24 Zelfstandige bevoegdheid geregistreerd mondhygiënist

Aan de orde is het VSO Tijdelijk besluit zelfstandige bevoegdheid geregistreerd mondhygiënist (32620, nr. 217).

De voorzitter:

Aan de orde is het VSO Tijdelijk besluit zelfstandige bevoegdheid geregistreerd mondhygiënist. Ik verwelkom de minister. Er hebben zich twee sprekers gemeld van de zijde van de Kamer. De eerste spreker is mevrouw Van den Berg namens het CDA.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Voorzitter. Wij hebben twee moties. De eerste luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de minister voornemens is om per 2020 een experiment te starten waarmee mondhygiënisten zelfstandig bevoegd worden waarbij zij op eigen gezag mogen boren, verdoven en foto's maken;

van mening dat patiënten moeten kunnen blijven rekenen op goede kwalitatieve en betaalbare mondzorg;

overwegende dat de patiëntveiligheid niet alleen afhankelijk is van de kennis en kunde van de zorgverlener, maar ook van de setting waarin zorg wordt geboden;

overwegende dat van professionele beroepsbeoefenaren verwacht mag worden dat zij in het kader van goede zorg samenwerkingsafspraken maken met andere zorgverleners op het terrein van de mondzorg;

verzoekt de regering te waarborgen dat mondhygiënisten die aan het experiment deelnemen een samenwerkingsafspraak met een tandarts hebben gemaakt, zodat bij calamiteiten snel en adequaat doorverwezen kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Berg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 218 (32620).

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Dan de tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het experiment waarin geregistreerd-mondhygiënisten zelfstandig bepaalde voorbehouden handelingen mogen verrichten, in 2019 vooraf zal worden gegaan door een nulmeting;

verzoekt de regering de Kamer voor het starten van het experiment in 2020 te informeren over de nulmeting en hierbij helder en gedetailleerd aan te geven op welke parameters het experiment getoetst zal worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Berg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 219 (32620).

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Van Gerven van de SP.

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Eén motie en dan nog een opmerking. Ik zal allereerst de motie indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister aangeeft het Tijdelijk besluit zelfstandige bevoegdheid geregistreerd mondhygiënist, de taakherschikking, te zien als een van de bouwstenen om aan voldoende capaciteit in de mondzorg te werken;

constaterende dat de taakherschikking per 1 januari 2019 zou moeten ingaan;

constaterende dat het Capaciteitsorgaan op dit moment nader onderzoek doet naar de benodigde capaciteit in de mondzorg, waarvan de kwalitatieve resultaten begin 2019 worden verwacht;

van mening dat het onlogisch is het experiment al te starten voordat de resultaten van het capaciteitsonderzoek beschikbaar zijn;

verzoekt de regering de taakherschikking uit te stellen totdat de resultaten van het onderzoek door het Capaciteitsorgaan beschikbaar en in de Kamer besproken zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 220 (32620).

De heer Van Gerven (SP):

Dit dossier loopt al heel lang. In 2012/2013 kwam het Capaciteitsorgaan met de analyse dat de opleidingscapaciteit voor tandartsen echt omhoog moest naar bijvoorbeeld 300. Er zijn allerlei vertragingstactieken toegepast door het kabinet dat er toen zat en dat er nu zit om niet tot uitbreiding van het aantal tandartsen over te gaan. Wel moet met alle geweld die taakherschikking erdoorheen. Dat lijkt mij onlogisch. Mijn verzoek is verwoord in de motie. We krijgen begin volgend jaar, als het goed is, de resultaten van dat Capaciteitsorgaan, maar dat zou kunnen betekenen dat het dan nog ontzettend lang duurt voordat de opleidingscapaciteit voor tandartsen en ook mondhygiënisten wordt opgehoogd. Is de minister bereid om toe te zeggen dat het, als het Capaciteitsorgaan aangeeft dat er meer tandartsen en meer mondhygiënisten bij moeten komen, al in 2019 in de opleidingen kan worden gerealiseerd?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk of de minister meteen kan antwoorden. Hij wacht even op de moties.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Aan het woord is de minister.

Minister Bruins:

De motie op stuk nr. 218 van het CDA verzoekt de regering te waarborgen dat mondhygiënisten die aan het experiment deelnemen een samenwerkingsafspraak met een tandarts hebben gemaakt, zodat bij calamiteiten snel en adequaat kan worden doorverwezen. Ik geef die motie oordeel Kamer. Zoals ook aangegeven in de beantwoording van de vragen van uw Kamer naar aanleiding van de voorhang, is samenwerking met een tandarts als achterwacht noodzakelijk om als geregistreerd mondhygiënist goede zorg te verlenen. Daarnaast heeft de NVM, de Nederlandse Vereniging van Mondhygiënisten, mij toegezegd dat de noodzaak van een samenwerkingsafspraak met een tandarts in geval van calamiteiten wordt opgenomen in hun professionele standaard.

De voorzitter:

Er is een vraag voor u van de heer Van Gerven.

