27 Procesrechtelijke bepalingen hoofdstuk 1 Crisis- en herstelwet

Aan de orde is het VSO Tweede evaluatie procesrechtelijke bepalingen hoofdstuk 1 Crisis- en herstelwet (32127, nrs. 219 en 200). 

Voorzitter: Elias

De voorzitter:

Ik heet van harte welkom de minister van Infrastructuur en Milieu en geef als eerste en enige het woord aan mevrouw Van Veldhoven van de fractie van D66. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Het is wel een unicum dat ik hier als enige spreek. Misschien komt dat ook doordat wij als enige partij altijd heel kritisch zijn geweest op de Crisis- en herstelwet. Met reden, zoals nu blijkt, want ook de tweede evaluatie toont aan dat de wet eigenlijk maar mondjesmaat doet waarvoor die bedoeld was. De Chw trekt geen extra bouwprojecten aan en ook de versnelling is verwaarloosbaar te noemen, volgens een artikel in Trouw over de uitkomst van de evaluatie. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State komt bovendien te vaak in de knel door de versnelde uitspraaktermijn van zes maanden. Zo wordt de hoogste bestuursrechter uit ons land door een slechte wet in de hoek gezet en dat vindt D66 niet kunnen. Wij gaan natuurlijk in dit debat de Crisis- en herstelwet, die opgenomen zal worden in de Omgevingswet, niet helemaal terugdraaien, maar laten we er in ieder geval voor zorgen dat onze rechters niet opdraaien voor de slechte werking van de wet. Daarom dien ik de volgende motie in, en ik wil mijn collega's hartelijk danken voor het feit dat zij speciaal naar dit debat zijn gekomen zodat ik mijn motie kan indienen. Het idee van mijn motie is natuurlijk om ervoor te zorgen dat onze hoogste bestuursrechter wetgeving heeft waarmee er valt te werken. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat van de projecten waarop de Crisis- en herstelwet (Chw) van toepassing is, bijna 60% geen profijt heeft van de versnelde uitspraaktermijn van zes maanden; 

constaterende dat deze termijn vaak niet wordt gehaald, omdat pas te laat wordt ontdekt dat de Chw überhaupt van toepassing is; 

constaterende dat de hoogste algemene bestuursrechter in Nederland zich in dat geval niet verantwoordelijk voelt voor het halen van de termijnen, en zich daarmee in wezen niet aan de wet houdt; 

verzoekt de regering, ervoor zorg te dragen dat enkel wanneer een partij op tijd aangeeft dat de Chw op een besluit van toepassing is, de versnelde uitspraaktermijn van zes maanden ook daadwerkelijk geldt, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 220 (32127). 

De minister geeft aan dat zij onmiddellijk kan antwoorden en daartoe verleen ik haar graag het woord. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Voorzitter. Mevrouw Van Veldhoven begon met te zeggen dat er vanuit D66 wel eens eerder kritische noten zijn gekraakt, maar ik hecht er wel aan om te vermelden dat het hier een evaluatie van 2014 betreft. Inmiddels is het 2016 en we zien in de praktijk dat de cijfers aanzienlijk verbeterd zijn. In plaats van de 60% waarvan nog sprake was in de evaluatie van 2014, heeft inmiddels nog maar 40% geen profijt van de versnelde uitspraaktermijn. Je ziet dus een verdere verbetering en het lijkt mij ook goed dat de Crisis- en herstelwet uiteindelijk deel gaat uitmaken van onze vaste manier van werken onder de Omgevingswet. In 25% van de zaken is er geprofiteerd van die versnelde uitspraak en daarnaast is aangegeven dat in een beperkt aantal gevallen nog beperkt is geprofiteerd. Dat is allemaal belangrijk, maar de vraag van mevrouw Van Veldhoven heeft vooral betrekking op de tijd die de rechter heeft. De regering is het met mevrouw Van Veldoven eens dat er op tijd kenbaar gemaakt moet worden dat iets onder de Crisis- en herstelwet valt. Indien ik de motie zo mag opvatten dat ook de regering het belang van de kenbaarheid van Crisis- en herstelwetzaken en de tijdige afdoening van Crisis- en herstelwetzaken onderschrijft, dan aanvaard ik de motie, of neem ik haar over, is geloof ik de formele term. Ik ben niet van plan om daar een wetswijziging voor te maken, want we gaan richting Omgevingswet, dus dat zou wat overdreven zijn. Ik acht het vooral belangrijk om aan partijen kenbaar te maken dat ze in een vroeg stadium moeten zeggen: ik val daar onder. 

De voorzitter:

Voordat ik aan de Kamer vraag of zij kan instemmen met het overnemen van de motie, geef ik mevrouw Van Veldhoven de gelegenheid tot het stellen van een vraag. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik ben heel blij met deze intentie van de minister, maar laat ik het punt dan wel in die zin arresteren dat we bij de behandeling van de invoeringswet van de Omgevingswet, want daar hebben we het dan over, nog even met elkaar kijken naar hoe we zorgen voor die kenbaarheid en wat we dan ook vragen van projectindieners. Dan blijft het niet alleen bij een woordenwisseling tussen de minister en mij over het principe dat het zo mooi zou zijn als dat geldt, maar gaat het ook over de manier waarop wij dat handen en voeten gaan geven. Anders blijft het bij een voornemen en dat zou ik jammer vinden. Als de minister zegt dat dit goed is en dat zij met een iets concreter antwoord terugkomt bij de behandeling van de invoeringswet, kan ik de motie inderdaad laten overnemen. 

De voorzitter:

U kunt de motie ook aanhouden of intrekken. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik vind het wel mooi dat de minister mijn intentie deelt. Dat zou ik graag vastgelegd hebben door de overname van deze motie. Dan kondig ik de minister alleen nog aan: laten wij in de verdere behandeling van de Omgevingswet en de besluiten die daarbij horen, nog eens met elkaar bekijken hoe wij ervoor kunnen zorgen dat het niet alleen bij woorden blijft, maar dat er ook echt iets gaat veranderen. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik hoor dat mevrouw Van Veldhoven — althans zo lees ik het maar — blij is met mijn antwoord en dat zij later alsnog wil weten hoe het precies vorm krijgt bij de invoeringswet. Dan bestaat er geen Crisis- en herstelwet meer, maar een Omgevingswet. Tegen die tijd zit ik hier niet meer, maar mevrouw Van Veldhoven misschien nog wel. Ik zal in ieder geval tegen mijn opvolger zeggen dat mevrouw Van Veldhoven hier weer over gaat beginnen. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Het is belangrijk dat die motie wel wordt overgenomen, omdat dit dan een punt blijft. 

De voorzitter:

Uw punt is duidelijk. Wie van de leden verzet zich tegen het overnemen van deze motie conform artikel 66 van ons Reglement? Mij blijkt dat niemand dat doet. 

De motie-Van Veldhoven (32127, nr. 220) is overgenomen. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

De motie zal dus niet in stemming worden gebracht. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Naar boven