34 352 Uitvoering en evaluatie Participatiewet

Nr. 152 MOTIE VAN DE LEDEN VAN BRENK EN RENKEMA

Voorgesteld 7 februari 2019

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Participatiewet voor wat betreft de tegenprestatie aanleiding blijft geven tot verschil van inzicht tussen Rijk en gemeenten;

overwegende dat wettelijk het initiatief tot de tegenprestatie bij gemeenten ligt, met beleidsvrijheid om te beoordelen welke maatschappelijke nuttige werkzaamheden, wanneer en aan wie worden opgelegd;

spreekt uit dat lokaal de keuze gemaakt moet worden wat de beste manier is om bijstandsgerechtigden te stimuleren om actief deel te nemen aan de samenleving;

spreekt uit dat het bij participatie niet moet gaan om het middel, maar om het doel en het gewenste resultaat;

nodigt de regering uit in haar overleg met gemeenten over de tegenprestatie niet het instrumentarium van tegenprestatie en mogelijke sanctie centraal te stellen, maar het effectief stimuleren van uitkeringsgerechtigden tot maatschappelijke participatie op welke manier dan ook, en de (financiële) middelen die gemeenten daarvoor hebben,

en gaat over tot de orde van de dag.

Van Brenk

Renkema

Naar boven