De heer Van Gerven (SP):

Eigenlijk twee vragen. In de motie staat dat de minister voornemens is om per 2020 een experiment te starten. Klopt dat? In mijn hoofd zit 2019, dus dat wil ik even voor alle duidelijkheid vragen. Als het namelijk 2020 zou zijn, dan geeft ons dat alle ruimte om ook de analyse van het Capaciteitsorgaan erbij te betrekken. Dat was vraag een. En de tweede: wij zijn vanuit de SP zeer voor samenwerking, maar vindt de minister dan niet dat het verstandig zou zijn als die samenwerking onder één dak zou plaatsvinden? Je kunt een afspraak hebben met een tandarts, maar als dat dan 10, 20, 30 kilometer verderop is, dan is het in praktische zin heel moeilijk om direct te beoordelen welke behandeling nodig is bij een patiënt die bij de mondhygiënist is.

Minister Bruins:

Eerst over de termijn het volgende. We hebben afgesproken dat we eerst een nulmeting zouden doen. Dus als de stemmingen zijn geweest en de Raad van State is bevallen van een advies, dan zijn wij in het jaar 2019. Dan moeten we die nulmeting ook nog aanbesteden. Dat kan allemaal afgerond worden in 2019. Voor die nulmeting hebben we een jaar nodig. Dan kunnen we in 2020 met het experiment starten. Volgens de planning die ik nu in mijn hoofd heb, zou dat in mei 2020 kunnen gebeuren, en dan met een looptijd van maximaal vijf jaar.

Het tweede punt gaat over onder één dak. Daar ben ik geen voorstander van en dit betreft nou juist een van de onderdelen van het zelfstandig laten werken van de mondhygiënist. Het mág dus onder één dak met de tandarts, maar het hóéft niet noodzakelijkerwijs onder het dak van de tandarts. Dat naar aanleiding van de eerste motie die is ingediend door mevrouw Van den Berg.

In haar tweede motie, op stuk nr. 219, wordt de regering verzocht om de Kamer voor het starten van het experiment in 2020 te informeren over de nulmeting en hierbij helder en gedetailleerd aan te geven op welke parameters het experiment getoetst zal worden. Voorzitter, dat zal ik doen, dus deze motie zie ik als een aansporing. Eigenlijk heb ik die niet zo hard nodig, want dit hebben we in het debat ook al gewisseld. Wat mij betreft dus oordeel Kamer voor deze motie.

De derde motie, op stuk nr. 220 van de heer Van Gerven, verzoekt de regering de taakherschikking uit te stellen totdat de resultaten van het onderzoek door het Capaciteitsorgaan beschikbaar zijn en besproken zijn in de Kamer. Nee, dat ben ik niet van plan. We hebben twee losse onderwerpen. Zo heb ik dat ook in het debat eerder dit jaar betoogd. Dat zelfstandig werken van de mondhygiënist is al een langlopende discussie. Daarnaast is er het vraagstuk van capaciteit en capaciteitsbehoefte. Daarover verwachten we begin volgend jaar meer. Ik ontraad deze motie op stuk nr. 220.

De heer Van Gerven (SP):

De capaciteitsvraag hangt nadrukkelijk samen met de taakherschikking. Zie ook het rapport-Linschoten uit 2006. Ik neem aan dat de taakherschikking ook meegenomen wordt in de analyse van het Capaciteitsorgaan. Is de minister ook bereid om het debat hierover te voeren? Ik begrijp namelijk dat die taakherschikking pas in 2020 ingaat. Dan zouden we daar dus van tevoren in 2019, als die resultaten komen, over kunnen spreken.

En er ligt ook nog een vraag van mij aan de minister, maar die gaat hij ongetwijfeld beantwoorden.

Minister Bruins:

Ik blijf bij het ontraden van de motie. Het is inderdaad juist dat ook het onderwerp "taakherschikking" bij de studie van het Capaciteitsorgaan wordt betrokken. Ik zoek ook de opvattingen van de tandartsen daarover. Die wil ik daarbij betrekken. Maar nogmaals, ik wil het experiment nu niet meer uitstellen, dus daarom ontraad ik de motie.

Dan de vraag. Kan al worden toegezegd dat als de capaciteitsstudie oplevert dat er meer tandartsen nodig zijn, we dan ook al in 2019 de opleidingscapaciteit opschroeven? Ik wil het stapje voor stapje doen. Laten we eerst maar eens eventjes die studie afwachten. Dus die toezegging wil ik niet doen.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Van Gerven.

De heer Van Gerven (SP):

Daar was ik al bang voor, want ongetwijfeld moet de capaciteit omhoog. Ik wil niet dat er een jaar verloren gaat. Mag ik dan vragen dat, als de minister een aanbeveling van het Capaciteitsorgaan overneemt, er daarna binnen een halfjaar met die opleiding gestart kan worden? Want ik geloof dat studenten elk halfjaar kunnen instromen. Zou de minister die toezegging willen doen?

Minister Bruins:

Nee, ook die toezegging wil ik niet doen. Ik wil echt eventjes die studie afwachten. Ik vind dat het allemaal lang loopt, maar ook hier zoek ik de medewerking van de tandartsen. Ik wil dat zij ook hun input leveren, vanuit hun deskundigheid. Eerst de studie, dan een debat hier in de Kamer en dan kijken we verder. Als gevolg van de komst van de zelfstandig werkende mondhygiënist wordt immers ook de capaciteit in de mondzorg al uitgebreid.

De voorzitter:

Daarmee is er een einde gekomen aan dit VAO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven