kunnen leren van een toets die ze gemaakt hebben. Ik zal er bij de pabo's op aandringen om het op de door hen gewenste manier te doen.

Tot slot had de heer Bruins ook nog een vraag over het nieuwe oefenmateriaal voor de pabo's. Met ingang van het komende schooljaar zullen er inderdaad meer geactualiseerde oefentoetsen beschikbaar komen op de site van 10voordeleraar. Het is overigens ook aan de pabo's om hun studenten ook wat rekenen betreft goed voor te bereiden op het vak waar zij voor komen te staan.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 355 wordt dus ontraden. En de motie op stuk nr. 353, zeg ik nog even in de richting van mevrouw Westerveld, wordt ook ontraden. Mevrouw Westerveld kan er natuurlijk ook voor kiezen om de motie aan te houden, totdat het bericht van de minister er is. Mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik ben blij dat de minister zegt dat ze met me gaat meekijken, maar ik verwacht dat er voor deze regeling meer nodig is. Ik verwacht dat we een paar miljoen nodig hebben. Ik vraag me af of datgene wat overblijft van die 2,5 miljoen, voldoende is. Maar daar gaat het niet om. Het gaat erom dat dit een heel succesvolle regeling is die gewoon werkt, waarbij mensen docent worden. Die regeling werkt dus. En we hebben een enorm lerarentekort. Dat zal wat ons betreft een reden moeten zijn om echt nog eens naar de onderwijsbegroting te kijken. En in de motie hebben wij geprobeerd om zelf alvast te zoeken.

De voorzitter:

Uw punt is duidelijk.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Nog één aanvulling, voorzitter. In artikel 9, waar ik naar verwees, zit ongeveer 170 miljoen, waarvan ongeveer de helft niet juridisch verplicht is. Dan hoop ik toch dat we in dat artikel ergens een paar miljoen vandaan kunnen halen, omdat we gewoon zien dat dit een regeling is die werkt.

De voorzitter:

Dank u wel. De minister.

Minister Van Engelshoven:

In de richting van mevrouw Westerveld, over artikel 9. De meeste van die middelen zijn inmiddels juridisch verplicht, al wil ik daar best nog eens naar kijken. Maar u moet nu niet de suggestie wekken alsof wij er niet, ook niet in de begroting, echt met de stofkam doorheen zijn gegaan om alle mogelijke middelen te vinden. U weet ook, en dat debat hebben we ook met de Kamer gevoerd, hoe collega Slob en ik hebben geworsteld om bijvoorbeeld de extra middelen te vinden voor de zijinstromers. Dus ja, die stofkam hebben wij best wel toegepast. We proberen ook zo veel mogelijk middelen in te zetten voor zijinstromers. U weet ook dat we daar bij het mbo ook nog extra voor moesten kijken. Dus het is niet zo dat wij op het ministerie geld op de plank hebben liggen dat wij vanuit een soort onwil niet inzetten om iets te doen aan het lerarentekort. Nee, we zijn er al enorm met de stofkam doorheen gegaan. We proberen echt al het mogelijke te doen om zo veel mogelijk mensen voor de klas te krijgen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan nog even naar de motie op stuk nr. 355. Ik denk dat ik een te snelle conclusie heb getrokken. Misschien dat u het oordeel over de motie op stuk nr. 355 nog even kunt herhalen?

Minister Van Engelshoven:

Die krijgt oordeel Kamer.

De voorzitter:

Wél oordeel Kamer. Dat was de opmerking die de heer Bruins nog wilde maken, denk ik, want ik zag hem al bij de interruptiemicrofoon staan.

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit VAO. Ik wil de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zeer hartelijk danken voor haar bijdrage aan deze korte debatten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs blijft nog even bij ons. We stemmen aanstaande dinsdag over de ingediende moties.

Naar boven