27 Voortgang beleid oorlogsgetroffenen

Aan de orde is het VAO Voortgang beleid oorlogsgetroffenen (AO d.d. 08/11).

De voorzitter:

Aan de orde is het VAO Voortgang beleid oorlogsgetroffenen. Ik verwelkom de staatssecretaris en geef graag mevrouw Agema van de PVV als eerste het woord.

Mevrouw Agema (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Het algemeen overleg over oorlogsgetroffenen had een verdrietig verloop. Ik doel dan met name op de backpayregeling voor de KNIL-soldaten. Ik zag toch in het debat aanleiding en mogelijkheden om nog een motie in te dienen om de staatssecretaris hierin te bewegen. Daarom wil ik graag de volgende motie indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering bij aanvang 1.020 rechthebbenden voor de backpayregeling identificeerde;

constaterende dat slechts 594 rechthebbenden hun backpay kregen;

verzoekt de regering de backpay aan alle 1.020 oorspronkelijk voor de backpayregeling in aanmerking komende rechthebbenden, of hun nabestaanden, uit te keren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 135 (20454).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er mogelijk rechthebbenden op de backpayregeling afgewezen zijn wegens het ontbreken van een aanstellingsbewijs of het ontbreken van andere op papieren gevraagde bewijzen;

van mening dat de staatssecretaris van VWS aangeeft dat de backpayregeling ook toegekend kan worden op basis van getuigenissen, foto's en fysieke kenmerken van verblijf in een jappenkamp;

constaterende dat de staatssecretaris aangegeven heeft de backpayregeling direct te heropenen indien zich nieuwe rechthebbenden aandienen;

verzoekt de regering de backpayregeling open te stellen voor rechthebbenden die werden afgewezen wegens het gebrek aan papieren bewijs, maar wel getuigenissen, foto's of fysieke bewijzen hebben overlegd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 136 (20454).

Dan de heer Van Gent. Nee, u spreekt niet? Prima. De heer Renkema van GroenLinks.

De heer Renkema (GroenLinks):

Voorzitter, dank u wel. We kijken terug op een bewogen debat met toen een heel volle publieke tribune. Ik heb wel gemerkt dat er dan altijd een gevoel is van gebrek aan genoegdoening onder een deel van de Indische gemeenschap. Ik vond het jammer dat de staatssecretaris zijn eigen visie op de afgesloten regeling niet wat helderder gaf. Was die regeling uiteindelijk redelijk en rechtvaardig? De vraag blijft voor mij open of we niet te laat en te weinig ruimhartig zijn geweest. Mijn motie gaat over de plek van de geschiedenis van Nederlands-Indië in het onderwijs.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het belangrijk is dat kinderen leren over de koloniale geschiedenis van Nederlands-Indië;

overwegende dat al sinds 2011 wordt toegezegd dat dit een plek zal krijgen in het Nederlandse onderwijs;

overwegende dat het kabinet aangeeft dat dit tot op heden nog te weinig is gebeurd;

verzoekt het kabinet te overleggen met de onderwijssector over hoe aan de koloniale geschiedenis van Nederlands-Indië een plek wordt gegeven in het basis- en voortgezet onderwijs, en de Tweede Kamer over het verloop en de resultaten van dit overleg uiterlijk 1 mei 2019 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Renkema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 137 (20454).

Dan geef ik het woord aan de heer Slootweg van het CDA.

De heer Slootweg (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Ik wil allereerst de staatssecretaris dankzeggen voor zijn beantwoording tijdens het algemeen overleg. In dat overleg kwam ook 75 jaar bevrijding aan bod en tijdens de begrotingsbehandeling is er ook wat meer geld ontstaan om 75 jaar bevrijding wat meer luister bij te zetten. Ik zou willen weten of er al een brief naar de Kamer kan komen waar dat aan besteed kan worden. Het was in eerste instantie toch een beetje de vraag of er geld was voor dat project, terwijl wij toch echt aanwijzingen hadden dat er veel behoefte was om net wat meer te kunnen doen. Is dat voor de educatie ook ingepast?

Op het punt van educatie hebben wij een hele gerichte vraag over het Nationaal Monument Kamp Vught. Wij krijgen een signaal dat men heel graag iets zou willen doen om met name schoolklassen te kunnen ontvangen. Nationaal Monument Kamp Vught is heel uniek omdat het het enige concentratiekamp is op Nederlands grondgebied. Wij zouden graag willen zien dat het verhaal door kan worden gegeven aan de huidige generatie. Zou de staatssecretaris kunnen kijken wat hij kan betekenen om schoolklassen goed te kunnen ontvangen?

