4 Vragenuur: Vragen Futselaar

Vragen van het lid Futselaar aan de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij afwezigheid van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, over de radio-uitzending van Argos over de promotiefabriek.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Futselaar namens de SP voor zijn vragen aan de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, die de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vervangt, over de radio-uitzending van Argos over de promotiefabriek.

De heer Futselaar (SP):

Dank u, voorzitter. De universiteit als promotiefabriek. Wetenschappelijke titels in de uitverkoop en promoties for profit. Dat is het beeld dat is ontstaan uit een rapportage van het radioprogramma Argos van afgelopen weekend. De universiteit in Tilburg haalde de afgelopen jaren recordaantallen zogenaamde buitenpromovendi binnen, waarvan een deel werd aangedragen door een daarvoor gespecificeerd Amerikaans bedrijf. Een hoogleraar slaagt erin om in zes jaar tijd maar liefst 77 buitenpromovendi in de sociale psychologie af te leveren. Een andere hoogleraar vraagt via zijn eigen bedrijf geld aan buitenpromovendi voor zijn begeleidingsdiensten. En de universiteit zelf ontvangt uiteindelijk €90.000 per geslaagde promovendus en lijkt het dus allemaal best te vinden.

Ik lees nu graag een stuk voor uit een mail die ik gisteren over deze zaak kreeg van een professor in de psychologie van een andere universiteit. Deze schrijft: ik kan u verzekeren dat het menselijkerwijs gesproken volstrekt onmogelijk is om in zes jaar tijd 77 promovendi af te leveren. Het kan niet anders of er deugt hier iets niet. Ik kan me niet voorstellen dat die proefschriften het vereiste niveau gehaald hebben. Deze gang van zaken schaadt het aanzien van de wetenschap en van de sociale psychologie in het bijzonder, en naar mijn idee zou een steekproef van de proefschriften door een onafhankelijke commissie moeten worden beoordeeld.

Ik heb meerdere van dit soort berichten ontvangen. Ook het Promovendi Netwerk Nederland maakt zich bijvoorbeeld ernstige zorgen. Dat brengt mij tot de volgende vragen. Wat is de mening van de minister over promoties als verdienmodel voor een universiteit, zoals die in deze casus voorkomen? Vindt hij het wenselijk dat promoties op deze manier eigenlijk een verdienmodel worden? Is de minister het met de SP eens dat de gang van zaken zoals die op de universiteit van Tilburg heeft gespeeld, schadelijk is voor het aanzien van de Nederlandse wetenschap in het algemeen en de doctorstitel in het bijzonder? Zo ja, wat gaat de minister daaraan doen? Is de universiteit van Tilburg naar de mening van de minister een uitzonderingsgeval geweest of komen dit soort praktijken meer voor? Is de minister bereid zo snel mogelijk een overzicht te geven van aantallen buitenpromovendi per instelling?

De voorzitter:

Het woord is aan de minister. Welkom terug, trouwens.

Minister Slob:

Dank u wel, voorzitter. Het is inderdaad fijn om hier weer te zijn. Ik vervang mijn collega Van Engelshoven die voor G20-overleg in Argentinië is. Ik dank de heer Futselaar voor de vragen die hij heeft gesteld naar aanleiding van de uitzending van Argos van afgelopen zaterdag. We kennen in Nederland verschillende soorten promovendi. Daar horen ook de buitenpromovendi bij. Die zijn niet bedoeld als verdienmodel, maar die zijn er wel om als een belangrijke link tussen de universiteit en de samenleving te kunnen functioneren. Buitenpromovendi kunnen ervoor zorgen dat wetenschappelijke kennis sneller met de beroepspraktijk wordt gedeeld en dat belangrijke maatschappelijke vragen en problemen binnen de wetenschap worden opgemerkt en worden opgepakt. Dat heeft zijn waarde.

De uitzending van Argos waar u over spreekt en de voorbeelden die u noemt, roepen inderdaad indringende vragen op. Dat is ons niet ontgaan. Het is belangrijk dat we niet zomaar aan die vragen voorbijgaan. Dat willen we wel graag in de juiste volgordelijkheid doen. Voor mijn collega Van Engelshoven is deze uitzending aanleiding om in contact te treden met de universiteiten om ook aan hen opheldering te vragen over wat daarin naar voren is gebracht.

In de tweede plaats zal zij ook met de VSNU in gesprek gaan om met hen te spreken over de discussie die nu rond de buitenpromovendi ontstaat en om ook van hen te horen wat hun beelden en ervaringen zijn bij de universiteiten die ze vertegenwoordigen. Mijn collega zal op basis van deze gesprekken de Kamer verder informeren en dan ook direct uw vraag kwantitatief beantwoorden met de cijfers over buitenpromovendi waarom u vraagt. Wij zullen uiteraard proberen om dat zo snel mogelijk te doen.

De heer Futselaar (SP):

Dank voor die toezeggingen. Ik kijk of ik nog wat binnen kan krijgen. Want er staat natuurlijk ook een vraagteken boven de kwaliteit van de betreffende promoties. Ik vraag me af of de vervangend minister bereid is om de inspectie alsnog een steekproef te laten doen, eventueel met hulp van andere mensen in het veld. Ik wil toch ook de principiële vraag stellen wat de minister er eigenlijk van vindt dat zoveel buitenpromovendi buiten onderzoeksgroepen aan het promoveren zijn. Er is een beperkt budget. De meeste onderzoeksgroepen werken daarbij gezamenlijk in een bepaalde richting, en daar hebben wij een agenda voor opgesteld. In principe vallen buitenpromovendi daar helemaal buiten. Dat is niet erg als het om een of twee van hen gaat, maar als het om tientallen gaat, ondergraaf je daarmee op een gegeven moment feitelijk het hele systeem.

Minister Slob:

Ik denk dat het belangrijk is dat we ook uitermate zorgvuldig omgaan met de buitenpromovendi. Zij doen belangrijk werk en hebben een toegevoegde waarde, zoals ik eerder aangaf. Ik denk dat het terecht is, ook naar aanleiding van de uitzending van Argos — er is in het verleden natuurlijk al eens iets meer gebeurd, ook in Tilburg — dat we contact met hen zoeken en om opheldering vragen over wat er heeft plaatsgevonden. Dat trekken we direct ook breder door de VSNU daarbij te betrekken. Ik denk dat we de uitkomsten daarvan zullen moeten gebruiken om te bezien of het nodig is om nog verdere vervolgstappen te zetten. Alles in de juiste volgordelijkheid, niet om het allemaal onnodig lang te laten duren maar wel om correct en zorgvuldig te zijn naar alle betrokkenen. Zoals ik u heb toegezegd, zullen we de Kamer zo snel als mogelijk daarover informeren als we deze informatie hebben.

De heer Futselaar (SP):

Dank aan de minister. De kern van het probleem is natuurlijk dat er een potentieel verdienmodel ligt voor universiteiten bij promovendi buiten de normale gang van zaken. Om te voorkomen dat we over een halfjaar weer een debat voeren, is er nog een groep promovendi die potentieel een verdienmodel vormt. Dat zijn internationale beurspromovendi, bijvoorbeeld promovendi die een beurs van de China Scholarship Council ontvangen. Nou hoor ik af en toe wel eens geluiden dat begeleiders van dat soort promovendi zich toch wat onder druk gezet voelen door een instelling om maar te zorgen dat die promovendi slagen, omdat dat natuurlijk ook een belang voor de instelling is. Ik vraag me af of de minister kan toezeggen dat hij daar ook eens naar zal kijken, zowel naar het aspect van de kwaliteit van het werk als naar kwantitatieve cijfers; hoe staat het eigenlijk met de aantallen?

Minister Slob:

Op het moment dat die informatie naar de Kamer gezonden wordt, zoals ik net namens mijn collega heb toegezegd, denk ik dat dat ook een moment is om met elkaar breder en zorgvuldiger deze zaken te bespreken dan dat nu even kan in een vragenuurtje. Ik denk dat u met de toezeggingen die u nu gekregen heeft voldoende houvast heeft om dat debat te gaan voeren.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Futselaar. Dan ga ik nu naar de heer Van der Molen namens het CDA.

De heer Van der Molen (CDA):

Ik dank de minister voor het antwoord. Ook goed dat minister Van Engelshoven met universiteiten om tafel gaat zitten. Dat gebeurt niet bij elk onderwerp, dus dat is hiervoor wel van belang.

Ik heb nog een aanvullende vraag. Collega Futselaar van de SP zei al dat het menselijk onmogelijk is om 77 promovendi te begeleiden in deze korte periode. En toch ontvangt de universiteit tussen de €70.000 en €90.000 per promovendus. Dat is een vergoeding voor een taak die door de universiteit is uitgevoerd en niet slechts een beloning. Dus is de minister ook bereid om nadat dit goed is uitgezocht de conclusie te trekken dat er onterecht geld naar de universiteit is gegaan? En trekt de minister dan ook de consequentie dat dat geld ook weer terug moet komen? Want je wordt niet betaald voor iets wat je niet hebt gedaan.

Minister Slob:

Ik heb net aangegeven dat de uitzending van Argos inderdaad aanleiding is om deze gesprekken te voeren. Inderdaad is het niet bij elk onderwerp gebruikelijk om dat direct te doen. Ik hecht er wel aan dat we dat op een zorgvuldige manier doen. Geef mijn collega nu dus de kans om deze gesprekken te voeren en de Kamer daarover verder te informeren. Op basis daarvan kunnen we bezien of er vervolgstappen nodig zijn en kunnen we ook, als dat nodig is, conclusies trekken zoals u die nu al getrokken heeft op basis van alleen de uitzending. Ik denk dus dat we in het kader van zorgvuldigheid eerst deze tussenfase met elkaar zullen moeten doorlopen.

Mevrouw Tielen (VVD):

Voorzitter. De VVD vindt het echt heel goed dat mensen naast hun werk hun academische nieuwsgierigheid kunnen uitwerken in een promotietraject. Volgens mij zijn er heel leuke, inspirerende voorbeelden van hoe maatschappij en wetenschap uitwisselen. Wat ons betreft is het zijn van buitenpromovendus een heel goede mogelijkheid om dat te doen. De minister komt met cijfers, maar de vraag die voorligt, is volgens mij gewoon of de kwaliteit van het promotieonderzoek en de academische onafhankelijkheid die we daarbij verwachten, aan dezelfde normen voldoen als bij "binnenpromovendi". Mijn vraag aan de minister is dus vooral of hij die hoofdonderzoeksvragen wil beantwoorden bij het lijstje cijfers dat wij van hem krijgen.

Minister Slob:

Als het gesprek met Tilburg wordt gevoerd, ook naar aanleiding van de concrete casussen die in de uitzending aan de orde zijn geweest en die inderdaad vragen oproepen — kan dat wel in zo'n tijdsbestek en wat betekent dat voor de kwaliteit? — spreekt het voor zich dat de kwaliteitsvraag daarbij ook wordt meegenomen. Nadat u de rapportage heeft gehad, kan het debat verder worden gevoerd over wat we daar wel en niet wenselijk in vinden en wat binnen de wettelijke kaders tot de mogelijkheden behoort.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Voorzitter. Het is goed dat de minister met de universiteiten in gesprek gaat over dit onderwerp. De heer Futselaar vroeg of een onafhankelijke commissie dit zou moeten nakijken, maar voor zover ik weet wordt ieder proefschrift door een onafhankelijke commissie gelezen. Dat zijn minstens twee, drie, vier mensen uit het vakgebied. Wil de minister ook die staande praktijk met de universiteiten bespreken en daarop terugkomen in de brief die gaat komen? Dan kan worden gecontroleerd of inderdaad op alle universiteiten en bij alle soorten promovendi een onafhankelijke commissie naar de teksten van de proefschriften kijkt.

Minister Slob:

Voorzitter. Zoals ik net aangaf, zal de kwaliteitsvraag uiteraard ook worden gesteld in de gesprekken. Uiteraard hoort daarbij of men wel gewoon datgene uitvoert wat we met elkaar in wet- en regelgeving hebben geborgd om de kwaliteit te bewaken.

De voorzitter:

De tweede vraag van de heer Bruins.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Mijn tweede vraag is of de minister ook bereid is om in de gesprekken te onderzoeken of er bepaalde richtingen, vakgebieden of stromingen zijn waar het hebben van buitenpromovendi de gewoonte is. Zijn er nou vakgebieden die daar gevoeliger voor zijn dan andere? Wat is dan de motivatie om er zo veel te hebben? Zoals de heer Van der Molen al zei, kun je geen 70 promovendi hebben. In de vakgebieden die ik ken, zijn er vier promovendi per staflid. Dan zit je echt al aan je taks. Mijn vraag is of er gebieden zijn die zich hier extra voor lenen.

Minister Slob:

Zoals toegezegd zullen we de cijfers meeleveren bij de brief die u gaat ontvangen. Daarin staat ook de rapportage van de gesprekken die gevoerd zijn. Die zal inzichtelijk maken op welke plekken de buitenpromovendi zich bevinden.

De voorzitter:

Dank u wel.

Naar boven