4 Armoede- en schuldenbeleid

Aan de orde is het VAO Armoede- en schuldenbeleid (AO d.d. 21/06). 

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid welkom. Ik geef als eerste spreker van de zijde van de Tweede Kamer het woord aan de heer Peters. Hij heeft, net als de andere sprekers, twee minuten spreektijd, inclusief het indienen van eventuele moties. 

De heer Peters (CDA):

Voorzitter. In Nederland hebben ruim een miljoen mensen moeite om rond te komen. Ruim 400.000 mensen hebben problematische schulden. Dat is nog een voorzichtige schatting. Wij geven enorm veel geld uit om daar iets aan te doen, maar effectief is het niet. Per jaar helpen wij met alle inzet en goede bedoelingen nog geen 10.000 mensen aan een schone lei. Dat gaat echt niet goed in Nederland. 

80% van de vragen aan sociale wijkteams heeft betrekking op sociale problemen, nog los van de stressgerelateerde zorgvragen die daarachter vandaan komen. Schulden vormen een dominante problematiek. Zij belemmeren burgers om mee te doen en zij brengen hoge maatschappelijke kosten met zich. Zeker ook voor kinderen zijn schulden en armoede eigenlijk niet acceptabel. 

Wat mij betreft bestaat er hier geen links of rechts, progressief of conservatief en bestaat straks zelfs geen verschil tussen coalitie en oppositie. Er bestaan alleen concrete en zeer actuele zorgen van heel veel mensen. Daar moeten wij met zijn allen iets aan doen en met meer daadkracht dan tot nu toe. 

De commissie heeft met de Sociaal Economische Raad gesproken. Een eerste aanbeveling was om te komen tot een richting, tot een doelstelling waarop wij ons de komende vier jaar kunnen focussen en richten. Vandaar de volgende motie die ik mede namens de heren Raemakers en Jasper van Dijk indien. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

van oordeel dat armoede onder kinderen effectief voorkomen en bestreden moet worden; 

verzoekt de regering, in gesprek te gaan met gemeenten om te komen tot een reductiedoelstelling voor de vermindering van armoede onder kinderen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Peters, Raemakers en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 390 (24515). 

Dan geef ik nu het woord aan de heer Gijs van Dijk namens de Partij van de Arbeid. Ook voor hem geldt dat hij twee minuten spreektijd heeft. 

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Voorzitter. Ik was gisteren tijdens de dag van de onderwijsstaking op bezoek bij De Springbok, een school in de Transvaalwijk in Den Haag. Het is een fantastische school met gemotiveerde leraren, maar ook zij moesten erkennen dat één op de drie kinderen op de school onder de armoedegrens leeft. De problemen zijn groot en dit vraagt veel van de school. Zij doen er alles aan, ook voor de kinderen met een taalachterstand of de kinderen die de Nederlandse taal helemaal niet machtig zijn. Dat toont toch maar weer eens aan dat wij van links tot rechts dit probleem echt moeten aanpakken. Daarom dien ik drie moties in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat een op de negen kinderen in Nederland opgroeit in armoede; 

van mening dat ieder kind mee moet kunnen doen; 

overwegende dat de regering 100 miljoen extra heeft uitgetrokken voor de bestrijding van armoede onder kinderen; 

overwegende dat het zeker moet zijn dat dit geld ook de kinderen bereikt die het nodig hebben; 

verzoekt de regering, te stimuleren dat iedere gemeente kindgericht armoedebeleid voert en dat het geld ook daadwerkelijk bij kinderen terecht komt; 

verzoekt de regering voorts, te onderzoeken of een concrete doelstelling voor een daling van de kinderarmoede — zoals de SER voorstelt — haalbaar is, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Gijs van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 391 (24515). 

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Dan de incasso, ten eerste bij de overheid. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat bijna een op de vijf huishoudens problematische schulden heeft of risico daarop loopt; 

constaterende dat sociale incasso's betere resultaten opleveren voor alle betrokken partijen; 

verzoekt de regering, sociale incasso met maatwerk bij het Rijk verder uit te werken met één sociaal incassobureau voor alle rijksdiensten, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Gijs van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 392 (24515). 

U hebt nog twintig seconden, mijnheer Van Dijk. 

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Ten slotte dien ik samen met de heer Jasper van Dijk de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat incassobureaus mensen te vaak confronteren met onterechte vorderingen en te hoge incassokosten en mensen op ontoelaatbare wijze onder druk zetten om rekeningen te betalen; 

verzoekt de regering, malafide incassobureaus keihard aan te pakken en in overleg met de sector afspraken te maken over welke stappen gezet moeten worden om tot een socialere incasso te komen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Gijs van Dijk en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 393 (24515). 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. De staatssecretaris zegde in het algemeen overleg toe in een brief in te gaan op de beleidsvoorstellen van het manifest van VNG, Divosa, NVVK en MOgroep. Dit was nog niet als een toezegging genoteerd. Daarom vraag ik het voor alle helderheid nog een keer. 

Ik heb twee moties. De eerste houdt het duo Van Dijk en Van Dijk in ere, net als de vorige motie. Die motie van de heer Gijs van Dijk was een uitstekende motie, evenals die van de heer Peters. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat problemen voor mensen met schulden vaak toenemen doordat toeslagen niet terechtkomen bij de instellingen waarvoor deze bedoeld zijn, zoals de kinderopvang, woningcorporaties en zorgverzekeraars; 

constaterende dat dit voorkomen kan worden door de toeslagen rechtstreeks aan de betreffende instelling over te maken; 

verzoekt de regering, met een voorstel te komen voor mensen met schulden waarmee toeslagen rechtstreeks aan instellingen worden overgemaakt, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jasper van Dijk en Gijs van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 394 (24515). 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Mijn tweede motie gaat over de door mij bepleite schuldhulplijn. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat vroegtijdige schuldhulpverlening van belang is, maar dat slechts een beperkt aantal mensen met problematische schulden in een schuldhulpverleningstraject zit; 

van mening dat de instelling van een landelijke schuldhulplijn kan bijdragen aan laagdrempelige hulpverlening, bijvoorbeeld "155, Schuld te Lijf"; 

verzoekt de regering, in overleg met de VNG de mogelijkheden van laagdrempelige toegang tot schuldhulp te onderzoeken waaronder de instelling van een (gratis) landelijk telefoonnummer, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 395 (24515). 

De heer Kuzu (DENK):

Voorzitter. 

De voorzitter:

Ook u hebt twee minuten spreektijd. 

De heer Kuzu (DENK):

Daarom ga ik meteen van start. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

van mening dat het armoedeprobleem met grote urgentie dient te worden geadresseerd; 

verzoekt de regering om de aanbevelingen die betrekking hebben op de rijksoverheid uit het SER-advies "Opgroeien zonder armoede" over te nemen en aan te geven hoe zij deze gaat uitvoeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 396 (24515). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat uit het SER-advies "Opgroeien zonder armoede" blijkt dat de armoede onder kinderen op een hoger niveau ligt dan in 2001; 

overwegende dat verscheidene kabinetten in de periode tussen 2001 en heden verschillende beleidsmaatregelen hebben genomen ter reductie van de armoede, waarmee vaak substantiële bedragen gemoeid waren; 

overwegende het advies van de Algemene Rekenkamer om meer aandacht te besteden aan gedegen evaluatie van beleid; 

verzoekt de regering om een evaluatie uit te voeren van de effectiviteit van het armoedebeleid van de afgelopen vijftien jaar, met als doel om hiervan te leren; 

verzoekt de regering tevens om het ontwerp van deze evaluatie vóór de uitvoering van het onderzoek aan de Kamer te zenden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 397 (24515). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat sommige incassobureaus consumenten vaak confronteren met onrechtmatige vorderingen en buitensporige incassokosten en onacceptabele druk uitoefenen om rekeningen te betalen; 

van mening dat malafide incassobureaus moeten worden herkend en aangepakt; 

verzoekt de regering om een voorstel te doen waarin wordt gekomen tot één wettelijk keurmerk voor incassobureaus, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 398 (24515). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat sommige incassobureaus consumenten vaak confronteren met onrechtmatige vorderingen en buitensporige incassokosten en onacceptabele druk uitoefenen om rekeningen te betalen; 

van mening dat malafide incassobureaus moeten worden herkend en aangepakt; 

verzoekt de regering om een voorstel te doen waarin wordt gekomen tot het maken van het beroep van incassant tot beschermd beroep, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 399 (24515). 

Keurig binnen de tijd, dank u wel. Ik geef het woord aan de heer Raemakers. 

De heer Raemakers (D66):

Voorzitter. Het onderwerp armoede en schulden is erg belangrijk. Als jongste Kamerlid gaat de kinderarmoede mij natuurlijk zeer aan het hart. In Nederland groeien 380.000 kinderen op in armoede. Dat is een groot probleem en daar moeten we oplossingen voor bedenken. Ik ben heel blij dat er extra geld komt om de kinderarmoede te bestrijden. D66 heeft wel zorgen over de besteding van het geld. Ik ben dan ook blij dat de staatssecretaris in het algemeen overleg heeft toegezegd, gemeenteraden nog extra informatie te verschaffen over hoe zij hun college van B en W goed kunnen controleren op de besteding van de budgetten. 

Verder is het van belang dat het bij de bestrijding van kinderarmoede niet bij mooie woorden blijft. Daarom heeft D66 de motie die de heer Peters van het CDA zojuist heeft ingediend, meeondertekend. Het is heel belangrijk om met concrete doelstellingen te komen om het aantal van 380.000 kinderen in armoede echt terug te brengen. Dat moet natuurlijk in goede samenspraak met de gemeenten. 

De groep pubers en jongvolwassen vergeten we weleens, maar die is ook belangrijk. We zien dat jongeren steeds vaker en ook jonger in de schulden raken. Ze reageren ook niet altijd op brieven en de advertenties in de papieren kranten. Daarom heb ik de staatssecretaris gevraagd of zij specifiek oog heeft voor deze groep jongeren en of zij deze groep kan bereiken via de sociale media waarop al die jongeren actief zijn. Ik ben blij dat de staatssecretaris ook dat heeft toegezegd. Het is heel belangrijk dat wij schulden voorkomen, om zo ook armoede te voorkomen. Hoe jonger we die voorkomen, hoe eerder we erbij zijn, hoe meer resultaat dat zal hebben. Zeer veel dank daarvoor. 

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef het woord aan mevrouw Voortman. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. Ik begin met mijn moties. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de Sociaal-Economische Raad concludeert dat een derde van de arme kinderen in Nederland meer dan vier jaar in armoede leeft; 

overwegende dat Nederland als enige land ter wereld een voorbehoud heeft gemaakt bij artikel 26 van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK) inzake het recht op sociale zekerheid, met als argument dat kinderen reeds via hun ouders sociale zekerheid ontvangen; 

overwegende dat er situaties zijn waarin niet voldaan wordt aan het recht van kinderen op sociale zekerheid, bijvoorbeeld wanneer ouders toeslagen kwijtraken, op straat gezet worden of niet-uitkeringsgerechtigd zijn; 

van mening dat kinderen niet de dupe mogen worden wanneer hun ouders geen recht op sociale zekerheid hebben; 

verzoekt de regering, het Sociaal en Cultureel Planbureau onderzoek te laten doen naar de gevolgen van het opheffen van het voorbehoud op artikel 26 van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind en de Kamer hier uiterlijk 1 december 2017 over te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voortman, Jasper van Dijk, Gijs van Dijk en Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 400 (24515). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) signaleert dat een toenemend aantal Nederlanders een verhoogd risico loopt om in de schulden te geraken; 

constaterende dat deze raad adviseert om de toeslagensystematiek van de Belastingdienst te vereenvoudigen en voorstelt om de huurtoeslag weer direct verrekenbaar te maken met de huur; 

constaterende dat de directe betaling van huurtoeslag aan woningcorporaties is afgeschaft doordat de Belastingdienst sinds december 2013 nog maar met één rekeningnummer per belastingplichtige werkt; 

verzoekt de regering, te onderzoeken hoe huurtoeslag op eenvoudige wijze direct verrekend kan worden met de woningcorporatie en/of een andere verhuurder wanneer een huurder dat wenst, en de Kamer hier uiterlijk 1 november over te rapporteren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voortman en Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 401 (24515). 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter, deze motie verwijst naar een rapport van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving. Dit hebben we niet kunnen bespreken in het AO, omdat dit een of twee dagen erna kwam. Omdat ik dacht dat het anders te lang zou duren, heb ik toch deze motie ingediend. Ik hoop dat u mij die vrijheid permitteert. 

De voorzitter:

Dank u wel. We gaan naar de laatste spreker van de zijde van de Kamer en dat is mevrouw Van Brenk. Ook voor u twee minuten spreektijd. 

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Voorzitter. De staatssecretaris en ik verschilden van mening omdat 50PLUS van mening is dat het niveau van de bijstand in Nederland te laag is. Daarom deze motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de Nibud-cijfers aantonen dat het sociaal minimum in specifieke situaties tekort kan schieten en dat helderheid hierover gewenst is; 

overwegende dat op dit moment onvoldoende duidelijk is of het geldende sociaal minimum in combinatie met andere mogelijke inkomensvoorzieningen toereikend is om in algemene zin te voorkomen dat mensen in (langdurige) schulden en armoede raken; 

roept de huidige én de komende regering op om de toereikendheid van het sociaal minimum, met name de bijstand, fundamenteel te onderzoeken en te evalueren, en de Kamer hierover binnen een halfjaar te rapporteren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Brenk, Jasper van Dijk, Voortman en Gijs van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 402 (24515). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat effecten van inkomensbeleid en het koopkrachtbeeld zo volledig mogelijk, in samenhang en prominent gepresenteerd moeten worden; 

roept de regering op, afgezien van het koopkrachtbeeld ook overzichtelijke informatie over de armoedeval en de marginale druk, en de invloed van het beleid daarop, niet alleen op te nemen in de begroting Sociale Zaken, maar ook in de Miljoenennota zelf, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Brenk en Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 403 (24515). 

Ik schors de vergadering voor enkele minuten totdat de staatssecretaris alle moties in haar bezit heeft. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

De voorzitter:

Het woord is aan de staatssecretaris. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Voorzitter. Ik dank de woordvoerders voor hun betrokken inbrengen. Ik meen dat de heer Peters terecht heeft gezegd dat van links tot rechts in deze Kamer de mening leeft dat de armoedebestrijding in ons land stevig ter hand genomen moet blijven worden. Het is heel plezierig dat iedereen hier daarover niet alleen meedenkt maar er soms ook over meetobt. Laten we met z'n allen echt proberen om de armoede een halt toe te roepen, want de repercussies van de crisis zijn echt nog steeds aanwezig. 

De heer Peters heeft beklemtoond dat de sociale wijkteams essentieel zijn. Ik zie gelukkig ook dat de schuldhulpverlening daarin steeds meer een rol gaat spelen. Ik vind het fijn dat hij dat nog eens onderstreept. Als je daarmee namelijk niet begint in een gezin, kun je de rest van de hulpverlening ook wel vergeten. 

De heer Peters heeft samen met de heer Raemakers en de heer Jasper van Dijk een motie ingediend over de reductiedoelstelling voor de vermindering van de armoede onder kinderen. Over dit onderwerp zijn meer moties ingediend. Het formuleren van de doelstelling is natuurlijk aan een nieuw kabinet, maar ik wil best nu alvast samen met gemeenten verkennen hoe die doelstelling eruit zou kunnen zien. Dus laat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer. Als ik in mijn nadagen deze klus nog kan klaren, dan vind ik dat niet verkeerd, wetend dat een nieuw kabinet uiteindelijk al dan niet besluit over een reductiedoelstelling. 

De heer Gijs van Dijk memoreerde aan zijn werkbezoek aan de Springbokschool in Transvaal. Die school ken ik goed en ik weet ook dat daar heel veel kinderen zitten van ouders met kleine portemonnees. Dus het is heel goed dat daarop de aandacht wordt gevestigd. 

De heer Peters heeft een drietal moties ingediend. De eerste motie, die op stuk nr. 391, gaat over een concrete doelstelling voor een daling van de kinderarmoede. Eigenlijk is er wat dat betreft een behoorlijke overlap met de eerste motie. Kortheidshalve laat ik deze dan ook over aan het oordeel van de Kamer, als ik die op dezelfde manier kan beetpakken als de eerste motie. 

Dan kom ik op de motie van de heer Gijs van Dijk op stuk nr. 392 die de regering verzoekt sociale incasso met maatwerk bij het Rijk verder uit te werken met één sociaal incassobureau voor alle rijksdiensten. Ik heb de Kamer reeds de visie doen toekomen op de rijksincasso. Daar zit dit ook in. Dus je zou kunnen zeggen dat deze motie ondersteuning van dat beleid is. Ik laat deze motie dan ook over aan het oordeel van de Kamer. 

De motie van de heer Gijs van Dijk en de heer Jasper van Dijk op stuk nr. 393, verzoekt de regering malafide incassobureaus keihard aan te pakken en in overleg met de sector afspraken te maken over welke stappen gezet moeten worden om tot een socialere incasso te komen. Dat moet ik natuurlijk samen doen met de collega's in het kabinet. De motie vraagt om goede afspraken te maken in overleg met de sector. Daar kunnen we absoluut niet tegen zijn. Dus laat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer. Niet alleen ik maar ook mijn collega's van V en J en van EZ zijn bezig om met die sector in conclaaf te zijn. 

De heer Jasper van Dijk vroeg of ik de toezegging om in te gaan op de beleidsvoorstellen uit het manifest van de VNG, Divosa, de NVVK en de MOgroep hier nog een keer wil bevestigen. Ik heb in het algemeen overleg aangegeven dat ik het manifest zeer indringend vind en dat ik de middelen die beschikbaar zijn voor de schuldhulpverlening, samen met de VNG, Divosa, de NVVK en de MOgroep maar ook samen met de instellingen voor vrijwilligers, heel graag wil benutten en inzetten. Daar zijn we nu ook heel druk mee doende. In die zin hoef ik dat dus niet meer in een brief weer te geven. Ik heb de Kamer toegezegd dat ik nog een briefje zou sturen over een aantal andere onderwerpen die we in het AO aan de orde hebben gehad. Ik zal in die brief dus heel geserreerd en kort ook nog even ingaan op die beleidsvoorstellen. 

De motie op stuk nr. 394 gaat over het rechtstreeks overmaken van toeslagen. Daarover is door mevrouw Voortman nog een motie ingediend. Die motie van mevrouw Voortman op stuk nr. 401 gaat specifiek over de huurtoeslag. Dit is op zichzelf al mogelijk. Ik vind het eigenlijk heel mooi dat ik hier op basis van beide moties nog eens kan onderstrepen dat de corporaties en ook Aedes als paraplu van de corporaties al afspraken kunnen maken met de Belastingdienst. Ik zou ze eigenlijk nog een keer ertoe willen oproepen om dat snel te doen. Sommige corporaties doen het gelukkig al, maar laten we proberen om dat voor alle corporaties mogelijk te maken. Kortheidshalve, je zou kunnen zeggen dat deze motie in die zin overbodig is, maar de oproep is glashelder. Ik wil best kijken of wij in de boezem van het kabinet kunnen bekijken hoe wij dit nog verder kunnen aanzwengelen. We hebben dan eigenlijk te maken met drie soorten toeslagen. Het is bij de kinderopvangtoeslag al mogelijk, het is bij de huurtoeslag eigenlijk ook al mogelijk, maar daar moeten die afspraken voor gemaakt worden. En over de zorgtoeslag moet ook verder doorgesproken worden. Als ik de motie op die manier kan duiden, dan is het eigenlijk ook een oproep aan mijn collega's in het kabinet om daarmee door te gaan. Ik weet zeker dat ze dat ook willen. Ik kan de motie op stuk nr. 394 dus aan het oordeel van de Kamer laten. 

De motie op stuk nr. 395 is een heel sympathieke motie over "115, Schuld te Lijf". Ik had dat al toegezegd, dus in die zin is de motie overbodig. Ik snap echter best dat de heer Jasper van Dijk dit nog een keer bij motie wil vragen, maar ik had al toegezegd dat ik dat aan de orde zou stellen in het bestuurlijk overleg met de VNG dat volgende week plaatsvindt. Het is natuurlijk aan gemeenten of zij hier gevolg aan willen geven en, zo ja, hoe. Gratis of niet, dat is aan gemeenten. Maar ik wil dit best aan de orde stellen en zal dat dus zeker doen. In die zin kan ik het oordeel over de motie aan de Kamer laten. 

Ik kom te spreken over de moties van de heer Kuzu van de fractie DENK. In de motie op stuk nr. 396 wordt de regering verzocht om de aanbevelingen van de SER die betrekking hebben op de rijksoverheid, over te nemen en aan te geven hoe zij dit uit gaat voeren. Dat is net een stap te enthousiast voor een demissionaire staatssecretaris, dus ik moet nu toch echt even recht in de leer zijn. Deze motie kan ik niet aan het oordeel van de Kamer laten. Het is echt aan een nieuw kabinet. Ik moet deze motie dus formeel ontraden, hoezeer die ook op onderdelen hout snijdt. 

Ik kom bij de motie op stuk nr. 397 van de heer Kuzu. Die motie gaat over een evaluatie van de effectiviteit van het armoedebeleid in de brede zin van het woord in de afgelopen vijftien jaar. We hebben nu 4,5 jaar met elkander verkeerd. In die 4,5 jaar hebben wij al veel evaluaties besproken. Ik denk aan de evaluaties van de SER, het Sociaal Cultureel Planbureau, het CBS, en de Algemene Rekenkamer. Er is jongstleden maandag weer een, vind ik, mooi rapport gepresenteerd van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving. Er is dus al heel veel onderzoek verricht. Ik moet de motie sowieso ontraden omdat dit aan het nieuwe kabinet is, maar ik roep de Kamer en het nieuwe kabinet op door te gaan met het verder verbeteren van zaken. Als je onderzoek nodig hebt, dan moet je dat zeker doen, maar er ligt al voldoende onderbouwing om door te gaan met het nog verder inkleuren van de armoedebestrijding. 

Dan de motie van de heer Kuzu op stuk nr. 398. Daarin wordt de regering verzocht een voorstel te doen, waarin wordt gekomen tot één wettelijk keurmerk voor incassobureaus. Ik heb net een motie voorzien van het predicaat "oordeel Kamer", waarin de regering wordt gevraagd om met de branche, de sector verdere gesprekken te voeren over de zelfregulering van de sector. De verantwoording ligt daar, maar de verantwoording ligt uiteindelijk ook bij mijn collega van V en J. Ik ontraad deze motie dus. Er ligt overigens ook nog een initiatiefwetsvoorstel van de PvdA en de ChristenUnie. Ik ga ervan uit dat de Kamer hier nog verder over zal spreken, maar deze motie ontraad ik. 

Ik kom bij de motie op stuk nr. 399 van de heer Kuzu. Daarin wordt de regering verzocht om het beroep van incassant tot beschermd beroep te maken. Ook deze motie moet ik ontraden, want dit is echt de verantwoordelijkheid van de minister van V en J. Ook deze motie hoort thuis in het overleg dat mijn collega van V en J nu aan het voeren is met de sector van de incassanten; een mooi woord overigens. 

Ik kom bij de heer Raemakers. Hij heeft geen motie ingediend. Hij heeft beklemtoond hoe belangrijk het is dat ook jonge mensen inzicht krijgen in hoe ze moeten omgaan met hun portemonnee en hoe ze moeten voorkomen dat ze schulden maken. We hebben het er ook in het algemeen overleg over gehad. Ik heb de Kamer toegezegd dat ik ook inzicht zal bieden in hoe de gemeenten Leiden en Den Haag omgaan met het onder voorwaarden afkopen van schulden onder jongeren, zodat dit goede voorbeeld misschien ook volgers kan krijgen. 

Dan kom ik bij de motie van mevrouw Voortman op stuk nr. 400 over, als ik mij zo mag uitdrukken, frappez toujours. Daarin brengt ze nogmaals onder de aandacht dat ze onderzoek wil laten doen door het Sociaal en Cultureel Planbureau naar de gevolgen van het eventueel opheffen van het voorbehoud op artikel 26 van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind. Dit zal mevrouw Voortman niet helemaal verbazen, maar ik ontraad deze motie. We hebben hier al menigmaal over gesproken. Bij ons in Nederland loopt de sociale zekerheid via de ouders. Het onderzoek heeft dus eigenlijk al plaatsgevonden, zou je kunnen zeggen. Dat heb ik ook al in de brief van 1 juli 2016 onder de aandacht gebracht. Ook de SER zegt niet dat wij dit onderzoek zouden moeten willen entameren. Een nieuw kabinet moet hier ook weer mee verder, maar artikel 26 en het voorbehoud daarop staan niet in de weg dat wij de armoede onder kinderen met verve moeten bestrijden. Wij zijn die ook al aan het bestrijden. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik vraag mij dan ten eerste af wat het probleem zou zijn om het voorbehoud op te heffen. Die vraag heb ik ook in het AO gesteld, maar daar heb ik geen antwoord op gekregen. Wat zou er gebeuren als wij dit voorbehoud opheffen? Juist in de motie naar aanleiding van de reactie van het kabinet heb ik aangegeven dat er wel degelijk situaties zijn waarin ouders geen bijstand kunnen krijgen en geen sociale zekerheid ontvangen, en dus de kinderen ook niet. Het gaat mij om die situaties. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Daar hebben wij natuurlijk al veel vaker over gesproken. Dat wij het voorbehoud niet opheffen is louter om juridische redenen. Nogmaals, kinderen worden daardoor niet gedepriveerd. Mevrouw Voortman zei ook: stel je voor dat ouders geen beroep zouden kunnen doen op de sociale zekerheid. Welnu, wij hebben niet voor niets een vangnet. Dat vangnet moet voor alle ouders beschikbaar zijn, laat ik dat ook nog een keer zeggen. Wij hebben niet voor niets 100 miljoen beschikbaar gesteld, juist voor de kinderen en juist voor de spullen in natura. Voor alle kinderen die dat nodig hebben, moet het beschikbaar zijn. Daar doet dit voorbehoud echt niets aan toe of af. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Dan blijft de vraag staan hoe de staatssecretaris zo zeker weet dat het opheffen van het voorbehoud geen enkel effect zou hebben. Dat is mijn punt: laten wij dat dan in elk geval onderzoeken. Het ergste wat kan gebeuren, is dat wij zeggen "het heeft geen effect". Laten wij het onderzoeken; dat zijn wij toch op zijn minst verplicht aan die kinderen? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Dan komt er weer een antwoord uit in de zin van dat je het voorbehoud wel kunt opheffen, maar dat dit juridische implicaties heeft. Voor de kinderen in kwestie — daar gaat het om — maakt het echt niets uit. Natuurlijk wil ik altijd allerlei onderzoeken laten verrichten, maar dit hebben wij natuurlijk al in een veel eerder stadium heel goed uitgezocht. Ik ben er niet onmiddellijk voor te porren om dat nu weer opnieuw te doen. Dus nogmaals: om die reden ontraad ik deze motie. 

Ik ben eigenlijk al ingegaan op de motie-Voortman/Van Brenk op stuk nr. 401. Ook over deze motie laat ik het oordeel aan de Kamer. De motie heeft een overlapping met de motie van de heer Jasper van Dijk. 

In haar motie op stuk nr. 402 roept mevrouw Van Brenk de huidige én de komende regering op, de toereikendheid van het sociaal minimum te onderzoeken en de Kamer daarover te rapporteren. Dat vind ik wel mooi, want er wordt niet van mij verwacht dat ik over graven heen regeer. Het is fijn dat ook de komende regering alvast oproepen krijgt. U snapt dat ik deze motie moet ontraden, want dat is echt aan een nieuw kabinet. Bovendien hecht ik eraan om vanuit het oude kabinet te zeggen dat de bijstand ons absolute vangnet is. Wij hebben altijd gezegd dat het geen vetpot is, maar ik ben wel blij met het feit dat de bijstand bestaat. Bij de koopkrachtplaatjes kijken wij iedere keer ook naar de bijstandsgerechtigden in ons land. Ook in september, als dit kabinet dan nog demissionair zit te wezen, zullen wij daar weer ordentelijk vorm en inhoud aan geven. Het is een sympathieke motie, maar ik ontraad haar op dit moment. 

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik wil dan toch even aan mevrouw Klijnsma vragen of zij het onderzoek van het Nibud en de gemeente Utrecht erkent. Zij hebben onderzoek gedaan naar de daadwerkelijk bijstandsgerechtigden in die gemeente. Daaruit blijkt dat een gezin met twee kinderen maandelijks €217 tekortkomt. Op die manier kom je nooit uit de schulden. Het is bijna een miskenning als u zegt: wij komen in september met die plaatjes. Dit is aantoonbaar! Het is aantoonbaar gemaakt door Utrecht en het Nibud. Naar mij blijkt verschillen wij daarover van mening, vandaar ook deze motie: we moeten hier wat aan doen, anders gaat het echt niet goed! 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik heb niet voor niets gezegd dat de bijstand geen vetpot is. Wij hebben net een aantal moties bij de lurven gehad die impliceren dat de toeslagensystematiek gecompliceerd is en dat je moet proberen om die te vereenvoudigen, want vrijwel alle mensen die met een bijstandsuitkering rondkomen, hebben ook recht op toeslagen. Het zou heel fijn zijn als je dat kon vereenvoudigen. Ik ken ook veel mensen met een bijstandsuitkering die wel rond kunnen komen. Het blijft altijd arbitrair hoe hoog de bijstand moet zijn. Ik vind het een groot goed dat wij in Nederland de koppeling hebben tussen het wettelijk minimumloon en de bijstand. Ik hoop dat dat tot in lengte van jaren zo blijft, zeg ik maar hoopvol tegen een nieuw kabinet. Ik denk niet dat er tussen 50PLUS en het demissionaire kabinet een fundamenteel verschil van mening is, maar ik kan deze motie niet omarmen, omdat die echt het nieuwe kabinet betreft. We hebben vanuit het oude kabinet goed inzicht geboden in hoe de hoogte van de bijstand voor mensen, met al die andere zaken waar mensen ook recht op hebben, net voldoende is en waarom. Het is het minimum. 

De voorzitter:

Afrondend, mevrouw Van Brenk. 

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Nog één keertje, als het mag. Bij de gemeente Utrecht waren ook al die toeslagen meegerekend en nog steeds kwamen deze gezinnen meer dan €200 netto per maand tekort. Dan ga je steeds verder achteruit. Daarom blijft 50PLUS echt van mening verschillen en daarom zouden we echt iets aan het niveau van de bijstand moeten doen in Nederland. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Dit is een statement van de zijde van 50PLUS. Natuurlijk is het een sympathiek statement, maar dan moeten we bij de begrotingsbehandeling ook kijken hoe je boter bij de vis kunt geven, want dan moet je er ook een dekking bij aangeven, vind ik altijd. Dat vind ik chic. 

De voorzitter:

Dan komen wij bij uw appreciatie van de laatste motie. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Zeker. Die motie roept de regering op om het koopkrachtbeeld, en dus ook alle informatie over de armoedeval, de marginale druk en de invloed daarop, niet alleen op te nemen in de begroting van Sociale Zaken, maar ook in de Miljoenennota. Die motie ontraad ik om praktische redenen. In feite is onze rijksbegroting natuurlijk gewoon één geheel. De begroting van Sociale Zaken maakt daar uiteraard deel van uit. Ik heb er geen behoefte aan om dit integrale plaatje ook nog eens in de Miljoenennota op te nemen, want dan doe je dingen eigenlijk dubbel. 

De voorzitter:

Dat betekent dat u de motie ontraadt? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ja. 

De voorzitter:

Daarover heeft mevrouw Van Brenk nog een vraag. 

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Dit was een oproep van de Sociaal-Economische Raad. Er was een warm pleidooi van mevrouw Hamer, die zei dat dit echt gewoon veel prominenter zou moeten. Ik had gehoopt dat dit bij de staatssecretaris tot warme gevoelens zou leiden en tot het omarmen van deze motie. Ik wil haar op zijn minst vragen om er nog eens met haar collega's over te praten om dat voor elkaar te krijgen, want het is echt noodzakelijk dat hier veel meer aandacht voor komt. 

De voorzitter:

Bent u bereid tot een gesprek? De staatssecretaris. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik vind dit appèl wel om over naar huis te schrijven in die zin dat het voor ons op Sociale Zaken en Werkgelegenheid, maar ook op Algemene Zaken, een extra verplichting legt om in de communicatie rond die koopkrachtplaatjes nog veel steviger te werk te gaan. Immers, ieder jaar in september laten wij opnieuw heel erg nauwgezet zien hoe dat koopkrachtbeeld voor alle groepen in Nederland uitwerkt, hoe de plussen en de minnen eruitzien en hoe wij ook koopkracht repareren. Als mevrouw Van Brenk en de heer Kuzu vinden dat er in de communicatie daaromtrent nog wel een schepje meer bij zou mogen, pak ik die handschoen wel op. Ik denk echter niet dat het vehikel dan de Miljoenennota is. Het gaat dan juist om de vraag hoe je dat precies over het voetlicht brengt. Dat vind ik eigenlijk wel mooi. Deze motie ontraad ik echter, want dit moeten we niet in de Miljoenennota doen. Dat is een vreemd voertuig. 

De voorzitter:

Hiermee zijn wij gekomen aan het einde van dit VAO Armoede- en schuldenbeleid. Ik dank de staatssecretaris voor haar komst naar de Kamer. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Stemmingen over de ingediende moties vinden plaats op dinsdag 4 juli. Ik schors de vergadering tot 11.45 uur. Dan gaat de Kamer verder met het debat over de het eindverslag van de informateur. 

De vergadering wordt van 11.23 uur tot 11.52 uur geschorst. 

Voorzitter: Arib

Naar boven