Verder vinden wij het belangrijk dat de regering herkenbaar aanwezig is bij de herdenkingen die nu, volgend jaar en het jaar daarop in ons land plaats zullen vinden. Behalve dat de leden van ons eigen kabinet daarbij aanwezig zijn, zouden wij graag een uitnodiging willen zien om de landen erbij te betrekken die een rol hebben gespeeld bij onze bevrijding. Daarom dien ik samen met de heer Van Gent de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Tweede Wereldoorlog een grote invloed heeft gehad op de Nederlandse samenleving;

constaterende dat de bevrijding mogelijk is gemaakt door een enorme internationale inzet;

overwegende dat de aanwezigheid van de leden van de regering bij de komende herdenkingen van 75 jaar bevrijding het belang van deze gebeurtenis onderstreept;

verzoekt de regering aanwezig te zijn bij de verschillende herdenkingsbijeenkomsten en daarbij ook vertegenwoordigers uit het buitenland uit te nodigen, met name uit landen die geholpen hebben ons land te bevrijden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Slootweg en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 138 (20454).

De heer Slootweg (CDA):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan de heer Kerstens van de Partij van de Arbeid.

De heer Kerstens (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb een motie en een uitnodiging aan het adres van de staatssecretaris. Laat ik met mijn motie beginnen. Die gaat over een onderwerp dat we in het algemeen overleg ook aan de orde hadden, namelijk de afspraken die in het kader van de collectieve erkenning zijn gemaakt over contextgebonden zorg.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in het kader van de zogenoemde collectieve erkenning onder meer afspraken zijn gemaakt over contextgebonden (cultuurspecifieke) zorg voor eerstegeneratieouderen uit de Nederlands-Indische gemeenschap, waarbij rekening wordt gehouden met de verschillen binnen die gemeenschap;

overwegende dat in verband daarmee is afgesproken dat door middel van cocreatie met organisaties die herkend en erkend worden in de verschillende deelgemeenschappen invulling zal worden gegeven aan bedoelde zorg;

constaterende dat vanuit Molukse ouderenorganisaties breed wordt aangegeven dat van bedoelde cocreatie en dus van betrokkenheid (van bijvoorbeeld de Landelijke Stichting Molukse Ouderen) onvoldoende sprake is, alsook dat van een onafhankelijke programmaraad, zoals destijds bij het maken van de afspraken in dezen, evenmin sprake zou zijn;

verzoekt de regering om met betrokkenen in gesprek te gaan om te bezien op welke wijze meer recht kan worden gedaan aan de destijds gemaakte afspraken, en de Kamer over een en ander te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kerstens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 139 (20454).

De heer Kerstens (PvdA):

Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg heb ik aangegeven dat ik de dag daarna mijn opwachting mocht maken in het plaatsje Lage Zwaluwe, gemeente Drimmelen, aan de Biesbosch in het kader van een herdenking van de zogenaamde liniecrossers. Dat waren 21 moedige mannen uit dorpen, dorpjes en stadjes aan beide kanten van de Biesbosch, de ene helft in bezet gebied, de andere helft in bevrijd gebied, die met gevaar voor eigen leven terwijl de kogels over hun hoofden vlogen in kleine bootjes mensen, medicijnen en berichten van de ene naar de andere kant brachten. Ik ben daar geweest de dag na het AO. De mensen waren daar erg blij mee, maar ze zeiden ook dat ze helemaal verguld zouden zijn als de staatssecretaris een keer de gelegenheid zou zien om de komende jaren een bezoek te brengen aan dat liniecrossersmonument in Lage Zwaluwe. Ik geef dat verzoek bij dezen graag aan de staatssecretaris door, uiteraard wetende dat hij een drukke agenda heeft.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Van Gerven heeft geen behoefte aan spreektijd. Ik geef de staatssecretaris vijf minuten de tijd om de moties van een appreciatie te voorzien. We gaan door om 20.15 uur.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef graag de staatssecretaris het woord voor de appreciatie van de moties en voor het beantwoorden van enkele vragen die aan hem zijn gesteld. Gaat uw gang.

