5 Participatiewet

Aan de orde is het VAO Participatiewet (AO d.d. 23/01).

De voorzitter:

Een hartelijk woord van welkom aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid terwijl de staatssecretaris van Defensie de aftocht blaast. Wij hebben thans aan de orde het VAO Participatiewet. U heeft daar 23 januari uw algemeen overleg over gehad. We hebben zes deelnemers van de zijde van de Kamer.

De eerste spreker is de heer Raemakers van de fractie van D66. Hij heeft zoals iedereen twee minuten spreektijd. Het woord is aan u.

De heer Raemakers (D66):

Voorzitter, dank u wel. We hebben twee weken geleden een heel goed algemeen overleg over de Participatiewet gehad. Ik heb wel nog een motie daarover. Het is een motie van D66, GroenLinks, het CDA en 50PLUS.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het overgrote deel van het budget dat bedoeld was voor de individuele studietoeslag, in de laatste jaren niet is besteed aan studenten met een beperking;

overwegende dat het juist voor studenten met een beperking belangrijk is om te kunnen investeren in de toekomst;

overwegende dat scholen het lastig vinden om jongeren goed te informeren vanwege de verschillen in beleid en procedures tussen gemeenten;

verzoekt de regering bij het uitwerken van een verbetering voor de huidige regeling van de individuele studietoeslag in de Participatiewet, ernaar te streven om studenten met een beperking die tijdens hun studie vanwege hun beperking niet kunnen bijverdienen, in aanmerking te laten komen voor een studietoeslag die vergelijkbare hoogte en criteria kent als de huidige studieregeling in de Wajong 2010;

verzoekt de regering ook de optie om de toeslag door DUO uit te laten keren in het onderzoek bij de verdere uitwerking mee te nemen en daarbij de bijkomende voor- en nadelen in kaart te brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Raemakers, Renkema, Peters en Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 147 (34352).

Een vraag van mevrouw Nijkerken-de Haan.

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Ik heb toch een vraag aan D66 over hoe ik deze motie moet opvatten. De heer Raemakers weet dat de VVD ook altijd heel kritisch is op de uitvoering van de Participatiewet. Denk bijvoorbeeld aan de tegenprestatie en aan de taaleis, die gemeenten zouden moeten uitvoeren. Wij hebben daar regelmatig discussies over. Als ik daarover begin, zegt de heer Raemakers altijd tegen mij: "Ja, mevrouw Nijkerken, maar daar gaat u niet over, want we hebben dat gedecentraliseerd. Dat is aan gemeenten." Nu roept deze motie eigenlijk op om in te grijpen bij gemeenten omdat de heer Raemakers van mening is dat gemeenten de wet op dit punt niet goed uitvoeren.

De voorzitter:

En uw vraag?

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Hoe moet ik dat nou rijmen? Hoe moet ik dit opvatten?

De heer Raemakers (D66):

Dat is een hele goede vraag. Dank daarvoor. De Participatiewet was een wetsvoorstel van het kabinet van VVD en Partij van de Arbeid. De regeling voor studenten die niet kunnen werken vanwege hun beperking, zat toen niet in dat wetsvoorstel. Toen heeft mijn collega Van Weyenberg een amendement ingediend met de gedachte dat dat ook moest worden uitgevoerd door gemeenten. We zien nu echter in de praktijk dat 95% van het geld dat bij dat amendement van D66 zat, niet gebruikt wordt voor studenten met een beperking. Nou ben ik het best eens met mevrouw Nijkerken dat decentralisatie heel belangrijk is en dat, als zou blijken dat 10% of 40% van het geld niet gebruikt wordt, we kunnen zeggen dat gemeenten daarin beleidsvrijheid hebben. Maar als het gaat om 95% van het geld van het amendement dat wij hier in deze Kamer met elkaar hebben afgesproken, dan is dat een indicatie dat er een serieus probleem is. Heel veel studenten weten de gemeente niet te vinden. Dat is voor mij een indicatie om de staatssecretaris aan het werk te zetten om te kijken of het ook anders kan.

De voorzitter:

Dank u wel. We gaan naar de volgende spreker. Dat is de heer Renkema van de fractie van ...

De heer Raemakers (D66):

O, voorzitter, ik heb nog 43 seconden.

De voorzitter:

Wilt u die niet aan een goed doel geven of zo?

De heer Raemakers (D66):

Nou.

De voorzitter:

Ik dacht dat u klaar was, sorry. Gaat uw gang.

De heer Raemakers (D66):

Sorry, sorry. Ik wilde in die 40 seconden nog even een tweede punt uit het algemeen overleg aanstippen zonder daarbij een motie in te dienen. Wij hebben het heel erg gehad over de tegenprestatie en over de taaleis. Daarover hebben we in de media gelezen dat de staatssecretaris heeft gedreigd gemeenten mogelijk op het bijstandsbudget te korten als ze de taaleis en de tegenprestatie niet zouden uitvoeren. Wij zijn heel blij dat de staatssecretaris in het algemeen overleg heeft gezegd dat ze niet op de zaken vooruit wil lopen en dat ze het goede gesprek met gemeenten van belang vindt. Dat is voor ons vooralsnog afdoende, maar wij hopen dat deze staatssecretaris een houding laat zien van belonen en stimuleren. Dat werkt beter dan straffen, maar wij hoorden daar al heel goed dingen over in het AO.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan de heer Renkema van de fractie van GroenLinks.

De heer Renkema (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Wij kijken terug op een goed en ook vrij politiek debat, met name over de taaleis en de tegenprestatie. Ik heb drie moties. Ik hoop eerlijk gezegd met die moties de staatssecretaris tot wat meer experimenteerdurf aan te moedigen. Ik heb een motie over de praktijkroute, een motie over loonkostensubsidie en een motie over de bijstand.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de huidige opzet van het indicatieadviestraject voor beschut werk sommige mensen tussen wal en schip vallen, omdat zij op grond van de indicatiecriteria en de huidige wijze van keuren niet in aanmerking komen voor beschut werk, maar "in de praktijk" ook niet in aanmerking komen voor een garantiebaan;

overwegende dat in de praktijk goed vastgesteld kan worden of iemand binnen de doelgroep beschut werk valt;

overwegende dat eerder toezeggingen aan de Kamer zijn gedaan, die nog niet tot experimenten op dit punt hebben geleid;

verzoekt de regering nog voor de evaluatie van beschut werk, naast de bestaande keuringswijze, in een aantal arbeidsmarktregio's pilots te starten met een praktijkroute beschut werk, zodat de resultaten hiervan mee kunnen worden genomen in de evaluatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Renkema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 148 (34352).

De heer Renkema (GroenLinks):

Dan de tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat mensen met een arbeidsbeperking en hun werkgevers op dit moment nog steeds te maken hebben met twee regimes, namelijk loondispensatie in de Wajong en loonkostensubsidie in de Participatiewet;

constaterende dat bij zowel betrokken uitvoeringsorganisaties als werkgevers en werknemers voorkeur bestaat voor het instrument loonkostensubsidie;

constaterende dat de regering streeft naar zo veel mogelijk uniforme regelgeving om mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen;

verzoekt de regering een experiment te starten met loonkostensubsidie in de Wajong,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Renkema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 149 (34352).

De heer Renkema (GroenLinks):

En dan mijn derde motie, over de bijstand.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het doel van de Participatiewet is om meer mensen aan het werk te helpen;

constaterende dat de uitvoering van de Participatiewet een decentrale taak is;

constaterende dat gemeenten, naar de geest van de wet, actief beleid gericht op participatie voeren;

constaterende dat uit diverse onderzoeken blijkt dat intensieve persoonlijke begeleiding beter werkt dan een harde aanpak;

van mening dat korten op het bijstandsbudget van gemeenten mensen niet aan het werk gaat helpen;

verzoekt de regering te garanderen dat gemeenten niet zullen worden gekort op het bijstandsbudget als gevolg van de manier waarop zij zelf invulling geven aan de wet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Renkema en Gijs van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 150 (34352).

Dan de heer Peters van de fractie van het CDA.

De heer Peters (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Ik had in het inderdaad prettige algemeen overleg al aangekondigd met een motie te komen met de naam: van bajes naar baan. Dus daar kom ik nu ook mee.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat gedetineerden die uit de gevangenis komen, vaak geen woning en inkomen (meer) hebben;

constaterende dat gemeenten en gevangeniswezen niet altijd proactief afspraken maken om te voorkomen dat mensen zich zonder slaapplaats en inkomen bij de gemeente melden om hulp;

constaterende dat mensen die de gevangenis verlaten en nog geen baan hebben, te maken krijgen met een wachttijd voor een uitkering;

overwegende dat zij hierdoor enige tijd zonder inkomen zitten, waardoor de kans op recidive toeneemt en de kans op een baan juist weer afneemt;

verzoekt de regering om:

  • -met gemeenten en gevangeniswezen in gesprek te gaan en te zorgen dat er ruim voor een gedetineerde vrijkomt, afspraken gemaakt worden over slaapplaats en inkomen;

  • -met gemeenten, Divosa en Cedris in gesprek te gaan om te komen tot afspraken waardoor voor iedere ex-gedetineerde direct een vorm van participatie beschikbaar is, bij voorkeur betaald werk: "van bajes tot baan";

  • -met de gemeenten de afspraak te maken om mensen die de gevangenis verlaten, in ieder geval proactief bij te staan door geen wachttijd voor een bijstandsuitkering toe te passen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Peters. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 151 (34352).

Dan mevrouw Van Brenk van de fractie van 50PLUS.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Participatiewet voor wat betreft de tegenprestatie aanleiding blijft geven tot verschil van inzicht tussen Rijk en gemeenten;

overwegende dat wettelijk het initiatief tot de tegenprestatie bij gemeenten ligt, met beleidsvrijheid om te beoordelen welke maatschappelijke nuttige werkzaamheden, wanneer en aan wie worden opgelegd;

spreekt uit dat lokaal de keuze gemaakt moet worden wat de beste manier is om bijstandsgerechtigden te stimuleren om actief deel te nemen aan de samenleving;

spreekt uit dat het bij participatie niet moet gaan om het middel, maar om het doel en het gewenste resultaat;

nodigt de regering uit in haar overleg met gemeenten over de tegenprestatie niet het instrumentarium van tegenprestatie en mogelijke sanctie centraal te stellen, maar het effectief stimuleren van uitkeringsgerechtigden tot maatschappelijke participatie op welke manier dan ook, en de (financiële) middelen die gemeenten daarvoor hebben,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Brenk en Renkema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 152 (34352).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de inzet van jobcoaches effectief bijdraagt aan het vinden en behouden van werk;

overwegende dat jobcoaches in de praktijk nog op beperkte schaal worden ingezet;

nodigt de regering uit in samenspraak met sociale partners het instrument van jobcoaching meer structureel en op grotere schaal inzetbaar te maken voor werkenden én werkzoekenden, en hierover voor Prinsjesdag een voorstel naar de Kamer te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Brenk en Nijkerken-de Haan. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 153 (34352).

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Voorzitter. Ik vraag nogmaals de aandacht van de staatssecretaris voor de 1.900 mensen die gekeurd zijn en waarvan duidelijk is dat ze onder beschut werk vallen, maar die thuiszitten en geen beschut werk aangeboden krijgen, terwijl dit een recht is. Ik zou de staatssecretaris willen vragen om zich hiervoor in te spannen en om hen niet te vergeten.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan de heer Edgar Mulder van de fractie van de Partij voor de Vrijheid.

De heer Edgar Mulder (PVV):

De bijstand is vooral een allochtonenuitkering geworden. Meer dan de helft van de mensen in de bijstand is niet-westers allochtoon. Dat kost Nederland 3 miljard euro per jaar. 3 miljard euro! Het is van de gekke. Onze bijstand staat op springen en we moeten onze verzorgingsstaat beschermen. Daarom moet er ook worden gehandhaafd op de vereisten voor het ontvangen van bijstand. Dus wanneer je niet voldoet aan de taaleis, dan geen uitkering. Dat is niet meer dan logisch. De staatssecretaris moet erop toezien dat gemeenten handhaven, maar uit onderzoek bleek dat gemeenten dat nog steeds niet doen. In de pers hoorden we toen hele stoere taal van de staatssecretaris, maar tijdens het AO begon ze alweer wat terug te krabbelen, precies zoals we de staatssecretaris én de VVD kennen. Dat kan toch niet. Daarom de volgende twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering te bewerkstelligen dat bijstandsuitkeringen van mensen die niet voldoen aan de taaleis per direct worden ingetrokken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Edgar Mulder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 154 (34352).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering gemeenten te verplichten om te handhaven op de voorwaarden voor taaleis en tegenprestatie en deze gemeenten volledig te korten indien zij hierin tekortschieten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Edgar Mulder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 155 (34352).

De heer Edgar Mulder (PVV):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan de heer Gijs van Dijk van de fractie van de Partij van de Arbeid.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Voorzitter. Volgens mij hebben we een goed algemeen overleg gehad over alles rondom de Participatiewet. Er was inderdaad vooral stoere taal van de staatssecretaris en de VVD. Volgens mij is het ons gelukt om de VVD en de staatssecretaris weer een beetje op het rechte pad te krijgen. Dat is hard werken; dat kan ik u vertellen. Om de staatssecretaris daarin te ondersteunen toch de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een overheid die werkt vanuit vertrouwen betere resultaten haalt;

constaterende dat steeds meer gemeenten door een persoonlijke benadering mensen succesvol naar werk begeleiden;

verzoekt de regering gemeenten de ruimte te geven om ondersteuning aan mensen in de bijstand naar eigen inzicht in te vullen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Gijs van Dijk en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 156 (34352).

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Ik had ook nog een motie voorbereid over de praktijkroute, maar aangezien de heer Renkema van GroenLinks eenzelfde soort motie heeft ingediend, zou ik me graag daarbij aansluiten.

Dank u wel.

De voorzitter:

Kijk, dat waarderen wij. Dat scheelt weer een motie.

De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Jasper van Dijk van de fractie van de SP. Fijn dat u niet spijbelt.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Als u graag wilt spijbelen, voorzitter, dan ga ik graag met u naar het Malieveld. Dat begrijpt u.

De voorzitter:

Ik doe mijn plicht. Ik zit hier.

De heer Jasper van Dijk (SP):

En ik sta hier.

Voorzitter. Ik sluit me ook graag aan bij de motie-Renkema inzake de praktijkroutes. Wellicht kan dat nog even geregeld worden. Ik heb drie moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er mensen zijn die voor een gehandicapt of ernstig ziek familielid zorgen en daardoor met een korting op de uitkering worden geconfronteerd;

verzoekt de regering in overleg met de VNG en de SVB te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om mantelzorgers van de kostendelersnorm vrij te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 157 (34352).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de motie-Buma (35000, nr. 14) verzoekt de infrastructuur en kennis van de SW-sector een duidelijke plaats te geven in het breed offensief;

constaterende dat in het breed offensief de SW-sector vrijwel niet ter sprake komt;

verzoekt de regering sociale werkvoorzieningen een duidelijke plaats te geven in het breed offensief,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 158 (34352).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat arbeidsbeperkten met een medische urenbeperking onvoldoende inkomen kunnen genereren uit loon en daarom een aanvullend inkomen nodig hebben;

van mening dat het onlogisch is dat zij behandeld worden als uitkeringsgerechtigden;

verzoekt de regering te onderzoeken of het mogelijk is een inkomensaanvulling te verstrekken via een toeslag aan mensen die met een medische urenbeperking naar vermogen werken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 159 (34352).

Ik schors even voor vijf minuten. Daarna gaan we luisteren naar de staatssecretaris.

De vergadering wordt van 11.18 uur tot 11.26 uur geschorst.

De voorzitter:

Over vijf minuten moet mijn volgende VAO beginnen en we hebben dertien moties, dus dat is 35 seconden per motie. Dat gaat ons lukken. Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Ark:

Voorzitter, dank. Ik dank de Kamerleden voor het algemeen overleg en ook voor de inbreng van vandaag. Ik zal omwille van de tijd direct overgaan tot een appreciatie van de moties.

De motie op stuk nr. 147 van de heer Raemakers gaat over de studietoeslag. Als ik er heel letterlijk naar kijk, zou ik haar moeten ontraden. Dat heeft ermee te maken dat ik eerst nog met OCW en andere partijen onderzoek wat mogelijk is. Daar ben ik nu over in gesprek. Dat heeft ook te maken met het dictum dat spreekt over streven naar een met de Wajong vergelijkbare hoogte van de studietoeslag. Als we het zo zouden kunnen doen dat ik de mogelijkheden onderzoek om te komen tot een met de Wajong vergelijkbare hoogte en criteria voor de toeslag, en dus ook samen met OCW en andere partijen naar een uitvoering zoek en naar de verbetering van de studietoeslag kijk, dan zou ik de motie oordeel Kamer kunnen geven.

De voorzitter:

De heer Raemakers, even de uitleg.

De heer Raemakers (D66):

Het gaat mij er echt om dat deze Kamer een politieke wens meegeeft. Er zijn nu studenten die een studietoeslag krijgen van €50 of €100 per maand. Maar deze studenten hebben geen keuze. Zij kunnen niet bijverdienen. Daar gaat het mij om. Ik zou echt willen vasthouden aan het streven om dat bedrag te verhogen voor studenten die niet kunnen werken omdat ze een beperking hebben. Dat moet echt verhoogd worden. Dat zou ik mee willen geven. Als de motie dan oordeel Kamer kan krijgen, is het akkoord.

Staatssecretaris Van Ark:

We hebben daar in het debat ook al veel over gewisseld, dus dat hoeft hier niet opnieuw. Het heeft mogelijk ook financiële consequenties als het er zo staat. Maar ik kan mij vinden in de woorden van de heer Raemakers. Dan geef ik de motie oordeel Kamer.

De voorzitter:

Kijk eens aan, meneer Raemakers.

De heer Raemakers (D66):

Nog één toevoeging: het heeft in principe geen financiële consequenties. Dat klopt echt niet. Er is 35 miljoen, waarvan een paar miljoen gebruikt wordt.

De voorzitter:

Hij is oordeel Kamer. De motie op stuk nr. 148.

Staatssecretaris Van Ark:

Dat onderzoek ik dan ook graag.

De motie op stuk nr. 148 van de heer Renkema ontraad ik, omdat ik denk dat het van belang is dat dit meeloopt met de evaluatie. In de wet zit op dit moment geen ruimte voor pilots. Omdat het over een heel specifieke groep gaat, vind ik het ook echt van belang dat mensen een objectieve beoordeling krijgen. We nemen het onderwerp wel mee in de evaluatie, maar deze motie ontraad ik.

De motie op stuk nr. 149 van de heer Renkema om te starten met een experiment loonkostensubsidie in de Wajong ontraad ik ook. Het experimenteren levert geen extra banen op. Het zou wel leiden tot een verhoging en verzwaring van de uitvoeringslasten voor het UWV. Daarom acht ik het niet opportuun en ontraad ik de motie.

De motie van de heer Renkema op stuk nr. 150 om te garanderen dat gemeenten niet zullen worden gekort op het bijstandsbudget ontraad ik ook. Van belang daarbij is dat er in de wet specifieke normen staan waaraan gemeenten zich moeten houden. In hoe zij tot die normen komen, is veel beleidsvrijheid. Ik ben het er niet mee eens om dat geheel vrij te geven, ook de normen. Daarom ontraad ik de motie.

De motie van de heer Peters op stuk nr. 151: van bajes naar baan. Ik stokte even op het woordje "direct", want dat is lastig, maar daar kunnen we het misschien nog even over hebben. De motie sluit wel aan bij de ambities die ook de minister voor Rechtsbescherming heeft geformuleerd en die in september 2018 met de Kamer zijn gedeeld. Gemeenten hebben een belangrijke rol bij de succesvolle terugkeer van ex-gevangenen in de samenleving. Zij zijn dan ook aan zet om hen tijdens en na detentie te ondersteunen op een aantal basisvoorwaarden. Gemeenten en gevangeniswezen werken op dit moment onder de regie van de minister aan het bestuurlijk akkoord Kansen bieden voor re-integratie, met als doel een nog nauwere samenwerking op die vijf basisvoorwaarden. Omdat in dat bestuurlijk akkoord ook over werk en inkomen afspraken worden gemaakt, wil ik de motie graag ook onder de aandacht brengen van de minister voor Rechtsbescherming.

De motie gaat ook over de wachttijd voor een uitkering. Ik veronderstel dat daarmee ook de zoektermijn voor jongeren wordt bedoeld. Ik ben bereid om, met behoud van de formele zoektermijn, de bestaande mogelijkheden van een meer soepele overgang van kwetsbare jongeren die de gevangenis of een instelling verlaten, expliciet onder de aandacht van gemeenten te brengen en met hen te bespreken. Want een jongere die nog in de gevangenis of een jeugdzorginstelling zit, kan de mogelijkheid worden geboden om zich vier weken voor het verlaten van de gevangenis bij het UWV te melden. Dan kun je het dus al tijdens het verblijf in laten gaan. Als het zoeken naar werk of scholing geen resultaat oplevert, betekent dit dat je direct na het verlaten van de gevangenis een bijstandsuitkering kunt aanvragen en ook dat de gemeente de bevoegdheid heeft om direct een voorschot op de uitkering te verstrekken, want dan is de verplichte zoektijd inmiddels voorbij.

De voorzitter:

En dus?

Staatssecretaris Van Ark:

Als ik de motie zo mag duiden en onder de aandacht mag brengen van de minister voor Rechtsbescherming, kan ik die oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Voor de Handelingen: de heer Peters knikt.

Staatssecretaris Van Ark:

Mooi, dat is fijn.

De voorzitter:

Daarmee is het een staatsrechtelijk feit geworden.

Staatssecretaris Van Ark:

Dan kom ik bij de motie van mevrouw Van Brenk en de heer Renkema op stuk nr. 152, die aangeeft om het instrumentarium van tegenprestatie niet centraal te stellen. Ik herhaal wat ik zojuist heb gezegd in de appreciatie van de andere motie van de heer Renkema, namelijk dat het wel zo is dat er in de wet heldere normen staan voor de taaleis, de tegenprestatie en bijvoorbeeld ook voor de studietoelage waar we het in het debat over hebben gehad. Dat is iets waarover ik met gemeenten in gesprek ben. Hoe geven zij daar actief uitvoering aan, kijkend naar de tegenprestatie? Maken zij ook niet-vrijblijvende bestuurlijke afspraken als het gaat over de taaleis? Daarom ontraad ik deze motie.

De motie van mevrouw Van Brenk en mevrouw Nijkerken-de Haan op stuk nr. 153 over de jobcoaches geef ik oordeel Kamer. Die wil ik graag meenemen bij de uitwerking van het brede offensief.

De voorzitter:

Mevrouw Van Brenk, kort, want de motie kreeg oordeel Kamer.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ja, daar ben ik heel blij mee. Mijn vraag is of "meenemen in het brede offensief" ook betekent dat bijvoorbeeld bijstandsgerechten een beroep kunnen doen op de jobcoach.

Staatssecretaris Van Ark:

Ja, in de plannen rondom het brede offensief is er inderdaad een heel belangrijke plek voor de jobcoaches neergezet. Ook de maatwerkvoorziening speelt een rol. We verwachten daar met z'n allen veel van. We hebben daar ook positieve ervaringen mee, dus daar zijn we op dit moment hard mee aan de slag. Daar ben ik dus wel mee bezig.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 154.

Staatssecretaris Van Ark:

De motie op stuk nr. 154 ontraad ik. Ik heb in het regeerakkoord heldere afspraken gemaakt over het traject rondom de taaleis, namelijk om met gemeenten in gesprek te gaan om te komen tot niet-vrijblijvende bestuurlijke afspraken. Daar heb ik mijn handtekening onder gezet en dat ga ik ook doen.

De motie op stuk nr. 155 ontraad ik om dezelfde reden.

De motie op stuk nr. 156 ontraad ik ook. De reden daarvoor is dat er heldere normen in de wet staan die door gemeenten moeten worden gehandhaafd.

De motie op stuk nr. 157 ontraad ik, omdat de kostendelersnorm onderdeel van de wet en geen uitsluitingsgrond is.

De voorzitter:

Een vraag, meneer Van Dijk. Kort. Puntig.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Het gaat om de motie op stuk nr. 156. De Participatiewet geeft precies deze ruimte. Ik begrijp dus niet waarom de motie wordt ontraden.

Staatssecretaris Van Ark:

Er staan heldere normen in de wet. Gemeenten moeten zaken doen op het gebied van taal. Gemeenten hebben instrumenten als het gaat over de participatie van mensen. Ze moeten bijvoorbeeld ook de tegenprestatie aan kunnen bieden. Dat zijn heldere normen. Hoe gemeenten daar invulling aan geven, is aan hen. Dat vind ik een andere interpretatie dan daar de volledige vrijheid neerleggen. Een aantal onderwerpen zijn zo belangrijk dat we die hier, in deze Kamer, wettelijk hebben geborgd.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 157.

Staatssecretaris Van Ark:

De motie op stuk nr. 157 had ik ontraden.

De motie op stuk nr. 158 geef ik oordeel Kamer. Ik ben enthousiast over de sociale werkvoorzieningen, zoals al in eerdere debatten gedeeld. Ik ga daar graag mee aan de slag.

De motie op stuk nr. 159 ontraad ik ook. Dat heeft te maken met het feit dat het op dit moment buiten de kaders van het brede offensief valt. Ik vind dit een discussie voor de langetermijnagenda. Wat ik nu belangrijk vind, is dat we de arbeidsinkomsten gedeeltelijk vrij laten voor mensen die in deeltijd gaan werken met loonkostensubsidie en die recht hebben op aanvullende bijstand. Dit zou echt een majeure stelselwijziging zijn met echt ook allerlei gevolgen voor de Belastingdienst. Daarom ontraad ik de motie.

De voorzitter:

Dank u wel. Fijn dat u hier was.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dinsdag stemmen wij over de moties. Ik schors voor enkele minuten en daarna gaan wij praten over de externe veiligheid.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven