12 Innovatie

Aan de orde is het VAO Innovatie (AO d.d. 08/03).

De voorzitter:

Aan de orde is het VAO Innovatie. We hebben zes sprekers van de zijde van de Kamer. De eerste spreker is de heer Alkaya van de fractie van de SP. Hij heeft zoals iedereen twee minuten spreektijd.

De heer Alkaya (SP):

Dank, voorzitter. Volgens mij heb ik die twee minuten nodig om mijn beide moties voor te lezen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat met name bij bedrijven in Nederland investeringen in onderzoek en ontwikkeling achterblijven;

overwegende dat enkel is toegezegd om bij evaluaties van bestaande instrumenten en in de brief over het topsectorenbeleid in te gaan op de bijdrage hiervan aan deze doelstelling;

van mening dat investeringen in onderzoek en ontwikkeling noodzakelijk zijn voor de toekomstbestendigheid van de Nederlandse industrie en een actieve opstelling van de regering daarom gewenst is;

verzoekt de regering voor de zomer van 2018 in een plan van aanpak uiteen te zetten hoe zij ervoor zal zorgen dat bedrijven meer gaan investeren in onderzoek en ontwikkeling, opdat de doelstelling van 2,5% van het bbp in 2020 gerealiseerd kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Alkaya, Van der Lee en Moorlag. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 51 (33009).

De heer Alkaya (SP):

Dan mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat 88% van de totale overheidssteun aan bedrijven voor onderzoek en ontwikkeling in Nederland op dit moment bestaat uit belastingvoordelen;

voorts constaterende dat onder andere organisaties zoals het Rathenau Instituut en de OESO aangeven dat het systeem van belastingvoordelen onvoldoende is toegerust om meer ambitieuze innovatiedoelen te behalen in de aanpak van maatschappelijke uitdagingen;

van mening dat het maatschappelijk nut en de aanpak van maatschappelijke uitdagingen centraal moeten staan in het innovatiebeleid;

verzoekt de regering het totaalpakket van overheidssteun aan bedrijven voor onderzoek en ontwikkeling te bekijken en binnen een jaar een voorstel te doen aan de Tweede Kamer over hoe er een evenwichtiger balans bereikt kan worden tussen belastingvoordelen voor bedrijven en gerichte financiering;

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Alkaya, Moorlag en Van der Lee. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 52 (33009).

De heer Van der Lee van de fractie van GroenLinks.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ook ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat innovatie lastig is voor sectoren die grotendeels bestaan uit kleinere mkb'ers met een relatief kleine omzet;

overwegende dat die sectoren voor "proof of concept" of "scale-upactiviteiten" meer afhankelijk zijn van specifieke instrumenten;

verzoekt de regering wanneer zij komend jaar het overkoepelende beeld analyseert op basis van geplande evaluaties van een aantal specifieke instrumenten, te bezien of en, zo ja, hoe sectorale innovatie voor kleine bedrijven beter ondersteund kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Lee, Veldman en Bruins. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 53 (33009).

Ik heb nog een vraagje. Is "proof of concept" gesneden koek voor iedereen? Is dat duidelijk?

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Ja, in de innovatiewereld helaas wel.

De voorzitter:

Ik ben persoonlijk niet zo innoverend.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Nee, maar u kunt ook leren.

De voorzitter:

Nou, er is nog hoop voor me. U continueert.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Mijn tweede motie is helaas iets langer.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat vanuit het perspectief van zowel de energietransitie, de voortschrijdende digitalisering als de innovatieve kracht van de Brainport in de regio Eindhoven op sleuteltechnologieën als bijvoorbeeld fotonica, het ecosysteem Brainpoort een cruciale en vitale rol speelt in een toekomstbestendige en meer duurzame economische structuur van Nederland;

overwegende dat chipfabrikant NXP een sleutelrol vervult in dit ecosysteem en bijvoorbeeld een grote rol kan spelen in de ambitie om van Nederland een hotspot voor fotonica te maken, maar nu in buitenlandse handen dreigt over te gaan;

overwegende dat digitalisering, inclusief de fotonica, de potentie heeft om veel extra toegevoegde waarde te creëren, maar richting 2050 ook voor ruim 70 miljoen ton aan extra CO2-reductie kan zorgen;

roept de regering op om NXP alsnog als vitaal bedrijf aan te merken en te voorkomen dat het in buitenlandse handen valt en daarnaast te werken aan een meer strategische visie op de versterking en verduurzaming van hoogwaardige technologie in Nederland, inclusief een gemoderniseerd beleid op de bescherming van vitale bedrijven tegen vijandige en/of buitenlandse overnames,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Lee en Alkaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 54 (33009).

Het is de avond van de lange moties, begrijp ik. Meneer Bruins, ik wil het graag kort houden. Eén korte vraag.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik probeer te ontdekken wat precies de bedoeling van de motie is, want volgens mij is NXP al een buitenlands bedrijf. Dus wat betekent de uitspraak dat het niet in buitenlandse handen mag vallen als het al in buitenlandse handen is?

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Dat betekent, collega Bruins, dat ik graag zie dat het hoofdkantoor van NXP plus veel van zijn R&D-activiteiten, specifiek gericht op fotonica, in Nederland blijft. Want dat is cruciaal voor ons toekomstige verdienmodel. Zoals ik in de motie heb uitgelegd, hebben we die technologie en dit bedrijf in Nederland nodig voor verduurzaming en CO2-besparing.

De voorzitter:

De heer Amhaouch. Kort, puntig!

De heer Amhaouch (CDA):

Dat wij moeten investeren in fotonica, heeft het CDA al vaker gezegd. Maar welke criteria hanteert u hier om NXP als een voor Nederland vitaal of kritisch bedrijf te benoemen?

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Omdat het hier over zeer hoogwaardig technologisch beleid gaat. Ik vind dat Nederland voor het toekomstige verdienmodel veel meer hoogwaardige technologische activiteiten hier moet hebben. Dat moeten er meer zijn dan de traditionele logistieke activiteiten, omdat die, ook om ecologische redenen, op de lange duur niet meer te handhaven zijn.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar de Amhaouch van de fractie van het CDA.

De heer Amhaouch (CDA):

Voorzitter. Aan deze kant van de microfoon heb ik gelukkig wat meer spreektijd dan bij die interruptievraag.

De voorzitter:

Dat denkt u maar.

De heer Amhaouch (CDA):

Voorzitter. We hebben een motie in het kader van het behalen van de doelstelling van 2,5% voor R&D. Dat is een doelstelling die we als Kamer al eerder uitgesproken hebben. Ook het kabinet heeft die doelstelling al eerder uitgesproken. We zijn van mening dat we in deze kabinetsperiode kritisch moeten gaan kijken hoe wij dat kunnen realiseren samen met het bedrijfsleven en kennisinstellingen. Op die manier kunnen we er stap voor stap naartoe gaan. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat zowel de Kamer als de regering het belang onderstreept van investeren in onderzoek en innovatie en de ambitie heeft dat 2,5% van het bbp aan onderzoek en ontwikkeling (R&D-intensiteit) wordt uitgegeven;

overwegende dat het hard nodig is dat meer private investeringen worden ontlokt om het percentage van het bbp aan onderzoek en ontwikkeling (R&D-intensiteit) te laten stijgen;

verzoekt de regering om in samenwerking met het bedrijfsleven en kennisinstellingen te komen met een strategie die aangeeft hoe de Nederlandse ambitie van 2,5% inhoud kan worden gegeven met betrokkenheid van zowel de overheid, kennisinstellingen als het bedrijfsleven en de uitvoering hiervan mee te nemen in de toegezegde brief over het topsectorenbeleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Amhaouch, Bruins, Veldman en Van Eijs. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 55 (33009).

Dank u wel. Dan de heer Veldman van de VVD.

De heer Veldman (VVD):

Voorzitter. Ik heb twee moties. Die luiden als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de doelstelling van 2,5% bbp aan R&D-uitgaven in 2020 nog niet in zicht is;

constaterende dat het Nederlandse innovatiebeleid toe is aan een volgende stap;

constaterende dat Nederlandse bedrijven steeds meer R&D-geld in het buitenland uitgeven, terwijl de buitenlandse investeringen in Nederland veel minder hard groeien;

overwegende dat er dus nog kansen liggen om meer R&D-investeringen naar Nederland te trekken, bijvoorbeeld door sterker in te zetten op diplomatie voor internationalisering van wetenschap, technologie en innovatie (WTI-diplomatie);

constaterende dat buurlanden WTI-diplomatie goed in het vizier hebben en internationalisering van WTI planmatig aanpakken;

verzoekt de regering om een strategie voor de internationalisering van WTI te ontwikkelen door onder meer het aanbrengen van focus en het maken van thematische keuzes in het internationale WTI-beleid, en deze strategie vóór de begrotingsbehandeling in het najaar van 2018 aan de Kamer te presenteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Veldman, Amhaouch, Bruins, Van der Lee en Van Eijs.

Zij krijgt nr. 56 (33009).

De heer Veldman (VVD):

De tweede motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat een generiek en specifiek (programmatisch) innovatiebeleid belangrijk is voor de toekomst van ons land;

constaterende dat in het beleid een sterkere nadruk is komen te liggen op maatschappelijke uitdagingen en sleuteltechnologieën;

voorts constaterende dat de regering voor de zomer de Tweede Kamer informeert over de vernieuwing van het topsectorenbeleid en constaterende dat in 2018 verschillende innovatie-instrumenten worden geëvalueerd;

verzoekt de regering de brief over de vernieuwing van het topsectorenbeleid te verbreden door eveneens in te gaan op de toekomstbestendigheid van het bestaande innovatie-instrumentarium, waaronder de balans tussen generiek en specifiek beleid, en hoe dit bijdraagt aan de economische concurrentiekracht en een duurzame toekomst van ons land,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Veldman, Bruins, Van Eijs, Amhaouch en Van der Lee.

Zij krijgt nr. 57 (33009).

Dan de heer Moorlag van de Partij van de Arbeid.

De heer Moorlag (PvdA):

Voorzitter. De grootste opgave die in de komende tientallen jaren voor ons ligt, is in de eerste plaats de energietransitie. Maar ook in onze voedsel- en grondstoffenvoorziening moeten grote veranderingen komen. De PvdA-fractie vindt dat we daarvoor alle krachten moeten bundelen. Dat moeten we in het innovatiebeleid ook iets meer gaan doen. Naar het oordeel van de PvdA-fractie moeten we het schip van het innovatiebeleid niet radicaal maar wel geleidelijk van koers veranderen. Alle inspanningen moeten worden gericht op de noodzakelijke transities. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er een groot maatschappelijk belang en grote urgentie is om onze energie-, voedsel- en grondstoffenvoorziening te verduurzamen;

van mening dat het daarom gewenst is om de innovatiekracht voor die maatschappelijke opgaven te vergroten;

verzoekt de regering in samenspraak met het bedrijfsleven en het onderwijs- en onderzoeksveld, te bezien hoe de middelen voor innovatie meer gericht kunnen worden op die maatschappelijke opgaven en daarover de Kamer voor de zomer van 2018 te berichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Moorlag en Van der Lee. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 58 (33009).

De heer Moorlag (PvdA):

Dank u wel.

De voorzitter:

De laatste spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Van Eijs van de fractie van D66.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Dank u wel, voorzitter. We hebben een goed AO gehad, waarin we verschillende instrumenten hebben besproken, maar ook de richting die ons innovatiebeleid op moet om ervoor te zorgen dat we een concurrerende economie blijven en te zorgen voor mooie maatschappelijke oplossingen. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het topsectorenbeleid succesvol is geweest in het stimuleren van samenwerking op het gebied van innovatie;

constaterende dat het Rathenau Instituut adviseert om het innovatiebeleid te richten op maatschappelijke uitdagingen om zo te komen tot oplossingen voor bijvoorbeeld de energietransitie of verduurzaming van voedselketens;

overwegende dat het centraal stellen van maatschappelijke uitdagingen en sleuteltechnologieën in het hervormde innovatiebeleid niet alleen kan leiden tot concrete oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen, maar ook de economie en werkgelegenheid van de toekomst kan stimuleren en kan leiden tot meer baanbrekende innovaties;

verzoekt de regering het topsectorenbeleid dusdanig te hervormen dat maatschappelijke uitdagingen en sleuteltechnologieën voortaan centraal komen te staan in plaats van de huidige negen sectoren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Eijs. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 59 (33009).

Dank u wel. Tot zover de termijn van de Kamer.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik zou graag met een zekere gezwinde spoed door dit VAO gaan, want we hebben hierna nog een knoert van een debat te gaan en we lopen al een halfuur achter op schema, dus het wordt vrijwel zeker al nachtwerk. Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Keijzer:

Dank u, voorzitter. Ik begin met de motie-Alkaya c.s. op stuk nr. 51 over de doelstelling van 2,5% investeringen in research and development. Ik vind dit een onwenselijke motie. Zij doet geen recht aan de inzet van het bedrijfsleven, dat een vitale rol speelt in de uitstekende internationale positie die Nederland heeft op het gebied van innovatie. Laat ik het daarbij houden om het conform uw verzoek kort te houden.

De voorzitter:

Ontraden?

Staatssecretaris Keijzer:

Ontraden.

Dan de motie-Alkaya c.s. op stuk nr. 52, waarin de regering wordt verzocht het totaalpakket van overheidssteun aan bedrijven voor onderzoek en ontwikkeling te bekijken, en binnen een jaar met een voorstel te komen. Ik ontraad deze motie. Het belang van innovatie is primair gericht op het behoud van onze welvaart. We moeten het daarvan hebben voor ons toekomstige verdienvermogen. Dát is wat centraal staat en niet het maatschappelijk nut op zichzelf. Tegelijkertijd draagt innovatie bij aan oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen en daar ligt in het innovatiebeleid meer de nadruk op. Er zijn verschillende instrumenten. De motie gaat op voorhand uit van een onbalans en dat is niet mijn perceptie van de werkelijkheid.

De voorzitter:

De heer Alkaya kort en puntig in één zinnetje.

De heer Alkaya (SP):

Eén zinnetje: legt de staatssecretaris daarmee de onderzoeken van het Rathenau Instituut en de OESO naast zich neer?

De voorzitter:

Heel goed, heel goed.

Staatssecretaris Keijzer:

Ja, dat is een heel goeie vraag, voorzitter. Als je aan mij vraagt hoe het beleid in elkaar zit, dan wijs ik ten eerste op het generieke beleid, waarbij de Wbso een rol speelt. Er worden oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen ondersteund. De middelen voor een aantal specifieke of directe instrumenten zijn onlangs verhoogd. Ik noem de MIT-regeling, het innovatiekrediet, de SBIR en de PPS-toeslag, om maar een paar afkortingen te gebruiken. Volgens mij zijn al deze instrumenten gericht op innovatie, dus ik deel de analyse van de heer Alkaya niet.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 53 van de heer Van der Lee c.s. In deze motie wordt de regering verzocht om voor het komend jaar het overkoepelend beeld te analyseren op basis van geplande evaluaties van een aantal specifieke instrumenten. Deze motie laat ik graag aan het oordeel van de Kamer. Ik deel de wens van de heer Van der Lee om mkb'ers te ondersteunen bij het verrichten van innovatieve activiteiten. Daarmee houden we bij ontwerp, uitvoering en evaluatie van onze instrumenten nadrukkelijk rekening. Terwijl het midden- en kleinbedrijf 40% van de R&D-uitgaven van bedrijven voor zijn rekening neemt, ontvangt het midden- en kleinbedrijf twee derde van de innovatiegelden die EZK aan bedrijven verstrekt. In het actieplan voor het midden- en kleinbedrijf kan ik verder ingaan op ondersteuning.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 54 van de leden Van der Lee en Alkaya. Met deze motie willen zij NXP als vitaal bedrijf aanmerken. Op zichzelf is het bijzonder om te zien dat beide heren geïnspireerd worden door president Trump, waarvan akte. Met het voorstel kan ik niet meegaan. In de eerste plaats zijn overnames en fusies in principe iets wat tussen bedrijven gebeurt. Vervolgens is de vraag wat wij als vitale infrastructuur zien. Bepaalde processen zijn zo essentieel voor de Nederlandse samenleving dat uitval of verstoring tot ernstige maatschappelijke ontwrichting leidt. Het maken van chips is er daar niet één van.

De voorzitter:

Dus u ontraadt de motie.

Staatssecretaris Keijzer:

Dus ontraad ik de motie.

De voorzitter:

De heer Van der Lee wil nog iets zeggen over "make Eindhoven great again".

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Make Eindhoven and the Netherlands great again. Kan de staatssecretaris een toekomst voorzien waarin Nederland een strategie heeft ontwikkeld op hoogwaardige technologie waarin meer bedrijven als vitaal worden aangemerkt dan momenteel het geval is?

Staatssecretaris Keijzer:

Voorzitter. Als je naar de toekomst kijkt, weet je natuurlijk nooit alles van tevoren zeker. Kan ik mij voorstellen dat dat er over honderd jaar anders uitziet? Dat sluit ik helemaal niet uit, voorzitter.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 55 van de heer Amhaouch c.s. over het invulling geven aan de Nederlandse ambitie om te komen tot 2,5% van het bbp voor uitgaven voor research and development. Het oordeel over deze motie laat ik aan de Kamer. De doelstelling blijft staan en we werken er hard aan. In het AO heb ik wel aangegeven dat het de vraag is of we het gaan halen, maar dat laat onverlet dat de inspanningen erop gericht blijven. Het vorige kabinet heeft in maart vorig jaar al een brief naar de Kamer gestuurd die ingaat op de vraag hoe deze doelstelling bereikt kan worden. Daar hebben we in het AO over gesproken. Ik ben zeer bereid om de Kamer voor de zomer te informeren over de vernieuwing van het topsectorenbeleid en dan ook uitgebreid in te gaan op de vraag hoe dat kan bijdragen aan die 2,5%-doelstelling.

Dan kom ik bij de motie-Veldman c.s. op stuk nr. 56 over de WTI-diplomatie. Deze motie geef ik oordeel Kamer. Dit jaar zal de nieuwe publiek-private International Strategy Board een strategie voor internationale samenwerking ontwerpen. Op basis van deze strategie zullen het beleid van betrokken departementen, regio's en gemeenten en de inspanning van alle betrokken partijen worden gebundeld en versterkt. De motie van de heer Veldman zie ik als steun voor dit kabinetsbeleid.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 57 van Veldman c.s. die de regering verzoekt de brief over de vernieuwing van de topsectoren te verbreden door ook in te gaan op het bestaande innovatie-instrumentarium. Deze motie geef ik "oordeel Kamer". Ik heb de Kamer toegezegd een brief te sturen over hoe ik het topsectorenbeleid ga vernieuwen. Het lijkt mij verstandig daarin ook een beeld te schetsen van het huidige instrumentarium en van de wijze waarop dit bijdraagt aan doelstellingen op het gebied van maatschappelijke uitdagingen en sleuteltechnologieën.

De voorzitter:

Meneer Alkaya, ik zie dat u wilt interrumperen maar de heer Veldman is de eerste indiener. Bovendien is de motie "oordeel Kamer". Is een vraag echt nodig? Nee, hè? Motie acht!

Staatssecretaris Keijzer:

Dat is de motie-Moorlag/Van der Lee op stuk nr. 58 om in samenspraak met het bedrijfsleven en het onderwijs- en onderzoeksveld te bezien hoe de middelen voor innovatie meer gericht kunnen worden op maatschappelijke opgaven. "Oordeel Kamer." Ik ga hier in de brief over het topsectorenbeleid graag op in.

Dan kom ik bij de negende motie, de motie op stuk nr. 59, waarin mevrouw Van Eijs de regering verzoekt het topsectorenbeleid dusdanig te hervormen dat maatschappelijke uitdagingen en sleuteltechnologieën voortaan centraal komen te staan in plaats van de huidige negen sectoren. Voorzitter, ik ontraad deze motie. Deze motie loopt vooruit op een discussie waarin wij nog met elkaar komen te spreken. Voor de zomer kom ik met een brief die zal aansluiten op datgene wat ook in het regeerakkoord staat, namelijk een topsectorenbeleid met meer focus op een drietal genoemde maatschappelijke uitdagingen en een aantal sleuteltechnologieën.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot zover dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dinsdag stemmen wij over de moties. Kan ik meteen door naar het volgende debat of wil de staatssecretaris even ademen? De staatssecretaris geeft aan niet te willen ademen.

Naar boven