Staatssecretaris Blokhuis:

Mevrouw Agema heeft twee moties ingediend. In de eerste motie vraagt zij de regering de backpay aan alle 1.020 oorspronkelijk voor de backpayregeling in aanmerking komende rechthebbenden alsnog uit te keren. Die motie wil ik ontraden en wel om de volgende redenen. We hebben ook in het AO uitvoerig gewisseld dat die 1.020 een inschatting was aan de voorkant, op basis van bestanden waarover de SVB beschikte. Dat was niet een keihard cijfer, zo van: dit moet het zijn. Het was wel een vrij zorgvuldig cijfer, op basis van criteria, maar niet een keihard cijfer, zo van: dit moet het dan ook worden.

De SVB heeft wel heel ruimhartig toegekend, ook ambtshave, dus al zonder dat mensen de aanvraag deden. Maar de regeling voorziet natuurlijk wel in hele heldere criteria waar mensen aan moeten voldoen. Daar heeft de SVB ruimhartig naar gekeken. Dat blijkt ook uit de evaluatie. Bij onduidelijkheid over de aard van het dienstverband tijdens de oorlog is de SVB daar bijvoorbeeld ruimhartig mee omgegaan. Het betrof inderdaad ook zaken waarin het bewijs lastig te leveren was, waarbij er bijvoorbeeld op basis van foto's of aanvullend onderzoek in historische archieven toch werd toegekend. Dat is ook gebeurd. In circa 40 van de 594 gevallen is die hardheidsclausule toegepast. Volgens mij is die hardheidsclausule daarmee voldoende ruimhartig toegepast en heb ik verder geen aanvullende argumenten, nu wij er uitvoerig over hebben gesproken in het algemeen overleg. Meer toekenningen, op basis van wat wij weten en met alle ruimhartigheid die wij daarin hebben, zijn wat mij betreft niet mogelijk. Ik ontraad dus de motie.

Mevrouw Agema (PVV):

Ik had gehoopt dat in een paar weken bedenktijd de staatssecretaris toch nog even zijn gedachten was nagegaan, want 1.020 is natuurlijk niet om en nabij 1.000 of ongeveer 1.000. Het is een heel specifiek aantal. En als je uiteindelijk maar bij minder dan de helft tot toekenning komt, dan denk ik toch dat je als staatssecretaris moet concluderen dat er gewoon iets misgegaan is. Ik vind het heel verdrietig dat de staatssecretaris bij zijn eerdere woorden blijft. Ik kan er eigenlijk ook helemaal geen vraag of opmerking meer aan toevoegen, behalve dan dat wij niet zullen loslaten, dat wij voor deze mensen en hun nabestaanden zullen blijven opkomen in dit huis.

Staatssecretaris Blokhuis:

De motie op stuk nr. 136 ligt eigenlijk in het verlengde van de motie op stuk nr. 135. Tenminste, die heeft er heel veel mee te maken, want ik ben al in mijn reactie op die motie daarop ingegaan. Mevrouw Agema verzoekt de regering de backpayregeling open te stellen voor rechthebbenden die zijn afgewezen omdat er geen documenten waren, maar wel foto's, getuigenverklaringen, et cetera. Daar ben ik in mijn commentaar op de eerste motie al op ingegaan. Ook daar heeft de SVB heel ruimhartig naar gekeken. Die ruimhartigheid heeft er mede toe geleid dat inderdaad foto's en getuigenverklaringen werden betrokken bij het toekennen van de uitkering buiten de harde lijn om. De hardheidsclausule is 40 keer toegepast, mede op basis van dit soort criteria.

Mevrouw Agema (PVV):

Bij de formulering van mijn tweede motie heb ik heel nadrukkelijk de notulen van het algemeen overleg betrokken. De staatssecretaris gaf in dit overleg heel duidelijk aan: als zich alsnog mensen aandienen, niet via een papieren bewijslast, maar via getuigenissen of lichamelijke kenmerken doordat ze in een jappenkamp hebben gezeten, dan open ik de regeling. Ik heb exact die notulen nog eens heel precies bekeken. Zo ben ik op deze formulering gekomen. Dan vind ik het heel gek dat de staatssecretaris niet tot "oordeel Kamer" komt. Hij heeft zelf gezegd dat hij de regeling zou heropenen als er zich nog mensen zouden aandienen.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ook daar hebben we inderdaad vrij uitvoerig over gesproken, en niet één keer, maar een paar keer. De regeling is met een jaar verlengd. In het verlengingsjaar, 2017, hebben zich ook geen nieuwe rechthebbenden gemeld. En nogmaals, zo kan ik niet vaak genoeg zeggen, de SVB heeft er ook ruimhartig naar gekeken, door getuigenverklaringen, foto's et cetera te betrekken bij de toekenning. Ik kan er verder niks aan toevoegen.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Staatssecretaris Blokhuis:

Dus ik ontraad deze motie.

De heer Renkema heeft een motie ingediend die betrekking heeft op de rol van het onderwijs. Hij verzoekt het kabinet te overleggen met de onderwijssector over hoe aan de koloniale geschiedenis van Nederlands-Indië een plek wordt gegeven in het basis- en voortgezet onderwijs, en daarover in overleg te gaan en te rapporteren waar dat toe leidt vóór 1 mei 2019. Ik heb volgens mij in het overleg gezegd dat dat primair de portefeuille van mijn collega op Onderwijs betreft. Dat is ook na die paar weken niet veranderd. Ik heb een afspraak met hem om het hierover te hebben. Dat doe ik met een welwillende houding. Ik wil aan hem vragen hoe dit in het curriculum kan worden ingepast. Het is alleen prematuur om daar nu een harde afspraak over te maken. Ik zou de heer Renkema willen vragen om even geduld te hebben en om mij de tijd te geven om dat overleg te hebben met collega Slob. Dat is echt binnen een paar dagen. Ik zal ik hem dan rapporteren over waar dat toe leidt, maar ik wil hem vragen om tot die tijd de motie even aan te houden.

De heer Renkema (GroenLinks):

Het is inderdaad in het overleg aan de orde geweest. Ik weet ook dat dat gesprek komt, maar omdat ik op dit moment niet weet wat de uitkomst is, heb ik deze motie ingediend. Ik ben zeker bereid om die vooralsnog aan te houden.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Renkema stel ik voor zijn motie (20454, nr. 137) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Blokhuis:

De heer Slootweg heeft twee vragen gesteld en een motie ingediend. De eerste vraag ging over de over twee jaarschuiven verdeelde 1,25 miljoen aan extra middelen voor onderwijs. Wordt daar al een invulling aan gegeven en zo ja, hoe zorgvuldig is die dan tot stand gekomen? Dat is nog niet ingevuld. Het is ook in feite een honorering van het amendement van de heer Slootweg. Ik wil de Kamer graag beloven dat ik haar erover informeer zodra we meer zicht hebben op de invulling. Dat lijkt mij het antwoord op die vraag.

Dan de vraag over Kamp Vught. Dat kan onvoldoende klassen ontvangen, althans ze geven aan dat ze verdere uitbreidingsplannen hebben. In het kader van 75 jaar vrijheid heb ik aan verschillende herinneringscentra al extra middelen toegekend. Een daarvan is Kamp Vught. Dat krijgt 1 miljoen euro. Dat is ook toegekend voor educatieve doelstellingen. Er zijn ook middelen toegekend aan andere kampen. Wat mij betreft is er nu geen nieuwe aanleiding om nog extra middelen toe te kennen aan Kamp Vught. Ook voor andere kampen geldt dat ze wel een grotere vraag hebben. Die zouden wel meer willen, maar ook tegen hen heb ik gezegd: 1 miljoen is de limit, want we hebben een beperkt budget voor dit soort doelen. Ik zou eigenlijk bij Kamp Vught de vraag willen neerleggen of zij nog eens in gesprek kunnen gaan met eventuele andere financiers. Het Rijk heeft 1 miljoen bijgedragen. Daar was Kamp Vught erg blij mee. We hebben ook gezegd: zie hoe je dat wegzet. Wij gaan ons daar niet in detail mee bemoeien. Maar ook de andere plannen hebben meer plannen dan ze kunnen realiseren met de 1 miljoen die aan hen is toegekend. Als we dit nu zouden doen, dan gaan we een precedent organiseren. Ik heb die middelen ook gewoon niet beschikbaar. Het is ook geen motie, maar ik wil wel met Kamp Vught in gesprek over de vraag of er misschien andere financieringsbronnen zijn.

De heer Slootweg (CDA):

Oké, maar men kan in die zin dus wel een beroep op u doen? Als men eventueel uw steun nodig heeft om meer middelen te werven om die doelstelling te bereiken, dan bent u dus wel bereid om daar welwillend naar te kijken?

Staatssecretaris Blokhuis:

Ja. We hebben natuurlijk warme banden met Kamp Vught. In de gesprekken komt dit terug. Ik ga niet toezeggen dat ik wel even de oplossing met hen ga bedenken, maar we zullen zeer welwillend en constructief meedenken en in die zin dus ook faciliterend optreden.

De heer Slootweg (CDA):

Misschien ook voor de goede orde, voorzitter: het is ook niet zo dat ik nu zeg dat er direct meer geld bij moet. Dan had ik het misschien wel op een andere wijze geformuleerd. Er moet wel meer geld bij, maar dat vraag ik niet van u. Ik vraag u wel om mee te kijken naar de vraag op welke wijze Kamp Vught die middelen zou kunnen vinden en om positief proberen mee te denken met het bestuur.

Staatssecretaris Blokhuis:

Het antwoord is ja, waarbij we onze eigen verantwoordelijkheid natuurlijk wel acht nemen en daar niet buiten treden.

Dan de motie op stuk nr. 138 van de heer Slootweg. De regering wordt daarin opgeroepen om de grootsheid van 75 jaar vrijheid vieren extra te benadrukken door daarbij niet alleen zo veel mogelijk zelf aanwezig te zijn, maar door ook buitenlandse delegaties daarvoor uit te nodigen, voor zover relevant, voor zover die een rol hebben gespeeld. Dat wil ik heel graag toezeggen. Er zijn verschillende kwalificaties die we aan moties kunnen koppelen, maar de regering wil de motie overnemen — dat kan ook, hè? —want overnemen is volgens mij het meest omarmen en dat doe ik graag.

De voorzitter:

Ik kijk even of iemand bezwaar heeft tegen overname van deze motie. Als dat niet het geval is, dan ... O nee, de heer Van Gent. Gaat uw gang.

De heer Van Gent (VVD):

Als u het mij toestaat, nog een vraag. Kunt u ons dan ook informeren over wie wanneer waar op bezoek komt bij herdenkingen?

Staatssecretaris Blokhuis:

Het bezoekschema. Wat mij betreft is daar geen enkel bezwaar tegen. Ik denk niet dat we elke dag of elke week een agenda moeten sturen, maar we zullen u sowieso overzichten sturen over 75 jaar vieren. Het is logisch om u in de slipstream dan ook daarover te informeren. Ja.

De heer Van Gent (VVD):

In aanvulling: het gaat om een aantal locaties en een aantal grote festiviteiten. Het gaat niet om elke dag, maar er zijn wel een paar ijkmomenten, heb ik in het programma gezien. Het zou fijn zijn als we daarover geïnformeerd zouden worden.

Staatssecretaris Blokhuis:

Geen probleem wat mij betreft.

De voorzitter:

Prima.

De motie-Slootweg/Van Gent (20454, nr. 138) is overgenomen.

Staatssecretaris Blokhuis:

Voorzitter. Tot slot de motie van de heer Kerstens op stuk nr. 139. Ook heeft de heer Kerstens trouwens nog een vraag; die mag ik niet vergeten. Zijn motie gaat over contextgebonden zorg. Op zich is het een sympathieke motie, maar voor contextgebonden zorg is, zoals de heer Kerstens ongetwijfeld weet, Pelita mijn aanspreekpunt. Pelita voert deze programmalijn van de collectieve erkenning uit en heeft daarbij contact met andere betrokken partijen. Er is een onafhankelijke programmaraad operationeel met vertegenwoordigers van Stichting Alzheimer, Mezzo en Movisie. Ook zit er vanuit de Molukse gemeenschap een deelnemer bij met ervaring in de zorg: de heer Ruff. Het signaal dat in de motie wordt beschreven, namelijk dat van betrokkenheid vanuit Molukse ouderenorganisaties onvoldoende sprake is, beperkt zich naar mijn weten tot signalen vanuit de Landelijke Stichting Molukse Ouderen. Ik zou het fijn vinden als die stichting, LSMO, concreet maakt waar precies het probleem zit. Intussen weet ik dat Pelita regelmatig contact heeft met de stichting LSMO. Ik zal Pelita dan ook vragen om het gesprek over die concrete punten te voeren. In dat licht bezien wil ik het oordeel over deze motie overlaten aan de Kamer.

Tot slot was er een vraag van de heer Kerstens over een uitnodiging om het liniecrossersmonument te bezoeken. Ik hoop niet dat ik bij elk debat een uitnodiging ga krijgen, want dan wordt het ingewikkelder om het toe te zeggen. Maar ik ga daar zeer welwillend naar kijken. Volgens mij moet het gaan lukken om er in de komende tijd naartoe te gaan. Ik bejegen dit dus positief.

De voorzitter:

Dank u wel.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Stemmingen over de moties zijn aanstaande dinsdag.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven