40 Kinderporno en kindermisbruik

Aan de orde is het VAO Kinderporno en kindermisbruik (AO d.d. 15/02).

De voorzitter:

Aan de orde is het VAO Kinderporno en kindermisbruik. Dit VAO is met dezelfde bewindspersonen. Ik geef allereerst het woord aan de heer Van Nispen. Iedereen heeft twee minuten.

De heer Van Nispen (SP):

Ik heb twee moties, die voor zichzelf spreken.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat politie en justitie onvoldoende capaciteit hebben om alle serieuze meldingen van mogelijke kinderporno op internet te onderzoeken en het Expertisebureau Online Kindermisbruik zelf niet mag zoeken naar strafbaar materiaal;

verzoekt de regering het mogelijk te maken dat het EOKM in overleg met de politie technieken, zoals webcrawlers, kan inzetten om kinderporno te zoeken met als doel dit te verwijderen van het openbare internet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen, Kuiken en Van Toorenburg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 138 (31015).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat het van belang is dat onafhankelijk onderzoek plaatsvindt naar seksueel misbruik in de gemeenschap van Jehova's getuigen;

van mening dat draagvlak hierbij van groot belang is, juist ook bij de betrokkenen, en dat het daarom belangrijk is dat de melders van seksueel misbruik zich kunnen vinden in de geselecteerde onderzoekers en de onderzoeksopdracht;

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat er onafhankelijk onderzoek wordt gedaan naar seksueel misbruik in de gemeenschap van Jehova's getuigen en daarbij in ieder geval te letten op draagvlak bij de betrokkenen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen en Kuiken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 139 (31015).

De voorzitter:

Er is nog een vraag van de heer Van Oosten. Ga uw gang.

De heer Van Oosten (VVD):

Mijn vraag aan de heer Van Nispen is: onder wiens regie zou dat onderzoek dan plaats moeten vinden?

De heer Van Nispen (SP):

Dat is een zeer terechte en moeilijke vraag. Ik geef een eerlijk antwoord: ik zou dat onderzoek het liefst geheel onafhankelijk plaats laten vinden, maar zo staat het niet in de motie. De motie spreekt uit dát er onafhankelijk onderzoek plaatsvindt. Ik maak de vergelijking toch maar: het zou kunnen dat we er met elkaar op uitkomen dat dit net zo wordt gedaan als destijds bij het misbruik in de rooms-katholieke kerk. Stel, dit onderzoek wordt onder regie gedaan van de Jehova's getuigen. Als in dat geval de geselecteerde onderzoekers en de onderzoeksopdracht op draagvlak kunnen rekenen bij de betrokkenen — waar we dit volgens mij uiteindelijk vooral voor doen — dan hoeven we dat niet uit te sluiten. Laat ik het zo zeggen.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Voorzitter, staat u mij toe om de heer Van Nispen een beetje te helpen? We hebben namelijk de afgelopen dagen nog berichten gekregen uit de Jehova's getuigen-gemeenschap dat men nog steeds niet bereid is dossiers over te geven, zelfs niet aan de politie of het Openbaar Ministerie. Zou de heer Van Nispen dat ook mee willen geven aan het kabinet? Want dáár zit de pijn. Als men dat namelijk wel zou doen, zouden we het helemaal niet erg vinden dat men zo'n onderzoek desnoods zelf doet, maar blijkbaar wil men niet meewerken. Daar zit de crux.

De heer Van Nispen (SP):

Ik ben heel blij met deze hulp — laat ik het gewoon maar zo noemen. Het is een belangrijke aanvulling, een zeer terechte opmerking van mevrouw Van Toorenburg, die ik zonet niet gemaakt heb. Ik heb de motie wel bewust zo geformuleerd, omdat ik in de brief van de minister nog niet lees dat er überhaupt onderzoek gaat komen. Maar kennelijk is men er binnen de gemeenschap van de Jehova's getuigen nog niet van overtuigd dat er onderzoek moet plaatsvinden. Nou, dat baart mij heel erg veel zorgen! Dan hoop ik dat wij vandaag als Kamer in ieder geval de knoop doorhakken, en daarvoor is ook deze motie bedoeld, dat er onderzoek moet komen. Het draagvlak is daarbij heel erg belangrijk. Daarom denk ik dat het goed zou zijn als dat onderzoek niet door de jehova's zelf wordt gedaan, maar daarbij houd ik nog een slag om de arm. Ik laat het vooral aan de minister om de motie uit te voeren zoals die straks hopelijk wordt aangenomen. Maar nogmaals, ik ben het helemaal eens met wat mevrouw Van Toorenburg daarover zei.

Tot slot heb ik nog een opmerking en een vraag over het seksueel misbruik maatschappijbreed, zoals in de kerk, de jeugdzorg en de sport. Een aantal slachtofferorganisaties heeft zich verenigd in het zogenoemde Koershuis. Daar hebben we als Kamer ook een brief over gehad, maar is de minister daar ook mee bekend? Ik ben daar namelijk erg enthousiast over. Deze organisaties willen melders van seksueel misbruik in welke context dan ook vergaande hulp bieden via een steunpunt. Dat is hulp die heel veel melders nu nog missen. Kan de minister, bij voorkeur in een brief, meer vertellen over deze samenwerking en de rol die hij voor de overheid ziet weggelegd bij de ondersteuning van dit Koershuis, bijvoorbeeld via een subsidie of anderszins?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Van Oosten.

De heer Van Oosten (VVD):

Voorzitter. Ik heb twee moties en eindig met een opmerking over de Jehova's getuigen.

De eerste motie ziet op de paar internetbedrijven die volstrekt onbegrijpelijkerwijs niet meewerken aan de zogeheten notice-and-take-downprocedures, die ertoe zouden moeten leiden dat verdacht beeldmateriaal van het internet verdwijnt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een aantal providers weigert mee te werken aan de zogenaamde notice-and-take-downprocedures van het Meldpunt Kinderporno;

overwegende dat de minister van Justitie en Veiligheid tijdens het laatstgehouden algemeen overleg heeft aangegeven hierover met het bedrijfsleven in overleg te treden;

roept de regering op in kaart te brengen of en hoe namen en rugnummers van de hostingbedrijven bekendgemaakt kunnen worden die weigeren mee te werken aan verwijdering van verdacht materiaal, en de Kamer hierover te berichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Oosten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 140 (31015).

De heer Van Oosten (VVD):

De tweede motie ziet op een internationaal waarschuwingssysteem.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het gebruik van Green Notices, te weten internationale waarschuwingsberichten over het reisgedrag van ernstige, recidivegevaarlijke zedendelinquenten, sterk verbetering behoeft;

overwegende dat de redenen hiervoor nogal divers zijn en uiteenlopen van privacybezwaren tot onvoldoende kennis bij operationele diensten;

overwegende dat een goed werkend internationaal waarschuwingssysteem cruciaal is in de strijd tegen kindersekstoerisme;

roept de regering op internationaal actief in te zetten op versterking van dit systeem en de Kamer periodiek te informeren over de gepleegde inzet en behaalde resultaten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Oosten en Groothuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 141 (31015).

De heer Van Oosten (VVD):

Ik rond af met het onderwerp dat zo-even ook door de heer Van Nispen is opgebracht. Ik heb het tijdens het AO ook gezegd: het past niet dat je verondersteld seksueel misbruik afdoet met interne rechtspraak. Ik wil dat nog een keer gezegd hebben. We hebben in dit land politie, het Openbaar Ministerie, rechters en het gevangeniswezen. Zo werkt het in dit land, en niet anders. Het past om dat hier nog een keer opgemerkt te hebben. Ik wil daarom heel graag van de minister, ik denk die voor Rechtsbescherming, horen waarom het Openbaar Ministerie geen actie onderneemt. Een advocaat stelt met veel verve dat er iets verschrikkelijks aan de hand is. Dan moet het OM in actie komen. Ik stel me zo voor dat het OM verklaart waarom het niks kan. Ik wil ook weten waarom de Jehova's getuigen de informatie zelf niet actief verstrekken, als die ze eventueel ook zou kunnen vrijpleiten. Geef duidelijkheid, alstublieft.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan de heer Groothuizen.

De heer Groothuizen (D66):

Dank u wel, voorzitter. Dank aan de minister voor de brief over de Jehova's getuigen die we vorige week mochten ontvangen. Ik vind het goed dat de minister zo serieus bezig is met die kwestie en ik deel de opvatting — volgens mij is die ook al door anderen gedeeld — dat het aan de Jehova's zelf is om vooral onderzoek te doen. Ik zie uiteraard een rol voor het Openbaar Ministerie indien er voldoende aanwijzingen zijn voor een strafbaar feit. Dat leidt mij wel tot de vraag, waar sommige mensen ook al op hebben gehint, wat de minister gaat doen als de Jehova's erin volharden om het zelf niet te doen en het Openbaar Ministerie ook niets kan of wil doen, hoewel ik bij dat laatste denk dat het meer een kwestie van niet kunnen is. Wat gaat de minister dan voor stappen zetten?

Dan heb ik twee moties. De eerste gaat over de Jehova's.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat (seksueel) misbruik van kinderen en andere kwetsbare groepen moet worden bestreden;

constaterende dat artikel 160 van het Wetboek van Strafvordering alleen een expliciete aangifteplicht kent ter zake verkrachting en niet ter zake van andere ernstige zedendelicten;

constaterende dat schending van die plicht bovendien alleen strafbaar is, indien voldaan wordt aan de bijkomende voorwaarde van strafbaarheid, dat het misdrijf is gevolgd;

verzoekt de regering te laten onderzoeken (bijvoorbeeld door het WODC en/of de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen) of en hoe de aangifteplicht kan worden verruimd, waarbij rekening wordt gehouden met de belangen van slachtoffers en verschoningsgerechtigden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Groothuizen, Van Oosten en Buitenweg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 142 (31015).

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

ik heb een vraag aan de heer Groothuizen, hoewel ik denk dat hij het toch anders meende dan het kan overkomen. Hij zei dat het handelen in het geval van kindermisbruik in eerste instantie aan de Jehova's zelf is. Maar dan is het weer heel erg een groep die dan verantwoordelijk is voor het aanpakken van misbruik terwijl je ook vanuit het slachtoffer kunt denken, in de zin dat die niet altijd gebaat is bij zo'n groepsdenken omdat je tenslotte vooral te maken hebt met de Staat die ervoor moet zorgen dat de kinderrechten of de mensenrechten worden nageleefd. Kunt u iets meer preciseren in hoeverre u vindt dat het echt een verantwoordelijkheid van een groep is of een verantwoordelijkheid van de Staat is om tot vervolging over te gaan?

De heer Groothuizen (D66):

Ik vind het een taak voor de Jehova's getuigen om hun eigen huis op orde te hebben. Uiteraard ligt er een taak voor het Openbaar Ministerie indien er aangifte wordt gedaan of er anderszins voldoende aanwijzingen zijn dat er een strafbaar feit is gepleegd. Daar kunnen ze zich niet aan onttrekken. Mocht ik dat misverstand hebben gewekt, zou ik dat bij dezen recht willen zetten.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Daar ben ik blij ben om, want anders lijkt het alsof we in groepen en groepsrechten denken en dat iedereen zich tot een groep moet verhouden, terwijl ik denk dat ik D66 aan mijn zijde heb dat het vooral ook gaat over individuele vrijheid.

De heer Groothuizen (D66):

Volgens mij zijn we het eens.

Voorzitter. Mijn tweede motie gaat over de bestrijding van kinderporno. De minister heeft daarover aangegeven dat hij het bestuursrecht wil gaan inzetten. Ik vind dat op zich helemaal geen slecht idee, maar dan moet het wel effectief zijn. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een klein deel van de internetproviders niet of onvoldoende meewerkt aan het bestrijden en verwijderen van kinderporno;

overwegende dat de regering voornemens is bij de aanpak van dat probleem gebruik te maken van bestuurlijke boetes;

overwegende dat het grensoverschrijdend innen van bestuurlijke boetes complex is;

roept de regering op bij het uitwerken van dit bestuursrechtelijke instrumentarium aandacht te besteden aan dit probleem om te voorkomen dat het bestuurlijke instrumentarium onvoldoende effect sorteert, en daarbij in ieder geval te onderzoeken of er enige vorm van beslag kan worden gelegd op tegoeden als deze via Nederlandse betaalinstellingen lopen en te onderzoeken of er een lijst met instellingen kan worden gemaakt van wie de hiervoor bedoelde tegoeden dienen te worden beslagen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Groothuizen en Van Oosten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 143 (31015).

Dan geef ik graag het woord aan de heer Markuszower namens de PVV.

De heer Markuszower (PVV):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Naar aanleiding van het algemeen overleg van 15 februari wil mijn fractie een motie indienen. De PVV vindt dat veroordeelde pedofielen en pedoseksuelen tijdens hun behandeling of straf verplicht gecastreerd moeten kunnen worden. Het is te gek voor woorden dat sommige pedofielen dit nu kunnen weigeren. De veiligheid van onze kinderen staat wat de PVV betreft voorop. Daarom dien ik graag de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er goede mogelijkheden zijn tot chemische castratie van veroordeelde pedoseksuelen in de tbs;

constaterende dat chemische castratie van veroordeelde pedoseksuelen bijdraagt aan de veiligheid van de maatschappij;

constaterende dat pedoseksuelen deze chemische castratie kunnen weigeren;

overwegende dat de recidivecijfers van veroordeelde pedoseksuelen nog altijd te hoog zijn;

verzoekt de regering maatregelen te treffen dat veroordeelde pedoseksuelen altijd als onderdeel van de opgelegde straf of maatregel verplicht moeten meewerken aan chemische castratie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Markuszower. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 144 (31015).

Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Van Toorenburg van het CDA.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Voorzitter. Terwijl we dit debat voeren, zijn naar schatting 750.000 mannen op zoek naar webcamseks met kinderen. Ondanks de wereldwijde verontwaardiging over dit enorme fenomeen komen daders er nog steeds mee weg. Terre des Hommes heeft hiervoor een chatbot ontwikkeld, Sweetie 2.0. Dat is een virtueel kind, dat zich in chatrooms voordoet als een echte minderjarige. Wanneer een verdachte een seksueel getint contact zoekt met dit kind — de strafbaarheid hiervan is vastgelegd in de Wet computercriminaliteit III, die in de Eerste Kamer ligt — kan de conversatie worden vastgelegd en kan worden geholpen om deze dader te ontmaskeren. Die wet ligt al te lang in de Eerste Kamer. Er zijn allerlei redenen waarom we opnieuw naar die wet kijken en waarom de Eerste Kamer kritisch is, maar ik heb vandaag maar één cri du coeur. Kan het kabinet hierover met de Eerste Kamer in gesprek gaan? We hebben samen met de VVD een amendement ingediend dat de Tweede Kamer echt met enthousiasme heeft aangenomen. Kunnen we er alles aan doen om ervoor te zorgen dat de met deze Sweetie 2.0 verzamelde informatie zo snel mogelijk strafwaardig en strafbaar is, zodat Sweetie 2.0 uiteindelijk z'n werk kan doen? Dat is de cri du coeur van Terre des Hommes. Kan het kabinet met Terre des Hommes in gesprek gaan en ervoor zorgen dat we eindelijk een stap kunnen zetten op dit punt?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Buitenweg van GroenLinks.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. We kunnen kindermisbruik en kinderporno helpen voorkomen en daar moeten we fors op inzetten. We kunnen opsporen en vervolgen en dat vergt nog veel meer investeringen dan we nu al doen. We kunnen het niet terugdraaien, we kunnen het leed dat kinderen is aangedaan, niet ongedaan maken, maar we kunnen toch veel meer doen voor de slachtoffers dan op dit moment gebeurt. Voor veel slachtoffers is het van belang dat zij weer grip op hun leven krijgen. Onderzoek uit Canada toont aan dat heel veel slachtoffers bang zijn om herkend te worden, dat hun opvang en therapie niet toereikend waren, dat sommige slachtoffers schadevergoeding willen als een vorm van erkenning van wat hun is aangedaan of als lapmiddel om het leven weer op te pakken en dat zij willen weten wanneer hun materiaal opduikt in een strafzaak.

De Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen heeft ons laten weten dat wij nog te weinig weten over de behoeften van deze slachtoffers, waardoor we hun vaak niet kunnen bieden wat ze nodig hebben. Dat is erg. Daarom dien ik deze motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat slachtoffers van kindermisbruik vaak angst hebben dat zij herkend worden van beelden van hen die circuleren op internet;

overwegende dat het van groot belang is dat deze slachtoffers weer grip krijgen op hun eigen leven;

verzoekt de regering om een uitgebreid onderzoek naar de behoeften van slachtoffers om dit leidend te kunnen laten zijn in de aanpak van kindermisbruik en kinderporno, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Buitenweg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 145 (31015).

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Dan heb ik nog een andere motie. Die is in lijn met wat de heer Groothuizen zei over de internetondernemers.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat iedereen moet kunnen achterhalen welke internetondernemers zich niet actief inzetten voor de bestrijding van kinderporno op internet;

verzoekt de regering om zich in te zetten voor een overheidsgedragslijn van naming-and-shaming bij internetondernemers die zich niet actief inzetten voor de bestrijding van kinderporno op internet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Buitenweg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 146 (31015).

Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Kuiken van de PvdA.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter. Dit is en blijft een onderwerp dat je tot in het diepste van je wezen raakt, dat je kwaad maakt en dat je wilt aanpakken. Je wilt het verdriet van slachtoffers voorkomen of wegnemen. Dat lukt niet. Dat zal ook de reden zijn — daarmee doe ik vast een winstwaarschuwing — dat we in de Tweede Kamer vaker over dit onderwerp gaan praten. Want er gebeurt veel. We hebben vandaag ook allerlei moties om te onderstrepen hoe belangrijk we dat vinden. Maar er is ook nog veel te doen. De heer Van Nispen schetste terecht dat er gewoon te weinig capaciteit is. Het aantal meldingen neemt alleen maar toe. Het aantal daders neemt ook nog steeds toe. We hebben eigenlijk onvoldoende geld, middelen en capaciteit om het te bestrijden. Het gaat niet alleen om menskracht, maar ook om digitale middelen. Daarom heb ik een aantal moties gesteund.

We zien ook telkens nieuwe fenomenen ontstaan, nu weer bij de Jehova's getuigen. Maar ik geloof niet dat het een incident op zichzelf is. We hebben meer instituties in dit land met eigen rechtbanken, die autonomie hebben. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat kerkgenootschappen nu ruime autonomie hebben om eigen conflicten via interne rechtscolleges op te lossen;

van mening dat in geval van ernstige strafbare feiten er geen sprake is van conflicten van alleen interne aard;

van mening dat de interne rechtspraak in het geval van ernstige strafbare feiten niet in de plaats mag komen van het reguliere strafrecht;

van mening dat binnen Jehova's getuigen beschuldigingen van seksueel misbruik van minderjarigen niet alleen door de organisatie zelf mogen worden afgedaan;

verzoekt de regering te onderzoeken of te bezien of er signalen zijn dat religieuze organisaties dan wel andere organisaties bij ernstige strafbare feiten interne rechtspraak als definitieve afdoening menen te kunnen gebruiken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuiken en Van Nispen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 147 (31015).

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Deze motie is eigenlijk een aanvulling op een pleidooi dat ook door de heer Van Oosten werd gedaan. Dat wil ik materieel terugzien.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan de heer Kuzu van DENK.

De heer Kuzu (DENK):

Voorzitter. Kinderporno en kindermisbruik zijn ernstige problemen. Elke maatregel die we kunnen nemen om kinderporno en kindermisbruik te verminderen en uit te bannen, moeten we wat mij betreft ook nemen. Het zal nooit genoeg zijn, maar we moeten er zeker wat aan doen. Dat begint met het vergroten van de capaciteit van de instituties die zich daar actiever voor moeten inzetten. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat kinderporno een ernstig probleem is;

van mening dat de prioriteitsstelling moet aansluiten bij de omvang van dit probleem;

van mening dat een capaciteit van 150 politieagenten onvoldoende is om kinderporno op een effectieve manier aan te pakken;

verzoekt de regering deze capaciteit binnen een afzienbare termijn substantieel te verhogen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuzu, Azarkan en Öztürk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 148 (31015).

De heer Kuzu (DENK):

De tweede motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat kindermisbruik een ernstig probleem is;

van mening dat de pakkans te klein is, de straffen te laag zijn en onvoldoende bescherming wordt geboden tegen het gevaar van recidive;

verzoekt de regering om alle mogelijke middelen in te zetten om recidive zo veel mogelijk te voorkomen;

verzoekt de regering tevens om te onderzoeken of verplichte medicatie voor veroordeelde daders van kindermisbruik hierin een rol kan spelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuzu, Azarkan en Öztürk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 149 (31015).

Dank u wel, meneer Kuzu.

De bewindspersonen hebben aangegeven ongeveer vijf minuten nodig te hebben om alle moties van een oordeel te kunnen voorzien. Ik schors de vergadering tot ... Zullen we er 20.15 uur van maken?

De vergadering wordt van 20.06 uur tot 20.15 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef graag het woord aan de minister van Justitie en Veiligheid om zijn oordeel te geven over een aantal moties.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter. Ik begin met de motie op stuk nr. 138 van de leden Van Nispen, Kuiken en Van Toorenburg inzake het EOKM. Ik begin maar meteen met zeggen waarmee ik ook zal eindigen, namelijk dat ik die motie ontraad. De focus van politie en OM bij de aanpak van kinderporno ligt op het vinden van nieuwe slachtoffers, het stopzetten van acute misbruiksituaties en het opsluiten van daders. Daarnaast is het schoonhouden van het internet van groot belang. Als onderdeel van mijn hernieuwde aanpak neem ik de verantwoordelijkheid mee die andere, private partijen waaronder ICT-bedrijven daarbij hebben. De rol van het EOKM wil ik in samenhang met die van de private partijen bezien.

Ik wil los van mijn tekst nu vast tegen u zeggen dat vanmiddag de rondetafel heeft plaatsgevonden met alle grote internetbedrijven, de Nationaal Rapporteur Mensenhandel, de politie, het EOKM en anderen. Daarin is met elkaar over die aanpak gesproken. Het leek ons juist om het persbericht daarover pas uit te sturen als we dit AO zouden hebben afgerond. In dat overleg is ook echt over de rol van het EOKM gesproken. De inzet van mijn publiek-private aanpak is dat activiteiten van partijen op elkaar aansluiten en elkaar versterken. Er zijn ook mogelijkheden voor de inzet van nieuwe instrumenten, zoals een webcrawler of bijvoorbeeld een zogeheten hash database. Dat zijn cijfercodes van miljoenen afbeeldingen waarmee je die afbeeldingen op het internet kunt terugvinden. Er is zelfs het systeem van foto-DNA, waarbij je niet alleen de betreffende afbeeldingen kan vinden maar ook nieuwe afbeeldingen kan opsporen. We zijn nu in gesprek met de bedrijven, maar ook met politie, OM en anderen over de vraag hoe we al die middelen goed kunnen gaan inzetten.

Het EOKM houdt zich niet bezig met actief zoeken naar kinderporno, laat staan met de opsporing van kinderporno. Als het EOKM een webcrawler gaat inzetten, valt dat in een donkergrijs gebied. De heer Van Nispen weet dat ik dat tijdens het AO ook heb uitgelegd, aan de hand van de huidige delictsomschrijving rondom kinderporno in het strafrecht. Opsporen van strafbare feiten is en blijft een overheidstaak waarvoor de politie is opgeleid, en die met rechtsstatelijke waarborgen omkleed moet worden uitgevoerd. Ik deel overigens wel de mening van de heer Van Nispen en anderen vandaag dat we meer en nieuwe manieren moeten vinden om het internet brandschoon van kinderporno te krijgen. Ik heb net al gezegd dat ik in het AO uitvoeriger uiteen heb gezet dat ik gezien de strafomschrijving van het in bezit hebben en gebruiken van kinderporno niet een andere instantie dan de overheid aan de slag kan laten gaan met die opsporing.

De heer Van Nispen (SP):

Het ging heel lang goed in het antwoord van de minister. Ik dacht: het is juist een omarming van dit goede voorstel van PvdA, CDA en SP. Maar op het laatst ging de minister volgens mij toch de mist in, door te doen alsof ik niet zou willen dat opsporing een exclusieve overheidstaak zou blijven. Natuurlijk wil ik dat wel. Het gaat hier om het schoonhouden van het internet. Nieuwe technieken zouden daarbij kunnen helpen. Daarom staat er nadrukkelijk in de motie dat het EOKM in overleg met de politie die nieuwe technieken mag gebruiken. Dus niet om op te sporen of te vervolgen. De minister moet niet doen alsof ik dat wil, want ik ben daar in het debat al heel duidelijk over geweest en ben dat nu weer. Maar juist met als doel om het internet schoner te houden. Precies dat wat de minister ook zegt te willen.

Minister Grapperhaus:

Ik blijf ontraden. Ik begon met de zin ... Nee, ik begon niet aardig, zoals ik nu buiten de microfoon hoor suggereren. Ik zei: ik zeg het maar meteen, ik ga ontraden. En daar ben ik ook mee geëindigd. Maar ik zei het heel aardig, dat is waar.

Maar kijk, even dit over dat EOKM. Ik wil dat echt even via u, voorzitter, duidelijk maken aan de heer Van Nispen. We kunnen niet een andere instantie uitrusten met technieken waarvoor het monopolie behoort te liggen bij de opsporingsdiensten. Dan gaat het natuurlijk niet om overleg. Het kan gewoon niet de bedoeling zijn. Ik heb u al gezegd dat we op het moment wel in gesprek zijn over hoe we die taakstelling van het EOKM nog beter kunnen inbedden in de andere activiteiten die we ondernemen. Dat heb ik nog eens benadrukt. Daar hebben vanmiddag over gesproken en daar gaan we de komende tijd verder mee aan de slag.

De voorzitter:

Ik wil nog even iets aan u vragen, minister. Ik waardeer uw uitgebreide toelichting op de moties, maar ik wil u toch vragen om het iets compacter te doen. We hebben best heel wat moties en de deelnemers aan het volgende debat staan ook alweer te wachten.

Minister Grapperhaus:

Ik ga het veel korter doen.

De voorzitter:

Dat is heel fijn. Dank u wel voor uw begrip. De heer Van Oosten heeft nog een vraag.

De heer Van Oosten (VVD):

Hoewel het niet een door mij ingediende motie is, vind ik die wel sympathiek klinken. Mijn vraag is of ik, als het EOKM zo'n webcrawler niet kan inzetten, erop mag vertrouwen dat er dan wel andere instanties, dan dus overheidsinstanties, zijn die die mogen gebruiken en die, belangrijker nog, die ook gebruiken om te zorgen dat dat verdachte beeldmateriaal van het internet verdwijnt.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan de minister.

Minister Grapperhaus:

Een private partij kan ook zelf webcrawlers inzetten. De politie heeft overigens gezegd vooralsnog niet die webcrawlers te gaan inzetten en dat dat nou juist aan de grote internetbedrijven zelf zou moeten worden gelaten. Dat heb ik in het AO ook zo uiteengezet.

De voorzitter:

Volgens mij ontstaat er iets van onduidelijkheid. Mevrouw Buitenweg heeft een vraag.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Ja, want nu begrijp ik het niet meer zo goed. Het gaat erom dat dan de internetproviders wel alsnog ook dat strafbare materiaal hebben. Volgens mij gaat het erom dat deze organisatie, het kindermeldpunt, de mogelijkheid heeft om kinderporno te verwijderen. In het AO was eerder het argument dat dat een probleem is, omdat het belastend materiaal is. Dat hebben ze nu ook deels, dus daar kunnen gewoon afspraken over gemaakt worden. Ik begrijp dus niet op welke wijze u nu wilt bijdragen aan het opschonen van het internet van belastend materiaal, terwijl jongeren keer op keer geconfronteerd dreigen te worden met die afbeeldingen.

Minister Grapperhaus:

Dan ga ik nu de tekst van de motie rustig voorlezen: "verzoekt de regering het mogelijk te maken dat het EOKM in overleg met de politie technieken zoals webcrawlers kan inzetten om kinderporno te zoeken met als doel dit verwijderen van het openbare internet". Ik heb dit in het AO uitvoeriger uiteengezet, met de hele wettekst erbij. Ik vind prima om even te schorsen, zodat ik die wettekst er weer bij kan pakken. Ik heb gezegd dat je het niet aan een andere partij dan het OM of de politie kunt overlaten om kinderporno op het web te gaan zoeken. Die private partijen hebben een bepaalde bedrijfsvoering op het internet en kunnen met behulp van zo'n webcrawler in hun eigen bestanden — ik zeg het nu even simpel — op enig moment verdachte content bovenhalen. Die geven ze over aan de politie. Maar dat is dus wat anders dan het op het internet gaan opsporen. Dat is de reden dat ik de motie ontraad. Dat is ook de reden, zo zeg ik via de voorzitter tegen mevrouw Buitenweg, dat ik wel heel sympathiek sta tegenover het EOKM. Dat heb ik ook uitgedragen. Ik heb ook gesproken over een rol en mogelijk een grotere rol. Maar dit is gewoon strafrechtelijk niet mogelijk.

Nou, goed. De motie op stuk nr. 140 van de heer Van Oosten roept de regering op in kaart te brengen of en hoe namen en rugnummers van de hostingbedrijven bekend gemaakt kunnen worden. Ik wil de heer Van Oosten vragen om die motie aan te houden. Ik zal een verslag maken van de rondetafelbijeenkomst. Dit is een van de punten die we naar voren hebben gebracht: naming-and-shaming. Wij gaan daar inderdaad op door. Als u het verslag krijgt van die bijeenkomst — dat is wat mij betreft binnen twee weken — kunt u zien of dat in overeenstemming is met datgene wat u in de motie voorstelt.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan de heer Van Oosten.

De heer Van Oosten (VVD):

Ja, maar de vraag is tamelijk simpel. Wil de regering het bekend kunnen maken van namen en rugnummers van providers die weigeren mee te werken voorbereiden? Als de minister zegt dat uit het overleg dat vanmiddag is gevoerd blijkt dat dat gewoon mogelijk is en dat hij dat ook zo gaat doen, houd ik mijn motie natuurlijk aan. Maar als de minister zegt "wacht u nog tot u de tekst leest" en vervolgens lees ik in de tekst niet waar ik nu toe oproep, dan breng ik haar liever in stemming.

Minister Grapperhaus:

Uw motie zegt: breng in kaart of en hoe namen en rugnummers van de hostingbedrijven bekendgemaakt kunnen worden. De zeer duidelijke intentie is dat we dat willen gaan doen. We zijn nu aan kijken naar vooral het hoe. Dat is wat u ook wil weten en dat moet natuurlijk op een zinvolle manier gebeuren.

De heer Van Oosten (VVD):

Ik begrijp dat ik binnen twee weken dat verslag krijg. Daar wacht ik dan op en dan kan ik de motie eventueel nadien in stemming brengen. Dan houd ik haar even aan.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Oosten stel ik voor zijn motie (31015, nr. 140) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Grapperhaus:

Dan de motie op stuk nr. 141 van de heer Van Oosten en de heer Groothuizen inzake de Green Notices. Geheel gedeeld dat het gebruik van Green Notices verbetering behoeft. Kort gezegd, ik laat de motie aan het oordeel van de Kamer.

De motie op stuk nr. 143 van Groothuizen/Van Oosten ging over het uitwerken van het bestuursrechtelijk instrumentarium. Kinderporno moet inderdaad stevig worden aangepakt; daar zijn we het over eens. Ik ben dus de haalbaarheid aan het onderzoeken van bestuursrechtelijke mogelijkheden om bedrijven aan te pakken die niet of niet snel genoeg kinderporno verwijderen van internet. Dat is een afweging over zowel het doelmatigheidsvraagstuk als het doeltreffendheidsvraagstuk. De vraag in de motie is denk ik onderdeel van de doeltreffendheid, van de effectiviteit van de bestuursrechtelijke aanpak. Die wordt natuurlijk vergroot als dat grensoverschrijdend kan worden ingezet. De internationale context van het innen van boetes past dus binnen de kaders van het onderzoek. Ik zou u willen adviseren de motie aan te houden totdat ik over de uitkomsten van het haalbaarheidsonderzoek aan uw Kamer heb gerapporteerd.

De heer Groothuizen (D66):

Geen bezwaar; ik hou de motie aan.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Groothuizen stel ik voor zijn motie (31015, nr. 143) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Grapperhaus:

Dan de motie op stuk nr. 146 van mevrouw Buitenweg. Die gaat ook over naming-and-shaming. Ik laat het oordeel aan de Kamer; dat bleek al uit wat ik eerder zei.

De voorzitter:

Daar is mevrouw Buitenweg toch niet helemaal blij mee.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Ik zou daar heel blij mee zijn, maar ik denk dat het er eerder om gaat dat de motie aangehouden moet worden totdat we in het verslag hebben kunnen lezen wat de plannen ervoor zijn. Dan zorg ik ervoor dat de heer Van Oosten en ik een gezamenlijk VVD/GroenLinks-initiatiefje hierop hebben.

De voorzitter:

Dit klinkt heel collegiaal en ik zie ook in de zaal ...

Minister Grapperhaus:

Dit is echt alle reden om inderdaad onmiddellijk te vragen om de motie alsnog aan te houden, ja!

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Buitenweg stel ik voor haar motie (31015, nr. 146) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Grapperhaus:

Dan de motie op stuk nr. 148 van de leden Azarkan en Kuzu over de politiecapaciteit. Ik heb al tijdens het AO van 15 februari toegezegd dat ik in april kom met de informatie over de verdeling van de beschikbare capaciteit en de wijze waarop de politieorganisatie gaat zorgen voor het aanwezig zijn van voldoende kennis als het gaat om de specialistische technieken, waaronder dus ook die voor bestrijding van kinderporno. In de brief over versterking opsporing van 12 maart heb ik het een en ander bericht over de actualiteit in de opsporing, waaronder opleidingen op het gebied van digitale opsporing. Bij de politie is er 150 fte gelabeld voor de aanpak van kinderporno en kindersekstoerisme, verdeeld over de Landelijke Eenheid en tien regionale eenheden, de teams bestrijding kinderporno en kindersekstoerisme. Binnen de nationale politie is verder sprake van nauwe samenwerking tussen die teams bestrijding kinderporno en kindersekstoerisme, de teams digitale opsporing en het Team High Tech Crime. Ik heb ook tijdens het AO uiteengezet dat dat ook een enorme versterking van de capaciteit betekent. Dan zijn er ook nog komende investeringen in digitale veiligheid, die ook ten goede zullen komen aan die beide criminaliteitsgebieden. Er is geen reden om die capaciteit van 150, zoals de motie vraagt, binnen afzienbare termijn substantieel te verhogen.

Dan was er nog de vraag ...

De voorzitter:

U ontraadt dus de motie?

Minister Grapperhaus:

Ja.

De voorzitter:

Helder.

Minister Grapperhaus:

Excuus, dat had ik nog moeten zeggen.

Dan was er nog de vraag van mevrouw Van Toorenburg over Sweetie. In het wetsvoorstel Computercriminaliteit III zit ook de virtuele lokpuber, maar inzetting daarvan kan niet bij de opsporing, want dat zou uitlokking zijn. De opsporing moet gewoon geschieden door politieopsporingsambtenaren die daarvoor zijn opgeleid.

De voorzitter:

Mevrouw Van Toorenburg heeft toch nog een vraag daarover.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Met alle respect, er is iets anders gebeurd in deze wet. Er is een amendement van de VVD en het CDA aangenomen om misbruik van een virtueel kind strafbaar te stellen. Het gaat er dus niet om dat Terre des Hommes iets doet, het gaat om de figuur. Kan de minister er in de Eerste Kamer op aandringen dat deze wet, juist ook vanwege dit element, zo snel mogelijk in behandeling wordt genomen?

De voorzitter:

Dank u wel. De minister, tot slot.

Minister Grapperhaus:

Ik ga mijn best daarvoor doen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan de minister voor Rechtsbescherming, die ook nog een aantal moties van zijn oordeel moet voorzien. De minister.

Minister Dekker:

Voorzitter. Laten we maar direct beginnen met de motie op stuk nr. 139. Dat ziet eigenlijk toe op een veel grotere discussie, die we ook uitvoerig in het AO hebben gehad, namelijk de signalen dat er sprake zou zijn van seksueel misbruik binnen de Jehova's getuigen. Ik heb u daar een uitvoerige brief over gestuurd. Een aantal van u vroeg: hoe zit het nou, wat gebeurt er precies? Ik wil twee dingen nog even heel nadrukkelijk meegeven. Het OM is hier buitengewoon alert op, maar ik herhaal ook hier nog een keer dat het helpt als er concrete aangiften worden gedaan. Als er concrete aanwijzingen zijn, dan kan het OM daar in lopende strafzaken het een en ander mee doen. Misschien is het goed als ik het daar nu even bij laat, ook omdat ik lopend strafrechtelijk onderzoek voor de rest niet wil belemmeren.

Twee is dat ik vind dat er iets fundamentelers aan de hand is binnen de kerk van de Jehova's getuigen. Ik vind eigenlijk dat zij de verantwoordelijkheid hebben om daar zelf het een en ander aan te doen. Daar was mijn vorige gesprek volledig op gericht, om ervoor te zorgen dat zij ook die verantwoordelijkheid nemen. Ik geloof namelijk dat het alleen werkt als ook de kerk zelf bereid is om dit onder ogen te zien, net zoals de rooms-katholieke kerk dat destijds heeft gedaan, omdat je een titel moet hebben om dat onderzoek te doen. Je wilt ook dat het onderzoek zo valt dat het leidt tot een cultuurverandering binnen de kerk.

Kijk ik dan naar de motie op stuk nr. 139, dan zou je kunnen zeggen dat die een ondersteuning is van onze inzet, maar ik twijfel daar eerlijk gezegd een klein beetje aan. Ik heb op heel korte termijn opnieuw een gesprek met de Jehova's getuigen. Volgens mij is mijn boodschap heel helder en ook niet veranderd sinds de laatste keer. Ik weet niet of een aangenomen motie van de Kamer die zegt dat we ervoor moeten zorgen dat er een onafhankelijke onderzoek komt, gaat helpen om hen in beweging te krijgen of dat wellicht de indruk ontstaat van: nou, er ligt nu een motie, dus nu moet je er zelf maar voor zorgen dat het gebeurt. Ik geef u maar even het dilemma mee, meneer Van Nispen. Misschien kan ik u verleiden om deze motie boven de markt te laten hangen, om haar aan te houden tot mijn volgende gesprek. Ik laat u net als de vorige keer weten hoe dat gesprek is verlopen en wat daar de uitkomsten van zijn. Ik denk dat dat uiteindelijk effectiever zal zijn dan nu een motie aan te nemen.

De heer Van Nispen (SP):

Ik denk dat we het allemaal belangrijk vinden dat het onafhankelijk onderzoek er komt en dat de betrokkenen zich daarin kunnen vinden, dat er een vorm van draagvlak is. Maar laat ik het daarbij ook even laten. Ik ga de minister volgen in het advies dat hij hier geeft, want het gaat er uiteindelijk om dat er niets onder de pet gaat, dat de onderste steen boven komt en dat we die cultuurverandering voor elkaar krijgen die heel hard nodig is. Dan zal ik het daar even bij laten en zal ik de motie inderdaad aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Nispen stel ik voor zijn motie (31015, nr. 139) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Dekker:

Ik dank u zeer. Volgens mij zijn wij het over het doel Kamerbreed eens.

Dat is ook de reden waarom ik terughoudend ben met de beantwoording van de vraag van de heer Groothuizen. Hij zegt: stel dat de Jehova's getuigen niet willen, wat ga je dan doen? Eigenlijk wil ik nog helemaal niet overstappen op een plan B. In ieder geval moeten wij ons niet in de kaarten laten kijken. Ik vind dat wij helder moeten zijn: als er dit soort ernstige signalen zijn, dan heeft een kerkgenootschap, dan hebben de Jehova's getuigen, zelf de verantwoordelijkheid om daar door een onafhankelijke instantie eens goed naar te laten kijken, zoals dat ook in heel veel andere sectoren aan de orde is geweest. Dus ik hoop dat u begrijpt dat ik niet direct overschakel op andere scenario's.

De voorzitter:

Is uw oordeel over de motie ontraden of aanhouden?

Minister Dekker:

Nee, dat was geen motie. Dat was een vraag in het verlengde van de motie van de heer Van Nispen.

De voorzitter:

Excuus. Ja.

Minister Dekker:

Dan kom ik op de motie van de heer Groothuizen die in iets algemenere zin aangeeft: kijk nou of je de grondslag voor de aangifteplicht kunt verbreden. Nu geldt die alleen voor gevallen waarin sprake is van verkrachting. Er zitten in het dictum terecht een aantal belangen waar rekening mee moet worden gehouden: het belang van slachtoffers, verschoningsgerechtigden. Wat lastig is, is dat er gezegd wordt: kijk naar kwetsbare doelgroepen. Dat is lastig te definiëren. Misschien mag ik de motie als volgt interpreteren, dan kan ik het oordeel aan de Kamer laten. Als wij eens zouden mogen kijken of je deze grondslag kunt verbreden voor kinderen omdat kinderen minder goed in staat zijn dan meerderjarigen om zelfstandig aangifte te doen, dan denk ik dat dit een nuttige lijn zou kunnen zijn om nader onderzoek naar te laten doen, en dan kan ik het oordeel aan de Kamer laten.

De heer Groothuizen (D66):

Ik kan wel leven met die interpretatie.

Minister Dekker:

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 144. Dat is een discussie die ook met grote regelmaat langskomt. Aan verplichte castratie zitten praktische bezwaren. Dat is eigenlijk alleen effectief als de betrokkene daar echt aan meewerkt. Er zijn ook allerlei internationaalrechtelijke belemmeringen die dit onmogelijk maken. Daarom ontraad ik de motie.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 147.

De voorzitter:

U heeft nog geen oordeel gegeven over de motie op stuk nr. 145 van mevrouw Buitenweg.

Minister Dekker:

O, die heb ik dan weer niet.

De voorzitter:

Als u begint bij de motie op stuk nr. 147, dan gaan we ervoor zorgen dat de motie op stuk nr. 145 onder uw aandacht komt.

Minister Dekker:

Misschien dat mijn collega die motie nog ergens in zijn stapeltje heeft. De motie op stuk nr. 147 vraagt om te onderzoeken of er signalen zijn dat — ja, dank je wel — religieuze organisaties bij strafbare feiten interne rechtspraak als definitieve afdoening menen te kunnen gebruiken. Dat is op dit moment natuurlijk een beetje de kwestie bij de Jehova's getuigen. Op zo'n moment kunnen we ook in actie komen. Het ingewikkelde is dat kerkgenootschappen, ook op basis van het Burgerlijk Wetboek, de autonomie hebben om eigen conflicten via interne rechtscolleges op te lossen. Dat is onderdeel van de vrijheid van godsdienst. Maar wat als dat het doen van aangifte belemmert? Als daar concreet sprake van is, dan hebben we hier een debat zoals dat over de Jehova's getuigen. Ik vind het ingewikkeld om onderzoek te doen naar iets waarvan we niet weten of en waar het plaatsvindt. Daarom zou ik de motie willen ontraden.

De motie op stuk nr. 149 lijkt op de motie van de heer Markuszower. Die ontraad ik ook.

De voorzitter:

Er is een vraag van de heer Markuszower.

De heer Markuszower (PVV):

Met welke argumentatie ontraadt de minister mijn motie?

Minister Dekker:

Voorzitter, dan moet ik echt terugbladeren, want ik ontraadde zojuist de motie van de heer Kuzu. De motie van de heer Markuszower had ik al ...

De voorzitter:

Die is al geweest.

Minister Dekker:

... een aantal keren hiervoor ontraden, maar ik wil het best nog een keer herhalen, want ik heb nu de volle aandacht van de heer Markuszower. Daar waar sprake is van verplichte castratie zien we in de praktijk dat dat maar beperkt effectief is, omdat juist de vrijwillige medewerking aan het innemen van die medicatie een belangrijke voorwaarde is om het ook libidoverlagend te laten zijn. Daarnaast staat internationale wet- en regelgeving de verplichting in de weg.

De heer Van Oosten (VVD):

Ik heb nog een korte vraag naar aanleiding van de kwestie rondom de jehova's. De minister geeft aan dat dat hij niks wil zeggen naar aanleiding van lopend strafrechtelijk onderzoek, maar ik zou hem wel het volgende willen vragen. Als ik hem goed begrepen heb, komt de minister nog terug met een brief of anderszins richting de Kamer om verslag te doen van het dan nu volgende gesprek. Wilt u, zo zeg ik via de voorzitter, daar iets meer in meenemen over wat het OM nu precies heeft gedaan? Want ik wil maar één ding: op het moment dat er aantijgingen zijn van zoiets gruwelijks als kindermisbruik, dan hebben we in dit land een Openbaar Ministerie, waarvan ik verwacht dat het in actie komt. Als het niet in actie komt, hoor ik ook graag van de minister waarom niet. Misschien omdat er niks is of om welke reden dan ook.

Minister Dekker:

Voorzitter. Ik kom graag tegemoet aan het verzoek van de heer Van Oosten. Tegelijkertijd vind ik dat wij bij strafrechtelijk onderzoek ook moeten uitkijken om daar op casusbasis steeds verslag van te doen. Ik ga belangen afwegen om te bepalen wat ik kan laten weten. Als het niet in het belang is van enig onderzoek, dan is het misschien maar beter om het niet te doen. Ik denk dat u dat ook met mij eens bent.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is er nog de motie van mevrouw Buitenweg op stuk nr. 145.

Minister Dekker:

Ik hoor mevrouw Buitenweg zeggen dat ze vandaag jarig is. Ik zou het heel graag toezeggen, maar ik kan u zo blij maken door te laten weten dat dit eigenlijk al gebeurt. Er loopt namelijk een breed onderzoek, gefinancierd door Justitie en VWS, naar welke ondersteuning slachtoffers van kinderporno en kindermisbruik precies verlangen. Dat is precies wat u in deze motie vraagt. Als u dat interessant vindt en zegt "u moet maar snel laten weten hoe het daarmee staat", dan kom ik met een brief daarover uw kant op, bij wijze van verjaardagstraktatie.

De voorzitter:

Gaat mevrouw Buitenweg ...

Minister Dekker:

En anderszins, maar dat zou ik vervelend vinden op de verjaardag van mevrouw Buitenweg, moet ik de motie ontraden vanwege overbodigheid.

De voorzitter:

Misschien kan mevrouw Buitenweg straks trakteren? Mevrouw Buitenweg, tot slot over uw motie.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Ik heb het idee dat het onderzoek zoals u het beschrijft, iets beperkter is, namelijk dat het vooral over de ondersteuning gaat. Bij mij gaat het er ook om wat mensen willen, bijvoorbeeld dat zij de mogelijkheid hebben om ook schadevergoeding te vragen en dergelijke, en op die manier dus steeds geïnformeerd worden wanneer beelden van hen opduiken. Dat is ook een discussie die we eerder hebben gevoerd. Maar laat ik het zo zeggen: als u ons vrij snel wilt informeren over de precieze opzet en bedoeling van dat onderzoek, houd ik de motie aan. Ik kan daarna altijd nog bezien of de motie een meerwaarde heeft ten opzichte van het onderzoek zoals het nu wordt uitgevoerd.

Minister Dekker:

Laat ik dan ook kortheidshalve het volgende toezeggen, want naar het andere puntje dat u aanhaalde, de notificatie, loopt ook onderzoek. Ik ga voor u een brief schrijven waarin ik op een rijtje zet wat er loopt en wat we doen. Als u het dan nog nodig vindt om die motie in te dienen, hebben we een nieuw debat.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Buitenweg stel ik voor haar motie (31015, nr. 145) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Daarmee zijn we bijna aan het einde gekomen. Ik wilde eigenlijk mevrouw Buitenweg het laatste woord geven, maar helaas! De heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Excuus, voorzitter, maar ik heb het antwoord gemist op mijn vraag. Ik heb aandacht gevraagd voor de slachtofferorganisaties die zich verenigd hebben in het Koershuis. Dat gaat over een meldpunt, over lotgenoten, over vertrouwenspersonen die andere slachtoffers kunnen helpen, op allerlei mogelijke manieren. Ik zou het dus zeer op prijs stellen als de minister er in een brief op terug kan komen, om de verhouding met de overheid te schetsen en te kijken of er steun nodig is.

De voorzitter:

U heeft helemaal gelijk. Die vraag is nog blijven liggen.

Minister Dekker:

De heer Van Nispen vroeg of ik dat ken. Nee, maar het klinkt wel interessant, dus ook daar kom ik in een brief op terug.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit VAO. Ik dank beide bewindspersonen voor hun bijdrage en ik dank hun ondersteuning.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen over de ingediende moties vinden volgende week dinsdag plaats.

De vergadering wordt van 20.43 uur tot 20.47 uur geschorst.

Naar boven